Nehemia 6: 15-16 en 12: 43: God bouwt zelf zijn stad af

Gemeente van Christus, broeders en zusters, jongens en meis¬jes,

dia 1

Gelooft u er nog in? Zie jij er nog wat in? Ik bedoel: dat het wat zal worden met wat de Heer belooft ? Dat het echt zal gaan komen, dat lang beloofde koninkrijk van God? Dat we op weg zijn naar een nieuwe aarde, van vrede en alleen maar geluk. De apostel Petrus heeft bijna 2000 jaar geleden al geschreven over twijfel daaraan en ongeloof daarin. Toen al waren er mensen die er niet meer in geloofden en hun schouders ophaalden: Hij heeft toch beloofd te komen? Waar blijft Hij nu? Alles blijft toch eigenlijk bij het oude?

Wij zijn bijna 2000 jaar verder. En nog altijd is Jezus niet terug en deze wereld lijkt steeds minder op die wereld van vrede en recht waar het goed wonen is. Zijn we wel een stap verder gekomen? Zie je al iets van die stad die God heeft ontworpen en waaraan Hij zou bouwen? Of is het eigenlijk steeds weer terug naar af? Breekt het God en wie van God zijn elke keer bij de handen af? Zie je niet alleen maar meer versplintering van de christenheid? Wordt de wereld er niet steeds harder en gewelddadiger op? En als ik naar m’n eigen leven kijk, groei ik dan in mijn geloof of blijft het heel m’n leven alleen maar tobben en vechten en twijfelen? Kortom: komt het echt een keer zover dat het doel van God met ons en met zijn wereld is bereikt? Komt zijn stad ooit af?

Je kunt het ook dichterbij halen: naar wat we hier en nu willen en doen, b.v. in een
bijna weer te beginnen nieuwe werkperiode, schoolperiode, kerkelijk seizoen – en
wat al te vaak met alle goede bedoelingen niet van de grond komt of stroef gaat of bij de handen afbreekt – het kan erg teleurstellend zijn en leiden tot cynisme en
een houding van dat het allemaal vergeefse moeite is en toch niks worden zal.

De Bijbel is een levensecht boek. Een boek dat ons vertelt van strijd èn overwinning, van twijfel en uitzicht, van vallen en opstaan en toch weer doorgaan, van hoop en vrees. Een boek vooral dat moed geeft omdat we een God hebben die nooit opgeeft, en een Heer die ons met Hem laat overwinnen.

dia 2
God bouwt zelf zijn stad af:
1. daar vertrouwde Nehemia op;
2. dat moet zelfs de vijand erkennen;
3. dan kan het feest beginnen.

dia 3 1. God bouwt zelf zijn stad af: daar vertrouwde Nehemia op.

Heb je het wel eens meege¬maakt? In een straat waar je elke dag langs moet, wonen een paar sterke vervelende jongens. Vaak wachten ze je op om je bang te maken en lastig te vallen. Ze trekken aan je fiets, ze rijden je klem, ze dreigen dat ze je wel eens in elkaar zullen slaan. Ze hopen dat je bang voor ze wordt en gaat huilen. En dan opeens, op een dag, staan ze er weer, maar nu doen ze vriendelijk: ga maar met ons mee, dan praten we het uit. Wat doe je? Zijn ze echt aardig? Of willen ze je kwaad doen? Als je slim bent, ga je niet zomaar mee. In elk geval niet alleen.

Nou , Nehemia trapte er niet in. Zijn vijanden sturen hem een uitnodiging om met hen te komen praten over hun ruzie. Maar Nehemia heeft hen door:”ze hadden weinig goeds met me voor” . Tot vier keer toe proberen ze het, maar elke keer weer
krijgen ze nul op het rekest: ik heb belangrijker werk te doen, jullie willen me alleen maar van dat werk afhouden, en me zelfs uitschakelen zodat heel het werk stil komt te liggen, ik kan echt niet komen.

En Nehemia heeft gelijk. Als hun plannetje in duigen valt, gaan zijn tegenspelers frontaal in de aanval. Ze zeggen: die Nehemia en de Joden die met hem meewerken zijn van plan tegen de koning in opstand te komen. Ze zijn uit op een eigen staat en Nehemia wil koning worden! Hoe ze erbij komen? Een typisch voorbeeld van hoe roddel werkt: dat verhaal gaat, en Gesem zegt het ook… U weet wel: heb je het ook gehoord…nee, ik heb het niet van de eerste de beste…die en die zegt het ook.”Uit doorgaans betrouwbare bron…”. Of het waar is, weten we niet, maar we willen er graag met je over praten, Nehemia!

Wat er achter zat? Dat is niet zo moeilijk te raden. Daar begint dit hoofdstuk mee. Het werk aan de muur kwam langzaam maar zeker klaar. De bressen waren allemaal al dicht. De muur kwam op hoogte. Eigenlijk moesten alleen de poortdeuren er nog in. Daarmee kregen de vijanden ongelijk. Wat hadden ze gespot: dat wordt helemaal niks met die muur; de stenen die er liggen zijn onbruikbaar geworden door de brand; en ook al stapelen ze die stenen op elkaar, als een vosje er tegen op springt, zakt de hele zaak in elkaar als een kaartenhuis. stop er toch mee! Maar nu staat de muur weer als een huis. En alle tegenwerking was mislukt.

Geven ze het dan nu eindelijk op? Erkennen ze hun nederlaag? Nee, geen sprake van. Ze gaan er juist extra fel tegen aan, en ze richten hun pijlen vooral op Nehemia. Als ze die van het toneel kunnen laten verdwijnen, dan durft de rest ook niet meer. Zonder de leider komt er niks terecht van het werk. En valt de gemeenschap uit elkaar. Zoals vaak de tactiek is bij conflicten: verdeel en heers, wantrouwen en angst zaaien, en wie voorop lopen proberen onderuit te halen of verdacht te maken.
Nou, en wat doe je dan? Weglopen? De moed maar opgeven, en je maar laten meedrijven? In paniek raken: wat moet dat toch worden? Of denk je dat je er wel tegen kunt: laat ze maar komen, ik sta mijn mannetje wel. Wij zijn niet bang want wij kunnen wel tegen een stootje. Of: we zien wel hoe het afloop, onze tijd duurt het wel.

Maar niets van dat alles bij Nehemia. Geen paniek bij deze persoonlijke aanval: wat moet dit worden, hier kan ik niet meer tegenop! Ook geen stoere zelfverzekerdheid: ik lust ze rauw, laten ze maar komen! Nee, wel een gebed om kracht en moed van omhoog. Een kort gebed maar. Haast een schietgebed: sterkt U mijn handen. De vijand deed er alles aan om de handen van Nehemia en zijn mensen slap te maken zodat er niks meer uit hun vingers kwam. Zodat ze het verder voor gezien zouden houden. Het bedreigt gelovigen altijd weer: moedeloosheid, er geen gat meer in zien en geen zin meer in hebben, het allemaal te veel moeite vinden en klagen dat het je zoveel kost. In de brief aan de Hebreeën krijgen we de aansporing: “Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden”. (Heb. 12:12)
Dat is wat Nehemia hier doet. Hij zoekt zijn kracht bij de Here. Hij bidt om moed en doorzettingsvermogen. En Hij vertrouwt erop dat de Here dat gebed zal verhoren. Dat God zelf zijn stad afbouwt!

De schrik kan je om het hart slaan als je ziet wat speelt in de wereld om ons heen
met al die aanslagen en andere gevaren die op d eloer liggen, maar ook met allerlei gepraat en gedoe, tot in de kerk toe, en zoveel dat het geloof in Gods zaak en zijn
toekomst onder druk zet. Zeker ook als je eraan denkt hoe vaak je zelf twijfelt en geen antwoorden hebt op zoveel vragen om je heen en in jezelf.De vijand blijft bezig ons bang te maken. Ons in paniek te laten komen. Ons aan te praten dat het ook niet meer houdbaar en haalbaar is waar je altijd voor hebt gestaan en in hebt geloofd. Dat het toch wel erg moeilijk wordt te blijven geloven in dat rijk van God.

Het enige wat dan overblijft als bidden als Nehemia: nu dan, sterk mijn handen, Here God, machtige Vader. En dan vertrouwen op grond van de beloften van de Here dat zijn stad klaar zal komen, dat we een heel nieuwe aarde te verwachten hebben. En als ze vragen ‘geloof jij er nog in?’, als je er mee tobt: ‘zou het allemaal wel waar zijn’? – houd dan Jezus in het oog, bidt om de kracht van de Heilige Geest, grijp naar Gods Woord. En sta open voor elkaar en steun elkaar, liefdevol, hoopvol.

dia 4 2. Zelfs de vijand moet erkennen dat God zijn stad afbouwt.

Ik kom nog even terug op dat voorbeeldje van die vervelende grote jongens die je lastig vallen en je bang willen maken. Je bent zelf een kop kleiner en je kunt geen vuist maken. Maar als je vader met je meefietst of je grote broer, dan durven ze
niet. Ze weten wel dat ze het dan zullen verliezen en ze laten je gaan. En jij voelt je ineens een stuk sterker. En veilig!

Nou, dat overkwam ook die vijanden van Nehemia en wie met hem meebouwden. Alle listen en trucjes om daar een stokje voor te steken was op niets uitgelopen. En nu -na 52 dagen al- was het werk klaargekomen. De muur stond. De poortdeuren zaten er in en konden open en dicht.De stad was weer een veilige stad. Dan blijft maar één conclusie over: dat moet komen omdat hun God hen geholpen heeft. Eigenlijk wel beschamend dat je dat moet horen van buitenstaanders, van vijanden zelfs. Wij zijn geneigd eerst te kijken naar allerlei logische verklarin¬gen voor dingen die gebeuren. We bidden wel om hulp en om bescherming, om genezing, om goede resultaten op school, maar als het dat goed gaat, zeggen we dan ook: de Heer heeft ons geholpen, of blijft het bij: ik heb m’n best gedaan, het is gelukkig meegevallen, ik had een goede dokter….Deze vijanden konden er niet omheen: die God van hen is ons te sterk…daar valt niet tegen te vechten.

Die erkenning kwam er wel pas door veel schade en schande. Dit hoofdstuk vertelt eerst nog van een laatste gemene poging om Nehemia onderuit te halen en zijn leiderschap te ondermij¬nen. Het lukte de vijand volksgenoten van Nehemia om te kopen en zelfs mannen en een vrouw die doorgingen voor profeten voor hun karretje te spannen. Nehemia werd gewaarschuwd dat ze hem zouden vermoorden: ga maar met me mee, in de tempel ben je veilig…Zou Nehemia daarop in zijn gegaan, dan zouden ze hem van lafheid beschuldigd hebben en vooral van overtreding van de wet van Mozes: je bent geen priester en wat doe jij dan in dat heilige van de tempel? Zo wilden ze Nehemia zwart maken en zijn gezag bij het volk ondermijnen.

Maar Nehemia doorzag ook dit slimme plannetje. Hij stelde die zogenaamde profeten aan de kaak als vals, onecht. Ze deden of ze een boodschap van God hadden, maar in werkelijkheid speelden ze onder één hoedje met de vijanden van God. De Here had ze niet gestuurd maar ze lieten inhuren voor geld. Daarom liet Nehemia zich niet opjagen en bleef rustig aan zijn werk. En tegen wil en dank moesten de tegenstanders van het werk aan de muur erkennen dat de Heer had geholpen. Het staat er letterlijk nog scherper: dit werk is door de Heer tot stand gekomen. Ze hadden het gemerkt dat God voor zijn volk gestreden had, en dat tegen die machtige God niet te vechten valt. Dat geeft moed voor de toekomst!

Wat een bemoediging als je het met die machtige God wil wagen, als je van Hem kracht en hulp verwacht! We hoeven ons niet te laten imponeren en intimideren, alsof we het toch moeten verliezen en het zelfs al lang verloren hebben en het met die zaak van God en zijn kerk toch niks zal worden, en Gods dag toch nooit komt.
Maar klamp je er maar aan vast dat Jezus allang overwonnen heeft, dat Hij leeft.
Hij is de echte Heer van de wereld. Als vijanden dat al moeten erkennen, zouden wie vrienden zijn, kinderen zelfs van Vader in de hemel, dan twijfelen en de moed verliezen? Als je zo’n machtige Vader bij je hebt, danvoel je je toch sterk? Niemand kan het toch van Hem winnen?

dia 5 3. Als God zijn stad afbouwt, kan het feest beginnen.

We hebben gelezen hoe de weer opgebouwde muur feestelijk werd ingewijd. Ze bouwden een groot feest toen de wederopbouw van de stad was afgerond. Een feest om de dankbaarheid aan de Here te vieren, met een heleboel offers en uitbundige zang en muziek.Iedereen deed mee, mannen en vrouwen en kinderen. Zelfs zo’n groot en blij feest werd het dat ze ervan hoorden tot ver buiten Jeruzalem. Het zal een schitterend gezicht zijn ge¬weest: twee grote zangkoren, samen met koperblazers en citer¬spelers en nog meer muzikanten boven over de muur, en maar zingen en spelen! Een feest waar de blijdschap vanaf spatte.

Zouden wij dan niet blij zijn? Zingen? Muziek maken? En ons leven wijden aan de Heer, als een dankoffer? Want onze Heer Jezus is toch de overwinnaar? We zijn toch op weg naar zijn bruiloft? Nu zijn er nog wanklanken. Tranen. Moeten we nog huilen. Doen we nog zonde. Maar de dag komt dat de bazuinen zullen klinken.
De stad is klaar. Het feest kan beginnen.

amen

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Lied 294: 1,2,3,4,6
wet
zingen: Gz. 156: 1-4
gebed
Schriftlezing: Neh. 6:1-13
zingen: Ps. 118: 2,4
Schriftlezing: Neh. 12: 27-43
zingen: Ps. 118: 1,10
preek over Neh.6: 9, 15-16; 12:43
zingen: Gz. 111 = Opwekking 71
gebed
collecte
slotzang: Gz. 115 – herdichting A.F. Troost

1. Nooit kan ’t geloof te veel verwachten,
zeker is al wat Christus zei.
Vrienden zijn zwak, beperkt hun krachten,
maar niet een vriend zo sterk als Hij.
Wat zou zijn zeggingskracht beperken?
Het groot heelal is zijn domein.
Wat Hij met liefde wil bewerken,
kan in een oogwenk zichtbaar zijn.

2. Die hoop moet al ons leed verzachten.
Kom, reizigers, het hoofd omhoog.
Voor hen die het van Hem verwachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
stad, hemelhoog, haast niet te meten,
vol vrede die het leed verbant.
daar is de reis voorgoed vergeten,
daar is ons huis, het vaderland!

zegen
zingen: Lied 456: 3

Nehemia 5: 1-13 : Vrede door recht (avonddienst CGK-GKV)

liturgie avonddienst zondag 14 februari 2016

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes,

U bent vast wel eens in een kasteel geweest. Als kind vond ik dat altijd erg spannend. Zo’n groot kasteel met van die hoge dikke muren, met een gracht eromheen en een ophaal¬brug. Je kunt er mooie boeken over lezen, over rid¬ders en vechten.

Zo’n kasteel werd soms door vijanden belegerd en aangevallen.
Het viel niet mee binnen te komen. De dikke muren konden heel wat hebben, en boven op de muur stonden de verdedigers, met pijlen en brandend pek. En je moest ook nog door die gracht! Achter die muren waren ze aardig veilig. Als ze maar bleven opletten en vooral ook hun kasteel samen bleven verdedigen.

Maar stel nou eens dat ze in dat kasteel ruzie kregen met elkaar. Dat de vijand voor de poort lag en dat de bewoners van het kasteel – of van een belegerde stad – elkaar de hersens insloegen. ¬Nou, dan heeft die vijand natuurlijk een erg gemak¬kelijke prooi. Hij hoeft alleen maar rustig af te wachten. Net zo lang tot ze binnen elkaar hebben afgeslacht, of het niet langer met elkaar uithouden en maar naar buiten komen om zich aan de belegeraars over te geven.

Dan zijn we meteen bij Nehemia 5. In de vorige hoofdstukken hebben we sterke staaltjes gezien van samen de schouders eron¬der en samen er tegenaan.Schouder aan schouder en dag en nacht stonden ze te werken aan de muur, rijk en arm, jong en oud. Zelfs met een zwaard of een speer onder handbereik. Ondanks loerende vijanden. En de muur werd al sterker en hoger, en de stad steeds veiliger. Het leek werkelijk toch te gaan lukken!

Maar dan kruipt ineens een gevaar omhoog dat veel dichterbij is en dat van binnenuit komt. Ineens blijkt de vijand achter de schermen ook binnen de muren te zijn. Wat satan niet was gelukt via de vijand buiten, dan lijkt hem wel te lukken door een giftige splijtzwam binnen het volk zelf. Om het te zeggen met wat in Hebr.12 staat: verbittering die opkomt als onkruid en onrust veroorzaakt en de hele gemeente vergiftigt. Als God dat onkruid niet uitroeit, lukt het de vijand toch nog er weer een puinhoop van te maken. Niet alleen toen maar steeds ¬weer. Dat het toch goed afloopt is alleen aan de Here te danken. De verrassing van dit verhaal is dat ze aan het eind allemaal hun amen zeggen. Dat ook deze bres die geslagen werd, is gedicht.

Vrede door recht

1. tot zegen van de gemeente;
2. uit respect voor de HEER;
3. als getuigenis aan de wereld.

1. Vrede door recht – tot zegen van de gemeente.
Dit hoofdstuk lijkt uit de toon te vallen, tussen ¬hoofd¬stuk 4 en hoofdstuk 6.In hoofdstuk 4 ging het over samen bouwen aan de muur, ondanks de hete adem van de vijand in de nek en met troffel en zwaard. Het lukte de tegenstanders van de wederop¬bouw van de stad niet het werk ongedaan te maken, wat ze ook probeerden. God verij¬delde steeds hun boze plannen. Onze God zal voor ons strijden, had Nehemia gezegd, en dat was echt zo. Dat merkten ze steeds weer. Daarom kan hoofdstuk 6 vertellen dat de muur – binnen 52 dagen zelfs (nog geen 2 maanden) klaar kwam. Zelfs de vijanden moesten erkennen dat dit werk gedaan was met de hulp van de God van Israël. Voor Hem alle eer-toch!

Daar zit de geschiedenis tussen die vanavond onze aandacht vraagt. Op de valreep dreigde toch nog het werk te stagneren en zelfs te mislukken, en dat niet door dreiging van buitenaf maar door tegenstellingen en conflicten in eigen kring.Ter¬wijl de bressen in de muren van de stad bijna allemaal dichtgemaakt zijn, ontstaan er scheuren in de gemeenschap van de mensen die achter die muren wonen.Kunnen ze niet meer door één poort¬deur.

Het is niet zomaar wat: er ontstond een groot geroep van het volk. Een geschreeuw, staat er letterlijk. Echt een geweldige protestbeweging. Veelbetekenend staat er bij: met hun vrouwen. Dan is er echt wel wat aan de hand, als zelfs de vrouwen, de moeders, de straat op gaan. Maar het gaat dan ook om wat elke dag heel dichtbij is en elke morgen weer met volle vaart op je af komt. Om brood op de plank. Om eten en kleren voor de kinderen. Om een stapel rekeningen die steeds groter wordt en die je niet kunt betalen. Om steeds verder achterop raken en helemaal in de tang komen. Om geen toekomst voor je kinderen.

We weten niet precies wat precies de oorzaken waren voor de malaise. Het had misschien te maken met dat werk aan de muren zodat het werk op het land bleef liggen. Het kan ook zijn – en dat ligt meer voor de hand – dat er droogte was en misoogst. In elk geval zijn er die niet genoeg hebben om hun grote gezin te eten te geven. Anderen kunnen nog wel aan eten komen maar ze moeten daar leningen voor afsluiten en hypotheken voor nemen, tegen hoge rente, met het gevaar dat ze straks als ze niet kunnen aflossen, hun land en zelfs hun huis, kwijt zijn. En dan zijn er die geld hebben moeten lenen om de belasting die ze aan de Perzische overheid schuldig zijn, te betalen. Meer dan één zit er zo diep in dat zelfs z’n kinderen als slaaf of slavin in dienst zijn van zijn schuldeisers.

Gemeente, en dat speelt zich allemaal af bij Gods volk. Het protest betreft ‘hun Joodse volksgenoten’. ‘Hun broeders’, staat er letterlijk. Ze zeggen dat ook in hun klacht: wij zijn van hetzelfde vlees en bloed. Familie van elkaar. Eén kerkvolk. Vandaar ook de verontwaardiging van Nehemia als hij het alle¬maal hoort en op zich laat inwerken: wat jullie doen, is niet goed. Samen net vrijgekomen uit de slavernij van de balling¬schap, wordt de ene Judeeër slaaf van de ander. Zo ga je toch niet met elkaar om? Dat is niet goed. Schadelijk voor de gemeenschap. Een tweedeling waar eenheid zou moeten zijn. Een kloof tussen rijk en arm inplaats van samen delen. Als hier niet wat aan wordt gedaan, als geen recht gedaan wordt, dan is er geen toekomst voor de stad van God en voor het volk van God. Dan wordt het niets met die vrede voor Jeruzalem. En heeft de vijand zijn doel be¬reikt!

Zo vaak zien we dat gebeuren. Dat breuken geslagen worden in de gemeenschap en dat de kerk schade lijdt door tegenstellin¬gen en groepsvorming, door kleinere en grotere conflicten. Terwijl het voor de Heer geen verschil maakt of je rijk bent of arm, baas of knech¬t, hebben standsverschillen en inkomens¬verschillen eeuwen¬lang ook binnen de kerk een schadelijke rol gespeeld. En wat blijkt het telkens weer moeilijk als broeders en zusters goed met elkaar om te gaan, elkaar helemaal te accepteren, elkaar waar nodig vergeving te vragen en te geven.

Nehemia pakt het onrecht – want dat is het!- echt aan. Hij houdt niet een collecte voor die arme mensen die geen eten kunnen kopen en hij deelt niet pannetjes soep of kleren uit, maar hij doet het kwaad weg uit het volk. De schulden worden kwijtgescholden. Akkers en wijngaarden en huizen die in onderpand waren gegeven, komen terug bij de wettige eigenaars. Afgesproken wordt elkaar te helpen en niet aan elkaar te verdienen. Je bent toch niet voor niets broer en zus van el¬kaar? Je bent toch aan elkaar gegeven om elkaar te steunen?

Dat is nog altijd zo. In het bevestigingsformulier van de diakenen binnen de GKV staat: “in de gemeente van Christus mag niemand ongetroost leven onder de druk van ziekte, eenzaamheid of armoede”. Zeg er maar bij: en ook niet onder de druk van onbeleden zonden en onopgeloste conflicten. Dat is geen leven. Daar verzuur je bij. Daar wordt je eenzaam en verbitterd van. Daarom moeten we er samen wat aan doen. Wat kan het een lelij¬ke scheur trekken door de gemeente, als er zijn die zich aan de kant geschoven voelen, die niet mee kunnen doen en niet mee kunnen komen, die dreigen te vereenzamen. Wat een kras kan dat trekken over je leven met de Heer en wat kan het je moei¬lijk maken je plekje in de gemeente in te nemen, als je elkaar niet recht in de ogen kunt kijken en elkaar liever ontloopt. En wat een zegen voor heel de gemeente als er aandacht is voor elkaar, en zorg. Als wie zwak zijn en extra zorg en hulp nodig hebben, die krijgen, zodat ze volop kunnen delen in de vreugde van Gods volk (dat laatste staat in datzelfde formu¬lier). Als we elkaar de hand toesteken en bereid zijn de ander dat eigen plekje te gunnen, om te beginnen een warm plekje in ons hart. Goed om daarmee samen bezig te zijn en te groeien in echte liefde. Om elkaar door die liefde te dienen, van harte!

2. Vrede door recht – uit respect voor de Here.
Er is meer in de tekst dan het verwijt aan die rijke mensen dat ze onmenselijk en hardvochtig zijn opgetreden. Nehemia is ook maar niet een wijze bestuurder die een dreigende volksop¬stand in de kiem smoort door scheefgroei recht te trekken.

Nee, wat Nehemia doet is zijn volksgenoten – en zichzelf net zo goed (ook ik, zegt hij in vs.10) – eraan herinneren dat ze elke dag leven in nabijheid van de Here. Zult u niet wandelen in de vrees voor onze God? zegt hij. Hebben jullie dan geen ontzag voor God? Wat gebeurd is, is niet naar Gods wil. Dat geschreeuw van die wanhopigen is ook opgevangen in de hemel. De Heer neemt dat hoog op als er onrecht is en als mensen het slachtoffer dreigen te worden van kil eigenbelang en keiharde business. Stille maar vaak schrijnende armoede in een rijk land als Nederland, reken maar dat de Here dat merkt en dat Hij er verdrietig en boos over is als niemand er aandacht voor heeft en bereid is er wat aan te doen. En dat er zulke grote tegenstellingen zijn tussen rijk en arm in deze wereld, zou de Heer dat niet merken? Zoals de Here er ook verdriet van heeft als wij met niet beleden zonden doorleven. Als conflicten niet worden opgelost en we niet bereid zijn elkaar te vergeven.

De Heer vrezen, respect voor God tonen, dat heeft heel concreet te maken met het doen van wat Hij aan geboden heeft gegeven, juist ook voor hoe we met elkaar zullen omgaan. U weet wel hoe Jezus ons leert waar het in de geboden van zijn Vader uiteindelijk om draait: de Heer je God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. De Heer heeft met het oog op die naaste heel duidelijke regels gegeven over de zorg voor armen en anderen die speciale zorg nodig heb¬ben. We hebben een paar voorbeelden daarvan gelezen uit Deut.15. De Heer zegt daar dat bij zijn volk, in zijn kerk, armoede eigenlijk niet voor mag komen. Niemand mag zijn hart afsluiten en dus ook niet zijn portemonnee voor wie dringend hulp nodig heeft. Integendeel: je moet je hand wijd open doen en geven, of lenen, en als die ander niet kan terugbetalen wat hij heeft geleend, hem na verloop van tijd zijn schuld kwijtschelden. De ene broeder moet ook niet de ander die geld of goederen nodig heeft, die laten terugbetalen met een flinke rente. Dat hoeft ook niet, want je mag erop rekenen dat God je belonen zal.

Natuurlijk kunnen we dat niet zomaar overbrengen op ons als gemeente in Nederland in 2016,in een tijd met allerlei socia¬le voorzieningen door de overheid en allerlei vormen van sparen en lenen, tegen vastgestelde rentepercentages. Met alle zorgen eromheen trouwens: de overheid die terugtreedt, banken die veel minder krediet geven, sparen dat niet loont maar bijna geld kost, en veel onzekerheid over pensioen en hypotheek. Om maar te zwijgen over mensen en ook kinderen die leven in armoede. Wat hetzelfde blijft is de plicht om van wat we krijgen, te delen met wie veel minder hebben. De overheid heeft een taak om armoede waar ze kan te bestrijden, om te zorgen voor rechtvaardige wetten en voorzieningen, om mensen aan de onderkant er bovenop te helpen. Als gemeente blijft overeind de taak voor elkaar te zorgen en waar dat kan ook aan anderen om ons heen hulp te bieden. Om in een vaak kille en keiharde zakelijke wereld een plek te zijn waar nog aandacht is voor elkaar en zorg, waar niet het eigenbelang voorop staat maar het belang van de ander zwaar meeweegt. Waar we elkaar liefhebben omdat God ons lief¬heeft. Ook dat hoort bij gemeente-opbouw. Die kan er niet zonder. Want als we van alles organiseren en alles goed voor elkaar hebben, maar we hebben de liefde niet, we zijn niets en we blijven nergens. Maar als we de Here liefhebben en dienen – die God die zoveel van ons houdt dat Hij zijn Zoon voor ons over had – dan gaan we ook de handen uitsteken naar elkaar. Dan verdwijnen lange tenen en worden boze ogen vriendelijk. Dan verstommen onredelijke kritiek en vlotte veroordelingen. Of hebben we geen respect voor God? Kennen we Hem zo slecht?

3. Vrede door recht – als getuigenis aan de wereld.

Nehemia waarschuwt er ook voor dat de vijanden van de joden zullen spotten en lelijke dingen zullen zeggen over Israël en over de Heer als ze horen hoe het toegaat daar achter de muur. Zoals de buitenstaanders een scherp oog hebben voor de fouten en de gebreken van ons christenen, en dat vaak breed uitme¬ten. Het doet zo vaak de kerk schade en werpt een smet op de naam van de Here, als we bovenop de leer zitten en de pretentie hebben ware kerk te zijn – echt kerk van Christus – en als dan van achter de deur van de kerk en van kerkgezinnen zoveel rottig¬heid en vuiligheid naar boven komt. Denk maar aan het vreselijke kwaad van sexueel misbruik van kinderen en aan andere smerige zonden op seksueel gebied. Maar ook gevallen van fraude, misbruik van sociale voorzieningen, een manier van zakendoen die mensen niet ziet staan omdat alleen winst telt. En wat zullen we proberen mensen naar de kerk te trekken door evangelisatie en persoonlijke gesprekken,als ze eenmaal binnen geen warmte en begrip en eensgezindheid ontmoeten maar wel een heleboel gevit en geruzie over onbenulligheden, koude harten en hete hoofden, lange tenen en scherpe tongen…? Als ook in de kerk ieder vecht voor eigen heilige huisjes inplaats van samen mee te bouwen aan de kerk van Jezus en het rijk van God? Dan komt waar Nehemia tegen waarschuwt: de hoon van wie buiten zijn. Je krijgt te horen: die kerk, mij niet gezien, ik kan je er staaltjes van vertellen…en: als die God van jullie liefde is,waarom merk ik dan zo weinig van die liefde bij zijn volge¬lingen? en waar blijven de daden bij al die mooie woor¬den?

Dus is er alle reden om onszelf eens te bekijken door de bril van wie buiten staan. Vreemde ogen zien vaak erg scherp.De ogen van de Heer zien nog veel scherper. Hij kijkt dwars door veel schone schijn heen. En Hij wil ons helpen onszelf te leren bekijken in het licht van zijn wet, zodat we ons tekort zien – persoonlijk en samen – en ons van onze zonden bekeren. Door de Heilige Geest werkt de Heer aan ons, om ons een ander leven te geven. Hij wil ons langzaam maar zeker weer liefde tot Hem en tot elkaar bijbrengen, ons oefenen in geduld en begrip, in afzien van onszelf en ons geven aan elkaar. Zodat de gemeente weer een haard van liefde en een veilige haven wordt, een plek waar het goed leven is. Hij wil werken in de harten en de huizen van u en van mij. Zodat de zonde wordt bestreden en overwonnen en geloof en hoop en liefde groeien.

Kijk, en dat valt ook op. Zoals die bekering in Neh. 5 en die nieuwe eensgezindheid en samenbinding een positieve uit¬straling hadden naar buiten de muren. De tegenstanders werd de mond gesnoerd. Ook deze ondermijnende actie uit de koker van satan sloeg dood op de muur van Gods trouw en zorg voor zijn volk. Het werd zonneklaar: wie bij de Here woont, die heeft het goed. Je zou er jaloers op worden: woonde ik daar maar! Ik denk aan wat onze Heer zegt in de Bergrede over onze goede werken dat mensen die dat opmerken God de eer gaan geven. En zondag 32 van de cat. waar gezegd wordt dat onze goede werken ook uitstraling hebben naar buiten toe: opdat door onze godvrezen¬de levenswandel onze naasten voor Christus gewonnen worden. Wij kunnen het zelf niet. De Here wil ons er bij helpen met zijn goede woorden, door zijn Geest. En wij kunnen elkaar erbij helpen. Dat willen we toch? Zeggen we daar amen op? Geldt van ons: de hele gemeente deed volgens deze afspraak?

Ik hoop dat u het wilt en kunt nazeggen voor uzelf: amen

welkom
zingen: Ps. 65: 1 en 2 Levensliederen

1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
u zult van ons de dank ontvangen
die u is toegezegd.
U hoort wat mensen aan u vragen,
bij u komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat u ons vergeeft.

2. Gelukkig wie u wilt onthalen,
verwelkomt in uw huis.
De heiligheid daar doet ons stralen,
de goedheid bij u thuis.
U antwoordt machtig en rechtvaardig,
u redt ons, neemt ons mee.
U bent de hoop van heel de aarde
en van de verste zee.
moment van stilte en persoonlijk gebed
votum en groet
zingen: Ps. 146: 3,4,5 LB
gebed
Schriftlezing: Deut.15: 1-11
zingen: Ps. 15: 4 GK
verkondiging: Neh. 5: 1-13
zingen: Ps. 72: 1,4,6 LB
geloofsbelijdenis
zingen: Ps. 72: 7 LB
gebed
collecte
slotzang: Gz. 284: 1,2,3 LB
zegen
amen: NLB 425

Nehemia 4: Bouwen en verdedigen

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,
dia 1
Alleen naar school kunnen met politieagenten om je te be¬schermen.
Omdat ze anders stenen naar je gooien of je in elkaar slaan.
Gelukkig dat jullie dat niet hoeven meemaken!
Het is wel gebeurd gelukkig al lang geleden, nota bene in de Verenigde Staten:
zwarte kinderen die naar school gingen onder begeleiding van gewapende solda¬ten, die hen moesten beschermen tegen blanke medeleerlin¬gen en hun ouders, die de school koste wat kost blank wilden houden, in de tijd van felle rassentegenstellingen.

Andere beelden doemen op: stakers die proberen mensen die wel willen werken tegen te houden en zelfs te bedreigen, zo zelfs dat de ME moet worden ingezet om werkwilligen toch de poort door en op hun werkplek te krijgen. Of mensen die een vreedzame demonstratie willen houden maar dat alleen kunnen als de politie ze beschermt tegen wie dat willen verstoren. En geweld tegen vluchtelingen, of Joden.

Stel je voor dat ergens een kerk wordt gebouwd en dat de bouwvakkers moeten werken met een pistool op zak. Dat politie moet worden ingezet omdat anders wat opgebouwd is weer wordt vernield. Onvoorstelbaar voor ons. Maar in Jeruzalem gebeurde dat. Nehemia moest de sterke arm inzetten om door te zetten wat uitdrukkelijk wettelijk was toegestaan: het weer opbouwen van de muren van Jeruzalem. De tegenstand daartegen was zo bedreigend en kwam zo van alle kanten dat de bouw alleen kon doorgaan onder bescherming van gewapende ME’ers. Het was zelfs zo erg dat de sjouwers en bouwers hun werk alleen konden doen als ze in staat waren tot zelfverdediging. Waarbij gelukkig boven alles uit ging dat ze van hogerHand werden beveiligd en gesteund. Niet maar door de koning, maar door de God van de hemel. Die was een vurige muur om zijn stad en zijn volk. Van wie Nehemia tegen zijn mensen kon zeggen: onze God zal voor ons strijden.
En dus werkt geen bouwer vruchteloos….
dia 2
Bouwen en verdedigen
1. bedreigd;
2. waakzaam;
3. ontspannen.

dia 3 1. Bouwen en verdedigen: bedreigd.

U kent dit symbool misschien wel. Het is het symbool van het studentencorps FQI in Kampen, hier afgebeeld op een nummer van hun blad Cornu – en het staat ook op mijn oud-senatorenlint dat ik bewaar als herinnering aan mijn Kamper studententijd.
Het stelt voor een troffel- zo’n ding om mee te metselen- en een zwaard. Samen afgebeeld zodat ze ook nog de eerste letters van de naam Christus vormen: twee troffels die gekruist de griekse letter CH vormen; het zwaard dat staat voor de griekse letter R: Christus is onze¬ krac¬ht.

Dat symbool gaat terug op wat in onze tekst wordt verteld. Als we nauwkeurig lezen en iets weten van hoe toen gebouwd werd, klopt het ook weer niet helemaal. Nehemia liet de mensen die bezig waren aan de muur hun werk doen met hun zwaard aangegespt. Ze hadden dus twee handen vrij om te werken. En het is maar de vraag of ze daarbij een troffel nodig hadden. Ze bouwden toen niet met van die keurige bakstenen, allemaal recht toe recht aan en precies gelijk aan elkaar, met daar dan specie tussen om ze op elkaar en aan elkaar vast te metselen. Nee, ze hakten stukken steen uit de rotsen, allemaal onge¬lijk, zodat ze op maat gehakt werden en dan op elkaar gesta¬peld.

Hoe dat ook zij, wat het beeld van de troffel en het zwaard zeggen wil, klopt wel: die bouwers moesten werken onder de bedreiging van hun vijanden en ze moesten zich daartegen in-dek¬ken doordat ze een wapen bij zich droegen. De sjouwers die buiten de stad materialen moesten ophalen, waren gewapend met een werp¬speer, de bouwers onder en op de muur hadden altijd hun zwaard bij zich. En dan waren er nog gewapende bewakers in de buurt. Allemaal voorzorgsmaatregelen tegen een mogelijke aanval van de vijanden die niet wilden dat het werk af kwam.

We hebben gelezen hoe die tegenstanders op alle mogelijke manieren probeerden er een stokje voor te steken. Eerst door het vlijmscherpe wapen van bijtende spot. Wat willen die joden toch,sneerden ze. Een muur bouwen uit dat puin, met die stenen die door het vuur zijn aangetast? Alsof wij ze zomaar hun gang zullen laten gaan! O, ze denken natuur¬lijk dat hun God hen zal helpen? Een heleboel offers en dan gaat het verder vanzelf? Denken ze echt dat er iets van terecht komt? Nou, misschien dat er wel een muur staat straks, maar zo slap en krakkemikkig dat die muur al omvalt als er maar een vosje ten opspringt…

Wat dan opvalt is dat Nehemia niet reageert door kwaad te worden. Door ze nog eens de papieren van de koning onder de neus te wrijven. Of door terug te gaan schelden en spotten. Je zou dat verwachten en het heel goed kunnen begrijpen ook. Vaak doen wij dat wel, als een ander ons uitscheldt of steeds pest. Als we het met een buurman aan de stok hebben over een heg of een schutting en we weten zeker dat we in ons recht staan….en als we in de kerk te makkelijk oordelen en er harde woorden vallen, als we liever een stevige mail sturen dan in gesprek gaan, als we
de mening of keus van die ander wegzetten als verkeerd of niet gereformeerd…
,
Nehemia doet iets heel anders. Net als we lezen van Hizkia toen de koning van Assur hem uitdaagde en Israël en de HEER hoonde. En zoals we lezen dat Jezus ons voordeed: Hij werd uitgescholden maar Hij schold niet terug; Hij had zwaar te lijden maar Hij uitte geen bedreigingen. Nee, Hij liet het over aan de Here God die rechtvaardig oordeelt. Paulus zegt dat ook: broeders neem geen wraak maar laat God rechter zijn.

Wat Nehemia doet is in gebed al die spot en die bedreigingen aan de Here voorleggen en God vragen om recht te doen en hun spot als een boemerang op hun eigen hoofd neer te laten komen. Dan is het ook van je af. Je vertrouwt erop dat de Heer het wel hoort en ziet en op zijn tijd de daders zal straffen. Dat geeft rust en nieuwe moed: zij herbouwden de muur, ze hadden zin in het werk.
dia 4
Toch begonnen er ook haarscheurtjes te komen in de hechte muur van vertrouwen en onverzettelijkheid. De tegenstanders werden nog kwaaier toen ze merkten dat ze geen succes hadden en dat de muur elke dag een beetje hoger en een beetje sterker werd. Ze smeedden zelfs een complot om met geweld een einde te maken aan de bouwactiviteiten. In vs. 5 lezen we. “onze tegenstanders dachten ons ons onverhouds aan te vallen en te dode, en zo het werk te kunnen stopzetten”. Zo zaaiden ze angst en dreigde er verdeeldheid: “de Joden die in de buurt van onze vijanden woonden kwamen overal vandaan naar ons toe en drongen erop aan dat wij met hen mee teru zouden gaan.” Moeilijk als ook je eigen mensen zich tegen je keren en er een sfeer ontstaat van moedeloosheid: stop maar, dit lukt toch nooit.

Eigenlijk is er wat dat betreft door al die eeuwen heen weinig of niks veranderd.
De duivel wil niets liever dan verdeeldheid zaaien en mensen tegen elkaar opzetten.
Dat zie je in de samenleving, en helaas ook vaak binnen kerken; en dat is misschien nog wel gevaarlijker dan wat van buitenaf op ons afkomt: wantrouwen, dat je niet je veilig voelt bij elkaar, dat je niet meer samen bouwt maar elkaar afbreekt – dat je niet samen de Heer wilt volgen maar ieder zijn eigen ideeën en idealen achterna gaat.
En dat de angst gaat regeren voor wat allemaal mis is of fout kan gaan, vooral bij
en door die anderen – en dan zal het ook niet lukken om samen iets op te bouwen.
Maar juist als wij zwak zijn -en onze zwakheid ronduit toe-ge¬ven – komt des te geweldiger de kracht van de Heer aan het licht. Van Hem die uit onze puinhopen toch zijn stad kan en wil bouwen. En die ons aan het werk zet met troffel èn zwaard.

dia 5 2. Bouwen en verdedigen: waakzaam.

De troffel en het zwaard, ze kunnen geen van beide worden gemist. Dat zwaard herinnert ons eraan dat de bouw van Gods rijk altijd weer wordt bedreigd. Dat we gevaar lopen als we in God geloven en de Here Jezus willen volgen. We zongen over die tegenstand, over zware strijd, over geweld waartegen je gewapend moet zijn en waakzaam. Om niet onverhoeds overvallen en verslagen te worden, maar om bedacht te zijn op de aanval van de vijand.

Let dan goed op hoe Nehemia zijn mannen instructies geeft en moed inspreekt: wees niet bang voor die tegenstanders van ons- nee, niet omdat ze niet zo gevaarlijk zijn of omdat we ze makkelijk aankunnen, maar omdat jullie moeten denken aan die grote en geduchte God. Dan durf je zelfs de zwaarste strijd aan. De strijd om maar niet alleen een bouwwerk over¬eind te houden, maar om de veiligheid van gezin en huis. Je bent niet alleen verantwoordelijk voor jezelf of voor een of andere zaak of principe, maar we zijn voor elkaar verantwoor¬delijk. dia 6. Voor je kinderen, voor je familie, voor je broer of zus in je geloof, voor Gods kleine en grote kinderen.
Als ik dat zo lees bij Nehemia – waakzame wachters en goed bewapende bouwers zodat het werk door kon gaan en de vijand er geen afbreuk aan kon doen – dan denk ik onwillekeurig door tot op dat appèl van de apostel Paulus eeuwen later om de wapen-rusting van God aan te doen, tegen de vurige pijlen van satan. dia 7
Denk aan Gods woord, en het gebed, aan het geloof en de hoop. Denk ook aan de gemeente waar we samen de wapens scherpen en leren gebruiken, om Gods bouwwerk en zijn bouwvakkers – en dat zijn wij samen – te beschermen. Opdat het werk kan doorgaan en tot een goed einde kan worden gebracht. En wij veilig wonen!

Ik wil in dit verband nog speciaal twee dingen aanstippen. In de eerste plaats dat het goed is ons steeds af te vragen of onze bewapening wel op orde is en toegesneden op de vijanden die ons belagen. Dat kan vernieuwing en verandering meebren¬gen. Laat ik het zo zeggen: je moet een vijand die je aanvalt met tanks en vliegtuigen niet te lijf gaan met hooivorken en kapmessen. Je hebt de strijd al verloren voor die begonnen is. Zo redt je het vandaag niet met oude uitgekouwde antwoorden als heel nieuwe vragen en uitdagingen op ons afkomen. En het kan heel goed zijn dat nieuwe tijden en problemen vragen om een andere aanpak en andere vormen dan veertig of vijftig jaar geleden. U kunt denken aan omgaan met de Bijbel, aan jeugdwerk en catechese, aan de plek van man en vrouw in de kerk,
aan openheid naar andere gelovigen, midden in een multiculturele samenleving.
Natuurlijk blijven de sterke wapens van de christen altijd de betrouwbare boodschap van God, het geloof en het gebed, het lied,het steun zoeken bij elkaar om samen te schuilen bij God. Maar in elke tijd moeten die wapens weer worden ge¬scherpt en bruikbaar gemaakt om de vijand af te slaan en in het hart te raken. Om jezelf en elkaar te voorzien van die wapens die in de strijd nodig zijn. En om ook samen die wapens te gebruiken. Dat is het tweede waar steeds weer aandacht voor moet zijn: wat komt er terecht van het oefenen om de wapens die we hebben gekregen, ook te hanteren. Wat komt er terecht van persoonlijk bijbellezen en bijbelstudie – en hoe staat het met onze bijbelstudie samen-en bidden we nog wel samen? Daarbij ook: zijn de vormen om daarmee bezig te zijn wel het meest effectief gelet op deze tijd en wat er op ons afkomt, en spreken we echt met elkaar over wezenlijke dingen, open en van hart tot hart, waarbij alles op tafel mag komen, we elkaar serieus nemen en ons veilig voelen binnen de gemeente en niet bang hoeven zijn om onszelf te zijn?

Gemeente, waakzaamheid is het sleutelwoord in de aanpak van Nehemia. Toen de vijand moest afdruipen, zei hij niet: nu is het gevaar geweken en kunnen we weer rustig op de oude voet doorwerken en ’s nachts rustig gaan slapen. Nee, precies het tegenovergestelde. Uiterste waakzaamheid is geboden, en elke seconde telt. Behalve dat er gewapende bewaking was en ieder die aan de muur werkte zichzelf moest kunnen verdedigen, was er ook een man die alarm moest blazen als er ergens aan de muur gevaar dreigde: om zo elkaar te hulp te kunnen schieten en daar te verzamelen waar de stad het meest werd bedreigd. Ook een goede les: je staat er samen voor, we zullen elkaar te hulp komen, en onderkennen waar de gevaren liggen en waar vooral onze zwakke punten zijn. Waakzaam doorbouwen, en niet verslappen, of indutten. Waakzaam, en biddend!

dia 8 3. Bouwen en verdedigen: ontspannen.

Als we dit hoofd¬stuk zo lezen, trilt de spanning erdoorheen. Reken maar dat ze in angst gezeten hebben, bouwend tussen hoop en vrees. Ze zaten daar in Jeruzalem als ratten in de val: in het noorden de Samaritanen, in het oosten Tobia en zijn medestanders, in het zuiden Gesem met achter hem de Arabieren, en dan in het westen de ‘Asdodieten’ – afstammelingen van de Filistijnen.Nu eens bijtende spot – en hadden ze niet gelijk dat het allemaal niet veel voorstelde? Dan weer de dreiging van een nachtelijke aanval – de ene waarschuwing na de andere kwam op ze af – en wat konden ze beginnen tegen zoveel tegenstanders? En onderling ook spaningen.

Je proeft er af en toe de paniek en de moedeloosheid doorheen: de sjouwers zijn aan het eind, er ligt zoveel puin dat we er nooit doorheen komen. Ja, en toen Nehemia een deel van de mannen aan het werk onttrok doordat ze in de bewaking dienst moesten doen, moesten wie overbleven er extra hard aan trekken en dat ook nog met een speer in de hand of een zwaard dat in de weg zat. Het werk werd extra zwaar en schoot nog minder op. Met steeds de dreiging aangevallen te worden. Een zware klus! Toch raakte Nehemia niet in paniek. Hij vroeg van zichzelf en zijn naaste medewerkers wel het uiterste. Als een echte voortrekker, een oorlogsleider. Die niet anderen laat sloven en zelf er zijn gemak van neemt, maar die voorop loopt in afzien en doorzetten. Lees maar het slot van het hoofdstuk: “geen ogenblik waren we uit de kleren, ik niet, en mijn verwanten, mijn mannen en mijn lijfwacht ook niet”.

Maar de beste dienst die Nehemia zijn mensen en zijn volk bewees, was dat hij hen voorging in een onverwoestbaar geloof en vertrouwen op God hun Heer. In het samengaan van bidden en wer¬ken. Lees maar vs. 9: “wij baden tot onze God, en met het oog op hun plannen zetten we wachten uit.” Nog eens vs. 14: “wees niet bang voor hen, denk aan de grote en geduchte Heer,en strijd voor uw volksgenoten,
voor uw zonen, dochters en vrouwen, en voor uw huizen”. Niet het een of het ander dus: handen in de schoot en het aan de Here overlaten of: zelf je best doen om te vechten en te winnen. Het gaat samen: “onze God zal voor ons strijden” -en tegelijk
dat je met zijn hulp ook zelf en samen aan de slag gaat, en je verdedigt tegen allerlei gevaren. Ik denk aan wat zondag 52 van de cat. naast elkaar zet als het gaat om de strijd van het geloof tegen de duivel en de zonde: God bidden om zijn Heilige Geest – want we zijn zelf zo zwak dat we geen ogenblik kunnen standhouden – zodat we niet het onderspit delven maar altijd krachtig tegenstand bieden totdat wij uiteindelijk de volkomen overwinning behalen.
dia 9
Nou, en dan hoeven we ook niet aan die overwinning te twij¬felen. Dan is er geen reden voor paniek ook niet als we zien wat voor strijd er vandaag aan de gang is om ons, om onze kinderen, om de toekomst van de kerk…. Geen reden om dat zorgeloos en lijdelijk over ons heen te laten komen – we zullen waakzaam zijn en we mogen niet verslappen – maar ook geen reden voor wanhoop of paniek. Nehemia stak zijn mannen vooral een hart onder de riem door ze steeds weer te wijzen op hun God: vergeet niet dat we een machtige God hebben. Zeker, er werd veel van hen gevraagd: dag en nacht op wacht, bouwen met in de ene hand een troffel en in de andere een zwaard. Maar als je vertrouwt op de Heer en trouw je taak doet, dan
is er alle reden voor vertrouwen in de goede afloop: onze God zal voor ons strijden. En – mogen wij er bij zeggen – de Heer Jezus Christus heeft overwonnen. Daarom mogen we ontspannen en zelfs blij en dankbaar verder bouwen en doorvechten.Niet tegen elkaar maar met elkaar. Tot het hoogste punt is bereikt en het werk af is.
dia 10
amen

liturgie – morgendienst zondag 17 juli 2016

votum en groet
zingen: Gz. 145: 1-4
wet van de HEER
zingen: Lied 365:1,2
gebed
Schriftlezing: Nehemia 3: 33 – 4:17
zingen: Ps. 60: 1,2,5
verkondiging: Nehemia 4: 14-15
en Ef. 6: 10-13
zingen: Lied 298: 1,2
gebed
collecte
slotzang: Gz. 163: 1,2,3
zegen
amen: Gz. 37: 8

Nehemia 3: Samen bouwen

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,
dia 2
Er staan van die hoofdstukken in de bijbel….Zo droog als gort. Je vraagt je echt af wat je daar nou nog mee aan moet… We hebben net zo’n hoofdstuk gelezen. Wat moet dat nou worden? Zo’n einde¬loze serie namen waar je je tong over breekt en die je meteen weer vergeet. En dan al die poorten die allang verdwenen zijn. Wat heb je daar nou aan? Kunnen we dat niet beter overslaan?
Toch niet, denk ik. Alleen al niet omdat de Heer het nodig heeft gevonden ook dit in de bijbel op te nemen. Hij wil niet dat al die mensen vergeten werden en wat zij hebben gedaan voor Hem en voor zijn stad. Dat is het onthouden waard. Dan gaat het er uiteindelijk niet om voor die mensen een soort monument neer te zetten – of bewondering te krijgen voor de aanpak van Nehemia – maar om achter al die mensen God aan het werk te zien. God die heel verschillende mensen samen aan het werk zet – nog altijd doet Hij dat – zodat zijn werk klaar komt. Onbruikbaar mensenmateriaal wordt bruikbaar gemaakt, om zelf als levende stenen Gods huis te vormen, zijn prachtstad.
Dat vooral moeten we horen en vasthouden – en nooit vergeten.
We kunnen van een hoofdstuk als dit ook heel wat van leren voor als wij samen bezig zijn in en voor de gemeente en als gemeente. Let maar op en kijk maar met me mee.
dia 3
Samen bouwen: 1. schouder aan schouder;
2. ieder op eigen plaats;
3. om nooit te vergeten

dia 4 1. schouder aan schouder samen bouwen.

Stel je voor dat je met een helicopter boven die stad had kunnen vliegen. Of dat je vanaf de hoogste toren om je heen naar beneden had kunnen kijken. Je zou ogen tekort gekomen zijn. Wat een drukke be¬drijvigheid! Al die mensen aan het sjouwen, aan het timme¬ren, bezig stenen te stapelen…Net een gigantische mierenhoop waar iedereen door elkaar en langs elkaar heenliep. En overal het geluid van gezaag en getimmer, van gebik aan stenen…De stad Jeruzalem was één grote bouwput. Zoals het ook hier en daar in Nederlandse steden aan de hand is. Bedrijvigheid. Drukte. Chaos. Nee, dat laatste toch niet. Geen chaos, al leek dat zo als je er vanuit de hoogte op neer¬keek.Er zat wel degelijk een plan achter. Alles ging precies volgens het boekje.
Het is goed om eens even stil te staan bij dat werk aan de muren. Je staat er van te kijken, na hoe het jarenlang geweest is, dat ineens die hele stad gonsde van de bouwactiviteiten. Meer dan vijf jaar was er eigenlijk niks gebeurd. Het puin bleef gewoon liggen. Verkoolde poortdeuren hingen scheef in roestige sponningen. Het mos groeide op de half afgebrokkelde muren. Hier en daar had toch een gezin z’n toevlucht genomen in een onbewoonbaar verklaarde woning, met alle gevaar ervan. Ze hadden ermee leren leven: het zal onze tijd wel duren.

Totdat Nehemia kwam met dat verrassende nieuws: de koning heeft mij gestuurd om samen met jullie de muren weer op te bouwen. Ze geloofden hun oren niet maar toen ze met eigen ogen de officiële documenten zagen met de handtekening van de koning eronder, konden ze er niet meer omheen. Dit kon niet anders dan de goede hand van hun God zijn die de koning ertoe had gebracht zijn toestemming te geven en Nehemia te sturen. Massaal gaven ze Nehemia hun vertrouwen en beloofden ze hun steentje bij te dragen. Zij pakten de zaak krachtig aan, staat in 2:18. De vijanden konden hen ook niet meer bang maken en van het werk afhouden. De Here zelf gaf hen weer moed en zelfs enthousiasme om onder leiding van Nehemia deze klus te klaren.

Nou, dat is eigenlijk meteen al het grootste wonder! Dat ze allemaal aan het werk gingen, en dat samen, als een eenheid. Een hele prestatie zeggen we, een bewijs ook van organisatie-talent, als een leider zijn mensen zo aan het werk kan krijgen en kan houden. Dat al die mensen met hun verschillende achter¬gronden en karakters en belangen zo tot een eenheid gesmeed worden dat ze eensgezind hun schouders onder het karwei zet¬ten. Daar was een man als Nehemia voor nodig, met zijn gaven. Maar bovenal: dit wonder is van de Heer. Hij stuurde op het goede moment de juiste man naar de juiste plaats. Hij zorgde ervoor dat Nehemia een open oor kreeg bij de koning. En Hij bewerkte die eenheid en dat enthousiasme bij zijn volk. Hoe waar bleek het: de God van de hemel doet dit werk lukken.

Als we dit hoofdstuk doorlopen en al die namen aan ons voorbij zien trekken, vallen ons elke keer bijzonderheden op. Zoals dat de ketting werkers en werksters om de stad heen begint en eindigt bij de Schaapspoort. Dat was de poort vlak bij het tempelterrein waarlangs de offerdieren aangevoerd werden. Juist daar werd het startsein voor de wederopbouw gegeven door de hogepriester en de priesters. Er staat bij dat ze de poort en het stuk muur daaraan vast ‘hebben ingewijd’. Letterlijk: ‘hebben geheiligd’. Daarmee kreeg heel het werk het stempel van toewijding aan de Here: het is niet ons werk maar uw zaak, de zaak waarvoor wij staan.

Als je dan doorleest, dan zie je een bonte stoet uiteenlo¬pende mensen aan je voorbijtrekken. Er zijn vakmensen bij die jaren in de bouw gezeten hebben, maar vast ook mensen met één of zelfs twee linkerhanden. Mensen die gewend zijn met hun handen te werken en mensen die tijdelijk de kantoorkruk voor de steiger verwisseld hebben. We komen goudsmeden tegen en apothekers, poortwachters (zeg maar: politiemensen en mensen van de beveiliging), hooggeplaatsten en kleine winkeliers,
ouderen en jongeren, mannen maar ook vrouwen. Lees maar in vs. 12 waar onze aandacht wordt getrokken door de dochters van Sallum die ook met stenen lopen te sjouwen. Niet alleen mensen uit de stad, maar ook heel wat bewoners van het platteland helpen mee.Dorpen worden genoemd als Gibeon en Mizpa en Tekoa. Met als refrein: daarnaast, naast hem…Schouder aan schouder.

Dat wonder is de wereld niet uit. De Heer kan dat wonder ook vandaag doen. Zijn gemeente is als een bouwplaats waar heel verschillende mensen schouder aan schouder samen aan hetzelfde karwei bezig zijn. Op heel wat plaatsen in de bijbel lezen we over dat wonder dat wij, hoe verschillend ook, samen ledematen van datzelfde lichaam zijn, één grote familie. De Heer wil ons gebruiken om zijn huis, zijn stad te bouwen. Hij wil ons inschakelen zoals we zijn, met wat we kunnen, en daar zijn we allemaal bij nodig. Dat is zo als die ene kleiner wordende gemeente, maar ook als het zover komt, in een grotere samenwerkingsgemeente, ook daar is iedereen nodig
En ook dan is het zaak elkaars gaven te ontdekken en elkaars sterke punten te benutten en elkaars zwakke punten te versterken en niet krachten te verspillen door
dingen alle twee naast en los van elkaar te doen maar nieuwe dingen op te pakken.
Als het goed is lopen we elkaar daarbij niet voor de voeten, vallen we niet elkaar aan maar vullen we elkaar aan en voelen we elkaar aan. Als een rode draad loopt het door dit hoofdstuk heen: naast hen, daar weer naast. Samen bouwen, maar wel ieder op zijn of haar eigen plaats. Wat het tweede is dat onze aandacht trekt in deze bouwplaat.

dia 5 2. Samen bouwen – ieder op eigen plaats.

Denk nog eens even aan die totaalblik,vanuit zo’n helicopter of vanaf zo’n toren.
Dan lijkt het een chaotische gewriemel daar beneden, iedereen holt en vliegt langs elkaar heen en tegen elkaar in. Alsof ze alles tegelijk overhoop halen en aanpakken. En je denkt: als dat maar goed komt. Komt daar wel ooit wat van terecht. Wat je ook kan aanvliegen als je zelf een heleboel tegelijk aan je hoofd hebt en op je bordje krijgt en je wel eens het gevoel hebt dat je er geen grip meer op hebt. In de gemeente kan dat
ook: een heleboel tegelijk wordt overhoop gehaald maar na een poosje blijkt dat eigenlijk niks goed van de grond komt, laat staan dat al die plannen en initiatieven echt tot iets leiden. Of je doet als twee gemeenten dezelfde dingen, terwijl je werkt aan hetzelfde doel. Wat ook veel extra vraagt: aan menskracht, en ook financieel. Ik denk aan de nuchtere waarheid die de Heer zelf ons voor¬houdt dat wie een toren wil gaan bouwen toch eerst alles op een rijtje zet en het kostenplaatje bekijkt, om niet straks met een half afgebouwde toren te blijven zitten. Zodat je niet wordt uitgelachen en de mensen zeggen: hij begon wel te bouwen maar kon het niet afmaken. Wat ook kan bij kerkelijk werk en met christelijke projecten die met veel tromgeroffel worden aangekondigd maar na een poosje een zachte dood sterven, door gebrek aan draagvlak of organisatie of financiële middelen.

Als we ons laten rondleiden over de bouwplaats die Jeruzalem geworden was, wordt ons oog getrokken door een doordachte planning en een verstandige aanpak. Daar hoort zeker bij dat iedereen zichzelf in het werk kwijt kan met zijn eigen gaven en mogelijkheden. Ieder op eigen plaats. Wat Nehemia deed was ieder een eigen afgebakend stuk geven zodat ieders taak te overzien was. We lezen ook een aantal keren: die en die, dit of dat gezin, herstelde het stuk muur tegen¬over zijn eigen huis of eigen bedrijf. Zelfs van de priesters gold het: zij herstelden de poorten en muren rond de tempel. Dat bespaarde heel wat heen en weer geloop en bovendien ver¬grootte het de betrokkenheid: het was in je eigen belang en voor je eigen veiligheid dat die muur verstevigd werd en die poort dicht kon als het donker werd.Het verhoogde het woonple¬zier en je huis en je bedrijf gingen in waarde omhoog. Nog altijd weten we dat: mensen hebben meer plezier in hun werk als ze ook zelf iets zien van het resul¬taat. Hoe dichter bij huis, hoe meer je je betrokken voelt. Simpel maar waar…!

Dat is een goede les, ook voor ons. De Heer geeft ons altijd een eerste taak dichtbij huis. Je bent allereerst verantwoor¬delijk voor elkaar. Als man en vrouw in je huwelijk. Als ouders om de kinderen op te voeden en te zorgen dat het thuis goed loopt. Als broers en zussen om naar elkaar om te kijken en elkaar te helpen. Ook in de gemeente moet je niet je in grootse projekten storten en voorbijkijken wie vlakbij op je weg is gezet. Actief zijn in evangelisatiewerk is prachtig, maar loop niet voorbij wie vlak naast je wonen of werken. Als iedereen oppakt wat in en vlakbij huis op je weg komt, dan gebeurt er al heel veel en hebben we onze handen al vol. Wat we nog meer aan kunnen, is meegenomen. Maar laten we oppassen zoveel hooi op de vork te nemen dat onderweg al dat hooi weer van die vork afvalt en het eindresultaat 0,0 is. Beter minder taken goed doen, dan een heleboel oppakken en half werk doen. En waar we samen dingen kunnen doen, met meer mensen, meer gaven, kan ook meer tot stand komen.

Zo hadden ook die mensen in Jeruzalem allemaal hun eigen gaven. Nehemia verstond de kunst die te ontdekken en ervan te profiteren. Daar kunnen we nog altijd veel van leren. Later in de bijbel komt dat terug en wordt dat uitgewerkt voor het ontdekken en gebruiken van gaven die de Here geeft. Lees maar wat Paulus erover schrijft: de Geest deelt gaven uit, aan de een deze en aan een andere weer die. De kunst is om ieder met eigen gaven samen te bouwen aan het ene project waar de Here
God de Architect en de uitvoerder van is: zijn gemeente, zijn rijk dat bezig is te komen. Fijn als je daarvoor je gaven mag inzetten. Fijn daarin elkaar aan te vullen en ieder op eigen plaats mee te bouwen. En zelf ingemetseld te worden als een klein steentje in het grote geheel. En dat vanuit en door de Here Christus. “Aan Hem”,zo Paulus,”ont¬leent het hele lichaam zijn samenhang en onder¬ling ver¬band”. Door de Geest die ons al meer aan Hem en aan elkaar ver¬bindt.

dia 6 3. Samen bouwen – om nooit te vergeten.

Toch nog een keer: waarom staat die onafzienbare lijst namen nou in de bijbel?
Namen van mensen die geen mens meer kent en die ons niets zeggen… Nou is dat laatste maar betrekkelijk. Want die namen hebben ons wèl iets te zeggen. Gód wil ons er iets mee zeg¬gen. Die namen staan, als een blijvend monument van Gods trouw. De Here wilde toen en wil ook nu werken met mensen van vlees en bloed. Bij Hem heeft iedereen een naam. Is niemand een nummer. Die mensen hebben hun eigen leven gehad. Hadden een gezin. Een bepaald beroep. Hadden hun eigenaardigheden. Waren soms koppig en onwillig. Zoals die mensen uit Tekoa die geen zin in het werk hadden en anderen de kastanjes uit het vuur lieten halen. Dat gebeurt ook. Dat de een het laat afweten zodat de ander een extra klus op zijn bordje krijgt. Uit de lijst blijkt dat
enkele namen twee keer voorkomen. Die deden een stuk muur meer. Dat allemaal maakt het verhaal heel concreet en levensecht. Je ziet ze sjouwen en zweten aan hun stuk muur en bij hun poort: ook die lui met hun fijne vingers en hun twee linkerhanden, en zelfs vrouwen en meisjes,samen bezig voor hun stad en voor hun en onze God.
Nou, en dat mag niet vergeten worden. Dat moet worden opge¬schreven, opdat zij die later leven, kunnen lezen over Gods gunstbewijzen, en de eeuwen door – niet in mensen roemen – maar de Heer prijzen. De Heer die zijn trouw betoont aan wie het van Hem verwachten, en willen leven voor en met Hem.

Gemeente, de Heer belooft ons dat Hij niet vergeten wat we uit dankbaarheid voor Hem gedaan hebben. Hij wil dat zelfs – niet omdat we daar recht op hebben maar omdat Hij zo goed is -belonen. Ik denk aan wat in Heb.6 staat: God is rechtvaardig.
Hij kan uw inspanning niet vergeten, noch de liefde die u voor zijn naam betoond hebt, noch de diensten die u aan uw mede¬christenen bewezen hebt en nog bewijst. En in Openb. 14 staat dat vertroostende midden in verdriet en verlies: zalig de doden die in de Here sterven; ze zullen rusten van hun moeiten en hun werken volgen hen na. De Here vergeet er niet een van.

Zo staan daar al die namen van die werkers en werksters aan de muren van Jeruzalem, als een eervolle vermelding voor al¬tijd. Hun namen blijven bewaard in de boekhouding van God. Zoals wij geloven mogen dat de Heer ons bij name kent, en dat
Hij zelfs de allerkleinste niet over het hoofd ziet. En niet vergeten zal wat wij gedaan hebben door geloof tot zijn eer.

Die namen staan er ook tot voorbeeld. Goed voorbeeld doet goed volgen, zegt het spreekwoord. En de bijbel roept ons op onze voorgangers niet te vergeten maar hun geloof na te vol¬gen. Zoals later in Hebr. 11 wie het leest bemoedigt wordt door de kracht van de Here door de zwakheid van mensen heen. U weet wel: door het geloof heeft Abraham dit en Mozes dat…Zo kunnen we ook zeggen: door het geloof durfde Nehemia naar de koning te gaan, door het geloof ging hij naar Jeruzalem en pakte hij de herbouw aan; door het geloof hebben al die mensen waarvan we hier de namen hebben,samen de muren weer opge¬bouwd.

Dat staat er als een bemoediging. Gewone mensen van vlees en bloed – als u en jij en ik – gebruikt de Heer om zijn plan uit te voeren en zijn stad te bouwen. Wat een won¬der! Maar het grootste wonder, daar leert Jezus ons in roemen: wees vooral blij omdat je naam opgeschreven is in de hemel. Dat is het toegangsbewijs voor de stad-in-aanbouw waar-heen de Heer met ons op weg is. Waarvan de poorten nooit meer dicht hoeven omdat er geen nacht meer zal zijn. Dat zal wat zijn. Het is de moeite waard daaraan mee te mogen bouwen!

amen

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Ps. 97: 1,2,5
wet van de HEER
zingen: Ps. 97: 3,4
gebed
Schriftlezing: Nehemia 3: 1-32 dia 1
zingen: Ps. 69: 11
verkondiging
zingen: Lied 320: 2,3,4
gebed
collecte
zingen: NLB 969: 1,2,3,4
zegen
zingen: NLB 425

Psalm 77: 20: Is God spoorloos? (gezamenlijke dienst CGK-GKV)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus
dia 1
We zijn allemaal wel eens aan het strand geweest, of gaan er naar toe binnenkort. Kinderen hebben er van alles te doen: kuilen graven, kastelen bouwen. Volwassenen kunnen ook van alles, zeker als je van water en strand houdt, en wat sportief bent.
Je gaat in de zee zwemmen. Of een fikse strand -wandeling maken. Dat is juist leuk als het niet zulk warm strandweer is en er niet veel mensen zijn. Met veel wind en hoge golven. Hoe dan ook, als je vlak langs het water loopt, op het natte harde zand, kun je precies zien waar je hebt gelopen. Naast voetafdrukken van andere mensen in het zand. Maar dan komt de vloed en het water spoelt erover heen.¬¬ Als je na een paar uur terug zou komen, als het weer eb is, kun je zoeken wat je wilt, maar je vindt van die voetstappen geen spoor meer terug.

Met dat in het achterhoofd zingen we: “God, uw pad was door de golven. Wateren hebben het bedolven en uw voe¬tspoor uitge¬wist”. We worden meegenomen naar een andere zee: de Sch¬elfzee of de Rietzee. U weet: daar waren de Israëlieten doorheen ge¬trokken terwijl aan beide kanten het water stilstond als een muur. Maar toen ze veilig aan de andere kant waren aangekomen, stortten die muren weer in en het water stroomde als altijd. Er was niks terug te vinden van al die voetstappen, en wie er niet bij waren geweest, ¬konden het maar moeilijk geloven….

Maar daar gaat het niet over in deze psalm. Niet over al die voetstappen en voetstapjes van de vaders en de moeders en de kinderen, en de pootafdrukken van al die koeien en scha¬pen. Nee, het gaat over de voe¬tstappen van God. God zelf ging met hen mee. Alleen maar: dat kon je niet zien – je zag alleen de wolk vooraan, en de priesters met de ark – en als je later bij die zee ging kijken, vond je niets terug van wat daar zo lang geleden was gebeurd. Je zag alleen maar golven. Asaf zin¬gt: “uw voetspoor was nergens te zie¬n”. Is God dan spoorloos…?

Veel mensen ervaren het zo als het over God gaat. Vro¬eger voe¬lden ze zich dicht bij God. Of: voelden ze dat God dichtbij hen was. Maar dat is al lang verleden tijd. Alsof God is geë¬migreerd zonder een adres achter te laten, en zonder nog con¬tact met je op te nemen. Je bent God kwijtgeraakt, en hoe je ook op zoek gaat: geen spoor meer. Of je hoort zondag op zon¬dag over God en wat Hij voor je doet en hoe Hij voor je zorgt, maar als je eerlijk bent, kom je Hem in je leven van elke dag nergens tegen. Wat je wel tegen komt, is een wereld die van toevalligheden aan elkaar hangt, waar mensen elkaar het leven zuur maken, en waar zoveel gebeurt dat je in de verste verte niet rijmen kunt met een God die alle dingen bestuurt en die dat dan ook nog doet als een God die liefde is. En je eigen leven? Nou, praat me er niet van! Als het puntje bij ’t paal¬tje komt, moet je het toch zelf doen en zelf waarmaken, en komt het er maar op aan dat je zo goed mogelijk probeert je door moeiten heen te slaan, met steun van anderen. Kort en goed – of niet goed – geen spoor te vinden van God. Nergens!

We hebben psalm 77 gelezen en eruit gezongen. Het mooie van de psa¬lmen – trouwens, van heel de bijbel – is dat ze zo eerlijk en zo menselijk zijn. Je komt er eigenlijke alle gevoelens in tegen die een mens kan hebben. Soms loop je op de toppen, soms ziet je diep in de put. Soms lijkt God dichtbij, soms ver weg.

Is God spoorloos? vroeg ook Asaf zich af. Maar hij liep met die vraag niet weg van God, maar ging op zoek naar God. Wij willen met hem mee gaan, om God op het spoor te komen.
dia 2
Is God spoorloos? Ga maar zoeken, dan ontdek je:
1. hoe God zijn eigen sporen trekt;
2. hoe je God op het spoor kunt komen;
3. hoe God je op het spoor zet van Jezus;
4. hoe je in Gods voetspoor kunt gaan.

dia 3 1. God trekt zijn eigen sporen.

Gods weg is ‘in heiligheid’ staat in deze psalm (14). Dat wil zoiets zeggen als: God is heel anders dan wij. Hoger vooral dan wij. Machtig. Groots. De profeet Jesaja brengt dat zo onder woorden: “zoals de hemel hoger is dan de aarde, zijn mijn wegen hoger dan uw wegen, en gaan mijn gedachten ver uit boven die van u – zegt de HERE”. Vandaar Asaf’s belijdenis: wie is een god, groot als onze God?

Maar gemeente, dat staat niet in vers 1 van deze psalm, maar is vers 14. Niet als een uit het hoofd geleerd lesje, dat je even opzegt om jezelf en elkaar er weer bovenop te praten. Nee want de route die de Here met je gaat kan wel eens zo wezen dat je het gevoel hebt helemaal vast te lopen en hopeloos te verdwalen. Zo is psalm 77 een lied uit een hele diepe diepte: roepend om gehoor te vinden, om bij God gehoor te vinden, roep en smeek ik onverpoosd, maar mijn ziel blijft onge¬troost. Het doet pijn aan God te denken in plaats van dat je er blij van wordt en het weer ziet zitten, want je merkt niks van God en je krijgt geen antwoord van God. Je wordt alleen maar treurig als je denkt aan al die mooie geschiedenissen uit de bijbel, over wat God allemaal voor Israël deed en over de Here Jezus die wonderen deed en mensen beter maakte, want waarom doet God dan niks voor jou en waarom wordt jij dan niet beter: is God dan veranderd? ziet hij mij niet staan? vergeet Hij ons? Zoals Israëlieten er niet uit kwamen, in crisissituaties – denk b.v. maar aan die zwarte jaren van ballingschap – dat de HEER niet leek te luisteren en hen maar ziet verkommeren.

Maar let erop wat deze dichter doet. Niet weglopen bij God. Niet de bijbel dicht doen en het bidden maar staken. Zoals je verwachten zou, en zo heel vaak ziet gebeuren. Waar je zelf soms ook zomaar toe komt: het helpt toch niks, ik stop ermee. Nee, juist niet: net zo lang roepen tot God luistert, blijven kloppen op die deur, en des te meer luisteren naar wat God wel degelijk zegt, ook tegen u en jou, in de bijbel. Naar de kerk blijven gaan, en de broeders en zusters opzoeken. En vooral je niet opsluiten in je eigen kleine wereldje, met je verdriet en je teleurstellingen, je vragen en je pijn, je positieve of je negatieve ervaringen, maar oog hebben voor Gods grote plannen waar ook dat kleine leventje van mij een onderdeeltje van is. Kijk, en dan ga je ontdekken dat de Here niet veranderd is, en niet veranderlijk. Niet wispelturig en grillig, maar trouw.

Als Asaf terugdenkt aan wat God vroeger allemaal gedaan heeft en teruggrijpt op het wonderlijke ingrijpen van God in de loop van de dingen, dan springt er voor hem als Israëliet uit hoe de Here zijn volk eeuwen geleden uit Egypte heeft gehaald en
door de zee heen getrokken heeft in de richting van het land van de vrijheid met God. Toen God een begaanbare weg baande juist waar geen weg was. Israël zat in de tang: achter hen de oprukkende vijand – met vliegende vaandels en blinkende zwaar¬den, met wagens en paarden – en voor hen geen brug en geen veerpont, maar alleen water. Moeten ze dan alsnog dood of toch weer slaven worden? Waar is nou die God van de bevrijding?

Kijk, maar juist dan laat God zien wie Hij is: “de wateren weken en stonden gedwee, de vijand verzonk als een steen in de zee”…”Ik zing voor de Heer, Hij is Koning voorgoed en dwars door de vloed geleidt Hij de zijnen. Zijn goddelijk spoor gaat zelfs in de zee niet teloor”. Gods weg is in heiligheid. Kijk, en daaraan kan die dichter eeuwen later zich vastklampen met zijn vragen en bange twijfels: is God dan veranderd? is er een kink gekomen in de kabel van zijn verbond door de generaties heen? heeft de Here ons verstoten, is zijn hart gesloten? Van¬daag herkennen we toch ook die vragen: waar is God dan in onze godloze eeuw? waar was God in Auschwitz en is Hij in Syrië, in Irak, in al die vluchteingenkampen, waar is Hij op de werkvloer en in mijn leven- en als de dood toe¬slaat?

Zomaar willen wij God narekenen. Hem zelfs de weg die Hij zou moeten gaan met ons, voorrekenen en uittekenen. Maar dat zal niet gaan. Dan doe je eraan tekort dat Gods weg is in hei¬ligheid. Zou je missen die eerbiedige erkenning: wie is als onze God? Een God die zijn eigen sporen trekt – soms dwars door de golven heen en door diepe dalen heen, en ons geloof wil geven om Hem op het spoor te komen en in zijn voetspoor te gaan. Als je daar maar oog voor hebt/voor krijgt. Geloofsogen.

dia 4 2. Wie zoeken gaat,ontdekt hoe je God op het spoor kunt komen.

Vanzelf gaat dat niet. Voetstappen in het zand worden door dat zand, of door het wassende water overspoeld. Wat gebeurd was bij de Schelfzee, was een dag later al niet meer te zien en na te trekken. En dat God zijn voetstappen had gezet daar tussen die muren van water, dat God zijn volk in de weg van dat wonder veilig aan de overkant had gebracht, was enkel en alleen een zaak van geloof. Met het blote oog zag je er niets van. Zoals een mens Gods ingrijpen niet zo met de vinger kan aanwijzen dat iedereen als vanzelf zegt: natuurlijk was dat het werk van God. Nee, daar is geloof voor nodig. Daar moet de Here zelf je ogen voor openen. Dan ga Hem steeds meer zien.

De dichter van deze psalm had het er moeilijk en te kwaad mee. Want in de omstandigheden waarin hij en zijn volk toen zaten, was God om zo te zeggen spoorloos. Iemand schrijft: “Er lijkt helemaal geen verbindingslijn te lopen van de ver¬lossing toen bij de Schelfzee naar de situatie van het ogen¬blik. Alle sporen ervan zijn uitgewist.” Is God spoorloos?

Je kunt je vandaag datzelfde afvragen soms. Datzelfde be¬klemmende gevoel hebben. In een land waarin steeds meer sporen van Gods aanwezigheid – het lijkt wel heel bewust en systema¬tisch – worden weggepoetst en overspoeld door een vloedgolf van idealen en ideeën van mensen. Waar de God van David en de zoon van David weggehoond worden, en het spoor steeds meer wordt uitgewist van Gods gezalfde koning – Jezus de Christus. Als elke keer weer de dood naar het leven grijpt,ook van Gods kin¬deren. Als je lijkt te verdrinken in een zee van verwarring en verdriet en problemen. Als je ook in je eigen leven vaak maar zo weinig bespeurt van de kracht van blij en enthousiast ge¬loof. Als niet alleen het water van de doop allang is opge¬droogd maar ook het vuur van het eerste uur bijna opgebrand is. Als er maar weinig belangstelling lijkt te zijn – mis¬schien ook bij jezelf – voor de sporen die God heeft getrokken in de geschiedenis van de kerk en de wereld. En de God van zondag in de kerk spoorloos is maa¬ndag op het werk. Is het dan waar dat geloven in die God achterhaald is en niet meer slaat op de werkelijkheid van vandaag? Is God nog wel te vinden?

Maar, Asaf liep niet met zijn vragen bij God weg, maar bleef God opzoeken en met zijn vragen bestoken. We kunnen van hem leren hoe je – ook als alles ertegen lijkt te zijn, en God spoorloos lijkt – hoe je toch God op het spoor kunt komen. Hij
komt dan – we zagen dat al – uit bij zoveel dat God vroeger gedaan heeft. Dat laat een doorgaande lijn zien van machtige ingrepen om zijn plannen door te zetten en daarom zijn volk waarvoor Hij heeft gekozen, te redden en door de ellende en de gevaren heen te slepen. Zoals die ene keer dwars door de zee.

De ommekeer zit in deze psalm dan ook in dat bekende vs. 12: “ik zal de daden van de Here gedenken”. Dat is meer dan: aan feiten van vroeger terugdenken. Dat kan zo gebeuren dat het je niks doet: och, dat is zo lang geleden, wat heb ik daaraan?
Het kan ook heel pijnlijk zijn: als je vroeger vergelijkt met nu, en de vraag opkomt waarom dit je allemaal is overkomen. Gedenken is hier dat je uit wat God vroeger heeft gedaan, voor je eigen situatie troost en kracht haalt, en dat je er je God beter door leert kennen en ook jouzelf aan Hem toevertrouwt.

Het kan een levensvraag zijn, ook een angstige vraag: maar hoe kom ik God nog op het spoor,in deze wereld, in mijn leven? Deze psalm wijst ons de weg: naar waar God zijn sporen heeft gezet en de indruk die dat heeft gemaakt, bewaard is gebleven. Voor en na is dat voor ons de bijbel, dat indruk-wekkende boek dat spoorzoekers naar God de enige weg wijst die begaanbaar is: de weg door de golven en door de woestijn, achter Jezus aan, de weg van achter Hem je kruis dragen, samen onderweg. Paulus schrijft over dat Woord zo dichtbij: in je mond en in je hart…Kijk, en dan komt die God die zo ver weg lijkt, ook steeds dichterbij. Als een God met hart voor ons en een open oor, en ogen vol liefde. Als mijn Vader terwille van Jezus.

Ik zeg erbij: kijk dan ook maar terug in uw eigen leven, en kijk vooral ook terug en om je heen, in je eigen familie, en vraag het elkaar maar eens: vertel eens wat God voor u, voor jou, heeft gedaan, …toen u zo ziek was, en toen je zo vastgelopen was,toen jullie wonderlijk zijn gespaard, toen er dat grote verlies was, of juist toen het zo goed ging. Ja, en vraag God zelf maar of Hij je door zijn Heilige Geest en met zijn Woord op het goede spoor wil zetten. Op het spoor van Jezus Christus, door de golven heen naar het nieuwe land.

dia 5 3. Hoe God ons op het spoor zet van Jezus.

Zijn naam is al gevallen. Zijn naam vinden we nog niet in psalm 77 terug. En toch is de route die God met Israël ging, via en uit Egypte, en dwars door de zee, en door de woestijn richting Kanaän, een onmisbare etappe op de weg naar Jezus zijn Zoon aan het kruis.

Ik kan en moet het nog sterker zeggen. De Zoon van God ging zelf mee in de wolk en door de zee. Jesaja komt daar later op terug als Hij zegt dat God de Verlosser voor zijn volk werd: “in al hun nood was ook Hij in nood: zij werden gered door de engel van zijn tegenwoordigheid.” (Jes. 63: 9). En Paulus schrijft nog weer later dat toen bij de zee en in de woestijn Christus met hen meeging. Belijden we ook niet dat die gang door het water de doop al zichtbaar wordt: God die door het water heen – door de dood heen – zijn kind redt?

Gemeente, wie God op het spoor wil komen, kan niet om Jezus heen. Jezus is dè goede Herder die nog veel beter dan Mozes en dan David, zijn kudde voortleidt door huizenhoge golven heen, naar een veilig land. Let steeds weer op het spoor dat God getrokken heeft door de geschiedenis, en ook trekken wil in ons leven: het bloedspoor van de verzoening van al onze zonden, door Jezus Christus die ondergegaan is in de dood maar ook is opgestaan, voor ons uit. In zijn spoor vinden we God. Achter Hem aan komen we echt voorgoed Thu¬is.

Over Jezus Gods eigen Zoon zijn de vloedgolven van de straf en de boosheid van God over onze zonden heengespoeld: mijn God, mijn God, waarom hebt U Mij verlaten. Psalm 77 brandde Hem op de lippen en in de ziel: roepend om gehoor te vinden, om bij God gehoor te vinden, maar mijn ziel blijft ongetroost. En dat om te verdienen die enige troost in leven en bij het sterven voor iedereen die in de gekruisigde en opgestane Heer gelooft: God, op wat u eens aan en door Jezus Christus wilde verrichten, wil ik mijn betrouwen stichten. Nee, de God van de uittocht en de doortocht is niet veranderd. Zie Golgotha! Kijk maar naar dat brood en pak het. Proef hoe lief God je heeft!

Lees zo uw bijbel. Kom zo in de kerk elke zondag. Vier zo avo¬ndmaal. Ga zo naar catechisatie en vereniging. Laat u op het spoor van Jezus zetten, op de weg van het leven voor wie hopeloos ontspoord waren. En ontdek steeds meer wie God wel is en wie God voor u wil zijn. Hoe langer je kijkt, hoe meer je van de Here God gaat ontdekken. Zijn sporen worden hoe langer hoe duidelijker herkenbaar. Onuitwisbaar. Zelfs de hoogste golven die over je heen kunnen slaan, spoelen die niet weg.

dia 6 4. Als je God zoekt, ontdek je ook hoe je in zijn spoor kunt gaan.

Je moet je willen laten leiden, als een schaap van de kudde, volgzaam en
gehoorzaam. Dat is: achter de Herder aan die de weg wijst en elke keer weer je op het goede heilzame spoor zet. Dat is ook: op het spoor van Gods goede geboden, op de route van de smalle weg van jezelf verloochen en je Herder volgen overal waar Hij met je heen gaat. Dan ga je op reis met je bijbel als spoorboekje. Dan vraag je ook om gewilligheid en volgzaamheid: Geef dat ik mijn voeten zet op de wegen van uw wet. Dan ontspoort je leven niet, maar kom je veilig aan.

amen

liturgie avonddienst zondag 3 juli 2016 – CGK en GKV

welkom
zingen: NLB 283: 1,2,5 – melodie ‘Rust mijn ziel uw God is koning

1. In de veelheid van geluiden
in het stormen van de tijd,
zoeken wij het zachte suizen
van het woord, dat ons verblijdt.

2. En van overal gekomen,
drinkend uit de ene bron,
bidden wij om nieuwe dromen,
richten wij ons naar de zon.

5. Die ons naam voor naam wilt noemen,
al uw liefde ons besteedt,
zingend zullen wij U roemen
en dit huis zingt met ons mee!

we worden stil voor God
votum en groet
zingen: Ps. 95: 1,2,3 LB
gebed
Schriftlezing: Psalm 77
zingen: Ps. 77: 1,2,3
verkondiging: Psalm 77: 20

Is God spoorloos? Ga maar zoeken, dan ontdek je:
1. hoe God zijn eigen sporen trekt;
2. hoe je God op het spoor kunt komen;
3. hoe God je op het spoor zet van Jezus;
4. hoe je in Gods voetspoor kunt gaan.

zingen: Ps. 77: 4,5,6
geloofsbelijdenis
zingen: Ps. 22: 11 Levensliederen

Het nieuws zal overal te horen zijn.
En wie de Heer is, weet straks groot en klein
en zelfs wie nu nog niet geboren zijn:
Hij houdt van daden.
Het is volbracht, de eer is aan de Vader
en aan de Zoon, door wie wij eeuwig leven,
en aan de Geest, die ons geloof wil geven
en in ons woont.

gebed
collecte
slotzang: Ps. 89: 1,6,7
zegen
amen: Ps. 89 laatste regel