Psalm 78: 1-8: ‘Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst’ (herplaatst – n.a.v. 75 jaar vrijheid – en 80 jaar na begin WO II

Psalm 78: 1-8: ‘Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst’.

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, die leeft en regeert,

‘Wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst’.

Dat is een uitspraak van de vroegere Duitse president Richard von Weizsäcker. Dat laat zien dat kennis van het verleden en door blijven vertellen van wat in de 2e Wereldoorlog is gebeurd en wat die oorlog aan wonden heeft nagelaten, niet alleen belangrijk is om de slachtoffers en de nabestaanden te eren, maar ook om lessen te trekken uit die oorlog, om de gevaren te zien die in onze eigen tijd de vrijheid van mensen en de vrede tussen de volken bedreigen, en om er alles aan te doen wat in de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw gebeurde te voorkomen: om het kwaad dat aan alle kanten de kop opsteekt – van haat tegen Joden en christenen, maar ook tegen moslims, asielzoekers, homo’s, en andere minderheden en afwijkende meningen – aan te wijzen en op tijd aan te pakken. En ook wordt de vraag steeds nijpender wat onze verantwoordelijkheid is voor de opvang van en hulp aan de grote stroom vluchtelingen die Europa willen binnenkomen omdat het in eigen land onveilig is of omdat ze daar geen toekomst zien. En: hoe voorkomen we een negatieve tegenreactie uit angst voor eigen verworven rechten? Wat doen we als discriminatie en uitsluiting dreigen, met geluiden en zelfs geweld die doen denken aan wat aan de oorlog voorafging?

Allemaal redenen – en er zou meer te noemen zijn – om te blijven herdenken. Want – weer dat jaarthema – “wie de ogen sluit voor het verleden, is blind voor de toekomst” – je kan erbij zeggen: en die stopt zomaar ook zijn kop in het zand voor dreiging die nu al de kop opsteekt, en kijkt weg van bestaande nood.

Kort en goed: herdenken is meer dan herinneringen ophalen aan lang geleden, het is vooral ook van dat verleden leren voor nu en voor de tijd die voor ons ligt.

Als mensen die in God geloven en hier vanmorgen in de kerk zijn, leren we nog veel verder terug te kijken en mogen we veel verder vooruit kijken, en worden we ook uitgetild boven wat korter of langer geleden door toedoen van mensen en volken en hun leiders is gedaan aan goed of slecht, en wat nu mensen elkaar aandoen.

Want we geloven dat er Een is die daarboven staat en achter de schermen bezig is om zijn plan uit te voeren: de God van wie we aan het begin van deze dienst zongen dat zijn trouw eeuwig is en dat Hij het werk dat Hij begonnen is nooit zal loslaten.

Daarom is voor een gelovige herdenken, gedenken, dwars door alles heen en meer dan alles wat mensen deden en meemaakten aandacht voor Gods grote daden.

Psalm 78 is daar vol van, en die psalm begint met de oproep wat God vroeger allemaal aan grote dingen gedaan heeft niet in het vergeetboek terecht te laten komen, en daarom de verhalen door te geven van de ene generatie op de andere.

Precies wat veel mensen zien als het belang van elk jaar de dodenherdenking en het vieren van de bevrijding en vooral ook het blijven doorgeven van de vrijheid. Zoals iemand zei die de nationale herdenking op de Dam bijwoonde: “Ik ben hier vanavond met mijn dochter en vier kleindochters. Mijn opa heeft in concentratiekamp Theresienstadt gezeten omdat hij bij het verzet zat. Ik wil aan de volgende generatie doorgeven hoe belangrijk het is in vrijheid te leven.”

Nou zou je kunnen denken dat wij in de kerk toch met andere verhalen bezig zijn. Psalm 78 is een soort geschiedenisles, op muziek, ‘een leerdicht’ staat in de oude vertaling, vanaf de uittocht uit Egypte tot en met koning David. Maar we zeggen dan dat het niet maar vaderlandse geschiedenis is van de Joden maar een belangrijk stuk van wat we ‘heilsgeschiedenis’ noemen.

Vroeger kregen wij op school Bijbelse geschiedenis – de verhalen over de schepping en de zondvloed en het volk Israël, en over de Here Jezus – over wat God deed dus.

En dan kreeg je Vaderlandse geschiedenis, en dat ging over mensen en wat zij deden : de tachtigjarige oorlog met Willem van Oranje, Filips II, de watergeuzen – en later de Franse tijd, en natuurlijk ook de Tweede Wereldoorlog en de bevrijding…..

Twee heel verschillende vakken, maar toch: ook wat gebeurd is in onze eigen Nederlandse geschiedenis, valt toch niet buiten de leiding en het plan van God? We geloven toch dat de God van Israël de God van de wereld is, van alle volken? En dat we daarom zo’n psalm als Psalm 124 ook mogen zingen met het oog op de bevrijding van 1945, na vrij zware jaren van bezetting en onderdrukking, van honger, met verzet en verraad, onderduikers, concentratiekampen, gaskamers: “indien de HEER ons niet had bijgestaan, toen het woeden van de vijand werd gevreesd, dan waren wij verslonden en vergaan…” maar – God zij dank: “wij zijn ontsnapt als vogels aan het net…de strik brak los en wij zijn vrij geraakt” ?

Nou, en daarom kun je uit die Psalm 78 die gaat over de geschiedenis van Gods volk Israël, ook veel leren over hoe om te gaan met onze eigen geschiedenis. In een wereld die Gods wereld is, en waar God vandaag overal werkt aan zijn plan, en waar God ook ons een plek geeft, in deze tijd, met oog voor wat onder Gods leiding is gebeurd in het verleden, wat in eigen tijd speelt, en wat we kunnen leren uit de geschiedenis voor onze eigen houding, en om door te geven aan de volgende generatie en zo steeds verder. Zoals in de psalm: “zo zou het volgende geslacht ervan weten en zij die nog geboren moesten worden, zouden het weer aan hun kinderen vertellen” – met open oren, open ogen, om als Gods tekens te verstaan.

Zoals al gezegd: Psalm 78 is – hoe het woord erboven ook vertaald – lesstof. De dichter zegt het met zoveel woorden – ik geef ze nu even weer uit de BGT: “Luister goed, want ik wil jullie iets leren. Wijze woorden wil ik spreken, wijze woorden over het verleden, over dingen die vroeger gebeurd zijn, en die wij van onze voorouders hoorden. Ook onze kinderen moeten dit weten”.

En dan volgt – dichterlijk maar tegelijk heel feitelijk – een geschiedenisles. De geschiedenis komt langs vanaf de uittocht in Egypte tot aan koning David. Een geschiedenis vol hoogtepunten maar vooral veel dieptepunten, en eerlijk.

Dat eerlijke is misschien de eerste les, voor hoe om te gaan met eigen verleden. De neiging bestond – en bestaat misschien nog wel – om als het gaat over de geschiedenis van je land, of van je eigen familie, of van je eigen kerk – vooral naar voren te halen wat goed was en goed ging, en waar jouw land of jouw familie of jouw kerk positief mee voor het voetlicht te halen is. Dan wordt geschiedenis zomaar een verhaal over heldhaftigheid, over goede keuzes van het voorgeslacht, over de roemrijke en krachtige daden die mensen gedaan hebben, waar we trots op kunnen zijn, zoals het verslaan van het machtige Spanje, en de gouden eeuw met de VOC en schilders als Rembrandt, en natuurlijk de verzetsstrijders in de oorlog en de mensen die onderduikers verborgen hielden, en dat we na de oorlog ons land weer hebben opgebouwd.

Ja maar, veel schaduwkanten blijven dan zomaar onderbelicht: over de slavernij waaraan we goud hebben verdiend, over veel armoede ook in die gouden eeuw, en over veel wegkijken in de oorlog, en meewerken met de bezetter dat er ook was, en over te weinig oor en oog voor het lot van de Joden – Hoe moedig dat onze koning in zijn toespraak op 4 mei dat benoemde en zelfs zijn overgrootmoeder koningin Wilhelmina daarbij noemde. En eerder zijn na jaren ook excuses aangeboden voor onrecht en geweld in Ned- Indië na de oorlog. Ik herinner me de titel van een boek dat vroeger bij ons thuis in de boekenkast stond en dat ging over wat Nederland in Indië tot stand gebracht heeft: ‘Daar werd wat groots verricht’ – over Nederlands- Indië in de twintigste eeuw. Ik heb het boek nooit gelezen, ik weet alleen die titel nog, maar ik denk zomaar dat het een nogal eenzijdig verhaal zal zijn..terwijl later steeds meer bekend werd over onderdrukking en keihard geweld ..niet lang geleden is een ander boek verschenen: ‘daar werd wat gruwelijks verricht’ – dat moet in alle eerlijkheid ook verteld.

Kerkgeschiedenis kan ook heel eenzijdig verteld worden als het vooral gaat over eigen gelijk en er geen oog is voor wat dan heet ‘veel vlees en wereld’; door mensen die met alle goede bedoelingen beperkt zijn en verkeerde keuzes kunnen maken – precies zo als je eerlijk terugkijkt naar je eigen voorgeslacht en je van alles kan tegenkomen waar je als familie niet alleen maar blij mee bent.

Maar dat eerlijk kijken naar het verleden, met ook oog voor wat er allemaal mis was en mis ging, dat maakt juist de bewondering groter voor onze God die met zoveel kromme stokken toch nog rechte slagen kan maken en die dwars door alles heen trouw blijft en ons vasthoudt – die niet loslaat wat zijn hand begon.

Kijk en dat is wat die psalm ons wil leren en wat ouders moeten doorgeven aan hun kinderen als een les vanuit het verleden voor de toekomst. Als we die psalm in zijn geheel lezen is het eigenlijk één vervolgverhaal van de grote daden van God en van gebrek aan vertrouwen en ongehoorzaamheid en ontrouw van het volk – waar dan weer straf op volgde en toch weer nieuwe redding – hoor de verzen 34-38 (BGT): “Soms doodde God mensen uit het volk. Dan zocht het volk Hem weer, dan verlangden ze weer naar Hem. En dan wisten ze weer: God is trouw aan ons, de Allerhoogste is onze bevrijder. Toch werden ze weer ontrouw, ze waren niet eerlijk tegen God. Ze dachten niet meer aan Hem en deden niet wat ze Hem hadden beloofd. Maar God had medelijden met hen. Hij strafte hen niet voor hun fouten, Hij doodde hen niet allemaal. Hij liet niet zien hoe boos Hij was, steeds opnieuw had Hij geduld. Want Hij kende de Israëlieten. Hij wist hoe klein en zwak ze waren, zo zwak als adem die je uitblaast”.

Ja, inderdaad, daar werd wat groots verricht, niet door mensen, maar door God. Kijk zo ook maar terug in eigen verleden: van je familie, van de kerk, van ons land. En sta versteld van Gods geduld, van zijn trouw, van toch steeds weer een nieuw begin, en wees maar bescheiden over wat mensen ervan terecht brengen, noem eerlijk wat fout ging, wat echt slecht was, en wat we kunnen leren en moeten afleren. Vers 8 is over dat laatste glashelder: “dan zouden zij niet worden als hun voorouders, een onwillig en opstandig geslacht, onstandvastig van hart en geest, een geslacht dat God ontrouw was” . Die vuile was wordt niet weggestopt maar eerlijk buiten gehangen, daar kun je juist van leren en wijzer en sterker van worden, in je voordeel.

Ook weer een wijze les – wijzer dan te doen of vroeger alles beter was – de Prediker wist het ook al: “Vraag je niet af waarom het vroeger beter was dan nu. Het getuigt van weinig wijsheid als je daarnaar vraagt” (Prediker 7: 10) – ja, want het is in heel veel opzichten niet zo – de Prediker zegt ook dat er weinig nieuws onder de zon is: “alles wat er gisteren was,zal er morgen weer zijn en alles wat eerder gedaan is, zal later weer gedaan worden” – en bovendien gaat het zoals het gaat en leef je niet vroeger maar nu, en ook dat is onder de leiding van God – nog een keer de Prediker: “er is voor alles in het leven een geschikte tijd en God zorgt ervoor dat alles op de juiste tijd gebeurt” – en dan komt het erop aan dat wij de tijd goed gebruiken en daarbij leren van het verleden, en onze winst ermee doen, voor nu en voor de tijd die komt.

Wat de psalm ons ook leert, is het belang van contact en gesprek tussen generaties: grootouders, ouders, kinderen – dat is wat bedoeld is met traditie = doorgeven van wat je zelf hebt gehoord, meegekregen, geleerd, en meegemaakt – hoor maar: “wij hebben het gehoord, wij weten het, (want) onze ouders hebben het ons verteld”.

En dan hou je dat niet voor jezelf en stop je het niet weg, uit angst of uit trots – dia 9 b.v.dat lastige verhaal over die fout keus, of die misser die toen is gemaakt, of die bijzondere ervaring die je nooit vergeten bent – nee: “wij willen het onze kinderen niet onthouden, wij zullen het aan het komende geslacht vertellen” – en dat ook niet met daarbij een ‘ vertel het maar niet verder, ik vertel het je in vertrouwen’. Soms is dat wijs maar vaker is wegstoppen niet zo goed. In de psalm is het: “zo zou het volgende geslacht ervan weten, en zij die nog geboren moeten worden, zouden het weer aan hun kinderen vertellen” – en dat niet om eigen verleden te verheerlijken of om die of die aan de kaak te stellen maar om des te meer op God te vertrouwen – en niet op mensen, die andere of jezelf – en Gods grote daden niet te vergeten, en ook om zich te richten naar zijn geboden – zoals die opa en oma, of juist anders dan die oom die fout was of….om niet weer in de fouten te vervallen die mede tot die vreselijke oorlog hebben geleid, om niet weer verschillen te laten uitgroeien tot een scheuring, om des te meer te willen leven van genade en het in alles van God alleen te verwachten.

“Wij zullen het onze kinderen niet onthouden, wij zullen aan het komend geslacht vertellen…” hoe is het dat ons, hoe doet u dat, en wat merken jullie ervan? Ik bedoel: wat vertelt u dan, wat geven we door, wat krijg je ervan mee, of niet?

In de psalm gaat het over de daden van God, de wonderen die Hij gedaan heeft. Heel concreet komen dan allerlei gebeurtenissen langs vanuit de geschiedenis. Maar als je dat goed leest en op je in laat werken, is het meer dan namen en feiten, gaat het om ingrijpende ervaringen van mensen, van zonde, straf, bekering, weer falen, over diep menselijke drama’s en over heel veel goddelijke liefde en geduld – en dan weer die vraag hoe dat is met ons, hoe u dat doet, wat jij daarvan meekrijgt. We zijn er niet met doorgeven van de Bijbelverhalen, wat echt overkomt is ons eigen verhaal: wat het geloof met ons doet,wat God deed in ons leven,wat wij meemaakten.

Ik denk ook voor wat de oudste generatie onder ons betreft: hoe u de oorlog bent door gekomen, wat is gebeurd met uzelf, uw ouders, wat de invloed ervan geweest is.Wat je steeds weer tegenkomt is dat veel vanuit die oorlog verzwegen is, weggestopt maar dat juist de laatste jaren elke weer verhalen naar boven komen, eindelijk – vaak verhelderend en helend – want steeds weer hoeveel impact die tijd gehad heeft. Alle reden om te praten, om juist wel te vertellen, ook wat pijn blijft doen en verdriet. Alle reden om een luisterend oor te zijn voor mooie verhalen en ook voor oud zeer.

Ja maar vooral – in de lijn van die leerzame en vooral dankbaar verwonderde psalm – om oor te hebben en oog voor wat God heeft gedaan en blijft doen, voor zijn onvoorstelbare trouw en geduld, zijn liefde en genade, bij alle vragen die er kunnen zijn en ook bij alle pijn en verdriet van lang geleden en van hier en nu . De psalm loopt uit op Gods keus voor David om namens hem Gods volk te leiden en te weiden.

Dan mogen wij in het licht van Pasen doordenken tot op Davids en Gods Zoon Jezus die als de grote goede Herder voorop gaat en alle macht heeft, ook over deze aarde.

Dus vergeet niet zijn verleden en zijn heden, en wees niet blind voor zijn toekomst. Want echte vrijheid en blijvende vrede en een hoopvolle toekomst zijn mogelijk geworden en zullen werkelijkheid worden dankzij Jezus die zijn bloed gaf en zijn leven opofferde voor ontelbaar velen en die wie Hem volgen het goede leven leert.

’Vrijheid geef je door’ is het meerjarenthema van dodenherdenking en bevrijding. Over doorgeven gaat ook Psalm 78 – en dat wordt terecht vaak toegepast op de opdracht om je kinderen, om de jongere generatie, door te geven en voor te leven wat God voor ons gedaan heeft en doet, en wat God van u en mij en jullie vraagt.

Dan gaat het over de echte en blijvende bevrijding – van zonde en van schuld en dan ook van de zonden van vroeger en nu, en de wonden die dat nalaat, tegen de hoge prijs van het bloed van Gods eigen Zoon Jezus – en de vrede die daardoor is verdiend: vrede met God die zelfs midden in ellende als ziekte, oorlog, dood, niet verstoord kan worden, en vrede in je eigen hart en met de mensen om je heen.

Ik denk aan die sterke taal van de apostel Paulus in het bekende Romeinen 8: “Wij horen bij Christus en Christus houdt van ons. Niets kan dat veranderen. Ook al moeten we lijden, ook al worden we vervolgd en bedreigd. Ook al hebben we honger, ook al zijn we arm, ook al is ons leven in gevaar……Hoe zwaar het ook wordt, we zullen alle moeilijkheden overwinnen. Want God houdt van ons” (Rom 8:35v. – BGT).

Dat heeft veel mensen in die moeilijke oorlogsjaren, zelfs in concentratiekampen en in de dodencel, moed gegeven; en het geeft kracht aan wie in onze tijd vervolgd worden; het kan helpen in tijden van ziekte en zelfs als de dood dichterbij komt.

Dat doorgeven is meer dan erover praten, het is vooral dat geloof voorleven,zodat je kinderen en kleinkinderen en anderen om je heen erdoor geraakt en er zelf door bemoedigd worden, en als God het geeft ook op Hem willen en gaan vertrouwen – en ook zo willen leven als ze van u of jou zien: leven als Jezus, in zijn vrijheid en vrede; als – zingt een lied – “een volk op weg gezet om vrede tegemoet te gaan: de toekomst die is aangezegd, moet doorverteld, verstaan, gedaan…..Wij struikelen en staan weer op: iedere dag een nieuw begin…..Wij gaan.”

amen

liturgie morgendienst

votum en groet

zingen: Ps. 124: 1,2,3

wet van de HEER Deut. 5

zingen: Gz. 11: 1,2,3 mel. Lied 288

gebed

Schriftlezing: Psalm 78: 1-22; 34-39; 67-72

zingen: Ps. 78: 1,2,9,20

verkondiging: Psalm 78: 1-8 dia 1

zingen: Lied 130: 1,3,4

gebed

collecte

zingen: Ps. 126: 1,2,3

zegen

amen: Gz. 37: 8

Psalm 42 ‘Heimwee en verlangen’

Preek over Psalm 42 ‘Heimwee en verlangen’

Zingen: Opwekking 281 ‘Als een hert dat verlangt naar water’

Belijdenis van afhankelijkheid – amen
Groet – amen

Zingen: God zal zorgen…. (lied n.a.v. coronacrisis, A.F. Troost)
melodie van ‘Wie maar de goede God laat zorgen’ (LvK 429)

1. Je jubelt: God zal voor mij zorgen
wanneer ik hulp van Hem verwacht!
Toch kun je bang zijn, bang voor morgen:
één lange, eindeloze nacht.
Geloof wat vast en zeker is:
licht overwint de duisternis!

2. Je dacht dat God zijn schapen leidde,
het hele leven één groot feest,
tot aan de einder groene weiden –
maar dan: een wond die niet geneest!
Al zal de Herder bij je zijn,
soms ga je door een diep ravijn.

3. Je meende: Christus is zo machtig,
één woord – het onweer zwijgt al stil.
Je dacht: mijn Vader is almachtig,
de wind gaat liggen als Hij wil.
Maar dan opnieuw: een donderslag,
chaos die niemand eerder zag.

4. Je fluistert toch dat God zal zorgen
ook als geen zon je tegenlacht?
Houd dat dan vast, want Hij zal morgen
doen wat geen mens meer had verwacht:
dan zal de aarde hemel zijn,
dan zal het eeuwig Pasen zijn!

Gods leefregels

Zingen:

Gebed

Bijbellezing: Psalmen 42 en 43

Zingen: Ps. 42: 1-6 Levensliederen

allen
1. Als een hulpeloze hinde,
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik u te vinden,
u, mijn God, op wie ik wacht.
Ik verlang naar God, die leeft,
die mijn ziel te drinken geeft.
Wanneer zal ik hem ontmoeten,
zal Gods glimlach mij begroeten?

vrouwen
2. Alle nachten, alle dagen
eet ik niets dan tranenbrood,
want ik hoor hoe zij me vragen:
‘Is die God van jou soms dood?’
O, wat weet ik het nog goed
hoe ik meeliep in de stoet,
hoe we dansend bleven zingen,
juichend naar Gods woning gingen.

allen
3. Waarom, ziel, zo aangeslagen,
waarom bang en rusteloos?
Hoop op God, stel hem je vragen.
Wees niet langer lusteloos.
Want de dag komt – heb geduld –
dat je hem weer prijzen zult.
Ik kijk uit naar nieuwe tijden,
want mijn God zal mij bevrijden.

vrouwen
4. Ik ben uitgeput van binnen,
2. Ik ben uitgeput van binnen,
aangeslagen, opgebrand.
God, op U zet ik mijn zinnen,
in dit berg- en heuvelland.
Hoor hoe diep het water dreunt,
hoe mijn ziel daaronder kreunt.
Ik raak machteloos bedolven
onder al uw hoge golven.

mannen

5. God de HEER geeft zijn genade,
overdag – en ’s nachts een lied.
Bij mijn rots ga ik te rade:
‘Waarom komt en redt U niet?
Waarom laat U me alleen
met de vijand om me heen?”
Lachend laten ze me weten:
‘Is jouw God je soms vergeten?’

allen

6. Waarom, ziel, zo aangeslagen,
waarom bang en rusteloos?
Hoop op God, stel hem je vragen.
Wees niet langer lusteloos.
Want de dag komt – heb geduld –
dat je hem weer prijzen zult.
Ik kijk uit naar nieuwe tijden,
want mijn God zal mij bevrijden.

Preek ‘Heimwee en verlangen’

Gemeente van Christus,

Ik heb normaal gesproken niet zoveel met heimwee, met terugkijken en terug verlangen naar wat vroeger beter was, mooier, toen geluk nog gewoon was. Niet omdat je dan vaak heel selectief terugkijkt en vergeet wat juist minder was vroeger, lastiger, maar ook omdat het weinig oplevert want je leeft hier en nu. En vooral: als je gelooft dat God je leven leidt en God vandaag geeft wat vandaag nodig is, dan is de uitdaging om bij de dag te leven en ter harte te nemen wat Paulus van de Heer hoorde en moest leren toen een probleem waar hij mee worstelde niet werd opgelost en het niet werd zoals voor dat probleem: aan mijn genade heb je genoeg. Ja, en op oudejaarsavond van vorig jaar ging de preek erover dat we als mensen en zeker als christenen altijd onderweg zijn, en dat stilstaan en achterom verlangen niet past bij mensen die achter Jezus aan willen want Jezus gaat verder en zegt: volg Mij…en Jezus herinnert ook ergens aan wat ooit de vrouw van Lot overkwam toen zij niet kon loslaten en bleef staan en maar achterom bleef kijken..

Ja maar toch, er kunnen omstandigheden zijn dat heimwee en weemoed toeslaan. Als alles waar je aan gewend was en blij van werd, energie van kreeg, wegvalt. En dan zijn er genoeg voorbeelden op te sommen in deze tijd: van anderen en jezelf. Als je thuis moet blijven of op je kamer en al weken geen bezoek mocht krijgen, en je terugverlangt naar een kamer vol, naar kinderen die elke week even kwamen, naar je kleinkinderen of de thuishulp die elke week kwam, voor het werk en voor een praatje. Als er al weken geen kerkdienst meer is en verlangt naar weer samen zingen en elkaar ontmoeten; als je niet naar je geliefde in het verpleeghuis kan, en het blijft bij af en toe bellen, al of niet met beeld; als je bruiloft of verjaardag niet gevierd wordt.. Als je bloeiende bedrijf ineens plat ligt, je baan wegvalt, je winkel zoveel leger is…En zo zou ik nog wel even kunnen doorgaan, ieder heeft zo eigen voorbeelden van wat in deze lastige maanden zo anders is, zoveel saaier, zoveel eenzamer – naast gelukkig ook allerlei mooie initiatieven en voorbeelden van aandacht, hulp, zorg….
Dan zie je beelden langskomen van niet eens zo lang geleden en het doet pijn: een koningsdag met volle straten, de Dam vol mensen op 4 mei, een kerk vol zingende mensen, een gezellig stadscentrum op zaterdagmiddag, een kamer vol visite…was het maar weer zoals toen en toen – de koning zei het treffend vanuit zijn huiskamer met koningsdag: ik hoop dat dit de allerlaatste koningsdag thuis zal zijn….en vene later kwamen de beelden van vorige Koningsdagen…toen was het nog echt feest… Het is heimwee maar vooral daar door heen verlangen: naar weer betere tijden.
Waarmee we helemaal in de psalm zitten die we lazen en die onze aandacht vraagt. Een psalm met veel tranen, lijden onder de spot van vijanden, eenzaamheid, vol heimwee naar wat vroeger zo gewoon en zo mooi was en nu zo ver weg lijkt, maar ook een lied van verlangen: naar God, naar nieuwe tijden; een lied ook vol hoop. Zoals bij meer psalmen roept het veel herkenning op en tegelijk zit er aansporing in om jezelf aan te pakken en niet bij de pakken neer te blijven zitten, als een refrein dat drie keer terugkomt: twee keer in Psalm 42,en als slotakkoord in Psalm 43: “Waarom, ziel, zo aangeslagen, waarom bang en rusteloos? Hoop op God, stel Hem je vragen. Wees niet langer lusteloos. Want de dag komt – heb geduld – dat je Hem weer prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden, want mijn God zal mij bevrijden.”

Ik las: “Dat refrein is een pareltje: de dichter heeft het zwaar, maar hij roept zichzelf tot de orde en komt zelfs tot een dankzegging. Dat doet hij drie keer, want zo vaak is nodig om tot rust en vertrouwen te komen.” Je moet het dus steeds weer tegen jezelf zeggen en van anderen – van God en mensen – horen, en steeds weer zingen. Dat is een boodschap die ik zelf hard nodig heb, en die ik u en jou wil meegeven, niet als een makkelijke oplossing alsof dan de tranen weg zijn en de slapeloze nachten, alsof er dan snel toch weer bezoek kan komen of een baan op je ligt te wachten, alsof dan de kerken weer vol zitten binnenkort en er goede medicijnen zijn en een vaccin, ook niet om je kop in het zand te steken – wat in geneigd ben te doen zo af en toe – en vooral goed nieuws te willen horen en je daaraan vast te klampen – wat ik soms doe. Maar vooral om naar boven te kijken, waar God is die heeft bewezen een redder te zijn, op zijn tijd en zijn manier; aan wie je je vragen mag blijven stellen en voor wie je niet je groter en stoerder hoeft voor te doen dan je bent, bij wie je altijd terecht kunt en op wie je altijd een beroep mag doen: “vestig je hoop op God, mijn God die me ziet….en me redt”. Houdt dat vast, tegen de klippen op, en kijk uit naar nieuwe tijden!

Weer terug die psalm induiken helpt daarbij: we staan er niet alleen voor en gevoelens van heimwee en verlangen, van hopen tegen alles in, zijn van alle tijden. Van de dichter van dit lied en de situatie waarin het lied ontstaan is, weten we weinig. De Korachieten die in deze en volgende psalmen vermeld worden, waren Levieten die in de tijd van Salomo – toen de eerste tempel werd gebouwd – vooral belast met bewakingstaken (ze worden ‘poortwachters’ genoemd) maar werden later net als de nazaten van mannen als Asaf, Heman en Jeduthun – ingeschakeld als tempelkoor. In 2 Kronieken 20: 19 staat daarvoor een aanwijzing: “En de Levieten uit de familie van Korach (…..)zongen staande met luide stem de lof van de HEER, de God van Israël”. Dat was heel veel jaren na de tijd van Salomo, tijdens koning Josafat. Ëen kunstig lied van de Korachieten zal wel betekenen: bestemd voor het tempelkoor.

Het bijzondere van deze psalm is dat het lied heel persoonlijk wordt: een ik-psalm. Wat trouwens van heel veel psalmen geldt, zeker ook de vele met de naam David. En dat is mooi want bij God telt elk mens, is niemand een nummer, en is elk leven en elk levensverhaal de moeite waard, ook om voorgoed een plek te krijgen in de Bijbel en in het zangboek van de kerk van alle tijden, herkenbaar door mensen nu en later. En als je dan zo’n lied leest of hoort voorlezen of meezingt, kun je er je eigen leven met verdriet en pijn, heimwee en verlangen, wanhoop en hoop, en blijdschap in terugvinden en mee uitzingen, voor jezelf of samen, thuis of in een volle kerk……

Nou, dat laatste, die volle kerk, die er al even niet is voor ons, miste de dichter ook: “Weemoed vervult mijn ziel nu ik mij herinner hoe ik meeliep in een dichte stoet en optrok naar het huis van God – een feestende menigte, juichend en lovend.” Een herinnering aan lang geleden en ver weg en dat doet best pijn want waarom…Een dichter brengt het zo onder woorden: “Hoe ruimschoots liet Gij U vinden, met z’n allen trokken we zingend op naar uw huis! Maar nu – ik herken u niet meer. Andere wereld, onbereikbaar. Reikhalzend zie ik naar U uit, zal ik het nog beleven? “. Uit het vervolg leren we wie zo klaagt kennen als een vluchteling, een balling, iemand die door waarschijnlijk oorlogsgeweld of een opstand niet kan reizen en niet naar de tempel kan: ‘Mijn ziel is bedroefd, daarom denk ik aan U, hier in het land van de Jordaan, bij de Hermon, op de top van de Misar”. Dat was ver in het noorden, ver van Jeruzalem waar de tempel stond, waar God woonde, en het volk samen was. Naar vandaag vertaald: alleen in het ziekenhuis of in het verpleeghuis, of thuis met weinig of geen bezoek, in quarantaine of ver weg in een ander land met dichte grenzen… in de hoop dat je terug mag maar wanneer en hoe is het met je familie? Ja, en wanneer kun je die anderen van je kerk weer ontmoeten, en weer samen zingen en koffie drinken na de dienst, wanneer weer kring of bijbelclub, wanneer kan je kind worden gedoopt of opgedragen, mag je belijdenis doen, vieren we weer avondmaal? Ja, en bedenk wel hoe anders en nog veel moeilijker die Israëliet in ballingschap het gehad zal hebben, zonder smartphone, zonder skype of videobellen, zonder tempeldiensten online, en met familie en vrienden ver weg, en vijanden op de loer en de spot van die vijanden nog in zijn oren: hé, waar is jouw God dan, die jou toch helpt…..dat maakt het allemaal nog erger want is dat niet zo: God, waar bent U nou? Dan huilt je hart en komen de tranen: “Tranen zijn mijn brood, bij dag en bij nacht…mij gaat door merg en been de hoon van mijn belagers, want ze zeggen heel de dag: ‘Waar is dan je God?’ …..Dan blijft niets anders over dan een schreeuw naar omhoog, een gebed uit de diepte en van ver naar waar God toch is: “Waarom komt en redt U niet? Waarom laat u mij alleen met de vijand om mij heen?” Heer waarom vergeet U mij, waarom ga ik gehuld in het zwart, door de vijand geplaagd?” Maar is God niet ook je tegenstander: ‘Al uw golven slaan zwaar over mij heen”. Ik verdrink!

Er zit in deze psalm een enorme spanning: in de dichter zelf, en tussen hem en God. Aan de ene kant is er dat heimwee naar hoe goed het was, en de frustratie over hoe anders het allemaal geworden is, en vragen die hem naar de strot vliegen over wat die betekent en waarom het zo gaat en vijanden dit hem aandoen en God blijkbaar dat toelaat en niet ingrijpt: Heer, ‘Waarom komt en redt U niet? Waarom laat U me alleen met de vijanden om me heen” en dat terwijl ik zo naar uw nabijheid verlang. Ja, want dat trilt door alles heen, daar begint het mee en daar loopt het op uit: “Ik verlang naar God, die leeft, die mijn ziel te drinken geeft. Wanneer zal ik hem ontmoeten, zal Gods glimlach mij begroeten?…en Want de dag komt – heb geduld –dat je hem weer prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden, want mijn God zal mij bevrijden… met nog sterker Psalm 43: “Heer, zend uw licht, laat mij ervaren dat U mij naar uw woning leidt. Wanneer ik kom bij uw altaren, zal ik U prijzen bij de snaren”. Dat is de ene kant: verlangen dat nog niet vervuld wordt, afstand, God die zwijgt…en aan de andere kant een toch sterk en ongeschokt vertrouwen dat God er is als de levende God en dat God hem niet is vergeten en hem zal redden, wat hij keer of keer tegen zichzelf zegt, en ons tegen onszelf laat zeggen: vestig je hoop op God, blijft dat ondanks alles en tegen alles in – ook tegen die vijanden in – doen: hoop op God en stel Hem je vragen – loop dus niet bij Hem weg maar schreeuw het uit naar Hem- want ik weet zeker dat ik eens Hem weer zal loven, samen met anderen, in zijn tempel, in zijn kerk, mijn God – dat blijft zo – mijn God die mij ziet en mij redt.

Boven de preek heb ik gezet dat het in deze psalm gaat om heimwee en verlangen, maar eigenlijk mist dan waar het gelukkig op uit mag lopen, en dat is de hoop, die de dichter zichzelf en ons wil meegeven: vestig je hoop op God, eens zal ik Hem weer loven…en dat is daarna heel veel eeuwenlang gebeurd, tot vandaag aan toe, ook met de woorden van deze psalm en andere psalmen en liederen, wereldwijd zelfs. Hoe het verder de eerste maker van dit lied vergaan is weten we niet, of hij ooit weer in de tempel is geweest, wie zal het zeggen, eigenlijk denk ik van wel, en gelukkig is ook dit lied vanuit de verte en de diepte van veel ellende en tranen bewaard gebleven en met al die andere liederen van Israël meegegaan de eeuwen door. Als een levensecht lied van heimwee en tranen, verlangen naar beter en vooral naar de nabijheid van God: “wanneer mag ik nader komen en Gods gelaat aanschouwen?”, en als een lied dat de hoop levend houdt en ons in onze zorgen hoop wil geven.
Ja, en dan mogen wij dat lied zingen als mensen die Jezus kennen en willen volgen. Jezus die meer dan wie ook ons Gods gezicht laat zien en zijn vriendelijke ogen, en die daarvoor nog meer dan de dichter van Psalm 42 er diep onderdoor is gegaan, tot aan het kruis en tot in de dood, tegen wie ook is geschreeuwd: waar is nou jouw God? En die zelf God heeft geroepen: “ Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, en blijft zover, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet naar gaat aan mij voorbij? Hoe blijft Gij zwijgen?”. Dat is een schreeuw uit de diepte naar God heel hoog en ver weg met woorden van David in Psalm 22; het hadden ook kreten uit Psalm 42 kunnen zijn: “Waarom komt en redt U niet? Waarom laat U mij alleen met de vijand om me heen?”. En weer in Psalm 43: ‘Waarom laat U mij zolang lijden door mensen die bedrog verspreiden. Waarom heb ik het zo benauwd en word ik uitgejouwd?”. Heftig! Het komt heftiger dan ooit op Jezus af, daar aan het kruis, bespot, verlaten, alleen. Maar ook Jezus bleef zich vastklampen aan God, God zijn vragen stellen: waarom? En hij bleef roepen tot God en hopen op God: mijn God die mij ziet en mij zal redden. We mogen geloven en we vieren het elke zondag, op afstand van elkaar maar toch verbonden met elkaar en met zoveel anderen wereldwijd, en samen met onze God: God heeft zijn Zoon gered en door Hem redt Hij ons; Hij gaf en geeft nieuwe tijden.

In de berijming van psalm 42 zoals we die gezongen hebben, zit een oproep aan onszelf en elkaar: “Wees niet langer lusteloos. Want de dag komt – heb geduld –
dat je hem weer prijzen zult”. Dat prijzen van God hoeft natuurlijk niet te wachten, dat kun jij en kan ik elke dag doen, op jezelf of in kleine kring, maar de dichter van dit lied bedoelde natuurlijk dat hij ernaar uitkeek dat weer samen te doen, in Gods tempel. En wij kijken ernaar uit – ik wel in elk geval – dat er weer kerkdiensten zijn om God en elkaar te ontmoeten, samen te luisteren en te zingen en te bidden; en dat er een eind gaat komen aan afstand houden van elkaar en niet op bezoek bij elkaar – en dan is geduld best lastig vind ik zelf, en onzekerheid, want we willen zo graag…en wanneer dan, en wat als het allemaal nog veel langer duurt…..wat doet dat met je?

Paulus die daar ook ervaring mee had, zet ons met beide benen op de grond en spreekt ons tegelijk moed in, als hij in Romeinen 8 het heeft over een schepping in nood die reikhalzend uitkijkt naar de beloofde nieuwe tijd van vrede en herstel en dan erop wijst dat hopen op iets met zich meebrengt dat waarop we je hoopt er nog niet is: ‘Wie hoopt er nog op wat hij al kan zien? Maar als wij hopen op wat nog niet zichtbaar is, blijven we in afwachting daarvan volharden”. Houdt vol, horen we ook elke keer vanuit de regering, en dan zucht ik in mezelf: hoelang moet dat dan nog? Maar dan lees ik door bij Paulus: “De Geest helpt ons in onze zwakheid…de Geest pleit voor ons met woordloze zuchten.” Ja, en Jezus weet het ook en komt voor ons op…volhouden dus maar met geloven en hopen…en met zingen: ‘Wees niet langer lusteloos, Want de dag komt – heb geduld – dat je – samen – Hem weer prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden – jij ook? – want onze God zal ons bevrijden!’

amen

Zingen: Ps. 43: 2,3 DNP
2. Heer, zend uw licht, laat mij ervaren
dat U mij naar uw woning leidt.
Wanneer ik kom bij uw altaren,
zal ik U prijzen bij de snaren.
Dan uit ik al mijn dankbaarheid,
omdat U mij bevrijdt.
3. Mijn ziel, waarom zo neergebogen?
Waarom onrustig, vol verdriet?
Hoop op de Heer, houd Hem voor ogen.
Hij zal je eenmaal weer verhogen.
Ik zal Hem eren met een lied,
mijn redder die mij ziet.

Gebed

Collecte

Zingen: Lied 416: 1-4 ‘Ga met God’

Zegen

Amen:

Ezra 3: 10-13: Bouwen met gemengde gevoelens

Liturgie middagdienst zondag 19 november 2017
Welkom
Zingen: Ps. 65: 1,2 Levensliederen
1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
U zult van ons de dank ontvangen
die U is toegezegd.
U hoort wat mensen aan u vragen,
bij U komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat U ons vergeeft.
2. Gelukkig wie U wilt onthalen,
verwelkomt in uw huis.
De heiligheid daar doet ons stralen,
de goedheid bij U thuis.
U antwoordt machtig en rechtvaardig,
U redt ons, neemt ons mee.
U bent de hoop van heel de aarde
en van de verste zee.
Moment van stilte en gebed
Belijdenis van afhankelijkheid en begroeting

Zingen: NLB 377: 1,2,3 ‘Zoals ik ben, kom ik nabij’
Avondmaalsformulier 4
‘instelling t/m nodiging en terugwijzing’
Zingen: NLB 377: 4,5
‘opwekking/viering/dankzegging (2)’
Zingen: NLB 377: 6,7

Bijbellezing: Ezra 3
Zingen: Ps. 56: 3,4 GK ‘Mijn ballingschap hebt U te boek gesteld’

Verkondiging over m.n. Ezra 3:10-13 ‘Bouwen met gemengde gevoelens’
Zingen: Ps. 118: 1,8,10 ‘Laat ieder ’s HEREN goedheid loven’

Geloofsbelijdenis
Zingen: Ps. 117 ‘Looft, alle volken, looft de HEER

Gebed

Collecte
Zingen: Ps. 89: 1,7 ‘Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied

Zegen
Amen: Psalm 89 laatste regel
——————————————————————————————————
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
Het jaar van herdenken van 500 jaar Reformatie en van Luther is weer voorbij.
Dat jaar dat tussen 31 oktober 2016 en 31 oktober 2017 vol was met allerlei
vieringen, nieuwe boeken, exposities, TV-programma’s en discussies.
Waarbij regelmatig de vraag aan de orde kwam of je zoiets wel kunt vieren of alleen maar moet herdenken, want kun je wel vieren wat toch ook een kerkscheuring was?
Zeker: de Reformatie heeft gebroken met misstanden, gaf aan gewone mensen de Bijbel terug in hun eigen taal, en bracht in veel opzichten geloof en nieuw élan; maar we zijn ook aspecten van geloven en vieren kwijtgeraakt, er is heel wat afgevochten. Er is ook veel cultureel erfgoed kapotgeslagen (denk aan de beeldenstorm), en in plaats van de ene kerk in stad of dorp zijn er de eeuwen door veel breuken geslagen.
dia 2
Er is daarom best wel reden om te vieren en dankbaar te zijn voor wat God in en door die reformatie=her-vorming, gebracht heeft, maar daar past tegelijk schaamte bij over menselijk falen, over veel ‘vlees en wereld’, en verdriet over gebrokenheid.
Het is daarom goed dat er gesprekken en ontmoetingen zijn met evangelischen en katholieken, niet om meteen maar alles bij elkaar te zetten maar om elkaar te willen begrijpen en te kijken waar het mogelijk is elkaar te versterken en samen te werken.
Ook dan gaat het samen: blij zijn met wat bindt en verdriet over wat verdeeldheid bracht en misschien nog gescheiden houdt – en het is ook goed om de ruimte te geven aan soms tegenstrijdige emoties: van wie blij zijn met meer toenadering en van wie dat met angst en beven tegemoet zien want wat raken we zo juist kwijt…
Zaterdag een week geleden was er een landelijke vergadering van GKV en NGK
om samen het besluit te vieren om tot eenheid te komen, maar ook om samen schuld te belijden en zich te verootmoedigen over de vijftig jaar geleden geslagen breuk, en samen avondmaal te vieren. De krant meldde: “Op de avondmaalstafel stond een verzegelde stenen kruik. Daarin ‘dingen van moeite en pijn’ over de kerkelijke breuk die ‘niet meer goedgemaakt kunnen worden’. “ dia 3 Een mooi symbool die kruik, met verwijzing naar Psalm 56 over onze trane die God in zijn kruik bewaard – als het maar niet een doofpot is, en als dat nog kan, concreet schuld beleden wordt en oud zeer benoemd, en – wat gelukkig hier en daar gebeurt – onrecht hersteld wordt.

Ja, en dan heel wat dichterbij: wat komt er op ons af vanmiddag, op u en op mij.
Het is voor mij de laatste kerkdienst en het laatste avondmaal in dit gebouw, na meer
dan elf jaar, misschien is het binnenkort wel voor het laatst dat in het gebouw kerk-
diensten gehouden worden, na 1 januari moet beslist worden hoe het verder gaat.
Voor de een zal dat een eindelijk zijn want het had toch geen toekomst meer,maar bij anderen geeft het pijn en verdriet, want het was zoveel jaren een vertrouwde plek en ooit is ook deze kerk met liefde opgebouwd, en waarom moet dat nu stoppen? weer anderen zegt het weinig want ze waren hier nooit lid en voelden zich alleen te gast.
Nou, dat alles gaat ook mee als 1 januari de samenvoeging echt een feit zal zijn, en
dan de een blij en opgelucht die nieuwe start begroet en de ander pijn blijft voelen.
En er ook de pijn is van het vertrek van hem of haar met wie je lang samen op liep.

We hebben al lezend bij dat herbouwproject gestaan van een nieuwe tempel in Jeruzalem, nadat meer dan zeventig jaar eerder de oude tempel in puin was geschoten en in vlammen was opgegaan,dia 4 en er dus al die jaren ook geen offers meer waren gebracht…en veel mensen die er toen werkten en hun offers kwamen brengen weggevoerd waren naar het land van de bezetter en in dat vreemde land waren gestorven – en veel kinderen en kleinkinderen daar waren achtergebleven.
De Joden die teruggekomen waren vormden maar een fractie van de bevolking die ooit in Jeruzalem had gewoond of vanuit de rest van het land gekomen waren.
Toch lazen we dat er ook priesters en levieten en vroegere leiders van het volk, en andere ouderen, aanwezig waren bij het leggen van de fundamenten van de nieuwe tempel, die de oude tempel nog hadden meegemaakt en door wie heel veel heenging aan emoties: ze “huilden luid toen voor hun ogen de fundamenten van de tempel werden gelegd” – en dat terwijl veel anderen stonden te juichen en te zingen.
Het was, hoe dan ook, bouwen met gemengde gevoelens.

dia 5 Bouwen met gemengde gevoelens
1. bouw maar mee
2. deel je emoties
3. roem in Gods trouw

dia 6 1. bouw maar mee

Misschien is het u ook opgevallen toen we met elkaar Ezra 3 gelezen hebben: er was bij alle verschil in beleving en gemengde gevoelens vooral eensgezindheid.
Het verhaal dat dit hoofdstuk wil vertellen begint ermee: “toen de Israëlieten zich in hun steden hadden gevestigd, verzamelde het voltallige volk zich in Jeruzalem.”
Bedenk er wel bij dat het gaat om dat deel van het volk dat teruggekomen was.
In hoofdstuk 2 worden de namen genoemd en de aantallen: zo’n 50.000 mensen.
Daaronder zo’n 5000 priesters en maar 74 Levieten – de rest was nog in Babel.
50000 mensen lijkt een heleboel maar het was maar een rest, en ook dat zal pijn en verdriet opgeleverd hebben: maar zij zijn er niet bij, ze wilden niet mee;vroeger was hij er ook maar hij is ver weg begraven, en waarom liet de familie mij alleen gaan?
Herkenbaar, toch, dat je mist wie er niet meer zijn of die een andere keus maken?
Dat je blij bent met een nieuwe start maar ook moeite hebt met wat uiteenvallen lijkt?

Kijk, maar dan zit dat verhaal van Ezra 3 vol met mooie en leerzame handreikingen.
Zoals dat die teruggekomen ballingen ondanks al die verschillende levensverhalen en gemengde gevoelens bij elkaar waren gekomen, en eerst het altaar herstelden.
Het altaar is het verzamelpunt, de plek waar verzoening en vergeving te krijgen is.
Je kan de lijn van dat altaar van toen doortrekken naar het avondmaal van vandaag.
Want we hebben gevierd dat Jezus als Gods Zoon en onze Verlosser zichzelf heeft geofferd om te betalen voor onze schuld en verzoening te bewerken met God, en zo ook mensen aan elkaar te verbinden en met elkaar te verzoenen en te verenigen.
Ik las: “Bij het altaar komt het volk samen met God rondom het offer. “ dia 7
En: “Als het altaar of ‘de tafel van de Heer’ weer centraal komt te staan in Gods volk, wordt daardoor eenheid beleefd.” Er staat ook nog bij in vers 3 dat ze dat altaar bouwden op de oude fundamenten, en dat ze bij alles zich lieten leiden door de wetsregels die vastgelegd waren in de tijd van Mozes en door de aanwijzingen van koning David.

Terug dus naar de basis. Iemand schrijft erover: “Gewoonten en overleveringen zijn verloren gegaan, ze zijn achtergebleven in Babel. Hun blijft niets anders over dan het Woord. In hun toestand krijgt het Woord alle kracht.” Je zou ook hier lijnen kunnen doortrekken naar de nieuwtestamentische tijd en ook naar onze omstandigheden.
Het valt op dat nog voor zelfs maar de eerste steen is gelegd voor de nieuwe tempel er al offers gebracht worden en ze ook de feesten gingen vieren – blijkbaar is dat niet aan een gebouw gebonden, zoals ze trouwens ook ver weg in Babel God vereerden.
Later horen we de Heer Jezus tegen die vrouw uit Samaria die vroeg wat de juiste plek was om God te aanbidden, als antwoord kreeg: “Geloof me, er komt een nieuwe tijd. Dan wordt God niet meer vereerd op de berg Gerizim of in de tempel van Jeruzalem. In die tijd, die nu al begonnen is, vereren de ware gelovigen God niet meer op één speciale plaats. Want dankzij de heilige Geest kennen zij God, de Vader echt. Daardoor kunnen zij de Vader vereren op een nieuwe manier, zoals Hij het wil. “ (Joh. 4: 22-23). En Jezus zei ook dat waar twee of drie gelovigen bij elkaar zijn, Hij er ook bij is (Matt. 18: 20). In lijn daarmee belijden we als kerken dat de kerk niet gebonden is aan bepaalde personen of een bepaalde plaats, maar verbreid en
verstrooid over de hele wereld maar door de Heilige Geest en door geloof toch één.
Zo staat dat in de Ned. Geloofsbelijdenis artikel 27, over wat de kerk is en blijft.

Ik denk: we kunnen daar lessen uit trekken en ook bemoediging voor ons vandaag.
Terecht maken we werk van het zoeken van eenheid met medegelovigen en na jaren van gesprekken en ontmoetingen en dingen samen doen, en ook de conclusie dat we elkaar nodig hebben en kunnen versterken, ervoor gekozen samen te gaan, en
we hopen en bidden dat we daar de zegen van de Heer voor mogen ervaren – maar tegelijk maken me mee dat vanuit beide gemeentes broers en zussen van ons voor een ander kerkelijk onderdak kiezen: HartvoorHeerhugowaard, GKV Alkmaar, VEG.
Soms kan dat op vbeel begrip rekenen, soms hebben wie achterblijven daar verdriet over of zijn er zelfs boos om – ik heb ook wel momenten gehad en nog wel – laat ik het maar eerlijk verwoorden – van me in de steek gelaten voelen, waarom nou zo?

Maar steeds houd ik mezelf voor – en bind ik vanmiddag ook jullie op het hart – dat de diepste eenheid te vinden is bij dat altaar, en dat altaar is Jezus, Zijn offer. Dat is basis en uitgangspunt om samen binnen een nieuwe gemeente met elkaar aan de slag te gaan, ook als je verschillen ervaart en hoe je dingen doet en gewend bent.
Misschien goed om te proberen dat allemaal even te parkeren om goed naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren, en dan te kijken wat goed werkt of beter kan, en ook te leren accepteren dat verschillen niet erg zijn maar juist een verrijking – dia 8. Het helpt om elkaar scherp te houden en met andere ogen te kijken en met andere oren te luisteren – als het maar liefdevolle ogen en oren zijn vanuit een liefdevol hart.
Ja, en dan is het ook minder moeilijk en pijnlijk als anderen op een andere plek ook op hetzelfde fundament Christus meebouwen aan zijn kerk – want samen in de naam van Jezus bidden we, zoeken we naar zijn plan, en samen leven we dan tot zijn eer.

dia 9 2. deel je emoties

Ongeveer een half jaar later was het zover: start van de bouw van de nieuwe tempel, nadat van alles was geregeld en taken waren verdeeld en het toezicht was geregeld.
Het werd, zoals vaker als voor een kerk of ander belangrijk gebouw zeg maar de eerste steen wordt gelegd, een plechtige en feestelijke massale happening: de priesters in hun officiële tenue, een compleet muziekcorps met trompetten en cimbalen, en een priesterkoor dat de oude lofliederen zong, met als overbekend refrein het ‘de HEER is goed, eeuwig duurt zijn trouw. Hallelujah!’ .Het werd een massale samenzang: heel het volk begon te juichen en God te prijzen. dia 10.
Wat een feest na zoveel ellende van zoveel jaren van ballingschap en de stad in puin en de tempel van de HEER een ruïne en geen offers en geen zang en muziek meer.
Ik denk dat al die mensen op die belangrijke dag daar blij en dankbaar om waren.

Ja maar, waarom dan ook dat gehuil, die tranen, en dat openlijk en hoorbaar, zo zelfs dat het is blijven hangen in het geheugen, ook van wie het later opschreef…?
Er staat dat het vooral de ouderen waren die de eerste tempel nog hadden gezien.
Sommige uitleggers stellen dat er heel wat door die mensen heenging als ze terug-dachten aan wat er allemaal was gebeurd: de tempel verwoest, en de ballingschap.
Maar dan zouden die tranen vooral vreugdetranen zijn: het komt toch weer goed!
Een andere uitleg ligt meer voor de hand: verdriet dat het niet meer wordt als vroeger, dat die prachtige tempel van Salomo verwoest is en dat er nu wel weer een tempel gebouwd gaat worden maar dat die heel wat minder wordt dan die eerste.
Dat kun je ook halen uit wat een tijdgenoot schrijft, de profeet Haggai, als hij
verwoordt en namens God beantwoordt wat een deel van zijn volk dacht en zei, lees Hagg.2: 3-5: “De machtige Heer zegt: ‘Wie van jullie heeft nog gezien hoe mooi deze tempel vroeger was? Nu ziet hij er wel anders uit! Jullie denken zeker dat hij nooit meer zo mooi kan worden als vroeger? Maar jullie moeten volhouden….Ga door met het werk, want Ik, de machtige Heer, zal jullie helpen. Dat heb Ik beloofd, toen jullie voorouders weggingen uit Egypte. Wees niet bang, want Ik zal altijd bij jullie zijn.”

Ja, en ze moeten niet met heimwee terugkijken naar hoe het ooit was – met alle gevaar dat je alleen wat mooi was je herinnert en alle zonden en ellende ver weg stopt, ze mogen vol vertrouwen en hoopvol de toekomst tegemoet zien, want God is goed: dia 11“Deze tempel zal heel mooi worden, nog mooier dan vroeger. En Ik zal zorgen dat jullie hier in vrede kunnen leven. Dit zegt de machtige Heer.” (Hagg.2:9)

Het is goed die beloften van de Heer mee te nemen, ook op de weg die God gaat met ons, met u en jou en mij, en ons als twee gemeentes en straks één gemeente:”
“Wees niet bang, want Ik zal altijd bij jullie zijn…En Ik zal jullie mijn vrede geven.” En dan is het ook niet erg als je emoties – welke dan ook – toont en deelt met elkaar.
Het was er allemaal en door elkaar heen toen ze de tempel aan het bouwen waren: sommigen hadden tranen in de ogen en stonden erbij te huilen, anderen juichten.

Er zal wel iets van aan zijn dat vooral de ouderen het lastig en moeilijk vonden en dat de jongeren die die oude tempel nooit gezien hadden en die waren geboren en opgegroeid is het verre Babel vooral blij waren over een nieuw begin dia 12 maar
er kunnen veel redenen zijn voor gemengde gevoelens, en soms ligt het bij jezelf dwars door elkaar, gaat het op en neer, en kun je het niet eens verklaren voor jezelf.
Maar dan is mooi en een hele steun als mensen om je heen jouw gevoelens serieus nemen en niet erover heen walsen, zo van: waar doe je moeilijk over…of: zit je daar nog mee, of: zo gaat het nou eenmaal – en verzin zelf maar wat vaak gezegd wordt.

We worden in de Bijbel opgeroepen om naast elkaar te staan en met elkaar mee te leven, en mee te denken, of het nou gaat om persoonlijke dingen als ziekte, zorgen, verlies, of juist blije gebeurtenissen – of dat er zoiets speelt als veranderingen in en met de kerk, en jouw plek daarin, of keuzes waar anderen je hard om vallen – juist binnen de kerk en als christenen samen mogen al die emoties een plek hebben, zoals we dat leren van Paulus in Romeinen 12:”Heb elkaar lief met de innige liefde van broeders en zusters en acht de ander hoger dan uzelf…Bekommer u om de noden van de heiligen (=van je medegelovigen) en wees gastvrij (=sta open voor elkaar, voor de ander die anders is en denkt en voelt en reageert dan jijzelf).…
dia 13 Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft.”

Als je je gevoelens durft tonen en je emoties met elkaar kunt delen, groeit er echte verbondenheid, kan het zelfs vriendschap worden, en wordt het ook makkelijker om je bij elkaar thuis te voelen; kan een nieuwe gemeente een nieuw thuis gaan worden.
Bouw maar mee, bouw elkaar op, het gaat niet om stenen en ook niet om regels,
het gaat om onszelf, om u en jou, en vooral: het gaat om de Heer, tot zijn eer.

dia 14 3. Roem in Gods trouw

Wat blijft hangen na het lezen van Ezra 3 is dat de lof voor God het toch wint.
Het laatste vers laat dat doorklinken: “Juichen en huilen waren niet meer te onderscheiden” – wat aangeeft dat het een samen is en dat al die uiteenlopende emoties er mogen zijn en gehoord mogen worden en dat dat juichen en huilen, die blijdschap en die tranen, niet een wanklank veroorzaken maar in harmonie zijn – en het eindigt zo: “het gejubel was zo sterk dat het op grote afstand te horen was”.
En dat gejubel was om God te eren, lees nog maar vers 11: heel het volk (!) begon luid te juichen en de HEER te prijzen, omdat de fundamenten van de tempel van de HEER werden gelegd – daarin waren ze een, al was het ook door tranen heen.
Want hoe dan ook: “de HEER is goed, eeuwig duurt zijn trouw aan Israël”
En aan ons!

Dat mogen we vieren, hebben we vandaag weer gevierd, en dat samen, toch?
Samen ook – door geloof verbonden – met zovele anderen dichtbij en verder weg.
En dat wint het als het goed is van zoveel dat lastig kan zijn en ons dwars kan zitten, Gods trouw geeft ons moed en hoop, en ook energie om samen verder te bouwen.

Ja en neem dan ook maar mee hoe dat toen ging: met uitbundige muziek en zang, zeg maar een hele band, met trompetten en cimbalen – wie heeft het over herrie?-
en juichen mag blijkbaar ook van God en in de handen klappen komt ook in de psalmen voor, zoals af en toe met een kinderlied gebeurt – ja en waarom moeilijk doen als er iets te lachen valt in de kerk, en voor tranen hoeft niemand zich te schamen – als je in de kerk je emoties niet mag delen, waar kan dat dan wel?

Kort en goed: laten we maar samen gaan of blijven bouwen, en laat wat je er mooi of moeilijk aan vindt, wat je als blokkade ervaart of juist als een nieuwe uitdaging, maar allemaal meedoen: bouw mee, deel je emoties, en vooral: roem in God.

Neem vooral mee zoals we begonnen vanmiddag, en elke zondag beginnen:
“Onze hulp is de naam van de HEER, eeuwig duurt zijn trouw, Hij laat het werk van zijn handen niet los”. dia 15
En vertrouw er maar op: waar God zijn hand in heeft, dat is geen half werk.
Hij houdt ons in leven, vierden we vandaag. Daar kunnen we mee verder, altijd.
Zijn trouw duurt eeuwig. Kijk naar Jezus en ervaar het zelf.
Ga maar mee met Hem, samen!

amen

Nahum 1: 3 en 7a: God doet recht op zijn tijd

Liturgie middagdienst zondag 5 november 2017
Welkom
Zingen: Gz. 294: 1,2,4,6 ‘Laat komen, Heer, uw rijk’
Moment van stilte en gebed
Votum en groet
Zingen: Ps. 97: 1,2,5 GK ‘De HEER alleen regeert’
Gebed
Bijbellezing: Jona 4
Zingen: Gz. 33: 1,4,5 GK ‘Jona heeft God wel verstaan’
Bijbellezing: Nahum 1
Zingen: Ps. 9: 4,5,6,9 GK ‘U zegt de volken straffen aan’
Verkondiging: Nahum 1: 3a en 7 ‘God doet recht op zijn tijd’
Zingen: Gz. 297: 1,2 LB ‘Toch overwint eens de genade’
Geloofsbelijdenis
Zingen: Gz. 134: 6 GK ‘O Vader, dat uw liefde ons blijk’
Gebed
Collecte
Zingen: Ps. 42: 1,5,6 Levensliederen

1. Als een hulpeloze hinde,
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik u te vinden,
u, mijn God, op wie ik wacht.
Ik verlang naar God, die leeft,
die mijn ziel te drinken geeft.
Wanneer zal ik hem ontmoeten,
zal Gods glimlach mij begroeten.

5. God de HEER geeft zijn genade,
overdag – en ’s nachts een lied.
Bij mijn rots ga ik te rade:
‘Waarom komt en redt u niet?
Waarom laat u mij alleen
met de vijand om mij heen?’
Lachend laten zij me weten:
‘Is jouw God je soms vergeten?’

6. Waarom, ziel, zo aangeslagen,
waarom bang en rusteloos?
Hoop op God, stel hem je vragen.
Wees niet langer lusteloos.
Want de dag komt – heb geduld –
dat je hem weer prijzen zult.
Ik kijk uit naar nieuwe tijden,
want mijn God zal mij bevrijd

Zegen
Amen: Gz. 37: 8 GK ‘Want van U is het Koninkrijk’
——————————————————————————————————–
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, zusters, broeders, jong en al ouder,
dia 1
Ik wil beginnen met uit te leggen hoe ik op de teksten van vanmiddag ben gekomen.
Daar zijn enkele aanleidingen voor die onverwacht samen gekomen zijn.

De eerste aanleiding is dat ik twee weken achter elkaar catechisatie heb mogen geven
over de bijbelboekjes waar vanmiddag uit gelezen is: eerst Jona en toen Nahum.
Bijbelboekjes die alle twee gaan over Ninevé, de hoofdstad van het het Assyrische rijk.
Jona kennen we wel, denk ik: de profeet die van God naar Ninevé moest maar niet wilde.
Jona vluchtte weg en wilde op een schip helemaal naar Spanje zijn opdracht ontlopen.
Maar door het ingrijpen van God ging Jona – in een zware storm in zee gejonast en toen
door een groot zeedier opgeslokt en weer aan land gebracht – toch uiteindelijk in Nineve koning en volk tot bekering oproepen, met als gevolg dat ze tot zijn ontzetting inderdaad boete deden, zodat God de aangekondigde verwoesting van de stad niet door liet gaan.
dia 2
We hebben gelezen hoe het afliep en God Jona en ook ons de les leest: zou Ik niet begaan zijn met het lot van die stad, met al die mensen en die kinderen en met al die dieren?
Jona had het goed begrepen dat zijn God inderdaad vol liefde en geduld is, een God
die er niet van houdt mensen te straffen dat is ook de boodschap die later door de Heer Jezus is herhaald en voorgeleefd dat we onze vijanden moeten liefhebben en moet bidden voor wie ons kwaad doen; en Paulus roept ons later op niet uit te zijn op wraak en niet kwaad met kwaad te vergelden maar het kwade te overwinnen door het goede (Rom.12)
We hebben daar goed over door kunnen praten op cat..: over wat dat voor ons betekent.

Maar een week later was Nahum aan de beurt, een profeet die honderd jaar later leefde.
En die lijkt uit een heel ander vaatje te tappen: dia 3 “De HEER is een woedende wreker, de HEER wreekt zic op zijn tegenstanders, Hij richt zijn toorn op zijn vijanden…wie houdt zich staande in zijn toorn, wie houdt stand in de gloed van zijn woede..” Heftige taal!
En het loopt uit op de ondergang van datzelfde Nineve, zo grondig dat pas in 1846 de ruïnes
Door archeologen onder het stof van duizenden jaren tevoorschijn zijn gehaald….
We hebben erover doorgepraat op cat.: spreken Jona en Nahum elkaar tegen, of toch niet?

De tweede aanleiding is een boekpresentatie waar we in de herfstvakantie bij zijn geweest.
De bekende hoogleraar terrorisme en veiligheid, Beatrice de Graaf, ook belijdend christen, heeft een boekje geschreven over het verlangen naar veiligheid in een wereld van geweld en terrorisme, onder de titel ‘Heilige strijd’- dia 4 hoe moet je als christen je opstellen…in een wereld van wij tegen zij, waarin steeds meer mensen vinden dat tegen terroristen vooral hard opgetreden moet worden, en dat daarvoor desnoods zelfs de doodstraf passend is; terwijl de Bijbel ons juist oproept geen wraak te nemen maar het oordeel aan God over te laten.
En ze vraagt aandacht voor het kwaad dat volgens de Bijbel ook in onszelf zit – de heilige
strijd is allereerst een strijd tegen dat kwaad in je eigen hart, de grote strijd van het geloof.

Ja en dan – een derde aanleiding – is niet lang geleden Mosul – waar Nineve een onderdeel van is – terugveroverd op IS, en komen veel christenen die verjaagd of gevlucht waren, weer terug en worden in die verwoeste stad weer kerken opgebouwd – bijzonder om te zien.
Het is een ontroerend voorbeeld van hoe het goede toch sterker is dan het kwade. dia 5

Nou, en als vierde en laatste – juist nu is er in Leiden een boeiende tentoonstelling over de geschiedenis van Nineve – in het Museum van Oudheden – we zijn er zelf nog niet geweest maar in het ND is er over geschreven; volgens de schrijver van dat artikel in de krant de moeite waard om heen te gaan. Misschien een tip voor de kerstvakantie – de expositie is nog tot maart 2018 te bezoeken. dia 6

dia 7 God doet recht op zijn tijd
1. God heeft geduld met wie kwaad doen,
2. maar God laat het kwaad niet ongestraft,
3. en toch overwint eens de genade!

dia 8 1. God heeft geduld met wie kwaad doen.
Jona, ga op reis naar Ninevé – dat zei God tegen zijn profeet, toen in Samaria.
Maar Jona wilde niet, Jona ging op reis maar precies de andere kant op – waarom?
Als je het verhaal niet zou kennen, maar wel iets weet van Ninevé, begrijp je het wel.
Ninevé was in die tijd een schrikbeeld, het hol van de leeuw, een vijandelijke stad.
En daarheen moeten om over je God te praten, en de mensen de wacht aan te zeggen over het kwaad dat er gebeurt en ze waarschuwen dat ze er allemaal aan gaan met elkaar,
Je kunt je voorstellen dat je daar als een berg tegen opziet, het zelfs niet ziet zitten.
Zoiets als in onze tijd naar Moskou gaan om op het Rode Plein gaan demonstreren tegen Putin, of in Noord-Korea bijbels gaan uitdelen, of in IS gebied gaan praten over Jezus….
dat is vragen om moeilijkheden, of erger: dat is spelen met je vrijheid of met je leven.

Ja maar, dat was het niet bij Jona, hij was niet bang voor zijn hachje, hij zei ook niet dat dit een onmogelijke opdracht was omdat die heidenen met hun afgoden toch geen boodschap zouden hebben aan de God van Israël, nee, hij was juist bang dat zijn missie zou slagen en dat ze zich zouden bekeren in Ninevé, en dat God dan die slechte stad zou sparen…en toen het ook zo ging kwam het er eindelijk boos maar wel eerlijk uit: “Heer, U wilde die stad helemaal niet verwoesten. Dat dacht ik al toen ik nog thuis was. Daarom wilde ik ook niet naar Ninevé gaan. Want ik wist dat U een goede God bent. U bent vol liefde en geduld. U bent trouw, en U houdt er niet van mensen te straffen”. Je zou denken: prachtig, alle reden om God te danken – wat een zegen op je werk als zendeling als een hele stad zich tot God bekeert, als duizenden tot en met de koning berouw hebben en willen breken met het kwaad.
Maar die rare Jona is niet blij maar woedend: als het zo moet, heeft het leven geen zin meer.

Ja maar, besef dan wel dat het zo raar niet was wat Jona dacht, en reken maar dat heel veel mensen in zijn thuisland – Israël en Juda – net zo dachten en praatten en ook baden.
Dat veel mensen ook in andere landen hoopten dat het met Assyrië slecht af zou lopen.
Zoals wij denk ik blij zijn als we horen dat IS nederlagen lijdt en terroristen uitgeschakeld worden en er niet zo mee zitten als daar bombardementen voor nodig zijn – Nederland doet er aan mee in Irak – en als er slachtoffers vallen aan de kant van gevaarlijke tegenstanders.
Denk ook maar terug aan de 2e wereldoorlog met veel slachtoffers van bombardementen op Duitsland en atoombommen op Japan – tot in kerken toe is er om gebeden en voor gedankt.

Bedenk ook maar dat die legers van Assyrië toen verschrikkelijke dingen uitgehaald hebben, en dat er zelfs uitspraken van Assyrische koningen bewaard zijn gebleven die trots vertellen over vijanden die zijn onthoofd, vrouwen die zijn verkracht en steden die zijn platgebrand – als je erover leest is het alsof over de soldaten van Assad gaat of de strijders van IS.
En Jona en zijn volksgenoten zagen die ellende op zich af komen – later is Samaria ook verwoest en zijn veel mensen uit Israël afgeslacht of als krijgsgevangenen afgevoerd –
dus als die hoofdstad met de grond gelijk gemaakt zou worden, is dat goed nieuws, toch?
En als dat dan toch niet gebeurt omdat ze zich voor een tijdje zogenaamd bekeren – reken maar dat als de eerste schrik over is het weer op de oude voet doorgaat en straks komen de legers alsnog richting Israël en ook naar Jeruzalem – wat ook echt is gebeurd later…..
dia 9
Dan krijg je toch wat meer begrip voor de reactie van Jona en voor teleurstelling – ja en je kijkt ook even in je eigen hart – hoe zou ik daarin staan, en hoe kijk ik vandaag aan tegen het kwaad in de wereld en tegen mensen die echt heel erge dingen doen – op wie lijk ik meer, op Jona, of op Jona’s God die ook mijn God en Vader is – ben ik met Jona boos en herken ik ook bij mezelf gevoelens van wraak (“ze moesten ze allemaal….vul maar in), of heb ik met God verdriet ook over Mosul en Raqqa en Aleppo, over die geradikaliseerde jongeren die aanslagen voorbereiden of plegen en over hun familie die een zoon verloren in wat hij zag als een heilige oorlog – bidden we alleen voor slachtoffers maar ook voor daders – en zijn we blij dat Godnog geduld heeft met een wereld met nog zoveel kwaad en zoveel leed?
En beseffen we vooral dat God ook heel veel geduld heeft met onszelf, met jou en met mij?
Maken we ons echt de woorden en het voorbeeld van Jezus eigen die niet terugschold als hij werd uitgescholden, en die als hij leed niet dreigde met geweld, die tot op het kruis voor zijn vijanden die hem zoveel onrecht en pijn deden: Vader, vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen – en die voor die terrorist naast hem de deur naar de hemel openzette?

Wat we kunnen leren uit het verhaal van Jona, wat de rode draad door heel de Bijbel heen is, en wat vooral is wat we leren uit de woorden en van het voorbeeld van Jezus is dat het kwaad volop serieus wordt genomen, en concreet wordt benoemd, en wordt bestreden.
Jona moest naar Nineve om de mensen daar aan te klagen en te waarschuwen, want –
zegt God – “het kwaad dat ze daar doen is ten hemel schreiend” – dia 10
Zoals de hemel vandaag huilt om zoveel kwaad in het klein en het groot, of het nu in het welvarende en relatief veilige Nederland is waar elke dag mensen omkomen in het verkeer en waar seksuele intimidatie en misbruik gebeurt en zoveel ander kwaad ellende brengt,
of het is in landen waar aanslagen gebeuren of burgeroorlogen of mensen verhongeren –
zou God voor wie elk mens kostbaar is daar geen verdriet van hebben en boos over zijn?

Maar dan is de grootste fout die we kunnen maken dat we alleen kijken naar en wijzen naar ‘die anderen’ die slecht zijn en die hard moeten worden aangepakt of het land uit moeten.
Vergeet niet dat wat Israël eerst en Juda en Jeruzalem daarna van de kant van overheersers en binnendringende vijanden overkomen is, ook Gods straf was voor hun eigen zonden.

Petrus schrijft er later over: “Besef goed dat de tijd van het oordeel is aangebroken. Dat oordeel begint bij God eigen mensen”. (1 Petrus 4: 19). Dat maakt ons bescheiden, want we weten uit de Bijbel en uit ervaring dat het kwaad ook in ons hart zit, dat we niet beter zijn als we aan onszelf overgelaten worden dan die terrorist of die crimineel – en dat zij ook als wij door God zijn geschapen naar zijn beeld en dat zij ook een ziel – een leven – te verliezen hebben – alle reden om voor onszelt te bidden om bewaring tegen het kwaad en vergeving van het kwaad – en te bidden voor alle mensen, of ze nu slachtoffer of dader zijn.

Ja, en wees daarom niet ongeduldig als het kwaad niet ophoudt en niet boos om het geduld en de liefde van God maar wees maar verbaasd en dankbaar voor, dat God zoals Jona het zei een God is die genadig is en liefdevol,geduldig en trouw en tot vergeving bereid, dat God is zoals de Klaaglieddichter het vertolkt: “Hij geniet er niet van om mensen te laten lijden”.
dia 11
Beatrice de Graaf schrijft – met beroep op de kerkvader Augustinus – dat mensen tegen het kwaad beschermd moeten worden, desnoods met geweld, maar dat het niet mag gaan om wraak over vergelding maar geprobeerd moet worden de daders van hun boze wegen terug te brengen. Kwaad moet niet met kwaad worden vergolden. De strijd moet altijd de mogelijkheid openlaten om de zondaar tot omkeer te bewegen. Het kwaad kan worden teruggedrongen en ook de grootste misdadigers kunnen zich bekeren”.

Dat is wat God bewoog met het oog op Ninevé, dat is wat Jona moest en wat wij moeten leren. Dat is wat als het goed is de boodschap is van de christelijke kerk richting de politiek met een veiligheidsbeleid en richting de boze en bange burger die van de overheid verlangt dat gezorgd wordt voor veiligheid en die een steeds hardere aanpak vraagt van wie die veiligheid bedreigen – leer van Gods geduld en vertrouw erop dat God recht zal doen.
Dat vraagt dat we accepteren dat deze aarde niet volstrekt veilig kan zijn en zal worden,
en dat de strijd van het geloof lijden meebrengt, en allereerst een gevecht is met onze eigen onvolmaaktheid en zonde – maar dat gelukkig Christus het kwaad al overwonnen heeft.

dia 12 2. God heeft geduld met wie kwaad doen, maar laat het kwaad niet ongestraft.

De profeet Nahum leefde en preekte zo’n honderd jaar later dan zijn voorganger Jona.
Er is sinds Jona preekte in Ninevé en die stad zich massaal bekeerde van het kwaad heel veel gebeurd, en als je profeten als Nahum en ook Jesaja leest, is dat niet erg veel goeds.
Het Assyrische rijk had zijn invloed steeds verder uitgebreid en het ene land na het andere
was onder de voet gelopen wat veel slachtoffers en veel verwoesting had opgeleverd.
In 722 voor Christus was het tienstammenrijk bezet en de stad Samaria verwoest en veel inwoners waren gedeporteerd naar Assyrië, en de Assyriërs hadden mensen uit andere landen gedwongen om te verhuizen naar het Joodse land, om zo volken te vermengen.
Ook Jeruzalem was belegerd geweest (tijdens de regering van koning Hizkia) maar door ingrijpen van God was de stad bevrijd; maar de mensen in Juda voelden zich bedreigd.
In de tijd van Nahum leek Assyrië oppermachtig; zelfs Thebe in Zuid-Egypte werd bezet.

Waarschijnlijk profeteerde Nahum tijdens de regering van Manasse, de zoon van Hizkia.
We lezen van hem dat hij “deed wat slecht is in de ogen van de HEER”: vreemde goden dienen, zon en maan en sterren aanbidden, zich inlaten met magie en waarzeggerij en geestenbezwering (occulte praktijken dus); hij zette een afgodsbeelde in de tempel van de HEER en nog iets gruwelijks: hij verbrandde zijn eigen zoons als offer voor de afgoden…
We lezen in 2 Kronieken 33 dat hij zijn volksgenoten verleidde “om nog meer kwaad te
doen dan de volken die de HEER voor hen had uitgeroeid” (2 Kron.33: 9), en dat alle
waarschuwingen van God niet hielpen: “zij schonken geen aandacht aan zijn woorden.”
Het kwam hen te staan om Gods straf in de vorm van een inval van Assyrische soldaten:
“zij bedwongen Manasse met haken, boeiden hem met bronzen ketenen en voerden hem mee naar Babel.” (2 Kron.33: 11) – waar het wonder gebeurde dat Manasse berouw kreeg en zich bekeerde en tot God ging bidden – en dan lezen we weer een verrassend bewijs dat de HEER een God is van liefde en genade die graag vergeeft: “God liet zich vermurwen en en verhoorde zijn smeekbede. Hij liet hem terugkeren naar Jeruzalem en herstelde hem in zijn macht. Toen erkende Manasse dat de HEER God is.” Bij God krijg je een tweede kans!

Kijk, en dan gaan we beter begrijpen wat we tegenkomen in dat profetenboekje Nahum.
Er blijkt uit dat de leiders van het Assyrische rijk en Ninevé en zijn inwoners toch weer zich te buiten zijn gegaan aan buitensporig geweld, wreedheid tegen de onderworpen volken, en
grenzeloos machtsmisbruik: “Wee de bloedstad, een en al leugen, vol oorlogsbuit, het roven houdt niet op. Hoor! Knallende zwepen! Hoor! Daverende wielen! Dravende paarden, dansende wagens, steigerende ruiters, vlammende zwaarden, bliksemende lansen! Vele doden, massa’s lichamen, ontelbare lijken, je struikelt over de lijken.” (Nahum 3: 1-3).
En dat laat de HEER van de hemelse legers niet eindeloos doorgaan, dan grijpt Hij in en dat niet om wraakzucht bot te vieren maar om het kwaad te stoppen en wie worden onderdrukt en gemarteld en afgeslacht te beschermen, want het kwaad heeft niet het laatste woord:
“Ik zal je straffen – spreekt de HEER van de hemelse machten. Ik laat je strijdwagens opgaan in rook, het zwaard zal je dappere leeuwen verslinden, je prooi vaag Ik weg van de aarde, de stem van je gezanten wordt niet meer gehoord. “ (Nahum 2: 14) – wat ook gebeurd is in 612 voor Chr. toen Babel als de nieuwe wereldmacht een einde maakte aan het Assyrische rijk en toen Ninevé alsnog met de grond gelijk werd gemaakt en de puinhopen onder het stof verdwenen, om pas in 1846 weer te worden gevonden bij opgravingen door Engelse archeologen – dat heeft dus bijna 2500 jaar geduurd – dat heeft dus bijna 2500 jaar geduurd – en toen IS de macht greep in Mosul en omgeving is er weer veel verwoest.
dia 13
Ons tekstvers brengt het samen in die twee zinnen: “de HEER is geduldig, maar zeer sterk, Hij laat nooit iets ongestraft.” En dat is niet omdat Hij plezier heeft in de dood van wie ook,
maar om wat staat in dat andere vers: “de HEER is goed, een vesting in tijd van nood, Hij kent wie bij Hem schuilen.” Dat was zo in de tijd van Jona en van Nahum, en in onze tijd.
Ik las: “Het boek Nahum kan de slachtoffers moed geven: God maakt tenslotte een einde aan tirannie en onderdrukking, al in de huidige wereld, hoewel het lang schijnt te duren.”
Zo is het steeds gegaan, later ook met het rijk Babel, met het Romeinse rijk, met de wandaden tijdens de Tachtigjarige Oorlog, met de vreselijke misdaden van de nazi’s..
en je ziet nu al dat IS steeds meer terrein moet prijsgeven…en Assad houdt het ook niet.
Dat zien we gebeuren maar als christenen mogen we het vooral geloven en erop hopen.
Het is tegelijk het geheim achter veel moeilijke verhalen die we in de Bijbel tegenkomen, over geweld, oorlogen, en dat zelfs soms in opdracht van God – wat moeten we ermee?
Zijn de oorlogen van de HEER niet net zoiets en net zo erg als de jihad van de moslims?
En wat doe je dan met die andere wang en met de opdracht je vijanden lief te hebben?

Er is heel veel over te zeggen en om over na te denken, meer dan vanmiddag lukt.
Het is zeker zo dat we in de Bijbel heel wat ongeoorloofd geweld tegenkomen, ook van koningen van Israël en van Juda – van David lezen we dat hij veel oorlogen heeft gevoerd en ook moeten voeren, maar dat hij niet de tempel mocht bouwen omdat hij te veel bloed aan zijn handen had – de tempelbouw werd een taak voor zoon Salomo, koning van de vrede.
Want God is niet uit op de dood van de zondaar maar dat hij zich bekeert en leeft.
Ik vind een indrukwekkende tekst Klaagliederen 3: 31-36: ..”de Heer verwerpt niet voor eeuwig. Als Hij leed berokkent, ontfermt Hij zich ook, zo groot is zijn genade; slechts met tegenzin brengt Hij leed en rampspoed over de mensen. Dat men overal op aarde gevangenen vertrapt, dat men iemands rechten schendt onder de ogen van de Allerhoogste, dat men een mens een eerlijk vonnis onthoudt, zou de HEER dat niet zien”….wel dus, en op zijn tijd doet de HEER recht, en daar mag je op vertrouwen en daar mag je aan meewerken.
Als je maar ook dat andere nooit vergeet, in Klaaglied 3: 19: “Wat klaagt een mens zolang hij leeft? Laat hij klagen over zijn zonden”. Dat maakt bescheiden, leert ons af te denken ik wij als de good guys en de anderen als de bad guys, en leert ons bidden voor alle mensen…
In de zekerheid dat wij de strijd tegen het kwaad, allereerst in eigen hart en leven, en dan ook in de wereld niet kunnen winnen, maar dat Jezus allang de strijd gewonnen heeft…
zodat we met Paulus mogen geloven: wij zijn meer dan overwinnaars, dankzij Hem die ons liefheeft en die voor ons heeft gewonnen – en daarom: toch overwint eens de genade!

dia 14 3 en toch overwint eens de genade!

Nahum eindigt zijn korte boekje dreigend in de richting van Ninevé: “Nineve, je wordt helemaal verwoest, en je zult nooit meer opgebouwd worden. Alle mensen zullen blij zijn als ze horen wat er met jou gebeurd is. Want je inwoners hebben altijd verschrikkelijke dingen gedaan.” (Nahum 3: 19) – zo is gebeurd, en zo is vaker gegaan, denk maar aan Hitler-Duitsland, aan de val van de muur en het communisme, aan de nederlagen die IS lijdt….
Het onderstreept wat God belooft dat niet het kwaad het laatste woord zal hebben, en dat God op zijn tijd oorlogen doet ophouden en recht zal doen – en dat Jezus al overwinnaar is.
Het klinkt al door als Nahum Gods volk moed inspreekt: “Luister, Juda, er is goed nieuws! Er komt een boodschapper over de bergen, en hij zegt dat er vrede komt” 2:1). Dat geeft hoop:
“De HEER is goed. Als er gevaar is, is het bij Hem veilig. Hij zorgt voor de mensen die bij Hem bescherming zoeken. Vier feest en doe wat je aan de HEER beloofd hebt”. (1: 7)
Ja, ook dat laatste, want – nog eens – het is niet wij-zij, maar het kwaad zit in ons allemaal
en het is echt: verander de wereld, begin bij jezelf – Paulus roept op om de goede strijd van het geloof te strijden, tegen jezelf allereerst en dan ook tegen het kwaad in de samenleving, en dat niet met aardse wapens zoals sommige moslim-jihadstdrijders doen en christenen door de eeuwen heen helaas ook hebben gedaan, maar met de geestelijke wapens van geloof en hoop, vanuit het evangelie dat liefde is en dat de echte vrede verkondigt en geeft.

Dan blijft het nodig dat de overheid het recht handhaaft en desnoods met geweld en straf de goed en beschermt en wie kwaad willen doen tegenhoudt en bedreven kwaad afstraft – daar is de Bijbel ook duidelijk over, denk aan wat Paulus schrijft over de overheid in Romeinen 13.
En elke christen zal in eigen leven en omgeving protesteren en vechten tegen onrecht en opkomen voor wie onderdrukt worden of gepest, en niet wegkijken waar kwaad gebeurt.
Maar dat altijd bescheiden en in het besef van eigen beperktheid en geneigdheid tot kwaad.
En in het vertrouwen dat er een einde komt aan het kwaad, door God en dankzij Jezus.

Iets mogen we al meemaken hier op aarde,als voortekens van de complete eindoverwinning.
B.v. in het bijzondere dat in de vlakte van Ninevé na het verjagen van IS, christenen weer terugkomen, dia 15 en dat tussen de puinhopen weer kerkdiensten gehouden worden en er plannen zijn om kerken weer op te bouwen en weer in geloof het leven daar op te pakken.
Het is een van de vele bemoedigende voorbeelden dat het goede sterker is dan het kwade.

De Bijbel maakt ons nuchter en bescheiden als voorzegd wordt dat zolang de nieuwe aarde er nog niet is, we opgeschrikt zullen worden door oorlogen, aardbevingen en andere rampen.
Maar we worden vooral bemoedigd: wees niet bang, Ik heb de wereld overwonnen: toch overwint eens de genade, en maakt een einde aan de nacht, dan onderwerpt de Heer het kwade, voorgoed: de wereld treedt is ’s Vaders licht, verheerlijkt voor zijn aangezicht. dia 16
Amen

Psalm 22: 4 ‘Staat of valt Gods troon met ons lied…of niet?

Liturgie middagdienst zondag 22 oktober 2017 BoL

welkom
zingen: NLB 985: 1,2,3 ‘Heilig, heilig, heilig, hemelhoog verheven’
moment van stilte en gebed

votum en groet
zingen: Ps. 107: 1,20 LB ‘Gods goedheid houdt ons staande
gebed

Schriftlezing: Psalm 22
zingen: Ps. 22: 1,2,8 Levensliederen

1. Mijn God, mijn God, waarom verlaat u mij?
Waarom komt u die redt, niet dichterbij?
Waarom gaat u aan mijn verdriet voorbij,
aan al mijn vragen?
Mijn God, al schreeuwend vul ik al mijn dagen.
U antwoordt niet, en ook in lange nachten
krijg ik geen rust, geen antwoord op mijn klachten.
Hoort u mij niet?

2. Toch bent u heilig – dat geloof ik wel.
U troont op liederen van Israël.
Hoor hoe ik mijn vertrouwen op u stel,
op u wil bouwen,
zoals ons voorgeslacht u bleef vertrouwen.
Zij riepen u, waarna u hen kwam leiden.
Erkenden u, waarna u kwam bevrijden.
Help mij ook nu.

8. U gaf mij antwoord, u keek naar mij om.
Als ik met broers en zussen samenkom,
eer ik uw naam: wij zijn uw eigendom
om u te prijzen!
Kom, Jakobs kinderen, ga hem eer bewijzen.
Hij heeft gezag, maar zal je nooit verachten.
Wie naar hem uitkijkt mag zijn komst verwachten,
met groot ontzag.

verkondiging: Psalm 22: 4 ‘Staat of valt Gods troon met ons lied… of niet?’

zingen: Ps. 149: 1,2,5 LB ‘Halleluja! Laat opgetogen’

geloofsbelijdenis
zingen: NLB 304: 1,2,3 ‘Zing van de Vader, die in den beginne’

gebed

collecte

zingen: Ps. 22: 9,10 Levensliederen
9. Mijn lied, mijn danklied komt bij u vandaan.
Bij wie de HEER erkent, sluit ik mij aan.
Wat ik aan u beloof zal ik voortaan
daar laten weten.
Wie zwaar vernederd is, zal volop eten.
Ja, dat de mens die God de eer zal geven
verzadigd wordt, in eeuwigheid blijft leven!
Dat is mijn wens.
10 De hele wereld hoort dan van de HEER.
De hele aarde zoekt en vindt hem weer.
En alle volken knielen voor hem neer.
Hij is de koning!
Armen en rijken krijgen hun beloning:
zij prijzen God en zullen met hem eten.
Wie hier gestorven is, en wordt vergeten
vangt daar geen bot.
zegen

amen: Ps. 22: 11 Levensliederen

Het nieuws zal overal te horen zijn.
En wie de Heer is, weet straks groot en klein
en zelfs wie nu nog niet geboren zijn:
hij houdt van daden.
Het is volbracht, de eer is aan de Vader
en aan de Zoon, door wie wij eeuwig leven,
en aan de Geest, die ons geloof wil geven
en in ons woont.
————————————————————————————————————
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,
dia 1
Toen ik nog jong was, was het een populair liedje, gezongen door Corry Vonk, de vrouw van de cabaretier Wim Kan….ze zijn allebei al lang overleden, en vergeten?
Uitgedost met een oranje hoedje, zwaaiend met een roodwitblauw vlaggetje, en met een feesttoeter aan de mond, speelde Corry Vonk een parodie op de volksmassa die uitliep als de koningin langskwam, met koninginnedag of Prinsjesdag:
en ze zong: ”ik heb heel de monarchie in m’n handen met die drie: met mevlaggetje, me hoedje en me toeter”. dia 2
Die voorstelling en dat liedje hadden naast zelfspot een serieuze ondertoon.
Het serieuze zit daarin dat – zeker in onze tijd van volksinvloed en mondigheid –
erfelijk koningschap niet kan overleven zonder een breed draagvlak in de samenleving. Als niemand meer de royals toejuicht, kunnen ze net zo goed naar huis gaan…….Vandaar regelmatig onderzoeken naar de vraag hoe populair de koning is en de andere leden van het koninklijk huis – en als het daarmee niet goed zou gaan,zou dat echt een probleem zijn – op den duur zelfs voor het voortbestaan van de monarchie; plat gezegd: daarmee zouden de poten onder de troon al verder worden weggezaagd….want een koning zonder onderdanen, een koning die door het volk niet geaccepteerd wordt, dat gaat uiteindelijk niet – stel je voor dat de meerderheid voor een republiek zou kiezen…

Kijk, en als je nou ons tekstvers zo leest, lijkt het wel of daar net zoiets is bedoeld
als het gaat over God de HEER als de Koning, en het volk Israël als zijn onderdanen.
De HEER wordt de Heilige, De Verhevene, genoemd, die troont op de lofzangen van Israël… dat is zoiets als: de troon van Jahwe staat of valt met de toejuichingen, het eerbetoon, van zijn volk.

Zeg niet te gauw dat je dat natuurlijk niet mag zeggen, omdat God natuurlijk gewoon Koning is, zelfs als geen mens Hem als Koning zou erkennen – God heeft geen mensen nodig, toch? Hoe waar dat ook is – en het is waar! laten we ons niets verbeelden! – toch belijden we als het over de kerk gaat, dat die kerk er zal zijn tot het einde van de wereld, omdat Christus een eeuwig Koning is, die niet zonder onderdanen kan zijn. dia 3

Kijk, en dat geeft geweldig houvast ook en juist midden in de crisis van de hemelse monarchie, als het alles er op lijkt dat het met dat koningschap gedaan is en niemand deze koning nog wil, als (nog eens onze belijdenis) de kerk soms heel klein wordt of zelfs verdwenen lijkt te zijn:dan mag je zeker weten dat dat niet het einde kan zijn,
want de Koning kan niet zonder onderdanen, en Hij zorgt ook zelf voor steeds weer nieuwe onderdanen.

Je mag je erop beroepen zoals David in deze psalm doet: Here, U laat me toch niet in de steek? Ik ben toch uw knecht? ik hoor toch bij dat volk dat uw lof zingt in de wereld? Mooier nog en intiemer nog: maar Vader, ik ben toch uw kind? Maar HEER, maar Vader, hoe kan ik daarmee rijmen wat mij gebeurt en wat gebeurt in uw wereld? U zaagt toch niet de poten door onder de troon die U zelf midden in deze wereld hebt neergezet?

dia 4 Staat of valt Gods troon met ons lied… of niet?
1.God schept zelf het draagvlak voor zijn troon
2.houdt die troon het wel als er weinig te zingen valt?
3.Gods troon staat wel stevig- maar waar blijft ons lied?

dia 5 1. God schept zelf het draagvlak voor zijn troon.

Het staat als een paal boven water dat God over de hele wereld regeert.
Dat mag een klein bedreigd volkje tussen en tegen veel grotere wereldmachten
tot zijn geruststelling vasthouden en volhouden: God troont boven het rond der aarde (Jes. 40: 22) – nietig zijn de volken in Gods ogen, Hij beschouwt ze als onbeduidend, minder dan niets (40:17). Vandaar dat psalmen en profeten alle volken keer op keer oproepen Israëls God te loven. Ja inderdaad, Israëls God. Zo maakt Jahwe zich ook eeuwen en generaties lang bekend Niet omdat de HEER alleen de God van dat ene volk zou zijn, naast collega-goden uit de buurt. Ook niet omdat Hij aan de rest van de wereld, aan zeg maar de mensen buiten de kerk, geen boodschap zou hebben en ze als toch hopeloze gevallen zou hebben afgeschreven.

Maar wel omdat de Schepper van heel de wereld, de God van alle volken,zich uit al die volken dat ene volkje uitgekozen heeft, om zijn speciale eigen volk te zijn.Niet omdat ze beter waren dan de rest, ook niet omdat er veel eer aan te behalen was -Mozes zette ze met beide benen op de grond: een minivolkje jullie en nog koppig en dwars ook – maar alleen omdat dat de Heer ten voeten uit is: wat voor de wereld van geringe afkomst is en weinig te betekenen heeft, ja wat helemaal niets voorstelt, dat heeft God uitgekozen om alles wat iets betekent uit te schakelen. Voor eigenroem is dan ook geen plaats” (1 Kor.1:28-29).

Kijk, en juist zo komt er plaats vrij voor roem en eerbetoon aan het adres van God zelf. Juist met het oog daarop koos God voor Israël en ruimde Hij een eigen plaats voor hen in. Zoals de Heer via zijn profeet zei: een volk dat Ik heb gevormd om mijn lof te verkondigen (Jes.43:21).

Daarmee komen we heel dicht bij wat David in ons tekstvers zeggen wil, en bezingen wil. In een wereld vol vijanden, een wereld waarin de volken ipv. de HEER eigen goden dienen – een regelrecht gevolg van de opstand van de mens in het paradijs, de mens die als God wilde zijn -in een wereld die weigert in woord en lied God te loven, en metterdaad te leven tot Gods lof -in zo’n wereld schept de Schepper van alle dingen ruimte voor zichzelf en een nieuw draagvlak voor zijn hemelse koninkrijk, dat eens weer heel de aarde zal omvatten.Dat ene kleine volkje Israël zou je kunnen noemen Gods bruggenhoofd midden in bezet gebied. Als een springplank om de wereld terug te veroveren, van Jeruzalem straks tot de einden der aarde.

Gemeente, daar hing voor de HEER veel van af. Hij had a.h.w. zijn lot aan Israël verbonden. Dat is een geweldig voorrecht voor mensen: dat God met jou in zee wil, het met u wil wagen. In alle eerbied gezegd: dat is als je alleen naar die mensen kijkt, een riskant waagstuk. Zeker terugkijkend door Israëls geschiedenis heen kun je niet begrijpen dat God het aandurfde:zijn naam op het spel zetten door die naam te verbinden aan zo’n stelletje ondankbare mopperaars die als de HEER even niet keek zomaar weer van Hem wegliepen andere goden achterna. Trouwens: zijn wij veel beter? dat de HEER het aandurft op stap te gaan met ons! met jou! met mij!
De geschiedenis is vol voorbeelden dat Gods naam om Israël, en om ons, door het slijk gaat! Zo vaak lijkt zelfs dat smalle draagvlak onder de troon van de Here weg te vallen – want als zelfs in Israël zijn lof niet meer klinkt – als christenen Hem al niet de eerste plaats geven! – nou, zou je zeggen, dan kan de Here maar beter naar huis gaan, terug naar zijn veilige hemel…. Wat de HEER af en toe bijna heeft gedaan, maar toch nooit over zijn hart verkrijgen kon. Telkens zie je weer een nieuwe reddingsactie: want God kan en wil niet zonder onderdanen zijn! De HEER is het verplicht aan zichzelf, zich steeds weer draagvlak te scheppen voor zijn troon.

Vandaar de trouw van de Here aan Israël….vandaar zijn trouw tegen zoveel ontrouw van ons in. Omdat de HEER zichzelf niet kan verloochenen, en niet loslaat waar Hij ooit aan begonnen is.

Nog altijd schept de HEER zich in een wereld vol verzet en vijandschap draagvlak voor zichzelf. En dat draagvlak is dankzij Jezus en sinds Pinksteren zelfs veel breder geworden: wereldwijd. Jezus vergadert zich een gemeente uit heel de mensheid, Gods lof klinkt op uit alle volken. Het is daarom meer waar dan ooit, ook al denken we misschien dat het er niet op lijkt: HEER, U bent de Heilige en de Verhevene, die troont op de lofzangen van uw volk…..

Daar zit tegelijk voor wie bij dat volk horen, een grootse taak en enorme verantwoordelijkheid in. Je zou inderdaad kunnen zeggen dat de troon van de HEER onze God staat of valt met ons leven tot zijn lof..of niet. Hij verbindt zich aan ons, opdat zijn naam door ons en om ons niet gelasterd maar geprezen wordt. Als wij al niet zingen en vooral leven tot Gods lof….waar wordt dan nog die lof gevonden!?

dia 6 2. maar houdt die troon het wel als er weinig te zingen valt?

Dat is een heel werkelijk en grondig probleem dat veel mensen met Gods regeerbeleid hebben. Daar komen ook veel vragen en twijfels en geloofsproblemen die christenen kunnen hebben, op neer. Zoals de bekende en vaak herhaalde kreet dat je gezien alle rampen en oorlogen, geweld en vreselijke ziekten, niet in God kunt geloven, zeker niet in een God die almachtig is en dan ook nog een God van liefde – niks van gemerkt!

Heeft die God het niet lelijk laten afweten in de wereld en in mijn leven? .Waarom gebruikt die God de macht die Hij schijnt te hebben dan niet om zoveel onschuldigen te redden, om geweldplegers te straffen en tegen te houden, om vrede te maken?
Het zijn voor meer dan een argumenten om God de rug toe te keren en weg te gaan bij de kerk. En ook als je ondanks alles in God blijft geloven, kun je het er soms knap moeilijk mee hebben.

Nou, David wist daar ook van mee te praten, en achteraf maakte hij er een lied over.
David, op dat moment de aangewezen koning of misschien al een poos op de troon,
die zich door de grote Koning, de Heer zelf, toen het erop aan kwam, in de steek gelaten voelde. Vijanden hadden hem in het nauw gebracht en het leek wel of God ze de vrije hand liet. Het ging zelfs zover dat ze onder elkaar de buit al aan het verdelen waren – en ze maakten ook nog Davids vertrouwen op de HEER belachelijk: David, waar is die God van jou? We dachten dat jij het lievelingetje van de HEER was, de man naar Gods hart… nou, laat dan maar eens zien of God jou zal redden uit onze macht….waarom gebeurt er niks? Is het een wonder dat je er geen raad mee weet…..als er niks verandert, als God niet ingrijpt? Wat schiet je dan op met je geloof dat God alle dingen regeert, en dat doet als jouw God en Vader?
Toch blijft David dat hardop zeggen: mijn God, mijn God, waarom laat U me in de steek? Dat is om te beginnen precies waarom het zo’n probleem is: dat mijn God zo met me doet. Dat het wel lijkt of Hij vergeten is dat Hij mijn Vader is en dat ik zijn kind ben. Dat ondanks dat je elke zondag naar de kerk gaat en je echt met je hart zingt en bidt, dat je gelooft… het toch zo moeilijk is en zo moeizaam gaat en er maar niks ten goede verandert….hoe kan dat nou? Maar aan de andere kant: juist omdat de Heer mijn God wil zijn, mag ik Hem te hulp roepen. Juist als je elke dag tot Hem bidt en wil zingen voor Hem en wil leven als zijn kind, mag je de Heer daaraan herinneren en een beroep op Hem doen: Heer, U helpt me toch wel? Zo is het in deze psalm: David herinnert aan wat God allemaal voor Israël en voor hem heeft gedaan: ”zo ken ik U niet, God van mijn volk zijt Gij toch, God die bevrijdt…” Dat maakt zo pijnlijk dat God veranderd schijnt te zijn: ”God zo ver God zo vreemd…….Alsof ik niet meer voor U besta”.Maar dat kan toch niet! Heer, zo ken ik U niet! Heer, laat U weer horen, laat U weer zien!

Gemeente, David is blijven zingen ook toen we weinig te zingen leek te zijn. Zoals eeuwen later twee mannen in de cel om hun geloof psalmen zongen in de nacht.
Zoals Paulus en Silas midden in de nacht in hun cel psalmen gingen zingen. Zoals kinderen van God tot op hun sterfbed en bij een open graf samen kunnen zingen.
Ik las van gevangen christenen die Gods lof zongen, zo dat zelfs bewakers mee gingen doen.. Om het te zeggen met onze tekst: zo vast staat Gods troon, dat lofzangen niet kunnen verstommen. Dat is alleen dankzij Hem die tot in de diepste diepte werkelijk door zijn God verlaten is geweest, en die tot in de gruwelijkste details dat lijden dat David uitschreeuwde aan den lijve geleden heeft. Aan het kruis waar Jezus hing, als de door zijn eigen volk weggehoonde koning van Israël, en waar Hij de klacht van zijn voorvader-naar-het-vlees, op zijn door dorst gekloofde lippen nam: mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten, alsof Ik niet meer voor U besta, zo ken ik U niet! Maar waar juist zijn straf ons de vrede aanbracht, en Gods troon voorgoed vast verankerd werd. Want de zoon van de Koning behaalde door dat vreselijke lijden de overwinning op al Gods vijanden, en legde voor eeuwig de fundering voor het rijk van de vrede waaraan nooit meer een einde komt. Dus hoef ik nooit meer te vrezen dat het met dat rijk van God niks worden zal, dat er geen draagvlak overblijft voor de heerschappij van mijn hemelse Vader. Want die troon staat vast en hecht, gegrond op Gods heilig recht, bediend aan zijn eigen Zoon, die, toen alles was volbracht, alle macht gekregen heeft in de hemel en op deze aarde. En meer dan ooit heb ik reden Gods lof te zingen, in oude psalmen en nieuwe liederen.

Nee, Gods troon staat of valt echt niet met ons wel zingen of niet zingen, die troon staat vast. Maar of wij zingen en hoe wij leven, daar staat of valt mee of het voor ons een kroon wordt…of niet.

dia 7 3. Gods troon staat wel stevig (daar hoeven we niet bang voor te zijn) maar waar blijft ons lied?

David was niet bedrogen uitgekomen toen hij bleef roepen tot de Heer en erop bleef vertrouwen dat de Here op zijn tijd antwoord zou geven: blijf niet ver, help me toch!
Later mocht hij erover vertellen en kon hij ervan zingen: Here, U hebt mij antwoord gegeven. Een antwoord dat bestond in krachtdadig ingrijpen en een wonderlijke redding. Alle reden voor een uitbundig loflied: in het midden van de gemeente zal ik U lofzingen.

Nou, meer dan ooit hebben wij toch reden om van en voor God de Heer te zingen.
Want het beslissende antwoord is gekomen na dat ene waarom van onze Heiland
waarin Hij al onze waaroms heeft meegenomen en voor zijn Vader neergelegd….
en toen Hij door zijn nacht van smart en zorgen ons meenam naar de grote morgen.
Toen zijn ‘het is volbracht’ uit mocht monden in het ‘Hij is opgestaan’ van Pasen….en wij er nooit meer aan hoeven twijfelen: Hij is door God verlaten, opdat wij nooit meer door God verlaten zouden worden. Opdat wat de toekomst ook brengen moge, wij altijd mogen grijpen naar Vaders hand..en veilig zijn. Wat die troon van God betreft, is er geen reden voor bezorgdheid meer: die haalt niemand onderuit. Laat het maar aan God over of er wel onderdanen van zijn rijk overblijven….dat komt wel goed.

De vraag die ons veel meer mag bezighouden is: ben ik onderdaan van het hemelse rijk, en als ik dat ben en wil zijn, wat komt er terecht van mijn lied? van mijn lof voor de grote Koning?

Denk dan eerst maar heel concreet aan ons zingen en bidden. Als de psalm zegt dat God op de lofzangen van Israël troont- en dat is vandaag zijn gemeente -dan is het dus aan die gemeente om het lied niet te laten verstommen maar juist om hoe meer bewijzen van Gods redding en hulp er zijn, daar blijer van te zingen. Reken maar dat de Heer er blij mee is als mensen enthousiast voor Hem zingen…b.v. in de kerk.
Maar veel belangrijker nog dan wat we zingen is dat ons hele doen en laten, denken en praten, tot eer en tot lof van God is. Dat uit ons leven van elke dag de muziek van Gods liefde en genade opklinkt. De lofzangen waarop de Heerwil tronen, zijn meer dan dat Hij alleen met de mond geëerd wordt. Jezus zei zelfs dat we er niet zijn met Heer, Heer te roepen, maar dat het erop aan komt dat we de wil doen van zijn en onze Vader in de hemel.

Gods wonen bij ons staat of valt ermee of onze Koning het in ons leven echt te zeggen heeft. Nee, niet dat God als dat niet zo is, van zijn troon valt. Het kan wel gebeuren dat Hij zijn residentie verplaats, dat Hij bij ons weggaat. Zoals de Heer de joden van zijn tijd waarschuwde dat als ze bleven weigeren Hem als koning te erkennen, het kon gaan gebeuren dat buitenstaanders zouden binnenkomen en wie bij God kind aan huis waren, buiten de deur gezet zouden worden.

Dat kan ook christenen-van-huis-uit overkomen. Dat anderen ons links en rechts passeren en wij straks het feest missen. Het hangt ervan af waar ons lied blijft, of de muziek van het evangelie in ons leven zit. Aan de Koning zal het niet liggen of het goed komt met zijn troon. In de hemel zingen ze al: Aan Hem die op de troon zit en aan het Lam komen de dank, de eer, de lof en de macht toe, tot in eeuwigheid. Hier op aarde moeten we dat lied maar heel goed en heel vaak oefenen. Want straks op de nieuwe aarde moeten we het allemaal kennen. Als we zoals God beloofd heeft, zelf ook een troon krijgen en mogen meeregeren.

Nee, Gods troon staat of valt niet met ons lied…of niet -als wij maar niet de poten wegzagen onder onze eigen troon…..

amen