Matteüs 20: 1-16 ‘Loon naar werken…of toch niet?

Liturgie morgendienst 24 september 2017

Welkom

Zingen: Ps. 65: 1,2 Levensliederen
1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
u zult van ons de dank ontvangen
die u is toegezegd.
U hoort wat mensen aan u vragen,
bij u komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat u ons vergeeft.
2. Gelukkig wie u wilt onthalen,
verwelkomt in uw huis.
De heiligheid daar doet ons stralen,
de goedheid bij u thuis.
U antwoordt machtig en rechtvaardig,
u redt ons, neemt ons mee.
U bent de hoop van heel de aarde
en van de verste zee.

Moment van stilte en persoonlijk gebed

Votum en groet

Zingen: Ps. 65: 3,4,5 Levensliederen
3 U die de bergen wist te vormen
– een machtig mooi idee! –
u stilt verwoestend zware stormen,
het schuimen van de zee.
U stopt het woeden van de volken,
vervult hen met ontzag.
Zelfs mensen heel ver weg vertolken
luid juichend uw gezag.
4. U onderhoudt het land met regen
en zorgt dat alles groeit.
U geeft rivieren vol met zegen,
zodat de akker bloeit.
U maakt het land geschikt voor koren,
uw arm raakt nooit vermoeid:
u klieft de kluiten, vult de voren
en zegent al wat groeit.
5. U kroont het jaar met uw geschenken,
het druipt van overvloed.
U wilt het droge land doordrenken,
wat bent u gul en goed!
De dalen kleuren blond van koren
de weiden bont van vee,
De heuvels laten van zich horen,
de bergen juichen mee.

Gods leefregels uit Leviticus 19: 1-18

Zingen: Opwekking 244 ‘Welzalig de man die niet wandelt’

Gebed

Kinderlied

Kinderen naar de KND

Bijbellezing: Matt. 19: 23 – 20: 16

Lied: ‘Jij krijgt evenveel’ (Hemelhoog lied 95)

Verkondiging : Loon naar werken, of toch niet?

Zingen: Ps. 81: 1,4,8,9 (LB) ‘Jubelt, God ter eer, Hij is onze sterkte’

Voorbereiding H. A

Zingen: Opwekking 737 ‘U nodigt mij aan tafel’

Kinderen terug in de kerk

Gebed

Collecte – zingen Opwekking??

Zingen: Gz. 456: 1,2 ‘Zegen ons, Algoede’

Zegen

Amen : Gz. 456: 3
——————————————————————————————

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Wie van jullie werkt fulltime, 40 uur per week of meer, in dienst, of voor uzelf?
Ik denk: met een eigen zaak of als zzp’er, is het meestal veel meer dan 40 uur.
En wie van jullie heeft een parttime baan, van b.v. 20 uur per week, of minder?
Als dat voor hetzelfde bedrijf is, is het logisch dat wie de hele week werkt, heel
wat meer zal verdienen dan wie 2 of 3 dagen in dienst is – loon naar werk, toch?
En ervaring telt ook, en dienstjaren, en het soort functie – er zit heel wat afstand
tussen de directeur en de jongere met een minimumloon – soms zoveel afstand
dat er vraagtekens bij te zetten zijn: als b.v. de top zich verrijkt en geld over de
balk smijt terwijl onderop er geen ruimte is voor loonsverhoging, er fors wordt
bezuinigd, en zelfs mensen ontslagen worden, dan voelt dat als onrechtvaardig.
Maar verschil in beloning tussen fulltimers en parttimers, dat snapt iedereen.
En dat overwerk en extra prestatie leidt tot extra beloning, is ook normaal, toch?

Maar stel je voor dat je een drukke fulltime baan hebt, elke week vijf lange dagen
met soms ook nog overwerk, en met volledige inzet, terwijl er ook collega’s zijn
die twee of drie dagen hetzelfde soort werk doen, en je merkt dat zij precies
hetzelfde verdienen als jij – en dat ook de stagiair voor 1dag het volle pond
krijgt aan het eind van de maand – dat kan niet natuurlijk, en dat pik jij niet.
Als een bedrijf zoiets raars zou doen, wordt meteen aan de bel getrokken
en breekt een opstand uit, wordt de vakbond ingeschakeld, en de media….
Want dat is grof onrecht natuurlijk, vooral tegenover wie de hele week werkt.
En ook al gun je die collega alle goeds, jij verdient toch wel meer dan hij of zij.
Laten we met dat in het achterhoofd gaan luisteren naar dat verhaal van Jezus
over de werkers in de wijngaard, en over de uitbetaling aan het eind van de dag.

Ik stel me zo voor dat het gaat om seizoenswerk, in de tijd van de druivenoogst.
Dan red je het als wijnboer niet met je gezin en met je vaste arbeidskrachten.
Er moeten in die paar drukke weken extra mensen worden aangetrokken om
de oogst op tijd binnen te halen en de druiven te persen en tot wijn te verwerken.
Zo gaat dat eigenlijk nog steeds, ook in Nederland, waar vaak een beroep wordt
gedaan op seizoenswerkers uit b.v. Oost-Europa, om aardbeien te plukken of asperges te steken, bollen te pellen en nu weer hier voor het koolseizoen….
Vaak zijn het dan uitzendbureaus die bemiddelen en die werkgevers en werknemers bij elkaar brengen, en ook verantwoordelijk zijn voor goede arbeidsvoorwaarden.

Je ziet in dat verhaal van Jezus net zoiets; alleen is nu het centrum van het dorp
de ontmoetingsplek van werkgevers en werkzoekenden – een soort speeddate.
De wijnboer uit dit verhaal heeft dringend werkers nodig voor zijn oogst, en hij gaat daarom naar de plek waar de werkzoekenden zich verzamelen, en waar vroeg in de morgen – 6 uur in de ochtend – al mannen staan die graag aan de slag willen.
Met de afspraak dat ze 1 denarie krijgen – wat toen het normale arbeidsloon was voor 1 dag werken – gaat de eerste ploeg mee om in de wijngaard te gaan werken.
Drie uur later gaat de boer weer naar de markt want er zijn nog meer mensen nodig.
Weer blijken er werkzoekenden te staan, die wel aan de slag willen bij die wijnboer.
Zij krijgen de toezegging mee dat ze een eerlijk loon zullen krijgen, en ze gaan mee.
Hetzelfde scenario herhaalt zich om 12 uur en om 3 uur ’s middags – werk genoeg.
Ja, en vreemd genoeg gaat de wijnbouwer zelfs om 5 uur ’s middags nog een keer naar het plaatselijk uitzendbureau want zelfs werkers voor 1 uur zijn nog welkom.
Ook dan blijken er nog lui op de markt te staan afwachten of iemand werk voor ze heeft, wat de wijnboer tot de verbaasde vraag brengt waarom ze er nog staan:
“waarom staan jullie hier nog steeds, en zijn jullie niet aan het werk gegaan “.
Merkwaardig die vraag want waarom heeft de boer ze niet eerder aangenomen?
Het kan zijn dat hij eerder dacht ze niet nodig te hebben: ze vinden wel werk.
Wat blijkbaar niet gelukt was: “niemand heeft ons vandaag gewerk gegeven”.
Of zij waren nu pas komen opdagen omdat ze liever lui dan moe waren, en dan is het een smoes dat niemand ze werk had aangeboden: ze hadden er geen zin in.
Het staat er niet bij dus wij moeten het ook maar niet gaan invullen en oordelen.
Zoals het in onze tijd erg onredelijk is als je makkelijk praat over mensen die nog steeds geen baan gevonden hebben terwijl er toch zoveel vacatures zijn: ik snap niet dat hij nog altijd van een uitkering leeft, ‘ze’ vinden het zeker wel makkelijk zo…..
Er zijn in Nederland nog steeds heel wat mensen die maar wat graag aan de slag zouden willen en die zich suf solliciteren maar die steeds weer afgewezen worden.
Ook al daalt de werkloosheid, er zijn nog bijna 400000 werklozen, en vooral als mensen ouder zijn en ‘te duur’ of met niet de goede ervaring, is het heel erg lastig.
Dus laten we vooral niet oordelen, maar laten we naast wie dat overkomt gaan staan.

Terug naar het verhaal van Jezus over die wijnboer en over zijn dagloners, die allemaal in de wijngaard hadden gewerkt en na gedaan werk wachten op hun loon.
In de lijn van wat al was bepaald in de wetgeving van Mozes – lees Lev. 19: 13: “Betaal een dagloner zijn loon nog dezelfde dag uit”, en ook Deut. 24:14: “Een dagloner, die het al moeilijk genoeg heeft, mag u niet uitbuiten, of het nu iemand van uw eigen volk betreft of een vreemdeling die in een van uw steden woont. U moet hem nog dezelfde dag, voor zonsondergang, uitbetalen,want hij is arm en het gaat hem juist om dat loon. Anders zal hij de HEER zijn nood klagen, dan zal u wat u hem hebt aangedaan, als zonde worden aan aangerekend.” Een regel die ook voor ons land actueel is, denk maar weer aan die seizoenskrachten in land- en tuinbouw, aan die buitenlandse vrachtwagenchauffeurs en anderen die vaak worden uitgebuit maar recht hebben op gelijk loon als hun Nederlandse collega’s– een taak voor de politiek.
Ook in Israël ging het vaak mis op dat punt, vandaar b.v. de scherpe woorden van de profeet Maleachi over “mensen die hun dagloners uitbuiten, die weduwen en wezen
Onderdrukken, en die vreemdelingen geen plaats gunnen” (3:5) – over zulke mensen zegt de HEER dat zij geen ontzag voor Hem hebben, en dat Hij recht zal doen.
Eeuwen later komt het terug, als Jacobus stevig uithaalt naar boeren, misschien zelfs wel kerkleden, die werden aangeklaagd door hun werknemers omdat die niet het loon kregen waarop ze recht hadden voor het maaien van de akkers, terwijl zij zelf in weelde leefden – ik herinner me nog die broeder uit mijn eerste gemeente die in zijn jonge jaren landarbeider was geweest en mocht meeëten bij de boer aan tafel maar bij de Bijbellezing merkte dat de boer juist dat stukje uit Jacobus maar oversloeg….

Nou, de wijnboer deed het goed: aan het eind van de dag werd het loon uitbetaald.
Alleen maar, het ging wel totaal anders dan die werknemers verwacht hadden.
En zij die dit verhaal aanhoorden, zullen met stijgende verbazing geluisterd hebben.
Het begon al vreemd: niet de werkers van het eerste uur mochten als eersten hun loon in ontvangst nemen maar die lui die pas te elfder ure waren aangeworven.
En, nog vreemder, ze kregen allemaal 1 denarie in handen gestopt: het volle loon
voor een hele dag, terwijl zij toch maar alleen dat ene uurtje hadden gewerkt.
Stel je voor dat je erbij had gestaan na een lange dag werken, dan snap je vast de verontwaardigde reacties wel van die mannen die van de vroege morgen en op het heetst van de dag en tot de late avond zich in het zweet gewerkt hadden in die wijngaard, en die dan terwijl zij op de uitbetaling van het afgesproken loon staan
te wachten, tot hun schrik en ergernis moeten meemaken dat die laatkomers die
nog even een uurtje druiven geplukt hebben na misschien wel de rest van de dag op hun rug gelegen hebben, het eerst hun loon kregen, en ook nog het volle dagloon.
Maar o, misschien is dat juist wel een goed teken: dan krijgen de mannen die langer gewerkt hebben vast wel een extra bonus – en zijzelf, die de hele dag zich hadden afgebeuld, zullen wel helemaal dik betaald worden – met spanning wachtten ze af tot zij naar voren werden geroepen – maar nee: nadat de mannen van het derde en het zesde uur allemaal hetzelfde gekregen hadden en zij eindelijk aan de beurt waren: dank mannen voor jullie inzet, goed gedaan, ik ben erg tevreden over jullie, wat mij betreft mogen jullie morgen terugkomen, en hier is jullie loon, zoals we vanmorgen hebben afgesproken: alsjeblieft, hier is jullie eerlijk verdiende denarie.

Je voelt de spanning stijgen en als ze hun loon in handen hebben, barst het los:
Maar dat is toch niet eerlijk! Die lui hebben maar één uurtje gewerkt, en wij de
hele dag – zij kwamen toen de zon al bijna onder was en de hitte voorbij, mooi
makkelijk – wij hebben gewoon doorgewerkt ook op het heetst van de dag – hoe
kan het dan dat zij net zoveel geld krijgen als wij – dat kunt u toch niet maken!

Nee, dat zou een werkgever in Nederland – of een uitzendbureau – niet kunnen maken, dat zou iedereen erg oneerlijk vinden, denk aan de voorbeelden waarmee ik vanmorgen deze preek ben begonnen, pas het toe op de arbeidsverrhoudingen in Nederland met cao’s en vakbeweging en allerlei regelingen vanuit de politiek.
Maar ook in de tijd waarin Jezus dit verhaal vertelde, was zoiets ondenkbaar.

Kijk, maar de Heer die hier wordt vergeleken met een wijnboer, kan dit wel maken.
Want Jezus vertelt dit verhaal niet zomaar, maar hij begint te zeggen dat het niet gaat over arbeidsvoorwaarden of politieke afspraken hier op aarde, maar over
‘het koninkrijk van de hemel’, over hoe het gaat waar hoe God zijn Vader met mensen omgaat en hoe het toegaat waar God het voor het zeggen heeft: “Dit
voorbeeld leert je iets over Gods nieuwe wereld” (zo staat het in de BGT). En die nieuwe wereld begint nu al waar God mensen aanneemt en inzet en beloont.

De wijnboer uit het verhaal reageert op die boze verwijten nuchter en tegelijk ontwapenend – hij slaat meteen de kritische dagloners hun wapens uit handen.
De man die als eerste en misschien wel als woordvoerder van de rest protesteert,
Krijgt een vriendelijk hanmaar duidelijk antwoord: “Beste man, ik behandel je niet oneerlijk, je krijgt wat we vanmorgen hebben afgesproken, en dat is het normale loon voor een dag werken; neem je loon in ontvangst en ga rustig naar huis. Ja en wat ik die anderen wil geven, gaat jullie niks aan, het is mijn zaak wat ik doe met mijn geld”.

Nou, dat klinkt redelijk, daar is geen speld tussen te krijgen…..toch….of toch wel….?
Ik denk dat wij er toch heel wat tegenin zouden kunnen brengen: ja maar hij….zij?
Als mensen zitten wij zo in elkaar en zit de samenleving zo in elkaar dat we heel erg naar anderen kijken en onszelf en onze omstandigheden met anderen vergelijken.
En dat is vaak best terecht maar het verraadt hoe wij mensen in elkaar zitten.
De heer in het verhaal legt de vinger op de wonde plek: of ben je misschien jaloers?
Gun jij eigenlijk die anderen niet dat ze net zoveel krijgen als jij, letterlijk: of is jouw oog boos, geblokkeerd door jaloersheid, erger je je aan mijn goedheid en midlheid?
Daar zit precies de kern van wat Jezus zijn leerlingen en ons wil leren – niet voor niets moeten die werkers van het eerste uur er bij staan als wie minder uren of zelfs maar alleen dat laatste uurtje hebben gewerkt, net zo beloond worden als zijzelf.
De les dat God niet beloont naar prestatie maar geeft uit genade, omdat Hij goed is.

Ja, en dan moeten we maar niet naar anderen kijken, en er namen bij invullen.
Dat kun je zomaar doen, b.v.: die werkers van het eerste uur zijn de Joden, of de Farizeeën die denken dat ze door hard hun best te doen, kunnen verdienen bij God, en de werkers van het laatste uur zijn de gelovigen van het NT, zijn wij dus ook.
Maarten Luther die meer dan tien keer over die verhaal heeft gepreekt, legde het in het begin ook zo uit, en later kregen vooral de priesters en monniken en pausen ervan langs die dachten dat zij door hun goede werken zichzelf als de besten beschouwden, terwijl het erom gaat dat je God dient uit liefde en niet uit plicht.
Later kwam Luther steeds meer tot de uitleg dat het een les is voor ons allemaal.
Zoals hij deed in een preek in 1537 met een heel persoonlijke toepassing: “Ik heb
nu al 20 of 30 jaar met preken en doceren, samen met vele anderen, veel arbeid verricht en vele zorgen doorstaan; maar daarmee verkrijg ik toch maar precies hetzelfde als de kinderen die vroeg gestorven zijn, en maar één uur in de wijngaard zijn werkzaam geweest. Ik zou het ook wel met lede ogen kunnen aanzien en kunnen klagen – God moge het mij vergeven -, omdat Hij mij zo lang laat werken en zo laat zweten, terwijl ik daarvoor toch niets meer ontvangen zal dan een kind dat, nadat het gedoopt is, nog maar één of twee dagen leeft….Ik moet mij echter laten welgevallen dat God zo goed en zo barmhartig is, dat Hij aan hem die weinig werk doet evenveel geeft als aan hem die veel werk gedaan heeft.” Tot zover Luther,
die dit verhaal ook heel duidelijk aandraagt als concreet voorbeeld van wat hij als de rode draad ontdekt had in de Bijbel als evangelie: niet prestatie, maar genade alleen.
Ik denk ook aan zondag 24 van de catechismus waar gevraagd wordt of God wat wij voor Hem doen dan niet wil belonen, nu al, en straks na dit leven, en als antwoord gegeven wordt dat die beloning wordt gegeven niet uit verdienste maar uit genade.

De laatsten worden de eersten, dat is niet bedoeld om ons aan te moedigen het te laten afweten als het gaat om liefde tot God, groei in geloof, inzet voor mensen. De apostel Paulus die zo inzette op dat we worden gered door geloof alleen en niet als loon naar werken, reageert verontwaardigd op de suggestie dat we dat hoe meer we zonde doen des te meer genade we krijgen – geen sprake van zegt hij dan, want als je van de ondergang bent gered laat je je dankbaarheid zien in een leven voor God.

Prachtig als je zoveel voor je Heer over hebt als zijn eerste leerlingen dat hadden –
“wij hebben alles achtergelaten en zijn U gevolgd”, zegt Petrus tegen Jezus – en de reactie op de vraag wat dat hun oplevert is dan dat God ze rijkelijk zal belonen – maar dan meteen erachter aan komt dat vele eersten de laatsten zullen zijn en vele laatsten de eersten – want bij God verdien je niets maar krijg je volop zijn genade.
En dat is de doodsteek voor hoogmoed en activisme – dan red je het niet en wordt je op je plek gezet – achteraan – én het is een hart onder de riem voor wie na wie weet wat een moeilijk of slecht leven wordt gered en een nieuw leven mag beginnen – zoals b.v. die misdadiger naast Jezus aan het kruis – en zovelen naast en na hem.
Een uitlegger zegt erover: “Waarom zullen vele eersten laatsten worden? ..Omdat zij zich wel vroeg lieten roepen, maar uiteindelijk aan anderen de genade misgunnen…
Ingaan in Gods koninkrijk is namelijk ingaan in het rijk van goedheid en genade. Het
volgen van de roeping was een weg: het prijzen van Gods genade het doel”.
Deze gelijkenis van onze Heer doet denken aan die andere bekende: van die twee zoons van wie de jongste zijn deel van de erfenis te grabbel gooide en in de goot belandde en toen tot inkeer kwam en als een berooide zwerver weer bij zijn vader aanklopte: zijn vader sloot hem in de armen en maakte er een groot feest van maar zijn broer was razend en viel boos uit: “Al jarenlang werk ik voor u en nooit ben ik u ongehoorzaam geweest als u mij iets opdroeg, en u hebt mij zelfs nooit een geiten- bokje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. Maar nu die zoon van u is thuisgekomen – hoor je dat? niet: mijn broer, maar: ‘die zoon van u’- nu die zoon van u is thuisgekomen die uw vermogen heeft verkwanseld aan de hoeren, hebt u voor hem het gemeste kalf geslacht” . Zijn oog was boos, omdat zijn vader zo goed was.
Je gaat vergelijken en dan vind je jezelf beter dan die ander die er misschien in jouw ogen de kantjes van afloopt terwijl jij toch zo je best doet en zoveel op jou neer komt.
Dan gaan we in de kerk vooral letten op wie veel doet en er altijd is terwijl hij….zij….
Ja en moet je eens kijken naar hem of haar: die denkt zeker dat het zomaar gaat.
Of je schiet in de stress dat wat jij doet toch niks voorstel als je kijkt naar wat hij doet en zij allemaal aan kunt – en wat heb ik heel wat jaren verprutst –ik tel toch niet mee.

Dan heeft dit verhaal van Jezus een boodschap voor ons allemaal: wat is God goed, wat is het gelukkig bij God anders dan in onze wereld en ook anders dan vaak in de kerk en in onze denkramen: blij met elke zondaar die zich tot Hem bekeert en van zijn genade wil leven – en bij Hem ben je nooit te slecht en is het ook nooit te laat.
Ja en ook: wees blij als je al heel je leven mag geloven en van die genade mag leven
En als je veel kon en mocht en wilde doen voor God en voor mensen om je heen –
zie het maar als bewijzen van Gods genade, en zeg het Paulus maar na die zich een laatkomer en een wegloper wist die door God was teruggeroepen en vooraan gezet: “God was goed voor mij. Hij liet mij zijn dienaar worden. Ik heb heel hard gewerkt, veel harder dan alle andere apostelen. En mijn werk is niet voor niets geweest, want veel mensen zijn gaan geloven. Dat was natuurlijk niet mijn werk maar Gods werk. Want al mijn werk is te danken aan Gods goedheid” (1 Kor. 15: 10 – BGT).
Geen reden dus om je erop te laten voorstaan, maar om God ervoor te danken, en om God ook dankbaar te zijn voor die broer en zus, niet voor of achter in de rij, maar naast je: gelijk bedeeld met Gods onverdiende rijke genade! Niemand komt tekort!
Dat gaan we volgende week samen vieren, naast elkaar met al onze verschillen.
Aan de tafel van de Heer zijn geen ereplaatsen, maar we zijn daar allemaal gelijk:
“voor ieder van ons een plaats aan de tafel…een veilige plek, een plek om te schuilen, een plaats in Gods licht als tafelgenoot…niet minder of meer, de een of de ander…een hand zoekt de hand, de jongste de oudste, zij vinden elkaar en niemand gaat voor…voor ieder van ons een plaats aan de tafel, beschadigd of gaaf, rechtvaardig of slecht, en ondanks de pijn; een plek van vergeving, genadig begin van goddelijk recht, voor ieder van ons een plaats aan de tafel, van eerbied vervuld, van angsten bevrijd, een plaats om te zijn, een plaats om te worden getuige van Hem, een levend bewijs”.

Gunnen wij elkaar – en elk mens – die plaats aan Gods tafel, nu al en straks voorgoed? Bid maar om een hart vol liefde, en ogen die Gods goedheid uitstralen!

amen

1 Petrus 1: ‘Vreemdelingen en priesters’

Liturgie toerustingsdienst zondag 2 juli 2017

Zingen: Ps. 95: 1,3 LvdK ‘Steekt nu voor God de loftrompet’
Votum en groet
Stilte en persoonlijk gebed
Zingen: Ps. 105: 3,4,5 LvdK ‘God, die zich aan ons openbaarde’
Gebed
Schriftlezing: 1 Petrus 1: 1-2 en 14-21 ; 2: 1-12; 3: 13-17
Zingen: Ps. 119: 7, 16, 30 ‘Zegen uw knecht die Gij uw wil gebiedt’
Verkondiging: ‘Vreemdelingen en priesters’
Zingen: ZG 213: 1,2, 3 ‘Dit huis, een herberg onderweg’

1. Dit huis, een herberg onderweg voor wie verdwaald in heg en steg
geen rust, geen ruimte meer kon vinden, een toevluchtsoord in de woestijn
voor wie met olie en met wijn pijnlijke wonden liet verbinden,
dit huis, waarin men smarten deelt, weet hoe Gods liefde harten heelt.

2. Dit huis, waarin een gastheer is wiens zachte juk geen last meer is,
dit huis is tot ons heil gegeven: een herberg voor wie moe en mat
terzijde van het smalle pad struikelt en langer niet wil leven –
plaats tegen de neerslachtigheid, een pleister van barmhartigheid.

3. Dit huis, met liefde opgebouwd, dit gastenhuis voor jong en oud,
ligt langs de weg als een oase; hier kan men putten: nieuwe kracht,
hier is beschutting voor de nacht, hier is het elke zondag Pasen!
Gezegend al wie binnengaat en hier zijn lasten liggen laat.

Geloofsbelijdenis
Zingen: Gz. 115: 1,2 GK ‘Nooit kan ’t geloof teveel verwachten’
Gebed
Collecte
Zingen: Gz. 316: 1,2,5,6 LvdK ‘Blijf bij ons, Jezus, onze Heer’
Zegen
Amen: NLB 425 ‘Vervuld van uw zegen’

Vervuld van uw zegen gaan wij onze wegen
van hier, uit dit huis waar uw stem wordt gehoord
in Christus verbonden tezamen gezonden
op weg in een wereld die wacht op uw woord
Om daar in genade uw woorden als zaden
te zaaien tot diep in het donkerste dal
door liefde gedreven om wie met ons leven
uw zegen te brengen die vrucht dragen zal

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Vreemdelingen en priesters’.
Het is de titel van een boek van Stefan Paas, die professor is aan de VU in Amsterdam en de TU in Kampen, en ook ouderling van ViaNova in Amsterdam.
De ondertitel van dat boek uit 2015 is ‘Christelijke missie in een postchristelijke omgeving’, en het gaat erover hoe je als kerk en als christenen nog iets kunt betekenen in een samenleving waarin mensen steeds minder geïnteresseerd lijken te zijn in het christelijk geloof; hoe kun je de brug slaan naar die andersdenkenden?

Nou gaan we niet dit boek bespreken vanavond, maar die titel is ontleend aan wat Paas terecht aanwijst als de rode draad in de eerste brief van Petrus; in de laatste hoofdstukken van het boek gaat de schrijver in op de kernboodschap van die brief.
Petrus noemt enkele keren zijn lezers met nadruk ‘vreemdelingen’, mensen die toen ze tot geloof in Jezus zijn gekomen een ander leven gekregen hebben en daardoor
in allerlei opzichten vervreemd zijn geraakt van hun eerder zo vertrouwde omgeving.
Wat kan voelen als een bedreiging maar wat Petrus aanwijst als een uitdaging: leef midden in een wereld van anders-gelovigen en ongelovigen een goed leven zodat
de laster en beschuldigingen verstommen en mensen aan het denken gezet worden.
En als er zijn die nieuwsgierig zijn naar wat je drijft of je aanspreken op je gedrag of je geloof, kruip dan niet in je schulp en bijt ook niet van je af maar sta ervoor open je te verantwoorden maar wel vriendelijk en vol respect – profetisch duidelijk zijn gaat
als het goed is samen met priesterlijk bewogen zijn – biddend, werkend, zegenend.

Vreemdelingen en priesters

1. Vervreemding
2. Uitdaging
3. Verantwoording

1. Vervreemding

Bent u wel eens op vakantie geweest in een land met een totaal andere taal en cultuur: waar je niemand verstaat, de borden met straatnamen en de opschriften op de winkels in een onleesbaar schrift, en met heel andere gewoonten en eetcultuur?
Interessant natuurlijk maar ook een gevoel van ‘een kat in een vreemd pakhuis’, zelfs een gevoel van je verloren voelen en verward,en wat moet je als er een probleem is?

Minder zwaar maar toch ook wel met zulke gevoelens kan het zijn als je ineens in een gezelschap belandt waar je niemand kent en niemand echt jou erbij betrekt; of op je eentje in een kerk waar je niemand kent en niemand een praatje met je maakt..
Of – een laatste voorbeeld – je komt na jaren terug in het dorp waar je ooit woonde en waar bijna alles veranderd is: nieuwe wijken, andere wegen, veel ouds gesloopt.
Zomaar wat voorbeelden van je vreemd en verloren voelen, zonder verbondenheid.
Dichterbij wat we in die brief van Petrus gelezen hebben: je werkt als enige christen op een afdeling, of in een klas of studiegroep, en hoe aardig je collega’s of studie-genoten ook zijn, je merkt dat ze niet begrijpen wat jou beweegt: dat je gelooft, dat je andere dingen doet op zondag dan die anderen, en je ervaart soms grote afstand als het gaat over dingen die spelen in de samenleving: kijk op vluchtelingen, vragen vn leven en dood – en zomaar wordt schamper gedaan over mensen die ‘nog geloven’.
De brief van Petrus waaruit we een paar stukjes hebben gelezen hebben, is in eerste instantie geschreven aan mensen die de schrijver aanduidt als ‘de uitverkorenen die
als vreemdelingen verspreid wonen in…’en dan komen provincies langs van wat toen Klein-Azië heette en nu West-Turkije is – in sommige oudere vertalingen worden ze ‘vreemdelingen in de verstrooiing’ genoemd, en dan valt het woord diaspora, dat ook vaak gebruikt wordt voor gebieden waarin Joden in die tijd waren uitgezwermd, buiten het eigen land en de eigen vertrouwde omgeving, als vaak bedreigde minderheid maar ook met de boodschap van de levende God voor zijn wereld.

Nou, diezelfde termen en datzelfde beeld gebruikt Petrus hier voor over een groot gebied verspreid wonende gelovigen en gemeentetjes die dagelijks de druk ervaren van een omgeving waar ze nu ze tot geloof in Jezus gekomen zijn zich niet meer zo thuis voelen en vaak ook niet meer geaccepteerd en gerespecteerd voelen, en als je deze brief op je in laat werken, zelfs vijandig bejegend werden en neergezet als niet meer loyale burgers, dwarsliggers die zich apart gedragen en ineens zo anders zijn.
Een uitlegger schrijft: “Hoezeer de gelovige ook in de samenleving is ingeburgerd,
hij blijft zich vreemd voelen temidden van zijn medeburgers. Omgekeerd wordt de
christten vreemd gevonden”. Lees b.v. 4: 4: “De ongelovigen vinden het vreemd dat
jullie nu niet meer meedoen met hun slechte gedrag. En daarom vertellen ze slechte dinge over jullie. “ Nog een keer die uitlegger: “Wie door het christelijk geloof een ander mens geworden is, wordt niet meer herkend en niet langer geaccepteerd. Zoals de niet-jood altijd een vreemde bleef binnen de joodse gemeenschap, zo is het ook met de ‘niet-ongelovige’: hij hoort er niet meer bij. Christenen zijn hinderlijke dwarsliggers op het platgetreden pad”. Zoals Jezus ook als dwarsligger overkwam.

Petrus gebruikt er twee woorden voor die je vandaag zou kunnen vertalen als:
allochtoon, en ook wel: asielzoeker, vreemd in een onbekende omgeving, en ook zonder burgerrechten, met eigenlijk je wortels in waar je vaderland nog steeds is.
Ja, en dat wordt gezegd tegen mensen die misschien al heel hun leven wonen
waar ze geboren en getogen zijn, met een heel netwerk van familie en vrienden.
Totdat God ingreep en Jezus in hun leven kwam – Petrus noemt ze ‘uitverkoren’
vreemdelingen, mensen die door God geroepen zijn om samen zijn volk te zijn, en wat een verandering was dat: “jullie zijn door God uitgekozen, en jullie horen bij Hem. ..God heeft jullie uit de duisternis geroepen om te leven in zijn schitterende licht. Ooit waren jullie niet eens een volk. Nu zijn jullie het volk van God”. Heel bijzonder en een groot voorrecht, maar die verbondenheid aan God maakt dat je anders in het leven staat en anders gaat leven dan je tot dan toe gewend was en gewoon is om je heen.
Midden in de samenleving ontstaat een nieuwe gemeenschap van broers en zussen die samen die ene Vader hebben en elkaar tot steun mogen zijn, en elkaar des te meer nodig hebben, zoals Petrus schrijft in 2: 17: “heb uw broeders en zusters lief”.

Herkennen wij daar ook iets van, van die vervreemding, van dat anders zijn?
Stefan Paas schrijft: “Onze samenlevingen worden niet langer ingericht volgens christelijke principes en zijn er niet langer op gericht het leven voor christenen iets makkelijker te maken dan voor andere mensen. Soms zelfs het tegendeel” . En dat is wennen want we zijn aan bepaalde voorrechten gewend geraakt, maar we moeten niet denken dat die bevoorrechte positie normaal is of dat we er recht op te hebben.
Wat we meemaken gaat misschien weer lijken op hoe de christenen er in die eerste eeuw voor stonden, zoals we dat merken in die brief van Petrus: verbonden met God en onderweg naar zijn nieuwe wereld, en daarom vreemdelingen in deze wereld.
2. Uitdaging

Het kan zomaar voelen als bedreigend, en akelig: dat vreemdeling zijn.
Want we willen er toch graag bij horen, gezien worden, en gerespecteerd.
En als het ander is, hoe reageer je dan, hoe kun je daarmee dealen zeg maar?
Er zijn meerdere reacties mogelijk, van een terugtrekkende houding met je boek in de hoek en je geloof dan maar voor je houden voor achter huisdeur en kerkdeur,
en je daarbuiten gedeisd houden en zoveel mogelijk maar aanpassen – tot aan de andere kant geërgerd en gefrustreerd reageren van dat het toch wat is allemaal, en dat Nederland toch wel ver is weggezakt, en dat het hoog tijd is dat we als kerken en christenen van ons laten horen en op onze strepen staan – en positief vertaald wordt van alles ondernomen om al die mensen om ons heen die niet of niet meer geloven in God en Jezus en die de kerk ver van zich af duwen, te evangeliseren en als het kan, te bekeren, want we weten toch dat zonder geloof niemand wel vaart en dat
als het zo blijft die buurman of dat collegaatje verloren gaat, niet in de hemel komt,
en dat kan heel stressvol zijn want stel je voor dat ik die ander niet genoeg over het geloof heb verteld – en frustrerend want waarom levert al die evangelisatie zo weinig op en blijft het een druppel op een gloeiende plaat – mooi hoor dat er elke zondag
ruim 120 mensen zitten bij HartvoorHeerhugowaard maar wat stelt het voor als je bedenkt dat er bijna 60000 mensen in die groeistad wonen – hoe bereiken we die?

Stefan Paas probeert met zijn boek ons met beide benen op de grond te zetten:
wij kunnen en hoeven Nederland niet te bekeren, of een eigen christelijke cultuur
neer te zetten; als mensen van God en als kerk zijn er er vooral om God groot te maken en dienend in de samenleving bezig te zijn, en te laten zien hoe bevrijdend en hoe heilzaam het is om Jezus te volgen en goed te doen aan mensen om ons heen.
En juist dat is ook een rode draad in deze brief van Petrus: midden tussen mensen
die niet in God geloven en niet naar zijn normen leven, gewoon jezelf durven zijn:
niet in je schulp kruipen of je maar aanpassen en ook niet overal tegen zijn maar
een goede buur zijn en een betrouwbare collega, met respect voor wie leiding geven,
en desgevraagd open en eerlijk zijn over wat je drijft en voor wat en Wie je leeft.
Citaat: “Volgens de eerste brief van Petrus bestaat de kerk niet om de wereld te veranderen of om steeds groter te groeien. De kerk is er om ‘de grote daden van God te verkondigen’(2:9). En dat ook ten behoeve van de wereld die God nog niet of niet meer kent en niet met Hem rekent – als voorbidder voor alle mensen, als priesters.

Ik had het over een tweede rode draad in deze brief, naast die van bemoediging
bij beproevingen en zelfs lijden dat het apart zijn en anders zijn kan meebrengen.
Die tweede rode draad is die van betrokkenheid en verantwoordelijkheid bij de samenleving waarvan je deel uitmaakt: je straat, je stad of dorp, je land – lees
2:12: “Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen”.
En dat maakt de apostel dan concreet voor verschillende mensen en situaties: in huwelijk en gezin, op de werkvloer, in staat en maatschappij, kort samengevat in 2: 17: “Heb dus respect voor alle mensen. Houd van de andere christenen. Leef zoals God het wil, en eer de keizer”. Met de bemoediging dat God je zal beschermen.
Hoor ook 3: 16: “Misschien zullen ongelovigen slecht over je spreken, omdat je als een goede christen leeft. Maar God zal ervoor zorgen dat ze daar spijt van krijgen.”
Denk aan wat Jezus zei over de gemeente als licht voor de wereld: laat uw licht schijnen voor de mensen opdat ze uw goede daden zien en uw Vader erom eren.
Het is dus belangrijk om midden in het leven te staan en daar volop je in te zetten.
Dat is voor iedereen op de plek waar hij of zij woont en werkt, met de gaven en de mogelijkheden die God ons allemaal geeft, en de contacten die we mogen hebben.
Voor de een is dat een ban, voor de ander vrijwilligerswerk of school of studie, voor de ander een plek in de gemeenteraad of de Tweede Kamer of de regering, voor weer anderen hoe je je ziekte verwerkt of probeert met tegenslag te dealen….het zegt vaak meer over wat we geloven en hoe we in het leven staan dan een heleboel mooie woorden of prachtige liederen, of een uitgekiende evangelisatiecampagne.

Wat Petrus schrijft doet ook terugdenken aan een knecht van God eeuwen eerder.
Ik bedoel de profeet Jeremia die een brief schreef aan volksgenoten die waren weggevoerd naar Babel en daar zich vreemd voelden in een heidense cultuur.
Ze hielden zich eerst maar op de achtergrond want ze gingen toch weer gauw terug.
Maar dan schrijft Jeremia hen een brief om te vertellen dat het lang zou gaan duren en dat ze daarom maar in dat verre vreemde Babel een bestaan moesten opbouwen:
“Ik wil dat jullie daar huizen bouwen om in te wonen. En dat jullie daar het land gaan bewerken, zodat jullie van de opbrengst kunnen leven. Ik wil dat jullie trouwen en kinderen krijgen. En zorg ervoor dat jullie kinderen ook trouwen, zodat ook zij weer kinderen krijgen. Laat jullie groep niet kleiner worden, maar juist groter”. (Jer. 29: 5-6)
Ja, maar dat niet alleen uit eigenbelang, en ook niet als een afgesloten groep, maar volop betrokken bij al die medeburgers, en met volledige inzet voor de samenleving:
“Bid tot de HEER voor de stad waarheen Ik jullie weggvoerd heb en zet je in voor haar bloei, want de bloei van de stad is ook jullie bloei. “ (Jeremia 29: 7). Petrus zit op diezelfde lijn als hij de verstrooide christenen in een heidense omgeving ertoe aanspoort zich niet terug te trekken maar zich te laten zien en zich in te zetten.
Een uitlegger zegt: “gelovigen hebben niets te verbergen, zij willen juist veel laten zien….voor het forum van de wereld laten christenen zien hoe het evangelie gewone mensen verandert in voorbeeldige mensen”…en dat tot zegen voor de samenleving.

En ja, dat is een uitdaging want gelovige mensen zijn gewone en dus beperkte en zondige mensen, vandaar ook in deze brief de waarschuwing om het kwade te mijden en te bestrijden, allereerst in eigen hart en eigen leven: “ontdoe u dus van alles wat slecht is, van alle bedrog en huichelarij, alle afgunst en kwaadsprekerij”
(2:1); en “ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens die uw ziel in gevaar brengen” (2:11); en: “het is beter te lijden, indien God dat wil, omdat men goed doet, dan omdat men kwaad doet” (3: 17). De beste dienst aan God en aan de samenleving is wat staat in 3: 8 e.v.: elkaar liefhebben, het goede doen, de vrede zoeken, bereid zijn de minste te zijn, niet schelden maar zegenen, dienend.

Petrus heeft het juist daarom over gelovige mensen die dienen als priester: tot eer van God en in zijn dienst, maar ook bewogen bidden voor de wereld, voor al die mensen dichtbij en ver weg, ook voor wie regeren, en Gods zegen doorgeven.
Denk aan Abraham die voorbede deed voor Sodom, aan wat Jeremia schreef aan die ballingen in Babel om te bidden voor die heidense stad, denk aan Jona die van zijn God een lesje kreeg in priesterlijke bewogenheid: Zou ik geen verdriet hebben om Ninevé, met al die mensen en die kinderen en ook nog al die dieren? (Jona 4).
Ja, en hoe vaak worden we niet opgeroepen goed te doen aan alle mensen, en
ook – Paulus in zijn brief aan Timoteüs om voor alle mensen te bidden, en vooral voor wie veel verantwoordelijkheid dragen en macht uitoefenen, omdat God wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen, en die waarheid is het
echte leven met God, naar het voorbeeld van Jezus: “de enige die mensen bij God kan brengen is de mens Jezus Christus, die zijn leven gaf om mensen te redden”.
Aan ons om die boodschap te brengen en vooral dat goede leven voor te leven.
En het dan verder aan God over te laten – Paulus zou zeggen dat wij alleen kunnen zaaien en planten en water geven en dat het God is die zorgt voor wat er uit groeit.
Petrus leert ons diezelfde bescheidenheid als hij ons aanspoort gewoon goed te doen: “misschien – wie weet? – veranderen die anderen zelfs hun eigen leven”.
Misschien, maar misschien ook niet – als wij maar in het kleine dichtbij trouw zijn.

3. Verantwoording

Dat slaat op wat de apostel Petrus schrijft in 3: 15: “Vraagt iemand waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden” .
Een uitlegger schrijft: “Overal waar het nieuwe leven zich profileert, rijzen kritische vragen. Evangelisatie is in wezen niets anders dan zulke vragen oproepen en die vervolgens beantwoorden”. En dan wel zoals er meteen achteraan gezegd wordt door Petrus: “maar antwoord wel vriendelijk en met respect”. Met respect, zo is dat zeker bedoeld, voor de ander als je medemens, voor zijn verhaal hoe kritisch ook misschien, voor haar anders -geloven of hun levensovertuigingen, vanuit echte liefde.
En dan weer: het is niet gezegd dat je dat respect en die open houding ook terugkrijgt, laat staan dat die ander geïnteresseerd raakt of anders gaat denken en leven, dat is niet aan ons, dat is ons ook niet beloofd, laat het maar over aan God.
Op de laatste bladzijde van zijn boek is Stefan Paas daar heet bescheiden over en nuchter in: “We doen het niet om er succes mee te hebben, we doen het om de werkelijkheid te laten zien waarin we geloven en waarop we hopen” (blz. 243)

Lees er niet overheen dat Petrus het heeft over je verantwoorden over ‘de hoop die in u leeft’, en hoop is meer en reikt verder dat wat we nu zien en kunnen bereiken.
Als het goed is merken mensen aan ons dat we verder kijken dan hier en nu, dat we uitkijken en heenleven naar een andere, nieuwe wereld, de nieuwe wereld van God waar het vanmorgen over ging in de Witte-Tent-dienst – als de wereld die we vanuit de hemel verwachten maar waar ook al stukjes van zichtbaar worden overal waar de volgelingen van Jezus proberen te leven naar de stijl van die nieuwe wereld. Vanuit het geloof dat eens de vreemdelingschap is vergeten, en we voorgoed Thuis zijn. Tot dan zijn we als christen en als kerk hopelijk voor velen een plek een stukje hemel op aarde, al iets van de nieuwe wereld op deze oude aarde, tot zegen voor velen.

amen

1 Tessalonicenzen 5: 24: Hij die roept is trouw (Pinksteren en openbare geloofsbelijdenis)

Liturgie morgendienst 1e Pinksterdag zondag 4 juni 2017
Zingen: Ps. 68: 7 NLB God zij geprezen met ontzag’
Votum en groet
Zingen: Ps. 103: 1,2 ‘Zegen, mijn ziel, de grote naam des HEREN’
Wet van de liefde Deut. 5: 1-21; 7: 6-11; 10: 12-17a
Zingen: Ps. 103: 3,4,9 ‘Hij is een God van liefde en genade’
Gebed
Schriftlezing: Handelingen 2: 1-21 en 32-39
Zingen: Gz. 683: 1,2,3,4 NLB ’t Is feest vandaag’

1. ’t Is feest vandaag, ’t is pinksterfeest,
wij staan in vuur en vlam,
want Hij, die bij ons is geweest,
werkt verder aan zijn plan.

2. Wij weten het nu zonneklaar:
al ging Hij van ons heen,
wat Hij beloofd heeft, maakt Hij waar;
wij zijn niet meer alleen.

3. Wij gaan op weg, de wereld rond,
er is geen houden aan.
De woorden gaan van mond tot mond,
voor ieder te verstaan.

4. De wonderen zijn om ons heen,
ze waaien op de wind.
’t Is feest vandaag, voor iedereen:
een nieuwe tijd begint!

Schriftlezing: 1 Thess. 5: 9-11 en 16-24
Zingen: Gz. 167: 1,2,3 GK ‘Samen in de naam van Jezus’
Verkondiging: 1 Thess. 5: 24
Zingen: Gz. 141: 1,2,3 ‘Dankt, dankt nu allen God’
Openbare geloofsbelijdenis br. Danny Koppes
Zingen (staande): Gz. 416: 1,2,3,4 NLB ‘Ga met God’
Dankzegging en voorbeden
Collecte – KOW 31
Zingen: Ps. 150: 1,2 LL ‘Zing het uit en prijs de Heer’
Zegen
Amen: Lied 456: 3 ‘Amen, amen, amen’

Tekst 1 Tessalonicenzen 5: 24: “Hij die u roept is trouw en doet zijn belofte gestand”

Beste Danny, en Kim, jullie familie en vrienden,
gemeente van onze HeerJezus Christus,

Daar sta je dan, Danny, zo meteen, het is zover na best wel heel wat jaren.
Er is een hele weg aan vooraf gegaan, aan dat woordje van die twee letters: JA.
Er zijn heel wat gesprekken geweest, van jou en jullie met mij, bij een open Bijbel, met van alles aan onderwerpen, heel persoonlijk ook vaak, kostbare uren wat mij betreft, waarin we veel hebben gedeeld en ik veel heb geleerd, en jullie naar ik hoop ook – en vergeet ook niet de Bijbelstudie regelmatig op zondagavond bij jullie thuis – maar het allerbelangrijkste is natuurlijk jullie huwelijk en gezin, midden in een familie.
En wat je meekreeg uit kerkdiensten en door gesprekken, bijbel lezen, en bidden.
Allemaal middelen die God heeft gebruikt en nog gebruikt om je steeds weer naar zich toe te roepen, en steeds dichter bij Hem en elkaar te brengen – en jou ook steeds dichter te brengen bij dat moment straks in deze dienst, bij dat JA aan God.

Daar sta je dan, en je zegt ja tegen nogal wat grote woorden en beloftes die zo meteen zullen worden voorgelezen, zoals dat je bij aan dat ja van vanmorgen heel je leven trouw zult blijven, dat je wilt breken met wat zondig en slecht is, dat je op jouw plek en met jouw gaven en mogelijkheden in de gemeente dienend bezig wil zijn en dat je open staat voor evt. feedback en kritiek – “christelijke vermaningen’ zoals dat in dat formulier genoemd wordt – dat is nogal wat, houd je dat wel vol je leven lang, en kun je dat wel waarmaken – wat komt daarvan terecht bij jou en u en mij?
Ja, en dan kwamen er ook in dat stukje brief van Paulus heel wat opdrachten langs voor een christen en een christelijke gemeente: wees altijd blij, bid onophoudelijk,
dank God onder alle omstandigheden, blus het vuur van de Geest niet uit, toets
alles en bewaar wat goed is – maak dus goede keuzes – en vermijd elk kwaad.
Ga er maar aan staan, wie komt daaraan toe, wie durft daar ja op te zeggen?

Laat ik het maar meteen en duidelijk zeggen – en je weet dat zelf ook wel – daar komt als het van onszelf moet komen, maar heel weinig van terecht – daar zijn we mensen voor, zeggen we dan – en alsd dat niet een excuus is, is het helemaal waar.
Als in de tekst staat dat God ons roept, laten we Hem dan niet vaak roepen, horen
we Hem wel roepen, of zeggen we ja en doen we toch in de praktijk van elke dag
en de drukte van ons leven en vanuit vaak eigenzinnigheid of slapheid anders?
Vinden we het niet moeilijk dat ja in de kerk vol te houden thuis en op het werk?

Wat dat betreft, kunnen we heel wat leren van hoe het is gegaan met die eerste leerlingen en volgelingen van Jezus, als Petrus, Johannes, Tomas, en ook Judas…
Ze waren allemaal door Jezus geroepen om Hem te volgen en te dienen en om later als getuigen van zijn evangelie en werk de wereld in te gaan – en ze hadden daar ja op gezegd en ze waren meegegaan achter Jezus aan, en ze lieten daarvoor alles
achter wat tot dan toe belangrijk voor ze was: gezin, werk, vrienden, carriere ……
Maar dan komt het erop aan – als hun Meester gevangen wordt genomen en wordt
Gekruisigd – en ze blijven nergens: de een verraadt zijn leermeester, de ander zegt
hem nooit gekend te hebben, de rest maakt zich uit de voeten – en als Jezus dan op Pasen uit de dood blijkt te zijn teruggekomen, zitten wie overbleven met de deuren op slot in hun huizen, bang dat ze opgepakt worden, vol twijfel ook over hoe het nou
verder moet – en zelfs vlak voordat Jezus naar hemel gaat en zij de opdracht meekrijgen om met het goede nieuws de wereld in te gaan, vertelt een van hen later eerlijk dat sommigen nog steeds twijfelden – dat wordt niks, als het aan hen lag!!

Ja maar, het ligt niet aan hen, en ze hoeven het niet alleen en op eigen kracht te doen, gelukkig maar!
Jezus had vlak voor zijn vertrek zijn leerlingen de opdracht gegeven om vanuit Jeruzalem tot in de uithoeken van de wereld zijn getuigen te zijn, maar dat met de belofte dat ze kracht zouden ontvangen van God uit, en dat is Gods Heilige Geest.
We hebben gelezen dat dat ook is gebeurd, we vieren dat vandaag: Pinksterfeest!
En als de Heilige Geest mensen vult en aanvuurt, komen ze uit hun schuilhoeken
tevoorschijn en durven ze voor hun Heer en voor hun geloof uit te komen, zelfs a
weten ze dat het op tegenstand en vijandschap kan komen te staan, of erger nog.
Jezus had het beloofd en het gebeurt echt: “Maak je geen zorgen over wat je moet zeggen, of hoe je het moet zeggen. Want als het zover is, zal de heilige Geest jullie de juiste woorden geven”(Lucas 12: 12, BGT). Pinksteren laat zien hoe waar dat is!
En het gaat als belofte mee voor iedereen die voor Jezus kiest en zijn Geest ervaart.
Die twee horen bij elkaar, zoals Petrus op Pinksteren de mensen die rond te tempel naar hem stonden te luisteren ermee bemoedigt – en dat in reactie op hun angstige vraag of het nog goed kan komen na wat ze met Jezus gedaan hebben: “Wat moeten we doen, broeders?” Hoe kunnen we dit goed maken? Is er nog hoop?
En dan zegt Petrus dat als ze zich bekeren en zich laten dopen in de naam van Jezus, God hun de zonden zal vergeven, en dat ook zij de Heilige Geest krijgen:
“want voor u geldt deze belofte, en voor uw kinderen, en voor allen die ver weg
zijn en die de Heer, onze God, toch zich zal roepen” (Handelingen 2: 39)

Nou, en daarmee zijn we bij ons vandaag, en bij dat ja van jou vanmorgen, Danny.
Want het gaat nog steeds door dat God mensen die ver weg zijn, bij zich roept.
Ver weg, dat is niet alleen ver van dat Jeruzalem van toen, ver weg in afstand –
het verre Nederland – en in tijd – bijna 2000 jaar na die Pinksterdag van toen –
maar vooral: mensen die ver van God zijn weggedwaald, zoals wij allemaal – maar die God op allerlei manieren en langs soms omwegen en kromme wegen roept.
We hebben erover gepraat samen – vanmorgen hoeft het niet allemaal langs te komen – hoe jouw leven en ook dat van Kim gegaan is, en hoe God jullie bij elkaar heeft gebracht, en ook hoe God na jullie doop ooit – daar is het begonnen – aan jullie is blijven trekken en is blijven roepen – en hoe zijn Geest geloof werkte, en dit JA.

Waar we het afgelopen maandag samen vooral over hadden, is over het wonder van Gods liefde daarachter, van zijn keus die jij niet verdient en die geen mens verdient.
“Hij die u roept, is trouw”, met die bemoediging sluit Paulus deze brief af, en daar ligt een wereld achter, want waarom had God juist die mensen daar in Tessalonika
“geroepen tot zijn koninkrijk en luister”, zoals Paulus schrijft in 2: 12 – anders gezegd:
God wil jullie een plaats geven in zijn nieuwe wereld – ons? mij? maar waarom dan?

Nou, in elk geval niet om wat zij, en om wat jij, en om wat wij zijn of presteren; niet
als medaille van verdienste; niet vanwege onze afkomst of omdat we beter zijn dan…
Nee, het is enkel en alleen omdat God van je houdt, omdat Hij voor ons kiest – en wie naar het waarom vraagt, krijgt als antwoord: daarom, omdat Ik jou liefheb –
waarom – daarom! Zoals iemand eens zei: op de bodem aller vragen ligt Gods
welbehagen, zijn onbegrijpelijke en onvoorwaardelijke liefde: Waarom? Daarom!

Zo is het ooit begonnen met Abraham, die in zijn eigen land de goden van dat land vereerde maar door God geroepen werd om vader van een nieuw volk te worden.
Zo is het daarna geweest met dat volk, geroepen uit Egypte naar een eigen land.
Waarbij Mozes het erin hamerde: dat is niet omdat jullie een groot volk zijn want jullie zijn een klein en kwetsbaar slavenvolkje; ook niet omdat jullie zo gehoorzaam en zo dankbaar zijn, want jullie zijn een eigenwijs en een koppig en ondankbaar volkje.
En toch – zegt Mozes – heeft God jullie uitgekozen, zijn jullie bijzonder voor Hem,
meer dan alle andere volken op aarde, zijn jullie voor Hem een kostbaar bezit.
Waarom? Nou, daarom: “Hij heeft jullie uitgekozen en Hij houdt van jullie”. LIEFDE!

Dat maakt het ook vandaag zo bijzonder: God heeft je geroepen om van Hem te zijn en bij zijn Zoon Jezus te horen en om door zijn Geest geleid een nieuw leven te mogen leiden, en elke dag vanuit Gods liefde te leven, en die liefde door te geven.
En dus mag je ook erop rekenen dat God in zijn trouw zijn belofte zal houden – er staat letterlijk: Hij die je roept is trouw, Hij zal het maken, het doen – jou helpen om trouw te blijven aan wat je vandaag hebt belooft – Hij helpt je met zijn Heilige Geest.

Dan kun je ook met nee gerust hart reageren op die roeping van je God – Hij vraagt geen dingen die je niet aankunt of niet je ding zin of waar je niet aan toe bent, maar
gewoon om op jouw plek en met jouw gaven en mogelijkheden trouw te zijn en dienstbaar: in je gezin, met je werk, in het contact met klanten en buren, in de kerk.
Gods Geest geeft wat je daarvoor nodig hebt, als je erom bidt en ervoor open staat.
En dan mag je met zijn zegen ook voor anderen tot zegen zijn, zoals Jezus dat was.

Ja, en wat is dan een gemeenschap belangrijk, een gemeente, om elkaar tot steun
te zijn, elkaar aan te vullen en waar nodig te corrigeren, elkaar in liefde te dienen,
want de Geest spreekt al onze talen en leert ons elkaar te verstaan en te steunen.
Pinksteren is het feest van de Geest en daarom ook het feest van de gemeenschap.
Zoals we van die vroege kerk lezen dat ze alles samen hadden en veel samen deden
en Paulus vaak schrijft over dat lichaam met al die verschillen en tot dat ene lichaam.

Daar sta je dan, zo begon ik deze preek, en het is nogal wat, waar je Ja tegen zegt.
Maar je staat er niet alleen, en je staat er niet alleen voor: God is trouw en Hij geeft je zijn Geest en kracht; Hij geeft ook mensen om je heen: Kim, je familie, de gemeente.
Paulus bad voor de christenen in Tessalonika en voor iedereen die zijn brief leest”
“Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligen , en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij en de komst van onze Heer Jezus Christus” – je hoeft het niet zelf te doen, en niet alleen te doen – Hij die je roept,
Is trouw, Hij zal het doen, vertrouw daar maar op, zeg daar maar rustig ja op!

amen

1 Korintiërs 15: 58: Jezus is opgestaan – geloof (je) het zelf!?

liturgie morgendienst 14 mei 2017 –

zingen: Gz. 132: 1,6 (6=schoollied) ‘Dank U voor deze nieuwe morgen’
votum en groet
zingen: Ps. 21: 1,2,3 Levensliederen
1. De koning, HEER, wat is hij blij!
Hij juicht om uw bevrijding
en prijst uw kracht en leiding.
Zijn hartenwens werd werkelijkheid.
Hij vroeg u – en u gaf.
U wees zijn vraag niet af.
2. U geeft hem wat u hebt beloofd.
Wat zegent u hem machtig:
riant, royaal en prachtig.
Uw eigen hand plaatst op zijn hoofd
een gouden koningskroon
als stralend eerbetoon.
3. Hij heeft u om iets groots gevraagd.
U hebt het hem gegeven:
oneindig, eeuwig leven.
De glans en glorie die hij draagt,
weerspiegelt uw gezicht,
dat straalt van reddend licht.
Wet van de HEER
zingen: Ps. 119: 65,66 ‘Al uw geboden zijn gerechtigheid

gebed

Schriftlezing: Prediker 9: 1-12
zingen: Gz 287: 1,2 ‘’ Waartoe geploegd, als ’t zaad niet valt in goede aarde’

Schriftlezing: 1 Kor. 15: 17-32
zingen: Gz. 287: 3,4 ‘Heer, als er dan geen zin is in ons werk gelegen’

Schriftlezing: 1 Kor. 15: 50-58
zingen: NLB 637: 1,2,3,4 ‘O vlam van Pasen, steek ons aan’

1. O vlam van Pasen, steek ons aan,
de Heer is waarlijk opgestaan!
De Zoon, voor wie het duister zwicht,
de Zoon is als de zon, zo licht!

2. De Vader laat niet in het graf
zijn kind dat zoveel vreugde gaf,
Hij tilt het uit de kille grond –
het loopt als vuur de wereld rond.

3. De oude nacht voorgoed gedood,
de toekomst kleurt de morgen rood;
ziehier hoe God vergevend is
en hoe zijn liefde levend is.

4. Ziehier het licht van lange duur,
ziehier de Zoon, de zon, het vuur;
o vlam van Pasen, steek ons aan –
de Heer is waarlijk opgestaan!

verkondiging over 1 Kor. 15: 58

zingen: Lied 300:1,2,4,6 ‘Eens, als de bazuinen klinken
gebed
collecte
slotzang: Ps. 90: 1,8 ‘Gij zijt geweest, o Heer, en Gij zult wezen’
zegen
amen: Lied 456: 3 ‘Amen, amen, amen…
—————————————————————————————————————–

Gemeente van onze opgestane Heer, broeders en zusters, jongens en meisjes,
dia 1
‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.
Zo eindigen veel sprookjes:
het was heel eng en gevaarlijk maar toch een happy end: alles komt goed.’

Daar is het een sprookje voor zeggen we dan.
In het echt komt het heel vaak niet goed.
Ook al leven mensen lang, ze zijn vaak allesbehalve gelukkig.
En zelfs al heb je veel geluk in een lang leven, er komt een keer een eind aan.
Wat is dan de winst van heel zo’n leven, waar deed je het allemaal voor?
Nee, het is een sprookje: ‘en ze leefden lang en gelukkig’. te mooi en niet waar.
Veel mensen kijken net zo aan tegen de mooie verhalen van de bijbel.
De bijbel die ons wil laten geloven dat wie voor Jezus kiest,
lang leeft en altijd gelukkig zal zijn, zelfs eeuwig levensgeluk tegemoet gaat.
Dat is de Paasboodschap van de kerk: Christus heeft de dood overwonnen,
en daarom is er voor wie in Hem geloven, léven na de dood, door de dood heen.

Nou, maar als je gewoon de harde werkelijkheid onder ogen ziet,
is dat dan niet te mooi om waar te kunnen zijn, dagdromerij, een sprookje?
Vandaag aan de dag hebben veel mensen afgerekend met de grote verhalen
waar ze vroeger in geloofd hebben en warm voor gelopen zijn,
al die verhalen met als afloop dat je lang en gelukkig kunt leven
als je maar voor dit ideaal je druk en sterk maakt
en als je maar aan die manier van leven je met elkaar houdt…..
maar wat is er allemaal van terecht gekomen? wat heeft het opgeleverd?
toegepast op het christelijk geloof: wat is de winst van 2000 jaar christendom?
is de wereld er beter op geworden, veiliger, vrediger, schoner…..integendeel toch!
En wat heeft de kerk te bieden voor de 21e eeuw – is de kerk nog wel relevant –
bedoeld wordt: wat heeft de kerk waar moderne mensen wat mee kunnen?

Het zijn de vragen van de Prediker en net zo goed van de apostel Paulus.
Die dat soort menselijke vragen bloedserieus nemen. Het zijn hun eigen vragen.
Ze gaan die vragen niet uit de weg, ze lopen er niet mee van God weg. Want als alle grote verhalen zijn uitverteld, blijft dat ene grote verhaal van Pasen.De moeite waard het te geloven en vast te houden…en aan iedereen door te vertellen.

dia 2 Jezus is opgestaan – geloof (je) het zelf?!
1. zonder Pasen geen leven
2. Pasen verandert je leven
3. hoe leef je na Pasen?

dia 3 1. zonder Pasen geen leven.
Jezus opgestaan – geloof je het zelf? Of: geloof je dat echt zelf?
Maar stel u nou eens voor dat het allemaal niet waar is..niet echt zo is?
Denkt u dat nooit eens? Echt niet? Of toch stiekem wel eens….?
Nou, Paulus denkt er hardop en konsekwent over door: stel nou eens…..
De aanleiding was de moeite binnen de gemeente met de opstanding.
Dat je als je gelooft en dan sterft, op Gods tijd opstaat met een nieuw lichaam….
dat wilde er bij sommige christenen gewoon niet in.
Ze waren kind van hun tijd. Voor veel mensen was dood dood; over en uit.
Anderen die wat dieper doordachten, hielden het erop dat de ziel bleef bestaan
om terug te keren tot een hogere werkelijkheid of op een andere manier terug te komen.Je herkent onze eigen tijd. Ook nu geloven veel mensen dat de dood het einde is, en ze vinden het soms ook goed zo, na in moeilijk of voltooid leven. .

Maar dan Paulus weer: stel je voor dat wie dat zeggen gelijk hebben.
De gevolgen zijn niet te overzien. Dan valt de bodem uit heel ons geloof.
De bijbel een sprookjesboek, of een boek met religion-fiction-verhalen.
Als opstanding van gestorvenen niet kan, dan is Jezus ook dood en begraven.
En dan is de dood sterker dan God. En wie geeft dan nog zin aan ons bestaan.
Je kunt je druk maken. Je kunt plezier maken. Je kunt actief godsdienstig zijn.
Maar het eind van al die mooie of wrange liedjes is: en zij stierf, en hij ging dood.

Het zijn heel werkelijke vragen en kijk maar om je heen voor de antwoorden.
Vandaar die vraag: is Pasen nog wel relevant? De dood overwonnen? Hoe zo dan? Iemand schrijft nuchter: “Wie zegt me dat deze droom geen bedrog is? Waarom zou de verwachting van een wereld zonder ziekenhuizen en begraafplaatsen géén illusie zijn? Want wat zie je van een Rijk van God? De dood overwonnen? Wat merk je daarvan? Het lijkt alsof ziekte en dood nog nooit gehoord hebben, dat het Pasen is geweest?” En wat heeft dan ons werken – en geloven – voor waarde? Paulus is er glashelder en eerlijk-nuchter in: dan zou het allemaal voor niets zijn, en erger: dia 4
Lucht!Wat dat betreft staan ze naast elkaar: de OT Prediker en de NT Paulus.
En herken je als postmoderne 21e eeuwer veel in wat ze over zin en onzin schrijven.
De Prediker die alle luchtkastelen die mensen opbouwen trefzeker doorprikt: alle mensen treft hetzelfde lot: hoe ze ook leefden, hun leven eindigt bij de doden En Paulus die iedereen gelijk heeft die zegt en zo leeft: laten we eten en drinken, want morgen sterven we toch – gesteld dat je maar één keer leeft – dat was dan dat!

Weer schiet het door me heen: stel je nou eens voor dat ze gelijk hebben!
Nog een citaat: “In een tijd waarin jaarlijks tienduizenden mensen de kerk de rug toekeren, kan het opeens door je heen schieten, stel, dat het allemaal niet waar is….”
Maar ik wil het omdraaien: ga er nou eens vanuit dat het allemaal wel waar is!
Dat we dus vandaag terecht blij en verwonderd vieren, dat de Heer echt is opgestaan. En met Paulus daar het feestelijke vervolg aan vastmaken: ook wij zullen opstaan. Is dat dan voor ons echt een relevant feit: wordt ons leven er anders van?

Paulus laat zien dat als er geen opstanding is en Pasen een sprookje is,
dat er dan inderdaan niet anders op zit dan er in dit leven het beste van te maken.
Dan valt er voor na dit leven niets te verwachten. En dus moet het hier en nu wezen.
Geen wonder dat veel mensen dan gulzig en haastig uit hun leven halen wat er in zit.
Hard werken en veel geld verdienen om daar dan leuke dingen mee te doen,
maar ook je inzetten voor je kinderen dat zij het nog beter krijgen dan jij het had.
En echt ook wel wat over hebben voor anderen die het zo beroerd hebben.
Maar allemaal – zoals Prediker zegt – onder de zon….gauw voordat het nacht wordt.
En in de grond van de zaak: vooral voor je zelf, zorg dat je erbij bent en dat je niks mist. Kijk dan niet meteen naar die ander die niet gelooft: logisch toch, zo denken en leven? Zonder Christus die de dood overwon, zonder Pasen, hen je toch ook geen leven? Vraag liever jezelf af: ben ik niet ook zo’n korte-termijn-consument? Maar Pasen dan??

dia 5 2. Pasen verandert je leven.

Daarom…..begint ons tekstvers heel stellig.
Het is de slotconclusie van een heel lang hoofdstuk: bijna 60 verzen.
Een hoofdstuk dat ons vanaf het begin met beide benen op de grond zet.
Op de stevige fundering van betrouwbaar feitenmateriaal: het evangelie – zegt Paulus tegen zijn lezers – dat uw fundament is, en uw redding.
Waar je dan wel stevig aan moet vasthouden omdat anders alles voor niets is.
Dat fundament is wat met Jezus Christus gebeurd is voor ons, tot onze redding:
Christus is voor onze zonden gestorven, en begraven, en op de derde dag opgewekt.

Nee, niet een verhaal te mooi om waar te zijn, niet een spannende sprookje maar een keihard feit, met veel ooggetuigen, honderden die het konden navertellen,
en bevestigd van meerdere kanten, en door miljoenen en miljoenen gelovig aanvaard. En niet een los incident maar het scharnier van het grote verhaal van Gods rijk.Dat rijk dat zijn opmars al begon vlak na het fiasco van de zonde:
de grote Nazaat van de vrouw die de duivel de kop zal kosten – zijn rijk gaat eraan.
En het loopt daarop uit – Paulus in vs. 28 – God die over alles en allen zal regeren.
Daar is de rotsvaste bodem voor gelegd toen Jezus de zonde en de dood overwon.
Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, jubelt Paulus – twijfel daar toch niet aan!

Ja, en dat is niet maar een incident, maar een program. Ons levensprogram!
Vandaar wat er meteen achteraan komt: als eersteling van die gestorven is.
Eersteling – dan denk je aan de eerste opbrengst van een hele oogst.
De rest van de oogst moet nog komen. En zal ook zeker komen! “Hoe komen sommigen van jullie er dan bij dat er geen opstanding van de doden is?” Heb je dan geen besef van God, klinkt het verwijtend uit Paulus’ mond. Zijn ze dan vergeten wat Jezus zelf zei: God is geen God van doden maar van levenden?
De God van Abraham, van Mozes, van David, van opa en oma, en ook onze God? Die zijn Zoon toch niet stuurde om mensen te redden die toch weer dood gaan, maar opdat door de dood heen al Gods kinderen voorgoed met hun God leven?
dia 6
Nou, en dan ziet het leven van nu en dat van straks er totaal anders uit. Paulus zet in een paar forse trekken neer hoe relevant Pasen wel is:je mag zeker weten dat je arbeid niet vergeefs, niet voor niks is, in en om en door de Heer. Anders vertaald: al uw inspanningen zijn door uw verbondenheid met de Heer niet vergeefs

Maar waarom dan niet? Komt een christen dan geen moeite tegen?
Ook als je gelooft, kun je toch ziek worden, en slaat de dood vroeg of laat toe?
Denk maar weer aan die Prediker: of je nou gelooft of niet, God dient of niet,
alle mensen staat hetzelfde lot te wachten. Hun leven eindigt bij de doden.
Is het vreemd dat veel mensen hun schouders ophalen over het paasevangelie:
misschien is er toen nog wel echt iets gebeurd ook, maar wat schiet ik daar mee op?
Komt het er niet voor iedereen op aan dat je vandaag je best doet en jouw deel pakt?

Ja maar toch: als je echt gelooft in de Opgestane als jouw Redder en Heer,
verandert het evangelie van zijn kruis en opstanding wel degelijk alles helemaal.
Want dan mag je geloven dat je niet alleen maar leeft tussen wieg en graf,
maar dat dit aardse bestaan alleen een stageperiode is en een voorbereiding
op het echte en volle leven dat dwars door dood en graf heen beginnen gaat.
O ja, wachten duurt lang, dat zal waar zijn. Zelfs in de hemel wachten ze nog.
Het is een hele troost dat je na dit leven bij God in de hemel mag komen. Maar Paulus is er duidelijk over: dat is niet het eindstation maar een wachtkamer:
Je mag in geloof verder kijken en meer verwachten: een nieuwe aarde en een nieuw lichaam,, en dat doorbreekt die trieste cirkel van zinloosheid en vergeefsheid.
Het is de levensvraag van elk mens: waarom leef ik, waar werk ik voor, heeft het wel zin? Pasen geeft ons leven echt zin. Zegen! Ik krijg weer zin om voor Hem te leven?

dia 7 3. hoe leef je na Pasen?
Ik bedoel daarmee: wat merk je er nou de rest van de week van dat het Pasen is geweest, en dat we elke zondag vieren dat Jezus is opgestaan en ons leven geeft?
Morgen gaat u weer aan het werk – en ik – en jullie naar school – net als iedereen.
Je gaat samen met anderen sporten, net als anderen ben je de hele dag online … Alle mensen moeten eten en drinken, slapen en weer opstaan….veel mensen worden ziek…alle mensen – ook christenen, ook gereformeerden – moeten sterven.
Nog een keer: hoe relevant is het voor ons dat het Pasen is geweest, wat verandert dat?

In elk geval niet dit dat je ontstijgt aan dat alledaagse leven hier op aarde.en
De Bijbel praat ons niet een overgeestelijk en onaards hemelverlangen aan.
We zagen al dat onze eindbestemming niet in de hemel is maar op een nieuwe aarde, en Paulus schildert uitbundig dat we daar zullen zijn met echt een lichaam.
Teruggrijpend op vanmorgen: het paradijs is niet een droomwereld maar echt aarde!
Ik denk ook aan dat verhaal van Jezus over die knechten van de koning die elk een bepaalde opdracht kregen om mee aan de slag te gaan…een soort proefwerk.
Toen de koning terugkwam kregen de knechten die trouw geweest waren en winst hadden gemaakt, een pluim en een beloning: goed gedaan, jij trouwe knecht,in het kleine ben je trouw geweest, nu kan ik het grote toevertrouwen: koning zijn met Mij!

Maar wel: dat Jezus is opgestaan en dat wij met Hem zullen opstaan in een nieuw leven, dat bevrijdt ons van de kortzichtigheid en de krampachtigheid dat we hier en nu in die jaren dat we te leven krijgen, allemaal moeten realiseren.
Dat zit achter dat in wezen intrieste van ‘laten we eten en drinken voor we sterven’.
En maak dan dat maar zo lang en breed als het leven is: werken, carrière maken,
uitgaan en erop uit trekken, gulzig en ongeduldig van het ene naar het andere vliegen, om maar niets te missen….en dan is lijden, ziekte, verdriet, iets dat een mens niet past, een vervelend oponthoud en als het erger is zelfs een drama: je leven is niks meer waard.
dia 8
Dat speelt zeker mee bij de discussie over zo’n onderwerp als voltooid leven, want
als dit leven niet meer waard is geleefd te worden, als ik het leven niet meer aan kan,
of – die kant kan het zomaar opgaan – als ik merk dat ik een last wordt voor anderen,
nou, waarom zou ik dan niet er een punt achter zetten of laten zetten….? Ik ontken niet dat er vaak veel moeitevolle verhalen achter zitten, maar hoe ga je ermee om?
Als je in geloof meer verwacht en verder kijkt dan werk of plezier, pijn en lijden nu,
dan gaan de dingen er heel anders uitzien. Je gelooft op grond van Jezus’ overwinning met Paulus in die andere brief dat het lijden van nu niet opweegt tegen de glorie die komt,en dan wordt ook dat werken en genieten hier en nu betrekkelijker:
het is nog maar het begin, een voorschotje op de complete erfenis die op ons wacht.

Tegelijk wordt daarom juist des te belangrijker hoe we hier bezig zijn: daarom – omdat het Pasen is geweest en Christus heeft overwonnen – juist daarom:
zet u altijd volledig in voor het werk van de Heer, omdat het niet voor niets is
en niet toch straks allemaal afbreekt en wordt vergeten, en je niks meenemen kunt…
Nee, het heeft zin en je krijgt er weer zin in. Je weet waarom je het doet en voor Wie!

Juist dan kun je echt genieten. Krijgen die adviezen van de Prediker extra glans
en diepgang: eet je brood met vreugde, drink met en vrolijk hart je wijn (je koffie of thee,je pilsje, met mate), trek gerust mooie vrolijke kleren aan, maak je maar op en zorg voor een geurtje, geniet van je man of je vrouw als je getrouwd bent, van je kinderen als je die hebt, van familie en vrienden, en doe maar gewoon wat je hand vindt om te doen. Vanwege Pasen! En elke lente is voorbode van Nieuw leven!
dia 9 mooie uitspraak van Luther
Kijk, en een kerk van zulke mensen gaat licht afgeven en heeft veel te bieden.
Geeft uitzicht tegen de chaos en de verwildering en de wanhoop in: er is echt hoop!! Je gaat je inzetten voor het werk van de Here, doen wat je hand te doen vindt, dienend in en voor de wereld, verwijzend naar Hem die alle dingen eens voorgoed nieuw maken zal!
amen

dia 10

1 Petrus 1: 3: Wij zijn in Jezus herboren! (1e Paasdag, morgendienst met bediening van de doop)

Liturgie 1e Paasdag morgendienst, met bediening van de doop aan Sara Eekelien Wimmenhove

Votum en groet
Zingen: Psalm 139: 1,7,8
Wet van het (nieuwe) leven
Zingen: Psalm 139: 11
Gebed
Doopsformulier 1

Zingen (na uitleg en voor het gebed: dooplied Sela

In het water van de doop,
zien wij hoe God zelf belooft,
dat zijn Naam voorgoed aan ons verbonden is.
Water dat getuigt en spreekt,
van de hoop die in ons leeft,
dat Gods liefde voor ons niet veranderd is.

Eén met Christus in zijn dood,
gaan wij onder in de doop,
overtuigd dat er bij Hem vergeving is.
Eén met Christus, ingelijfd,
staan wij op van schuld bevrijd,
in een leven dat voorgoed veranderd is.

Met de Heer begraven en weer opgestaan,
om voor Hem te leven, Jezus’ weg te gaan.
Uit het water van de doop,
putten wij geloof en hoop,
dat Gods trouw en liefde blijvend is.
Dat Gods trouw en liefde blijvend is.

In zijn lichaam ingelijfd:
Christus’ kerk die wereldwijd,
is geroepen om een beeld van Hem te zijn.
Mensen overal vandaan,
die de weg van Christus gaan,
om vernieuwd voor Hem te leven, vrij te zijn.

Reinig ons, vernieuw ons leven Heer.
Heilig ons, en vernieuw ons leven Heer.

Prijs de Vader, prijs de Zoon en heil’ge Geest!
Prijs de Heer met al wat leeft en adem heeft!
Wat een liefde, wat een hoop!
U verzegelt door de doop
dat ons leven bij U veilig is.
Dat ons leven bij U veilig is.

Na de doop: NLB 416: 1,2,3,4 ‘Ga met God’
1. Ga met God en Hij zal met je zijn,
jou nabij op al je wegen
met zijn raad en troost en zegen.
Ga met God en Hij zal met je zijn.

2. Ga met God en Hij zal met je zijn:
bij gevaar, in bange tijden,
over jou zijn vleugels spreiden.
Ga met God en Hij zal met je zijn.

3. Ga met God en Hij zal met je zijn:
in zijn liefde je bewaren,
in de dood je leven sparen.
Ga met God en Hij zal met je zijn.

4. Ga met God en Hij zal met je zijn,
tot wij weer elkaar ontmoeten,
in zijn naam elkaar begroeten.
Ga met God en Hij zal met je zijn.

Dankgebed
Schriftlezing: Marcus 16
Zingen: Gz. 92: 1,2,3 ‘Nu triomfeert de Zoon van God’
Schriftlezing: 1 Petrus 1: 1-9
Zingen: Gz. 95: 1,2,3,4 ‘Daar juicht een toon..’

Verkondiging: 1 Petrus 1: 3 ‘Wij zijn in Jezus herboren’

Zingen: NLB 632: 1,2,3 “Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven’ (mel. Lied 434)

1.Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven.
Laat ons Hem loven en danken, verheugd dat wij leven.
Diep in de nacht heeft Hij verlossing gebracht.
Heeft Hij ons licht aangeheven.

2. Waren wij dood door de zonde verminkt en verloren.
Doven van harte, verhard om zijn woord niet te horen.
Hij is zo groot, Hij overmande de dood.
Wij zijn in Jezus herboren.

3. Nu zend uw Geest, als een vuur, als een stem in ons midden.
Dat wij van harte elkander verstaan en beminnen.
En zo voortaan eren Gods heilige Naam.
En Hem in waarheid aanbidden.

Gebed

Collecte – muziekgroep: KOW 232 (schoollied)
refrein 1
Wij vieren feest
omdat Jezus weer leeft.
Wij vieren feest
om wat Hij heeft gedaan.
Wij vieren feest
omdat Jezus weer leeft.
Jezus is opgestaan!
Strofe
Hij heeft de dood overwonnen,
ons van de zonde bevrijd.
Hij stierf, maar dit is het wonder:
Hij leeft in eeuwigheid!
refrein 2
Dus zing ik:
Halleluja, prijs de Heer!
Prijs zijn grote naam!
En zing ik:
Halleluja, prijs de grote Koning!
Jezus is opgestaan!

Zingen: NLB 634: 1,2 U zij de glorie, opgestane Heer’

1. U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, U zij alle eer!
Alle mens’lijk lijden hebt Gij ondergaan
om ons te bevrijden tot een nieuw bestaan:
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, U zij alle eer!

2.Licht moge stralen in de duisternis,
nieuwe vrede dalen waar geen hoop meer is.
Geef ons dan te leven in het nieuwe licht,
wil het woord ons geven dat hier vrede sticht:
U zij de glorie, opgestane Heer,
U zij de victorie, U zij alle eer!

Zegen
Amen: Gz. 144: 7 ‘Aan God de Vader gloria’

Gemeente van onze opgestane en levende Heer Jezus Christus, en speciaal jullie, Egbert en Josien (en Lydia), jullie familie en andere gasten,

Geweldig dat jullie hier zijn vanmorgen, en dat Sara gedoopt kon worden. Dat zou al gebeuren twee zondag geleden, op 2 april, maar dat kon toen niet doorgaan omdat Sara naar het ziekenhuis moest en jullie hele huis even een ziekenboeg was – gelukkig dat het nu allemaal goed gaat met haar en met jullie. En dat het vandaag wel kon: de doop als teken van Gods liefde en trouw aan Sara meegeven als zeg maar eigendomsbewijs en garantiebewijs van haar God en Vader: jij bent gedoopt mijn kind, je kwaad is weggewassen door Christus’zuivere bloed, Hij maakt voor jou, hoe het ook gaat, alles goed!

Nou, en dat is wat we vieren vandaag, want het is Pasen: Jezus is opgestaan. Het uitstel van de doop van Sara heeft daarom ook iets moois: het is nu Pasen. En dopen met Pasen heeft heel oude papieren; zo ging dat in de oude christelijke kerk eeuwen achter elkaar: dopen met Pasen als teken van het nieuwe leven. Je moest daar wel vroeg voor opstaan, want die doop gebeurde in de Paasnacht. Meestal waren het dan nieuwe bekeerlingen die werden gedoopt, volwassenen dus.
Ze gingen aan de westkant drie treden naar beneden het doopbassin in, en werden gedoopt en gingen daarna aan de oostkant drie treden naar boven en kregen witte kleding als beeld van het nieuwe leven; zoals de Bijbel het daarover heeft – b.v. in Openbaring 3: “Wie overwint, zal bekleed worden met witte klederen”; en in Opb 19 gaat het over de gemeente als bruid van Christus, in “smetteloos fijn linnen”. De doopjurk of witte doopkleertjes van een gedoopte baby, herinneren er nog aan.

Ja, en waar de Bijbel het vaak over heeft, is dat wij met Christus zijn opgestaan. Daar is de doop een mooi symbool van, zeker de doop door onderdompeling: Eerst kopje onder, zoals Christus de dood inging, en dan weer boven water komen. Dat doen we met baby’s meestal niet, en dan hoeft ook niet want we begrijpen het zo ook met, door die paar druppels water dat Jezus schoonwast van het vuil van de zonden, net zoals Sara elke dag in bad gaat, en ook u en jullie regelmatig een
douche nemen of in bad gaan – en ook dat diepgaandere van eigenlijk onder water gaan en als het ware met Christus ondergaan in de dood om je zondige leven bij Hem achter te laten, en dan met Hem op te staan in een nieuw leven waarin niet meer de zonde de baas is en de dood het laatste woord heeft, maar je mag LEVEN.
Ik denk aan wat Paulus in Romeinen 6 schrijft: “Jullie weten wat de doop betekent. De doop laat zien dat wij bij Jezus Christus horen. Door onze doop zijn wij eigenlijk samen met hem gestorven en begraven. En door onze doop leven wij nu als nieuwe mensen. Want Jezus Christus leeft! Onze machtige Vader heeft hem laten opstaan uit de dood. Dus eigenlijk zijn wij gestorven met Christus. Maar dan zullen wij ook opstaan en eeuwig leven, net als Christus”. “
In onze tekst van vanmorgen zegt die andere apostel, Petrus, het in zijn eigen woorden: “Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop”.

Nou, zover was Petrus op die vroege Paasmorgen bij lange na nog niet.
We hebben het beknopte verhaal gelezen dat Marcus heeft opgeschreven als een samenvatting van wat Petrus in zijn preken en in gespreken erover verteld heeft.
Een eerlijk verhaal waarin hij en zijn collega-leerlingen van Jezus er niet geweldig af komen, want als een refrein door dit hoofdstuk heen staat er steeds dat juist die meest vertrouwde volgelingen de verhalen van vrouwen en anderen die Jezus in levenden lijven hadden ontmoet na zijn opstanding, niet geloofden – zo dat de Heer hen als Hij in hun midden staat, hen hun ongeloof en halsstarrigheid verwijt.
Dat kon de Heer met recht doen, want Hij had meer dan eens hen erop voorbereid wat zou gaan gebeuren: verraad, arrestatie, veroordeling, kruisiging, dood –maar ook dat Hij na drie dagen zou terugkomen uit de dood, opgewekt door God zijn Vader. Het was afgestuit bij de leerlingen op een muur van onbegrip; het wilde er gewoon niet in, ze konden en wilden het zich niet eigen maken, Petrus sprak zijn meester zelfs keihard tegen: “Nee,dat mag niet gebeuren! God zal u beschermen, Heer!”.
En Petrus was ervan overtuigd dat hij in elk geval trouw aan Jezus zou blijven: Ik zal u nooit in de steek laten, ik wil desnoods met U de gevangenis en de dood in!

Maar hoe anders is het gegaan: Jezus werd wel gevangen genomen en veroordeeld en ging door aan dat verschrikkelijke kruis, en zelfs de meest toegewijde volgelingen liepen allemaal weg en Petrus zei in die vreselijke nacht tot drie keer toe dat hij Jezus niet kende en niet bij Hem hoorde, en daarna werd het nacht en doodstil en zaten ze bang en verslagen in hun huizen, de deuren op slot en hun harten leeg.
Twee mannen onderweg van stad naar platteland verwoordden de stemming: “”Wij hoopten dat Jezus gekomen was om Israël te bevrijden. Maar nu is het al de derdedag na zijn dood” ; met andere woorden: alle hoop is weg, het is met ons gedaan! Verdriet en verslagenheid, en ook angst, ze vormden een dikke korst om hen heen waar de berichten over een leeg graf en een levende Heer gewoon niet door heen kwamen – weer die twee: een paar vrouwen hebben ons laten schrikken met verhalen over een leeg graf en over engelen die zeiden dat Jezus leeft, maar wat moeten we daar nou mee – de mannen die bij het graf zijn wezen kijken hebben ook geconstateerd dat het leeg is, maar Jezus zelf hebben ze niet gezien…Hoe nodig dat Jezus zelf kwam en hen overtuigde, meer dan eens, voordat ze er aan toe waren om met die boodschap van een levende Heer de wereld in te gaan, en – zoals Petrus – zo’n brief te schrijven over leven met hoop omdat de Heer is opgestaan en als de Levende iedereen die in Hem gelooft, blijvend leven wil geven.

Gelukkig maar dat Pasen en de hemelvaart van Jezus niet op één dag vallen, maar dat de Heer de tijd heeft genomen om zijn leerlingen te overtuigen dat Hij echt leeft, zodat ze met geloof en hoop en met veel inzet zijn boodschap konden doorgeven.
Hoe zouden wij anders van Hem weten en in Hem kunnen geloven, en dat geloof weer kunnen doorgeven en voorleven aan onze kinderen, zoals jullie aan Sara…? Hoe anders zouden mensen in deze onrustige wereld vol haat en kwaad en dood de moed erin kunnen houden en hoop hebben op een betere wereld die komt? Hoe zouden wij anders kunnen geloven dat onze kinderen ondanks alles wat op hen en ons afkomt veilig zijn en toekomst hebben, hoe anders zou je bij alles wat om je heen en in je eigen leven gebeurt, ook aan verdriet, verlies, gemis – toch verder kunnen leven en het aandurven om kinderen te krigen en op te voeden…als je niet zou mogen geloven dat er dankzij het sterven en opstaan van Jezus hoop is…..?

Ik vind bijzonder hoe die apostel die zo onderuit was gegaan en de wanhoop nabij – want toen hij echt durfde geloven dat zijn lieve meester toch echt weer leefde, was er de schaamte en spijt over zijn verloochenen van de band met zijn Heer – en de twijfel of het ooit weer goed zou komen: mocht hij nog wel apostel van Jezus zijn?-
ik vind het bijzonder hoe sterk zijn geloof is gegroeid en hoe sterk overtuigd hij overkomt: “Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft Hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop.”

Ik denk zomaar dat Petrus toen hij dit schreef ook heeft teruggedacht aan zijn eigen verleden, en speciaal aan die bijzondere Pasen toen eerst alle hoop vervlogen was met Jezus aan het kruis en met dat vreselijke van zijn verloochening, en daarna de ontmoetingen met de opgestane levende Heer waardoor de hoop weer ging leven.

Lees trouwens niet over die korte veelbetekenende aantekening in Marcus 16 heen waar wordt herinnerd aan wat de engel in het lege graf zei tegen de vrouwen: “Ga terug en zeg tegen zijn leerlingen en tegen Petrus: Hij gaat jullie voor naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien, zoals Hij jullie heeft gezegd.” Met nadruk staat het erbij: “en zeg het tegen Petrus” – Jezus had hem niet afgeschreven maar Hem zijn drie keer nee vergeven –er zal een gesprek onder vier ogen zijn geweest – later schrijft Paulus over de verschijningen van Jezus: “en dat Hij is verschenen aan Kefas” – vast een emotioneel gesprek maar vanuit liefde- en later komt
het eerherstel in de grotere kring waar Petrus tot drie keer toe mocht zeggen dat hij echt veel van Jezus hield en Jezus hem weer helemaal in diens nam: Heer ,U weet alles,U weet dat ik U liefheb – weid mijn schapen, hoed mijn lammetjes. Een uitlegger schrijft: “Na de opstanding is Petrus een totaal ander mens. God de Vader had hem tot leven gewekt, hij kon aan zijn tweede jeugd beginnen”. Hoopvol!

Nou, en dat mag gelden van iedereen die gelooft in de opgestane, levende Heer. Petrus schrijft in vs. 23 over de lezers van zijn brief dat ze ‘opnieuw geboren’ zijn, Toen ze zijn gaan geloven in “Gods levende en altijd blijvende woord”, in het grote en goede nieuws dat er dankzij Jezus hoop is voor hopeloos verloren mensen, en dat er leven is door de dood heen voor mensen die nog altijd moeten sterven, dat er – vers 4 – een erfenis ligt te wachten die nooit stuk gaat en nooit kwijt zal raken.
Ja, en dat God in zijn grote liefde – zijn barmhartigheid – daar na Pasen en na Pinksteren heel de wereld daarbij is gaan betrekken – Petrus herinnert aan het verleden van zijn lezers en ook van ons, en aan de grote verandering die het geloof in Jezus bewerkt: “eens was u geen volk (van God), nu bent u Gods volk, eens viel Gods ontferming u niet ten deel, nu wordt zijn ontferming u geschonken” (2:10)

Nou, en daarom vieren in alle landen en alle talen mensen nog steeds Pasen. Daarom mogen wij erbij horen, is er hoop voor ons, daarom is Sara er ook eentje van de Here Jezus, kind van de hemelse Vader; hoort ze ook helemaal bij Gods volk.
Wat mooi dat ze de naam Eekelien meedraagt, vernoemd is, generaties gaan door. En bijzonder dat haar eerste naam Sara is, naast die van Abraham verbondsnaam. Denk aan die oude dooppsalm over het verbond met Abraham dat God nog altijd bevestigt, van kind tot kind – maar dat verbond was er ook met Sara, en God had zijn belofte van een talrijk nageslacht verbonden aan juist Abraham en Sara – Saraover wie we lezen dat ze ondanks alles op God is blijven hopen – en niet voor niets.Sara die de stammoeder mocht worden van het volk van God – ook onze stammoeder als we het bekijken vanuit de geloofsband metr Abraham en Israël. En als de Heer het haar en jullie wil geven, mag ze leven met die geloof en die hoop.
Pasen is – hebben we als thema boven de preek gezet – in Jezus herboren zijn.Dat is uit het lied dat we zo meteen gaan zingen, en ontleend aan 1 Petrus 1:3. Vreemd misschien om dat ook te betrekken op Sara die net voor het eerst is geboren….maar we mogen geloven dat ze dankzij de goedheid en liefde van God haar hemelse Vader al mag delen in dat nieuwe leven dankzij de levende Heer.

Letterlijk staat in de tekst dat God ons opnieuw verwekt heeft, geboren heeft laten worden – en dat niet pas als en doordat we bewust geloven, maar al toen Christus uit de dood opstond – en dat deed Hij om ons en onze kinderen het nieuwe leven te geven dat bestand is tegen al die tegenkrachten van zonde, ziekte en dood – wat een troost als je ervaart dat geslachten komen maar ook weer gaan, dat je vandaag geliefden moet missen die je er zo graag bij had gehad en die je niet missen kunt… wat een troost als je mag geloven dat de dood niet het laatste woord heeft en dat je kunt zingen – zoals we dat deden na de doop – dat God in zijn liefde ons wil bewaren en dat Hij zelfs in de dood ons leven wil sparen – tot wij weer elkaar ontmoeten en wij eens voor altijd wij in zijn naam elkaar begroeten –Ga met God, en Hij zal met je zijn.

amen