Joh. 2: 11b en Openb. 19: 9a: De beste wijn voor het laatst bewaard (overdenking viering avondmaal)

liturgie morgendienst zondag 13 januari 2013

 

votum en groet

zingen:   Ps. 96: 1,4,5

wet van de Heer

zingen:   Ps. 96: 8

gebed

Schriftlezing:  Joh. 2: 1-11

zingen:   Lied 156: 1,9,10,11

verkondiging: Joh. 2: 11b en Openb. 19: 9a

zingen:   Lied 288: 5,6,7

gebed

collecte

zingen:   Ps. 116: 7

av. formulier II

1e tafel  – gebed/opwekking/viering/ Z: Ps. 23: 3

2e tafel  – lezing:  Matt. 26: 27-30  /  Z: Ps. 118: 9

3e tafel  – lezing:  Opb. 19: 6-8      /  Z: Gz. 101: 5

4e tafel  – dankzegging (2)             /  Z: Gz. 109: 1

zingen:   Lied 432: 1,3

zegen

———————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Op de derde dag was er een bruiloft’.

Dat was nadat twee dagen eerder Jezus in totaal zes leerlingen aangetrokken had.

Daarna komen er nog zes bij, maar eerst is er wat anders dat Jezus prioriteit heeft:

mannen, Ik heb een bruiloft, daar ga ik heen, jullie mogen allemaal met Mij mee.

Dat begint goed, denk je misschien: net op cursus of net een nieuwe baan en dan de

eerste week al uit eten of een bedrijfsuitje, dan bof je wel, en dat smaakt naar meer!

Wat die eerste leerlingen van Jezus hebben gedacht, wordt niet verteld maar laat zich

wel een beetje raden: ze zijn op zijn minst verbaasd geweest: dit had ik niet verwacht!

Ja want tenminste vier van de zes waren tot dan toe leerlingen geweest van Johannes

de Doper, de man van de sobere levensstijl en van de onthouding en de boetepreken.

Je  weet: “Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel,hij

leefde van sprinkhanen en wilde honing” – “wijn en andere gegiste drank zal hij niet

drinken”  was al voor zijn geboorte aangekondigd, door de engel aan vader Zacharias.

 

Een zonderling en geheelonthouder die Johannes, die leefde in de woestijn en vast niet

in was voor zo’n luidruchtige boerenbruiloft met muziek en dans, en met veel drank.

Maar Jezus: Hij is nog maar net begonnen of Hij stort zich met zijn familie in een feest.

Een feest, een bruiloft, die naar de gewoonte van die tijd maar liefst zeven dagen duurde, met muziek en dans, veel eten en heel wat goede glazen wijn, en met niet iedereen nuchter.

Wat blijkt uit de opmerking van die ceremoniemeester dat je toch altijd eerst de beste wijn schenkt en dan “als ze dronken zijn” de minder goede – zo ging dat blijkbaar op bruiloften.

Ja en dan doet de Meester er zelfs nog heel wat schepjes bovenop door als halverwege

de wijn opraakt niet te zeggen dat het ook wel genoeg is geweest zo maar door van op zijn minst 500 liter water 500 liter wijn te maken- dat is echt veel: meer dan 700 flessen!

 

Misschien is dat ook wel met opzet zo gepland, als onderdeel van de opleiding van deze

ex-leerlingen van de asceet Johannes, of – kun je zeggen – als hun eerste inburgeringstoets.

Later herinnert Johannes, een van die zes, het zich nog levendig: “dit heeft Jezus gedaan

als eerste wonderteken, Hij toonde zo zijn grootheid, en zijn leerlingen geloofden in Hem”

Let vooral op dat: dit was het eerste wonderteken van Jezus, tekenend voor het vervolg.

Meteen al gaf hun nieuwe leermeester zijn visitekaartje af, ook daar komt Johannes later

op terug: “wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader”.

Hij zegt het drie jaar later zelf: wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien – Gods macht als

de Schepper, maar ook Gods gulheid en goedheid: wie bij God woont, die heeft het goed!

 

Dus is het volgen van Jezus niet het kiezen voor een sober en somber leven waarbij veel moet en niks mag – die oude plaat van de brede en de smalle weg zet ons zomaar ook wat op een verkeerd been:  alsof je bij Jezus alleen maar bijbel moet lezen en bidden en naar de kerk gaan, terwijl een feestje met je vrienden en muziek op een bruiloft en uitgaan verboden zouden zijn – dan ken je Jezus nog niet! – en zit je voor je weet in datzelfde schuitje als wie

in zijn eigen tijd Hem uitmaakten voor een veelvraat en een drankorgel, een maatje van tollenaars en  zondaars – terwijl ze trouwens die zwartkijker Johannes ook niet pruimden.

 

Nou, Jezus komt er openlijk voor uit – de Mensenzoon eet en drinkt wel, Ik wel, anders dan

Johannes – maar dat past juist in Gods plaatje en in mijn program: dat is nou Gods wijsheid.

Hoor maar: “Bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?”.

Jezus, Hij komt als de bruidegom het nieuwe verbond mogelijk maken, en het feest redden dat God wil vieren met zijn bruid, zijn volk – waar de profeten al over gesproken hebben en Gods volk eeuwen naar uitgekeken heeft, lees b.v. Jesaja: “Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal God zich over jou verheugen”  (Jes. 62: 5).

 

Ja maar, wat Jezus ook gezegd heeft over zichzelf en zijn volgelingen: “er komt een dag

dat de bruidegom wordt weggehaald, dan zullen de bruiloftsgasten treuren” (Matt.9: 15).

Dat slaat natuurlijk op de arrestatie en de veroordeling en de kruisdood van Hemzelf.

Die schaduw hing over die laatste maaltijd van de leermeester en de leerlingen heen,

die maaltijd die voor hem het galgenmaal en voor hen het afscheidsmaal was: “Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt”.

En nog een keer als Jezus voor het laatst hier op aarde de beker met wijn aan de mond

zet: “vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag

komt dat Ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader”. Daar

zit de bittere smaak van de dood al doorheen, die andere beker, vol van Gods toorn, maar tegelijk de voorsmaak van de overvloed van vreugde die Hem en ons te wachten staat.

 

Straks in het formulier komt dat terug, met het oog op dat dubbele in het avondmaal:

“gedenk dat het kostbare bloed van onze Heer Jezus Christus uitgegoten is om al onze

zonden volkomen te verzoenen” en tegelijk en juist daarom en als vrucht daarvan:

“Aan zijn tafel krijgen we alvast een voorproefje van de overweldigende blijdschap die hij beloofd heeft. Vol verlangen zien we uit naar zijn luisterrijke verschijning, naar de bruiloft van het Lam, waar Hij opnieuw wijn zal drinken in het koninkrijk van zijn Vader”. Ja en dan met niet meer de bijsmaak van nog zonde en nog verdriet en pijn, en zonder de bittere nasmaak van teleurstelling, gebrokenheid, onvervulde verwachting,  maar van alleen puur genieten.

 

Vandaag mogen we ons weer bevoorrecht weten en het meenemen verder het jaar door:

“gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het lam zijn uitgenodigd” – ja en bedenk

maar dat die uitnodiging met bloed geschreven is – het bloed van de bruidegom zelf.

 

“U hebt de beste wijn voor het laatst bewaard”, zei die ceremoniemeester stomverbaasd tegen de bruidegom – wie doet dat nou? dat is toch de omgekeerde wereld! – nou precies, die omgekeerde wereld komt Jezus inluiden: het beste moet nog komen,en komt als Hij komt.

 

Dit eerste teken is veelbetekend en veelbelovend – een uitlegger zegt het treffend zo:

“Zonder veel ophef van zijn werk te maken zorgt Jezus voor ongestoorde vreugde: als een

bruiloft in het water dreigt te vallen, wordt het water wijn” – en niet zomaar wijn maar wijn van superieure kwaliteit – je kunt proeven hoe goed God is, en hoe goed het leven is met God.

Daar kan de beste avondmaalswijn niet tegenop, en zelfs het mooiste feest dat je nu al mag vieren, valt in het niet bij wat nog gaat komen, inderdaad: de beste wijn voor straks bewaard.

 

Want – zeggen oude dichtregels –   “Op aarde was als ijdel glas uw blijdschap licht te   schenden. Maar eenmaal kan de vreugde van de bruiloft nimmer enden”

 

amen

2 Petrus 1: 19: Hoe glansrijk staat de morgenster! (Epifanie – nieuwjaarsdienst)

liturgie morgendienst zondag 6 januari 2013 – Epifanie

 

votum en groet

zingen:     Ps. 72: 1,5,9

wet van de Heer

zingen:     Ps. 119: 40,42

gebed

Schriftlezing:   Matt. 2: 1-12

zingen:    Lied 158: 1,2

Schriftlezing:   2 Pet. 1: 16-21

zingen:    Lied 158: 3,4

verkondiging: 2 Pet. 1: 19

zingen:    Hoe glansrijk staat de morgenster 1,3,4

gebed

collecte

zingen:    Gz. 165

zegen

——————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

De feestmaand ligt achter ons, we gaan weer over tot de orde van de dag.

Misschien geeft dat je een gevoel van opluchting of juist van teleurstelling.

De een is blij dat alle drukte voorbij is, de ander ziet op tegen alles dat weer moet.

 

Hoe dan ook: morgen wacht het werk, de school, het huiswerk, het werk in de kerk.

Iemand noemde eens de maand januari de maandagmorgen van het jaar, met wat wel maandagmorgengevoel heet, niet een vrolijk gevoel,   zoals in een liedje daarover:

 

Maandagmorgen en regen

Oh, ik kan er niet tegen:

Bedompte gezichten

bij ons in de straat

Tienduizenden wielen

op weg naar een file

Ja, een ding is zeker

iedereen komt weer te laat

 

Je zou het met enige variatie kunnen toepassen op januari als december om is: na romantiek nuchterheid, na de verlichte kerstboom en de kaarsen weer neon, na tijd voor elkaar weer hard aan het werk, na even geen school weer die toetsen, na even vrede op aarde en wat extra voor goede doelen aan de bak voor de baas en voor jezelf, na even rust weer stress…

 

Ja maar, dan is wel de vraag wat die weken en feesten ons hebben opgeleverd -en nog wat concreter en dieper: of wat we met kerst gevierd hebben meer geweest is wat een weekend ook vaak is: even pas op de plaats, even voor jezelf, even niet…en vul dan maar in wat je in het weekend even niet doet of juist wel, het weekend als even een vlucht uit dit of dat…..

Terwijl als je de bijbel leest wat met kerst begon een vervolg krijgt en bedoeld was om voorgoed ons denken en ons gevoel, ons leven en onze wereld, positief te veranderen.

Wat dat betreft is de keus om kerst te vieren op 25 december zo gek nog niet: de

wending van steeds minder licht en minder dag naar steeds meer licht en meer dag.

Zelf heb ik dat altijd als het weer januari is: op weg naar de lente en de zomer….

 

Nou, precies dat is de boodschap van het komen van Jezus Gods Zoon in een wereld waarin de zonde als een grauwsluier over zoveel dat mooi is en goed bedoeld is komen te hangen en waar angst voor de toekomst, voor het onbekende, voor wat zomaar je geluk kan bedreigen, als ziekte, ongeluk, en dood, ervoor kan zorgen dat we onzeker worden en angstig, zoals Heb. 2 het onder woorden brengt  als een realiteit van alle tijden dat wij mensen “slaaf zijn van een levenslange angst  voor de dood” – we hebben het weer een jaar overleefd, maar wat brengt dit jaar ons, wat staat ons allemaal te wachten en waar zijn we als het weer kerst en oud en nieuw is, als we er dan nog zijn, met wie die ons lief zijn.

 

Ja maar, dan zijn we helemaal vergeten wat we weer en voor de zoveelste keer hebben gevierd, waar die kaarsen en die lichtjes midden in de winternacht voor stonden en naar wilden verwijzen, namelijk naar hét Licht van de wereld dat reddend verschenen is, waar we van hebben gezongen: vrede op aarde, God heeft in de mens behagen, en dat overal het licht schijnt omdat Hij die eeuwig heersen zal, de volken – en ons dus ook- wil troosten.

 

Ik heb toen ik net verwees naar Heb. 2 die verwijzing naar angst voor ellende en dood niet goed geciteerd, niet letterlijk: er staat geen tegenwoordige maar een verleden tijd, en dat heeft te maken met wat eraan voorafgaa, hoor maar: Omdat die kinderen – bedoeld zijn wij mensen als God kinderen – mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij: om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood”.

Door wat we met kerst hebben gevierd wordt die angst overwonnen, is de ban doorbroken, mogen we met vertrouwen de toekomst tegemoet gaan, wat die toekomst ook brengen moge, want ons leidt Vaders hand, op weg naar de morgen en de grote zomer.

Want het Licht dat reddend is verschenen, gaat niet meer uit en wordt juist almaar sterker.

 

Totdat de dag komt dat voorgoed alle donkerheid en grauwheid weg is, want in de stad die

het einddoel is van onze reis door de tijd zal het geen nacht meer zijn en hebben we het licht van een lamp of het licht van de zon niet meer nodig want over die stad “schijnt Gods luister en het Lam is haar licht” – Dat Lam Jezus zegt op de laatste bladzijde van de bijbel over zichzelf dat Hij ‘de stralende morgenster is” – en dat die morgenster ons hart en leven nu al verlichten wil – zoals die wijzen toen Jezus nog een kind was achter de ster die ze zagen in hun verre oosten aangingen en zo de Koning vonden en verlicht terug naar huis gingen.

 

Kijk, en dat komt allemaal samen in wat de kerk al heel veel eeuwen viert op 6 januari.

Op de handout wordt uitgelegd hoe eerst het feest van de geboorte van Jezus gevierd werd op 6 januari – Epifanie= de verschijning van de Zoon van God als het licht voor de wereld.

Later won  25 december het doordat de kerk de kerstfeest als vervanging van het heidense midwinterfeest erdoor wilde krijgen -waar ook wel wat in zat want is niet de geboorte van Jezus de echte overwinning van het licht op de duisternis, de blijvende zonnewende?

Toen werd vooral in West-Europa 6 januari het feest van Driekoningen, met weer licht centraal: de ster ging hen voor naar het Kind.

Veel liederen bestemd voor Epifanie gaan over Jezus de als de morgenster.

We zingen erover , we hebben erover gelezen, we denken er nog even verder over door.

 

De keren dat het in de bijbel over de morgenster gaat heeft dat niet altijd dezelfde betekenis. Zo wordt in Jesaja 14 de hoogmoed van de koning van Babel die zou leiden tot zijn val dichterlijk verwoord: “O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen, overwinnaar van alle volken, hoe lig je daar geveld” – net een vallende ster die is uitgedoofd, zoals we zeggen dat iemand als een komeet stijgt maar ook pijlsnel kan vallen.

In Job 38 weer anders, daar staat over de schepping: “terwijl de morgensterren samen jubelden en Gods zonen het uitschreeuwden van vreugde” – bedoeld zal zijn: de engelen.

Terwijl ook in vooral de psalmen de sterren in het algemeen Gods eer staan uit te stralen.

 

Wat je niet in de bijbel vindt maar wel in veel verhalen erbuiten is de morgenster als een aanduiding voor de duivel -bekender in de latijnse vertaling van het Griekse woord: lucifer.

We weten allemaal wel wat lucifers zijn en wat je ermee kunt doen en ook het gevaar ervan.

Met een hoofdletter geschreven is Lucifer een naam voor de duivel – geschapen als een lichtgevende knecht van God maar geworden tot een gevallen engel en pijlsnel- als een bliksemschicht, staat in de bijbel – weggestoten uit Gods hemel naar ons op deze aarde.

Waar hij zich nog altijd als een lichtende engel kan voordoen maar ontmaskerd moet worden als heer van de duisternis – het licht dat hij verspreidt is dwaallicht dat ver van huis brengt.

 

Maar goed, daar gaat het vanmorgen niet om, wel om de morgenster die de dag belooft.

Een uitlegger verheldert het zo: “De morgenster was in de oudheid een gebruikelijke naam voor de planeet Venus, die kort voor zonsopgang zichtbaar wordt. Wanneer de zon zelf nog onder de horizon is, markeert die schitterende morgenster reeds het aanbreken van de nieuwe dag. Een schitterend beeld voor alle uitblinkers: koninklijke en goddelijke personen die met hun verschijning een nieuw tijdperk inluiden”.

Dan komen toch de lijnen weer bij elkaar, want die koning van Babel dacht ook een uitblinker te zijn die een eeuwig rijk had gebracht, later droomde de verheven Augustus dat hij licht voor de wereld was, eeuwen later iemand als Hitler – en allerlei andere sterren-voor-even.

Ja en de duivel deed zich zo al voor bij Adam en Eva: als je van die boom eet, zullen je ogen open gaan – dan gaat jullie het licht op – en zul je als goden zijn; en weer tegenover Jezus die van de duivel alle koninkrijken van de wereld met al hun pracht en praal op een presenteerblaadje aangeboden kreeg: allemaal voor jou als je mij erkent als je heer.

 

Vaak  is er verleiding van wat aantrekkingskracht heeft op de korte termijn maar schadelijk blijkt,waar we ons door laten verblinden zodat we de weg kwijt raken en zelfs verongelukken. Het komt er dus op aan dat we onze ogen open houden en zoals we hebben gezongen op pad gaan met een betrouwbare looplamp, en dat zijn de woorden van Gods wijsheid, en de koers vanuit zijn leefregels, en gestuurd door de boodschap van Gods liefde en zijn vrede.

Precies dat is het advies van Petrus vanuit de ervaring die hij zelf in zijn omgang met zijn Heer had opgedaan en de kijk die hij daardoor heeft gekregen op wat al vroeger door profeten onthuld was: “u doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp die in een duistere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten”.

 

In de manier waarop Petrus dat hier zegt zit nog wel iets van nog onderweg zijn: totdat...

Zeker, hoe meer Jezus en zijn evangelie een vaste plek krijgt in ons hart en in ons leven – dat is dat we in ons denken en voelen, en we in ons doen en laten op onze Heer en Voorloper gaan lijken en ons aan Hem spiegelen – zeg maar: we in zijn licht ‘wandelen’ –

des te meer gaat ons zijn licht op en straalt dat licht van ons uit en door ons heen, naar

anderen toe, en naar de wereld om ons heen toe – zoals Hij zelf zegt in de bergrede: jullie zijn het licht in de wereld…licht dat moet schijnen voor de mensen, “opdat ze jullie goede

daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel” – denk ook maar een vuurtoren

die schepen op de donkere zee en midden in de storm de weg wijst naar de veilige haven.

 

Petrus noemt Gods Woord hier ” een lamp die in een donkere ruimte schijnt” – in een wereld en ook een hart en een leven met nog veel onzekerheid: over welke kant het opgaat en wat de veilige koers is en de goede keuzes zijn;  met ook donkere plekken waarvan de bijbel ergens anders zegt dat de mens van nature het licht haat en het licht schuwt omdat dan onze verkeerde dingen openbaar worden (Joh. 3: 19) – terwijl het Jezus er juist om begonnen is ons leven in zijn licht te zetten en ons zijn evangelie mee te geven als een looplamp om niet te verdwalen en om te komen: “wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft”  (Joh. 8: 12).

 

Paulus zegt het op zijn manier: “de God die heeft gezegd: Uit de duisternis zal licht schijnen, heeft in ons hart het licht doen schijnen, om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus” (2 Kor. 4: 6) – het komt dicht bij wat Petrus

in ons tekstvers bedoelt: als Jezus in je hart woont en je leven bepaalt, gaat het Licht steeds

helderder stralen en van je afstralen – ga je steeds meer worden en leven zoals je bedoeld bent, en mogen andere mensen daarvan meeprofiteren – weer een uitspraak van Paulus

in dat verband: “zuiver en smetteloos, onberispelijke kinderen van God te midden van een

verdorven en ontaarde generatie, waaronder u schijnt als lichtende sterren aan de hemel”.

 

Niet omdat we zelf zulke lichten zijn maar omdat we het licht van God mogen opvangen en doorgeven – denk aan de maan die het licht van de zon opvangt en dat naar ons doorkaatst.

Dus komt het erop aan dat we ons aan Gods liefde geven en dan ook uit die liefde leven.

Beter voornemen voor 2013 kan ik niet bedenken, daarom bidden en daaraan werken kan zoveel ten goede veranderen in ons eigen leven, in onze omgeving, en voor Gods wereld.

Misschien wel aardig te bedenken dat Venus – de planeet die vaak de morgenster wordt

genoemd – ook de naam is voor de godin van de liefde – trek maar door naar Jezus die echt

de liefde van God de Vader in eigen persoon is – en die ons wil geven uit zijn liefde te leven!

 

Waarbij we nog altijd onderweg blijven, onze tekst is ook een wenkend toekomstperspectief want de morgenster die Jezus is brengt de dag dichterbij maar de volle dag is nog niet aangebroken, niet in onze wereld en ook nog niet in jouw en mijn hart – er is nog schaduw,

en we schermen het licht nog al te vaak af – en we hebben nog de bijbel als looplamp nodig.

Veel vragen blijven onbeantwoord, de toekomst is onzeker, en we zijn nog vaak geblokkeerd en staan elkaar in het licht – of we verblinden met het licht dan we denken gezien te hebben de ander – we verduisteren wat onder handbereik is en drukken weg wat waar is en goed.

 

Goed om ons daarom steeds weer wakker te laten schudden – lees Paulus in Rom. 13:12:

De nacht loopt ten einde, de dag nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapenen van het licht” – kijk naar de morgenster!

Elk jaar is die morgenster weer een stukje hoger geklommen en komt de dag dichterbij!

Dus: “ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood, en Christus zal over u stralen”. 

 

Een uitlegger zegt: “In de nieuwe wereld zijn alle harten aangesloten op één lichtpunt.

Christus, de blinkende morgenster. Zijn schitterende verschijning lost in één keer alle

onhelderheid op. Dan is de nachtwake voorgoed voorbij. Als de grote morgen gloort, gaat ons een groot Licht op!

 

Laat het voor ons meer dan een lied zijn:  “U Christus volg  ik vrolijk na…Kom o vreugde,

ik verheug me. Wacht niet langer. U verwacht ik met verlangen”.

 

                                                         amen                   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2 Petrus 3: 15a – Gods geduld – oudejaarsdienst

liturgie oudejaarsdienst 31 december 2012

 

votum en groet

zingen:       Ps. 117

schuldbelijdenis

zingen:       Ps. 86: 2

genadeverkondiging

zingen:      Ps. 86: 5

gebed om verlichting met Gods Geest

Schriftlezing:  Lucas 13: 1-9

zingen:      Ps. 103: 3

Schriftlezing:  2 Petrus 3: 8-9

zingen:      Ps. 90: 3,6

verkondiging: 2 Petrus 3: 15a

zingen:     Lied 252 (1-4)

gebed

collecte

zingen:     Gz. 147: 1 (+R) a; 2 m (R:a); 3 v (R:a); 4 a)

zegen

amen:       Gz. 147 refrein

——————————————————————————————————-

Gemeente van Christus, ouderen en jongeren, geliefd door God onze Vader,

 

We mogen er nog zijn, en samen de laatste dag van 2012 beleven, en dit jaar afsluiten.

Dat is niet vanzelfsprekend maar een wonder: God gaf ons er weer een jaar bij.

Anderen hebben het einde van dit jaar niet gehaald, misschien wel iemand die u goed

gekend heeft, van wie je veel hebt gehouden, die er altijd bij was maar vanavond niet meer.

2012 was ook een jaar van natuurgeweld, oorlog, schietpartijen op scholen, geweld in het

uitgaansleven en op het sportveld, honger, en een jaar waarin mensen ziek werden, een

verkeersongeluk kregen, of een hartinfarct – want we zijn en we blijven ‘stervelingen’.

We denken met ontroering terug aan zovelen voor wie 2012 het laatste jaar van hun leven hier op aarde betekende, en dat waren niet alleen ouderen maar ook veel jongeren en zelfs heel veel kinderen…..

 

Des te meer mag het ons verwonderen en dankbaar stemmen dat wij er vanavond zijn.

In het licht van wat we weer van de Heer Jezus hebben gehoord is dat echt een wonder

en niet daaraan te danken dat wij het er beter hebben afgebracht dan die anderen die

ineens een ongeluk kregen, of door een doorgeslagen schutter zijn neergeknald, die

zijn gestorven van honger en uitputting in dat vluchtelingenkamp, of zijn omgekomen

tijdens de uitoefening van hun werk als politieman, hulpverlener, grensrechter, militair..

Dat u en jij en ik er bij zijn vanavond is niet omdat wij christen zijn en trouw kerkganger.

Alsof wij beter zijn dan die collega die stierf na een lang ziekbed of die buurman die in

het verkeer is omgekomen, of die jongeren die het pesten niet meer aan konden….

Leer van Jezus die heilzame les dat zij niet groter zondaars zijn dan jij – u – of ik – en

neem zijn waarschuwing ter harte: als jullie niet – allemaal en elke dag, en nog dit jaar-

steeds weer je bekeren, kan datzelfde lot je treffen, zul je allemaal net zo omkomen….

 

Des te meer stemt het tot nadenken en tot dankbaarheid dat de grote eigenaar van de wijngaard – betrek het vandaag maar op de gemeente, en op uw en jouw leven -ook in 2012 heeft gezegd: laat mijn gemeente, mijn wereld, en zijn of haar leven – ook dit jaar met rust – maak er nog geen einde aan – zoals een lied het vertolkt: wij danken U, o Heer, dat Gij ons genadig hebt beschermd, ook dit jaar weer….en ook – als gebed voor een nieuw jaar: heb ook dit jaar met ons geduld – en sterk ons klein en zwakgeloof, tot uw eigen roem en eer.

Waarmee we wat Jezus zei verbinden met wat Petrus later schreef: de Heer heeft geduld met jullie, en wees er maar blij mee want dat geduld van onze Heer is uw en jouw redding!

Gods geduld

1.  wees er maar blij mee

2.  doe er je winst mee

3.  volg Hem daarin na

 

1.  Gods geduld: wees er maar blij mee.

 

Dat schrijft Petrus met het oog op de beloofde terugkomst van Jezus die langer duurt

dan blijkbaar verwacht werd, tot onrust bij sommigen en spot van anderen – lees maar

vs 4: “Waar blijft Hij nu? Hij had toch beloofd te komen?” – zie je wel, er komt niks van!

Je krijgt de indruk dat de christenen aan wie Petrus schrijft met die spot niet zo goed

raad wisten en er geen antwoord op hadden, want hadden die spotters niet eigenlijk

wel een punt: de Heer had toch beloofd gauw terug te komen, waarom duurt het dan

zo lang, en hadden ze het dan verkeerd begrepen, en ze verlangden toch naar Hem?

En dan legt Petrus uit dat de Heer niet treuzelt, dat het geen uitstelgedrag is van God

en dat van uitstel zeker geen afstel komt – wie dat denkt, vergeet wat ooit is gebeurd

toen God ook een oordeel had aangekondigd en ze Noach voor gek verklaarden: wat

een dwaas om een zeeschip te bouwen op het droge met geen vuiltje aan de lucht…-

maar op Gods tijd werd de aarde door het water overspoeld en kwamen velen om.

In zijn eerste brief (3:20) had Petrus er ook al aan herinnerd en juist in dat verband het

woord geduld laten vallen: “toen God geduldig wachtte en de ark gebouwd werd.”

In de vorige vertaling staat:  “toen de lankmoedigheid van God bleef afwachten”.

 

Kijk, en net als bij die zondvloed lang geleden wil God ook met het oog op de grote

dag van de terugkomst van Jezus en het eindoordeel dat dan komt, ruimte scheppen

voor zijn mensen, voor zijn wereld, om tot inkeer te komen, en er klaar voor te zijn.

Ja en het is goed te bedenken dat je daar ook zelf je leven en je toekomst aan te

danken hebt, want – wil Petrus maar zeggen – als de Heer eerder gekomen was,

was het evangelie niet bij jullie gekomen, waren jullie niet tot geloof gekomen –

dus weer maar blij dat God geduld heeft gehad en nog heeft met jullie (vers 9);

“bedenk dat het geduld van onze Heer – zijn lank-moedigheid – jullie redding is”.

 

Wij die bijna tweeduizend jaar later leven en nog veel meer ons zouden kunnen

afvragen wanneer de Heer eindelijk komt en waarom het nog altijd niet zover is

en dat weer bijna een jaar om is, en de wereld natuurlijk niet is vergaan op 21 dec.

want dat verhaal van die Maya-kalender is onzin maar Jezus dan, Hij is er ook

nog steeds niet, en die dominee die denkt dat het in 2035 zover is, zit er volgens

ons naast natuurlijk – we kunnen de wederkomst niet berekenen – maar is niet het

gevaar voor ons dat we net als die spotters er niet eens meer op rekenen dat het

echt gaat gebeuren, en dat het morgen zou kunnen of volgend jaar – en als er al mee rekenen, hopen we er dan op, kijken we ernaar uit, bidden we erom: Heer, kom toch

gauw – of denken we stiekem: het zal wel niet – en van mij hoeft het ook nog niet?

Terwijl best wel heel ongeduldige mensen zijn – naar elkaar toe en naar God toe.

Zeker in onze chaotische en jachtige tijd is er veel ongeduld, stress, en agressie.

Wachten in een rij bij de supermarkt, wachten voor een stoplicht of in de file, wachten tot de storing als je net TV zit te kijken voorbij is – wachten tot je iemand van dat bedrijf aan de lijn krijgt (“er zijn nog tien wachtenden voor u”) – irritant dat die computer zo traag opstart – waarom schieten ze nou niet op met die bouw – waarom is dat pakje nog niet bij de post?

Overal wordt gewerkt met deadlines en moeten targets gehaald worden en is tijd geld.

En waarom gaat het in de kerk vaak zo stroperig en lopen we altijd bij alles achteraan?

Ik las: “ongeduld is altijd een aanwijzing dat je de zaken naar je eigen hand wilt zetten“.

En ergens anders: “Mensen hebben korte lontjes. Als aan onze bezwaren niet tegemoet gekomen wordt, spelen we op. Als ons iets niet bevalt, laten we het weten en moeten er direct maatregelen worden getroffen”.  Genoeg voorbeelden ervan ook het afgelopen jaar van agressie tegen hulpverleners, artsen en verpleegkundigen, scheidsrechters enz.

Ongeduld heeft behalve met het zelf willen regelen van je eigen zaakjes en het willen bereiken van je eigen doelen en het willen binnenhalen van wat voor jou belangrijk is, als vanzelf ook te maken met geen ruimte en geen voorrang willen geven aan de ander als

die ander jou in de weg zit of jou dwars zit of niet beantwoordt niet jouw verwachtingen.

Nog twee citaten die dat duidelijk maken:”We kunnen de ander moeilijk verdragen, wat ons niet bevalt moet uit onze ogen verdwijnen”. En andersom juist: “Geduld hebben met een ander is een vorm van respect, een vorm van de ander in zijn waarde laten”.  Denk maar

weer aan die file, of die telefoon, of die rij voor de kassa – zou daar ook niet die bijbelse

les gelden dat we niet alleen ons eigen belang maar ook dat van de ander moet zoeken,

dat we de minste moeten willen zijn, en hoe doen we dat thuis en hoe gaat dat in de kerk?

 

Kijk, en van ongeduld hebben we ook hel vaak last als het gaat om wat God doet – of hebt u niet aan het eind van een jaar last van ongeduld over dingen die nog steeds niet opgelost

zijn, dat waarvoor je al zo vaak gebeden hebt maar wat weer niet gebeurd is; denk ook

maar aan die waarom-vragen in verband met lijden van jezelf of bij anderen waarvan je onwillekeurig denkt: waarom laat God dat toe, waarom grijpt God niet in, en: hoe lang moet

dat nog duren,  vragen die niet van vandaag of gisteren zijn maar ook in de bijbel al te

vinden zijn, denk aan Israel in de woestijn als er geen brood of water was, of later in de ballingschap: God is ons zeker vergeten; en bij de apostelen: wanneer komt Gods rijk nou?

Maar heel vaak is er dat ongeduld vooral als ons eigen belang op het spel staat en we graag willen dat God aan onze narigheid een eind maakt en God toch vooral onze wensen moet vervullen – dat kan zelfs ons parten spelen bij het denken over de wederkomst – als we in de ellende zitten kan het niet gauw genoeg gebeuren en bidden we er best vaak en veel om,

maar als alles goed gaat en we nog allerlei plannen hebben mag het nog wel even duren.

 

Gemeente, God heeft van zijn kant veel geduld, met zijn mensen, ook met u en jou en mij.

Als we misschien ongeduldig zijn en het gevoel hebben dat God ons maar laat wachten,

bedenk dan dat God elke dag maar weer op ons moet en vooral wil wachten: op ons gebed,

op wat wij hebben beloofd maar steeds maar niet doen of half doen; dat God ons elke dag zoveel missers en tekortkomingen, zoveel traagheid en ongeduld, moet en wil vergeven.

Het woord dat hier vertaald is met geduld, is wat in oudere vertalingen ‘lankmoedigheid’ is.

Dat oude woord staat dicht bij de woorden die in het Hebreeuws en het Grieks gebruikt

worden, en letterlijk zoiets betekenen als: een lange adem hebben, het lang volhouden, niet gauw boos worden en niet meteen ingrijpen – een lange adem en geen kort lontje -en dat is geweldig want dat betekent dat God het lang met ons mensen wil volhouden, dat God ons serieus neemt en ons de ruimte wil geven en de tijd gunt om onze weg te zoeken door dit leven en onze keuzes te maken, om van onze fouten te leren en tot inkeer te komen en om samen er wat van te maken in zijn wereld, tot zijn eer en met hulp van zijn Heilige Geest.

Dan is 2012 met alles dat daarin is gebeurd niet een verloren jaar maar weer een jaar vol van Gods geduld en genade, en weer een jaar dichterbij de laatste dag die zeker komt.

 

2.  Gods geduld: doe er je winst mee.

 

Dat wil Petrus ons ook meegeven: God geeft je de ruimte en gunt ons als mensen de tijd

maar dat is niet een vrijbrief om maar onze eigen gang te gaan en onze eigen zin te doen.

Denk maar weer terug aan die lange periode die aan de zondvloed vooraf is gegaan, toen Gods geduld eindeloos leek en de mensen dachten dat het er echt niet van zou komen –

de Heer zegt ervan: “zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag dat Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt“, daarom, zegt Jezus, moeten jullie klaar staan, erop voorbereid – en Petrus schrijft: “God wil dat iedereen tot inkeer komt en gered wordt”.

Daar geeft God nog steeds de tijd voor, en het komt erop aan hoe wij die tijd gebruiken.

Vlak voor ons tekstvers staat: u moet zich inspannen (letterlijk: je haasten) om smetteloos,

onberispelijk en in vrede aangetroffen te worden – en dus elke dag daarmee bezig zijn.

In vers 11 staat de aansporing om heilig en vroom te leven – dat is niet als vroompies

of heilige boontjes, maar als mensen die bij God horen en op hun Heer willen lijken.

in hoe we omgaan met elkaar, met mensen die een beroep doen op onze hulp, met

de schepping die God ons toevertrouwt, met onze relaties, onze gezondheid, ons geld

en bezit, met zoveel dat God ons ook in 2012 gegeven heeft, vanuit zijn liefde en genade.

Dat door het werk van Gods Geest vruchten te zien zijn van dat geduld van God met ons:

liefde en vreugde, vrede, geduld om te verdragen, en goedheid, geloof om veel te vragen

en ook om met anderen te delen, en dat we niet krampachtig vasthouden aan wat zelf

hebben of wie we zelf zijn, niet alles alleen vanuit onszelf bekijken met zomaar een hard oordeel of een vlotte veroordeling van anderen, maar bereid onszelf te bekijken met de

ogen van God en de ogen van anderen, en met oog en oor en hart voor onze naasten.

 

Ja en daar krijgen we nog altijd veel ruimte voor, en vrijheid, in dat land waar wij wonen,

een land met problemen, economische en financiële problemen, maar vooral problemen

op moreel gebied, denk alleen maar aan die agressie die we al noemden, dat ongeduld

(waar christenen weinig beter mee omgaan dan anderen), dat gaan voor jezelf en alles

bekijken en beoordelen vanuit jezelf, dat gebrek aan respect voor medeburgers zeker als die anders zijn dan wijzelf, dat gebrek aan ruimte voor wie anders denken tot in de kerk toe.

Dat God nog geduld heeft….nee niet met die ander, maar met onszelf: met jou en met mij.

Dat God zo vergevingsgezind is, en niet boos blijft, niet een kort lontje maar een lange adem heeft….die ook in 2012 niet deed naar alles wat wij deden maar onze schuld heeft uitgewist…

Hoe gaan wij daar dan mee om, hoe gebruiken we die ruimte, die vrijheid om God en elkaar te dienen, om uit te komen voor onze mening en voor ons geloof, om elke dag naar school te gaan en op zondag naar de kerk, wat doen we met die welvaart nog steeds en die zorg….

Doen we daar onze winst mee en plukken ook anderen er de vruchten van – of zijn we alleen gericht op korte-termijn-belangen, vooral voor onszelf – en eindigt ons leven vruchteloos?

 

We hebben ook dat stukje onderwijs van onze Heer Jezus gelezen, over die vijgenboom

die maar geen vruchten opleverde en dreigde omgehakt te worden – maar die er weer een jaar bij kreeg en extra verzorging, dankzij de goedheid en het geduld van de wijnbouwer –

wees maar blij met zoveel geduld van je God – maar doe daar dan wel je winst mee!

 

3.  Gods geduld: volg Hem daarin na.

 

  De bijbel is vol van Gods geduld, zijn ‘lankmoedigheid’, verbonden met goedheid en liefde.

Gods geduld, dat is dat Hij zijn mensen respecteert en ruimte geeft om te zijn wie ze zijn,

dat Hij ons niet opjaagt en onder druk zet, en ons de tijd geeft om te kiezen en te groeien.

Psalm 103 zingt ervan “Liefdevol en genadig is de HEER, Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw, niet eindeloos blijft Hij twisten (ruzie met ons maken), niet eeuwig duurt zijn toorn”.

En echt, Petrus spreekt ons aan, kerkmensen: alleen aan Gods geduld heb je je redding

te danken – ja en jullie God wil dat ook die anderen tot inkeer komen en worden gered –

nou, en als God zoveel geduld heeft met jou en mij, zouden wij dan niet veel geduld hebben met elkaar en met hem of haar die net als wij onderweg is, op zoek, op drift misschien, of

al zo lang ver weg, of misschien langs een heel andere weg op zoek naar de zin van zijn leven, naar haar bestemming, naar wie als de Schepper met alle mensen zijn doel heeft?

 

Meer dan eens wordt het aangegeven en aangeprezen als een christelijke houding, als zelfs vrucht van de liefde die de Geest van Christus wil werken: geduld, een lange adem

naar de ander toe,en naar de toekomst die God in het vooruitzicht stelt toe,want -1 Kor.13-

“de liefde is geduldig en vol goedheid” – vanuit geloof, dat is niet om vooral veel te krijgen maar om veel te geven,  en dat leert te leven vanuit de verwondering. dit leven, deze aarde, de adem in en uit, en weer een jaar erbij, het is van Gods genade en zijn lankmoedigheid.

 

amen                           

Lucas 2: Een volle voederbak in Bethlehem (Kerst)

Liturgie 1e kerstdag  25 december 2012

 

beginlied  :        Lied 138

votum (gezongen) en groet

zingen:              Ps. 98: 1,2

gebed

zingen:             Gz. 86

vs 1 koor , 2 allen, 3 koor, 4 allen / refrein allen                     

Schriftlezing:  Lucas 1:  26-33

zingen:             Gz. 47: 1,3,6

Schriftlezing:  Lucas 2: 1-7

zingen:             Gz. 82: 1,3

Schriftlezing:  Lucas 2: 8-14

zingen:             Gz. 84: 1-4

verkondiging :  Lucas 2: 4-7 en  2: 11

zingen:             Gz. 81: 1,5,6,8

gebed

collecte

zingen              Gz. 50 (Ere zij God)

zegen

amen:               Gz. 85: 4

————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Weet u wie dit jaar de Nobelprijs voor de vrede heeft gekregen…?

 

Ik denk dat het u niet is ontgaan: de prijs ging dit jaar naar de Europese Unie die volgens

het comité dat de prijs elk jaar uitreikt ervoor heeft gezorgd dat er al heel lang vrede is

tussen de Europese landen, en democratie waar vroeger dictaturen waren……..

Wel vaker is deze prijs naar een organisatie gegaan: De Verenigde  Naties, Artsen zonder Grenzen, Unicef – vaker kreeg een belangrijke strijder voor vrede en mensenrechten deze

belangrijke prijs: Martin Luther King, Nelson Mandela, Aung San Suu Kyi, Desmond Tutu…

Soms is er onenigheid over want was het voor Obama niet te vroeg en is de Europese

Unie niet meer een verdediger van de belangen van rijke landen, met hulp van wapens?

 

Stel je nou eens voor dat er in de tijd dat de Here Jezus geboren werd, ook al zo’n soort

prijs was geweest, wie zou dan voor die belangrijke eer in aanmerking zijn gekomen?

Laat ik een voorstel doen:  Jezus natuurlijk, want hij is toch de vredekoning, en toen hij geboren werd hebben de engelen gezongen – gaan wij straks doen – over ‘vrede op aarde’.

Dat is allemaal waar natuurlijk, maar toen Jezus in Bethlehem geboren werd lag de wereld

daar niet wakker van – met uitzondering even van die oude dictator Herodes – en toen Jezus

volwassen was en aan de weg timmerde, vond zijn eigen volk hem eerder een onruststoker dan een vredestichter – voor hem geen eer maar verachting,  en geen prijs maar een kruis.

 

Wat ik wel zeker weet, dat is dat die prijs eerder was gegaan naar de keizer over wie we net weer hebben gelezen: Augustus, de Verhevene, geroemd en geprezen als de Brenger

van vrede op aarde -of de prijs zou gegaan zijn naar de organisatie die door hem was

opgebouwd: het Romeinse Rijk dat zorgde voor orde, rust, en vrede in grote delen van de

toen bekende wereld, met ook goede verbindingen en wereldwijde handel en grote welvaart.

Maar ook toen zou veel kritiek zijn losgekomen, op toekenning van zo’n prijs aan deze man

en aan dat rijk, want het was wel een gewapende vrede en het eigenbelang van Rome gaf de doorslag en de keizer duldde geen tegenspraak, ook niet van dat koppige volkje van de Joden, en als de keizer iets wilde was het wet, zoals bij die inschrijving, vooral bedoeld om nog beter en efficiënter en met hogere opbrengsten de onderworpen volken financieel te kunnen uitkleden,en grip te krijgen en te houden op alle inwoners van dat immense rijk.

En de sterke arm van de keizer reikte ver, tot in dat onooglijke kleine Nazareth waar een timmerman en zijn vrouw-in-verwachting op reis moesten naar de plaats waar de familie

lang geleden had gewoond en vandaan kwam en misschien nog wel verre familie woonde:

Bethlehem – een reis van enkele honderden kilometers, lopend of misschien op een ezeltje…

 

Het verdiende allemaal niet de schoonheidsprijs, gezien vanuit de eeuwenoude historie van

het vrije en trotse volk Israël dat nog altijd droomde van die gouden eeuw met roemruchte

koningen als David en Salomo – en dat de belofte had die door profeten levend gehouden en ingekleurd was van weer een gouden eeuw met weer iemand uit Davids huis op de troon –

in een tijd dat er geen eigen koning was in Israël – die zich koning van Juda noemde was in werkelijkheid een nazaat van Ezau en niet meer dan zetbaas van de grote Baas in Rome –

en iedereen moest doen wat goed was in de ogen van die keizer en van zijn stadhouders.

 

Zoals met die inschrijving weer schrijnend duidelijk was: “iedereen ging om zich te laten

inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam” – een massale volksverhuizing op bevel van de bezetter – en nog altijd was de troon van David leeg – of onrechtmatig bezet.

Ja en dat duurde al best lang en hoe lang moest dat nog duren: “waar blijft het overlang

beloofde land van God, zal ooit een dag bestaan dat alle tyrannie eens zal geleden zijn..

uw schapen zijn in nood, uw naam wordt niets geacht…men breekt uw volk als brood, men heeft ons opgejaagd…zie ze gaan, dagen en dagen onderweg, en dan..geen plek…de nacht is als een graf, ontij heerst in het rond. Kom van de hemel af, o ster van Gods verbond…!

 

Ja maar, heb je wel goed gehoord wat net is voorgelezen, heb je wel door hoe het er staat?

Lucas 2 zou heel goed zo kunnen beginnen – lees maar mee – “In de tijd dat keizer Augustus een decreet afkondigde dat alle inwoners zich moesten laten inschrijven…..ging iedereen op

weg en ging ook een zekere Jozef naar Bethlehem, met zijn vrouw die in verwachting was”.

Dan wordt wat allemaal in die eerste twee hoofdstukken van Lucas, gelinkt aan wat door de

grote keizer in Rome was uitgedacht en op zijn bevel wereldwijd werd uitgevoerd…..weer een bewijs van hoe machtig een mens kan zijn en wat één man in beweging kan brengen.

 

Maar het staat er precies andersom – en hoe ontdekkend voor zeker de eerste voor wie dit boek geschreven is, uitgerekend een hoge piet in het machtsapparaat van het Imperium Romanum: de hooggeachte Theofilus die we in 1: 5 tegenkomen – lees nog eens met me mee: “in die tijd – en dat is de tijd waarover is verteld dat de boodschapper van het hof in de hemel – de hoogedele Gabriël – werd uitgestuurd met Gods wereldnieuws dat Hij nu echt in aantocht was, de beloofde Koning, die de lege plek zou gaan innemen: “God, de Heer, zal

hem de troon van zijn Vader David geven, en aan zijn koningschap zal geen einde komen” –

in die tijd – door God bepaald – kwam Augustus met zijn decreet en ging ook Jozef op reis.

Ik las: “Rome’s wil is wet, maar daarboven uit gaat Gods wil…..Het onderdrukkende plan

van de Verhevene dient Gods vreugdeplan” – zoals in de nacht van de geboorte van koning Jezus wordt afgekondigd: “goed nieuws dat het hele volk met vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias (=gezalfde koning), de Heer”.

 

Het is als in die tijd van de Rechters die zo hopeloos en uitzichtloos leek – geen koning in

Israël en ieder die maar deed wat in eigen ogen goed was – terwijl in werkelijkheid achter de schermen God al lang bezig was met de voorbereiding van het komen van zijn koning – en dat ook nog via wat een omweg en zelfs een doodlopende weg leek: dat gezin dat vertrok

en mislukte, twee weduwen zonder toekomst – maar God die zo juist zijn plan doorzette…

 

Dus niet in Rome of welk machtscentrum op aarde ook – niet in Washington of New York, niet in Brussel of in den Haag, vallen de uiteindelijke beslissingen maar in het paleis in de hemel, en bij de uitvoering van die plannen worden machthebbers ingeschakeld en hele volksstammen in beweging gebracht – ik denk aan de wijsheid van de Spreuken: “de gedachten van de koning (..keizer..) zijn als waterstromen in de macht van de HEER, Hij leidt ze waarheen Hij maar wil” (Spr. 21:1) – en hoe ontnuchterend is die psalm altijd maar weer met het oog op wat koningen en volken proberen: de HEER in de hemel lacht en spot met

hen, en laat heel de wereld weten: Ik heb zelf alllang mijn koning gezalfd – en die koning

krijgt alle volken in zijn bezit – wees verstandig en gewaarschuwd, leiders van de aarde:

“onderwerp u, toon de HEER uw ontzag, breng Hem hulde, en bewijs eer aan zijn zoon!”

Als dat nou eens de kerstboodschap zou zijn voor wie regeren – en voor al die volken –

dan zou echt een nieuwe tijd beginnen – volgens niet de Maya-kalender Gods kalender.

 

Ja maar als je dan weer gewoon leest wat er staat – dan moet je er wel geloof voor hebben want wie waren dat eigenlijk: die Jozef….die Maria….nou, helemaal geen mensen met een

indrukwekkend staat van dienst, geen mensen met geld of status of invloed – integendeel.

Hoor Maria over zichzelf: uw minste dienares – de lage staat van uw dienstmaagd….niet

meer dan een jong meisje uit een klein dorp, verloofd met de plaatselijke timmerman….

En ja, van Jozef wordt verteld dat hij van David afstamde – in rechte lijn zelfs (lees Matt.1)- maar als je dan beseft dat de man die recht op de troon had zijn brood moest verdienen als dorpstimmerman in een ver afgelegen gehucht – kan uit Nazareth iets goeds komen? – is dat eerder tekenend voor het verval van oude glorie dan een hoopvol teken voor nieuwe glorie.

Een uitlegger schrijft over ‘een prins in overall’, en: “de koninklijke luister van Davids huis is bedolven onder de spaanders en splinters waartussen Jezus Jozefsen in Nazareth opgroeit”.

Tegen die achtergrond moet je die twee zien gaan – ik las: “Koningskinderen op pad voor de keizer. Een verstoorde verlovingstijd, een verstoord begin van hun huwelijk en nu ook nog op reis op bevel van Augustus. Davidszoon, koningszoon Jozef een loopjongen voor de keizer”.

 

En als ze dan in die oude stad van David aankomen, is er geen herkenning en erkenning, gaan niet zoals je zou verwachten van een kroonprins en zijn vrouw alle deuren voor hen open maar gaan die deuren de een na de ander voor hun neus dicht: geen plaats,we zijn vol, probeer maar een deurtje verder -tot eindelijk iemand zegt: jullie kunnen wel in de schuur….

Weer – als in die donkere tijd van de Rechters en in het schijnbaar mislukte avontuur van zomaar een gezin uit Bethlehem  lijkt de weg van God naar de troon een omweg en een weg die compleet doodgelopen lijkt – dan kan die Maria wel prachtige dingen zeggen en zingen over heersers die van hun troon gestoten worden en geringen die in aanzien komen – maar daar moet je wel veel geloof voor hebben – om niet te zeggen dat je wel heel naïef moet

zijn want hoe kunnen nou twee gewone, zelfs arme mensen, onbekend en zonder invloed,

en straks hun kind dat onder armoedige omstandigheden op de wereld komt, het verschil maken: een rijk dat al die machtige rijken te sterk is, een rijk van echte en blijvende vrede?

 

Het thema vandaag is niet dat een lege troon wordt bezet maar een lege voederbak wordt

gevuld -en dat slaat natuurlijk op dat nederige begin van de beloofde koning,als wordt verteld van de geboorte van dat beloofde kind als de oudste zoon van Maria – en – volgens de wet – ook van Jozef – en zo troonopvolger in de lijn van David: “ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak” -zijn wieg was een kribbe, zingt een oud kerstlied.

 

Ja en dat begin zegt veel over het vervolg en de afloop, want: zijn troon werd een kruis.

We hebben er van gezongen vanmorgen dat daar in die voerbak dat rijk begint, dat rijk waarin de vrede het wint van oorlog en van pijn – hoe bijzonder en naar de mens gesproken ongerijmd ook, zo werkt God: daar ligt Hij in een stal die koning in Jeruzalem voor eeuwig wezen zal – en hoe dreigend ook de vijanden: zij worden verslagen, hun rijk zal vergaan.

 

 

Kijk, en zo werkt dat bij onze God altijd – later staat in de bijbel: “wat in de ogen van de

wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om het wijze te beschamen, wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om wat sterk is te beschamen, wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen”  (1 Kor. 1: 27-29).

 

Denk maar terug aan die twee weduwen Noömi en Ruth,  aan dat herdersjochie David, aan

dat ingewikkelde kind in die voerbak, aan die uitgetelde man aan het kruis – en denk aan

wie jezelf bent en voorstelt, aan de kerk in Nederland steeds meer aan de marge – en laat

je daardoor niet ontmoedigen maar ontdek de plek die God voor u en jou en ons samen in

gedachten heeft – weer Paulus aan het adres van de christenen toen in Korinte en ook later:

“niet veel die naar menselijke maatstaf wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren” – ja en toch en juist zulke mensen: door God uitgekozen en een plek gekregen om te getuigen van wat je mag geloven en van Wie je (Ver)losser wil zijn.

 

Ik kan niet beter eindigen dan met wat de laatste zinnen zijn in het stukje begeleiding vanuit Vertel het maar – met het oog op vandaag als afsluiting van het project Brood in Bethlehem:

“Met Kerst vieren we dat God veel meer geeft dan brood alleen. De Heer geeft ons Jezus in een voederbak. Zo laat Hij zien wat nog belangrijker is dan eten en een thuis. Eigenlijk moet ik zeggen: wie nog belangrijker is dan brood en een familie en een thuis” – ik zeg erbij: en nog belangrijker dan geld en macht, status, veel spullen en veel vrienden via facebook….en noem maar op – niet waardeloos of slecht allemaal, je mag ervan genieten zelfs als je er goed mee omgaat en er goed mee doet voor anderen, je mag ook van feestdagen en een paar weekjes vakantie genieten, van lekker eten en van licht en van gezelligheid – maar – weer even dat verhaaltje van Vertel het maar: Wie belangrijker is dan dat alles is Jezus.

“Hij maakt ons leven goed en blij. Wie in Jezus gelooft, krijgt van God meer dan genoeg

van Gods goedheid en liefde”. Ik voeg eraan toe: genoeg om die genade en die liefde die God in en door Jezus en via ons ook aan al die andere mensen om ons heen gunt, met hen te delen – zoals Boaz gul wilde delen wat God hem gaf, en Obed echt knecht wilde zijn, en

David als een herder was voor zijn volk, en vooral: als Jezus die zelfs zijn leven prijsgaf.

 

Tot slot – en nu echt – de laatste regels van dat stukje van Vertel het maar: “Een kindje in een voederbak, in Bethlehem, bij arme mensen….en toch….de Redder, degene die wij nodig hebben om feest te vieren en gelukkig te zijn. Vandaag en morgen en altijd.”

 

                                                            amen

1 Korintiërs 10: 16: Wees mijn brood en mijn beker

liturgie dienst van Schrift en tafel zondag 11 november 2012

votum en groet

zingen:   Ps. 93 : 1,3

wet van de HEER

zingen:   Lied 344: 1,3,5

gebed

Schriftlezing:  1 Kor. 10: 16-17

en 11: 23-26

zingen:  Gz. 125: 1,2,3

verkondiging: 1 Kor. 10: 16

zingen:  Gz. 125: 4,5,6

gebed

collecte

zingen (met koor): Gz. 128

avondmaalsformulier V

zingen:  Ps. 23: 3

zegen

—————————————————————————————————

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

  “Wees mijn brood en mijn beker”.

Zo begint het refrein van het lied dat we samen met het koor gaan zingen, Gezang 128 uit het

Gereformeerd Kerkboek

Het is onderdeel van het paasoratorium ‘Het Lam dat ons doet  leven’, van Ria Borkent en Dirk Zwart.

 

Eigenlijk is het een gebed, gericht tot de Heer Jezus, met het oog op wat gebeurt bij het avondmaal.

Je vraagt of wat het brood en de beker wijn uitbeelden, ook echt mag gebeuren:  dat je voor je geloof, voor de reis door dit leven naar het komende grote feest, eten en drinken mag meekrijgen.

In couplet 2 staat b.v. eerst: “Jezus deelt bij de maaltijd een beker wijn en een brood. (Jezus) Die

voor eens en voor altijd zich offert in de dood” – en dan volgt dat:  “Wees mijn brood en mijn beker”.

 

Je kunt het niet beter zeggen dan de catechismus het doet: “dat zijn gekruisigd lichaam en vergoten

bloed de echte spijs en drank zijn waardoor onze ziel tot het eeuwige leven gevoed wordt, evenals

brood en wijn het tijdelijk leven onderhouden” –  Jezus is als het ware zelf ons eten en ons drinken.

Hoor maar: “Wees mijn brood en mijn beker, mijn ogen dorsten naar U, die de dood wilde breken,

het leven schenkt Gij nu”.  En een couplet eerder: “delen wij in uw leven, o Heer, dan leven wij”.

 

Bij een andere gelegenheid gebruikt de Heer ook sterke taal: “Ik ben het brood dat leven geeft”

(Joh. 6: 35)…”en het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld, is mijn lichaam” (6:51).

mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn

bloed drinkt, blijft in mij en Ik in hem “ (Joh. 6: 55 en 56)…..en dan gebruikt de Heer voor eten

ook nog een bijna grof woord dat zoiets betekent als:  verslinden, opslokken, opvreten…..maar

dat is niet grof bedoeld maar wil zeggen dat je door het geloof wat Jezus voor je gedaan heeft

je helemaal eigen maakt, dat je helemaal een wordt met Hemzelf:  ik in Hem en Hij in mij!

Vergelijk het maar met wat weleens gezegd wordt als mensen heel veel van elkaar houden:

je bent om op te vreten…..die is alles voor jou…..je kunt en wilt nooit meer zonder elkaar.

 

Kijk, en dat zeg je maar niet als je avondmaal viert, maar dat doe je samen en vier je samen.

Niet voor niets zei de Heer eerst toen Hij brood ronddeelde en daarna toen ze wijn dronken:

doe dit, en blijf het doen, en denk aan Mij” – ik las: “God laat ons zijn evangelie doen, tasten,

proeven, vorm geven, lichamelijk vieren. Hij geeft ons de ervaring van Christus te ontvangen,

te delen en te verwachten.  Zoals we dit brood delen en de beker heffen en rond laten gaan,

zo leven we van Christus”.  Christus die zelf het brood is – Jezus leven van mijn leven – en zelf

de beker waaruit we elke keer weer en elke dag weer mogen drinken – Hij schenkt het leven!

Nou, en dan kun je nog wel een stap verder gaan  als je nadenkt over die twee: brood en beker.

Want brood is dat je voedsel krijgt, dat je honger wordt gestilt, dat je er energie door opdoet.

 

Zo is dat ook geestelijk, met het  geloof in Jezus die zijn eigen leven voor u en voor jou overhad.

Hij wilde voor mensen die de dood verdiend hadden en niet in staat zijn hun leven veilig te stellen, echt leven verdienen en daarvoor zijn eigen leven opgeven: en dat leven is er voor ons als wij ons

met alles wat we hebben en zijn aan Hem toevertrouwen, en als zijn leven ook ons leven wordt.

Wees mijn brood, dat is een verlangen om te ervaren dat je sterker wordt in vertrouwen , in

hoop, in liefde naar God toe en naar mensen om je heen toe – door je eigen te maken wie Jezus is en wat hij heeft gedaan, hoe Hij sterker was dan het kwaad en de dood – Heer, maak mij ook zoals U.

 

En weer: dat doe je maar niet op je eentje, dat doen we samen, want we zijn samen onderweg –

dat wordt door de lopende viering van vanmorgen extra onderstreept – en we hebben allemaal

geloofsmoed nodig voor de reis door dit leven, en we mogen ons optrekken aan elkaar, en we

mogen ons ook verbonden weten met al die anderen die ons zijn voorgegaan en die overal ter

wereld diezelfde reis aan het maken zijn, en ook denken aan zovelen die er nog bij gaan komen.

Ja, en allemaal hebben we het zo nodig, gezien wat er allemaal onderweg tegen kan zijn en tegen kan vallen – ziekte, zorgen, gebrokenheid, strijd tegen je eigen zonden, eenzaamheid, twijfel en vragen –

allemaal kunnen we niet zonder: brood dat energie geeft, dat al onze tekorten aanvult, dat ons

op de been houdt en steeds weer op de been helpt: Jezus het leven zelf: weest u ons brood!

Naar zijn belofte dat als we leven uit zijn kracht en liefde, we mogen volhouden en zullen leven.

 

Ja, en dat maakt dat als je avondmaal viert en je geloof laat versterken, het ook een feest wordt.

 

Wees mijn beker, dat is dan natuurlijk dat je ernaar verlangt en erom bidt dat door geloof in Jezus je dorst naar geluk, naar een leven dat zin heeft en uitzicht – ten diepste: je dorst naar God – gestild

wordt;  daar heeft Jezus zijn bloed voor laten vloeien, daar gaf Hij zijn leven voor: wees mijn beker!

Maar wijn drinken, dat had toen en dat heeft nu ook iets feestelijks: hier mag op gedronken worden.

Niet voor niets heette die beker van het pesach: beker van de dankzegging, van de lofprijzing.

Ik las: “De beker van de dankzegging is vergelijkbaar met de glazen van onze toast” : zoals bij een

staatsbanket van onze koningin met een staatshoofd van een ander land ze toasten op elkaars land,

zo is de wijn bij het avondmaal naar Jezus’ eigen woorden ‘de beker van het nieuwe verbond in

mijn bloed’ – met het uitzicht dat de Koning straks met ons wijn zal drinken in zijn koninkrijk – de

beker van het avondmaal geeft er een voorproefje van:  op Uw koninkrijk dat zeker zal komen!

Zelfs elke dag mogen we daar al iets van proeven en ernaar verlangen: weest U mijn beker!

 

Wat een feestelijk lied dat we zo meteen gaan zingen, samen met het koor : “Drinkt de wijn van bevrijding, en eet het levende brood. Vier de vrolijke tijding, de zegen van zijn dood.  Zonde is

ons vergeven, de dood voor eeuwig voorbij. Delen wij in uw leven, o Heer, dan leven wij”

 

                                                                         amen