Matteüs 5: 3: Van harte gefeliciteerd! Nationale Bijbelzondag 2014 – met nagesprek

liturgie morgendienst zondag 26 oktober 2014

votum en groet

zingen:      Ps. 147: 1,4

wet van God

zingen:      Ps. 35: 1,13

gebed

Schriftlezing:  Matt. 4: 23- 5:16

zingen:      Gz. 38 (1-4)

verkondiging: Matt. 5: 3   ‘Van harte gefeliciteerd!’

zingen:      Lied 21: 3,5,7

gebed

collecte

zingen:      Ps. 84: 3,6

zegen

—————————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, als het goed is allemaal leerlingen van meester Jezus,

dia 1

Van harte gefeliciteerd!

Dat zijn we gewend te zeggen bij allerlei gelegenheden: een verjaardag, als mensen een kind gekregen hebben, zoveel jaar getrouwd zijn, bij slagen voor een examen:  gefeliciteerd!

Je zegt het niet natuurlijk bij teleurstellingen, of ziekte, of tegen de familie op een begrafenis. Soms vergist iemand zich lelijk en zegt ‘gefeliciteerd’ als hij bedoelt: ‘gecondoleerd’ – pijnlijk!

Feliciteren doe je met wat goed is en mooi, als je  samen met mensen ergens blij over bent.

Van harte gefeliciteerd! Eigenlijk is dat wat de Heer Jezus als eerste zegt in de toespraak die we de bergrede noemen. Maar het klinkt heel anders dan zoals wij elkaar feliciteren met iets dat we te vieren hebben. dia 2 Hier worden mensen gefeliciteerd die arm zijn, die verdriet hebben, die onrecht lijden en om hulp schreeuwen, die worden vervolgd om wie ze zijn en om wat ze geloven – en dan, als klap op de vuurpijl, worden de mensen om Jezus heen persoonlijk ermee gefeliciteerd :     “Gelukkig zijn jullie …wanneer ze je omwille van mij uitschelden, vervolgen en van allerlei kwaad betichten. Verheug je en juich”.   Om het met de BGT te zeggen:  “Als dat gebeurt, moet je blij zijn en vrolijk”.

  Wat de Heer zegt en bedoelt, heeft dus een andere lading en bedoeling dan als wij feliciteren. Wij wensen geluk wie succes hebben, wie het voor de wind gaat, gezond is, sterk, en in tel. Iemand schrijft: “Niemand zou mensen die vreselijke dingen meemaken gelukkig prijzen. Maar in deze serie uitspraken worden de zaken op de kop gezet. Niet wie op het eerste gezicht gelukkig lijkt, is werkelijk gelukkig. Maar juist mensen van wie je in eerste instantie denkt ‘die zijn er slecht aan toe’. Dat kan omdat deze uitspraken uitgaan van de waarden van Gods nieuwe wereld. Om het ‘echte geluk’ te zien moet men verder kijken dan het alledaagse leven en de waarden van deze wereld”. Zeg maar: bij Jezus kom je in een andere wereld; Jezus zet de ons bekende wereld op de kop.

Dat klopt ook wel want wat Jezus aan het doen was, lezen we vlak voor die zaligsprekingen. Al in 4: 23: “Hij verkondigde het goede nieuws van het koninkrijk” = het hemelse rijk van God. Om het te zeggen met de BGT: “Hij vertelde het goede nieuws over Gods nieuwe wereld”. 

Ja, en Jezus demonstreerde ook hoe het er in die nieuwe wereld aan toe gaat, hoe het is als alles voorgoed nieuw wordt: “Hij maakte alle mensen beter die ziek waren of pijn hadden”. dia 3

Geen wonder dat de mensen massaal achter Hem aan kwamen, dat ze hun zieke en hun gehandicapte familieleden en vrienden meenamen, en dat het nieuws over alles wat Jezus zei en deed als een lopend vuurtje het hele land doorging: zorg dat je er bij bent, bij die Jezus! Dat is ook wel een felicitatie waard:  van harte gefeliciteerd als je deze Jezus mag leren kennen, als ze van Hem genezing verwacht, als je al iets mag ervaren van die nieuwe wereld.

Precies op dat moment gaat Jezus er eens goed voor zitten en neemt Hij er de tijd voor om- zo begint de vertelling over die toespraak op de berg – “uitleg te geven over de nieuwe wereld “.

Dat was – staat er bij – met het oog op al die mensen die achter Hem aan kwamen: “toen Hij de mensenmassa zag, ging Hij de berg op. Daar ging Hij zitten met zijn leerlingen om zich heen”.

En dan lijkt het een terugtrekken in kleine kring: “Jezus begon zijn leerlingen uitleg te geven.” dia 4   Toch is de bedoeling niet dat wat Jezus gaat zeggen alleen bestemd is voor de ingewijden, voor de kleine kring van de uitgekozen discipelen – alle mensen en ook wij eeuwen later mogen meeluisteren, worden aangesproken, en worden gefeliciteerd: de bedoeling is dat zij toen en ook wij vandaag leerling van Jezus zijn, om zo de weg te vinden, achter Jezus aan, naar het echte geluk.

Geluk dat dieper gaat en langer meegaat dan als je weer een paar gezonde ogen of benen hebt. Geluk dat je ook kan ervaren als je ziek blijft of gehandicapt, als je verdriet of pijn te dragen krijgt. Daarom is de vertaling van de BGT precies de spijker op de kop: “het echte geluk is voor…..” en dan komt er zou je kunnen zeggen een profielschets van de echte leerling, van de echte christen.

Natuurlijk is de bedoeling niet van Jezus dat het fijn is als je verdriet hebt, dat je moet verlangen naar lijden en vervolging, dat je niet blij mag zijn als het goed met je gaat, als je gezond bent…..

Alleen maar:  als het niet meer is dan dat, blijft het aan de oppervlakte en is het broos en maar voor een tijd; en – schrijft een uitlegger – “in ieder mensenhart ligt heimwee naar een geluk dat verder weg ligt” – zeg maar: veel mensen voelen ergens en hopen ook dat er meer is, meer dan huisje-boompje-beestje – meer dan een goed betaalde baan, een mooi huis, geld, reizen.. en hoeveel mensen zijn er niet die alles hebben wat hun hart begeert en toch niet echt gelukkig zijn, zelfs diep ongelukkig, eenzaam, met de ene verbroken relatie na de andere, met onvrede in hun hart, niet tevreden met het leven dat ze leiden, en als ineens ziekte komt en de dood toeslaat, wat koop je dan voor al dat korte-termijn-succes en wat blijft er over van wat je hebt?

Andersom: wat heb je voor perspectief als het allemaal tegenzit en veel bij de handen afbreekt, als je voor een dubbeltje geboren nooit een kwartje wordt, als je altijd in de hoek lijkt te zitten waar de klappen vallen, of als je om hoe je denkt en wie je bent achtergesteld wordt, gepest, vervolgd zelfs – komt er dan nooit een tijd dat de rollen worden omgedraaid, dat onrecht echt bestraft wordt en de dingen worden rechtgezet, dat tranen gedroogd en honger gestild wordt?

Kijk, en dan komt het allemaal ineens heel dichtbij, die felicitatie en dat er echt geluk bestaat. We leren van Jezus dat er een andere werkelijkheid is, dat God zorgt voor een nieuwe wereld. In die gelukwensen wordt die nieuwe wereld, dat rijk waar God het voor het zeggen heeft, in het tweede deel van de spreuk uitgetekend: daar zal God troosten wie treuren, wie er nu doorheen zitten of met gemis tobben of met pijn moeten leven, en ook wie verdriet hebben over zoveel dat in hun leven of in de wereld kapot is; daar wordt liefde echt beantwoord, en gaat een wereld open voor wie nu helemaal vastgelopen zijn; daar zal God belonen wie nu zich hebben ingezet voor anderen en die daar veel voor moesten opgeven; daar duurt eerlijk echt het langst – eeuwig zelfs; daar is lijden voorbij, daar worden tranen voorgoed gedroogd –    dia 5   – en alles is voor altijd nieuw en goed.

Dat is de beslissende omkeer die God belooft en die Jezus komt bewerken op aarde – echt de wereld op de kop en zo een wereld die weer wordt zoals God bedoeld als Schepper en Heer.

Gemeente, en dat is niet alleen maar iets voor een verre toekomst: stil maar, wacht maar, alles wordt ooit een keer nieuw en weer goed – dat is wel zo, maar het begint hier en nu al. Sterker nog, als Jezus komt is het al begonnen met die nieuwe wereld, luister maar naar wat Hij allemaal zegt, de mensen toen en ons vandaag leert over die nieuwe wereld, en kijk naar wat Hij allemaal al laat zien en laat ervaren – en naar het voorbeeld dat Hij geeft.

Daarom is het te beperkt en te arm om die beloften van Jezus te verschuiven naar een verre toekomst: nu is het allemaal beroerd, gelukkig komt er een nieuwe aarde. Want nu al wil God belonen en laten ervaren dat het werkt als je het van Hem verwacht en daarom je nederig opstelt en uit bent op vrede, als je recht-door-zee bent en vriendelijk naar mensen om je heen.

Niet dat de hele wereld dan meteen verandert maar je wordt er zelf anders van en beter door, en kleine stapjes in de goede richting kunnen al zoveel verschil maken; zoals Jezus zelf gezegd heeft: “jullie kunnen de nieuwe wereld nu al binnengaan, als jullie de juiste keuze maken” (Luc.17:21- BGT) Dat is wat de bijbel bekering noemt: als dat goede nieuws mensen verandert, en ze nieuw maakt.

Nou, en daarover gaan die zaligsprekingen, die felicitaties ook, over hoe je nu al deel kan krijgen aan dat nieuwe leven, voor wie dat echte geluk dat Jezus mogelijk maakt, bestemd is,  en hoe je leven eruit gaat zien als Jezus het voor het zeggen krijgt: geluk voor jezelf en ook voor anderen.

Terecht zijn die gelukwensen wegwijzers genoemd naar het leven met God in zijn nieuwe wereld. “Al deze omschrijvingen geven aan in welke richting wij nu moeten leven“, schrijft een uitlegger.

En dat niet als voorwaarden waaraan we moeten voldoen of prestaties die we moeten leveren, maar als uitstraling van een leven waarin Jezus je Heer en dus ook je voorbeeld is, waarin Gods liefde nu al je leven anders maakt en rijker, zelfs als je nog midden in de ellende zit, als je nog de druk ervaart van een omgeving waarin het anders toegaat, en je het heel moeilijk kan hebben.

Ja, want dat echte geluk waar het hierover gaat, kun je juist niet zelf pakken of veilig stellen. Je wordt niet gefeliciteerd omdat je het hebt gemaakt in je leven of omdat je vroom genoeg bent, maar juist als je het alleen niet redt en je dat beseft en erkent, als je jezelf kwetsbaar durft op te stellen, als je niet op je strepen staat maar jezelf klein maakt tegenover God en dan ook de minste wil zijn in de omgang met mensen om je heen: thuis, op het werk, in de kerk.

Dat is door heel het onderwijs van leermeester Jezus de rode draad en Hij gaat erin voorop: “Ik ben bij jullie gekomen als een dienaar”  (Luc. 22: 27), en:  “Ik ben jullie Heer en jullie meester, en toch heb ik jullie voeten gewassen.  Daarom moeten jullie ook elkaars voeten wassen….Wat ik voor jullie gedaan heb, dat moeten jullie ook voor elkaar doen… Als je dat begrijpt en je daaraan houdt, zul je het echte geluk leren kennen” (Joh. 13).        dia 6

Precies dat is de inzet in die eerste felicitatie, vroeger vertaald als: “zalig de armen van geest”. Wat niet slaat op mensen met weinig geld of met weinig verstand of met weinig geloof, maar op mensen die niet groot van zichzelf denken maar weten dat ze het zonder God niet redden. In de NBV is het vertaald met ‘nederig van hart’, de BGT heeft: “mensen die weten dat ze God nodig hebben”, en dat goed geschoten – letterlijk staat er een woord dat bedelaar betekent. dia 7 Jezus wil die mensen die achter Hem aan kwamen voor brood en om genezing duidelijk maken dat echt geluk alleen te krijgen is als je het niet zoekt bij jezelf of verwacht van mensen om je heen of van optimale omstandigheden om je heen, maar als je erom vraagt aan God, als je als een bedelaar je lege handen uitsteekt naar God zodat die kan geven wat je nodig hebt.

En dat bepaalt dan verder heel je houding: hoe je omgaat met tegenslag en verdriet: geduldig en vol vertrouwen; en hoe je omgaat met je naasten: vriendelijk, eerlijk, tegen onrecht en uit op vrede.

Want als je niet zelf je geluk hoeft te bevechten hoef je ook niet jezelf neer te zetten of voor je eigen positie te vechten, maar kun je het in Gods handen leggen en ook anderen geluk gunnen. Als je weet dat je alleen maar met lege handen bij God kunt komen, wordt je ook naar anderen toe nederig, bescheiden, bereid om de minste te zijn, in het besef dat heel je leven genade is.

Want het geheim van dat andere, goede leven, van die nieuwe wereld, is dat ik loskom van mezelf, bevrijd wordt van de stress van dit moet ik en dat wil ik en daar heb ik toch recht op -dat ik leer loslaten en van genade te leven – en dat ik juist zo weer mezelf mag zijn, van dwang gered, vrij.

Kijk, en langs die weg, vanuit die houding, begint die nieuwe wereld nu al werkelijkheid te worden. Ingekleurd in steeds dat tweede deel van die spreuk: voor hen – zulke mensen – is Gods nieuwe wereld, en dan ga je ervaren dat er troost is als je verdriet hebt, mag je tegen de vaak harde werkelijkheid in blijven hopen en blijven geloven dat niet de brutalen de  halve wereld zullen hebben maar dat zachtmoedigen een hele, nieuwe wereld te winnen en te verwachten hebben, dat het niet voor niets is – al lijkt dat vaak wel zo -als je gaat voor recht en tegen onrecht, dat eerlijk zijn toch echt langer meegaat dan schijn en leugen, en dat je door vrede na te streven laat merken dat je echt kind van God bent en lijkt op Jezus…en dat mensen dat zelfs nu al gaan merken: die is echt anders…

Heel concreet kan het en gebeurt het: zout zijn dat smaak geeft en bederf weert, en een lichtje zijn in het duister zodat de mensen als ze bij u en jou en mij al iets zien van het goede leven, en ze – huns ondanks misschien en met veel mitsen en maren nog – de hemelse Vader eer geven.

dia 8

Dan blijven we niet dromen over een wereld die ooit komen zal, maar denken we samen na over hoe we nu al iets van dat rijk kunnen laten zien in ons eigen leven en samen als gemeente, en durven we stappen te zetten naar God toe en die ander toe, gaan we zoals Jezus het zei niet alleen maar praten over de Heer en zingen voor Hem, maar doen wat Hij wil en wat goed is.

Neem het mee als vraag voor het nagesprek en voor deze week:  herken ik mezelf als ik die zaligsprekingen lees?      Wat kan ik en wat doe ik met wat onze Heer ook ons leren wil?  Genoeg stof om over na te denken en over door te praten, én mee bezig te blijven, ons leven lang.

                                                  amen

 Gesprekspunten

*  Is het voor u/jou moeilijk om de woorden van Jezus in de Bergrede op te volgen?  B.v. om ‘nederig van hart’ te zijn?

* Is het een kwestie van bepaalde karaktereigenschappen hebben, bij het opvolgen van de Bergrede, of kun je die eigenschappen zoals zachtmoedigheid met vallen en opstaan ontwikkelen?

* Zijn er ook situaties denkbaar waarbij je niets kunt met de Bergrede? B.v. dat woorden te kort schieten, zoals bij grote rampen of als iemand verschrikkelijk benauwd is en niemand er raad mee weet?

* Zaken die voor het oog positief lijken kunnen minpunten worden en minpunten kunnen iets goeds opleveren. Herken je dat? Goed om dergelijke ervaringen te delen?

* Vaak lijkt eerlijkheid niet beloond te worden. Misschien wordt je zelfs ontslagen als je misstanden aan de kaak stelt. Hoe moet je daarmee omgaan in het licht van de Bergrede  (zie b.v. 5: 8)

 

Zondag 1 Heid. Cat.: Is je leven verankerd in Jezus Christus?

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes,

Als je er goed over nadenkt, is het natuurlijk een vreemd beeld:  een schip, met een anker dat niet neergelaten is in het water om vast te haken in de zeebodem, maar dat naar boven is opgegooid tot ergens hoog boven en achter de wolken.   (Heb. 6: 19-20a)

Maar wat is bedoeld, begrijpen we wel: zoals een schip vast haakt in de bodem door dat anker,geeft het geloof houvast aan onze Heer Jezus die voor ons bij God in de hemel is.

Misschien maakt een ander beeld dat nog wat duidelijker.

U weet vast wel hoe een echte bergbeklimmer steile gevaarlijke stukken onderweg naar de top bedwingt: een stevig touw naar boven gooien met een haak die houvast krijgt in de rots, zodat je langs dat touw naar boven kan klimmen, of anderen je omhoog kunnen trekken.

  En nu zou ik de vraag waarmee de catechismus meteen met de deur bij u en jou in huis valt,  zo kunnen vertalen: hebt u al vaste grond gevonden – en jij – waarin je leven veilig is verankerd?

Kun je  dat de catechismus nazeggen: het kan in mijn leven stormen – misschien is dat nu wel zo -en ik word zo verschrikkelijk door elkaar geschud, zelfs zo dat alle grond onder m’n voeten wegzakt, maar ik vertrouw erop dat ik toch geen schipbreuk lijdt maar veilig in de haven aankom.

Niet omdat ik zo zeker ben van mezelf en zo sterk in mijn schoenen sta,  maar door  dat anker.  Of liever: door die stevige bodem onder mijn leven:  de vaste grond van Gods beloften en verbond, vastgemaakt in en door het bloed dat Jezus voor me stortte,vastgemaakt aan die troon boven waar Hij alles regeert, en Hij ook mijn leven leidt, en de wereld om me heen en wat mij overkomen kan.  Geloof ik  dat ik mijn bestemming kan bereiken – de veilige haven, de top die ligt te wachten als ik met alles wat ik ben en heb, vastgemaakt ben aan Hem die vooropgaat en die al binnen is,die de top al gehaald heeft?

In Heb. 6 heet Hij – Jezus – onze Voorloper. Je zou met dat beeld van dat schip op zee Jezus met een sleepboot kunnen vergelijken: Hij neemt me op sleeptouw en trekt me de haven in. Of je denkt aan de Gids die vooroploopt en als eerste de bergtop bereikt: als je maar aan Hem vastzit, trekt Hij je veilig naar boven. Als je maar dat touw niet loslaat. Als je maar niet de ankerketting doorzaagt of laat glippen.

Dus is de vraag die op u en jou en mij afkomt vanmorgen en steeds weer:

 Is je leven verankerd in Jezus Christus?

1. dan heb je echt houvast;

2. dan houdt Hij je vast;

3. houd je vast aan Hem.

 1.Is je leven verankerd in Jezus Christus? dan hebt je echt houvast.

  Een schip op zee. Onderweg van de ene haven naar de andere. De zon schijnt. De zee is rustig, net een groot meer. Maar een paar uur later kan het ineens verschrikkelijk gaan stormen. Huizenhoge golven. Het schip op een neer en heen en weer geslingerd. Wie erop zitten draait de maag om en om… En soms draait het op een schipbreuk uit.  Slaat zo’n schip op de klippen of raakt het vast op een zandbank. Zinkt het zelfs.

 Meer dan eens is het leven van een mens vergeleken met zo’n schip op zee. Het kan er rustig aan toe gaan. Alles gaat zo z’n gangetje en kabbelt rustig door. De zon schijnt. Maar vaak genoeg stormt het in je leven. Wordt je door wat met jezelf gebeurt of met mensen van wie je veel houdt,door elkaar gerammeld. Stort je vertrouwde wereldje in. Loop je vast en kun je niet voor- en niet achteruit. Raak je aan het tobben en aan het twijfelen, zo zelfs dat je met je geloof op de klippen kunt slaan. Dat mijn geloof schipbreuk lijdt en ik steeds die­per wegzak in een oceaan van levensvragen, twijfels, ongeloof.  En we weten allemaal dat het een keer sterven wordt..en wat dan?

Met het oog op dat allemaal is de eerste vraag die op ons afgevuurd wordt in de catechismus meteen raak, recht op de man of de vrouw af: wat is nou uw, jouw houvast bij zoveel onzekerheid, onrust, twijfels  in tijden van ziekte, midden in verdriet en zorgen, maar ook als het leven je toelacht en alles lijkt te lukken, en als je een keer moet sterven? Wat houd je op de been als veel tegenzit en je in de put zit? En wat houd je over, als je op een kwade dag alles moet loslaten en niks meenemen kunt? Wat voor hoop is er nog, als je hier bent opgegeven?

Elk mens zoekt zekerheid. Probeert zin aan zijn leven te geven. Zoekt houvast aan dit of dat. Maar vroeg of laat blijkt dat niet te lukken. Vallen zekerheden weg. Blijken mensen van wie je veel verwacht had, tegen te vallen of weg te vallen. En niets houdt die onvermijdelijk dood tegen en dat donkere graf. Iemand schrijft: “eens komt aan alle troost die het tijdelijk leven biedt een eind”. Wie niets meer had, staat met lege han­den. Je gaat zoals je kwam, en je kunt niets meenemen.

Ik denk weer aan dat schip, gebeukt door de golven, op en neer en heen en weer geslingerd. Dan heeft het geen zin om het anker vast te maken aan dat schip zelf.  Je moet – op plaatsen waar dat kan – het anker laten zakken in de zeebodem, om er voor te zorgen dat het schip niet stuurloos wegdrijft of op een rots of een zandbank slaat.

Nou, dat is precies waar het in zondag 1 over gaat – wat de kern is van het christelijk geloof. Zeg het maar zo: je zekerheid buiten je zelf zoeken, je leven verankeren in een rotsbodem die eeuwig houvast geeft.  Dat is de troost van het evangelie: dat ik niet van mezelf ben, niet aan mezelf overgelaten als mens, maar dat ik met heel m’n hebben en houden, en onder alle omstandigheden, het eigendom van de Heer  Jezus ben. Dat ik onlosmakelijk aan Hem verbonden ben, zoals dat schip stevig aan de ketting ligt zodat het niet op de klippen kan lopen en niet in de storm zal vergaan.

Het is belangrijk dat vast te houden. Ook gelovige mensen zijn niet zo zeker van zichzelf, ook al kunnen we misschien zelfverzekerd overkomen, recht in de leer, misschien met veel Bijbelkennis. We moeten ook maar niet op onze eigen gevoelens afgaan, of eigen emoties drijven, want dan zakken we zomaar weg;  zoals Petrus toen die toen Hij Jezus in het oog hield over de golven kon lopen maar meteen wegzakte toen hij op die hevige storm lette en die woeste donkere golven zag. Je zakt net als Petrus onherroepelijk weg en gelukkig is er dan die hand van Jezus die je vasthoudt.

Ja, houvast is er alleen als ons leven is vastgemaakt aan Hem die zijn leven voor ons opgeofferd heeft en ons zo tot zijn bezit gemaakt. Dat veelzeggende beeld tekent Heb.6:  hoop die houvast geeft, als een anker dat vastgemaakt is aan Hem die vandaag in de hemel is, als de Hogepriester die met zijn eigen leven voor onze schuld en zonden heeft betaald, en die nu voor ons bidt en voor ons opkomt, en niet rust voor wij zijn waar Hij al is.

Kunt u het nazeggen? Is dat ook jouw houvast? Zoals we ervan hebben gezongen:   “Ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hech­t:   de dood van Christus voor de zonden, van eeuwigheid als grond gelegd. Die grond zal onverwrikt bestaan, als aarde en hemel ondergaan”.

Dat vraagt wel geloof. Verderop in Heb. lees ik dat het geloof het bewijs is van dingen die je niet (nu nog niet) ziet. Als de kapitein het anker uitgooit, verdwijnt dat ding in zee, en je ziet het niet meer, maar je weet dat ergens in de diepte dat anker zich vasthecht in de bodem. Geloven is je anker vasthechten hoog boven je, ver achter de wolken die zo vaak boven je leven hangen. Het is je leven vastmaken in Jezus die je niet kunt zien maar die we in de hemel weten, en die vandaar uit ons vasthoudt en op sleeptouw neemt, op weg naar de veilige haven.

Dat geloof geeft houvast. Die hoop doet leven. Denk maar vaak terug aan je doop, als Gods eigendomsbewijs: hij, zij, is van Mij! Nou, wat kan me dan nog gebeuren….?!

2. Als je leven verankerd is in Jezus Christus, houdt Hij je vast.

  Zo’n schip voor anker, daar kan toch nog best heel wat mee gebeuren. Als het stormt, merk je daar echt wel van als je aan boord bent. De golven beuken tegen het schip, slaan over het dek, en het schip gaat op en neer en heen en weer. Het kan beangstigend zijn, en je kunt er flink zeeziek van worden.

Zo is dat ook in het leven van gelovige mensen.  Als je bij God hoort en bij Jezus, heb je niet de belofte dat je een makkelijk en pre­ttig leventje  zult hebben. Dat het een plezierreisje wordt.

Daar kunnen we allemaal wel voorbeelden van opnoemen. Levensverhalen zijn soms schrijnende en hartverscheurende ver­halen, en er zitten vaak diepe vragen aan vast over waarom nou dit en waarom niet dat, en we begrijpen niet dat het zo moest gaan. Het beukt soms zo tegen ons geloof in God aan dat zomaar dat geloof kapotbreekt en je niet weet of je nog wel geloven kunt. Er zijn genoeg voorbeelden van op de klippen van het harde leven stukgelopen geloof.

En of ik sterk ben? Hoe zou reageren als mij dit of dat zou overkomen? Je kunt er bang van worden. Hoe zouden wij zijn als we als christen nu in Irak of Syrië zouden wonen, en als ze ons letterlijk met het mes op de keel zouden dwingen om tegen Jezus te kiezen: moslim worden of sterven? En – iets anders – wat als heel dichtbij geloof schipbreuk geleden heeft:  van een kind, van man of vro­uw, broer of zus – hoe gaan we daarmee om, hoe gaan we hen om, hoe sterk is dan de liefde?

Wat merk ik dan van dat anker – blijkbaar heeft het toch niet gehouden, is de kabel geknapt. Wat kan ik dan met die belofte: niets kan me uit zijn hand trekken?    Toch houden we vol – het staat als een paal boven water – dat de Here Jezus zuinig is op wie Hij gekocht en zo duur be­taald heeft. Daar staat Hijzelf borg voor. Hij gaf er zijn leven voor, en God zijn Vader gaf er zijn eed op. Denk maar weer aan dat zichtbare teken van de doop: God de Vader heeft me als zijn kind aangenomen, en daarom zal Hij zijn kind van al het goede voorzien, en als het kwade van hem weren of doen meewerken ten goede.

Zondag 1 zegt het met andere woorden net zo: de Here Christus – we zijn toch van Hem? – “bewaart mij zo, dat zonder de wil van mijn hemelse Vader geen haar van mijn hoofd kan vallen, ja zelfs zo, dat alles dienen moet tot mijn heil”. Er kan heel wat gebeuren met dat schip maar het zal wel de veilige haven bereiken. Het is een hele klim naar boven en soms denk je dat het touw het niet houdt, maar je komt boven!

Het is waar, de harde werkelijkheid  lijkt vaak anders. Zoals een uitlegger opmerkt: “de praktijk leert dat kinderen van deze Vader hun haar kunnen verliezen: van verdriet of door een medische handeling”.  Of – zeg ik erbij – door het ouder worden, wat ook een stukje sterven is, afbraak. Er lijden wel degelijk mensenlevens, carrières, huwelijken, ook van christenmensen, schipbreuk. Je kunt ver van God wegraken, en weglopen bij de kerk. Dat is met heel wat gedoopten gebeurd. Het gebeurt dagelijks. Met goede moed aan de klim begonnen, breekt halverwege toch het touw, en je stort in de diepte. Waar was God toen dan?

Juist dan komt het aan op geloof. Kiezen voor de vluchtroute naar Hem die voor ons gekozen heeft en die ons heeft toevertrouwd aan de hoge bescherming van zijn Vader die ook onze Vader wil zijn, mijn hemelse Vader.  Narekenen kan ik Hem niet. Vaak kan ik zijn doen en laten niet begrijpen.

Maar ik mag er van uit gaan dat Hij het beste met me voor heeft – anders zou Hij toch zijn eigen lieve Zoon niet voor me over hebben gehad tot in de dood toe? En ik mag Vader ook houden aan zijn woord: U hebt het toch beloofd: Ik wil je Vader zijn, Ik zal altijd voor je zorgen? Ik ben toch gedoopt? Mijn leven is toch verankerd in God?  Nou dan, Here, wilt U me dan vasthouden? Me erdoor heen slepen? Me weer vlottrekken als ik dreig te stranden. En wilt u er ook zijn voor hem, voor haar….

Gemeente, God heeft juist zijn Heilige Geest gegeven om ons daar zeker van te laten zijn. Die Geest werkt geloof en geeft hoop. Door die Geest die daarvoor de bijbel gebruikt en die ons leert bidden en ons aan elkaar verbindt, door die Geest overtuigt de Heer  ons ervan dat Hij ons vasthoudt en ons meetrekt en ons  thuis­brengt. Niets kan Gods heilzame plan met m’n leven dwarsbomen, zelfs de duivel niet en ook de dood niet.  Alles – zelfs dat wat ik niet kan begrijpen, waar ik de zin niet van zie, wat echt heel erg is – het moet uiteindelijk meewerken om me te brengen waar God me wil hebben. Alle reden met die God in zee te gaan!  En zijn hand te grijpen als ik overboord dreig te vallen.

 

3. Is je leven verankerd in Jezus Christus? Houd je dan vast aan Hem!

   De brief aan de Hebreeën is een indringende aansporing bij het geloof te blijven, en niet de moed te verliezen en halver­wege af te haken. Wil je niet verdrinken, moet je de red­dings-boei nu ook gri­jpen die onder han­dbereik ligt.  Je moet je le­ven verankeren in Jezus en je aan Hem toevertrouwen, en niet de kabels doorsnijden waardoor aan Hem bent vastge­maakt, niet die reddingsboei – of die sleepkabel – negeren of loslaten.

Houd aan Hem vast, leef voor Hem, dankbaar en gehoorzaam. Hij grijpt ons vast en laat ons niet los, en trekt ons naar boven,  zijn toekomst binnen. Houd de moed er maar in!  En ….houdt ook elkaar vast!

Mooi die nieuwe reddingsboei op de beamer – die met sterke magneten ander reddingsboeien aantrekt en vasthoudt, zodat drenkelingen elkaar kunnen helpen en samen gered worden.

Prachtig als je daarvoor een instrument mag zijn, een reddingsboei als verlengstuk van Christus.

S-O-S = save our souls      red mijn leven  en dat van heel veel anderen!

Heer, laat ons niet verloren gaan!

                                                                amen

 

liturgie middagdienst CGK-GKV 

welkom

zingen:       Ps. 62: 1,4

we worden stil voor God

votum en groet

zingen:       Ps. 90: 1,8  

gebed

Schriftlezing:  Heb. 4: 14-16 en  en 6: 16-20

zingen:      Gz. 440 (1-4)

verkondiging:  Heb. 6: 19-20a /  zondag 1 Heid. Cat. 

zingen:      NLB 23c (1-5)  

gebed

collecte

geloofsbelijdenis

zingen:    Gz. 444 (1,2,3)

zegen

amen:      Gz. 456: 3   

Lucas 16: 9: Vrienden voor het Leven

Gasten, zusters, broeders, u en jij, samen Gods gemeente,

   Hoe maak je vrienden?  En hoe blijf je – voor langer of voor het leven – vrienden / vriendinnen?  Dan bedoel ik niet hoeveel vrienden je hebt op facebook of zo –  maar echte vrienden.

Daar zit nog weer een andere vraag achter: wat is eigenlijk vriendsc hap, wie is echt een vriend(in)? Er is meer voor nodig dan af en toe uitgaan of een biertje drinken, meer dan samen in dezelfde klas zitten of collega’s  zijn – al kan het een met het ander samengaan of kan het een uitgroeien tot meer.

De cabaretier Toon Hermans heeft  het mooi onder woorden gebracht in zijn gedicht ‘Vriend’:

je hebt iemand nodig/  stil en oprecht/  die als het erop aan komt /voor je bidt of voor je vecht;  pas als je iemand hebt/ die met je lacht en met je grient/dan pas kun je zeggen: ‘k heb een vriend”.

Dat is echt meeleven met elkaar, emoties kunnen delen, leren begrijpen hoe de ander zich voelt en dat serieus nemen en erop inspelen, die ander belangrijk vinden en ruimte geven om zichzelf te zijn, en dat komt van twee kanten: niet alleen jouw verhaal vertellen maar ook benieuwd zijn naar de ander, en ook elkaars verwachtingen afstemmen; echte vriendschap is iets van wederzijds.

 

Heel bijbels is dat, ik denk aan Paulus in Rom 12: Wees blij met wie zich verblijdt, heb verdriet met wie verdriet heeft”. Dan gaat dan over door het geloof verbonden zijn, als samen vrienden van Jezus, maar het geldt zeker ook van verbondenheid als vrienden, dat je deel van elkaars leven uitmaakt, ook al zie je elkaar misschien maar weinig, woon je niet om de hoek,ben je allebei druk. Maar je hebt zoveel samen, ook zoveel samen meegemaakt, dat je zelfs als je elkaar een jaar niet hebt gezien en je spreekt elkaar weer, je de draad kunt oppakken alsof er geen jaar tussen zat…

Ik hoop en ik denk ook dat u/jullie daar zelf ook voorbeelden van hebben – en hoe mooi is dat. Het leert ook wat er voor nodig is, wat je eraan kunt doen, om vrienden te hebben en te houden.

De andere kant is ook helaas maar al te waar: dat veel wat vriendschap heet of lijkt,oppervlakkig is, vluchtig, misschien een tijdje heel intensief, maar het verzandt, bloedt dood, of wordt afgekapt.

Er is in onze samenleving veel eenzaamheid, en dat niet alleen bij mensen die ouder zijn geworden of alleen zijn komen te staan als gevolg van overlijden of scheiding, maar ook bij mensen met te veel contacten om bij te houden, met een drukke agenda, en midden tussen een heleboel mensen.

Het kan ook in de kerk gebeuren dat mensen zich eenzaam voelen, zelfs als ze veel bezoek krijgen. Omdat je b.v. anders  bent dan die anderen, je niet begrepen of niet serieus genomen voelt, of verloren in een groep waar je je weg en je plekje niet kunt vinden, omdat je afkeurende blikken voelt of denkt dat ze wel zullen denken dat jij….of omdat je denkt dat niemand op jou zit te wachten….

Dat kan ook en zelfs in de kerk – waar juist gemeenschap voor in de mond ligt- en buiten de kerk is het echt erg. Niet voor niets was er eerder deze maand een ‘week van de eenzaamheid0  in Nederland, omdat het een serieus en omvangrijk probleem wordt in ons land – en dan wordt er van alles georganiseerd om mensen uit hun eenzaamheid te halen of in contact met anderen te brengen.  Dat is goed. Er ligt zeker ook een uitdaging in voor ons als kerk midden in zo’n samenleving. Maar,  als het niet verder komt dan die ene week in het jaar of straks weer rond kerst – en als het niet dieper gaat dan gezamenlijke activiteiten voor wie eenzaam zijn of zich eenzaam voelen – zal het een druppel zijn op een gloeiende plaat – want vriendschap is meer dan mensen kennen of iets samen doen.

Het is zoals al aangegeven van hart tot hart kunnen praten over alles wat je bezig houdt, het is emoties kunnen delen, elkaar leren begrijpen en aanvoelen en ook er zijn, juist als het moeilijk is, trouw zijn en in de vriendschap investeren, tijd maken voor elkaar, en interesse tonen in elkaar.

Kijk, en dan krijg je als erin investeert en als je trouw bent, ook veel terug: een echte vriend(in).

 Misschien een wel erg lange aanloop om te belanden bij die tekst van vanmorgen. Het is zeker in het licht van wat ik net over vrienden maken en houden zei, een vreemde uitspraak van Jezus:  Maak vrienden met behulp van de valse mammon opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen, wanneer de mammon er niet meer is”.        

En dan wordt een man ons tot voorbeeld gesteld die aan de kaak wordt gesteld als een oneerlijke rentmeester, een fraudeur, die ontslagen werd wegens wanbeheer en daarna met slimme trucjes zichzelf er bij de debiteuren van zijn ex-werkgever inkletste zodra die eigenlijk bij hem in het krijt stonden en zich wel verplicht zouden voelen om hem in huis te nemen of een baan te bezorgen.

En dat moet dan een voorbeeld zijn voor ons christenen: waren jullie maar zo slim en berekenend!

Ik moest denken aan teksten uit het Spreukenboek, zoals deze: “een arm mens wordt zelfs door zijn vriend gehaat, wie rijk is heeft veel vrienden“, maar is dat positief, zijn dat dan echte vrienden?

Een tweede spreuk scherpt dat aan: “wie veel vrienden heeft, raakt snel geruïneerd, een echte vriend is meer waard dan een broer” (18:24).  Jezus heeft er net over verteld  in de gelijkenis van de verloren zoon, hier vlak voor – 15: 11-32. Julllie kennen dat verhaal wel,  van die zoon die met zijn deel van de erfenis op zak op avontuur ging:  “Na enkele dagen verzilverde de jongste zoon zijn bezit en reisde af naar een ver land, waar hij een losbandig leven leidde en zijn vermogen verkwistte”.  Eerst was het elke dag tot in de kleine uurtjes feest met vast een heleboel vrienden en vriendinnetjes,  maar dan is het geld op en blijven ook de vrienden weg,  en het eindigt eenzaam in de goot: “Hij vroeg om werk bij een van de inwoners van dat land, die hem op het veld zijn varkens liet hoeden. Hij had graag zijn maag willen vullen met de peulen die de varkens te eten kregen, maar niemand gaf ze hem.”  Als dat geen eenzaamheid is!

Nou, precies daar is die rijke maar onbekwame en oneerlijke rentmeester bang voor, nu hij als gevolg van zijn wanbeheer aan de dijk is gezet en hij zich zorgen maakt over zijn toekomst: “Wat moet ik doen nu mijn heer mij het beheer afneemt? Werken op het land kan ik niet, en voor bedelen schaam ik me”. 

Herkenbaar ook in onze tijd, en dat niet alleen als mensen door eigen schuld of fraude ontslag hebben gekregen en heel wat moeten overwinnen om bij de sociale dienst aan te kloppen of de diakenen in te schakelen, of zich te melden bij de voedselbank .

Ik hoorde kort geleden dat ongeveer honderd gezinnen alleen al in Langedijk elke week daar langskomen, en dat er bij veel mensen heel veel schaamte is en sociaal isolement – weer:  eenzaamheid. Met alweer een uitdaging voor wie Jezus willen volgen, om iets van zijn liefde door te geven.

Mooi dat meer gebeurt vanuit de mensen van de voedselbank dan alleen een pakket eten meegeven, dat er oog voor mensen is en een luisterend oor voor de verhalen achter materiële nood – dan maak je de best wel unieke naam van die voedselbank waar – ‘Er is geloof, hoop en liefde’  (zo heet de voedselbank in Langedijk)

 Daarmee zijn we denk ik precies bij de kern bij wat de Heer Jezus ons met dit verhaal leren wil.

Dat is natuurlijk niet dat wat die rentmeester deed goed te praten valt: hij had het vermogen van zijn baas slecht beheerd, het staat er zwart op wit dat hij oneerlijk en onbetrouwbaar was – echt geen voorbeeld, en terecht ontslagen – hij kreeg van zijn baas geen vertrekpremie of bonus mee – zoals in onze tijd nogal eens gebeurt: ondanks een wanprestatie toch een gouden handdruk mee naar huis.

Tegelijk staat deze oneerlijke econoom ook weer wel model voor ons, voor hoe wij als mensen al sinds de opstand in het paradijs omgaan met wat de Schepper – zoals een uitlegger erover schrijft: “Mensen bezitten wel geld en goed, maar het komt hun niet toe. Vanwege wanbeheer is de mensen het ontslag door de dood aangezegd. Leerlingen van Jezus weten dat zij uit hun aardse bevoegdheden ontzet zullen worden…”……….en: “de tijd breekt aan dat alle bezittingen zullen wegvallen”.

Dat maakt bescheiden en zet ons met beide benen op de grond want zijn wij zoveel beter – als we bedenken hoe wij met de schepping omgaan, en met elkaar als mensen, met geld, tijd, onze eigen gezondheid en die van anderen, hoeveel voedsel in de schappen ligt waarvan algemeen bekend is dat het schade doet aan de gezondheid, en hoeveel gezond voedsel wordt verspild, hoe we omgaan met energie en water, met de oceanen, en met de dieren – is dat dan geen verkwisting van de eigendommen van de Heer van alle heren, en wat als Hij rekenschap vraagt?

Gemeente, het is Jezus die ons deze gelijkenis vertelt en zo ook ons allemaal een spiegel voorhoudt. Jezus die juist daarom door zijnVader naar deze aarde is gestuurd om te redden wat verloren is en verloren dreigt te gaan – en die daarvoor betaalde met de hoogste prijs die mogelijk is: zijn leven.

Gelukkig maar want daarom is het project schepping niet verloren maar is er een uitweg uit de crisis: hier wordt dat beeldend genoemd ‘eeuwige tenten’ – een toekomst na ontslag uit de dienst hier op aarde voor wie ‘kinderen van het licht’ mogen heten, omdat ze voor het licht Jezus kiezen. Wat niet hun verdienste is – waar u en jij en ik niet eerst een heleboel voor hoeven te presteren want Jezus is het licht voor de wereld en je hoeft alleen maar je vertrouwen aan Hem te geven.

Houd dat vast want anders lijkt dit verhaal ons op het verkeerde been te zetten alsof je je plek in die eeuwige tenten, je plek bij Vader thuis, zou kunnen en moeten kopen voor geld, of dat je door veel weg te geven aan anderen en zo mensen aan je te binden, straks wel in de hemel zal komen. Het kan niet genoeg benadrukt worden dat voor onze plek als is betaald, door Jezus namelijk.

Waar het Jezus om gaat, is om de keus voor het leven in zijn voetspoor, of leven voor jezelf. Ja, en hoe die keus uitpakt wordt zichtbaar in hoe we omgaan met wat de Heer ons toevertrouwt.

Zoals Jezus zelf het concreet maakt: “als jullie onbetrouwbaar blijken in de omgang met de valse mammon – de BGT vertaalt dat met: ‘dat ellendige geld’ – wie zal jullie dan werkelijk belangrijke dingen toevertrouwen? En als jullie onbetrouwbaar blijken met wat een ander toebehoort –God namelijk, Gods aarde, je leven dat God je geeft – wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt?” 

Zeg maar: als je niet functioneert als afdelingschef, hoe kun je dan ooit een eigen zaak runnen? Als je niet aan kunt wat je in beheer hebt van God, hoe kun  je dan strak met Christus regeren over Gods nieuwe wereld?

Kijk zo naar je leven hier en nu, als proeftijd, als stage, testcase voor de nieuwe wereld die komt.

Jezus zegt als vaker ook hier iets dat de mensen die het toen voor het eerst hoorden, rauw op het dak zal zijn gevallen: “de kinderen van deze wereld gaan slimmer met elkaar om dan de kinderen van het licht” – let wel, dat zei Jezus niet tegen b.v. op geld beluste Farizeeën, of corrupte tollenaars, er staat: “hij richtte zich ook tot zijn leerlingen” – mensen die hadden gekozen voor het licht van Jezus. Dus als u en jij en ik zich daar ook bij willen rekenen, worden wij ook aangesproken en opgeschud.

Nog maar even terug naar die ontslagen boekhouder die geprezen werd om zijn slimheid.

Het is niet helemaal duidelijk of hij de verlaging van de openstaande schulden van die klanten uit eigen zak heeft gefinanceerd of ten koste van zijn baas; misschien is het eerste wel het meest aannemelijk, anders had de baas hem vast niet geprezen maar hem eerder laten oppakken en opsluiten als niet alleen een slechte beheerder maar ook nog een oplichter en een dief.

Als de uitleg klopt dat hij een deel van de schulden van de klanten voor zijn rekening nam, leed hij daardoor verlies maar kwam daar de winst uit tevoorschijn van winst op langere termijn: sympathie bij die mensen die schuldvermindering kregen en hem daarvoor dankbaar zouden zijn, en die hem dan een dak boven zijn hoofd of misschien een baan zouden aanbieden…

De slimheid was dat de man zich had ingedekt voor na zijn ontslag en -zoals dat tegenwoordig heeft – goed had genetwerkt, wat hem van pas kon komen voor de tijd zonder werk en inkomen. In de hoop dat het spreekwoord waar zou worden voor hem: in de nood leer je je vrienden kennen.

Kijk, en dan zegt Jezus tegen wie van hem willen leren: “maak vrienden met behulp van de valse mammon” – geld dat vaak misbruikt wordt – “opdat jullie in de eeuwige tenten worden opgenomen wanneer de mammon er niet meer is” – zeg maar: geld en vermogen kun je niet meenemen naar de overkant, maar als je er nu goed mee bent omgegaan, hebt willen delen met wie tekort had – zul je straks niet eenzaam en dakloos achterblijven maar vele vrienden ontmoeten die je welkom heten.

Ik moest denken aan wat de Heer zegt in Matt. 25 over zorg voor wie hier op aarde onze zorg en ondersteunig nodig hebben, en over de beloning die ons wacht als we er waren voor wie een beroep op ons deden: “alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor Mij gedaan” – en daarom:  “kom en neem deel aan het koninkrijk dat al sinds de grondlegging van de wereld voor jullie bestemd is” = voor jullie is er het eeuwige leven.

Ja, en vergis je niet, dat omkijken naar anderen en zorgen voor anderen, dat je willen opofferen, dat begint hier en nu, in dit leven, vandaag als het goed is – dan kan ook de beloning nu al komen: dat je er vrienden bij krijgt, soms vrienden voor het leven, omdat je zo dichtbij kwam, naast die ander bent gekomen, niet als de grote weldoener of de ervaren hulpverlener die de zielige stakker wel eens zal helpen, maar als mens tot mens, als net zo kwetsbaar, als iemand die morgen ook steun nodig kan hebben of op de voedselbank aangewezen kan raken; als iemand die vanuit zichzelf diep in het rood staat bij God en alleen maar kan leven en toekomst heeft dankzij onverdiende genade.

Vrienden voor het Leven – het thema van deze dienst – en het zal u niet ontgaan zijn: hét Leven  (met een hoofdletter= het eeuwige leven, op Gods nieuwe wereld)

Jezus heeft het over eeuwige tenten als beeld voor het onderdak dat God in het vooruitzicht stelt – het heeft ook iets feestelijks – denk aan de tenten van het loofhuttenfeest – of aan een weekend met familie en vrienden op een camping rond de barbecue – je viert samen je verbondenheid.

Schokkend dat de Farizeeërs – geldzuchtig als ze waren –  hun neus optrokken voor Jezus. Dat zullen wij niet doen – maar wat doen wij met dit verhaal in de praktijk van ons leven?

Maken wij ons vrienden – door echte aandacht voor de ander, door van hart tot hart te praten met je broer of zus, je kind, je medekerklid ;  door ook concrete hulp te bieden waar nodig is en voor zover we kunnen; door niet alleen vanuit jezelf te denken en voor je zelf te leven maar door er te zijn voor anderen; door de minste te willen zijn; door naast de ander te staan?

Neem het mee als vraag:  Wat is echte vriendschap mij waard? Voor wie ben ik een vriend(in)?

En vergeet vooral nooit: ik mag een vriend van mijn Heer Jezus zijn!

Vriend voor hét Leven!

amen

 

 

 

 

liturgie morgendienst

votum en groet

zingen:              Ps. 66: 1,5,7

wet van God

zingen:              Ps. 119:  13,24

gebed

Schriftlezing:    Lucas 16: 1-15

zingen:              Ps. 62: 5,6

verkondiging:  Lucas 16: 9  ‘Vrienden voor het Leven’

zingen:             Zingend Geloven II, 111 (1,2,3) – melodie Dankt, dankt nu allen God

 

Zingend Geloven  II, 111

 

1.   Wij danken U o God,

      voor wat U hebt gegeven.

      Uw liefde en uw trouw

      omringen heel ons leven

      U hebt de mens aanvaard

      met heel zijn zwak bestaan.

      U gaf hem weer een plaats

      waarop hij vast mag staan.

 

2.   Wij danken U, O God,     

      voor wat U hebt gegeven.

      Want Christus is de kracht

      die ons als mens doet leven.

      Zijn liefde, die ons zocht,

      wijst ons het lichtend spoor;

      de liefde van de Heer

      geven wij and’ren door.

 

3.   Wij danken U, o God,

      voor wat U hebt gegeven.

      Wij zijn nu met elkaar

      verbonden voor het leven.

      Met grote dankbaarheid

      aanvaarden wij elkaar.

      Help ons te allen tijd;

      maak uw beloften waar.

 

gebed

collecte

zingen:            Ps. 68: 3,8

zegen

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Lucas 17: 32: Denk aan de vrouw van Lot!

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters

We zien bijna elke dag hartverscheurende beelden langskomen over mensen die op de vlucht zijn:  voor de dreiging van oorlog of aanslagen, of voor bosbranden, overstroming, of een vulkaan.

De overeenkomst is dat ze meestal met alleen de kleren die ze aanhebben en misschien nog de allerbasaalste bezittingen maar net het vege lijf hebben kunnen redden; en dat als je aarzelt of teruggaat omdat je nog meer mee wilt nemen waar je aan gehecht bent, dat je dood kan zijn.

Ook dichterbij zulke situaties in te denken: als je huis in brand staat of de dijken doorbreken en er geen tijd te verliezen is: je gaat niet je huis weer in voor spullen, het is rennen voor je leven!

Nou, dat is ook de boodschap van Jezus met het oog op Gods koninkrijk en de dag dat Hij verschijnt: zorg dat je er bij bent en dat je niet vooral bezig bent met vasthouden wat je hebt en mee te nemen wat je niet missen kunt.

Jezus zegt: “wie op die dag op het dak van zijn huis is moet niet naar beneden gaan om zijn bezittingen te halen, en wie op het land is moet niet naar huis terug willen gaan” – daar heb je de tijd niet meer voor en bovendien is leven meer dan bezit;  denk maar weer aan die vluchtelingen en aan dat brandende huis: “wie probeert zijn leven veilig te stellen zal het verliezen” – je wordt door dat vuur of die vulkaan of die vijanden gepakt en je bent je leven en je spullen erbij kwijt –“maar wie het verliest – het durft los te laten en achter te laten “zal het – hét leven – behouden”.

En het kan zomaar gebeuren, als niemand er op rekent, en alles gewoon zijn gang gaat net als elke dag: de een gaat naar de winkel, de ander zit in de auto op weg naar een klant, je gaat uit met vrienden, weer een ander is bezig voor school, we zitten samen in de kerk, of er is net een trouwerij aan de gang, en dan ineens is er crisis=oordeel – en sta je voor de keus aan welke kant je wilt staan.

Wat Jezus erover zegt is een duidelijke streep door de rekening van mensen die doen alsof ze de dag van de Heer kunnen berekenen of al aan zien komen, b.v. omdat het in de wereld steeds gevaarlijker en steeds gewelddadiger  wordt, of omdat het slecht gaat met het geloof en de kerk in onze westerse wereld of omdat er zoveel aardbevingen voorkomen en oorlogen worden gevoerd..

Maar pas ook op beslissende keuzes van je eigen leven weg te schuiven naar een verre toekomst.  Alsof het er niet elke dag op aan komt dat je leeft als volgeling van Jezus, en.. elke dag kan je laatste zijn..misschien juist wel een heel gewone dag, als de zon schijnt en er geen vuiltje aan de lucht is.

Jezus zei ook: het koninkrijk van God ligt binnen jullie bereik, staat tussen jullie in: Ik ben er nu al, en dus moet je dat rijk van God niet van je afschuiven naar een verre toekomst en doen alsof het jouw tijd wel duren zal, nee: elke dag sta je voor keuzes, hier en nu vallen de beslissingen. En dan komt het erop aan waar je staat en hoe je voorbereid bent, en is er geen tijd te verliezen.

Zoals bij een ramp, of als je iets geweldigs niet wil missen: dan ga niet eerst je spullen ophalen en als je onderweg bent ga je niet eerst terug naar huis want dan mis je de boot en als je op tijd omkeert kom je terecht in het kamp van de verliezers: het leven dat je dacht te redden, eindigt vruchteloos.

Jezus geeft er de waarschuwing bij – en dan komt het wel heel dichtbij – dat ieder moet kiezen, en wat kan leiden tot verschillende keuzes en een pijnlijke scheiding; de een gaat mee, de ander blijft achter: man en vrouw, twee beste vriendinnen,  goede collega’s, twee leden van dezelfde kerk. Dat is niet een kwestie van willekeur maar dan komt er uit wat er in zat, wat je deed of juist niet.

Heel treffend juist dan dat Jezus teruggrijpt naar lang geleden:  denk eens aan die vrouw van Lot. Die achterbleef terwijl haar man en dochters werden gered: ze keek om en werd een zuil van zout.

Voor  Lot en zijn familie kwam het als een donderslag bij heldere hemel: ineens twee onbekende mannen aan de deur met het  alarmerende bericht dat de stad waar ze een huis hadden en een gezin en ze een leven hadden opgebouwd,door een enorme ramp getroffen zou worden en met de grond gelijk gemaakt zou worden, en er niets anders op zat dan rennen voor hun leven:  vlug, ga hier weg, kijk zelfs niet meer om, anders gaan jullie er aan, samen met al die andere mensen in deze stad en de steden in de buurt, want de HEER gaat deze stad verwoesten vanwege alle slechtheid die gebeurt.

U weet denk ik wel wat hieraan vooraf ging, en wat het boek Genesis ons erover vertelt. Lot was een neef van Abra(ha)m. Samen met zijn oom en tante was hij naar Kanaän gegaan. Toen er problemen kwamen over te weinig weidegrond voor de groeiende kudden, liet Abram zijn neef kiezen waar hij wilde wonen en waar hij zijn kudden wilde laten grazen, en Lot koos toen voor de vruchtbare grond in de Jordanvallei, vlak bij steden als Sodom en Gomorra.

Later kocht Lot een huis  en ging hij in de stad wonen: een gegoede burger maar tegelijk altijd nog vreemdeling, wat ze hem voor de voeten gooien als hij de twee gasten niet wil uitleveren om ze te laten misbruiken: “dat woont hier als vreemdeling en wil ons de wet voorschrijven” (Gen. 19: 9)

We lezen verderop in de bijbel dat Lot niet meedeed met de slechtheid van Sodom en er onder geleden heeft. Petrus schrijft over “Lot, die rechtvaardig was en zwaar leed onder de losbandige levenswandel van die wettelozen…..  Deze rechtvaardige woonde te midden van hen, en dag in dag uit werd zijn rechtschapen ziel gekweld wanneer hij hoorde en zag hoe ze zich aan God noch gebod stoorden”.

Maar toch hadden Lot en zijn vrouw zich in Sodom gesetteld, was daar hun leven, dachten ze er niet over om te verhuizen, en hun dochters hadden verkering gekregen met mannen uit Sodom . Zo gaat dat vaak en wat een invloed heeft dat zomaar. Je ademt een klimaat van slechtheid in en krijgt er een tik van mee. Zomaar een grote tik.  Hoe kan anders Lot zijn dochters aanbieden aan de mannen van de stad om het in zijn ogen nog ergere te voorkomen van het misbruik van zijn gasten. En eenmaalgered kwam het tot incest van de dochters met hun vader nadat ze hem eerst dronken hadden  gevoerd. Je wordt er niet blij van als je allemaal leest en je indenkt.

Je kunt alleen maar blij worden van zoveel geduld en liefde van God dat hij trouw blijft zelfs als mensen ontrouw zijn en verkeerde keuzes maken – weer Petrus het vers erna: “de Heer blijkt vromen uit de beproeving te kunnen redden” . Het is maar wat je vromen noemt. God is echt een God van liefde en veel genade. Ja, en er zit ook een waarschuwing in, lees 1 Petrus 4: 18: “Als zij die rechtvaardig leven al ternauwernood gered kunnen worden, hoe moet het dan gaan met hen die zondigen doordat ze God niet gehoorzamen?”  . Het ging ook met Lot zoals ergens staat: ‘een brandhout uit het vuur gerukt’ (Zacharia 3: 2)

Eerder had God Abraham verteld wat zou gebeuren met Sodom en Abraham had om genade gesmeekt, voor Lot en zijn gezin, maar ook voor de stad als geheel, in de hoop dat er nog mensen waren die zich van de kwade praktijken distancieerden:   Heer, u laat toch niet de goeden onder de kwaden lijden, stel dat er vijftig goedwillende mensen zijn, wilt u dan om hen de stad sparen – en Abraham heeft de moed nog verder af te tellen: 45, 40, 30, 20, 10 – en elke keer belooft de Heer de stad dan niet te verwoesten – wat een genade, wat een geduld. Wat gaat God ver in zijn liefde.

Maar helaas, het blijken er zelfs geen tien te zijn,  zelfs de aanstaande schoonzoons laten zich niet waarschuwen en denken er niet aan de stad te verlaten – er staat: ze namen Lot niet serieus. Het zal bij vier mensen blijven die gered gaan worden : het echtpaar Lot en de twee dochters.

Dan begint de tijd te dringen en de boodschappers van God dringen erop aan haast te maken. Weer gaat God nog een stap met hen mee: ze mogen naar Soar, een stadje in de buurt. Omdat Lot bang is dat het niet meer lukt veilig aan de andere kant van de bergen te komen voordat de hel losbreekt. En zo worden de inwoners van Soar gespaard omdat God Lot en zijn gezin koste wat kost redden wil

Met zoveel woorden zeggen de twee engelen zelfs dat het oordeel zal worden uitgesteld totdat Lot en zijn gezin veilig in Soar zijn aangekomen – zo wordt Abrahams gebed toch verhoord en zal God niet de goeden  laten lijden met de slechten –  en profiteren de mensen van Soar mee van Gods genade.

Ja maar wat heeft het een moeite gekost om ze hun huis en de stad uit te krijgen, er staat: “toen Lot aarzelde, grepen de mannen hem en zijn vrouw en zijn twee dochters bij de hand, en ze trokken hen mee de stad uit” – omdat de HEER hen wilde sparen.  Maar wilden zij eigenlijk wel gered worden?

 In een van zijn liedjes over bijbelse figuren laat Stef Bos Lot aan het woord in zijn aarzeling

Ik sta op de grens                                       En als ik nu omkijk

Van vroeger en later                                   Ben ik verloren

Voor mij een ruimte                                    Maar iets houdt me tegen
Die ik nog niet ken                                      Om verder te gaan
Achter mij alles                                           Als ik nu omkijk
Wat ik achter moet laten                             Dan blijf ik voor altijd
Ik sta hier met niets meer                           Gevangen in alles
Dan alleen wie ik ben                                Wat niet meer bestaat

Lot aarzelde, zijn dochters ook, maar ze lieten zich lostrekken en werden gered – mevrouw Lot niet.

Laten wij Lot en zijn vrouw maar niet hard vallen, laat staan veroordelen, want ga maar eens in hun schoenen staan: wat zou u doen, en jij als je alles wat je hebt voorgoed moet achterlaten, loslaten? Er zijn voorbeelden genoeg dat mensen als het vuur steeds heter onder hun voeten wordt of het water hen aan de lippen staat, het vertrek zo lang mogelijk uitstellen of zelfs weigeren weg te gaan zodat er politie ze moet dwingen, want o hun huis, hun spulletje, de huisdieren, zoveel dat je lief is en dat je toch niet zomaar kunt achterlaten en wie weet valt het nog mee en kan het vuur op tijd worden geblust of komt het water net niet tot aan jouw huis;je zult maar alles kwijt zijn wat je met zoveel zorg bij elkaar hebt gewerkt of gespaard, waar je zo aan gehecht bent, wat je niet wilt missen.

Wat dan de doorslag geeft is of je de ernst van de situatie inziet of onderschat: als je weet dat het echt een kwestie is van leven of dood, dan vergeet je alles en wil je wel rennen, wil je wel gered worden; maar als je denkt dat het zo’n vaart niet lopen zal, dat de ellende jouw deur wel zal voorbijgaan, dan neem je de dreiging niet serieus met alle gevaren van dien – het heeft veel mensen het leven gekost, noem het eigenwijs of naïef, oordelen over anderen is een oordeel over jezelf.

We zongen dat wie zijn ziel= zijn zelf opgebouwde en gekoesterde leventje – niet prijsgeeft maar vasthoudt tot het eind, wie zijn bestaan niet kruisigt, gaat voorgoed verloren – je leven loopt stuk en dood.  Angstaanjagend, dat beeld van die gieren!

Dat is ook het lot geworden van de vrouw van Lot, of liever: het gevolg van haar dralen en treuzelen zodat het onheil haar ingehaald heeft en ze niet zoals haar man en dochters op het nippertje werd gered, er staat dat ze toch omkeek en werd tot een zuil van zout – Lot liet zich redden maar zij niet.

En weer, denk er niet te makkelijk over. Veroordeel niet, Jezus doet het ook niet maar Hij spreekt zijn  leerlingen toen en ons vandaag aan om ervan te leren, en wat haar overkwam ter harte te nemen.

Nog altijd staat in dat ruige landschap in de buurt van de Dode Zee een  stuk rots dat op een vrouw lijkt en daarom ‘de vrouw van Lot’heet, een bekende toeristische trekpleister voor Israël – gangers.

Natuurlijk is het niet echt Lots vrouw maar wel een waarschuwing, een soort monument, en op die manier maakt dat stuk rots zichtbaar wat de Heer Jezus zei tegen zijn leerlingen en dus ook tegen ons als we van Hem willen leren: denk aan de vrouw van Lot, en neem ter harte wat haar overkomen is.

Maar wat is er nou gebeurd met die vrouw van Lot en waarom was dat omkijken nou zo fataal?

Daar zijn verschillende theorieën op losgelaten. Zo staat in mijn Studiebijbel: “Sommigen denken dat het dode lichaam van Lots vrouw, die ter plekke dodelijk werd getroffen (of stikte door de dampen die uit de grond opstegen), snel werd bedekt met een dikke zoutlaag”.  Een andere interessant theorie herinnert aan een eerder gebeuren waarover verteld wordt in Genesis 14, de strijd van een aantal koninkjes uit die streek tegen elkaar. In vers 10 lezen we: “het Siddimdal nu was vol asfaltputten; de koningen van Sodom en Gomorra vluchtten en vielen daarin, en de overgeblevenen vluchtten naar het bergland”. De vrouw van Lot zou dan doordat ze steeds omkeek in een van die putten zijn gevallen waar ze niet meer uit kon komen.

Maar wat er precies gebeurd is is niet meer te achterhalen, het gaat om dat omkijken en stilstaan. Nou, het is meer geweest dan al hollend even over je schouder kijken wat bezig was te gaan gebeuren; ze heeft waarschijnlijk getreuzeld, is steeds blijven staan en achterop gekomen, en dat omdat ze niet los kon komen van het mooie leventje dat ze tot dan toe had en de spullen in haar huis in Sodom – en omdat ze er niet aan wilde dat het echt allemaal vernietigd zou worden.  Zeg maar: ze bleef stilstaan in plaats van de vaart erin te houden, en toen verstarde/versteende ze

Iemand schrijft: “Woede, angst vertwijfeling, zich verlaten en alleen voelen – al deze emoties zullen wel door haar heen zijn gegaan en dan gebeurt het bijna automatisch – ze kijkt achterom, verlangend naar wat zij heeft gehad. en wat zij ziet laat haar verstarren, het verleden houdt haar gevangen, ze is niet meer in staat om nog een stap verder te gaan. Weg toekomst. Weg leven. Ze is een dode pier. Een zuil van zout”…..en dezelfde schrijfster trekt de lijn door en benoemt het als een maar al te menselijke reactie van angst voor het nieuwe en onbekende, om dan het verleden te  idealiseren.

Jezus zegt dat als je Hem wilt volgen je niet moet blijven stilstaan of achterom kijken:  “Wie de hand aan de ploeg slaat en achterom blijft kijken, is niet geschikt voor het koninkrijk van God.”

Dat zet ons als het goed is aan het denken, niet maar over de toekomst maar over het hier en nu. Want het kan ook ons gebeuren dat we zo gehecht zijn aan wat we nu hebben, koesteren, willen vasthouden, ten koste van veel of alles: ons huis, onze spullen, onze voorrechten en vermeende rechten, maar ook mensen als familie en vrienden, en wat we als kerk opgebouwd hebben en zien als iets dat je niet op kunt geven.  En als dat dan wegvalt of verandert, hoeft het niet meer zo, worden we zuur of verbitterd . We zijn niet meer vooruit te branden, we groeien niet meer, we verstenen.

Terwijl de Heer in de bijbel ons in beweging zet: we hebben hier geen blijvende stad, we zijn op weg. En we steeds weer wakker geschud worden: wees waakzaam en goed voorbereid, om je Heer te ontmoeten en de doorbraak van zijn rijk mee te maken: die wereld waar recht gedaan wordt en vrede blijvend is.  Het is werkelijk  waar:  wie zijn leven wil en durft verliezen, zal het – hét Leven – behouden, winnen!

Kijk dus niet achterom en om je heen – krampachtig, bezorgd, angstig, hebberig – maar kijk vooruit! Dat is de keus waarvoor Jezus stelt, en een vraag om mee te nemen deze week verder door: durf ik loslaten, desnoods verliezen, wat me in de weg zit om op weg te gaan achter Jezus aan?

Jezus die zegt: waar je schat is, zal je hart zijn;  dus de vraag voor u en jou en mij:  wat is mijn schat?

Dat beslist over wat je doet als de Heer komt en je roept -het kan elke dag zijn-:  Ik ben er, ga je mee?   Sta je dan klaar, of wil je dan nog wel eerst dit of moet dan nog eerst dat – wil je wel gered worden?

De vraag: wil ik mee – met mijn Heer, naar zijn rijk – of blijf ik liever achter in mijn eigen koninkrijkjes?

De Heer wacht op uw, en jouw, en mijn antwoord.                

                                                                               amen                             

                                                                                                           

liturgie morgendienst

votum en groet

zingen:   Gz. 141: 1,2

wet van God

zingen:   Ps. 97: 3,5

gebed

Schriftlezing:  Gen. 19: 15-29

zingen:  Ps. 11 (1,2,3)

Schriftlezing:  Luc. 17: 28-37

zingen:  Lied 252: 3,4

verkondiging:  Lucas 17: 32

zingen:  Lied 300: 1,4,6

gebed

collecte

zingen:  Gz. 141: 3

zegen

Psalm 116a: Heb ik God lief?

 

 

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,

Houd je nog van me? Dat wordt elke dag heel wat keren ge­vraag­d, in allerlei relaties. Vaak omdat je graag nog eens horen wil: natuurlijk houd ik veel van je. Maar er kan soms ook zomaar een spoor van twijfel in doorklinken: je zegt dat nou wel, maar is het ook zo?

Dat kan te maken hebben met hoe de ander zich gedraagt: als je van me houdt,waarom doe je dan zo? waarom merk ik er dan zo weinig van? meen je het wel?

Kinderen kunnen het een beetje bang vragen als vader of moeder erg boos zijn geweest -en je het er naar hebt gemaakt! – maar u houdt toch nog wel van me?Een man kan aan zijn vrouw twijfelen, of een vrouw aan haar man: houd je echt nog van me?   Het kan zomaar gebeuren, las ik ergens, dat een relatie tussen mensen voorspelbaar wordt. Een platgetreden paadje. Een kwestie van sleur. Alles gaat zo zijn gangetje, maar het vuur is er uit. Er is niets verrassends meer. Je hebt elkaar niet zoveel meer te zeggen.

Ik zeg niets nieuws als ik dat doortrek naar ons geestelijk leven en ons kerkelijk leven. Ook daar kan zo maar gewenning en sleur insluipen. Denk aan ons bijbellezen en ons bidden. Aan hoe we de kerkdien­sten ervaren. Aan ons zingen. Aan je werk als ouderling of diaken, dominee.

In de bijbel komen we soms het verwijt tegen dat ‘de eerste liefde’ verlaten is.  Dat wat eerst oplaaide als een vuur op een laag pitje is gekomen. Paulus waarschuwt ons: doof de Geest – het vuur van de Geest –  niet uit.  Dat kan zomaar gebeuren

Vanavond vraagt de HEER u en jou en mij : houd je nog van Mij?

Het is goed de vraag van tijd tot tijd aan jezelf en aan elkaar te stellen: heb ik, heb jij God echt lief?

Op die vraag kunnen we pas goed een antwoord geven als we zicht hebben gekregen op wat dat inhoudt en waar dat dan uit zal blijken, dat we de HEER liefhebben.  Daarover gaat het vanavond, aan de hand van die bekende en graag gezongen psalm 116: God heb ik lief, want die getrouwe Heer..­.Een van de eerste psalmen die je als kind op school leert. Is het ook een psalm die met ons meegaat het leven door, die typerend is voor hoe we leven:

God heb ik lief…boven al­les…en dus heb ik ook mijn naaste lief…? Is dat de grond­toon van uw en jouw en mijn leven?  En is dat te merken, vandaag en ook morgen…

Heb ik God lief?   Dat blijkt uit:

1. hoe ik met Hem omga;

2. wat ik van Hem verwacht;

3. of ik voor Hem leef;

4. dat ik samen met anderen Hem loof.

 

1. Heb ik God lief? De eerste vraag: hoe ga ik met God om?

   Eigenlijk moet je zo’n psalm niet even vluchtig doorlezen. Wil je zo’n lied je eigen maken en de betekenis en vooral de troost eruit halen voor je eigen leven, dan moet je als het ware in de huid van de dichter kruipen, met hem meedenken, en vooral ook met hem meezingen, en dat samen bewust doen.

Steeds meer proef je dan de geweldige spanning en vooral de verwondering en de blijheid er doorheen trillen. God heb ik lief…ja wat een wonder!…je zult ook maar zo’n God hebben! Een relatie met deze God was voor de dichter veel, zelfs alles waard.

Hoe is dat met u/jou/mij?

God heb ik lief….maar dat staat er strikt genomen niet: ik heb de HEER lief. En u weet: dat is de naam van God die ervan spreekt dat Hij met mensen die dat totaal niet verdiend heb­ben, van zijn kant een relatie legt, en daar ook voor staat. HEER- op z’n hebreeuws Jahwe – dat is God die trouw is. Die niet opgeeft wat Hij heeft met ons. Die ons nooit laat vallen.

Nou, dat had die dichter aan den lijve ondervonden. Door heel dit lied heen horen we zijn ‘want’ en zijn ‘daaroms’. Zoiets als: niet ik heb eerst God, maar God heeft eerst mij liefge­had, en dat laten merken ook. Als de God die oog en oor voor mensen heeft, en vooral hart voor me heeft. Die te hulp komt.

Waarmee maar gezegd wil zijn dat de grote liefde eerst van Gods kant is gekomen. Als ik het heel kort zeg, is het hier: ik heb de HEER lief, want Hij heeft me het leven gered. Wie zou hem of haar niet dankbaar zijn aan wie je je leven te danken hebt? Omdat die je uit het water heeft gehaald of gered vanaf een zinkend schip of uit een brandend huis? Laat staan dat die ander dat heeft gedaan met gevaar voor eigen leven. Er zelfs eigen leven bij ingeschoten heeft? Zoveel ben ik hem waard. Nou, zoveel is het leven van zijn kinderen Vader waard!

De psalm is vol van die liefde van de Vader voor wie zich zijn kinderen mogen weten. Een liefde die zichtbaar wordt in liefdevolle aandacht, in daadwerkelijke hulp, in bevrijding. Daarin is God tot het uiterste gegaan toen Hij zijn Zoon in deze onveilige en vaak zo kapotte wereld stuurde, en toen Jezus nog veel dieper eronder door ging dan ooit een mens er onderdoor moet gaan. Zo diep dat zijn Vader naar hem niet meer luisterde, en Hij echt ervaren moest de banden van de dood en de angsten van de hel, die Hem alle troost deden missen. En Hij het uitschreeuwde: mijn God, mijn God! Waarom? Waarom laat U mij in de steek? Luistert U niet meer? Zit uw hart op slot?

Geweldig, die  God wil nou ook onze Vader zijn. Om Jezus’ wil steekt Hij zijn handen naar ons uit en zegt Hij tegen ons: zoveel houd ik nou van jou, dat Ik dat allemaal ook voor jou overhad. En omdat je me zoveel waard ben, wil Ik naar je luisteren en voor je zorgen en je redden..De Here zegt: Ik ben toch je Vader; jij bent toch mijn kind?

Maar hoe weten we dat zo zeker? We ervaren dat vaak helemaal niet zo sterk. Als mensen vandaag zeggen dat ze in hun dage­lijkse leven God niet ervaren, en het voor hen zelfs de vraag is of er wel een God bestaat, ligt dat altijd zo ver van ons af? Hoe kun je nou van God houden als je Vader, als God zo ver weg van je is?

Ja maar, ligt dat niet aan onszelf? Aan ons die zelf van huis zijn weggelopen zoals die verloren  zoon uit dat verhaal? Is niet vooral het probleem dat wij ons afstandelijk opstellen en God bij ons weg houden?  Dat we het vooral eerst zelf willen oplossen voordat we God en mensen te hulp roepen?

We kunnen van de dichter van deze psalm leren dat we niet op een afstand moeten blijven toekijken of God wat doet en hoe hij het doet, maar dat we naar de HEER toe moeten gaan, en Hem te hulp roepen. De liefde die om te beginnen van die ene kant gekomen is – van Gods kant – wil beantwoord worden, en gevoed. We moeten er ook de tijd voor nemen: leren luisteren, ons laten aanspreken en aansporen, en daar ook elkaar bij helpen. Net zoals in een huwelijk kan ook hier de liefde niet van één kant komen. En moet liefde ook gevoed en beleefd worden. De HEER wil ons er bij helpen, door zijn Geest. Laten wij ons helpen? En willen we ook elkaar er bij helpen, jong en oud? Willen we echt groeien?

2. Heb ik God lief? Vervolgens: wat verwacht ik van de HEER?

Scherper nog: verwacht ik eigenlijk nog wel wat van God? Of heb ik zo het gevoel dat geloven in God toch niks helpt en me niks oplevert? En probeer ik mezelf er zo goed mogelijk door­heen te slaan? Of heb ik en zoek ik allerlei andere ijzers in het vuur?

Psalm 116 is een lied vanuit de diepte. Wat er precies met de dichter aan de hand geweest is, blijft wat in het vage. Er is wel gezegd: met opzet, en gelukkig maar. Zo kan deze psalm troost geven aan mensen in alle tijden en onder allerlei heel verschillende omstandigheden. Dan hebben wij er ook nog wat aan!

Wat wel overduidelijk is, dat is dat deze dichter heel veel van de Here verwacht. Alles eigenlijk. Redding uit de nood. Leven uit de dood. Diep in de put schreeuwde hij in doodsnood tot de Here. Angstig en benauwd riep hij de HEER te hulp: ach HEER, red mijn leven. Van mensen had hij niks te verwachten. Hoe vaak wordt je niet in je medemensen teleurgesteld. Maar de HEER stelt je nooit teleur. Zoals die dichter ervaren had. En iedereen die gelovig naar de Here vlucht, mag ervaren: de HEER waakt over wie zichzelf niet redden kan en geen helper heeft.

In de psalm ontmoeten we een God van wie je veel verwachten mag. Een God met hart voor wie er beroerd en hopeloos aan toe zijn. Een God die oren heeft naar het geroep en het gebed van zijn kinderen ver van huis of diep in de put. Een God die oog heeft voor waar het bij ons aan schort of waar wij mee zitten. Een God die er ook wat aan wil doen. Medelijdend niet alleen, maar machtig om te bevrijden, en weer op de been te hel­pen. Die kan redden uit de nood en zelfs van de dood. En die dat zo vaak heeft gedaan en ook steeds weer wil doen. Ook voor u/jou!

 

Misschien twijfelt u daar nou juist aan. Is jouw ervaring zo anders. Zijn de klachten u uit het hart gegrepen: waarom doet God er nou niks aan? HEER, waarom slaapt U? Gaat het bij u zo als bij de dichter van die andere psalm (77): roepend om bij God gehoor te vinden, roep en smeek ik onverpoosd, maar mijn ziel blijft ongetroost..? Ik wil daar niks van af doen. Zelfs de psalmen, de bijbel zelf, geven stem aan die gevoelens. U mag het uitschreeuwen: Here, waar bent U nou? Here, laat toch wat van U horen en van U merken! HEER,u vergeet mij toch niet?

Zo roepen, bidden, worstelen, het is er een uiting van dat u nog veel verwacht van de HEER. Anders roep je zo niet. Het kan zijn dat de Here  geduld vraagt. Niet meteen aan onze wensen tege­moet komt. Het heel anders doet dan wij in onze gedachten hadden. Een wending geeft aan je leven die je pas veel later gaat begrijpen. Ons hard aanpakt, juist om ons weer op zijn spoor te krijgen. Me teleren dat ik zelf geen stap kan zet­ten. Je met beide benen op de grond van het geloof te zetten.

Wat verwacht ik van God? Wat mag ik van Jezus verwachten?Nou, in elk geval liefdevolle aandacht, zorg, betrokkenheid. Als je echt van God houdt, dan krijg je daar ook steeds meer oog voor en oren naar. Dan voel je die liefde van de Here overal om je heen. Dan ga je in de kleine en grote dingen van je leven zijn zorg en zijn leiding ondervinden. Dan groei je steeds meer naar Hem toe, ook en juist als het erom gaan spannen en alles zoveel tegenzit en je bij de handen afbreekt. Je kunt nog maar één kant op: Heer, waar nou heen? naar U alleen! U zult me niet – nooit – verstoten. U bent m’n Vader!

Heb ik God lief? Vertrouw ik Vader m’n leven toe, helemaal? Of durf ik die stap niet aan: me overgeven aan zijn genade? Daar valt de beslissing. Die doorwerkt in wat ik ben en doe.

3. Heb ik God lief? Als derde: leef ik echt met en voor God?

Heb ik God lief? Het hangt er van af of ik echt ervoor kiesm’n leven aan de Here te wijden. Of Hij me zo alles is, dat ik niet meer zonder Hem kan. Of ik –  staat in het avondmaals­formulier – uit dankbaarheid met heel mijn leven God de Here wil dienen en voor Hem wil leven, oprecht en van harte.

Psalm 116 is een psalm waar de dankbaarheid van af straalt. De dichter kan zijn blijdschap en dankbaarheid niet op voor zoveel dat de Here voor hem heeft gedaan: z’n leven gered! Hoor maar: hoe zal ik de Here teruggeven voor al het goede aan mij besteed? Liefde blijft niet in woorden steken. Liefde wil handen en voeten krijgen in wat je zegt en hoe je doet. Zo is het toch ook in een huwelijk, als je vrienden bent, of in het omgaan met elkaar als ouders en kinderen. Je kunt honderd keer zeggen: ik hou zoveel van je – maar als je er niks van laat merken….dan kan die ander terecht zeggen: laat dan dan maar eens zien. Woorden alleen zijn zomaar goedkoop. Zeggen niks..

De Israëliet maakte concreet dat hij van God hield door naar de tempel te gaan en de Here offers te brengen. Door feest te vieren onder de ogen van de Here die in de tempel wilde wonen.

Deze psalm heeft het over geloften en lofoffers. De dichter bedankte openlijk de Here – iedereen moest het horen en mocht samen met hem de Here bedanken en de Here lof en eer geven.

Ja maar, dat moest dan wel doorwerken in heel je leven. De Here zei ook vaak genoeg dat gehoorzaamheid voor Hem meer waard was dan een hele massa offers. En de Here Jezus heeft het meer dan eens gezegd: God liefhebben is zijn geboden doen.

Als je van iemand houdt, zul je alles doen om het hem of haar naar de zin te maken. Je houdt als je van elkaar houdt, reke­ning met elkaar. Hoe langer je met elkaar omgaat, hoe beter je weet wat de ander fijn vindt en waar die ander een hekel aan heeft. En dan ga je niet meer dwars door alles heen je eigen gang en doe je niet altijd je eigen zin, maar je hebt er plezier je de ander een plezier te doen. Je leeft niet alleen maar voor jezelf en op jezelf,maar je hebt alles over voor hem of haar van wie je zoveel houdt. Je groeit naar elkaar toe.

Dat proeven we ook in psalm 116. De dichter noemt zich: uw knecht.Gods dienstwillige dienaar. Ook: de zoon van uw dienst­maagd. Het zat blijkbaar in de familie: God de eerste plaats. Dat had de man van thuis uit meegekregen. Van moeder geleerd. De Here had zijn leven gered – nou was de Here zijn lust en zijn leven. Buiten de Here om heb je toch ook geen leven?

Heb ik God lief? Het ja of nee tekent zich af in waar ons hart naar uitgaat en hoe ons leven eruit ziet. Vanmiddag komt dat nog wat uitvoeriger aan de orde als we voor de keus komen te staan of we God liefhebben of eigenlijk toch meer de wereld zonder God. Kiezen moeten we, want je kunt geen twee heren dienen en niet van twee walletjes heten: een beetje van God houden maar ook een beetje of een beetje veel van dat waar God niet in past of een afkeer van heeft. Het is de Een of het ander. Dat kan best veel pijn doen. Offers vragen.  Jezus heeft het als het over geloven gaat en dienen van Hem over strijden, jezelf verloo­che­nen, een kruis achter Hem aan dragen. En dat artikel zet tegenover elkaar: dat God bepaalde dingen die ik graag doe niet leuk vindt, terwijl voor een mens het leven pas echt leuk is als God er niet in voorkomt”. Zo misvormd zijn we door de zonde.

Kijk,en dat gaat veranderen als je echt van God gaat hou­den. Dan wordt Hij nummer één in m’n leven. En dus is niet beslis­send wat gewoon in mijzelf opkomt en doe en laat ik ook niet van alles en nog wat om er maar bij te horen – nee, want ik hoor er al bij. Bij God namelijk, en bij wie van God zijn. En dat is me zoveel waard dat ik dat niet op het spel wil zetten.Dat je God niet meer kwijt wilt. Dat je voor Hem wilt leven.

Heb ik God zo lief? Heb je dat voor Hem over? Heel je leven? Wilt u er alles aan doen om bij God in de buurt te blijven? We komen er steeds weer achter: als het van mezelf moet komen, dan wordt het niks. Komt er niks van terecht. Maar we bidden erom: neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer; neem mijn handen, maak ze sterk, trouw en vaardig tot uw werk; en ook: neem mijn stem, opdat mijn lied – U hulde biedt.

4. Heb ik God lief-kort en tot slot: loof ik-samen met ande­ren -Hem?

Geloven doe je niet alleen maar samen. God liefhebben uit zich er ook in                                                                                                                                                                                    dat we samen zingen, bidden, en elkaar helpen God te loven.

Liefde leert loven. Hier al. En straks zonder wanklank.

amen

 

 

liturgie avonddienst CGK-GKV 

 

welkom

zingen:        Gz. 426: 1,5 LB

we worden stil voor God

votum en groet

zingen:        Ps. 116: 1,3,7,10  GK

gebed

Schriftlezing: Psalm 116

zingen:        Ps. 18: 1

tekst:  Psalm 116: 1a

zingen:        Gz. 473: 1,2,3,5,10

gebed

collecte

geloofsbelijdenis

zingen:        Opwekking 366 (1,2,3)

zegen

amen:          Gz. 456: 3