Bomen in de Bijbel 2: Geworteld of ont-aard Psalm 1

Belijdenis van afhankelijkheid – amen
Groet –amen
Zingen: Ps. 103: 4,5,6 DNP
Wetslezing
Zingen: Opwekking 244
Gebed
Bijbellezing: Jeremia 17: 1-8
Zingen: Ps. 1: 1,2,3 Levensliederen

1. Gelukkig is de man die niet bezwijkt
voor slecht advies dat veelbelovend lijkt.
Hij staat niet stil bij zondaars en hun zaken,
en zit niet waar ze God belachelijk maken.
Nee, hij geniet van wat de HEER hem leert:
zijn wet waaruit hij dag en nacht citeert.

2. Hij is te vergelijken met een boom,
geplant aan water dat aanhoudend stroomt:
een boom die op zijn tijd veel vrucht zal dragen,
zijn blad blijft groen, zelfs op de heetste dagen.
Hij groeit en bloeit, het gaat hem voor de wind,
de HEER is hem in alles goedgezind.

3. Hoe anders is de mens die zonde zaait.
Hij lijkt op kaf dat met de wind verwaait.
Het eerlijk oordeel zal hij niet verdragen
en bij rechtvaardigen zal hij vervagen.
Wie slecht is gaat op weg naar duisternis.
De HEER gaat mee met wie rechtvaardig is.
Tekstlezing: Psalm 1
Preek

Zingen: NLB 220: 1, 4 ‘Zoals een bloem zijn kelk heft naar de zon’ (evt mel. Ps. 119)

Gebed

Collecte

Zingen: NLB 425 ‘Vervuld van uw zegen’

Zegen
————————————————————————————————-

Verkondiging Psalm 1 Geworteld of ont-aard?

Gemeente van onze Heer
‘Gelukkig de mens….’
In oudere vertalingen -welzalig de man. Het past in een tijd waarin mannen in gezin, staat en maatschappij de leiding hadden maar wat deze psalm ons wil leren geldt ons allemaal: man en vrouw, oud en jong, burgers maar ook overheidspersonen, personeel en net zo goed leidinggevenden. Gelukkig de mens: welzalig, zoiets als: je bent gezegend, te feliciteren, goed af…

Ja, maar wanneer dan en hoe dan, wie is die mens die gelukkig is, of wordt? Een actuele vraag ook in 2019, voor veel mensen een brandende vraag. Ook een vraag die onderzoeksbureaus om de haverklap stellen: ben jij gelukkig?
De uitslagen van dat soort onderzoeken geven voor wat Nederland betreft te denken. Keer op keer komt eruit dat veel mensen aangeven best gelukkig te zijn – nog wel – maar zich zorgen te maken over hun toekomst en die van hun kinderen en zekerr van hun kleinkinderen, en ook zijn veel mensen somber over de staat van ons land.

Het Sociaal Cultureel Planbureau geeft aan dat mensen zorgen hebben over hoe we samenleven – of juist steeds minder samen en meer los van elkaar en tegenover elkaar – over te veel immigratie en te weinig integratie, over inkomen en pensioen met een groeiende kloof tussen steeds rijkeren en steeds meer achterblijvenden en armer wordenden, om nog maar te zwijgen over de klimaatcrisis en wat eraan te doen, of juist de ontkenning ervan vanuit de angst dat het ons te veel gaat kosten.
Er is ook een steeds groter wantrouwen tegen wat heet de gevestigde politiek, de media die links bevooroordeeld gevonden worden, en tegen wie van buiten komen…
In een recent gehouden lezing wordt gesteld dat er een somberheid heerst “die met geen economisch groeicijfer te verjagen is…een gebrek aan hoop die met geen loonsverhoging valt op te lossen…een wantrouwen in politici waardoor de verleiding om helemaal niet meer te stemmen of om op extreme uiteinden te stemmen steeds groter wordt….een zorg over onze samenleving en een heimwee naar vervlogen tijden, die aan ons allemaal vreet.” Tot zover het citaat uit die recente lezing.

Maar wat heeft dat nou te maken met die psalm waarmee het psalmboek begint?
Ik denk dat wat ik net in grote lijnen schetste, daar heel veel mee te maken heeft. Want het dieperliggende probleem van onze samenleving is dat veel mensen en ook de samenleving als geheel losgeraakt zijn van hun wortels en dus ook van elkaar. Het gaat nogal eens over onze identiteit als Nederland, die bedreigd zou worden door de instroom van mensen met een andere cultuur en religie, maar dan wordt vergeten dat al veel langer er een ontworteling aan de gang is, een ont-aarding.

Niet dat vroeger alles beter was, in de tijd van verzuiling en vaste kaders die met de nodige sociale controle al te vaak fungeerden als keurslijf: zo hoort het, zo doen we het – maar uit verzet en afkeer daartegen zijn veel mensen stuurloos geworden en cynisch, en bij gebrek aan eigen overtuiging en aan goede voorbeelden, laten ze zich door de ene na de andere zichzelf als leider en redder opwerpende roeptoeter op sleeptouw nemen. Ik denk aan wat de apostel Paulus schreef over gevaren die in zijn tijd al speelden voor de jonge christelijke gemeente: van stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien, “met wat er maar verkondigd wordt door mensen die tot alles in staat zijn wanneer ze anderen listig en doortrapt op een dwaalspoor willen brengen”. Maar dan is er houvast en veiligheid als je samen je verbonden weet met de Heer Jezus: “dan zullen we, door ons aan de waarheid te houden en elkaar lief te hebben, samen volledig toegroeien naar Hem die het hoofd is, Christus.”(Ef. 4: 14-15).

Nou, daarmee zijn we weer helemaal terug bij die psalm, bij de boom en het kaf. Paulus heeft het over een schip dat stuurloos is midden in een hevige storm, maar je kunt ook denken aan boom die door een storm geteisterd wordt maar stevig overeind blijft – als die boom maar goed verworteld is in de aarde – daar kan zo’n boom wel tegen; het is pas een probleem als de wortels losraken en de boom op zichzelf komt.
Of – dat beeld schetst Jeremia in een tekst die sterk aan Psalm 1 doet denken maar in tegenstelling tot de psalm begint de profeet met het negatieve – zo’n boom blijft nog wel staan maar in plaats van te bloeien en vruchten op te leveren is het een armzalig en troosteloos geval: “een struik in een dorre vlakte, hij merkt de komst van de regen niet op, hij staat in een steenwoestijn, in een verzilt en verlaten land”.

En wanneer gaat een mens op zo’n kale struik lijken, in zo’n onvruchtbaar oord? Nou, dat is het lot van “wie op een mens vertrouwt, wie zijn kracht ontleent aan stervelingen, wie zich afkeert van de HEER” – en meteen maar de psalm erbij: dat kan gebeuren met wie “bezwijkt voor slecht advies dat veelbelovend lijkt, wie meeloopt met zondaars en hun zaken, en met wie God belachelijk maken”.

“Hij lijkt op kaf dat met de wind verwaait”- er blijft niets van over, je houdt het niet.
Wat je ook leert uit de geschiedenis en ziet om je heen: mensen die afhaken, ongeïnteresseerd zich niet willen binden of echt in problemen verdiepen maar wel met wat oneliners op social media wild om zich heenslaan, verkiezingswinst die zomaar weer verdampt, ouderen die vereenzamen en verkommeren omdat er voor hen geen tijd en aandacht meer is, jongeren met een burnout en zonder perspectief.

Maar laten we eerst nog wat meer aandacht geven aan wat hier staat over bomen. Tenslotte is dit de tweede preek in de serie over Bomen in de Bijbel. De psalm gaat er vanuit dat het goed gaat met een boom als die aan water geplant is, letterlijk: aan waterbeken, aan stromend water – dan is de boom fris en groen en komen er vruchten aan – zo niet, dan verdrogen de bladeren en komen er geen appels of peren of kersen aan – daarom is belangrijk dat de boom voedsel kan opzuigen via de wortels uit het grondwater – maar de boom mag niet met z’n voeten blijvend in het water staan want dan gaan de wortels rotten en gaat de boom dood.
En als zo’n boom verder weg staat van water, moet die zeker na het planten veel water krijgen – als de boom ouder wordt hoeft dat in het natte Nederland niet meer. verworteld zijn, daar gaat het om, en dus is ook de grondsoort wel van belang, en hoe dieper en hoe sterker de wortels zijn, des te beter zal het met de boom gaan.
Een voorbeeld uit de Bijbel is de dadelpalm die veel zon nodig heeft maar ook water. Ik las: “Dadelpalmen groeien niet in droge bodem en signaleren de aanwezigheid van grondwater op de plaats waar zij groeien.”. Bijzonder als in de woestijn een oase is met water en dan ineens bij dat water allerlei bomen staan, zelfs met vruchten. .

Nou, en dat beeld wordt gebruikt voor mensen, mensen met sterke gezonde wortels. Dan kun je denken aan een goed gezin, familie om je heen waar je goed mee bent, maar ook rust en vertrouwen van binnen, dat je weet wie je bent als mens van God. Waarmee we bij de kern komen waar het om gaat in deze psalm: dat je verworteld bent in God, waar het concreet wordt gemaakt in ‘je verdiepen in Gods woorden’, er staat ‘wet’ maar dat zijn niet geboden en verboden maar Gods hele onderwijs, over wie Hij is voor ons en wie wij zijn, en wat goed is voor onszelf en mensen om ons heen – want bomen met goede wortels zijn vruchtbaar voor mensen en dieren. Iemand merkt terecht op: “Vertrouwen op God geeft ruimte en genoeg buffer om door
moeilijkheden heen te komen. Vertrouwen op God geeft hoop en leven.
En dan kan je vrucht dragen. Dan kan je er zijn voor anderen,
vertrouwen stellen in anderen en iets voor hen betekenen, iets goeds doen.”
Terugkomend op waar ik mee begon, over zoveel wantrouwen en onzekerheid, verruwing en negativiteit in onze tijd: je kunt daar tegenwicht aan bieden als je dat vertrouwen dat je mag hebben in God, laat doorwerken in je praat, in wat je doet en laat, in hoe je je opstelt in je omgeving.

Dat beeld van geworteld zijn zegt ook iets over verbonden zijn met wie er voor je waren, allereerst familie, voorgeslacht – we hebben allemaal een stam-boom – dat woord wordt niet voor niets gebruikt voor familie-af-stam-ming – weer zo’n woord.
Geen mens staat los in het leven, we hebben allemaal een voorgeslacht, en dat bepaalt voor een best belangrijk deel wie je bent, hoe je zo geworden bent….en als je dat beseft, helpt dat je om jezelf te begrijpen en kun je daar van leren.
In een aardig gedichtje staat dat bomen als mensen zijn: “geen van twee staat graag alleen, in kinderen en takken, zo groeit er leven om ons heen” – en dan gaat het zo verder: “jij, je vader en moeder, dat is een soort van levensboom, die tak een eindje verder, dat is een tante of oom….maar die opa’s en oma’s dan die jaren terug gestorven zijn? Ja, kijk, ik zal maar zeggen, dat zullen wel de wortels zijn.”

Al te vaak roept dat geen mooie maar pijnlijke gedachten op: als er scheiding is geweest, als er breuken lopen door families heen, als zeg maar takken afgebroken zijn, of als er geen kinderen komen en er een tak van de boom afsterft – verdriet en pijn die je serieus mag en moet nemen, zelf en bij anderen, en om samen te delen.
Toch kun je dan ook vanuit het geloof weer hoop putten, want bij God sterft geen geslacht uit en wordt geen tak afgezaagd – kunnen er zelfs weer uitlopers komen.
Er staat een prachtige belofte in de Bijbel, in Jesaja 56: 3-5 – speciaal gezegd tegen wie eunuch genoemd wordt – een man die geen kinderen meer kon voortbrengen omdat hij naar de gewoonte van die tijd als hoveling ontmand was, verschrikkelijk. Maar God zegt dan iets geweldigs: “Laat de eunuch niet zeggen: ik ben maar een dorre boom’. Want dit zegt de HEER: ‘De eunuch die mijn sabbat in acht neemt, die keuzes maakt naar mijn wil, die vasthoudt aan mijn verbond, hem geeft Ik iets beters dan zonen en dochters: een gedenkteken en een naam in mijn tempel en binnen de muren van mijn stad. Ik geef hem een eeuwige naam, een naam die onvergankelijk is. “ Je leefde niet voor niets. Bij God is niemand een dorre boom. En met Jezus en elkaar verbonden krijg je er een hele nieuwe familie bij: broers en zussen, vaders en moeders, opa’s en oma’s – Jezus zegt tegen wie om Hem heen zaten dat zij samen zijn gezin vormden, zijn familie, ook als soms bloedeigen familie er niet of op verre afstand is of het laat afweten – die pijn blijft wel maar je kunt die hopelijk delen…
Het lijkt een schrale troost maar het is een uitroepteken achter dat in Psalm 1, dat als je verworteld bent in God, als je samen met Hem verbonden bent, je toekomst hebt. Terwijl als je op en voor jezelf leeft, je misschien menselijk gesproken alles mee hebt, maar het toch maar voor een tijd is, als – weer de psalm – kaf dat wegwaait. Zoals dat gaat met een mens, een mens die komt en weer gaat, en zomaar vergeten wordt.
Job zat ermee, midden op de puinhopen van zijn gezin en bedrijf en gezondheid, en hij is jaloers op die stoere boom die hele generaties kan overleven en zelfs als de stam en de takken afgekapt worden, weer kan uitlopen: “Voor een boom is er altijd hoop: als hij wordt omgehakt, loopt hij weer uit, er blijven nieuwe loten komen. Al wordt zijn wortel in de aarde oud, al gaat zijn stronk dood in de grond, zodra hij water ruikt, loopt hij weer uit en vormt twijgen, als een jonge scheut. Maar een mens sterft wen ligt terneer…een mens gaat liggen en staat niet weer op” (Job 14: 7-12). Dat is de harde werkelijkheid, nog altijd, een psalm is er ook eerlijk over: “de mens – zijn dagen zijn als het gras, hij is als een bloem die bloeit op het veld en verdwijnt zodra de wind hem verzengt; de plek waar hij stond, kent hem niet meer” (Ps. 103: 15-16). En dan gaat het over elke mens, gelovig of niet (meer), anders-gelovend, atheïst.
Het lijkt meer waar dan dat optimisme van Psalm 1 dat als je verbonden met God leeft,alles dat je doet tot bloei komt, dat het je voor de wind gaat – nou niet, niet echt, lang niet altijd, vaak juist niet, niet dat alles wat je onderneemt, ook gaat lukken.
Dat is trouwens ook met bomen niet zo: een boom kan omwaaien, er kan ongedierte in komen zoals de buxusmot of de processierups – en denk eens aan de invloed van de mens die hout nodig heeft – vandaar de massale houtkap – of bomen die moeten wijken voor wegen of woningen – of de invloed van vieze lucht en vervuild water….

Zo is er ook van alles dat ons leven als mensen moeilijk kan maken en bedreigt, en ook wie gelooft heeft niet de garantie dat alles wat je plant of onderneemt, ook lukt. In de catechismus staat dat we in dit leven de volmaaktheid niet zullen bereiken, we komen niet verder dan een bescheiden begin, maar we streven wel naar het goede.
Wat dat betreft is het goed net als de bomen met beide benen op de grond te staan. In een column in de krant kwam ik een aardig stukje woordspeling tegen, n.l. dat humaniteit (=menselijkheid) alles te maken heeft met ‘humus’= ‘aarde, grond’: “Misschien zou je in het Nederlands kunnen stellen dat de mens ten diepste aardig is, maar daarvoor wel ‘aarde’ nodig heeft”. En dat is verbonden zijn met de bodem waarop je leeft en werkt, de mensen om je heen, en nederig gewoon mens te zijn.

Daar begint de Bijbel ook mee trouwens: de eerste mens heet adam=aardbewoner – en zijn zoon heette enos= de kwetsbare – en in Psalm 103 staat ook dat God wel weet dat wij maar mensen zijn: “Hij weet dat wij, uit ’t stof aan het licht gekomen, slechts leven op de adem van zijn stem” – maar dat is dan ook meteen het geheim: met God verbonden toch leven en toekomst, zelfs tegen de klippen op, als een palm die tegen de wind in juist sterker wordt, en zelfs door de dood heen: want “s’Heren gunst zal over die Hem vrezen in eeuwigheid altoos dezelfde wezen..zijn heil omsluit de komende geslachten – de stamboom groeit verder – zijn barmhartigheid trekt zijn lichtend spoor – want God is trouw door dik en dun en Hij geeft niet op waaraan Hij met ons begonnen is…en in dat vertrouwen kun je zelfs midden in sores en onder tegenslag je gelukkig weten – dat tegendraadse van de bergrede: “gelukkig de treurenden, gelukkig wie hongeren en dorsten naar recht, gelukkig wie vervolgd worden” – samen met dat andere: “gelukkig de zachtmoedigen, de nederigen, de barmhartigen, de vredestichters, de zuiveren van hart” – niet makkelijk, wel goed!
Terugkomend op waar ik mee begon: dat mist in al die onderzoeken over geluk. Geluk wordt gemeten aan uiterlijke omstandigheden als werk, inkomen, succes, veiligheid, en natuurlijk gezondheid – en dat is ook begrijpelijk en van belang. Maar als de psalm een mens gelukkig prijst, gaat het dieper en er bovenuit: dat je leven geworteld is zoals zo’n boom die groeit tegen de verdrukking in, en die dan vanwege sterke en stevige wortels bestand is tegen de heftigste stormen en andere dreigingen.Ja, maar zo’n boom vraagt wel onderhoud: goede voeding, water en schone lucht – er kan veel mis gaan door zure regen, gif in de grond, bepaalde insecten…dus moet er soms ingegrepen en gezorgd worden.
Dat is bij ons mensen niet anders – als je geworteld en gezond wil zijn.
Daarom een vraag om mee te nemen de week in: wat doet u en wat doe jij om een gezonde boom te zijn, lichamelijk en mentaal-geestelijk? Denk aan wat je ziet en leest maar ook aan wat je eet en drinkt, wat je lijf aan slechte stoffen inademt…en wat doe je om in beweging te blijven en ook om in contact te blijven met anderen.. Want een boom alleen is maar alleen en een mens wordt zomaar eenzaam….

We kunnen daarvoor leren van Jezus die ook Psalm 1 heeft waargemaakt. In de toelichting in het bundeltje Levensliederen waar ook Psalm 1 in staat zoals we die gezongen hebben, wordt allereerst het op Jezus betrokken die anders dan onze eerste voorouders niet is bezweken voor de slechte adviezen van satan die zo veelbelovend lijken: zorg voor jezelf, pak wat je pakken kan, ga voor de macht.
In het paradijs ging het mis, in de woestijn maakte Jezus het goed – en als wij Jezus willen volgen, mogen we ook gaan lijken op die boom, en groeien en bloeien we – zoals Hans Bouma het in zijn psalmgedicht weergeeft: “Als een boom wortel je in de aarde, ben je onder dak bij de hemel. Voorgoed sta je in bloei”.

amen

.

Bomen in de Bijbel 1: Bomen voor het kiezen in de proeftuin van God Genesis 2 en 3

Belijdenis van afhankelijkheid – amen

Groet – amen

Zingen: Zingen: NLB 218: 1-5 ‘Dank U voor deze nieuwe morgen’

Gods wijze les: Spreuken 3: 1-18
Zingen: NLB 313: 1,5 ‘Een rijke schat van wijsheid’

Gebed

Inleiding
De komende vijf zondagen mag ik jullie voorganger zijn, en ik wil proberen die zondagen te gebruiken om een serie neer te zetten met een terugkerend thema.
Het is verrassend hoe vaak het erover gaat en hoeveel verschillende bomen voorkomen in de Bijbel, veel te veel om er allemaal aandacht aan te geven. Er zijn heel wat boeken over volgeschreven, en als u zelf Bijbel leest moet u er maar eens extra op letten.

We vinden bomen vanaf de eerste bladzijde van de Bijbel (Genesis 1-3; dat merken we vandaag) tot en met de laatste bladzijde (Openbaring 22, de vijfde en laatste preek) – en op heel bladzijden die daartussen liggen. En dan komen die bomen op allerlei manieren voor: als schepping van God, als beeld voor hoe mensen wel of niet leven naar Gods bedoeling, als waarschuwing: (lever je iets op – ben je een vruchtdragende of een dorre boom?) en ook als beeld van een nieuwe schepping: ‘eens komt de grote zomer’. Ik hoop dat wie er zijn er wat aan hebben – en voor wie er niet zijn en toch benieuwd zijn is er altijd kerkdienstgemist.nl.

Vijf preken dus en vanmorgen de eerste:
Bomen voor het kiezen in de proeftuin van God – Genesis 1 / 2 / 3.

We gaan uit elk van die drie hoofdstukken van Genesis een aantal verzen lezen.
L: Genesis 1: 11-13; 2: 8-17
Zingen: NLB 216: 1,2,3 ‘Dit is een morgen als ooit de eerste’

L: Genesis 3: 1-9 en 17-24

Zingen: NLB 178: 1,11 ‘Wie wil uit zijn hokje komen’

Preek dia 2 Bomen voor het kiezen in de proeftuin van God

Gemeente van God de Schepper van deze wereld, en van Christus onze Heer
Ik heb een poosje geleden een al wat oud boekje op de kop getikt over bomen en heesters, ook met het oog op wat we hebben staan in de eigen tuin.
Dat boekje begint zo: “Bomen zijn onmisbaar. Een aarde zonder bomen is verloren aarde. Dat is niet alleen omdat een boomloos landschap verlaten en onherbergzaam is, maar ook omdat bomen – ondermeer – de grootste leveranciers zijn van zuurstof, zonder welke geen leven op aarde denkbaar is.” Tot zover die beginregels van dat boekje. Bomen zijn onmisbaar, ook voor vogels die erin nestelen, voor insecten, en voor andere dieren, dus voor het behoud van de diversiteit van het leven op aarde. Ja, en ook gewoon voor schaduw in je tuin of in een park of bos als het warm is, en denk dan ook nog aan de vruchtbomen die appels opleveren en peren, sinaasappels en noten, en ga zo maar door – niet alleen lekker voor ook belangrijk voor ons leven.
Daarom is het zorgelijk als hele oerwouden dreigen te worden gekapt– b.v. in het Amazonegebied (dat wel de long van de aarde genoemd wordt), maar ook in andere gebieden in de wereld – waar veel bomen gekapt zijn is de schade als gevolg van orkanen en overstromingen veel groter, zoals onlangs nog bleek in Mozambique.
Het speelt ook bij ons: er is juist de laatste tijd discussie over kappen en aanplanten in de bossen van Nederland . Ook burgerlijke gemeentes zijn ermee bezig, zoals de gemeente Stichtse Vecht zoals blijkt uit een uitvoerige stuk ‘Bomen in Beeld Boombeleid en boomstructuur Stichtse Vecht’, waarin ook diverse aspecten genoemd worden waarom bomen onmisbaar zijn.

Er zou meer over te zeggen zijn, ook vanuit de Bijbel, die al op de eerste bladzijde ons mensen de opdracht meegeeft de aarde te bewerken en ook te beschermen. En we horen ook de belofte van de Heer dat Hij in een kaalgeworden woestijnachtig landschap zal zorgen voor nieuwe aanplant: dia 3 “Ik laat op kale heuvels rivieren ontspringen en bronnen in de valleien. In de woestijn laat Ik meren ontstaan, uit dorre grond borrelt water op. Ik plant in de woestijn ceder en acacia, mirte en olijfwilg, en Ik laat in de wildernis den, sneeuwbal en cipres opschieten.” (Jesaja 41: 18 en 19). Ik denk zomaar dat als we op deze God willen lijken die zo zuinig is en zorgzaam met het oog op zijn schepping en dat ook voor ons bestwil, dat ons dat te denken mag geven en dat wij ons ook moeten inzetten om de schepping te beschermen. Zulke teksten zijn meteen voorbeelden van allerlei bomen die al bekend waren in Bijbelse tijd. Ik heb ook daar een boekje over: ‘Plantenleven in de Bijbel’. Er is veel meer –kijk straks maar op de tafel naar boeken die ik zelf heb over Bijbelse bomen en planten.

Maar vanmorgen focussen we op die twee bomen in de hof van Eden, die je zou kunnen noemen de proeftuin van de mensen die God zijn wereld toevertrouwde. Bomen waar in de loop van de tijd veel over te doen is geweest, veel over is gefantaseerd, en ook over is gevochten: hebben die bomen er echt gestaan en wat voor bomen waren dat dan, en stel dat Adam en Eva meteen van die levensboom gegeten hadden, zouden ze dan het eeuwige leven gekregen hebben en ook niet van die andere boom gegeten hebben – en waarom gingen ze niet meteen dood na dat eten – was er wat aan de hand met die vruchten of is het anders bedoeld – is het misschien alleen symbolisch bedoeld – maar neem je dan de Bijbel niet serieus? Best lastige vragen, maar daar ligt vanmorgen niet de spits want letterlijk of niet, voor ons is vooral belangrijk waar die twee bomen voor staan en wat de les voor ons is.
dia 4
Om te beginnen met die ene boom tussen alle andere waarvan de mens rustig mag eten en die zelfs een extra vermelding krijgt als aan te bevelen: de levensboom. Al meteen iets dat vragen oproept: als je daarvan zou eten, zouden dan de vruchten van die boom iets hebben waardoor je eeuwig zou kunnen blijven leven, en zo ja, hebben Adam en Eva er dan nooit van gegeten en waarom niet, en als ze dat wel gedaan hadden, hoe kon het dan dat ze de dood over zich gehaald hebben door van die andere, verboden, boom te eten – je voelt al dat je er zo helemaal in vastloopt.

Ik denk dat het niet zit in die vruchten waardoor je een soort medicijn naar binnen kreeg of juist iets van gif – het gaat om de keus tussen wat God goed vindt en wat niet, tussen leven met God en zo tot je bestemming komen, of je eigen weg kiezen. Het is goed om te bedenken dat het motief van een levensboom in allerlei andere culturen en religies ook een steeds terugkerend motief blijkt te zijn, of het nu bij de oude Grieken is met hun tuin van de Hesperiden met gouden appels waardoor je onsterfelijk werd, of in Babel het levenskruid, of bij de Germanen met de mythe van appels die een eeuwige jeugd mogelijk maakten, en zelfs in China komt het voor.
Maar wel met een heel belangrijk verschil met het Bijbelse scheppingsverhaal: in al die andere verhalen zijn het alleen goden die onsterfelijk zijn, niet mensen – terwijl God het zo heeft bedoeld dat de mens die Hij geschapen heeft, eeuwig zou leven.

Ik las ergens dat bomen beschouwd worden als eerste voorouders van de mens.
Dat lijkt gek maar in elk geval: bomen waren er eerder dan mensen, ook in het scheppingsverhaal, bomen kunnen zelfs hele generaties mensen overleven – er zijn zelfs bomen die er al honderden jaren staan – en gezonde bomen staan voor
leven en vruchtbaarheid, houden zichzelf in leven door zaden waaruit weer nieuwe bomen ontstaan – bomen nemen ook CO2 op en geven weer zuurstof af –LEVEN.
De mens mocht van alle bomen in de hof eten – graag zelfs – en zeker ook van de boom die bij uitstek eraan herinnerde dat het leven alleen van God komt en alleen in verbinding met God veilig is en tot bloei kan komen – want eeuwig leven is maar niet voor altijd voortbestaan – dat is lang niet altijd een feest – maar verbonden met God en met elkaar genieten van alles wat God geschapen had en ons had toevertrouwd. Wat b.v. in het Spreukenboek ingekleurd wordt, zoals in Spr. 3: 18 over een mens
die wijsheid heeft gevonden waardoor het leven beschermd wordt en goed geleefd wordt, en dan lazen we van die wijsheid: “ze is een levensboom voor wie haar omhelst, wie haar omarmt mag zich gelukkig prijzen.” dia 5 Nou, letterlijk doe je dat denk ik niet: een boom omhelzen, het is een beeld hier voor wijsheid najagen. En nog zo’n inkleuring staat in Spr. 11: 30: “Een rechtvaardig mens plant een levensboom, wie wijs is, neemt veel mensen voor zich in.” In Spr. 13: 12 weer eentje:
“Almaar onvervulde hoop maakt ziek, vervuld verlangen is een levensboom.” Je voelt je er goed bij, je kunt tevreden zijn. En als laatste Spr. 15:4 waar het gaat om wat goed is voor de ander: “Kalme woorden zijn een levensboom, een valse tong vernietigt de geest“. Woorden kunnen maken en breken,bemoedigen of kapotmaken.

En God wil het goede, God wil zijn mensen en zijn wereld mooi en goed hebben, Hij wil er een paradijs van maken en geniet ervan als mensen van Hem en elkaar genieten en zijn wereld mooi maken en mooi en goed houden – kijk naar die boom, en naar alles erom heen: “Hij liet uit de aarde allerlei bomen opschieten die er aanlokkelijk uitzagen, met heerlijke vruchten”…en God zei: “van alle bomen in de tuin mag je eten…” letterlijk staat het woord eten er zelfs dubbel, vandaar dat sommige vertalingen iets hebben als: je mag vrij eten, ga je gang, geniet ervan, het mag echt!

Maar er is wel iets bijzonders bij: er is een speciale tuin aangelegd voor de mensen. Je krijgt daaruit – en ook uit het vervolg – de indruk dat de rest van de aarde nog niet voor bewoning geschikt was – na de zondeval worden de mensen weggestuurd uit de hof van Eden “om de aarde te bewerken waaruit hij was genomen” (Gen. 3: 23).
Ik las: “God opent voor de mens een fraaie tuin, maar daarmee is niet gezegd dat de hele wereld reeds een paradijs was. Zelfs de tuin in Eden is een tuin, die de mens moet bewerken en bewaren.” Je zou die tuin een proeftuin kunnen noemen, een
startpunt om van daaruit – Gen. 1: 28 – talrijk te worden en de aarde te bevolken.
Nou, en bij proeftuin hoort ook wat we wel noemen het ‘proefgebod’: van alle bomen en vooral de levensboom eten, maar niet van die andere speciale boom die ‘boom van kennis van goed en kwaad’ heet: wie daarvan eet,haalt de dood over zich heen.
dia 6 Zoals al gezegd: niet dat er iets mis was met die boom zelf of met die vruchten. Als Eva naar de influistering van satan via de slang luistert, gaat ze met andere ogen naar die boom en die vruchten kijken: “zijn vruchten zagen er heerlijk uit, ze waren een lust voor het oog”- ik denk dat die vruchten ook heerlijk waren, en na het eten ervan vielen de mensen niet dood neer, ze leefden zelfs nog honderden jaren door.
En: wijs worden, goed en kwaad onderscheiden, ook daar is niks mis mee – het is een onware en gemene insinuatie dat God de mens dom en klein zou willen houden.

Maar het punt is of je zelf wel zal uitmaken wat goed voor jou en de ander en voor de wereld om je heen is, of dat je je laat leiden door de wijsheid en liefde en goedheid van God, en dat ook samen: gericht op de ander, bereid om te dienen en te zorgen. Niet voor niets staat er de suggestie bij dat pakken en eten van die boom de mens macht zou opleveren: dat zullen jullie als goden zijn, of – beter vertaald: als God. En de gevolgen daarvan zijn nog altijd merkbaar en voelbaar: onderdrukking, uitbuiting, heerszucht van de man over de vrouw, huiselijk geweld, uitputting en vervuiling van de schepping, oorlogen, kloof tussen rijk en arm, hebzucht – en ga zo maar door. Kennis hebben van goed en kwaad is bedoeld als: zelf beslissen over wat je denkt toch jouw eigen leven te zijn, over wat wij denken toch onze wereld te zijn, ons eigen leven: eigen belang voorop.baas in huis en in eigen land, ik maak het zelf wel uit.
Het is gevolg van de verleiding als een god te willen zijn om wie alles draait dia 7
Dus het kennen van goed en kwaad is vooral het zelf uitmaken wat goed en kwaad is, en dat niet alleen maar voor jezelf maar ook voor anderen – het gaat om macht.
En net zoals met bomen en vruchten: ernaar grijpen en ervan eten kan verleidelijk zijn en goed proeven, zomaar is het gevolg dat je gif binnenkrijgt, en kapot gaat.
Kijk, en zo staan die bomen nog altijd in de Bijbel, als steeds de beslissende keus.
Als een proef op de som: waar kies ik voor: voor een leven in verbinding met God, en dienstbaar aan elkaar en in deze wereld, of voor een leven op en voor mezelf, waar juist die ander maar dienstbaar moet zijn en ik langs anderen heenleef of over anderen heenwals, een bestaan waarin alles om mij draait en mij moet dienen.
Dat is wat achter die keus zit tussen die twee bomen. dia 8

Als dat de keus is voor die boom die staat voor zelfbeschikking en macht, leert dit verhaal en ook de ervaring dat daar gaat alles wat je lief zou moeten zijn, kapot aan gaat– terwijl die andere boom staat voor leven en laten leven, voor vrede en veiligheid, samen, en met God. Vandaar wat aangegeven wordt in de slotverzen van Genesis 3: die verkeerde keus – gaan voor jezelf, afgaan op jezelf, zelf alles in de grip willen houden, en dat vaak ten koste van de medemens en van onze leefwereld, en van God los – die verkeerde keus verspert de weg naar het echte leven en naar een goede mooie toekomst – er staat bij die levensboom voortaan als het ware een
bord: ‘verboden toegang voor onbevoegden – want, zei God: stel je voor dat de
mens na die keus voor de ‘zelfbeslissingsboom’ ook nog zich van die levensboom
meester zou maken – dan zou hij denken dat hij alles maakbaar is en dat hij ook over zijn eigen leven en dat van zijn medemensen kan beschikken….en dat je als mens je eigen paradijsje kan maken en wil vasthouden ten koste van alles – afblijven, van mij!
Terwijl de bedoeling is dat je niet vasthoudt maar kan loslaten en je openstelt voor wat God geeft en wat anderen je aanreiken, als mensen voor elkaars geluk bestemd.

Paulus schrijft dat door één mens de zonde in de wereld is gekomen en door de zonde de dood, en zo is de dood voor ieder mens gekomen. En dan is ‘dood’ natuurlijk ook het sterven van elk mens, vroeg of laat, oud of helaas vaak ook jong, naar dood is vooral het beperkt zijn, het vaak falen, de teleurstellingen en het jezelf en elkaar moeten verliezen, het moeizame van tegenweer en afzien. De Bijbel noemt dat later vergankelijkheid, tijdelijkheid, zeg maar: lijden aan het leven. We kunnen er tal van voorbeelden van geven, iedereen wel ook uit eigen leven.

Ja, maar gelukkig is dat in Genesis 3 en de Bijbel verder, niet het laatste woord. We krijgen uit dat schokkende hoofdstuk ook lichtpuntjes mee, het zijn er zelfs een hele serie: werken wordt wel zwaar, maar het levert toch leven en levensonderhoud op, kinderen krijgen eist z’n tol maar het leven gaat zo wel door (de vrouw krijgt de mooie naam Eva=leven, als moeder van een hele mensheid); en er komt ooit iemand – en wij weten dat die iemand Jezus zal zijn – die overwinnaar wordt over zonde, dood en pijn – en al moet de mens weg uit het paradijs, de hele aarde wordt zijn werkterrein. Later komt er de belofte bij van zaaien en oogsten, zomer en winter, dag en nacht, zolang de aarde bestaat en God staat garant voor de bescherming van het leven.
Des te meer gaat het leven en lijden en sterven van Jezus voor ons spreken, die juist zich vernederde tot aan dat kale dorre kruishout – dat voor ons levensboom werd.

Vooruitgrijpend op de vijfde en laatste preek van deze serie: op de laatste bladzijde van de Bijbel komt de boom van het leven dubbel en dwars terug. We lezen in Openbaring 22 over de nieuwe tuinstad van God dat daar vanuit de troon van God een rivier met kristalhelder water komt en dat aan weerskanten van die rivier levensbomen staan die elke maand vrucht opleveren, gezond en geneeskrachtig..
Er staat bij: voor alle volken. Continu wordt geoogst en geëxporteerd! .. Jezus zegt in Openbaring 2: 7: dia 9 “Wie overwint, zal Ik laten eten van de levensboom die in Gods paradijs staat.” We komen er zoals gezegd op terug in de laatste preek van deze serie, maar al in Genesis 3 kijken we vooruit naar die grandioze ontknoping want God laat niet los waaraan Hij is begonnen – en God is al zoveel verder gekomen in en door Jezus. Jezus die met onze schulden, met onze nood en dood, aan het kale dorre hout van het kruis gespijkerd werd – en dat vreselijke stuk hout werd voor ons tot een levensboom – zoals al in de vroege kerk dat motief in overdenkingen en afbeelden en liederen gemeengoed werd. dia 10 We gaan er nu van zingen dat door de overwinning van Jezus op zonde en dood ons leven en ook heel Gods schepping weer uitzicht heeft en tot leven komt: ‘de bomen zingen in de tuin, geen vlammend zwaard verspert de weg, de lente lost de winter af, en verbonden met Jezus mogen wij ook als bomen zijn die vrucht opleveren: voor God, voor elkaar en onze wereld, en voor onszelf…en dan wordt het nu al een beetje zomer, en groeien er al stukjes paradijs, zelfs midden in de woestijn. ame

Zingen: NLB 628: 1,2,3,7 ‘Nu moet gij allen vrolijk zijn’
1 Nu moet gij allen vrolijk zijn.
De bomen zingen in de tuin,
het lege graf verzwijgt het niet,
de mond geopend voor het lied,
halleluja!

2 De loze woorden zijn verstomd,
de wereld die op adem komt
zingt met de vogels in de lucht
dat nu de nacht is weggevlucht,
halleluja!

3 Geen vlammend zwaard verspert de weg,
de engel die het voerde zegt,
dat alle leed geleden is
omdat de Heer verrezen is,
halleluja!

7 O goede engel bij het graf,
de lente lost de winter af,
bewaak het jonge groen en wijs
de ingang van het paradijs, halleluja!

Gebed
Collecte
Kinderlied: Weet je dat de Vader je kent?
Zingen: NGK 177: 4 ‘Vader van het leven, ik geloof in U’
Zegen – amen

Moeten kinderen boeten voor de zonden van hun ouders? Exodus 20: 5b-6

Liturgie morgendienst

Openingslied: Opwekking 481 ‘Ik aanbid U’
Belijdenis van afhankelijkheid en vertrouwen – amen
Groet – amen
Zingen: Ps. 103: 3,6,7 ‘Hij is een God van liefde en genade’
Opwekking 518 ‘Heer U doorgrondt en kent mij.
Gods wet Exodus 20: 1-17
Bijbellezing: Ezechiël 18
Zingen: Ps. 90: 1,8 ‘Gij zijn geweest, o Heer, en Gij zult wezen
Preek – Exodus 20: 5b-6 ‘Moeten kinderen boeten voor de zonden van hun ouders?”
Zingen: Opwekking 726 ‘Er is een onbegrensde liefde’
Gebed
Collecte
Kinderlied
Zingen: Opwekking 378 Ík wil jou van harte dienen’
Zegen

dia 1 Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Het is ongeveer 15 jaar geleden dat de Nieuwe Bijbel Vertaling tot stand kwam.
Meteen werd al aangekondigd dat de gebruikers commentaar konden leveren.
Dat wat er binnen zou komen aan kritische opmerkingen en suggesties tot verbetering zouden worden meegenomen, voor t.z.t. een herziene versie.
Daar zijn de mensen van het Bijbelgenootschap al heel wat jaren mee bezig.
En houd u maar vast: het zal wel uitdraaien op straks weer een nieuwe bijbel…..

Daarover nu niet verder, het gaat ons vanmorgen om onze tekstverzen.
Om de formulering van het tweede gebod waar eigenlijk al vanaf dat de NBV
in gebruik genomen werd, veel kritiek over is losgekomen.
Dan gaat het er vooral om dat er staat dat God de kinderen zal laten boeten
voor de schuld van ouders die, tegen dit gebod in, andere goden gaan dienen
en beelden vereren, en dat God er zelfs kleinkinderen en achterkleinkinderen voor zal straffen, want er staat “ook het derde geslacht en het vierde” – dat gaat ver:
van grootouders tot en met achterkleinkinderen – van heel oud tot nog heel jong.
dia 2
Nou, en als je dat zo leest of hoort in de kerk, komt het hard aan – misschien niet
als je het voor de zoveelste keer hoort en het dus niet meer echt hoort , want zo
gaat het vaak met overbekende teksten, zoals vroeger toen de tien geboden elke zondag voorgelezen werden in elke zondag bijna dezelfde woorden – en ook nog
ouderwetse taal: “Ik ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die
Mij haten”- bekende taal voor ons ouderen maar snappen jullie er iets van…?
Dan is een nieuwere meer eigentijdse vertaling heel goed, maar juist dan komt het harder binnen dan als de taal ouderwets is en dus verder van je af staat….maar dat ‘bezoeken van de ongerechtigheid aan de kinderen” betekende ook ‘vergelden’, je erop afrekenen – en de BGT is zo mogelijk nog harder, daar staat dat God ook de nakomelingen zal straffen van wie ontrouw is aan God en andere goden gaat dienen.

Kijk, en dan gaan we steigeren want het is toch niet eerlijk als je opa of oma, je vader
of je moeder, verkeerde keuzes gemaakt hebben, iets verkeerds hebben gedaan, en
dat jij daar dan op aangekeken of zelfs voor gestraft wordt – en als dat er toch zo staat, dan moet er iets mis zijn gegaan, want dat kan God toch zo niet bedoelen?
Wie dat denkt en zegt, heeft gelijk want dat staat in de Bijbel, dat het zo niet zit.
We hebben juist daarom dat best lastige hoofdstuk uit Ezechiël gelezen, waar staat dat iedereen verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen daden, en dat je niet je kunt verschuilen achter wat je ouders of grootouders verkeerd hebben gedaan, en dat je ook niet gestraft zal worden voor wat anderen aan schade hebben aangericht. Ook Paulus schrijft erover in zijn brief aan de Romeinen: “God zal alle mensen geven wat ze verdienen”. En: “God beoordeelt ieder mens op dezelfde manier” (Rom. 2; BGT)

Terug naar de vertaling van dat tweede gebod, in Exodus 20 en ook in Deut. 5.
Er is heel wat geschreven en ook te zeggen over woorden en hun betekenis, dat laten we vanmorgen maar liggen, maar in elk geval zijn de deskundigen bezig om de vertaling zo te krijgen dat het niet het misverstand in de hand werkt dat God mensen beoordeelt en bestraft om dingen waar zij zelf niets aan kunnen doen, zo is God niet.
Een poging om hieruit te komen is b.v. in plaats van ‘laten boeten’ te vertalen met:
“Als ouders mij haten, roep Ik voor hun zonde hun kinderen ter verantwoording”.
Misschien wordt het dat, maar het blijft lastig, want wat is nou precies bedoeld?
En ook iemand ter verantwoording roepen voor wat een vorige generatie op zijn geweten heeft, ervaren we gauw als niet eerlijk: maar kan ik daar wat aan doen?
Het was een vreselijk dilemma kort na de oorlog en er is veel is misgegaan, b.v. met de kinderen en kleinkinderen van NSB’ers en SS’ers; het speelt nu weer bij de vraag wat te doen met kinderen van jihadstrijders en Syriëgangers: lastig en gevoelig

Laten we om daar achter te komen, ons verdiepen in wat het tweede gebod bedoelt.
En dan is goed te beseffen dat niet kinderen of kleinkinderen maar de ouders, de generatie die als eerste dit gebod heeft meegekregen, worden aangesproken: weet dat jullie keus, dat wat jullie doen en laten, doorwerkt op je kinderen en daarna. En dan is dat gezegd juist bij dat gebod over de Heer dienen of niet, en hoe je dat doet.
Het volk dat uit Egypte met zijn vele goden en godenbeelden was bevrijd en dat op weg was naar Kanaän waar ze ook allerlei goden vereerden met beelden en onder heilige bomen, werd gewaarschuwd om niet de Heer in te ruilen voor die andere goden en ook niet de Heer te vereren op dezelfde manier, alsof Hij een van die vele goden is: maak niet een beeld van Mij of je eigen denkbeelden over Mij, want Ik ben er niet zo eentje maar de heel andere echte God, en: Ik wil de enige voor jullie zijn.
Ja, en besef wel dat hoe jullie Mij dienen, invloed heeft op volgende generaties.
Dat als je kinderen een verkeerd beeld van hun God krijgen, ze dat zomaar gaan
overnemen en ook weer doorgeven, zoals dat ook gaat met een bepaalde manier van denken en van leven: goed voorbeeld doet goed volgen, andersom ook vaak.

Nou, en dat weten we allemaal wel, en dat geldt echt niet alleen voor het geloof.
Denk aan uitdrukkingen als ‘de appel valt niet ver van de boom’, ‘zo vader zo zoon, zo moeder zo dochter’, en ‘zoals de ouden zongen, piepen de jongen’. Is vaak zo.
Een paar voorbeelden om dat in beeld te krijgen kunnen helpen.
Als je als ouders ervoor kiest te verhuizen, naar een ander deel van het land, kies je ook voor je kinderen als die nog thuis wonen, die moeten naar een andere school, weg van hun vriendjes en vriendinnetjes, om een heel nieuw leven op te bouwen..
en misschien krijgen ze wel daar verkering en groeien hun kinderen daar op. Het kan
een heel goede keus zijn, maar die keus heeft hoe dan ook gevolgen….en dat is nog
veel ingrijpender als de verhuizing emigratie is: naar Canada b.v. of naar Australië.
Wat nog veel meer impact heeft is als ouders uit de kerk weggaan of zelfs het geloof verliezen, ook dat heeft invloed op kinderen en hun kinderen. En als kinderen in een crimineel milieu opgroeien is het erg lastig daarvan los te komen. Bekend is ook dat als ouders roken of veel drinken of als er drugs in het spel zijn, dat makkelijker door kinderen overgenomen wordt dan wanneer dat thuis totaal geen opties zijn…..
Zomaar wat voorbeelden van hoeveel invloed goede én slechte voorbeelden zijn.
Kijk, en daarop spreekt de Heer met dit gebod zijn volk toen en ons vandaag aan.
Niet om kinderen af te rekenen op gedrag waar ze zelf niet verantwoordelijk voor zijn maar om ouders te waarschuwen voor de gevolgen die hun keus kan hebben.

Waarbij volop overeind blijft staan dat elke generatie zelf verantwoordelijk is voor wat ze met een goed of slecht voorbeeld doen; er is altijd een weg terug, de weg van wat de Bijbel bekering noemt, en dan wil God graag vergeven en is er herstel mogelijk.
Precies daarover gaat het in Ezechiël 18, waar de tweede generatie van ballingen in
het verre Babel zijn nood klaagt over hun situatie, en God aanklaagt dat het niet eerlijk is dat zij uit hun land zijn weggehaald om wat pa en ma, opa en oma, deden.
dia 3
Er is zelfs een soort spreekwoord gangbaar geworden: ‘onze ouders hebben onrijpe druiven gegeten en nu krijgen wij, de kinderen, stroeve tanden’; wij zouden zeggen:
pa en ma zijn in de fout gegaan, en nu zitten wij met de gebakken peren –niet eerlijk!
In Jeremia 31 komen we klacht ook tegen, over onrijpe druiven en stroeve tanden.
En in Klaagliederen 5:7 staat een aangrijpende klacht, tussen de puinhopen van een
verwoeste stad Jeruzalem: dia 4“Onze voorouders hebben gezondigd, zij zijn er niet
meer; nu dragen wij hun schuld” – tegelijk voelen de klagers zich ook onderdeel van het volk dat heeft gezondigd: “wee ons,wij hebben gezondigd” (16), en zoeken ze steun bij God (20-21): “Waarom zou U ons voorgoed vergeten, ons voor altijd verlaten? Breng ons terug bij U, HEER, laat ons terugkeren, laat het ons gaan als voorheen.”

Waarmee we terug bij Ez. 18 diezelfde geluiden horen terugkomen: er is toch hoop!
Zeker, het is waar dat gedrag van de ene generatie gevolgen heeft voor de volgende.
Maar dat is niet een onafwendbaar noodlot, ook erfzonde is niet onomkeerbaar, en
elke nieuwe generatie staat voor nieuwe keuzes en heeft volop nieuwe kansen.
Ik las: “Elke mens is met onlosmakelijke banden aan het voorgeslacht verbonden.
En toch is ook weer elke mens een nieuw begin.” dia 5
Ezechiël geeft er de voorbeelden van, zowel in negatieve als positieve richting.
Stel dat een zoon of dochter in hetzelfde spoor gaat als vader of moeder, en het is een verkeerd spoor: dan moet hij of zij er de gevolgen van dragen, en is het te makkelijk om je te verschuilen achter vroeger, en je als slachtoffer neer te zetten. De voorbeelden zijn er van een zoon die breekt met het foute leven van pa, van een dochter die zich losmaakt van de negatieve invloed van moeders – hoe lastig ook. Andersom is een goede opvoeding en een liefdevol thuis niet de garantie dat het met je kinderen als vanzelf wel goed gaat, en hoef je ook niet waar het mis gaat met een schuldgevoel rond te blijven
lopen alsof je blijkbaar van alles verkeerd hebt gedaan. Dat kan je als ouders
slapeloze nachten bezorgen en je heel erg aan het twijfelen brengen over jezelf.
Wat terecht kan zijn – terugkijken, leren van je fouten, zelfs: er spijt van hebben – maar het ook dat je echt je best hebt gedaan en het toch anders gaat dan bedoeld.

Dat brengt ons op een belangrijk thema in onze tijd: gezins- en familieverbanden die in toenemende mate aandacht krijgen, vooral ook in begeleiding en hulpverlening.
Want ondanks de grote nadruk in de samenleving op elk mens als een individu, blijkt steeds meer dat het gezin waarin iemand is opgegroeid en de familie waar hij of zij een onderdeel van is,invloed heeft op de manier waarop een mens in het leven staat.
Ook je plek in het gezin heeft invloed: ben je de oudste of de jongste, of zat je ergens middenin; was je misschien enig kind, of juist eentje van een heel groot gezin – en als er een of meer kinderen waren die extra aandacht nodig hadden, wat deed of doet dat met jou….en is het gezin gesloten of juist een open huis voor anderen?
En zeker ook als dingen fout gaan: een scheiding, een depressie, conflicten binnen de familie maar ook in de buurt of op het werk of in de kerk, speelt vaak veel meer een rol dan alleen dat die ene persoon problemen heeft of conflicten veroorzaakt.
Frustrerend is ook als er familiegeheimen zijn die de een wel en de ander niet weet.
Of als er taboes spelen: zaken die niet bespreekbaar zijn, ‘want dan komt er ruzie’..
dia 6
Daarom komt vaak als er problemen zijn, naast persoonlijke begeleiding of zelfs behandeling gezinstherapie in beeld, met aandacht voor achterliggende systemen van hoe een familie functioneert of niet, een moeizame relatie met eigen vader of moeder of met schoonouders of anderen in gezin en familie, en als daar inzicht in komt en als het lukt verbetering optreedt, kan ook het beginprobleem aangepakt worden en vaak werkt dat voor het hele gezin helend en komt er een nieuwe start.
Vaak komen dan dingen aan het licht die ver terug gaan in de tijd: oorlogstrauma’s,
huiselijk geweld, misbruik – of werk dat een vader opslokte, of een al jong overleden ouder, een nieuwe relatie van vader of moeder na overlijden of na een scheiding – gepest zijn op school, een verkering die uitging – of heel iets anders moeilijks.
Niet voor niets verschijnen de laatste jaren veel boeken over de moeizame relatie van een schrijver met eigen vader of moeder,en de invloed die dat nog steeds heeft.
Het is goed daar oog voor te hebben, bij jezelf, bij anderen, in de samenleving. Het kan helpen jezelf en die ander beter te begrijpen, en beter met elkaar om te gaan.

Het komt misschien over als ver weg van het onderwerp: dat tweede gebod en wat eraan wordt toegevoegd over schuld van ouders en gevolgen voor kinderen. Maar het heeft er alles mee te maken want geen mens staat op zichzelf, los van zijn of haar voorgeslacht, is verbonden met familie en vrienden, dat bepaalt mee wie je bent geworden – maar tegelijkertijd: dat is niet een noodlot of een gevangenis waar je nooit los van kunt komen – we zijn allemaal mensen met een eigen zelf en met een eigen verrantwoordelijkheid, en met hulp van God mogen we groeien en kunnen we ook loskomen van verkeerde gewoontes en invloeden, kunnen we ons ‘bekeren.
Waarbij vaak ook er een reactie is precies de andere kant op die ook moeite geeft.
B.v. dat wie zelf thuis heel streng is opgevoed, eigen kinderen te vrij laat en bang is om grenzen te stellen of nee te zeggen, dat wie in zijn jeugd is verwaarloosd, nu zelf alles uit de kast haalt om het zijn kinderen naar de zin te maken, en daarbij zichzelf
voorbijloopt, dat wie ooit slachtoffer is geworden van misbruik, eigen kinderen zelfs niet durft aan te raken of te knuffelen – het zijn allemaal trauma’s, beschadigingen.
Die opgespoord en onderkend moeten worden en waar dat kan, behandeld…
Wat we in grote lijnen hebben geprobeerd mee te geven om over door te denken,
ligt denken we helemaal in lijn van wat die toespitsing op het tweede gebod bedoelt.
Niet als dreiging voor kinderen en kleinkinderen met straf op wat ooit in de familie misging, maar allereerst als waarschuwing voor volwassenen, ouders, grootouders, dat hoe je kiest, dat wat je doet en niet doet, zegt of juist verzwijgt, dat je voorbeeld, invloed heeft en gevolgen kan hebben, en dat het er dus wel op aankomt….maar ook dat het nooit een noodlot is en ook geen excuus voor volgende generaties want er is altijd een eigen verantwoordelijkheid voor wat je doet met je leven, en er is met hulp van anderen en door Gods genade en door het werk van zijn Geest, altijd een weg terug en dan weer vooruit, altijd een tweede kans en hoop op een nieuwe toekomst.

Dan kan er ook plaats zijn voor het besef dat geen mens perfect is en perfect hoeft te zijn: we mogen fouten maken, als we die onder ogen durven zien en bespreekbaar maken, zoals ook in de Bijbel staat dat we elkaar onze zonden moeten belijden – ouders doen er goed aan de kinderen toe te staan fouten te maken en ervan te leren, en ze te helpen om het een volgende keer anders en beter te doen –en wat kan het bevrijdend zijn als je als zoon of dochter merkt dat je ouders eerlijk toegeven dat ze ook niet perfect zijn, het ook soms fout gedaan hebben en doen, en je waar nodig laat merken dat je daar spijt van hebt en excuses voor maakt – dat geeft zoveel ruimte en de band met elkaar wordt er hechter door – je komt er echt sterker uit.
En de andere kant uit ook: geduld hebben met je ouders als die voor jouw gevoel je niet begrijpen, kort door de bocht reageren of je beperken in wat jij zou willen ….. praat erover, respecteer elkaar, en accepteer dat niemand perfect is en hoeft te zijn.
Naar het voorbeeld van God over wie we zongen dat Hij liefdevol is en genadig, en dus ook geduldig: “die ons niet doet naar alles wat wij deden”, en steeds opnieuw met mensen wil beginnen, “zoals een vader liefdevol zijn armen” naar ons uitsteekt. dia 7
Van daaruit is er veel voor te zeggen als overheid en samenleving kinderen en kleinkinderen van mensen die heel foute keuzes maakten te omarmen,goed te begeleiden en ze de kans te geven een nieuw leven op te bouwen, beter dan ze te laten opgroeien met haat en wrok, met alle kwalijke gevolgen die dat kan hebben.

Bijzonder hoe die toevoeging aan het tweede gebod uitloopt op een grandioos ruime, verstrekkende, bemoediging, gegrond op Gods trouw aan zijn beloften en verbond: “als ze Mij liefhebben en doen wat Ik gebied, bewijs Ik hun mijn liefde tot in het duizendste geslacht”- hoe veel verder gaat dat dan de derde en vierde generatie!
En denk nou niet: dat eerste deel over ongehoorzaamheid en straf gaat over wie God de rug toekeren en hun nakomelingen – een hopeloos verloren generatie – en dat hoopgevende gaat over wie bij het geloof blijven en hun kinderen die dat ook doen.
Nee, juist wat we lazen in Ez. 18 laat zien dat het twee kanten op kan: onrecht en slechte dingen bij wie thuis het goede voorbeeld kregen – genade is geen erfgoed – terwijl ook als ouders verkeerd kiezen en een slecht voorbeeld geven, zoon of dochter de goede draad weer kan oppakken en dan ervaren mogen dat God trouw is en graag vergeeft – zoals in een psalm: “zijn heil omsluit de komende geslachten”.
Ja, en ook als je veel fout hebt gedaan en er spijt van hebt, wil God met je verder, mag je vragen om en rekenen op zijn vergeving, en mag je ook Gods hulp vragen om het weer goed te maken met mensen om je heen: je kinderen, je ouders, je naasten.

De NBV wordt herzien, zeker ook de tekst van dit tweede gebod wordt anders.
Wat er ook uitkomt, de bedoeling blijft staan, en Gods belofte ook – vertrouw daar maar op, want : “geslachten gaan, geslachten zullen komen, wij zijn in uw ontferming opgenomen” dia 8
amen
.

Filippenzen 4: 4-7: Verder in vertrouwen (afscheidsdienst)

Liturgie voor de afscheidsdienst van 26 november 2017

Welkom

Zingen: Gz. 163 (GK 2017) /ZG 213: 1,2,3 ‘Dit huis, een herberg onderweg’ .

1 Dit huis, een herberg onderweg
voor wie verdwaald in heg en steg
geen rust, geen ruimte meer kon vinden,
een toevluchtsoord in de woestijn
voor wie met olie en met wijn
pijnlijke wonden liet verbinden,
dit huis, waarin men smarten deelt,
weet hoe Gods liefde harten heelt.

2 Dit huis, waarin een gastheer is
wiens zachte juk geen last meer is,
dit huis is tot ons heil gegeven:
een herberg voor wie moe en mat
terzijde van het smalle pad
struikelt en langer niet wil leven –
plaats tegen de neerslachtigheid,
een pleister van barmhartigheid.

3 Dit huis, met liefde opgebouwd,
dit gastenhuis voor jong en oud,
ligt langs de weg als een oase;
hier kan men putten: nieuwe kracht,
hier is beschutting voor de nacht,
hier is het elke zondag Pasen!
Gezegend alwie binnengaat
en hier zijn lasten liggen laat.

Moment van stilte en gebed

Votum en groet

Zingen : Ps. 68: 7 LB ‘God zij geprezen met ontzag’

Zingen: Gz. 167: 1,2,3 GK (Opw. 167) ‘Samen in de naam van Jezus’

Verkondiging: Filippenzen 4: 4-7 ‘Verder in vertrouwen’

4 Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd. 5 Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen. De Heer is nabij. 6 Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt en dank Hem in al uw gebeden. 7 Dan zal de vrede van God, die alle verstand te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren.
—————————————————————————————————————

Zusters, broeders, jongeren en al ouderen, gasten van dichtbij en verder weg, gemeente – laat ik het maar een keer wat ouderwets maar welgemeend zeggen, en de apostel Paulus nazeggen -: geliefde gemeente van onze Heer Jezus Christus…

Dan zitten we meteen op de toonhoogte van deze brief, die toon maakt de muziek:
“God is goed voor ons allemaal, en daarom voel ik me sterk verbonden met jullie…. Hij weet dat ik jullie liefheb, net zoals Jezus Christus jullie liefheeft”. (1: 7-8, BGT).
Dat gaat dieper dan elkaar sympathiek vinden of het in alles eens zijn, het heeft alles te maken met dat geweldige van Gods liefde in Jezus die ons aan elkaar verbindt.
En ook: “Door de Heilige Geest zijn jullie met elkaar verbonden” (2:1). In die verbondenheid hebben we met elkaar gemeente willen zijn hier in Langedijk e.o.,
en die verbondenheid heb ik ook steeds meer ervaren met leden van andere kerken.
Daarom geldt het jullie allemaal en ook zoveel anderen: geliefden in onze Heer’.
Zoals Paulus zijn brief begint: “aan alle mensen in de stad Filippi die dankzij Jezus Christus bij God horen”- lees er vandaag maar Langedijk voor en HHW en de plaats
waar u of jij woont en werkt – samen met wie nog niet onze Heer hebben leren kennen en voor wie het evangelie ook een boodschap heeft van blijdschap en vrede.

Er zitten nog heel wat meer herkenningspunten tussen deze brief en ons vandaag.
Nee, niet dat ik me vergelijk met Paulus en met de situatie waarin hij zat toen hij deze brief schreef aan de gemeenteleden van Filippi, de oudste christelijke kerk in Europa.
Paulus zat op dat moment in de gevangenis, waarschijnlijk in Caesarea, waar hij als gevolg van doodsbedreigingen van zijn Joodse volksgenoten in voorlopige hechtenis zat, in afwachting van zijn berechting en zijn uiteindelijke hoger beroep op de keizer.
Paulus was op dat moment onzeker over de afloop, vandaar zware woorden over een eventueel doodvonnis: “ook al zou mijn bloed als offer worden uitgegoten.”
Paulus hoopte dat ze elkaar zouden terugzien, maar zeker was dat helemaal niet.

Nou weet je dat laatste nooit want wij zijn allemaal kwetsbare mensen, maar als in Nederland een dominee afscheid neemt van zijn gemeente vanwege wat dan heet ‘leeftijdsemeritaat’- na in mijn geval ruim 37 jaar actieve dienst, en in gelukkig goede gezondheid, dan is dat vergeleken met Paulus erg geriefelijk.
Ik voel me vergeleken met iemand met zo’n veelbewogen leven die uiteindelijk dat leven heeft moeten opofferen voor zijn geloof in zijn Heer maar een heel klein mannetje, een heel klein knechtje van de grote Opdrachtgever, zoals wij allemaal ons maar heel klein moeten voelen en ons hopelijk er bewust van zijn en dankbaar voor zijn dat we zoveel ruimte en vrijheid hebben om te geloven en om kerk te zijn, zeker als we dat vergelijken met medechristenen die vervolgd worden of gevlucht zijn.
En wat ik net noemde: ik hoop dat ons afscheid vandaag niet voorgoed zal zijn.
De catechisanten zijn in elk geval nog niet van me af: ik heb beloofd tot aan de kerst mee te draaien, en dinsdag er al weer te zijn – en voor volgend jaar staan enkele preekbeurten ingeroosterd, en …we gaan het land niet uit, Loenen is zo ver niet.

Toch, bij alle verschil, als je deze brief leest is er wat mij betreft ook herkenning.
Ik denk aan wat Paulus met dankbaarheid noteert over die gemeente in Filippi, dat ze betrokken zijn op en veel hebben gedaan voor de verbreiding van het evangelie.
Ze zijn gegroeid in het geloof en willen dat graag delen en aan anderen uitdelen; dat was en is er ook hier in Broek op Langedijk, en dat steeds meer samen met anderen.
Ik denk aan mooie diensten en activiteiten die ik in de afgelopen jaren met allerlei
mensen samen heb mogen voorbereiden en vormgeven, als GKV en steeds meer samen als CGK en GKV, aan catechisaties samen met anderen, de laatste jaren vooral in heel goede samenwerking met collega Frank Meijer en Jan Pieter Balder.
Ik denk ook aan de jaarlijkse vespervieringen, en aan jongerendiensten samen.
En als kerken in dit dorp zijn we voor het tweede jaar bezig voor de kerstvieringen.
Ja, en natuurlijk is er dat wonder in de Stad van de Zon: HartvoorHeerhugowaard.
Om niet meer te noemen: de Witte Tent, Alphacursussen, WijsmetGrijs, Refresh.
Allemaal mogelijk door de inzet van heel veel verschillende mensen, en vooral mogelijk door de zegen van onze goede God, die geloof geeft en liefde werkt.

Ja, en tegelijk, ook moeiten die Paulus noemt, zijn van alle tijden en ook onze tijd:
druk en tegenwerking en teleurstellingen van buitenaf en van binnenuit, verschillen van mening en aanpak, de last van veel werk op weinig schouders, plannen die niet van de grond kwamen, en af en toe forse kritiek en weinig ruimte voor weerwoord.
Je komt het in deze brief allemaal tegen: aan de ene kant dat ze in de gemeente groeien in het geloof en dat ze van elkaar houden en goed voor elkaar zijn en dat ze met elkaar meeleven – maar ook dat ze niet moeten klagen en geen ruzie moeten maken, dat ze bescheiden moeten zijn en de ander belangrijker moeten vinden dan
zichzelf – en twee blijkbaar kijvende zusters worden met naam en toenaam genoemd
– Euodia en Syntuche – ze krijgen de opdracht om het weer goed te maken: “jullie moeten samen strijden voor hetzelfde doel want jullie horen bij dezelfde Heer”(4:3).

Paulus en ook de christenen in Filippi ervaren in de praktijk van elke dag dat geloven in de gekruisigde en opgestane Heer Jezus je leven redt en anders en nieuw maakt, maar ook dat geloof lijden meebrengt en offers vraagt,dat het op volhouden aankomt. Paulus heeft het over zijn eigen strijd – letterlijk: wedstrijd – zoals vaker worden termen uit de sportwereld gebruikt, zoals in 3: 14 waar Paulus schrijft dat hij het doel nog lang niet heeft bereikt, dat hij de finale nog niet heeft gehaald maar dat hij wil volhouden en in de race wil blijven om de hemelse prijs, de erekrans, te halen – en dat niet aan het eind van een carriere en al helemaal niet als een soort beloning, maar als geschenk van Gods genade aan het eind van dit leven, als de Heer zal zeggen: je was een trouwe knecht, kom maar binnen, mijn feest gaat beginnen.
We belijden: die beloning kun je niet verdienen, die krijg je als cadeau, van Vader.
Ik hoop er maar op, met Paulus, dat ook ik eens dat cadeau aangeboden krijg,
in het besef dat in die 37 jaar er ook veel ongedaan en misgegaan is, met de bede dat God dat wil vergeven en mensen me dat vergeven, en met de belofte van
1 Kor. 15: 58:”in het besef dat door de Heer uw inspanningen nooit vergeefs zijn.”

Nou, en dan zijn we precies – je denkt misschien wel, eindelijk! – bij dat wat voor mij
kernverzen zijn uit deze positieve, blije en tegelijk ook nuchtere en eerlijke brief. Een
brief die je kan lezen als afscheidsbrief maar toch ook weer niet – met voor wie het lezen kernachtige bemoedigingen en tegelijk aansporingen voor de tijd dat ze het voorlopig zonder hun gemeentestichter moeten doen die misschien binnenkort voorgoed e-meritus is, uitgediend, maar dat ze verder kunnen in vertrouwen.
Dat kan, want ze hebben hun Heer in de hemel door wie ze zijn gered en die er altijd voor hen is – daarom kunnen zij net als Paulus onder alle omstandigheden, blij zijn en de moed erin houden: “laat de HEER uw vreugde blijven, wees altijd verheugd”.

Dat is de toonhoogte door heel deze brief die wel de brief van de blijfdschap wordt genoemd – Paulus heeft het meer dan eens over de blijdschap die hij ervaart – en hij roept zijn lezers een aantal keren op net als zij blij te zijn met en door hun Heer.
Op het eerste horen kan het vreemd overkomen: kun je dan blij zijn op commando?
Zo’n feest is het leven vaak niet, en geloven is lang niet altijd makkelijk, en als je let wat gebeurt in en met de kerk is het vaak huilen met de pet op – afgelopen zondag ging het daar nog over, over Ezra en de tempelherbouw: hoe de een stond te juichen en de ander liep te huilen omdat het allemaal zo anders en minder was dan vroeger en hoe moet het verder, met al die veranderingen, en wat moet ik daar nou mee..?

Nou, wat Paulus niet bedoelt is zoiets als ‘keep smiling’ of ‘keep calm and carry on’, want dat lukt vaak niet – of altijd blijven lachen wat er ook gebeurt – dat werkt niet.
Maar het geheim van geloven = vertrouwen op Jezus en op God als je Vader – is dat je je gekend mag weten als geliefd kind van God en als gered mens door Jezus.
Een uitlegger zegt dat echte vreugde er is dankzij het sterven van Jezus voor ons, en natuurlijk hoort daar het vervolg bij: zijn opstanding en overwinning over de dood.
Ik las: “Vreugde geeft kracht om lijden en moeiten te dragen…Echte blijdschap vinden we in de nauwe verbinding met onze Heer Jezus Christus”. Het is zeg maar die troost en dat houvast van zondag 1 HCat.: altijd het eigendom van mijn Heer.

Ik denk – en hoop dat het is opgepikt – dat dat ook een van de rode draden is geweest door mijn werk heen en in mijn preken: samen verbonden in Christus, en waar die verbondenheid niet maar met de mond beleden maar in woord en daad wordt gezocht en beleefd en gevierd – denk vooral ook aan het avondmaal – daar kan het heel wat hebben en hoeven verschillen geen splijtzwam te zijn en vallen we elkaar niet aan, verschillend als we soms denken en zijn, maar vullen we elkaar aan.
Blijven we ook niet allemaal op ons eigen eilandje met onze blijdschap en met ons verdriet maar delen we wat we denken en voelen met elkaar, en ervaren we dat gedeelde vreugde dubbele vreugde is en gedeelde smart halve smart – echt waar!

Ja, en als je ondanks veel en door alles heen blij bent met en door je Heer, samen,
dan krijgt dat ook doorwerking en uitstraling in hoe je in het leven staat en hoe je kijkt naar elkaar en omgaat met elkaar en hoe we als christenen en als gemeente bekend staan bij de mensen om ons heen: “Laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen.”
De vorige vertaling had: “uw vriendelijkheid zij alle mensen bekend” – alle mensen!
Weer een Bijbelwoord dat mij uit het hart gegrepen is, en nog zo’n rode preekdraad. Het ging de afgelopen jaren misschien wel veel over onze houding naar elkaar en anderen toe, over christelijk omgaan met elkaar en over hoe herkenbaar we zijn.
Maar het valt me steeds weer op hoe vaak de Heer Jezus het erover had en wat Hij ons heeft voorgedaan, en hoe vaak de apostelen het erover hebben in hun brieven.

Het moet dus wel belangrijk zijn, en ook: hoe lastig is het blijkbaar voor een mens.
Om niet de eerste viool te willen spelen maar allemaal je eigen partijtje mee te blazen, in samenspel met de ander, om niet vooral veel te praten maar eerst goed te luisteren, om niet te oordelen maar elkaar de ruimte te geven, om te doen waar 37 jaar geleden mijn intredepreek in Loenen en Weesp over ging: “laat u als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis” (1 Petrus 2).

‘Vriendelijke mensen’, dat is maar niet dat je aardig bent of een allemansvriendje.
Het gebruikte woord kan ook betekenen dat je mild bent, welwillend, goedwillend.
Zo de HSV: “Uw welwillendheid zij alle mensen bekend.” (=tegemoetkomendheid).
Iemand schrijft: “Het is juist voor christenen, die vreemd worden gevonden door hun omgeving, belangrijk om zich niet terug te trekken – en ook om zich niet af te zetten, zeg ik erbij – maar zelf op een positieve manier onder de mensen te bliven komen.”
Dat is dus weg blijven bij en ophouden met negativiteit, betweterij, veroordeling.

Het was mij uit het hart gegrepen toen collega Meijer laatst woorden gaf aan het verlangen om te werken aan een open gemeente waar niemand veroordeeld wordt om wie hij of zij is, wat hij of zij denkt, maar dat iedereen zich echt welkom voelt.
Dat lied waarmee we begonnen is daarom een van mijn favorites geworden, over de kerk als herberg onderweg, toevluchtsoord en oase, plaats tegen neerslachtigheid
en tegen negativiteit – waar je nieuwe kracht kunt putten en je lasten kwijt kunt.
Ik wens jullie toe dat een nieuwe gemeente met nieuw elan daarvoor gaat – samen.
Dat veel mensen er binnengaan en ervaren hoe dat is: elke zondag Pasen=Leven.

Kijk, en dan hoef je ook niet krampachtig en bezorgd of zelfs bang de nabije en de verdere toekomst tegemoet te zien, niet voor jezelf, voor de kerk, of de wereld.
O ja, redenen genoeg om wél bezorgd te zijn of bang, of ‘verontrust’ zoals dat in de kerk soms heet: want wat gaat er allemaal nog meer veranderen in de kerk, hier plaatselijk, en landelijk, en waar gaat het heen met de wereld, en wat overkomt mij?
Wees er maar eerlijk over, praat er vooral open over met elkaar, maar verlies niet je Heer uit het oog en laat Hem je houvast en je vluchtplek en je vreugde blijven, wat Paulus ons ook meegeeft: de Heer is dichtbij, bereikbaar, bid maar veel, en dank.
Dat kun je persoonlijk doen, er is ook een gebedsgroep, en in de kerk doen we het elke zondag, en ook dat is een kracht van de kerk, en ook dat verbindt, en geeft rust:

“Wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt, en dank Hem in al uw gebeden” – dat laatste hoort erbij en zet de toon want het geeft oog voor zoveel positiefs dat er is, zoveel zegen die God geeft, zoveel waar je voor kunt danken.
En vergeet dan vooral niet voor elkaar te danken, en voor de gemeente te danken.
Juist als je ook moeite hebt met ontwikkelingen, met veranderingen,of met mensen.
Zoals Paulus deze brief begint, en bijna al zijn brieven begint: ik dank God voor jullie.
Zie elkaar maar als cadeaus van God, en dan ook als opdracht en uitdaging, en bid vooral voor jezelf en voor elkaar, voor de gemeente als geheel en voor Gods wereld.

En dan ga je ook ervaren dat dat rust geeft en dat er dan balans in je leven komt.
De apostel bemoedigt zijn lezers: “Dan zal God zijn vrede aan jullie geven” vs. 7).
‘Zijn vrede’, staat er met nadruk bij, en “een vrede die alle verstand te boven gaat”.
Jezus zegt het ook: “mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan.”
Wat wij onder vrede verstaan is vaak een gewapende vrede, een afgedwongen vrede, of een ‘ “laten we het daar maar niet over hebben, want dan krijgen we ruzie”- vrede’, dat je dingen die slecht en krom zijn maar laat wat ze zijn ‘om de lieve vrede’.
De vrede die God geeft is anders en echt: eerst dat het goed is en blijft met God – “als God voor ons is wie is nog tegen ons?” – en dan ook dat je in balans bent met jezelf en weet dat het hoe dan ook goed is en komt – zodat je ook vrede kunt hebben wat wat met jezelf en om je heen gebeurt, zeker als je daar zelf niets aan kunt veranderen, of als je merkt dat wat jij moeilijk vindt anderen blij en gelukkig maakt.
Laten we steeds meer en steeds weer verbinding zoeken met elkaar en met anderen,
waartoe Paulus in een andere brief ons aanspoort: “Stel, voor zover het in macht ligt,
alles in het werk, om met alle mensen in vrede te leven”. Alles in het werk stellen, het gaat dus niet vanzelf. En soms lukt niet: “voor zover het in uw macht ligt”. Hoe waar het dat je uiteindelijk alleen jezelf veranderen kunt, en dat is al een heel karwei.
Gelukkig dat we het niet alleen hoeven te doen, en dat God belooft dat die vrede die Hij in je hart wil leggen en ons steeds weer wil aanreiken – elke zondag en elke dag- beschermt tegen wat er aan onvrede en onrust en angst bij ons binnen wil komen:
“Die vrede zal jullie gevoel en jullie gedachten beschermen tegen alle kwaad”. Ïn Christus Jezus’, omdat, en als, we in verbinding blijven met Christus die de Vrede is.

Wat kan ik beter doen dan die vrede mezelf en u en jou toewensen, en toebidden?
En afsluiten met de verzen die Paulus op onze tekstverzen laat volgen, om mee te nemen, ieder naar eigen huis, en als huiswerk als gemeente voor de tijd die komt: “Ten slotte, broeders en zusters, schenk aandacht aan alles wat waar is, alles wat edel is, alles wat rechtvaardig is, alles wat zuiver is, alles wat lieflijk is, alles wat eervol is, kortom, aan alles wat deugdzaam is en lof verdient. Doe alles wat ik u heb geleerd en overgedragen, wat ik u heb verteld en laten zien. Doe het, en de God van de vrede zal met u zijn.”

Amen
Zingen: Gz. 174: 1-4 GK ‘Maak muziek voor God de Vader’

Geloofsbelijdenis van Nicea

Wij geloven in één God, de almachtige Vader, Schepper van de hemel en de aarde, van alle zichtbare en onzichtbare dingen.
En in één Heer, Jezus Christus, de eniggeboren Zoon van God, geboren uit de Vader vóór alle eeuwen, God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God; geboren, niet geschapen, één van wezen met de Vader; door Hem zijn alle dingen geworden. Ter wille van ons mensen en van ons behoud is Hij neergedaald uit de hemel en vlees geworden door de Heilige Geest uit de maagd Maria en is een mens geworden. Hij is ook voor ons gekruisigd onder Pontius Pilatus, heeft geleden en is begraven. Op de derde dag is Hij opgestaan overeenkomstig de Schriften. Hij is opgevaren naar de hemel, zit aan de rechterhand van de Vader en zal in heerlijkheid weerkomen om te oordelen de levenden en de doden. En zijn rijk zal geen einde hebben.
En in de Heilige Geest, die Here is en levend maakt, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die samen met de Vader en de Zoon aangebeden en verheerlijkt wordt, die gesproken heeft door de profeten. En één heilige, algemene en apostolische kerk.
Wij belijden één doop tot vergeving van de zonden.
Wij verwachten de opstanding van de doden en het leven van de komende eeuw.

Amen

Zingen: Gz. 305: 1,2 LB ‘Waar God de Heer zijn schreden zet’ (NLB 723)

1 Waar God de Heer zijn schreden zet
daar wordt de mens, van dwang gered,
weer in het licht geheven.
Als ’s Heren woord weerklinkt met macht
wordt aan het volk dat Hem verwacht
de ware troost gegeven.
Zijn Geest weerstaat de valse schijn
en schrijft in harten het geheim
van ’s Vaders grote daden.
Zo leven wij om Christus’ wil
te allen tijd gerust en stil
alleen van zijn genade.

2 O Heer, uw onweerstaanbaar woord
drijft rusteloos de eeuwen voort
wat mensen ook verzinnen.
En waar de weg onvindbaar scheen
mochten wij door geloof alleen
de tocht opnieuw beginnen.
Gij hebt de vaderen bevrijd
en uit het diensthuis uitgeleid
naar ’t land van melk en honing.
Hervorm, herschep ook ons geslacht,
opdat het door de wereldnacht
de weg vindt naar uw woning.

Gebed
Inzameling van de gaven

Zingen: Ps. 150: 1,2 Levensliederen ‘Zing het uit en prijs de HEER!
1. Zing het uit en prijs de HEER!
Prijs God, geef Hem alle eer!
In de tempel waar Hij woont,
in de hemel waar Hij troont.
Prijs zijn koninklijke hoogheid!
Prijs Hem om zijn scheppingsmacht.
Prijs Hem om zijn zeggingskracht.
Prijs zijn grenzeloze grootheid!
2. Dans! De toon is nu gezet.
Prijs Hem, ramshoorn en trompet.
Prijs Hem, snaren, harp en luit.
Prijs Hem, tamboerijn en fluit.
Prijs Hem, klinkende cimbalen.
Prijs Hem, bekkens: vol geluid!
Prijs de HEER en zing het uit
alles wat kan ademhalen!
Zegen

De Heer zal voor je zijn, om je de juiste weg te wijzen.
De Heer zal achter je zijn, om je te beschermen tegen gevaar.
De Heer zal onder je zijn, om je op te vangen als je dreigt te vallen
De Heer zal in je zijn, om je te troosten als je verdriet hebt.
De Heer zal om je heen zijn als een beschermende muur, wanneer je wordt aangevallen
De Heer zal boven je zijn om je te zegenen.
Zo zegene God u en jou, vandaag, morgen, al onze dagen, tot in eeuwigheid.
Amen.
Amen: Ps. 32: 3a/4b LL ‘Bij U vind ik een schuilplaats in gevaren’

Bij U vind ik een schuilplaats in gevaren,
ik voel me veilig, U blijft mij bewaren.
U bent het die mij liefdevol omringt
en met gejuich van mijn bevrijding zingt.
Eer aan de Vader, die om ons blijft geven.
Eer aan de Zoon, door wie wij eeuwig leven.
Eer aan de Geest, die altijd voor ons pleit.
Drie-enig God, leef tot in eeuwigheid!

Psalm103: 13 en Lucas 11: 13: Elke dag Vaderdag (overdenking viering avondmaal)

Liturgie dienst van Schrift en tafel zondag 18 juni 2017
Votum en groet
Zingen: Ps. 119: 64
Wet van de Heer
Zingen: Ps. 119: 65,66
Gebed
Schriftlezing: Psalm 103
Zingen: Ps. 103: 5,7
Schriftlezing: Lucas 11: 9-13
Zingen: Gz. 39: 1,2
Verkondiging over dia 1 Psalm 103: 13 en dia 2 Luc. 11: 13 – ‘Elke dag Vaderdag!’
Zingen: Gz. 37: 1,5,8
Gebed
Collecte
Zingen: Lied 319: 1,4,5
Avondmaalsformulier V
Tafel 1: opwekking/viering/ Gz. 141: 1
Tafel 2: viering/dankzegging/ Gz. 141: 2
Zingen: Gz. 141: 3
Zegen
Zingen: Gz. 134: 6
————————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, zusters, broeders, onder wie vaders/ moeders/ kinderen,…opa’s en oma’s,

Vaderdag vandaag, ik denk dat er in veel gezinnen al aandacht voor is geweest.
Op internet las is onder andere dit: “Op Vaderdag worden vaders in het zonnetje gezet. Ze krijgen dan vaak ontbijt op bed, knutselwerkjes van de kinderen en/of kadootjes”. Ik weet niet of jullie als vaders onder ons dat hebben ondervonden…
Zelf herinner ik me vooral de grappige en soms schattige werkjes, en kadootjes.
En vooral dat je even extra merkte dat je met ook je missers gewaardeerd werd
en de band voelde met je zoon, je dochter…sommige werkjes heb ik nog steeds…
Het is best mooi, die ene keer per jaar: moederdag eerst..terecht..en dan vaderdag.

Maar vanmorgen gaat het om meer dan dat, geven we eer aan wie sterker is en
groter en nog veel meer liefdevol en zorgzaam dan de beste en liefste vader die
er is – niet voor niets heb ik in dat thema een hoofdletter gebruikt: Vaderdag.
En dan inderdaad is het elke dag Vaderdag want het gaat over God onze Vader.
dia 3
Trouwens wel bijzonder dat God met een vader hier op aarde vergeleken wordt.
Zoals vaker gebeurt, door heel de Bijbel heen, dat aardse, menselijke beelden
Worden gebruikt om ons te helpen om ons God en dingen van God tenminste
een beetje voor te kunnen stellen – God past zich aan bij ons beeldmateriaal.
Daar zit ook wel een risico aan, als we vergeten dat God altijd veel groter is.
Als we nadenken over dat Vader-zijn van God, tien tegen één dat onze beeldvorming dan wordt bein¬vloed door hoe we aankijken tegen onze eigen vader en moeder.
En dat kan heel erg verschillen: per gezin, per cultuur, en in welke tijd je leeft.

Ik las een artikel over de rol van vaders in verschillende culturen, en hoeveel
verschil dat maakt, b.v. tussen Nederland en b.v. Afganistan en in Afrika – in
in onze samenleving is een vader vaak meer een begeleider of zelfs een vriend,
en zijn we erachter dat dwang en zeker geweld niet goed is en ook niet werkt,
en zijn lijfstraffen zelfs bij de wet verboden – in andere culturen wordt dat heel anders gezien en beleefd, is een vader vooral de sterke man, en ook een strenge opvoeder en is er het ene moment die arm om je heen, het andere moment een fiks pak slaag.
Wat nog niet zo lang geleden ook in Nederland gewoon was, en in de tijd van de Bijbel komen we ook tegen dat bij opvoeding straf kan horen, ook met harde hand.
Ja, en nog steeds zijn er heel verschillende vaders: vaders die er zijn voor het gezin, vaders die weinig tijd hebben en vaak weg zijn, en helaas ook vaders die het erg af laten weten of zich zomaar laten gaan in drift, en zelfs zoon of dochter mishandelen of misbruiken – en dan zijn armen om je heen beangstigend i. p.v. liefdevol

Jezus zei:”als u, hoewel u slecht bent, goede gaven weet te geven aan uw kinde-ren”.
Hoor daar ook maar doorheen dat het eigenlijk een wonder is, als dat gebeurt, iets om verbaasd en verwonderd over te zijn, want er zit in elk mens van alles dat in de
weg kan zitten en de relatie ouder-kind kan kapot maken, soms voor de rest van het leven – en het vraagt veel om een goede vader en een goede moeder te zijn, en dat te geven en te doen dat echt goed is voor juist dat kind – dat vraagt veel denken en praten, soms met beroep op anderen met hun kennis en ervaring, en veel gebed.
Vooral: dat kan alleen vanuit liefde, liefde die niet op jezelf en je eigen belangen en
verwachtingspatronen is gericht, maar het goede wil voor die ander: voor je kind.

Kijk, en dan komen we wat dichter bij hoe God zichzelf wil leren kennen als Vader.
En dan niet als een verlengstuk of uitvergroting van hoe mensen op aarde vader zijn.
Vat het al helemaal niet op als uiting van de Bijbel dat toch een mannenboek zou
zijn, want God heeft de mens mannelijk en vrouwelijk geschapen maar staat zelf
ver boven die verschillen en rollen die op aarde best vaak een grote rol spelen –
van God lezen dat Hij als een vader beschermt en steunt en ons te hulp komt
maar ook dat Hij zijn volk troost zoals een moeder haar zoon troost (Jes. 66: 13).
Ja, en daarin is God veel groter en liefdevoller en nog meer bewogen dan een vader en moeder maar kunnen zijn, lees Jes. 49: 15 (BGT): Een moeder ”vergeet haar kind nooit. En zelfs al zou een moeder haar kind vergeten (wat helaas soms gebeurt, in een wereld waarin kinderen worden gedumpt of verwaarloosd) , Ik zal jou nooit vergeten” (zegt God); en hoor Psalm 27: 10 (BGT): “U blijft vol liefde voor mij zorgen, ook als iedereen mij verlaat, zelfs als mijn vader en moeder mij verlaten”. Wat
een troost in een wereld met gebroken gezinnen en veel verlaten kinderen.

Gelukkig dat God nog veel meer vader is en moeder te tegelijk, zoals gezegd niet een vergrote versie van hoe wij mensen proberen vader en moeder te zijn, maar als het ultieme Voorbeeld van wat echte onvoorwaardelijke vaderliefde is – en moeder-liefde: een liefde voor ons,van huis weggelopen en zoekgeraakte zonen en dochters, een liefde die zover ging dat God de liefste die Hij had, opofferde: zijn zoon Jezus.
Het is de overtreffende trap van wat we Jezus zelf horen zeggen, dat God veel
meer dan zelfs de beste vader op aarde zijn kinderen het goede wilde geven, de
beste en meest kostbare die Hij had: daar kan geen vader op aarde aan tippen.
Naar ons toe wordt daar het woord ontferming voor gebruikt: “zoals een vader
zich ontfermt over zijn kinderen, ontfermt de HEER zich over wie Hem vrezen.
Ontferming, dat is een woord met diepe wortels: een warm hart, diepe gevoelens
van liefde en dat voor mensen die die liefde niet waard zijn en zich vaak liefdeloos
gedragen naar God toe en naar elkaar toe en naar de schepping van Vader toe.
Ontferming, dat wordt concreet door wat erom heen staat in die geweldige psalm:
de HEER is een God van liefde en genade, die onze schuld vergeeft en wegdoet,
die recht doet aan wie onrecht lijden, die niet boos blijft maar wel trouw blijft – die
oneindig geduldig is en steeds weer wil redden, omdat Hij zoveel van ons houdt.

Nou, dat mogen wij vandaag weer vieren als Vaders gezin samen aan zijn tafel.
In brood en wijn proeven we de liefde van Vader en van Jezus onze oudste Broer.
En we ervaren en versterken als het goed is de band van elkaar als broers en zussen, samen met al die anderen dichtbij en verder weg, samen Vaders gezin.
Ja, en die liefde mogen we ook oefenen en ervaren en delen, door de Heilige Geest.
Jezus zei over bidden tot God als Vader dat Vader zijn kinderen het goede geeft.
Dat is niet altijd precies wat wij vragen maar veel meer dan dat: de Heilige Geest.
Eigenlijk betekent dat dat God zichzelf aan ons geeft, dat Hij in ons leven wil komen en dat anders en nieuw wil maken, dat zijn liefde ons vult en ons stuurt en beweegt.
Zoals we zingen: Geest van hierboven, leer ons geloven, hopen, liefhebben – en dan
Is het goed en komt het goed, ook als dingen anders gaan dan wij gehoopt en gedacht en gebeden hadden – en dan maakt God zelfs ongedacht het kwade en het moeilijke goed – en zijn er juist als het moeilijk is die liefdevolle troostende armen,
en is er voor de ergste zonde als die beleden wordt en bestreden, vergeving, en weer hoop, want Vader blijft niet altijd boos, en altijd overwint toch zijn genade.
Waar zeker ook waar nodig correctie bij hoort, soms zelfs straf, voor ons bestwil.
Er staat bij in de psalm ‘over wie Hem vrezen’- en dat is niet bang voor God zijn –
bang zijn voor je vader of je moeder ben je als het goed is meestal niet, al kan dat wel eens zo zijn als je echt iets gedaan hebt wat niet mocht, wat echt verkeerd was.
Maar dat vrezen in de Bijbel betekent ontzag hebben, eerbied, voor je hemelse Vader die heilig is – en goed is – en die je daarom hoog hebt en van wie je houdt.

Kijk, en draai het dan maar om: zoals God onze Vader zijn armen liefdevol om ons heen slaat, mag je dat doen als vader, als moeder, om je zoon, je dochter – en zoals God de Vader zijn kinderen geen stenen voor brood geeft maar wat goed is, wat ze
nodig hebben, mogen wij dat proberen naar elkaar toe, in het gezin en daarbuiten.
En hopelijk herken jij bij je eigen vader als je die nog hebt, en bij je moeder, iets van
wie God voor je wil zijn: dat je altijd bij ze terecht kunt, dat je respect voor ze kunt
hebben, dat ze van je houden ook als het wel eens botst, en dat jij van hen houdt.
En als het anders is, zoek er hulp bij, bij wie je vertrouwt, én bij je hemelse Vader.
Maar als het goed is, is het elke dag vaderdag, en moederdag, met een kleine en met een grote letter – dag van je Vader, dankzij Jezus, en door zijn Heilige Geest.

amen