Liturgie morgendienst
Welkom
Votum en groet
Introductie 4e adventszondag, zondag Rorate coeli , naar Jesaja 45: 8
Hemel, laat gerechtigheid neerregenen, laat haar neerstromen uit de wolken, en laat de aarde zich openen. Laten hemel en aarde redding voortbrengen en ook het recht doen ontspruiten. Ik, de HEER, heb dit alles geschapen.
Gz. 188: 1 en 4 GK (oud Gz. 80) ‘O Heiland, open wijd de poort’
Gods wet
NLB 439: 1,2,3 ‘Verwacht de komst des Heren’
Gebed voor de opening van het Woord
Bijbellezing: Psalm 42 en 43
Opwekking 281 ‘Als een hert dat verlangt naar water
NLB 452 : 1 en 2 Als tussen licht en donker´
Gebed
Collecte
NLB 416 ‘Ga met God’
Zegen
Verkondiging: ‘Heimwee en verlangen’
Gemeente van Christus,
Ik heb normaal gesproken niet zoveel met heimwee, met terugkijken en terug verlangen naar wat vroeger beter was, mooier, toen geluk nog gewoon was. Niet omdat je dan vaak heel selectief terugkijkt en vergeet wat juist minder was vroeger, lastiger, maar ook omdat het weinig oplevert want je leeft hier en nu. Meer dan eens leert de Heer ons in de Bijbel dat we als mensen en zeker als christenen altijd onderweg zijn, en dat stilstaan en achterom verlangen niet past bij mensen die achter Jezus aan willen want Jezus gaat verder en zegt: volg Mij! Ja maar toch, er kunnen omstandigheden zijn dat heimwee en weemoed toeslaan. Als veel waar je aan gewend was en blij van werd, energie van kreeg, wegvalt. Dan kun je heimwee ervaren naar wat vorig jaar nog kon en nu niet meer, maar vooral daar door heen voel je verlangen: naar weer betere tijden, maar wanneer en hoe?
Waarmee we helemaal in de psalm zitten die we lazen en die onze aandacht vraagt. Een psalm met veel tranen, lijden onder de spot van vijanden, eenzaamheid, vol heimwee naar wat vroeger zo gewoon en zo mooi was en nu zo ver weg lijkt, maar ook een lied van verlangen: naar God, naar nieuwe tijden; een lied ook vol hoop. Zoals bij meer psalmen roept het veel herkenning op en tegelijk zit er aansporing in om jezelf aan te pakken en niet bij de pakken neer te blijven zitten, als een refrein dat drie keer terugkomt: twee keer in Psalm 42,en als slotakkoord in Psalm 43: “Waarom, ziel, zo aangeslagen, waarom bang en rusteloos? Hoop op God, stel Hem je vragen. Wees niet langer lusteloos. Want de dag komt – heb geduld – dat je Hem weer prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden, want mijn God zal mij bevrijden.”
Ik las: “Dat refrein is een pareltje: de dichter heeft het zwaar, maar hij roept zichzelf tot de orde en komt zelfs tot een dankzegging. Dat doet hij drie keer, want zo vaak is nodig om tot rust en vertrouwen te komen.” Je moet het dus steeds weer tegen jezelf zeggen en van anderen – van God en mensen – horen, en steeds herhalen: “vestig je hoop op God, mijn God die me ziet….en me redt”. Niet alsof dan de zorgen weg zijn en alles is opgelost, maar als aansporing om niet alleen achterom te kijken naar hoe het was, en naar voren: wat gaat het worden, en wanneer wordt het weer normaal – maar om ook en vooral naar boven te kijken: waar God is die al heeft bewezen een redder te zijn, op zijn tijd en zijn manier; aan wie je je vragen mag blijven stellen en voor wie je niet je groter en stoerder hoeft voor te doen dan je bent.
Houdt dat vooral vast, tegen de klippen op, en kijk uit naar nieuwe tijden! Dat is een treffende boodschap voor de adventstijd: kijk uit naar Gods nieuwe tijd! Waarbij meteen de oproep om geduld te hebben en erom te blijven bidden, zoals Gods volk Israël dat heel veel eeuwen heeft gedaan in afwachting en verwachting van de beloofde goede nieuwe tijden van Gods Messias….goed om dat te bedenken: wat is nou nog geen jaar afzien en onzekerheid vergeleken met die vele eeuwen dat Israëlieten generatie op generatie moesten wachten en blijven bidden tot Gods tijd. I Ik weet niet hoe het jullie gaat maar ik vind deze crisis en deze tijd van afzien en van onzekerheid al veel te lang duren…maar onlangs bladerde ik een in uitvoerig verhaal van mijn al lang overleden vader over onder andere hoe hij de oorlogsjaren beleefde en hoe na vijf moeilijke jaren – vijf jaren – eindelijk de bevrijding kwam – de ouderen onder ons zullen die tijd zich ook herinneren….en wat is dan een jaar – en dan denk ik aan de ballingen in Babel die 70 jaar moesten wachten en aan Israël in Egypte – meer dan 400 jaar voor ze naar hun eigen land terug mochten – en heel veel eeuwen voordat Jezus de Messias kwam – hoe vaak is er gebeden, geroepen: hoe lang nog? Juist daartoe worden we gedwongen in deze tijd: afwachten, en tot hoelang weten we niet, en dan is de vraag hoe we daarmee omgaan,en hoe we ons daarin oefenen.
Weer terug die psalm induiken helpt daarbij: we staan er niet alleen voor en heimwee en verlangen, hopen tegen alles in, en moeten wachten, het is van alle tijden. Van de dichter van dit lied en de situatie waarin het lied ontstaan is, weten we weinig. ‘Een kunstig lied van de Korachieten’ zal betekenen: bestemd voor het tempelkoor. Maar dat was veel later, toen deze psalm een plek kreeg in het liedboek van Israël. Het bijzondere van deze psalm is dat het lied heel persoonlijk wordt: een ik- psalm. Wat trouwens van heel veel psalmen geldt, zeker ook de vele met de naam David. En dat is mooi want bij God telt elk mens, is niemand een nummer, en is elk leven en elk levensverhaal de moeite waard, ook om voorgoed een plek te krijgen in de Bijbel en in het zangboek van de kerk van alle tijden, herkenbaar voor mensen nu en later. En als je dan zo’n lied leest of hoort voorlezen of meezingt, kun je er je eigen leven met verdriet en pijn, heimwee en verlangen, wanhoop en hoop, en blijdschap, in terugvinden en mee uitzingen, voor jezelf of samen, thuis of in een volle kerk……
Nou, dat laatste, die volle kerk, die er al maanden niet was voor ons, en er ook vandaag nog niet is zoals we graag zouden willen, miste de dichter ook: “Weemoed vervult mijn ziel nu ik mij herinner hoe ik meeliep in een dichte stoet en optrok naar het huis van God – een feestende menigte, juichend en lovend.” Een herinnering aan lang geleden en ver weg en dat doet best pijn want waarom… Uit het vervolg leren we wie zo klaagt kennen als een vluchteling, een balling, iemand die door waarschijnlijk oorlogsgeweld of een opstand niet kan reizen en niet naar de tempel kan: “Mijn ziel is bedroefd, daarom denk ik aan U, hier in het land van de Jordaan, bij de Hermon, op de top van de Misar”. Dat was ver in het noorden, ver van Jeruzalem waar de tempel stond, waar God woonde, en het volk samen was. En dan te bedenken dat het toen nog veel moeilijker dan met de beperkingen waar wij mee te maken hebben, die Israëliet in ballingschap het gehad zal hebben, zonder smartphone, zonder skype of videobellen, zonder tempeldiensten online, en met familie en vrienden ver weg, en vijanden op de loer en de spot van die vijanden nog in zijn oren: hé, waar is jouw God dan, die jou toch helpt…..dat maakt het allemaal nog erger want is dat niet zo: God, waar bent U nou? Dan huilt je hart en komen de tranen: “Tranen zijn mijn brood, bij dag en bij nacht…mij gaat door merg en been de hoon van mijn belagers, want ze zeggen heel de dag: ‘Waar is dan je God?’ …..Dan blijft niets anders over dan een schreeuw naar omhoog, een gebed uit de diepte en van ver naar waar God toch is: “Waarom komt en redt U niet? Waarom laat u mij alleen met de vijand om mij heen?” Heer waarom vergeet U mij, waarom ga ik gehuld in het zwart, door de vijand geplaagd?” Maar is God niet ook je tegenstander: ”Al uw golven slaan zwaar over mij heen”. ‘Heer, ik verdrink! Heer, help!
Er zit in deze psalm een enorme spanning: in de dichter zelf, en tussen hem en God. Aan de ene kant is er dat heimwee naar hoe goed het was, en de frustratie over hoe anders het allemaal geworden is, en vragen die hem naar de strot vliegen over wat die betekent en waarom het zo gaat en vijanden dit hem aandoen en God blijkbaar dat toelaat en niet ingrijpt: Heer, ‘Waarom komt en redt U niet? Waarom laat U me alleen met de vijanden om me heen” en dat terwijl ik zo naar uw nabijheid verlang. Ja, want dat trilt door alles heen, daar begint het mee en daar loopt het op uit: “Ik verlang naar God, die leeft, die mijn ziel te drinken geeft. Wanneer zal ik hem ontmoeten, zal Gods glimlach mij begroeten? Dat is de ene kant: verlangen dat nog niet vervuld wordt, afstand, God die zwijgt…en aan de andere kant een toch sterk en ongeschokt vertrouwen dat God er is als de levende God en dat God hem niet is vergeten en hem zal redden, wat hij keer of keer tegen zichzelf zegt, en ons tegen onszelf laat zeggen: vestig je hoop op God, blijft dat ondanks alles en tegen alles in – ook tegen die vijanden in – doen: hoop op God en stel Hem je vragen – loop dus niet bij Hem weg maar schreeuw het uit naar Hem- want ik weet zeker dat ik eens Hem weer zal loven, samen met anderen, in zijn tempel, in zijn kerk, mijn God – dat blijft zo – mijn God die mij ziet en mij redt…dat is Psalm 43: “Heer, zend uw licht, laat mij ervaren dat U mij naar uw woning leidt. Wanneer ik kom bij uw altaren, zal ik U prijzen bij de snaren” Dat gebeurde steeds weer, God is trouw en goed.
Ja, en dan mogen wij dat lied zingen als mensen die Jezus kennen en willen volgen. Jezus die meer dan wie ook ons Gods gezicht laat zien en zijn vriendelijke ogen, en die daarvoor nog meer dan de dichter van Psalm 42 er diep onderdoor is gegaan, tot aan het kruis en tot in de dood, tegen wie ook is geschreeuwd: waar is nou jouw God? En die zelf tot God heeft geroepen: “Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, en blijft zover, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet naar gaat aan mij voorbij? Hoe blijft Gij zwijgen?”. Dat is een schreeuw uit de diepte naar God heel hoog en ver weg met woorden van David in Psalm 22; het hadden ook kreten uit Psalm 42 kunnen zijn: “Waarom komt en redt U niet? Waarom laat U mij alleen met de vijand om me heen?”. En weer in Psalm 43: ‘Waarom laat U mij zolang lijden door mensen die bedrog verspreiden. Waarom heb ik het zo benauwd en word ik uitgejouwd?”. Heftig! Het komt heftiger dan ooit op Jezus af, daar aan het kruis, bespot, verlaten, alleen. Maar ook Jezus bleef zich vastklampen aan God, God zijn vragen stellen: waarom? En hij bleef roepen tot God en hopen op God: mijn God die mij ziet en mij zal redden. We mogen geloven en we vieren het elke zondag, verbonden met elkaar en met zoveel anderen wereldwijd, en samen met onze God: God heeft zijn Zoon gered en door Hem redt Hij ons; Hij gaf en geeft nieuwe tijden. In deze psalm zit een oproep aan onszelf en elkaar: “Wees niet langer lusteloos. Want de dag komt – heb geduld –dat je hem weer prijzen zult”. Dat prijzen van God hoeft natuurlijk niet te wachten, dat kun jij en kan ik elke dag doen, op jezelf of in kleine kring, en er kan vast nog heel wat om elkaar te steunen in dat wachten en verwachten en aandacht te hebben voor God en voor elkaar, vandaag te doen wat vandaag op je af komt en wel kan, in plaats van ongeduldig almaar te denken aan wat straks hopelijk allemaal weer mogelijk is en teleurgesteld te zijn dat weer niet en nog steeds niet.. Volhouden dus maar met geloven en hopen…én zingen, in jezelf en straks weer samen: ‘Wees niet langer lusteloos, Want de dag komt – heb geduld – dat je – samen – Hem weer prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden (u ook?) , want onze God zal ons bevrijden!’ Vast en zeker! Beloofd is beloofd.
amen