Zondag 51 Heid. Cat. : Vergeving vragen

Liturgie middagdienst zondag 1 oktober 2017 – BoL

Zingen: Ps. 116: 1,3,6 Levensliederen

1 Ik hou van God! Hij luistert naar mijn stem.
Hij hoorde mij om zijn genade vragen,
bood mij een luisterend oor in zware dagen.
Mijn leven lang val ik terug op hem.

3 Rechtvaardig en genadig is de HEER.
Gewone mensen neemt hij in bescherming.
Toen ik, vernederd, riep om zijn ontferming,
kwam hij me redden, daalde naar me neer.

6. Waarmee toon ik de HEER mijn dankbaarheid?
Ik zal met dank de reddingsbeker heffen,
om zo zijn grote daden te beseffen –
met heel zijn volk ben ik hem toegewijd

Moment van stilte en gebed
Votum en groet
Zingen: Ps. 103: 1,3 ‘Zegen, mijn ziel, de grote naam des Heren’
Avondmaalsformulier V
– Inleiding en gebed
– Incl. Apostolische Geloofsbelijdenis Gz. 179a
– Viering
– Dankzegging (1)
Zingen: Ps. 103: 4,9 ‘Zo hoog en wijd de hemel staat gerezen’
Schriftlezing: Matt. 18: 15-35
Zingen: Gz. 175: 1,2,4 ‘O wij arme zondaars’
Verkondiging: zondag 51 ‘Vergeving vragen’
1. schuldbewust;
2. blij verrast;
3. vergevingsgezind.
Zingen: Gz. 408: 1,4,6 ‘Nu laat ons God de Here’
Gebed
Collecte
Zingen: Gz. 167: 3 ‘Prijs de Heer, de weg is open
Zegen
Amen: Ps. 89 laatste regel
—————————————————————————————————————
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Een vreemde koning en een rare knecht. Die zijn we tegengekomen in dat bekende verhaal van de Here Jezus. Dat het zo bekend is, heeft als nadeel dat we er niet meer zo van opkijken. Niet verrast zijn van de koning en niet schrikken van die knecht. En dus – want daar slaat dat verhaal op – veel te weinig onder de indruk zijn van de verrassing die we van de grote Koning krijgen – en niet eens meer schrikken van onszelf – of herkent niemand zichzelf in die knecht?

Een vreemde koning. Ja, want dat zie ik nog geen regering of belastingdienst doen. De koning uit het verhaal roept zijn knechten op het matje. Zijn ministers of hoge ambtenaren. Ze moeten de boeken opendoen en zich verantwoorden voor wat ze hebben gedaan met het geld van de koning. Vandaag zouden we misschien zeggen: het geld van de belastingbetalers. En dan blijkt dat er eentje verschrikkelijk heeft geknoeid. Het gaat om miljoenen die zijn verdwe¬nen. Verkeerd besteed. Weggegooid. Misschien was het corruptie. In elk geval wanbeheer.

Geen wonder dat de koning dat geld terug wil zien, en als de man niet kan betalen, beslag laat leggen op wat hij nog heeft, en zijn vrouw en kinderen in gijzeling neemt. En dan wordt die hoge piet ineens een heel klein mannetje. Hij gaat door de knieën en wringt zich in alle bochten en smeekt om uitstel van betaling:heb geduld en alles komt terug. Tegen beter weten in:hij kan dat gigantische bedrag zijn leven lang niet bij elkaar sprokkelen. Dat weet de koning ook, en diep geroerd door dat brok ellende voor hem, scheldt hij de man heel die onbetaalbare schuld kwijt. Welke koning doet zoiets?! Die koning kan alleen maar God zijn, Jezus’ Vader. Onze liefdevolle Vader!

Maar dan die rare knecht. Je snapt er niks van, dat de vent er nog niks van heeft gesnapt. Miljoenen waren hem kwijtgescholden, hij was op het nippertje ontsnapt aan de cel, en dan komt hij buiten en grijpt een medewerker van hem bij de strot: ik krijg nog honderd euro van je, kom op met dat geld. En als die man hèm om genade smeekt, is hij keihard zakelijk en laat hij zijn collega opsluiten tot de laatste cent is afbetaald. Is het niet net zo raar dat er nog zoveel christelijke zuur-pruimen rondlopen? Dat elkaar vergeven in de kerk misschien nog wel moei¬lijker is dan erbuiten? Dat we echt niet zo van de zonde schrikken en erg weinig uitstralen wat ons eigenlijk vergeven is? Hoe bidden we dan: vergeef ons onze schulden…?

Daarover horen we de bijbelse boodschap:

Vergeving vragen:

1. schuldbewust;
2. blij verrast;
3. vergevingsgezind.

1. Vergeving vragen: schuldbewust.

Er is iets vreemds aan de hand als het over vergeving gaat. Het is misschien wel het moeilijkste voor een mens iemand anders te vragen: wil je het mij vergeven? Voor je zover komt, moet je heet wat drempels over en heel wat weerstanden overwinnen. Ja, want hoe zal die ander reageren? Wil hij wel je uitgestoken hand accepteren?
Wil ze nog wel met me praten over dat van toen? Maar de groot¬ste weerstand zit in mezelf: als ik om vergeving vraag, erken ik dat ik fout ben geweest, dat ik het verkeerd heb gedaan, dat ik dat nooit had mogen zeggen, dat ik tekort geschoten ben. Nou, en dat ligt een mens helemaal niet. Adam en Eva begonnen er almee: excuses bedenken, schuld afschuiven, jezelf schoonpra¬ten en de ander zwart maken, je gedrag vergoelijken. Dat is allemaal heel menselijk. Zo zitten wij in elkaar.

Maar nou het vreemde. Je zou verwachten dat de drempel naar God wel helemaal onoverko¬melijk zou zijn. Dat vergeving aan God vragen nog veel meer moeite kost. Dat we net als die slaaf met lood in de schoenen en knikkende knieën voor God staa¬n om Hem te smeken om genade. Kleine mensjes die in het krijt staan bij de allerhoogste majesteit en wel weten dat ze nog niet één cent van die torenhoge schuld kunnen afbetalen. Elke dag komt er rente bij, en bovendien groeit door ons gedrag die schuld alleen maar aan. Als het aan ons ligt, wordt dat levenslang.

Toch vragen we elke dag heel makkelijk: vergeef ons onze zonden. Heel vaak als een stan¬daardgebed, in een kort zinnetje aan het eind van onze gebeden, en meestal zonder het kwaad bij de naam te noemen, en zelfs zonder dat we onder woorden kunnen brengen wat voor zonden God nou precies zou moeten vergeven… En ook zonder een blij en opgelucht amen: bevrijd van schuld en zeker van de vergeving, we mogen weer opnieuw beginnen.

Gemeente, willen we echt gemeend om vergeving vragen en blij zijn met de vergeving die de Here ons belooft en graag geeft, kan dat niet zonder een werkelijk besef van schuld. Zullen we ervan doordrongen moeten zijn wat we verkeerd doen en ook wat we laten liggen en wie we links laten liggen, wat we aanrichten in de schepping van God en wat we elke dag nog God en elkaar en andere mensen aandoen. Dat kost heel veel moeite voor mensen zoals we geworden zijn, met nog zoveel onmacht en onwil en blinde vlekken, en allerlei balken en splinters in de ogen.

‘Vergeef ons onze schulden’. Dat is nog dieper eronder door dan: vergeef mij m’n zonden. Zonden zijn misstappen en misgrepen. Dat is dat je verkeerde dingen doet en zegt en denkt.¬ En ook dat we nalaten wat de Here van ons verwachten mag. Niet maar als af en toe over de schreef gaan, maar omdat we niet anders meer kunnen en eigenlijk ook niet anders meer willen. Zonde – zegt de bijbel – is wetteloosheid. Je eigen zin doen. Je niet door God laten gezeggen. Eigen baas zijn. Nou, en dat is eigen schuld. Daar is geen excuus voor. Je kunt jezelf niet vrijpleiten of de schuld afschuiven. Zoals die knecht tegenover zijn koning: hij kon er niet onderuit en probeert dat ook niet eens. Hij kan alleen maar op de knieën gaan en om genade smeken: o God, wees mij, zondaar genadig. Je weet je een arme zondaar – niet een arme stakkerd die het ook niet helpen kan – een arme zondaar die niks heeft om het goed te maken, en alleen maar z’n hand kan ophouden als een bedelaar. Je geeft je over op genade of ongenade: Genade! Kyrie eleison= Heer, ontferm U!

Dat verhaal van die koning en zijn slaaf leert ons wat ten diepste zonde is. Dat is dat we deze wereld en ons eigen leven gestolen hebben van God. Dat we doen alsof ons leven van onszelf is, en we met Gods schepping kunnen doen wat wij willen Maar de Here vraagt het ons: leg verantwoording af van je beheer, wat heb je gedaan met de wereld waar Ik je een plaats gaf, wat heb je gemaakt van het leven dat je aan Mij te danken hebt, wat deed je met je tijd, je geld, je verstand, je gaven? Wat heb je gedaan voor Mij; en met mijn wereld, en al die mensen om je heen?

We moeten wel schrikken van zoveel openstaande rekeningen, en van zoveel schadeclaims die God heeft op ons. Je moet wel op de knieën: Here, vergeef! Here, genees! Genade!

2. Vergeving vragen: blij verrast.

Een verrassing was het zeker, voor die slaaf die nooit zijn schulden kon afbetalen, en moest vrezen dat hij levenslang onder die schulden gebukt zou moeten gaan. Maar dan opeens – wie had dat gedacht?! – ging er een dikke streep door al die onbetaae rekeningen. De koning schold de schuld hem kwijt, niet voor een deel maar hele¬maal: je hoeft geen cent terug te betalen! Wat een geweldig feest!

We weten wel wat het geheim is van die verrassende vergeving. Niet dat God de zonden op hun beloop laat. Dat Hij z’n hand maar over zijn hart strijkt omdat er toch nou eenmaal niet meer inzit en het toch niks meer wordt met die mensen. Gelukkig dat het zo niet gaat. Vaak proberen wij dat onder elkaar wel. Er is iets tussen mij en die ander voorgevallen en ik weet wel: ik was mis, ik had dat nooit zo mogen doen, nooit dat mogen zeggen. Na veel moeite geef je dan elkaar maar weer een hand: sorry hoor, zand erover, het moet maar weer goed zijn. Vaak blijkt vroeger of later: echt goed wordt het nooit meer; het is wel vergeven zeggen we dan, maar vergeten kan ik het niet. En het oude zeer blijft schrijnen en de wond die nooit echt is genezen, barst zomaar weer open. Dat komt omdat wat gebeurd is nooit goed is uitgepraat, of omdat de schuldvraag in het midden is gebleven, en vergeving niet van harte is gegaan maar om de lieve vrede: ik zet er maar een punt achter – of onder druk van de omgeving: zet je er toch overheen! Bedekt met wat heet de mantel der liefde maar vaak funcioneert als een smeulende doofpot en een tikkende tijdbom.
Maar dat doet de Heer anders. Hij wil dat het probleem echt uit de wereld is. En dat kan alleen Hij zelf doen, en Hij doet het op de meest verrassende en ongedachte manier die denk¬baar is: door zijn eigen Zoon op te laten draaien voor onze schuld en zonde. Door Hem de rekening te laten betalen en Hem voor onze liefdeloosheid en eigenzinnigheid te stra¬ffen – we hebben het vandaag weer gevierd: doordat Jezus de beker van al onze ellende en van Gods boosheid daarover heeft leeggedronken tot en met de laatste druppel mochten wij de beker van onze verlossing aanpakken en aan elkaar doorgeven: “Ik zal met dank de reddingsbeker heffen, om zo Gods grote
daden te beseffen –met heel zijn volk ben ik Hem –mijn Redder en Heer– toegewijd!”

Daarom kwam die knecht er zo genadig af. Kon hij een nieuwe start maken. En daarom hoeft u en hoef jij toch niet met angst en beven bij God aan te kloppen om vergeving. We mogen vrijmoedig om die vergeving vragen, als we uit de grond van ons hart schuld erkennen en ons overgeven aan Gods genade om Christus: wil mij, arme zondaar, om het bloed van Christus, niet een van mijn slechte daden/ woorden/ gedachten toerekenen, en ook niet de slechtheid die nog altijd in me huist en wroet en die er elke keer toch weer uitbarst. We smeken om de genade van Christus.

Maar als er dan al is betaald? Als de schuld vergeven is, waarom moeten we er dan toch om vragen? Steeds weer bidden? Ik denk weer aan dat verhaal van de koning en zijn slaaf. Wat zegt die koning: ik heb je de schuld kwijtgescholden, omdat je het mij dringend had gevraagd. De Heer wil zien dat we schuld erkennen en Hij wil om vergeving worden gevraagd. Denk maar vaak aan die slaaf tegenover zijn koning: zo sta ik er ook voor, wat een verras¬sing dat het toch goed mag komen. Je kunt alleen maar bidden: wees ook mij, arme zondaar, genadig. Om het bloed van Christus! Je kunt je blijdschap niet op, en je dankbaarheid. Als je daaraan denkt, vallen zoveel van die kleine ergernissen en conflicten en problemen weg. En gaan we ons schamen over veel waar we ons druk en boos om kunnen maken. Hoe kan een christen dan een zuurpruim zijn, of onverzoenlijk,of een driftkop? Heer, ontferm U!

3. Vergeving vragen: vergevingsgezind.

We hebben er al een paar keer wat over gezegd. Over hoe vreselijk moeilijk het is een ander mens vergeving te vragen. En om je naaste echt te vergeven, zodat wonden helen en we ouwe koeien niet steeds weer uit de sloot halen. De Here gaat ons voor: zover het west verwijderd is van het oosten, zo ver heeft Hij om onze ziel te troosten, van ons de schuld en zonden weggedaan. En met een ander beeld: onze zonden heeft Hij geworpen in de diepten van de zee. En de Here laat ze daar. Zal ze niet weer opduiken.Nou, daarin geeft de Heer ons het goede voorbeeld. We zullen lijken op onze hemelse Vader, en een spiegel van zijn liefde zijn. We hebben een Vader die ons zo liefheeft dat Hij graag ons vergeeft wat we Hem schuldig zijn en Hem hebben aangedaan. Daar heeft Hij zelf zijn allerlief¬ste Zoon voor over gehad. Alleen maar: waarom lukt dat nou zo vaak niet? Komt er ook in de kerk en onder christenen al te vaak zo weinig van terecht? Staan we meer op onze strepen dan dat we op onze knieën liggen, voor elkaar – om zonden toe te geven en vergeving te vragen, en om ruimhartig die uitgestoken hand aan te pakken.

U proeft al de reserve in de vraag van Petrus. Hij had wel geleerd van zijn Meester wat de ander liefhebben als jezelf met zich meebrengt. Het staat even eerder in Matt.18: als uw broeder tegen u zondigt, ga heen bestraf hem onder vier ogen- hoort u het, niks zand erover, maar uitpraten en waar nodig zonde aan de kaak stellen – en als dan die ander luistert, heb je je broeder gewonnen. Je hebt hem weer terug, als broer, je staat niet meer tegenover elkaar. Je kunt elkaar vergeven.

Ja maar, vraagt Petrus aan Jezus, hoe vaak kan dat zich herhalen? Stel nou dat er elke keer weer wat is, en iedere keer zegt die ander dat het hem echt spijt en dat het nooit meer gebeuren zal, en toch gebeurt het weer, wat dan? Hoe vaak kan die ander komen en moet ik hem verge¬ven? Zeven keer misschien wel? U hoort de ondertoon van: dat is toch wel veel gevraagd! Het houdt toch een keer op?
Maar Jezus weigert een maximum te stellen, een grens aan te geven voor christelijk geduld en vergevingsgezindheid. Het zal een schrik zijn geweest voor wie het hoorden, Petrus voorop: nee, niet ten hoogste zeven keer (al een afgerond vol getal in de bijbel) maar 70 maal 7 maal. Niet bedoeld om op te tellen: 490 keer, maar als de volheid ten top. Oneindig vaak. Zoals de Heiland in de bergrede: wees volmaakt als uw Vader. God stelt gelukkig niet een maximum aan zijn vergeving. Zijn geduld met ons is oneindig en Hij vergeeft veelvuldig. Graag!

Voor ons is dat niet op te brengen als het van onszelf moet komen. Zondag 51 noemt verge¬vingsgezindheid dan ook een bewijs van Gods genade, en niet een goede eigenschap of een prestatie van onszelf. Als ik een ander vraag me te vergeven, of als mij iets is aangedaan en de ander heeft echt berouw en vraagt me of ik het wil vergeven, en ik pak de uitgestoken hand, dan is dat het resultaat van de liefde en genade van God. Dan is dat te danken aan het vernieu¬wende werk van de Heilige Geest.Om die verandering in ons hart en ons leven bidden we ook: vergeef ons onze schulden, zoals wij vergeven die ons iets schuldig is. Dan schrik je van die knecht – van jezelf. En je bidt eens te meer om de kracht van de Geest van God. Om de moed elkaar in de ogen te kijken, zelfs de naarste dingen die gebeuren kunnen uit te praten, en die dan te bedekken met de mantel van echte liefde, de rode mantel van Jezus’ bloed. Het wordt fijn in de kerk, en het is feest in de hemel. amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *