liturgie toerustingsdienst zondag 14 mei 2017
welkom
zingen: Gz. 488A: 1,2,3 ‘Zolang er mensen zijn op aarde’
moment van stilte en gebed
votum en groet
zingen: Ps. 49: 1,2,5 GK ‘Gij olke, overal ter wereld, hoort’
gebed
Schriftlezing:Spreuken 28
zingen: Ps. 62: 5,6 LB ‘Voorwaar, Hij is mijn heil, mijn rots’
verkondiging: 8e gebod – zondag 42
zingen: Gz. 995: 1,2 NLB (melodie Gz. 37 GK) ‘O Vader, trek het lot U aan’
geloofsbelijdenis
zingen: Gz. 303: 5 ‘Met God zijn wij verbonden’
gebed
collecte
zingen: Gz. 473: 1,2,4,9,10 ‘Neem mijn leven, laat het Heer…
zegen
amen: Gz. 456: 3 ‘Amen, amen, amen’
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
Elke dag staat de krant er vol van, en schenken radio en t.v. er uitvoerige aandacht aan. Het gaat ons ook allemaal aan en we ondervinden er de gevolgen van. Ik doel op zaken van economie en werkgelegenheid, uitgaven voor de zorg en defensie,
Bestrijding an armoede en opvang van asielzoekers, en vergroening, milieubeheer.
In de kabinetsformatie speelt het allemaal een rol, en elke partij heeft eigen keuzes
en voorkeuren – je kunt geld maar één keer uitgeven, en wat vindt de achterban…?
Ja, en u en ik moeten zorgen dat het eigen huishoudboekje klopt en dat de tering naar de nering wordt gezet.Dat we goede economen zijn,goede beheerders van ons eigen huis en goede verzorgers van ons gezin.
Nu, ook over al dat soort materiële zaken en economische vraagstukken, in het klein en in het groot, laat onze God zijn licht schijnen. Zijn wet geldt huisvaders en huismoeders, voor zakenmensen en uitkeringsgerechtigden, maar net zo goed voor ministers en bankdirekteuren, werkgevers en werknemers. Ja, zelfs voor jullie als je zakgeld krijgt en vakantiewerk doet. De Bijbel schrijft ons niet voor hoeveel iedereen verdienen moet, hoe hoog de belasting moet zijn, en hoeveel we weggeven moeten. We leren wel dat God de Eigenaar is van alles en dat Hij ons van zijn schatten in bruikleen geeft. Daarom zijn we Hem verantwoording schuldig voor de manier waarop we aan ons geld komen en voor de manier waarop we het beheren en besteden. We worden gewaarschuwd voor hebzucht en diefstal, voor gierigheid en voor verkwisting. We mogen geloven dat de Heer ons verlossen wil van de zonde, en ook van alle verslaving zoals die van het materialisme. De bijbel noemt geldzucht de wortel van alle mogelijke vormen van kwaad. Het is een vorm van afgoderij, de dienst aan de geldgod die Jezus Mammon noemt. Nou, onze God ons van die slavernij verlossen en ons ervoor waarschuwen. We worden er ook op aangesproken dat we met wat God ons geeft Hem zullen dienen én onze medemens, uit dankbaarheid en van harte. Het achtste gebod wil dat leven van dankbaarheid regelen, voor zover dat gaat over het beheer en gebruik van wat God ons in bruikleen geeft, tot Zijn eer.
Door het achtste gebod regelt God de economie van zijn rijk
1. de breedte van dit gebod
2. de diepte van dit gebod
3. de positieve uitwerking van dit gebod
1. Het brede terrein dat het achtste gebod beslaat.
“U zult niet stelen”. In het hebreeuws staat een woord dat ook in het Nederlands terechtgekomen is, en wel via het jid¬disch dat onze joodse landgenoten gewend waren te spreken. Dat woord is ‘ganaf’. Een ‘gaeednnef’is een dief, een boef. en ganaf bete¬kent: iets ontvreemden. Je vergrijpen aan het bezit van een ander. Daarin is het 8e gebod heel breed geformuleerd.
Als de Bijbel dit gebod op allerlei plaatsen verder uitwerkt en toepast, dan blijkt dat er heel wat aan de orde komt.Zo zegt ook zondag 42 het; niet alleen het stelen en roven dat de overheid straft. Dat is al heel wat: van winkeldiefstal tot het beroven van een bank, van het jatten van een fiets tot miljoenenfraudes in de zakenwereld, van het zwart bijklussen tot het op grote schaal ontduiken van de belastingen.
Ja, zegt antwoord 110, maar God noemt ook diefstal alle boze plannen en kwade praktijken waardoor wij ons trachten meester te maken van het bezit van onze naaste. Ook plannen in die richting zijn al strafbaar, al worden ze misschien nooit uitgevoerd. En als we iets proberen, maar het lukt niet, zijn we toch straf¬baar. Misschien komt de politie er nooit achter. Misschien kan niemand ons iets maken, omdat we precies de mazen in de wet kenden en benut hebben. Misschien was er formeel niets aan de hand, en was de ander zo stom zich te laten beetnemen. Alleen maar: God kun je nooit beetnemen. Hij kijkt achter de scher¬men. Hij weet van onze gemene plannetjes, en onze slimheid ten koste van de ander.Hij weet wat er achter zit: geldzucht,eigenbelang, materialisme. En Hij zegt: je bent een dief, een gan¬nef. We staan te kijk als oplichters.
Ja, en dat begint vaak heel klein en heel dichtbij huis. Hebben jullie het ook gehoord, in Spr. 28? daar staat, in vers 24: “Wie zijn vader en moeder iets berooft en zegt: ‘daar steekt geen kwaad in’ , is niet bter dan een moordenaar”. Eenvoudiger gezegd: als je thuis iets wegpakt van je vader of je moeder – en als je denkt dat dat zo erg niet is – dan ben je een misdadiger-in-de-dop. Daar begint het al mee! Dat lijkt erg streng en misschien vindt u het wel overdreven. Wie heeft het nooit gedaan: stiekem een koekje van de schaal wegpikken, een euro die je ergens zag liggen versnoepen? Moet je dat al een diefstal noemen? Ben je dan een misdadiger? Nou, niet om daar bij een kind van 4 of 5 jaar een drama van te maken, waarbij je gaat dreigen met politie of gevangenis. Maar pas wel op: waar zoiets de gewoonste zaak van de wereld wordt gevonden en er alleen maar om gelachen wordt – laat ze maar! – daar gaat het zomaar van kwaad tot erger. Eerst is het een koekje en dan een euro en dan een briefje van 10 euro- en waarom zou je het ook niet eens in de supermarkt proberen? Je zit voor je weet op een hellend vlak. Daarom moeten we de zonde weerstaan en bestrijden in het begin. Moet je al vroeg leren dat je van de spullen van anderen af moet blijven. Moet je vooral al vroeg leren dat alles van God is en dat we daarom zuinig moeten zijn op wat God geeft en er goed mee om moeten gaan. Ook hier is jong geleerd oud gedaan.
Ook dit gebod van de Here laat niemand buiten schot. Het treft ook hoge heren: regeringen, managers, multinationals. Luther zegt het in zijn Grote Catechismus heel treffend: “We zouden nog kunnen zwijgen van de kleine afzonderlijke dieven, als we de grote, geweldige aartsdieven zouden aanpakken, met wie de heren en vorsten gemene zaak maken. Ze plunderen niet een of twee steden leeg, maar doen dat dagelijks heel Duits¬land’. Eeuwen later zou dat Duitsland op zijn beurt heel Europa. de halve wereld zelfs, leegroven. De Tweede Wereldoor¬log begon met de inval in Polen, niet het eerste en niet het laatste gebied dat werd ingelijfd bij het zgn.Derde Rijk. Ook dat – en je ziet het steeds weer gebeuren – is regelrechte schending van het 8e gebod. Ook landroof, onrechtmatige uit¬breiding van je grondgebied, is regelrechte diefstal.Altijd weer hebben landen en burgers geleden onder uitbuiting en afpersing door lieden tegenover wie ze machteloos stonden. Ook dat komt in Spr. 28 aan de orde. Lees maar vers 16, over die ‘heerser zonder inzicht’ die op grote schaal de bevolking onderdrukt, die z’n macht misbruikt om de mensen uit te zuigen en geld af te persen. Ja, maar ook de ene arme kan de andere arme wegduwen of een loer draaien. Je moet toch vechten voor je eigen hachje? Zo iemand, zegt vers 3, is net zo erg als de regen die de hele oogst wegspoelt, zodat niemand meer een boterham heeft.
Wist u trouwens wat vanouds ook onder dit 8e gebod valt? Hoor maar wat in Deut. 24 staat: “wanneer iemand betrapt wordt, terwijl hij een méns, een van zijn broeders, rooft, en hem als slaaf behandelt, en verkoopt, dan zal de dief ster¬ven”. Denk maar aan wat de broers van Jozef met hem hebben uitgehaald! Geen wonder dat ze doodsbang waren toen ze later Jozef tegenkwamen!In het NT wordt ook over mensenroof gespro¬ken.In 1 Tim. 1:10 b.v.lezen we dat Gods wet ook slavenhandelaars’ veroordeelt. God wil het niet, dat mensen met geweld ontvoerd worden, als koopwaar worden behandeld, of als gijze¬laars vastgehouden. Het is een gruwel in zijn ogen wat onze eigen tijd op dit gebied laat zien: gijzelingen van onschuldi¬gen om een losgeld of een vrije aftocht af te dwingen, handel in vrouwen en meisjes om die dan ook nog in de prostitutie te laten werken, ontvoering van kinderen om een losgeld binnen te halen of om ze in te zetten als kindsoldaten, mensensmokkelaars die grof geld verdienen over de ruggen van wanhopige vluchtelingen heen en ze dan ook nog op wrakke bootjes de zee op sturen of willens en wetens laten verkommeren aan de gesloten grens…
Maar er is meer: reclame en propaganda die mensen op een oneerlijke manier inpakt, discriminatie in welke vorm dan ook die mede¬mensen berooft van hun eer en hun waar¬digheid, hun vrijheid of bestaanszekerheid. We zien dan ineens waar het God met dit gebod ten diepste om gaat. Het is maar niet het onaantastbaar recht op eigendom en privé-bezit waar alles om draait. Zo van: ik moet houden wat ik heb en iedereen moet van m’n spullen afblijven. Nee, het gaat God met dit gebod erom ons tegen elkaar te beschermen.Het gaat de Here om ménsen! Om ons leven, en om de bescherming van wat Hij ons geeft om dat leven moge¬lijk en leefbaar en mooi te maken.De Here geeft ons alle¬maal zijn gaven in bruikleen,om daar het goede mee te doen. Dief- stal, in welke vorm dan ook, komt meestal voort uit heb¬zucht of jaloersheid, verslaving aan geld en aan luxe, of uit ver¬slaving aan alcohol, drugs, gokken, of loterijen. Maar altijd is diefstal een aanslag op het bestaan van een ander of op de samenleving als geheel.
Maar onze God, hij beschermt dat bestaan van die ander en van mij. God wil ook een samenleving in stand houden en die leefbaar houden. Vandaar zijn gebod: niet jezelf toeëigenen waar je geen recht op heb, wat Ik aan die ander gegeven heb, of wat Ik gegeven heb met een ander doel.
2. De diepte van dit gebod
Die wordt zichtbaar in Gods eigen woord. We zeiden: het gaat maar niet om iets als een onaantastbaar recht op eigendom. Zelfs niet alleen om de ‘rechten van de mens’. Je bent met het 8e gebod ook niet klaar als je ervoor zorgt dat je op een eerlijke manier je geld verdient (b.v. door keihard te werken), als je netjes je belasting en je premies betaalt, als je met je vingers van de spullen van een ander afblijft en als je, zoals dat dan heet, ‘ieder het zijne geeft’. Het kan zelfs gebeuren dat met een beroep op het 8e gebod allerlei onrecht rustig blijft bestaan en wordt goedgepraat.Niet ste¬len, maar intussen wel op je eigen geld blijven zitten. niet stelen, maar zelf uitmaken wat je met je bezit doet. En het gebod niet stelen houd je voor aan wie minder heeft, om te voorkomen dat jou iets wordt afgepakt waar je ‘recht op hebt’.
Kijk, maar wat God ons juist leren wil is dat het maar heel betrekkelijk is: ‘eigen bezit’. En dat ik nergens ‘recht’ op heb. De Here zegt: u bent niet de echte eigenaar. U bent en u blijft niet meer dan beheerder, econoom. De Here zelf is de absolute Eigenaar, die aan ons mensen van alles en nog wat uitdeelt en in bruikleen geeft. Hij heeft de aarde en alles erop en eraan en erin aan ons gegeven om die voor Hem te beheren. Om te werken met zijn gaven tot Zijn eer. Daarom zijn we aan de Here als de Eigenaar ook verantwoording schuldig voor ons beheer of ons wanbeheer. Persoonlijk en ook samen.
Nou, en daarom kan zondag 42 ook hebzucht en verkwisting vormen van diefstal noemen. Je steelt van God als je alleen maar leeft en werkt en geniet voor jezelf. Als je niets of maar weinig over hebt voor de dienst van de Heer of voor hulp aan je naasten vlakbij en ver weg. Je bent ook een dief als je links en rechts je geld over de balk smijt en het uitgeeft aan dingen die je niet nodig hebt en eigenlijk helemaal niet betalen kunt. Als je allerlei luxe aanschaft zonder goed voor je gezin te zorgen, schulden maakt zonder eerst te bedenken of het echt nodig is en je wel kunt aflossen. Dan kan niemand zeggen: maar het is toch mijn geld, ik mag toch zelf weten wat ik er mee doe? Of: iedereen doet het toch? Nee, want we zijn ‘rentmeesters’, beheerders van Gods gaven. Van de gaven die altijd meteen opdrachten zijn: om God ermee te dienen, en om -antw.111- het welzijn van mijn naaste te bevorderen, waar ik dat maar mag en kan doen.
Kijk, daar hebt u de diepste motivatie voor dit gebod: het eigendomsrecht van God op heel ons leven. Van Hem zijn we afhankelijk. Van Hem komt alles wat we te beheren en te beste¬den hebben. En Hij geeft het aan ons om het te gebruiken: tot zijn eer en ten bate van onze medemensen. Als we dat niet beseffen en als we zo niet leven, dan is het dodelijk gevaar¬lijk om rijk, maar ook om arm te zijn. De Spreukendichter wist dat, vandaar zijn gebed (in hoofdstuk 30 staat dat – leest u het thuis maar na) om hem geen armoede én geen rijkdom te geven. Nee, want kun je dat wel aan? Brengt rijkdom een mens er niet zomaar toe God te vergeten? Waarom heb ik God nog nodig, als ik heb wat m’n hartje begeert, als ik er toch zelf voor heb gewerkt? En armoede kan een mens in uiterste wanhoop tot een dief maken: Ik pak maar waar ik recht op heb en wat ik niet krijg of ze me afpakken. Maar ook dat is zonde, en richt veel schade aan.
Daarom, HEER, zegt de dichter, voed me met het brood dat U me wilt toedelen. Geef me elke dag genoeg voor de uitvoering van mijn taak. Ja, en geef dat ik met die taak trouw bezig ben, en dat ik zo mogelijk en waar nodig wil delen en uitdelen. Opdat ook m’n broer en m’n zus, m’n medemens, genoeg heeft voor de taak die God aan hem of haar geeft. Opdat iedereen goed léven kan.
3. De positieve uitwerking als dit gebod wordt nage¬leefd.
Het hoogste doel van de Heer is niet dat we allemaal braven fatsoenlijke burgers worden die uit de handen van de politie blijven en bij de belastingdienst als eerlijk te boek staan. Dat is ook belangrijk, dat vraagt God ook van ons, maar Hij is daar nog niet tevreden mee. Het ideaal is niet een samenleving zonder inbraken en bankover¬vallen, met eerlijke zakenlui en zonder een zwart of een grijs circuit, hoe belangrijk en nodig het ook is daaraan te werken. Hoe terecht het ook is dat bestrijding van de criminaliteit en fraude en beheersing van uitgaven hoog op de agenda van de politiek staat.
Maar u begrijpt wel: het gaat onze God om meer. Zijn geboden willen de wortel van al dat kwaad aanpakken: onze zelfzucht en gelddorst, ons egoisme en ons aards-gericht-zijn. De Heer wil ons leven verlossen van de zonde én van alle ellende die van die zonde het gevolg is. Daarom lazen we in Spr. 28 steeds weer over het recht van de HEER dat erkend moet worden. Over het zoeken van de HEER waardoor je gaat inzien wat goed is en recht. Over vertrouwen op de HEER in¬plaats van hebzuchtig te zijn. Over tevredenheid inplaats van steeds maar meer en mooier te willen, koste wat dat ook kost. Dat kan alleen als ons hart veranderd wordt. Als we elke dag ons bekeren door de krachtige werking van Gods Heilige Geest.
Elke zondag vieren we het feest van onze redding uit de houdgreep van de zonde. De Heer Jezus betaalde ervoor om ons totale bestaan te verlossen. Hij werd straatarm om ons schatrijk te maken. Zelfs zo dat de erfgenaam mogen zijn van een compleet vernieuwde schepping. Dat we nu al mogen rekenen op de goede zorgen van onze Vader die ons geeft wat nodig is. Zouden we dan niet uit dankbaarheid leven voor Hem, met alles wat Hij zelf eerst aan ons gegeven heeft? Zouden we niet al onze schatten en gaven in zijn dienst besteden, en dus ook om elkaar en anderen ermee te helpen? Dan bloeit het leven op! Het leven in de gemeente waar de onderlinge liefde niet maar in woorden blijft steken maar in daden gestalte krijgt en ook in de cijfers zichtbaar wordt. En het werkt door in de wereld waar we wonen en werken, omdat gezegende mensen voor anderen tot zegen zijn!
AMEN