Zondag 40 Heid. Cat.: Liefde voor het leven dat God heeft gegeven (toerustingsdienst CGK – GKV)

Liturgie toerustingsdienst 29 januari 2017

Thema: Liefde voor het leven dat door God is gegeven

Welkom
Zingen: Ps. 139: 1,11 GK ‘HEER, U doorgrondt mij vanm omhoog’
Moment van stilte en gebed
Votum en groet
Zingen: Ps. 139: 6,7,9 GK ‘Ik loof het wonderbaar beleid’
Gebed
Schriftlezing:Spreuken 1: 1-19; 24: 10-22

Zingen: Ps. 1: 1,2,3 Levensliederen

1. Gelukkig is de man die niet bezwijkt
voor slecht advies dat veelbelovend lijkt.
Hij staat niet stil bij zondaars en hun zaken,
en zit niet waar ze God belachelijk maken.
Nee, hij geniet van wat de HEER hem leert:
zijn wet waaruit hij dag en nacht citeert.

2. Hij is te vergelijken met een boom,
geplant aan water dat aanhoudend stroomt:
een boom die op zijn tijd veel vrucht zal dragen,
zijn blad blijft groen, zelfs op de heetste dagen.
Hij groeit en bloeit, het gaat hem voor de wind,
de HEER is hem in alles goedgezind.

3. Hoe anders is de mens die zonde zaait.
Hij lijkt op kaf dat met de wind verwaait.
Het eerlijk oordeel zal hij niet verdragen
en bij rechtvaardigen zal hij vervagen.
Wie slecht is gaat op weg naar duisternis.
De HEER gaat mee met wie rechtvaardig is.

Verkondiging: zondag 40 H.C.

Zingen: Gz. 297: 1,2 LB ‘Toch overwint eens de genade’
Geloofsbelijdenis
Zingen: Gz. 259: 1,2 LB ‘Halleluja, lof zij het Lam’
Gebed
Collecte
zingen: Ps. 72: 1,4,6 LB ‘Geef, Heer, de koning uwe rechten’
Zegen
Amen: Ps. 72: 7 LB ‘Laat ons de grote naam bezingen’
——————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Als we de tekst van het zesde gebod en de uitleg van de catechismus naast elkaar leggen, dan vallen ons een paar dingen op. Aan de ene kant lijkt het wel of de catechismus dit gebod beperkt – in de vertaling van de NBV- tot “pleeg geen moord”. Als je dat strikt juridisch opvat, valt veel er niet onder: doodslag, dood door schuld…..
Ik denk dat we wel snappen dat het zo niet bedoeld is; dat het veel breder is bedoeld.
Letterlijk staat er zoiets als: je mag niet wederrechtelijk een ander doden – waarmee niet gezegd is dat een leger niet mag en de politie nooit mag schieten, want in de Bijbel staat ook dat de overheid “het zwaard voert” – waar nodig gezag kan afdwingen en het kwaad – b.v. van criminelen en terroristen – desnoods met geweld moet tegengaan.

Ja, en daar komt bij dat zondag 40 laat zien dat het zesde gebod veel verder gaat en veel dieper afsteekt dan elke wet van de overheid ook. God verbiedt niet alleen maar moord en doodslag, terreuracties en gewapende roofovervallen, huiselijk geweld enz. Ook veel wat daaraan voorafgaat, en nooit zover komt, veel ook wat minder erg lijkt en door geen politie of rechtbank ooit zal worden aangepakt, wordt door de hemelse Rechter wel beoordeeld én veroordeeld. “De naaste van zijn eer beroven”, zegt antw. 105, “hem haten en hem kwetsen”, het is in Gods ogen al doodslag! Een ander doden, dat kan dus ook gebeuren in je gedachten. Ook met woorden kun je een medemens beschadigen, hem zelfs verwonden voor het leven. En wat kunnen gebaren welsprekend zijn: een vinger naar het voorhoofd, je hoofd omdraaien, je schouders ophalen. En een blik kan doden! Hoe erg kan pesten en negeren en uitsluiten een mens verwonden en onderuit halen en zelfs ertoe brengen uit het leven te stappen.

In de ogen van de Heer zijn dat aanslagen op het leven. Op het leven dat meer is dan ademhalen alleen.God heeft het gegeven voor welzijn en geluk,liefde en gemeenschap. Juist daarom geeft Hij dit heilzame gebod, echt een gebod ten leven!

Liefde voor het leven dat door God is gegeven .
1. God verbiedt de aantasting van dat leven;
2. God gebiedt de bescherming van dat leven.

1.God verbiedt de aantasting van het leven dat Hij heeft gegeven.

Al in het eerste hoofdstuk van het boek Spreuken komen zonden tegen het zesde gebod ter sprake. De wijze leraar waarschuwt zijn leerling tegen de verleidingen van crimineel gedrag. Het is levensgevaarlijk: het kan mensenlevens kosten. Je speelt ook met je eigen leven. Misdaad loont inderdaad: het loon van de zonde is de dood. Je gaat er zelf aan te gronde, en je brengt schade toe aan medemensen en de samenleving.

Het is als het ware het tegenbeeld van wat in de eerste negen verzen werd gezegd. Uit alles merk je dat de Spreuken lessen vol levenswijsheid zijn. De nog onervaren leerling doet er verstandig aan die lessen ter harte te nemen. Het is wijs je te houden aan wat je van huis uit meekreeg aan opvoeding en onderwijs, en wat je op school hebt meegekregen, en van andere mensen. Met als basis en uitgangspunt het ontzag voor God de Schepper. Alleen dwazen verachten wijsheid en slaan goede raad in de wind.

Kijk, en dan gaan de volgende verzen over wat de leerling vooral niet moet doen. Wie wijs is, die kiest voor het leven! Zo spreekt in hoofdstuk 8 de Wijsheid ons persoonlijk toe: “Want wie mij vindt, vindt het leven en ontvangt de gunst van de HEER. Wie aan mij voorbijgaat, doet zichzelf veel kwaad; wij mij haat, bemint de dood”. (8: 35-36).
Ook andere spreuken wijzen de weg:”de lessen van de wijze zijn een bron van leven, ze laten je ontkomen aan de strikken van de dood” (13,14).

In het begin van de bijbel ontdekken we al hoe dodelijk en verwoestend de zonde inwerkt op de verhoudingen onder de mensen. Als liefde tot God plaats maakt voor haat en vijandschap, dan komt ook het leven en het welzijn van de mens in gevaar. Denk maar aan Kaïn en zijn haat tegen zijn broer Abel. Zijn afgunst leidde tot broedermoord. En Kain zelf, hij werd verteerd en opgejaagd door onrust en angst. Hij had geen leven meer! Ja, want : “wie rechtvaardig is vindt het leven, wie uit is op het kwaad, de dood” (Spr. 11,19).

Nou, daartegen waarschuwt de leraar zijn leerling, als een vader zijn zoon. Blijkbaar was ook al in zijn tijd het gevaar levensgroot, dat jonge mensen zich lieten meetrekken op het pad van de misdaad, gelokt door toekomstdromen van snel en gemakkelijk rijk te zijn, een avontuurlijk leven te hebben, en iets voor te stellen in het leven. Als je meedoet, zeiden ze tegen zo’n goedgelovige jongere, dan deel je in de winst. Zonder te werken kun je een luxe leventje leiden. En ja, daar worden anderen dan wel minder van, maar is het niet ongelijk verdeeld in de wereld? Bovendien moet iedereen maar zorgen voor zich¬zelf, zo zit de wereld nou eenmaal in elkaar. Kain zei het al: ik hoef toch niet op m’n broer te passen. Daar kun je niet aan beginnen. Iedereen let maar op zichzelf.

Maar de wijsheid zegt: pas op, geen stap met ze meegaan. Blijf ver uit de buurt. Je tast zo namelijk het leven aan dat die ander ook van God heeft gekregen. Ja, en ook – en dat staat hier voorop, als Bijbelse levenswijsheid – je zou zo ook je eigen leven kapotmaken! Misdadig gedrag maakt meer kapot dan je lief is: het ondermijnt je gezondheid, het slaat huwelijken en gezinnen uit elkaar, het brengt je misschien wel voor jaren in de gevangenis, het maakt een maat¬schappelijke loopbaan voorgoed onmogelijk, je moet verder met een strafblad….. Wat een ellende!

Misschien denkt u wel: maar is dat nou zo’n groot gevaar voor ons, en voor jullie? Vergeet u niet dat we in een wereld leven en dat jullie in een wereld opgroeien, waar dit soort dingen schering en inslag zijn. Velen zijn in de criminaliteit beland, soms al heel jong, door allerlei oorzaken. Dat kunnen problemen thuis zijn, of verveling, verkeerde vrienden, drugs of alcohol, gokken. Het kan zo’n macht over je krijgen, dat uiteindelijk zelfs een mensenleven niet meer telt. Terwijl er zo heel velen zijn van wie het leven voorgoed verwoest is. Ze zijn voor het leven lichamelijk verminkt of geestelijk beschadigd. Ze hebben een dodelijke ziekte opgelopen waar geen kruid tegen gewassen is. Of ze zitten in de vicieuze cirkel van de ene misdaad op de andere, en ze zien geen kans die cirkel nog te doorbreken. Je moet nou eenmaal je schulden betalen, of drugs kopen, of liquidatie zien te voorkomen Je zult nou eindelijk toch wel eens winnen met gokken en in één klap boven jan zijn!

Gemeente, wat we noemden is nog maar één stukje van het onoverzienbare terrein dat het zesde gebod beslaat. Zeker in onze tijd stuit je steeds weer op moeilijke vragen van leven en dood. Mensen kunnen ook elkaars leven en hun eigen leven beschadigen en zelfs een eind aan dat leven maken,uit edeler motieven dan haat of wraak, geldzucht of machtswellust. Maar bij dat alles moet voor elk mens voorop staan dat dit gebod komt van de God van het leven! Van Hem die de mens het leven en de adem en alle dingen geeft.Die daarom recht op ons heeft. Ja, het is God die mij een bestaan geeft, de levensadem, een plekje op deze aarde, maar die dat ook doet voor mijn buurman, mijn collega, m’n klasgenoten, voor die mensen in dat andere land,voor die ander die me niet zo ligt en me steeds dwarszit. Die ook die gehandicapte op de aarde zette en een plekje gunt. Die het leven van het nog niet geboren kind schiep en draagt.

Kijk, en daarom heb ik niet het recht de levensadem van de ander af te snijden, en ook niet om m’n medemens het leven zuur of onmogelijk te maken. God liefhebben boven alles, dat houdt ook in dat we God erkennen als de Gever van alle leven en de Beschikker over het leven. En omdat we Hem liefhebben, hebben we ook het leven lief. Hebben we de naaste lief als onszelf. Gunnen we hem of haar dat plekje naast ons, en dat graag en uit liefde. We beseffen dan ook dat diezelfde God van wie alle leven komt, ook als enige het einde van dat leven kan bepalen. Dat onze tijden, en die van elk mens, in zijn hand zijn. Dat recht mag niemand in eigen hand nemen, tenzij God onder bepaalde omstandigheden een mens het recht geeft aan het leven van een ander mens een einde te maken. Denk maar weer aan dat zwaard van de overheid om het kwaad te bestraffen en een halt toe te roepen. Om zo de goeden te beschermen, door recht en orde te handhaven, en het land te verdedigen.

Daarbuiten om geldt: handen thuis. We zullen het leven respecteren als een geschenk van God, en er daarom zuinig op zijn. Ja, en dat ook – hoe moeilijk dat ook is en hoe veel tegenspraak dat vandaag ook oproept – als dat leven gehavend is en kwetsbaar, of leven dat in mensenogen niet meer ‘mens¬waardig’ of niet meer ‘leefbaar’ is. We zagen al dat respect opbrengen voor het leven omdat het door God gegeven is, verder strekt dan een verbod op moordaanslagen en roofovervallen, het plaatsen van bommen tegen onschuldigen of het slaan in drift. We kunnen ook denken aan ons gedrag in het verkeer, aan veiligheidseisen op het werk, aan de strijd voor een schoner en leefbaarder milieu, aan het voorkomen van allerlei verslaving, aan de inspanningen om ziekten op te sporen en te bestrijden, aan bevordering van gezonde voeding, en ook
aan zorg voor wie ongewenst zwanger is geraakt zodat abortus hopelijk voorkomen wordt, aan zorg voor mensen in de laatste levensfase zodat de euthanasievraag minder snel wordt gesteld, aan aandacht voor wie het moeilijk hebben op school of werk….

Natuurlijk kunnen we dan niet al die ingewikkelde problemen op een hoop vegen en ze met een of een paar Bijbelteksten voor onszelf en voor anderen oplossen.Er zijn veel moeilijke vragen en heel schrijnende situaties. Daar moeten we oog voor hebben.
Maar het uitgangspunt moet wel zijn dat het leven van God komt en dat wij het daarom niet eigenmachtig mogen aantasten. We geloven toch dat we niet voor onszelf leven, maar voor Hem? Dat we daarom ook niet buiten Hem om sterven, maar pas dan als Hij in zijn wijsheid en op zijn tijd onze adem terugneemt?

Ja, ook dit is een heilzaam gebod. We worden erdoor beschermd tegen elkaar. We zijn mensen die vol zelfzucht en wrok kunnen zitten, die in woede kunnen uitbarsten. We hebben vaak zo onze eigen ideeën over wat goed en nuttig is voor de ander en voor onszelf. David heeft eens gezegd: laat me maar liever in de handen van God vallen dan in die van de mensen, en hij had gelijk. Alleen bij de God van het leven is ons leven veilig. Die God laat ons de wacht betrekken bij ons eigen leven en dat van onze medemensen. Hij roept ons een halt toe waar wij met onze handen, of met onze woorden of onze gedachten, onze naasten schade zouden aandoen. De Heer houdt ons er ook van terug ons eigen leven in de waagschaal te stellen. Hij zegt: uw leven is kostbaar in mijn ogen, en daarom zult u en zal jij daar zuinig op zijn. Dat leven, maaksel van Gods eigen handen, mag niemand eigenmachtig stukmaken of lelijk maken. De Here zegt: u bent van Mij, en uw medemens ook. Leef dan voor Mij, en laat leven!

2. De God van het leven gebiedt bescherming van dat leven.

We hebben gezien dat door het zesde gebod van alles en nog wat ons wordt verboden. We mogen niet een ander van het leven beroven. We mogen ook niet onze medemens beschadigen of hem het leven onmogelijk maken. God stoot dieper door dan welk wetboek van strafrecht ook. Boze woorden vol haat, dodende blikken, gedachten vol wrok of gemene plannen om een ander onderuit te halen, ze zijn in Gods ogen net zo erg als de uiteindelijke daad van moord en doodslag. Zover komt het misschien nooit, maar God zegt: in uw hart hebt u al doodslag gepleegd. De Heer pakt de zaak bij de wortel aan: u zult niet haatdragend zijn tegenover uw broeder, uw zuster, uw naaste.

Maar nu moeten we nog een stap verder gaan. Onze God is namelijk niet tevreden als we al die slechte dingen nalaten. Het is niet genoeg, zegt antwoord 107, als we naaste, zoals gezegd, niet doden. Er zullen veel mensen zijn – gelukkig is dat de overgrote meerderheid – die nooit van hun leven iemand zullen doodslaan of vermoorden. Veel jongeren en ouderen zijn voorzichtig en correct in het verkeer. De onderwereld is voor miljoenen een onbekende wereld. En genoeg mensen proberen zoveel mogelijk met iedereen om hen heen in vrede te leven.

Toch zijn we dan nog niet klaar met het zesde gebod. Zeg maar: de handen thuishouden en van andermans leven afblijven, dat is éen, maar de handen uitsteken om die ander te hulp te schieten, om zijn leven te beschermen, dat is twee. Het is juist dat waarover het gaat in Spreuken 24, met name in vers 11 en 12. In de vorige vertaling staat daar dit: “Redt hen die ten dode gegrepen zijn, wendt u niet af van hen die ter slachting wankelen”. Iets anders gezegd: Redt hen die worden weggesleept naar de dood toe, houdt toch tegen hen die overhellen in de richting van de dood. Het is niet duidelijk waaraan we precies moeten denken. Er is een uitleg die het laat slaan op mensen die ten onrechte ter dood veroordeeld zijn, en op weg zijn naar de plaats van de terechtstelling. De NBV zit op die lijn: “Bevrijd hen die ter dood veroordeeld zijn”.
Als iemand dan iets zou weten om hun onschuld aan te tonen en hen alsnog te redden, dan mag hij dat niet voor zich houden. Wie dan later doet of hij van niets wist, die krijgt te maken met de Here die dwars door alles heenkijkt en die je geen smoesjes verkopen kan. Ik moest denken aan de bezettingstijd toen vele Joden en anderen werden weggesleept naar de vernietiging. Wie daar willens en wetens aan mee hebben gewerkt of niets deden om het te voorkomen, die kunnen nooit tegen de Here zeggen “dat ze het niet geweten hebben”. En laadt ook vandaag de wereld niet schuld op zich waar om allerlei redenen bloedvergieten niet wordt ge¬stopt en onderdrukking op haar beloop wordt gelaten, in Syrië. En wat doen we er met elkaar aan om vreemdelingenhaat en racistisch geweld te stop¬pen en onschuldigen te beschermen? Om levens te redden?

Maar het is hier in Spreuken 24 algemener geformuleerd en het kan worden toegepast op heel uiteenlopende situaties: alles doen om levens te redden, om mensen weg te halen en af te houden van een weg die naar de dood leidt. Om – zoals de catechismus het zegt – schade die de naaste kan treffen zoveel mogelijk te voorkomen, en zelfs onze vijanden goed te doen. Om ook naast die mensen te staan die we niet zo zien zitten, met wie we het totaal niet eens kunnen zijn, of die hun ellende te wijten hebben aan hun eigen leefwijze. Heb uw naaste lief, dat is: zoek voor die ander wat goed is, kom op voor z’n leven.

Als u ziet dat een kind aan de waterkant speelt en dreigt te verdrinken, dan grijpt u toch in? Als iemand onder een auto dreigt te komen, dan sleurt u hem toch bij dat gevaar weg? Je probeert te redden om ongelukken te voorkomen. Het gaat om mensenlevens, en elk mensenleven is kostbaar! Toch is de neiging altijd groot, zeker in een tijd van individualisme en ik-gerichtheid, om met een boog om de ellende en de ellendigen heen te lopen. Om te leven vanuit het; ben ik mijns broeders hoeder, of -wat eleganter en moderner- ieder heeft toch recht op z’n eigen leven, en: dat is haar probleem. Of: daar zijn de hulpverleners toch voor, en de overheid is daar toch verantwoordelijk voor. Maar zo kunnen we mee schuldig worden aan de ondergang, zelfs de dood, van een ander,al is die ander misschien zelf de hoofdschuldige. En het is geen excuus: ik wist het niet.Redt hen,raadt de wijsheid ons aan,die ten dode wankelen.Trek hen weg van een dodelijke weg, voor het te laat is. En we zullen zoeken naar mogelijk¬heden om lijden te verlichten en zorg te verlenen tot het uiterste. We zullen ook omzien naar elkaar en ervoor waken dat niemand vereenzaamt of verbitterd raakt. We draaien niet ons hoofd om maar we steken onze handen uit, als we zien dat iemand in nood is en onze hulp nodig heeft.

Ten dode gegrepenen, wankelenden ter slachting, onze samenleving is er vol van. Ze zijn er ook in de kerk. Wat een zegen als er dan mensen naast staan met liefdevolle harten en zorgzame handen. Wat een zegen vooral dat de God van het leven de
uitweg wijst uit nood en dood. Dat Christus leeft die zegt: Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt en Ik zal u echt en voor altijd rust geven. Wie bij Hem schuilt, die vindt veiligheid, zelfs door de dood heen. Dan is je leven geborgen, met Christus, in God. Wat een evangelie, voor een doodzieke wereld! Heer, erbarm u toch over allen!

amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *