Liturgie voor de nabetrachtingsdienst van zondag 15 januari 2017
welkom
zingen: Ps. 18: 1,5 ‘Ik heb U lief van ganser harte, HERE’
stil gebed
votum en groet
antwoordlied: Ps. 18: 9,15 ‘Alleen Gods weg kan tot het doel geleiden’
gebed
viering van het avondmaal – formulier IV
geloofsbelijdenis (staande)
zingen: Gz. 158:1,3 LB ‘Christus, met eer gekroonde’
aan tafel: dankzegging
zingen: Gz. 158: 4 LB
Schriftlezing: Filippenzen 3: 1-16
zingen: Ps. 86: 5,7 ‘Gij zijt groot en zeer verheven’
verkondiging: Filipp. 3: 10-12
gebed Gz. 101: 4,5 ‘Wie kan zijn hoog en heilig recht’ (=LB 229)
collecte
slotzang: Gz. 444: 1,2,3 LB ‘Grote God, wij loven U’
zegen
amen: NLB Gz. 425 ‘Vervuld van uw zegen’
Broeders en zusters, samen gemeente van onze Heer Jezus Christus,
We hebben vandaag weer aan tafel gezeten. We weten dat dat niet de enige manier is om avondmaal te vieren. Binnen kerken kom je allerlei vormen tegen. Zoals dat iedereen op zijn plaats blijft zitten en de schaal met brood en de beker met wijn de rijen langs gaat. Zo zijn we dat gewend als we op Goede Vrijdag samen avondmaal vieren.
En ik heb begrepen dat in de CGK een optie is om dat vaker te gaan doen. Als GKV zijn we al heel wat jaren de gaande viering gewend enkele keren per jaar. En je kunt ook in een grote kring gaan staan en brood en wijn doorgeven, zoals ik het in Utrecht onlangs meemaakte en ook ooit in een gereformeerde kerk in Frankrijk.
Maar wat al die gereformeerde christenen gemeenschappelijk hebben, is dat ze afscheid hebben genomen van het altaar. Een keus die onze verre voorouders in de eeuw van de grote reformatie van de kerk heb¬ben gemaakt. Een keus die de meest ingrijpende liturgische vernieuwing is geweest in de geschiedenis. Juist om terug te keren naar wat de bedoeling van de Here is met het avondmaal. Waarbij trouwens de gereformeerden verder gingen dan de luthersen die toch nog iets als een altaar hebben laten staan in de kerk.
Na heel veel eeuwen moest de mis wijken voor het avondmaal, en maakte het altaar plaats voor de tafel. Of alle kerkgangers om die tafel heen zaten, of dat aan die tafel de dominee brood brak en wijn schonk die daarna door de kerk heen uitgedeeld werden, of dat de avondmaalsgasten naar voren kwamen om bij die tafel brood en wijn in ontvangst te nemen, daarvan hebben gerefor¬meerde synoden in die tijd uitgespro¬ken dat de ¬kerken dat zelf mochten beslissen, zoals zij dat het beste vonden.
Wat die synoden wel vastlegden,was dat in elk geval brood en wijn niet geknield gebruikt moesten worden. Dat was ‘room¬s’. Christus moet niet aanbe¬den worden alsof Hij lichamelijk in brood en wijn aanwezig is. Brood is gewoon brood en wijn blijft wijn. En Christus is nu in de hemel en wil dat we Hem daar aanbidden. We moeten van het avondmaal ook niet een offer maken. Alsof we niet genoeg hebben aan dat ene offer dat Christus voor altijd voor onze zonden heeft gebracht. Alsof we toch nog zelf aan onze redding moeten meewerken, met behulp van de kerk en haar priesters.
Het avondmaal leert ons juist te grijpen naar, en terug te grijpen op dat unieke offer van Christus. Van Hem die ons eerst gegrepen heeft. En die greep wil hebben op ons leven.
Het avondmaal geeft ons greep op (=houvast aan) Christus en zijn werk
1. door Christus gegrepen;
2. grijpen we naar Christus;
3. krijgt Christus greep op ons.
1. door Christus gegrepen…
Ik ben gegrepen door Christus Jezus. Paulus schrijft dat van zich¬zelf. We kennen de uitdrukking. Je kunt ergens door gegre¬pen zijn: je werk; een hobby; muziek; een ideaal; een doel. Er is iets dat je drijft en in beslag neemt. Alles voor je is.
Paulus was gegrepen door een persoon. Door de Here Christus.
En dat om te beginnen heel letterlijk. Hij was in zijn kraag gepakt door Jezus en vanaf dat moment ging het de andere kant met hem op. Hij was niet meer eigen baas maar helemaal in dienst van zijn Heer. Eerst een vervolger, voorgoed volge-ling.
Dat was niet vanzelf gegaan. Er was een ingrijpend ingrijpen van bovenaf aan te pas gekomen. U weet: dat was onderweg van Jeruzalem naar Damascus. Op weg om wie van Jezus waren kwaad te doen. Maar op die weg werd de leider van het arrestatieteam zelf gearresteerd. Letterlijk zegt hij er later van: ik ben door Christus in bezit genomen. Tot zijn eigendom gemaakt.
Dan komt dat ineens heel dichtbij. Zeker voor wie ook maar een klein beetje zijn belijdenis kent – die overbekende inzet van die oude catechismus. Waar ik verwonderd stamel dat ik helemaal en altijd het eigendom ben van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Die voor me heeft betaald met z’n eigen leven. Zodat ik met Paulus zeggen kan: ik ben ook door Christus Jezus gegrepen. En dat heeft mij niets gekost – het is allemaal puur genade, helemaal gratis – omdat het Hém alles heeft gekost.
Gemeente, het staat een mens niet op het lijf geschreven wat het hart van het evangelie is: dat je redding en je leven komt van een Man, een Jezus die aan het kruis gestorven is. Paulus wilde daar vroeger niks van weten. Hij heeft er later meer dan eens eerlijk over verteld, zoals vanmiddag. Paulus was een volbloed Jood, be-sne¬den – wij zouden zeggen: gedoopt – en gepokt en gemazeld in de taal van de bijbel. Als het erom ging de Heer te dienen naar zijn wet was de jonge Saulus een pietje precies. Zo zelfs dat hij zich bij de Fari¬zeeërs aan¬sloot en voorop liep om de secte van die Jezus te vuur en te zwaard te bestrijden. God kon dubbel en dwars tevreden zijn, dacht hij.
Totdat Jezus zelf in zijn leven inbrak,en alles anders werd.Van het ene moment op het andere ging alles ondersteboven in zijn leven en ging het helemaal de andere kant op. Wat een geweldige schok: hij dacht een geweldig kapitaal aan goede werken opgebouwd te hebben, en in werkelijkheid was hij hope¬loos failliet. Waar hij zich voor ingespannen had, bleek hem niet dichterbij maar juist verder weg van God te brengen.
Ja maar dat vertelt de apostel juist om te laten zien dat afzien van jezelf en van je eigen inzet en prestaties een mens rijker maakt dat ooit. Hij zegt: ik heb het allemaal aan de kant gezet, bij het grof vuil, opdat ik Christus zou mogen winnen. Om zo – niet door eigen prestaties maar door me met heel mijn hebben en houden toe te vertrouwen aan de Here Jezus vrijgesproken te worden van schuld en eeuwig leven te hebben.
Nog eens: dat accepteert een mens niet zomaar. ¬Juist daarom heeft de Here het avondmaal meegegeven aan zijn kerk. Om ons te laten zien en proeven hoe ver Hij in zijn liefde is gegaan om ons te grijpen en naar zich toe te trekken: zoals we brood en wijn tot ons nemen, zo zeker is wat Jezus deed bestemd voor ons. Het avondmaal is aan de kerk meegegeven om ons dat te leren en te laten vieren. Niet om God iets te geven – als een offer- niet om Christus dichterbij te halen. Hij komt naar ons toe en haalt ons naar zich toe. Alleen lege handen vult Hij.
2. (door Christus gegrepen)…grijpen we naar Christus.
Wat doen we als we avondmaal vieren? Wat gebeurt er dan? Wat wil de Heer ons laten proeven en ervaren aan de tafel? Ik heb boven dit tweede deel van de preek gezet: we grijpen naar Christus. We mogen aanpakken wat Hij ons in handen stopt.
Zelfs zo sterk dat we Hemzelf in handen hebben en Hem mogen eten en drinken. Dat we – zo het formulier – met Hemzelf, die God en mens is, gevoed worden. Zoals brood en wijn je voeden.
Nou, dat is sterk! Dat klinkt een mens zo vreemd in de oren dat hij zijn oren niet geloven kan. En dat in de kerk door de eeuwen heen er misverstanden over geweest zijn en geweldige ontsporingen zijn voorgekomen. Zoals die eeuwenoude hardnekki¬ge dwaling dat je dat letterlijk zou moeten opvatten. Jezus zei dan toch maar: dit is mijn lichaam, en dit is mijn bloed? Nou, dan gebeurt er dus wat met dat stuk brood. Het ziet er nog altijd uit als brood maar eigenlijk heb je het lichaam van Christus in je mond. En precies zo met de wijn in die beker. Het smaakt naar wijn maar je moet gelo¬ven dat je Jezus’ bloed drinkt. Zo is de roomse leer. Die aan de kerk en de priesters een sleutelrol geeft: je bent voor je heil op hen aangewezen. En als dat brood echt lichaam wordt en die wijn echt bloed van je Heer, dan ligt voor de hand dat je er eer aan geeft en het zelfs gaat aanbidden: daar is ‘ons Heer’. Je knielt eerbiedig.
Maar als dat dan niet zo is – en het brood en de wijn alleen uitbeelding en garantiebewijs zijn van de Heer Jezus en wat Hij door zijn kruis voor ons verdiend heeft en aan zijn tafel wil uitdelen- waarom dan toch die sterke woorden: dit is mijn lichaam, en dit is mijn bloed? Had de Heer dat dan niet duidelijker kunnen zeggen? Zo van: niet echt, maar alleen maar als beeld-spraak?
Het is veelzeggend dat de Heer toch die sterke woorden gebruikt, en waarom zouden wij die niet gewoon Hem nazeggen als we avondmaal vieren; waarom zouden we ze door angst voor misverstand en misbruik ze afzwakken of vermijden? Er is mee bedoeld dat als we avondmaal vieren, dat brood en die wijn veel meer zijn dan alleen maar een manier om ons iets te laten begrijpen, om er iets van te leren over het werk van Jezus. Nee, Hij komt aan de tafel echt zelf naar ons toe: Ik ben het brood dat jou in leven houdt en eeuwig leven geeft, en Ik ben de ware wijnstok die iedereen die aan Mij verbonden blijft vruchten laat dragen, vruchten die groeien door de Geest. Onze catechismus zegt dat ook zo: “Brood en wij zijn een garantie voor ons: even zeker als we dit krijgen, voedt de Heilige Geest ons met Christus’ lichaam en bloed; zo zorgt Hij ervoor daqt ons geloof in stand blijft, en dat we het eeuwige leven krijgen”. Wat de Heer voor ons deed en voor ons wil zijn, wordt tastbaar. We mochten weer aanpakken en proeven hoe goed God is, hoever zijn liefde gaat.
Paulus heeft het daar ook over als het hoogste doel in zijn leven: om Hem te ‘kennen’. En dan zo kennen, in liefde. Als de Heer die voor me leed en stierf, en die daarna opstond om me geloof te geven en me op weg te houden naar dat eeuwige leven,
naar een nieuw en gelukkig bestaan dat nooit stuk kan en niet meer over gaat. Naar die levende Heer worden we verwezen aan de avondmaalstafel: laten we niet ons blijven blindstaren op brood en wijn, maar – de harten omhoog – kijken naar Jezus Christus die in de hemel voor ons opkomt en uit de hemel naar ons terugkomt. Opdat we Hem kennen en zijn opstandingskracht. Midden in dit leven met z’n ups en downs mogen we grijpen naar Christus, Hem –zoals een ander belijdenisgeschrift zo mooi beeldend zegt: “”Hem omhelzen”, de armen om je Redder heenslaan om Hem nooit meer los te laten; Hem en al zijn verdiensten zich toe te eigenen en niets meer buiten Hem zoeken.
Totdat Hij zelf terugkomt, mm voorgoed bij ons te zijn.
3. als we door Christus gegrepen, steeds grijpen naar Hem en naar zijn beloften, dan krijgt Christus greep op ons.
Van huis uit zijn we mensen die zich onttrekken aan de greep van God op ons leven. Hij heeft ons gemaakt. We horen bij Hem en Hij heeft recht op ons. Maar al in het paradijs liepen we weg en rukten we ons los van God. Dat is wat de bijbel noemt dat de mens verloren is. God die ons had, is ons kwijt. Maar de Here wil ons terughebben. Hij wil niet dat een mens verloren gaat, maar dat hij zich bekeert – op zijn weg terugkomt, bij Hem terugkomt – en zo het leven vindt dat nooit meer verloren gaat. We zagen hoe de Here ons terugkrijgt: Hij zette zijn eigen Zoon ervoor op het spel. Jezus werd verlaten door Vader om ons terug te winnen voor Hem. Jezus wilde zijn leven verliezen om ons leven te geven. Om ons te redden uit de greep van zonde en dood.
Kijk, en als God ons dan terugheeft – als we door de Here Jezus gegrepen zijn, en we Hem vastpakken om Hem niet meer los te laten -dan krijgt de Heer weer greep op ons leven. We zijn van Hem, en we laten ons leiden door Hem. We willen en kunnen niet meer zonder Hem. Zoals Paulus toen hij ervan af zag eigen baas te zijn en niet langer probeerde op zijn eigen manier zalig te worden, maar zich overgaf aan de leiding van zijn Heer en Heiland. Toen ineens allerlei aardse zekerheden wegschrompelden vergeleken met die veel grotere schat die in de hemel voor hem was weggelegd. Die schat werd het grote doel waar Paulus naar uit keek: de hemelse prijs die Christus verdiend had en hem en ons wil geven.
Gemeente, en als Jezus alles voor je is, die Heer die alles voor je over had, dan gaat dat heel je leven anders maken. Je leeft niet meer voor van alles en nog wat hier op aarde – waarvan je weet dat je toch een keer moet verliezen – maar je richt je leven in naar de normen die gelden in de hemel waar je Heer nu al is.Paulus spoort zijn lezers daartoe aan en geeft zelf het goede voorbeeld: volg mij na, broeders en zusters, en kijk naar hen die leven naar het voorbeeld dat ik u gegeven heb. Dat is dus: niet op het aardse gericht, want dat wordt je ondergang. Nee, je weet dat je vaderland boven is, waar je Heer zijn terugkomst bezig is voor te bereiden, zijn bruiloft. Je bereidt je voor op die dag. Je trekt het feestkleed aan dat Jezus geeft.
Gemeente, door het avondmaal wil de Here Christus ons helpen om zo al meer naar Hem toe te leven en Hem tegemoet te leven. Als het avondmaal betekent dat de Heer ons geloof voedt met het oog op het eeuwige leven, moeten we ook daaraan denken: Hij geeft ons nieuwe energie en uithoudingsvermogen om zijn komst tegemoet te leven, en om nu al te doen de wil van de Vader in de hemel.
Zo mogen we na deze zondag verder gaan. Net als Paulus in het besef dat we nog niet zijn waar de Here met ons heen wil. We zijn nog niet volmaakt en als het goed is ook niet gearriveerd. Maar we mochten weer onze Heiland ontmoeten als onze gekruisigde en levende Heer. En Hij wil ons helpen Hem te volgen om eens die volmaaktheid te bereiken. Hij wil ons ook helpen om het samen te doen. Tot het zover is: als Hij ons nu vaak nog zo gebroken en kwetsbare bestaan zal genezen en vernieuwen zodat we worden zoals Hij is. Wat een feest zal dat zijn! Heer, geef dat niemand van ons dan zal ontbreken! Heer, houd ons vast en laat ons nooit meer los!
amen