Zondag 37 Heid. Cat. (toerustingsdienst): een eed erop…ja of nee?

Liturgie toerustingsdienst zondag 27 november 2016

Welkom
Zingen: Gz. 171: 1,2,3 GK ‘Wees stil voor het aangeizcht van God’
We worden stil voor God
votum en groet
zingen: Ps. 139: 1,2,11 GK ‘HEER, U doorgrondt mij van omhoog’
gebed
Schriftlezing: Deut. 6: 10-15
Jes. 45:22-25
Matth.5: 33-37
zingen: Ps. 15: 1-4 LB ‘Wie zult Gij noden in uw tent?
verkondiging: zondag 37 dia 1
Een eed erop – ja of nee?
1. Ja! geef God de eer!
2. Nee! wees gewoon eerlijk!
zingen: Ps. 72: 4 GK ‘Oprechten zullen alom groeien’
geloofsbelijdenis
zingen: Gz. 141: 3 ‘Lof, eer en prijs zij God
gebed
collecte
slotzang: Gz. 160: 1,2 GK ‘’Groot is uw trouw, o Heer’
zegen
amen: Gz. 456: 3 LB ‘Amen, amen, amen
————————————————————–‘——————————————
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, en Gods geliefde kinderen,
dia 2
Heilige grond. Daarover zongen we net, in dat eerste lied in deze dienst.
Dan gaat het niet maar over Mozes bij die struik, maar over jou en u en mij.
En het gaat niet alleen over in de kerk maar ook over ons werk, ons huis, het
sportveld, het verkeer, het ziekenhuis, en overal waar mensen maar kunnen zijn.
We geloven dat overal waar we leven, wonen en werken, we op heilige grond zijn.
We leven elk moment dichtbij de HEER, in zijn wereld, in zijn nabijheid.
Er is ook geen stukje van ons leven waar we Hem buiten kunnen houden.
De psalm zegt zelfs dat voordat een woord over mijn lip¬pen komt,
de Heer al weet wat ik denk en wat ik wil gaan zeggen.

Daar gaat het vanmiddag om, als de eed aan de orde is, maar het in werkelijkheid gaat om ons spreken overal en in elke situatie. Over ons ja en ons nee. Ons beloven en ook doen, of niet. Over wat we zeggen en of we dat ook menen. Over of ze op ons aan kunnen, of dat we soms een verborgen agenda achter de hand hebben. Over trouw of onbetrouwbaar of net niet eer¬lijk zijn, in eigen leven, de zakenwereld, de politiek…
over loyaal aan elkaar zijn in de kerk, bij alles wat te kiezen is en te beslissen valt.

Dat is een probleem geworden vanaf het moment dat de mens de waarheid van God inruilde voor de leugens en schijnwereld van de duivel. Niet voor niets noemt Jezus die gemene vijand van God en iedereen die van God is: aartsleugenaar en mensenmoor¬denaar vanaf het begin. Denk maar aan wat de slang Eva en via haar Adam influisterde. Voortaan kon ja ook wel nee zijn of ja maar, en bleek nee vaak toch weer ja te zijn of misschien wel. Waren beloften niet meer heilig en mensen niet meer veilig.
Zo zelfs dat woorden soms kracht bijgezet moeten worden en de waarheid boven tafel gehaald moet worden door zware woorden: zo waarlijk helpe mij de almachtige God. Ja en nee zijn niet voldoende meer. Expres oog in oog met God gezet, God die als Getuige erbij wordt geroepen, krijgen woorden meer kracht. En God zelf grijpt soms ook naar dit wapen als mensen zich niet door Hem meer laten overtuigen: Ik zweer het bij Mezelf….We lazen erover dat God zegt: “Ik heb bij mijzelf gezworen”. In Heb. 6 staat dat mensen zweren bij wie hoger is, bij God, maar er is niemand hoger dan God, dus
God zweert bij zichzelf als Hij mensen iets belooft, om ons maar zekerheid te geven.

Toch, over de eed is veel te doen geweest. Christenen verschillen erover van mening: een eed erop – ja of nee? En de Bijbel lijkt onduidelijk, zelfs tegenstrijdig. Zoals we gemerkt hebben, toen we Mozes hoorden zeggen dat je alleen in de naam van de HEER een eed mag afleggen, en bij Jesaja de Here zelf er een eed op doet dat eens alle volken bij Hem zullen zweren. Terwijl Jezus de eed lijkt te verbieden: je moet helemaal niet zweren. Wat is het nou: ja, of nee?
dia 3
Een eed erop – ja of nee?
1. Ja! geef God de eer!
2. Nee! wees gewoon eerlijk!

dia 4 1. Een eed erop – ja of nee? Ja! Geef God de eer!

Een volmondig ja is het antwoord van de catechismus op de vraag of een christen eigenlijk wel een eed mag afleggen. Dat overtuigde ja zeggen niet alle christenen zondag 37 na. In de tijd dat de catechismus is ontstaan, waren het de zogenaamde dopersen die weigerden van de eed gebruik te maken, met een beroep op wat de Here Jezus zegt in de bergrede, en wat ook Jacobus in zijn brief in iets andere woorden herhaalt (5:12). In onze tijd huldigen groepen als de doopsgezinden en ook bepaalde evangelische christenen hetzelfde standpunt. Het staat er toch, zeggen ze: je mag helemaal niet meer zweren. Kun je niet beter net als steeds meer mensen die niet in een persoonlijke God geloven of die hun geloven achter hun voordeur willen houden,
volstaan met de belofte af te leggen: ja, dat beloof ik. (?)

De catechismus kiest daar toch niet voor, er staat: de eed is op Gods woord gegrond en is daarom door gelovigen vroeger zowel in het oude als het nieuwe testament gebruikt. En dat is waar. Daar zijn genoeg voorbeelden van. We hebben gelezen hoe bij de naam van de Here zweren er uiting van is dat je de Here erkent en Hem vraagt ervoor in te staan dat je de waarheid spreekt of je te helpen je belofte na te komen, je taak trouw uit te voeren. De eed is daarvoor juist gegeven: tot eer van God en tot heil (nut, bescherming) van de naaste. Zeg ook maar: om de samenleving leugen en onrecht nog in te perken, en overheid of rechtbank te helpen bij hun werk.

Tot eer van God. Ja want door God erbij te roepen, erken je dat Hij er is. Dat Hij hoort wat je zegt. Dat Hij door halve waarheden en vage verklaringen en hele leugens heenkijkt en heenprikt. Dat je mensen wel wat op de mouw kunt spelden als dat in je eigen belang is, maar de Heer niet. Er kunnen situaties zijn dat na alles wat er is gezegd, twijfel blijft of het wel waar is en wel helemaal klopt wat mensen hebben gezegd. Dan blijft nog één drukmiddel over: de eed, God zelf als Getuige erbij halen. Wie dan nog onwaarheid spreekt, ris¬keert de straf van de hoogste Rechter. En wie durft dat aan?

De eed komt ook nogal eens voor als mensen beloften afleg¬gen, b.v. als het gaat over de uitoefening van een belangrijke officiële functie, waar veel van afhangt voor de mensen die aan je zorgen zijn toevertrouwd of voor wie je werk doet. Denk maar aan de koning, aan ministers en kamerleden, maar ook aan artsen en apothekers, notarissen en politieambtenaren, bankmedewerkers ook tegenwoordig. Ze moeten beloven zich aan de wet te houden, zich niet ten koste van hun medemensen te verrijken, mensenlevens te beschermen, eerlijk te zijn en integer, niet omkoopbaar.
En dat met een eed erop: want hoe kan een mens dat zelf? Als je weet dat je ook zwak bent, vatbaar voor over de schreef gaan, zomaar te verleiden tot corruptie en misbruik van wat je weet en van de bevoegdheden die je hebt. Dan zoek je hulp bij wie hoger is. Roep je hulp in van God die de waarheid zelf is en die wil helpen om betrouwbaar te zijn, en te vechten tegen alles wat een mens ertoe kan brengen het niet zo nauw te nemen met de waarheid als dat beter uit komt. Zo waarlijk helpe mij God almachtig – dat is: ik weet me van die God afhankelijk, en aan Hem verantwoordelijk. Je beseft: waar ik nu sta, is heili¬ge grond. Dus zal ik op mijn woorden passen, en oprecht zijn.

Gemeente, de Heer krijgt hoe dan ook eer, als mensen bij Hem zweren. Zijn naam wordt genoemd. Er wordt een beroep op Hem gedaan. Andersom is ook waar. Zoals in Nederland waar steeds meer mensen kiezen voor de belofte, zonder de naam van God nog te noemen, omdat ze niet geloven in de Here. Hem niet erken¬nen of Hem buiten de dingen van elke dag als de rechtspraak en de poli¬tiek houden. Ze erkennen geen God als de hoogste gezagen ze kunnen zelf wel in staan voor de waarheid van wat ze zeggen. Waarom zou je daar God – bestaat Hij wel? – bijhalen?

Dat is natuurlijk goed te begrijpen. Het zou zelfs zonde tegen het derde gebod zijn als mensen gedwongen of uit gewoonte Gods naam gebruiken, terwijl ze niet in Hem geloven. We moeten ook niet te gauw oordelen alsof iemand die niet de eed gebruikt dus niet gelooft – we noemden al doosgezinden en anderen die er hun reden voor hebben. Maar als erachter zit dat je niet rekent met meer dan wat je kunt zien en kunt bewijzen, of denkt dat wij mensen met elkaar wel kunnen zorgen dat het eerlijk en rechtvaardig gaat, zie je zomaar dingen misgaan. Mozes spoort de mensen ertoe aan ook straks, in dat eigen land dat hun zomaar in de schoot valt,de HEER te eren en te die¬nen. En dus niet te zweren bij machten en krachten van beneden, maar alleen bij de allerhoogste, de HEER. Niemand anders komt die eer toe, zegt zondag 37, niemand anders kent het hart van een mens. En daarom moet je alleen bij de HEER zweren.

Wereldwijd heeft onze God recht op die erkenning en die eer. Hij is maar niet alleen de God van Israël, niet alleen de God van een kleine minderheid gelovige christenen. Nee, de HEER is de enige,over heel de wereld die Hij zelf geschapen heeft. Ja, en daarom wil Hij ook erkend worden: in de rechtspraak en in de Eerste en de Tweede Kamer. Door regeringen en onderdanen. Daar heeft de samenleving alleen maar baat bij: kom bij Mij en laat u verlossen, alle einden van de aarde, alle volken.

U weet het toch nog wel, en jij ook: waar je staat, is heilige grond? Overal leven we onder Gods ogen. In zijn licht. Nou, daarom kan het niet uitblijven – God doet er een eed op – dat een keer iedereen dat gaat merken en zal moeten erkennen. Dat voor die grote God iedereen zich zal buigen en Hem zal erkennen als de grote Koning en de hoogste Rechter. Zullen wij daar dan niet alvast maar mee beginnen. Niet alleen als we ooit een keer een eed moeten afleggen, maar nu al, elke dag.

dia 5 2 Een eed erop – ja of nee? Nee! Wees gewoon eerlijk!

Dat de Heer de eed gegeven heeft, is een zegen. Onze God bracht ook daarvoor zijn naam in omloop,staat in antwoord 101: “om daardoor trouw en waarheid te bekrachtigen”. Tot Gods eer èn tot heil van de naaste. Om mensen tegen de leugens en het bedrog van anderen te beschermen. Om een dam op te werpen tegen corruptie en valse beschuldigingen. Om de samenleving leefbaar te houden, leefbaarder dan zonder dat er een eed was. Juist wie gelooft, kan met een goed geweten een eed afleggen, en de Heer danken dat Hij zijn naam aan ons wil verbinden.

Tegelijk: het is natuurlijk wel allemaal nodig geworden door de zonde die in de wereld gekomen is. Waarheid spreken is niet gewoon meer, zoals het dat wel was toen alles nog goed was tussen God en mensen, en tussen de ene mens en de andere. Lees
maar in Genesis 3 hoe de ene leugen de andere halve waarheid ineens heel die mooie wereld begint te verzieken. Het is niet meer opgehouden, en het gaat tot vandaag door. We hoeven niet eens te kijken naar mooipraterij en niet nagekomen beloften in de politiek, aan scheve schaatsen die hoogge¬plaatsten rijden, aan beursfraude en geknoei met belastingen en premies, aan zwart geld dat witgewassen en smerige streken die schoonge¬praat worden. We horen nu al weer van verkiezingsbeloften van Trump die worden ingeslikt (misschien maar goed ook), en met de verkiezingen in eigen land in het vooruitzicht komen allerlei mooie beloften al weer op ons af, van links tot rechts.
Laten we maar dichter bij huis blijven en ons¬zelf afvragen: is mijn ja echt ja, en als ik nee zeg, bedoel ik dan ook nee, en wat komt er terecht van wat ik vaak al te vlot beloof? Kunnen we aan op elkaar? Wat zijn woorden nog waard?

Als Jezus in de bergrede de wet van zijn Vader weer onder lagen menselijk traditiestof vandaan haalt en de echte felle kleur van het begin weer aan het licht brengt, is dat wel schrikken. Het lijkt heel rechtzinnig en vroom, helemaal in de lijn van de wet van de Here – van het 3e gebod van die wet – als de wetgeleerden de mensen voorhouden: je zult je eed niet verbreken, maar aan de Here je eden gestand houden. Maar eigenlijk moet u daar wat anders in horen: je eed mag je niet breken,wat je gezworen hebt, aan de Heer, dat moet je nako¬men. Maar als je daarbuiten om, in het alledaagse leven, iets zegt of een ander iets belooft, och dan komt dat niet zo nauw. En de Joden verzonnen allerlei zogenaamde en minder zwaarwichtige eden, om aan je woorden kracht bij te zetten en er als het erop aan kwam, toch weer onderuit te kunnen. Zoals wij soms ook kunnen doen: ik steek m’n hand ervoor in het vuur, mijn kop eraf als het niet waar is. Met soms twee vingers omhoog: ik zweer het, maar zonder dat we daar de naam van God bij noemen. Sterke woorden die we blijkbaar nodig hebben omdat gewoon ja ook wel nee kan zijn, omdat we graag een slag om de arm houden en niet graag het achterste van de tong laten zien. Tegen die achtergrond moet u horen wat Jezus in het kader van zijn bergrede zegt over de eed: houd toch al die sterke teksten voor u, en wees gewoon eerlijk. Jezus wil ook als het hierom gaat, met ons terug naar hoe het begon. Naar hoe God de mens en zijn wereld gemaakt en bedoeld heeft. Is Hij niet daarvoor gekomen: om ons om te vormen naar zijn beeld? Zodat – Petrus zegt dat in een van zijn brieven – als we spreken, het woorden zijn als van God. Eerlijke woorden. Betrouwbaar. Opbouwend voor de ander. En tot eer van God. Al dat andere komt bij de boze vandaan. Bij die beroepsleugenaar die alles in de mist zet en mensen altijd wil opzetten tegen God en tegen elkaar. Die ons in een schijnwereld wil laten leven, totdat alles ontmaskerd wordt.

Zo laat Jezus ons de echte werkelijkheid nu al zien. Dat we namelijk altijd – in alles wat we doen en wat we zeggen – vlak bij God leven. Niet alleen als we expres Gods naam noemen in een eed. Die eed is voor wie gelooft niet eens meer nodig. Elk woord heeft de kracht van een eed. Alles wat we beloven,verplicht om die belofte na te komen. U kunt denken aan uw ja in de kerk toen u belijdenis deed, trouwde, uw kind liet dopen. Maar net zo goed aan de omgang met elkaar, eerlijk zijn in zaken en met geld, en aan wat we doen op school en met vrienden en vrienden, en als het over verkering krijgen gaat. En in de kerk mogen we toch op elkaar rekenen, laten we elkaar als het goed is niet vallen, en zullen we er alles aan doen dat we trouw zijn, loyaal, en dat we als door verandere omstandigheden afspraken niet houdbaar zijn, we samen proberen tot nieuwe afspraken te komen, en niet eenzijdig wat we afgesproken hebben, aan onze laars te lappen. De Heer spoort ons aan de waarheid en de vrede na te streven, zodat we op elkaar aan kunnen, we weten wat we aan elkaar hebben, en we ook eerlijk durven zijn over wat we goed en wat we moeilijk vinden, als mensen-uit-één-stuk.

Daar past niet bij dat je anders praat met iemand dan achter zijn rug om over iemand.
Of dat je mooie dingen zegt tijdens een Bijbelstudie en zingt in een kerkdienst,en op een ander moment iemand keihard veroordeelt of een nare negatieve mail verstuurt.
Ook dan is je ja geen ja en je nee geen nee maar spreek je eigenlijk met dubbele tong.
Jakobus schrijf er heel scherp over: “We gebruiken onze tong om God, onze Vader, te danken. Maar we gebruiken onze tong ook om andere mensen te vervloeken.” (= te veroordelen, onderuit te halen). “Uit dezelfde mond klinkt zegening en vervloeking. Dat kan toch niet goed zijn, broeders en zusters?” De apostel Petrus spoort ons aan het anders te doen: “Voert u het woord, laat dan Gods woorden doorklinken in wat u zegt”. Een psalm leert ons erom bidden: “Heer, wees bij mij als ik ga spreken, help me om niets verkeerds te zeggen” (Psalm 141)- en denk er maar bij: help me achter mijn laptop of ipad – om niets verkeerds of ondoordachts of onnodig scherps te mailen of te posten – of, met een andere psalm, Psalm 19, opnieuw berijmd: “Maak mij vanbinnen schoon. Leer mij bescheidenheid, dan word ik niet verleidtot dingen die niet deugen. Laat alles wat ik zeg of zwijgend overleg,mijn redder, U verheugen”. Datis eigenlijk:
Heer, maak mijn hart nieuw, mijn gedachten, ook mijn mond, maak mij een nieuw mens.Help me om steeds meer te denken en te doen en te spreken zoals Jezus deed.

De Heer wil ons helpen een ander mens te worden. Gewoon eer¬lijk.Een mens waar je op aan kunt. Een mens zoals die door God bedoeld is. Spiegel van Gods trouw.

amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *