Nehemia 6: 15-16 en 12: 43: God bouwt zelf zijn stad af

Gemeente van Christus, broeders en zusters, jongens en meis¬jes,

dia 1

Gelooft u er nog in? Zie jij er nog wat in? Ik bedoel: dat het wat zal worden met wat de Heer belooft ? Dat het echt zal gaan komen, dat lang beloofde koninkrijk van God? Dat we op weg zijn naar een nieuwe aarde, van vrede en alleen maar geluk. De apostel Petrus heeft bijna 2000 jaar geleden al geschreven over twijfel daaraan en ongeloof daarin. Toen al waren er mensen die er niet meer in geloofden en hun schouders ophaalden: Hij heeft toch beloofd te komen? Waar blijft Hij nu? Alles blijft toch eigenlijk bij het oude?

Wij zijn bijna 2000 jaar verder. En nog altijd is Jezus niet terug en deze wereld lijkt steeds minder op die wereld van vrede en recht waar het goed wonen is. Zijn we wel een stap verder gekomen? Zie je al iets van die stad die God heeft ontworpen en waaraan Hij zou bouwen? Of is het eigenlijk steeds weer terug naar af? Breekt het God en wie van God zijn elke keer bij de handen af? Zie je niet alleen maar meer versplintering van de christenheid? Wordt de wereld er niet steeds harder en gewelddadiger op? En als ik naar m’n eigen leven kijk, groei ik dan in mijn geloof of blijft het heel m’n leven alleen maar tobben en vechten en twijfelen? Kortom: komt het echt een keer zover dat het doel van God met ons en met zijn wereld is bereikt? Komt zijn stad ooit af?

Je kunt het ook dichterbij halen: naar wat we hier en nu willen en doen, b.v. in een
bijna weer te beginnen nieuwe werkperiode, schoolperiode, kerkelijk seizoen – en
wat al te vaak met alle goede bedoelingen niet van de grond komt of stroef gaat of bij de handen afbreekt – het kan erg teleurstellend zijn en leiden tot cynisme en
een houding van dat het allemaal vergeefse moeite is en toch niks worden zal.

De Bijbel is een levensecht boek. Een boek dat ons vertelt van strijd èn overwinning, van twijfel en uitzicht, van vallen en opstaan en toch weer doorgaan, van hoop en vrees. Een boek vooral dat moed geeft omdat we een God hebben die nooit opgeeft, en een Heer die ons met Hem laat overwinnen.

dia 2
God bouwt zelf zijn stad af:
1. daar vertrouwde Nehemia op;
2. dat moet zelfs de vijand erkennen;
3. dan kan het feest beginnen.

dia 3 1. God bouwt zelf zijn stad af: daar vertrouwde Nehemia op.

Heb je het wel eens meege¬maakt? In een straat waar je elke dag langs moet, wonen een paar sterke vervelende jongens. Vaak wachten ze je op om je bang te maken en lastig te vallen. Ze trekken aan je fiets, ze rijden je klem, ze dreigen dat ze je wel eens in elkaar zullen slaan. Ze hopen dat je bang voor ze wordt en gaat huilen. En dan opeens, op een dag, staan ze er weer, maar nu doen ze vriendelijk: ga maar met ons mee, dan praten we het uit. Wat doe je? Zijn ze echt aardig? Of willen ze je kwaad doen? Als je slim bent, ga je niet zomaar mee. In elk geval niet alleen.

Nou , Nehemia trapte er niet in. Zijn vijanden sturen hem een uitnodiging om met hen te komen praten over hun ruzie. Maar Nehemia heeft hen door:”ze hadden weinig goeds met me voor” . Tot vier keer toe proberen ze het, maar elke keer weer
krijgen ze nul op het rekest: ik heb belangrijker werk te doen, jullie willen me alleen maar van dat werk afhouden, en me zelfs uitschakelen zodat heel het werk stil komt te liggen, ik kan echt niet komen.

En Nehemia heeft gelijk. Als hun plannetje in duigen valt, gaan zijn tegenspelers frontaal in de aanval. Ze zeggen: die Nehemia en de Joden die met hem meewerken zijn van plan tegen de koning in opstand te komen. Ze zijn uit op een eigen staat en Nehemia wil koning worden! Hoe ze erbij komen? Een typisch voorbeeld van hoe roddel werkt: dat verhaal gaat, en Gesem zegt het ook… U weet wel: heb je het ook gehoord…nee, ik heb het niet van de eerste de beste…die en die zegt het ook.”Uit doorgaans betrouwbare bron…”. Of het waar is, weten we niet, maar we willen er graag met je over praten, Nehemia!

Wat er achter zat? Dat is niet zo moeilijk te raden. Daar begint dit hoofdstuk mee. Het werk aan de muur kwam langzaam maar zeker klaar. De bressen waren allemaal al dicht. De muur kwam op hoogte. Eigenlijk moesten alleen de poortdeuren er nog in. Daarmee kregen de vijanden ongelijk. Wat hadden ze gespot: dat wordt helemaal niks met die muur; de stenen die er liggen zijn onbruikbaar geworden door de brand; en ook al stapelen ze die stenen op elkaar, als een vosje er tegen op springt, zakt de hele zaak in elkaar als een kaartenhuis. stop er toch mee! Maar nu staat de muur weer als een huis. En alle tegenwerking was mislukt.

Geven ze het dan nu eindelijk op? Erkennen ze hun nederlaag? Nee, geen sprake van. Ze gaan er juist extra fel tegen aan, en ze richten hun pijlen vooral op Nehemia. Als ze die van het toneel kunnen laten verdwijnen, dan durft de rest ook niet meer. Zonder de leider komt er niks terecht van het werk. En valt de gemeenschap uit elkaar. Zoals vaak de tactiek is bij conflicten: verdeel en heers, wantrouwen en angst zaaien, en wie voorop lopen proberen onderuit te halen of verdacht te maken.
Nou, en wat doe je dan? Weglopen? De moed maar opgeven, en je maar laten meedrijven? In paniek raken: wat moet dat toch worden? Of denk je dat je er wel tegen kunt: laat ze maar komen, ik sta mijn mannetje wel. Wij zijn niet bang want wij kunnen wel tegen een stootje. Of: we zien wel hoe het afloop, onze tijd duurt het wel.

Maar niets van dat alles bij Nehemia. Geen paniek bij deze persoonlijke aanval: wat moet dit worden, hier kan ik niet meer tegenop! Ook geen stoere zelfverzekerdheid: ik lust ze rauw, laten ze maar komen! Nee, wel een gebed om kracht en moed van omhoog. Een kort gebed maar. Haast een schietgebed: sterkt U mijn handen. De vijand deed er alles aan om de handen van Nehemia en zijn mensen slap te maken zodat er niks meer uit hun vingers kwam. Zodat ze het verder voor gezien zouden houden. Het bedreigt gelovigen altijd weer: moedeloosheid, er geen gat meer in zien en geen zin meer in hebben, het allemaal te veel moeite vinden en klagen dat het je zoveel kost. In de brief aan de Hebreeën krijgen we de aansporing: “Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden”. (Heb. 12:12)
Dat is wat Nehemia hier doet. Hij zoekt zijn kracht bij de Here. Hij bidt om moed en doorzettingsvermogen. En Hij vertrouwt erop dat de Here dat gebed zal verhoren. Dat God zelf zijn stad afbouwt!

De schrik kan je om het hart slaan als je ziet wat speelt in de wereld om ons heen
met al die aanslagen en andere gevaren die op d eloer liggen, maar ook met allerlei gepraat en gedoe, tot in de kerk toe, en zoveel dat het geloof in Gods zaak en zijn
toekomst onder druk zet. Zeker ook als je eraan denkt hoe vaak je zelf twijfelt en geen antwoorden hebt op zoveel vragen om je heen en in jezelf.De vijand blijft bezig ons bang te maken. Ons in paniek te laten komen. Ons aan te praten dat het ook niet meer houdbaar en haalbaar is waar je altijd voor hebt gestaan en in hebt geloofd. Dat het toch wel erg moeilijk wordt te blijven geloven in dat rijk van God.

Het enige wat dan overblijft als bidden als Nehemia: nu dan, sterk mijn handen, Here God, machtige Vader. En dan vertrouwen op grond van de beloften van de Here dat zijn stad klaar zal komen, dat we een heel nieuwe aarde te verwachten hebben. En als ze vragen ‘geloof jij er nog in?’, als je er mee tobt: ‘zou het allemaal wel waar zijn’? – houd dan Jezus in het oog, bidt om de kracht van de Heilige Geest, grijp naar Gods Woord. En sta open voor elkaar en steun elkaar, liefdevol, hoopvol.

dia 4 2. Zelfs de vijand moet erkennen dat God zijn stad afbouwt.

Ik kom nog even terug op dat voorbeeldje van die vervelende grote jongens die je lastig vallen en je bang willen maken. Je bent zelf een kop kleiner en je kunt geen vuist maken. Maar als je vader met je meefietst of je grote broer, dan durven ze
niet. Ze weten wel dat ze het dan zullen verliezen en ze laten je gaan. En jij voelt je ineens een stuk sterker. En veilig!

Nou, dat overkwam ook die vijanden van Nehemia en wie met hem meebouwden. Alle listen en trucjes om daar een stokje voor te steken was op niets uitgelopen. En nu -na 52 dagen al- was het werk klaargekomen. De muur stond. De poortdeuren zaten er in en konden open en dicht.De stad was weer een veilige stad. Dan blijft maar één conclusie over: dat moet komen omdat hun God hen geholpen heeft. Eigenlijk wel beschamend dat je dat moet horen van buitenstaanders, van vijanden zelfs. Wij zijn geneigd eerst te kijken naar allerlei logische verklarin¬gen voor dingen die gebeuren. We bidden wel om hulp en om bescherming, om genezing, om goede resultaten op school, maar als het dat goed gaat, zeggen we dan ook: de Heer heeft ons geholpen, of blijft het bij: ik heb m’n best gedaan, het is gelukkig meegevallen, ik had een goede dokter….Deze vijanden konden er niet omheen: die God van hen is ons te sterk…daar valt niet tegen te vechten.

Die erkenning kwam er wel pas door veel schade en schande. Dit hoofdstuk vertelt eerst nog van een laatste gemene poging om Nehemia onderuit te halen en zijn leiderschap te ondermij¬nen. Het lukte de vijand volksgenoten van Nehemia om te kopen en zelfs mannen en een vrouw die doorgingen voor profeten voor hun karretje te spannen. Nehemia werd gewaarschuwd dat ze hem zouden vermoorden: ga maar met me mee, in de tempel ben je veilig…Zou Nehemia daarop in zijn gegaan, dan zouden ze hem van lafheid beschuldigd hebben en vooral van overtreding van de wet van Mozes: je bent geen priester en wat doe jij dan in dat heilige van de tempel? Zo wilden ze Nehemia zwart maken en zijn gezag bij het volk ondermijnen.

Maar Nehemia doorzag ook dit slimme plannetje. Hij stelde die zogenaamde profeten aan de kaak als vals, onecht. Ze deden of ze een boodschap van God hadden, maar in werkelijkheid speelden ze onder één hoedje met de vijanden van God. De Here had ze niet gestuurd maar ze lieten inhuren voor geld. Daarom liet Nehemia zich niet opjagen en bleef rustig aan zijn werk. En tegen wil en dank moesten de tegenstanders van het werk aan de muur erkennen dat de Heer had geholpen. Het staat er letterlijk nog scherper: dit werk is door de Heer tot stand gekomen. Ze hadden het gemerkt dat God voor zijn volk gestreden had, en dat tegen die machtige God niet te vechten valt. Dat geeft moed voor de toekomst!

Wat een bemoediging als je het met die machtige God wil wagen, als je van Hem kracht en hulp verwacht! We hoeven ons niet te laten imponeren en intimideren, alsof we het toch moeten verliezen en het zelfs al lang verloren hebben en het met die zaak van God en zijn kerk toch niks zal worden, en Gods dag toch nooit komt.
Maar klamp je er maar aan vast dat Jezus allang overwonnen heeft, dat Hij leeft.
Hij is de echte Heer van de wereld. Als vijanden dat al moeten erkennen, zouden wie vrienden zijn, kinderen zelfs van Vader in de hemel, dan twijfelen en de moed verliezen? Als je zo’n machtige Vader bij je hebt, danvoel je je toch sterk? Niemand kan het toch van Hem winnen?

dia 5 3. Als God zijn stad afbouwt, kan het feest beginnen.

We hebben gelezen hoe de weer opgebouwde muur feestelijk werd ingewijd. Ze bouwden een groot feest toen de wederopbouw van de stad was afgerond. Een feest om de dankbaarheid aan de Here te vieren, met een heleboel offers en uitbundige zang en muziek.Iedereen deed mee, mannen en vrouwen en kinderen. Zelfs zo’n groot en blij feest werd het dat ze ervan hoorden tot ver buiten Jeruzalem. Het zal een schitterend gezicht zijn ge¬weest: twee grote zangkoren, samen met koperblazers en citer¬spelers en nog meer muzikanten boven over de muur, en maar zingen en spelen! Een feest waar de blijdschap vanaf spatte.

Zouden wij dan niet blij zijn? Zingen? Muziek maken? En ons leven wijden aan de Heer, als een dankoffer? Want onze Heer Jezus is toch de overwinnaar? We zijn toch op weg naar zijn bruiloft? Nu zijn er nog wanklanken. Tranen. Moeten we nog huilen. Doen we nog zonde. Maar de dag komt dat de bazuinen zullen klinken.
De stad is klaar. Het feest kan beginnen.

amen

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Lied 294: 1,2,3,4,6
wet
zingen: Gz. 156: 1-4
gebed
Schriftlezing: Neh. 6:1-13
zingen: Ps. 118: 2,4
Schriftlezing: Neh. 12: 27-43
zingen: Ps. 118: 1,10
preek over Neh.6: 9, 15-16; 12:43
zingen: Gz. 111 = Opwekking 71
gebed
collecte
slotzang: Gz. 115 – herdichting A.F. Troost

1. Nooit kan ’t geloof te veel verwachten,
zeker is al wat Christus zei.
Vrienden zijn zwak, beperkt hun krachten,
maar niet een vriend zo sterk als Hij.
Wat zou zijn zeggingskracht beperken?
Het groot heelal is zijn domein.
Wat Hij met liefde wil bewerken,
kan in een oogwenk zichtbaar zijn.

2. Die hoop moet al ons leed verzachten.
Kom, reizigers, het hoofd omhoog.
Voor hen die het van Hem verwachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
stad, hemelhoog, haast niet te meten,
vol vrede die het leed verbant.
daar is de reis voorgoed vergeten,
daar is ons huis, het vaderland!

zegen
zingen: Lied 456: 3

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *