Nehemia 5: 1-13 : Vrede door recht (avonddienst CGK-GKV)

liturgie avonddienst zondag 14 februari 2016

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes,

U bent vast wel eens in een kasteel geweest. Als kind vond ik dat altijd erg spannend. Zo’n groot kasteel met van die hoge dikke muren, met een gracht eromheen en een ophaal¬brug. Je kunt er mooie boeken over lezen, over rid¬ders en vechten.

Zo’n kasteel werd soms door vijanden belegerd en aangevallen.
Het viel niet mee binnen te komen. De dikke muren konden heel wat hebben, en boven op de muur stonden de verdedigers, met pijlen en brandend pek. En je moest ook nog door die gracht! Achter die muren waren ze aardig veilig. Als ze maar bleven opletten en vooral ook hun kasteel samen bleven verdedigen.

Maar stel nou eens dat ze in dat kasteel ruzie kregen met elkaar. Dat de vijand voor de poort lag en dat de bewoners van het kasteel – of van een belegerde stad – elkaar de hersens insloegen. ¬Nou, dan heeft die vijand natuurlijk een erg gemak¬kelijke prooi. Hij hoeft alleen maar rustig af te wachten. Net zo lang tot ze binnen elkaar hebben afgeslacht, of het niet langer met elkaar uithouden en maar naar buiten komen om zich aan de belegeraars over te geven.

Dan zijn we meteen bij Nehemia 5. In de vorige hoofdstukken hebben we sterke staaltjes gezien van samen de schouders eron¬der en samen er tegenaan.Schouder aan schouder en dag en nacht stonden ze te werken aan de muur, rijk en arm, jong en oud. Zelfs met een zwaard of een speer onder handbereik. Ondanks loerende vijanden. En de muur werd al sterker en hoger, en de stad steeds veiliger. Het leek werkelijk toch te gaan lukken!

Maar dan kruipt ineens een gevaar omhoog dat veel dichterbij is en dat van binnenuit komt. Ineens blijkt de vijand achter de schermen ook binnen de muren te zijn. Wat satan niet was gelukt via de vijand buiten, dan lijkt hem wel te lukken door een giftige splijtzwam binnen het volk zelf. Om het te zeggen met wat in Hebr.12 staat: verbittering die opkomt als onkruid en onrust veroorzaakt en de hele gemeente vergiftigt. Als God dat onkruid niet uitroeit, lukt het de vijand toch nog er weer een puinhoop van te maken. Niet alleen toen maar steeds ¬weer. Dat het toch goed afloopt is alleen aan de Here te danken. De verrassing van dit verhaal is dat ze aan het eind allemaal hun amen zeggen. Dat ook deze bres die geslagen werd, is gedicht.

Vrede door recht

1. tot zegen van de gemeente;
2. uit respect voor de HEER;
3. als getuigenis aan de wereld.

1. Vrede door recht – tot zegen van de gemeente.
Dit hoofdstuk lijkt uit de toon te vallen, tussen ¬hoofd¬stuk 4 en hoofdstuk 6.In hoofdstuk 4 ging het over samen bouwen aan de muur, ondanks de hete adem van de vijand in de nek en met troffel en zwaard. Het lukte de tegenstanders van de wederop¬bouw van de stad niet het werk ongedaan te maken, wat ze ook probeerden. God verij¬delde steeds hun boze plannen. Onze God zal voor ons strijden, had Nehemia gezegd, en dat was echt zo. Dat merkten ze steeds weer. Daarom kan hoofdstuk 6 vertellen dat de muur – binnen 52 dagen zelfs (nog geen 2 maanden) klaar kwam. Zelfs de vijanden moesten erkennen dat dit werk gedaan was met de hulp van de God van Israël. Voor Hem alle eer-toch!

Daar zit de geschiedenis tussen die vanavond onze aandacht vraagt. Op de valreep dreigde toch nog het werk te stagneren en zelfs te mislukken, en dat niet door dreiging van buitenaf maar door tegenstellingen en conflicten in eigen kring.Ter¬wijl de bressen in de muren van de stad bijna allemaal dichtgemaakt zijn, ontstaan er scheuren in de gemeenschap van de mensen die achter die muren wonen.Kunnen ze niet meer door één poort¬deur.

Het is niet zomaar wat: er ontstond een groot geroep van het volk. Een geschreeuw, staat er letterlijk. Echt een geweldige protestbeweging. Veelbetekenend staat er bij: met hun vrouwen. Dan is er echt wel wat aan de hand, als zelfs de vrouwen, de moeders, de straat op gaan. Maar het gaat dan ook om wat elke dag heel dichtbij is en elke morgen weer met volle vaart op je af komt. Om brood op de plank. Om eten en kleren voor de kinderen. Om een stapel rekeningen die steeds groter wordt en die je niet kunt betalen. Om steeds verder achterop raken en helemaal in de tang komen. Om geen toekomst voor je kinderen.

We weten niet precies wat precies de oorzaken waren voor de malaise. Het had misschien te maken met dat werk aan de muren zodat het werk op het land bleef liggen. Het kan ook zijn – en dat ligt meer voor de hand – dat er droogte was en misoogst. In elk geval zijn er die niet genoeg hebben om hun grote gezin te eten te geven. Anderen kunnen nog wel aan eten komen maar ze moeten daar leningen voor afsluiten en hypotheken voor nemen, tegen hoge rente, met het gevaar dat ze straks als ze niet kunnen aflossen, hun land en zelfs hun huis, kwijt zijn. En dan zijn er die geld hebben moeten lenen om de belasting die ze aan de Perzische overheid schuldig zijn, te betalen. Meer dan één zit er zo diep in dat zelfs z’n kinderen als slaaf of slavin in dienst zijn van zijn schuldeisers.

Gemeente, en dat speelt zich allemaal af bij Gods volk. Het protest betreft ‘hun Joodse volksgenoten’. ‘Hun broeders’, staat er letterlijk. Ze zeggen dat ook in hun klacht: wij zijn van hetzelfde vlees en bloed. Familie van elkaar. Eén kerkvolk. Vandaar ook de verontwaardiging van Nehemia als hij het alle¬maal hoort en op zich laat inwerken: wat jullie doen, is niet goed. Samen net vrijgekomen uit de slavernij van de balling¬schap, wordt de ene Judeeër slaaf van de ander. Zo ga je toch niet met elkaar om? Dat is niet goed. Schadelijk voor de gemeenschap. Een tweedeling waar eenheid zou moeten zijn. Een kloof tussen rijk en arm inplaats van samen delen. Als hier niet wat aan wordt gedaan, als geen recht gedaan wordt, dan is er geen toekomst voor de stad van God en voor het volk van God. Dan wordt het niets met die vrede voor Jeruzalem. En heeft de vijand zijn doel be¬reikt!

Zo vaak zien we dat gebeuren. Dat breuken geslagen worden in de gemeenschap en dat de kerk schade lijdt door tegenstellin¬gen en groepsvorming, door kleinere en grotere conflicten. Terwijl het voor de Heer geen verschil maakt of je rijk bent of arm, baas of knech¬t, hebben standsverschillen en inkomens¬verschillen eeuwen¬lang ook binnen de kerk een schadelijke rol gespeeld. En wat blijkt het telkens weer moeilijk als broeders en zusters goed met elkaar om te gaan, elkaar helemaal te accepteren, elkaar waar nodig vergeving te vragen en te geven.

Nehemia pakt het onrecht – want dat is het!- echt aan. Hij houdt niet een collecte voor die arme mensen die geen eten kunnen kopen en hij deelt niet pannetjes soep of kleren uit, maar hij doet het kwaad weg uit het volk. De schulden worden kwijtgescholden. Akkers en wijngaarden en huizen die in onderpand waren gegeven, komen terug bij de wettige eigenaars. Afgesproken wordt elkaar te helpen en niet aan elkaar te verdienen. Je bent toch niet voor niets broer en zus van el¬kaar? Je bent toch aan elkaar gegeven om elkaar te steunen?

Dat is nog altijd zo. In het bevestigingsformulier van de diakenen binnen de GKV staat: “in de gemeente van Christus mag niemand ongetroost leven onder de druk van ziekte, eenzaamheid of armoede”. Zeg er maar bij: en ook niet onder de druk van onbeleden zonden en onopgeloste conflicten. Dat is geen leven. Daar verzuur je bij. Daar wordt je eenzaam en verbitterd van. Daarom moeten we er samen wat aan doen. Wat kan het een lelij¬ke scheur trekken door de gemeente, als er zijn die zich aan de kant geschoven voelen, die niet mee kunnen doen en niet mee kunnen komen, die dreigen te vereenzamen. Wat een kras kan dat trekken over je leven met de Heer en wat kan het je moei¬lijk maken je plekje in de gemeente in te nemen, als je elkaar niet recht in de ogen kunt kijken en elkaar liever ontloopt. En wat een zegen voor heel de gemeente als er aandacht is voor elkaar, en zorg. Als wie zwak zijn en extra zorg en hulp nodig hebben, die krijgen, zodat ze volop kunnen delen in de vreugde van Gods volk (dat laatste staat in datzelfde formu¬lier). Als we elkaar de hand toesteken en bereid zijn de ander dat eigen plekje te gunnen, om te beginnen een warm plekje in ons hart. Goed om daarmee samen bezig te zijn en te groeien in echte liefde. Om elkaar door die liefde te dienen, van harte!

2. Vrede door recht – uit respect voor de Here.
Er is meer in de tekst dan het verwijt aan die rijke mensen dat ze onmenselijk en hardvochtig zijn opgetreden. Nehemia is ook maar niet een wijze bestuurder die een dreigende volksop¬stand in de kiem smoort door scheefgroei recht te trekken.

Nee, wat Nehemia doet is zijn volksgenoten – en zichzelf net zo goed (ook ik, zegt hij in vs.10) – eraan herinneren dat ze elke dag leven in nabijheid van de Here. Zult u niet wandelen in de vrees voor onze God? zegt hij. Hebben jullie dan geen ontzag voor God? Wat gebeurd is, is niet naar Gods wil. Dat geschreeuw van die wanhopigen is ook opgevangen in de hemel. De Heer neemt dat hoog op als er onrecht is en als mensen het slachtoffer dreigen te worden van kil eigenbelang en keiharde business. Stille maar vaak schrijnende armoede in een rijk land als Nederland, reken maar dat de Here dat merkt en dat Hij er verdrietig en boos over is als niemand er aandacht voor heeft en bereid is er wat aan te doen. En dat er zulke grote tegenstellingen zijn tussen rijk en arm in deze wereld, zou de Heer dat niet merken? Zoals de Here er ook verdriet van heeft als wij met niet beleden zonden doorleven. Als conflicten niet worden opgelost en we niet bereid zijn elkaar te vergeven.

De Heer vrezen, respect voor God tonen, dat heeft heel concreet te maken met het doen van wat Hij aan geboden heeft gegeven, juist ook voor hoe we met elkaar zullen omgaan. U weet wel hoe Jezus ons leert waar het in de geboden van zijn Vader uiteindelijk om draait: de Heer je God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. De Heer heeft met het oog op die naaste heel duidelijke regels gegeven over de zorg voor armen en anderen die speciale zorg nodig heb¬ben. We hebben een paar voorbeelden daarvan gelezen uit Deut.15. De Heer zegt daar dat bij zijn volk, in zijn kerk, armoede eigenlijk niet voor mag komen. Niemand mag zijn hart afsluiten en dus ook niet zijn portemonnee voor wie dringend hulp nodig heeft. Integendeel: je moet je hand wijd open doen en geven, of lenen, en als die ander niet kan terugbetalen wat hij heeft geleend, hem na verloop van tijd zijn schuld kwijtschelden. De ene broeder moet ook niet de ander die geld of goederen nodig heeft, die laten terugbetalen met een flinke rente. Dat hoeft ook niet, want je mag erop rekenen dat God je belonen zal.

Natuurlijk kunnen we dat niet zomaar overbrengen op ons als gemeente in Nederland in 2016,in een tijd met allerlei socia¬le voorzieningen door de overheid en allerlei vormen van sparen en lenen, tegen vastgestelde rentepercentages. Met alle zorgen eromheen trouwens: de overheid die terugtreedt, banken die veel minder krediet geven, sparen dat niet loont maar bijna geld kost, en veel onzekerheid over pensioen en hypotheek. Om maar te zwijgen over mensen en ook kinderen die leven in armoede. Wat hetzelfde blijft is de plicht om van wat we krijgen, te delen met wie veel minder hebben. De overheid heeft een taak om armoede waar ze kan te bestrijden, om te zorgen voor rechtvaardige wetten en voorzieningen, om mensen aan de onderkant er bovenop te helpen. Als gemeente blijft overeind de taak voor elkaar te zorgen en waar dat kan ook aan anderen om ons heen hulp te bieden. Om in een vaak kille en keiharde zakelijke wereld een plek te zijn waar nog aandacht is voor elkaar en zorg, waar niet het eigenbelang voorop staat maar het belang van de ander zwaar meeweegt. Waar we elkaar liefhebben omdat God ons lief¬heeft. Ook dat hoort bij gemeente-opbouw. Die kan er niet zonder. Want als we van alles organiseren en alles goed voor elkaar hebben, maar we hebben de liefde niet, we zijn niets en we blijven nergens. Maar als we de Here liefhebben en dienen – die God die zoveel van ons houdt dat Hij zijn Zoon voor ons over had – dan gaan we ook de handen uitsteken naar elkaar. Dan verdwijnen lange tenen en worden boze ogen vriendelijk. Dan verstommen onredelijke kritiek en vlotte veroordelingen. Of hebben we geen respect voor God? Kennen we Hem zo slecht?

3. Vrede door recht – als getuigenis aan de wereld.

Nehemia waarschuwt er ook voor dat de vijanden van de joden zullen spotten en lelijke dingen zullen zeggen over Israël en over de Heer als ze horen hoe het toegaat daar achter de muur. Zoals de buitenstaanders een scherp oog hebben voor de fouten en de gebreken van ons christenen, en dat vaak breed uitme¬ten. Het doet zo vaak de kerk schade en werpt een smet op de naam van de Here, als we bovenop de leer zitten en de pretentie hebben ware kerk te zijn – echt kerk van Christus – en als dan van achter de deur van de kerk en van kerkgezinnen zoveel rottig¬heid en vuiligheid naar boven komt. Denk maar aan het vreselijke kwaad van sexueel misbruik van kinderen en aan andere smerige zonden op seksueel gebied. Maar ook gevallen van fraude, misbruik van sociale voorzieningen, een manier van zakendoen die mensen niet ziet staan omdat alleen winst telt. En wat zullen we proberen mensen naar de kerk te trekken door evangelisatie en persoonlijke gesprekken,als ze eenmaal binnen geen warmte en begrip en eensgezindheid ontmoeten maar wel een heleboel gevit en geruzie over onbenulligheden, koude harten en hete hoofden, lange tenen en scherpe tongen…? Als ook in de kerk ieder vecht voor eigen heilige huisjes inplaats van samen mee te bouwen aan de kerk van Jezus en het rijk van God? Dan komt waar Nehemia tegen waarschuwt: de hoon van wie buiten zijn. Je krijgt te horen: die kerk, mij niet gezien, ik kan je er staaltjes van vertellen…en: als die God van jullie liefde is,waarom merk ik dan zo weinig van die liefde bij zijn volge¬lingen? en waar blijven de daden bij al die mooie woor¬den?

Dus is er alle reden om onszelf eens te bekijken door de bril van wie buiten staan. Vreemde ogen zien vaak erg scherp.De ogen van de Heer zien nog veel scherper. Hij kijkt dwars door veel schone schijn heen. En Hij wil ons helpen onszelf te leren bekijken in het licht van zijn wet, zodat we ons tekort zien – persoonlijk en samen – en ons van onze zonden bekeren. Door de Heilige Geest werkt de Heer aan ons, om ons een ander leven te geven. Hij wil ons langzaam maar zeker weer liefde tot Hem en tot elkaar bijbrengen, ons oefenen in geduld en begrip, in afzien van onszelf en ons geven aan elkaar. Zodat de gemeente weer een haard van liefde en een veilige haven wordt, een plek waar het goed leven is. Hij wil werken in de harten en de huizen van u en van mij. Zodat de zonde wordt bestreden en overwonnen en geloof en hoop en liefde groeien.

Kijk, en dat valt ook op. Zoals die bekering in Neh. 5 en die nieuwe eensgezindheid en samenbinding een positieve uit¬straling hadden naar buiten de muren. De tegenstanders werd de mond gesnoerd. Ook deze ondermijnende actie uit de koker van satan sloeg dood op de muur van Gods trouw en zorg voor zijn volk. Het werd zonneklaar: wie bij de Here woont, die heeft het goed. Je zou er jaloers op worden: woonde ik daar maar! Ik denk aan wat onze Heer zegt in de Bergrede over onze goede werken dat mensen die dat opmerken God de eer gaan geven. En zondag 32 van de cat. waar gezegd wordt dat onze goede werken ook uitstraling hebben naar buiten toe: opdat door onze godvrezen¬de levenswandel onze naasten voor Christus gewonnen worden. Wij kunnen het zelf niet. De Here wil ons er bij helpen met zijn goede woorden, door zijn Geest. En wij kunnen elkaar erbij helpen. Dat willen we toch? Zeggen we daar amen op? Geldt van ons: de hele gemeente deed volgens deze afspraak?

Ik hoop dat u het wilt en kunt nazeggen voor uzelf: amen

welkom
zingen: Ps. 65: 1 en 2 Levensliederen

1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
u zult van ons de dank ontvangen
die u is toegezegd.
U hoort wat mensen aan u vragen,
bij u komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat u ons vergeeft.

2. Gelukkig wie u wilt onthalen,
verwelkomt in uw huis.
De heiligheid daar doet ons stralen,
de goedheid bij u thuis.
U antwoordt machtig en rechtvaardig,
u redt ons, neemt ons mee.
U bent de hoop van heel de aarde
en van de verste zee.
moment van stilte en persoonlijk gebed
votum en groet
zingen: Ps. 146: 3,4,5 LB
gebed
Schriftlezing: Deut.15: 1-11
zingen: Ps. 15: 4 GK
verkondiging: Neh. 5: 1-13
zingen: Ps. 72: 1,4,6 LB
geloofsbelijdenis
zingen: Ps. 72: 7 LB
gebed
collecte
slotzang: Gz. 284: 1,2,3 LB
zegen
amen: NLB 425

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *