Efeziërs 2: Eén in Christus (toerustingsdienst CGK-GKV – met nabespreking)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

dia 1

Eén in Christus.
Dat is het thema van deze dienst en van deze preek.
Omdat de NBV dat boven Ef. 2 heeft gezet, maar vooral omdat het daarover gaat.
Waarom dat thema vanavond, heeft alles te maken met het proces van steeds meer samenwerking waarin we als twee plaatselijke kerken al een aantal jaren zitten en
mogelijk de komende tijd nog intensiever zal gaan worden.
Met het oog daarop willen we proberen op een rijtje te zetten wat een christelijke kerk is en wil uitstralen, waaraan we elkaar herkennen en herkenbaar zijn naar buiten toe.

Ik zeg dat met opzet zo: wat een christelijke kerk is en wil zijn en wil uitstralen, en niet over gereformeerd, laat staan over christelijk-gereformeerd of over vrijgemaakt.
Niet omdat wat we meenemen uit onze geschiedenis onbelangrijk is, maar omdat
het dan zomaar gaat over afgeleide zaken of oud zeer of een soort huismerk.

Ik las. “Het moet ons niet gaan om een ‘gereformeerde identiteit’, maar om de
‘christelijke identiteit'”. En: “Wat typisch gereformeerd is is niet anders dan wat algemeen-christelijk is of zou moeten zijn”. Dat hebben we als collega’s ieder
op eigen manier geprobeerd neer te zetten of uit te tekenen: ik in de vorm van tien kernwaarden, collega Frank Meijer door concentrische cirkels – kijk straks maar.
Met de opmerking alvast erbij dat het niet bedoeld is om van alles vast te leggen,
laat staan dicht te timmeren en dan elkaar erop vast te spijkeren – er is alle ruimte
om erover door de denken en door te praten, ook om erop te schieten, aan te geven
wat mist of te veel is – en het laatste woord is er niet mee gezegd – het is een poging.
Ik las ook: “De gereformeerde traditie is niet voor één gat gevangen. Zij is veel te complex en veelkleurig dan dat ze met één of twee – of tien, zeg ik erbij – trefwoorden
weggezet zou kunnen worden”. Dat bedoelen wij dan ook niet, en proberen we niet.
En het is ook goed mee te nemen wat in een ander artikel wordt opgemerkt: “De gereformeerde familie mag zich profileren, maar niet zonder uitwisseling met anderen”. Want: “ook de gereformeerde traditie kent haar blinde vlekken en eenzijdigheden”. En: “zelfs de belijdenis blijkt soms voor verbetering vatbaar”.

Nou, en dat allemaal juist omdat de Bijbel ons leert dat wat ons verbindt niet allerlei
waarheden zijn die wij belangrijk vinden of keuzes die wij gemaakt hebben of een manier van kerk-zijn die ons vertrouwd is en die we graag vasthouden, maar dat het die Ene is die ons verbindt, allereerst met God en daarom ook met elkaar: Christus.
Ik las: “Het is van belang dat een gemeente zich alleen bindt aan Christus en zijn verzoenend werk en aan wat zijn apostelen en profeten hebben geleerd. Al te snel kunnen menselijke gewoontes en tradities de opbouw en de groei van de gemeente in de weg staan.” Ja, en veranderingen in die gewoontes en tradities zorgen al te vaak voor spanningen en onrust, en leiden tot uiteengroeien en zelfs uiteengaan.
Wat niet van vandaag of gisteren is maar van alle tijden; het speelde al in die eerste
christelijke gemeentes zoals die van Efeze, en is de achtergrond van deze brief.
dia 2
In die gemeente speelde – net als in veel andere net gestichte kerken in die tijd – de gigantische verandering dat Joden en niet- Joden – na eeuwen gescheidenheid en zelfs vijandigheid, en met allemaal eigen tradities en gewoontes – nu samen de ene kerk van de Heer Jezus vormden, en dat ging niet zonder slag of stoot, maar was
een ingrijpende verandering wat de nodige aanpassingen en inleveren meebracht.
Paulus bedoelt dat als hij schrijft over de ‘muur van vijandschap’ die is weggebroken
doordat Jezus ons mensen met God heeft verzoend en zo ook bij elkaar gebracht heeft – als mensen die ongeacht hun afkomst en achtergrond allemaal van genade moeten leven en daarom is niemand meer of minder dan die ander met zijn of haar
andere achtergrond, karakter, manier van denken en doen, maar – vers 18 – dankzij Christus en door Hem alleen hebben wij allen door één Geest toegang tot de Vader.
dia 3
Als we dit hoofdstuk zo lezen, spreekt Paulus vooral de gemeenteleden aan die van huis uit niet-Joden waren en daarom totdat ze in Jezus waren geloven vanuit het Joodse volk als buitenstaanders gezien werden: onbesnedenen, buiten het verbond dat God gesloten had met Abraham en zijn nageslacht, zonder hoop en zonder God.
Wat de Joden trouwens niet het recht gaf zich boven die andere volken te verheffen,
want – Paulus weer – “net als zij lieten ook wij allen ons eens beheersen door onze
wereldse begeerten” – ook als je het geloof van thuis hebt meegekregen, moet je het als zondig en beperkt mens hebben van Gods genade, heb je nergens recht op.
dia 4
Nou, en zoals dat toen was, is dat ook met ons vandaag, met alle verschillen die we kunnen hebben, dat dat ons verbindt: wij leven en kunnen alleen maar leven van
Gods genade – omdat God zo barmhartig is, omdat zijn liefde zo groot is, voor ons
die in onszelf dood waren, afgesneden van de wortels van ons bestaan, maar die
door Christus levend gemaakt zijn en nu al dichtbij God mogen leven: zijn kinderen.
Het is niet om trots op te zijn, maar om dankbaar voor te zijn en stil van te worden:
geen vreemdelingen of gasten meer – allochtonen, buitenstaanders – maar allemaal burgers van het rijk van God, zelfs: huisgenoten, onderdeel van Gods grote gezin,
en dus – samen met al die andere christenen dichtbij en ver weg – Gods kinderen,
en elkaars broers en zussen, met soms zelfs ingrijpende verschillen, één in Christus.
Dat vraagt ook van ons soms dat we muren die mensen gemaakt hebben of die door de geschiedenis zijn ontstaan, durven af te breken om elkaar te zoeken en samen te zoeken naar de weg die de Heer wil gaan en wat ook goed is voor onze naasten, om waar dat kan en mag wie nu nog buiten zijn te bereiken en te raken met Gods liefde.

Dat vraagt voor alles een houding van bescheidenheid en van dienstbaarheid, want als je Jezus wil volgen en met Hem verbonden wilt zijn,zul je ook op Hem gaan lijken.
Iemand schrijft: “Het volgen van Christus is altijd een afzien van jzelf. De gezindheid van Christus betekent altijd, dat je de ander belangrijker vindt dan jezelf. Of minstens even belangrijk. Dat wil ik iedereen vertellen”. En vooral ook: iedereen dat laten zien.
Maar dat begint natuurlijk in mijn eigen hart, mijn eigen leven, en in de gemeente.
Vanuit dat centrale, niet als een gereformeerde eigenaardigheid maar als een christelijke, een Bijbelse kernwaarde: dat alles genade is, en dat we alleen door
het geloof ons wat God ons wil geven eigen kunnen maken – geloof dat – staat ook in Ef. 2 – ook weer niet mijn inbreng of prestatie is maar een cadeau van Gods Geest.
Steeds weer die bescheidenheid waartoe de apostel ons oproept en wat de Heer
zelf ons voordeed: “door zijn genade bent u gered, dankzij uw geloof, maar (ook) dat (geloof) dankt u niet aan uzelf, het is een geschenk van God”. God alleen de eer!
dia 5
Diezelfde bescheidenheid past christenen met een niet-Joodse afkomst zeker ook ten opzicht van Gods oude bondsvolk, het Joodse volk – zoals Paulus in de brief aan de Romeinen waarschuwt dat zij als takken die later op de bestaande olijfboom Israël zijn ingeënt zich niet moeten verheffen boven de takken die er al zijn: bedenk dat
niet u de wortel draagt, maar de wortel u – en die wortel is Israël, door God geplant.
Daarom staat in die kernpunten ook iets over blijvende verbondenheid met Israël.
Paulus schrijft in dit hoofdstuk duidelijk dat bekeerde heidenen mogen gaan delen
in de burgerrechten van Israël, om de God van Abraham, Isaak en Jakob te dienen.
Dan past geen trots maar vooral heel veel dank: wij worden ook thuis gebracht!

Kijk, en van daaruit hamert Paulus zoals vaak in zijn brieven op het aambeeld van
de verbondenheid met elkaar in Christus en de eenheid die daaruit voortvloeit en
die tegelijk ook een opdracht is voor wie samen Gods gezin zijn. broers en zussen.
Een opdracht want Paulus wist en de ervaring leert dat het niet vanzelf gaat, lees
ook Ef. 4 maar waar de apostel er uitvoerig en in indringend op ingaat en concreet maakt hoe je die eenheid vorm kan geven: “Span u in om door de samenbindende kracht van de vrede de eenheid te bewaren die de Geest u geeft: één lichaam en
één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, één Heer, één geloof,
één doop, één God en Vader van allen, die boven allen, door allen en in alles is”.
Ik weet niet hoe het u vergaat, maar toen ik dat weer las en opschreef, dacht ik:
wat zouden we nog kunnen noemen wat als die eenheid ons verbindt, toch nog
verdere eenwording in de weg zou staan – of ervaren we die eenheid toch niet zo?
Misschien goed om het daarover straks te hebben met elkaar, bij het nagesprek?
En zeker belangrijk om ervoor te bidden dat die eenheid ons drijft, naar elkaar toe.
En weer: die eenheid is er dankzij onze Heer Jezus Christus, over wie Paulus hier zegt dat Hij in zijn eigen persoon onze vrede is, en vrede is heelheid, verzoening van wie elkaars tegenpolen, zelfs elkaars vijanden waren, eerst God en mensen en dan ook mensen onder elkaar, zoals Gods volk en de andere volken, joden en heidenen,
maar ook mensen die door allerlei grenzen en muurtjes van elkaar gescheiden zijn.
Jezus is onze vrede, en Hij bewerkte door zijn offer aan het kruis vrede met God en vrede op aarde, en die vrede mogen wij inhoud geven, samen delen en ook uitdelen.
dia 6
Paulus gebruikt voor hoe God door zijn Geest daaraan werkt, en ons daarbij ieder op eigen plek inschakelt, zoals vaker het beeld van de bouw: kerkbouw, tempelbouw.
En dan gaat het natuurlijk niet om stenen maar om levende stenen: mensen, u en ik.
We kennen datzelfde beeld uit de brieven van Petrus: “laat u als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel”, en dat op die eens voor altijd gelegde fundering van het evangelie zoals door profeten en apostelen verkondigd en later in de Bijbelse geschriften vastgelegd – echt reformatorisch: sola Scriptura – niet bedoeld als letterknechterij of als een laatste woord over de uitleg van de Bijbel, maar met de strekking dat de kerk maar niet een club of een vereniging is waarin idealen of ideeën van bepaalde mensen bepalend zijn maar God het eerste en het laatste woord heeft – vergeet ook niet dat erbij staat “met Christus Jezus zelf als hoeksteen” – de eerste steen die is gelegd en die bepalend is voor de verdere bouw.
dia 7
Vanuit de vrede die Christus is en mogelijk maakt, tussen mensen die zo verschillend zijn en als het aan henzelf ligt ook vaak hoekig en weerbarstig, kan er toch iets moois groeien, steen voor steen, zelfs: een plaats waar God woont door zijn Geest – wat tegelijk het geheim is achter het bestaan en voortbestaan van de christelijke kerk – en voorwaarde voor echte vrede: dat God er door zijn Geest woont en dat ieder die er zijn plekje heeft van die Geest vol is en zich door die Geest ook laat leiden – dan komt er groei, in geloof en hoop, en liefde – groei naar God toe en naar elkaar toe.
Ja, en als God het geeft, kan er dan ook groei in getal komen, doordat steeds nieuwe stenen ingevoegd worden, en mensen die buiten staan, ook huisgenoten worden.
Want een echt christelijke kerk die dienstbaar wil zijn, is ook missionair, niet naar binnen maar naar buiten gericht, en dan kan samen meer dan ieder op zichzelf.
Ik denk ook aan wat onze Heer bad over de eenheid van wie Hem willen volgen:
“Laat alle gelovigen samen één zijn. Net zoals wij samen één zijn, Vader. En laat alle gelovigen ook één zijn met ons. Dan zullen alle mensen op aarde geloven dat U mij gestuurd hebt”. Dat staat in het hogepriesterlijk gebed van Jezus (Joh.17:21 – BGT).
dia 8
Nee, die eenheid is niet dat we allemaal hetzelfde denken en het overal over eens zijn of, in geval van de vorming van één samenwerkingsgemeente CGK – GKV. dat we het eerst over alles eens moeten zien te worden – wat niet eens lukt binnen elk
van onze twee gemeentes intern – en ook niet binnen elk kerkverband intern. Dat is niet wat de Bijbel onder eenheid verstaat – Paulus schrijft in 1 Kor.12 over de kerk als het lichaam van Christus dat wij, hoevelen ook en verschillend, toch één lichaam zijn.
En dat uitwerkt juist op het punt van al die verschillende lichaamsdelen met elk een eigen plek en functie die elkaar aanvullen om samen dat ene lichaam te zijn.dia 9
Gelukkig maar dat we allemaal verschillend zijn, en ook als twee gemeentes dingen samen doen en als het zover komt, steeds meer samengaan, hoeven we niet wat er aan moois en goeds is binnen elk van de twee, op te geven, maar kunnen we juist daarmee elkaar aanvullen en verrijken, van elkaar leren, en ook soms dingen afleren.
Goed om ook daarin eerlijk te zijn voor onszelf en tegenover elkaar: wat zijn we bang te verliezen bij samengaan of wat denken we juist ermee te winnen – en vooral: wat
zou goed zijn in de ogen van onze Heer, hoe past wat wij doen of niet, in zijn plan,
in het plaatje dat de Bijbel uittekent van de plaats waar God woont door zijn Geest.
Nog eens, dan mogen verschillen er zijn, mag ieder zichzelf zijn, mag je voluit ook bij samengaan christelijk-gereformeerd blijven of vrijgemaakt of wat ook maar je genen zijn – een samenwerkingsgemeente blijft sowieso verbonden aan eigen kerkverband.
Ja, en ieder mag ook zijn wie hij of zij is, zoals het als het goed is ook is in de eigen gemeente: dat we durven zeggen en durven zijn hoe we denken en wie we zijn….en tegelijk openstaan voor wat de ander denkt en vindt en is, open ook voor feedback en kritiek, om zo elkaar op te bouwen door de liefde – en te groeien, zelf en samen.
dia 10
Dat beeld van een huis, een tempel, met mensen als levende stenen, is treffend.
Zeker als je bedenkt hoe anders in die tijd werd gebouwd, met wat voor stenen.
Niet zoals meestal in onze tijd in Nederland, met allemaal gelijke bakstenen of met
prefab materiaal, maar met natuursteen: stenen waarvan er niet een gelijk was aan
de ander, zodat het erop aan kwam dat elke steen op de goede plek ingevoegd
werd, en er soms ook aan gebikt en geschaaft moest worden om de ene steen aan
de andere ernaast of eronder aan te passen – en er een stevig geheel van te maken.
Nou, zo werkt het ook als het gaat om groei in geloof en het bouwen van Gods huis.
Daar heeft de Heilige Geest heel wat werk aan, en daar worden wij bij ingeschakeld.
Het doet soms ook pijn, want het vraagt elke dag bekering, loslaten, verandering.
Het hoort bij echt willen volgen van Jezus: jezelf verloochenen, de minste willen zijn,
niet gaan voor eigen voorkeur of belangen, maar met oog en hart voor de anderen.
dia 11
Paulus schreef dat we door het offer van Jezus – het offer van zijn bloed, zijn leven,
dichtbij gekomen zijn, dichtbij de hoge en heilige God – puur genade, ultieme liefde.
Samen dichtbij God – dat brengt ook dichtbij elkaar – één gezin, broers en zussen.
Samen bidden, samen zoeken, naar het plan van onze Heer – voor ons, met ons. Prijs de Heer, de weg is open, naar de Vader… en naar elkaar. dia 12

amen

liturgie toerustingsdienst
thema: Eén in Christus
welkom
zingen: Ps. 95: 1,3 LB
moment van stilte en gebed
votum en groet
zingen: Ps. 117
gebed
Schriflezing: Efeziërs 2
zingen: Gz. 119: 1,2 GK
verkondiging
zingen: Gz. 167: 1,2,3 GK (=Opw. 167)
geloofsbelijdenis
zingen: Gz. 44: 3 LB
gebed
collecte
zingen: Gz. 95: 1,2,3 LB
zegen
amen: Ps. 32: 3a/4b Levensliederen

Bij u vind ik een schuilplaats in gevaren,
ik voel me veilig, u blijft mij bewaren.
U bent het die mij liefdevol omringt
en met gejuich van mijn bevrijding zingt.
Eer aan de Vader, die om ons blijft geven.
Eer aan de Zoon, door wie wij eeuwig leven.
Eer aan de Geest, die altijd voor ons pleit.
Drie-enig God, leef tot in eeuwigheid!

gesprekspunten
1. Paulus schrijft over de eenheid die de Heilige Geest werkt. “één lichaam en één geest, zoals u één hoop hebt op grond van uw roeping, één Heer, één geloof, één doop, één God en Vader van allen..” Ervaart u die eenheid en is die voldoende voor verdere eenwording, of ziet u nog belemmeringen, zo ja welke, en wat staat ons dan te doen?
2. De kerk in de tijd van Paulus leed onder het vasthouden aan instellingen en gewoontes die hun tijd hadden gehad (b.v. besnijdenis, bepaalde feestdage, regels over wat je mocht eten ,vgl. Kolossenzen 3:16-17 en 21-22). Ga eens na of dat ook speelt in onze gemeente(s), en of dat samenwerking bemoeilijkt.

Nehemia 6: 15-16 en 12: 43: God bouwt zelf zijn stad af

Gemeente van Christus, broeders en zusters, jongens en meis¬jes,

dia 1

Gelooft u er nog in? Zie jij er nog wat in? Ik bedoel: dat het wat zal worden met wat de Heer belooft ? Dat het echt zal gaan komen, dat lang beloofde koninkrijk van God? Dat we op weg zijn naar een nieuwe aarde, van vrede en alleen maar geluk. De apostel Petrus heeft bijna 2000 jaar geleden al geschreven over twijfel daaraan en ongeloof daarin. Toen al waren er mensen die er niet meer in geloofden en hun schouders ophaalden: Hij heeft toch beloofd te komen? Waar blijft Hij nu? Alles blijft toch eigenlijk bij het oude?

Wij zijn bijna 2000 jaar verder. En nog altijd is Jezus niet terug en deze wereld lijkt steeds minder op die wereld van vrede en recht waar het goed wonen is. Zijn we wel een stap verder gekomen? Zie je al iets van die stad die God heeft ontworpen en waaraan Hij zou bouwen? Of is het eigenlijk steeds weer terug naar af? Breekt het God en wie van God zijn elke keer bij de handen af? Zie je niet alleen maar meer versplintering van de christenheid? Wordt de wereld er niet steeds harder en gewelddadiger op? En als ik naar m’n eigen leven kijk, groei ik dan in mijn geloof of blijft het heel m’n leven alleen maar tobben en vechten en twijfelen? Kortom: komt het echt een keer zover dat het doel van God met ons en met zijn wereld is bereikt? Komt zijn stad ooit af?

Je kunt het ook dichterbij halen: naar wat we hier en nu willen en doen, b.v. in een
bijna weer te beginnen nieuwe werkperiode, schoolperiode, kerkelijk seizoen – en
wat al te vaak met alle goede bedoelingen niet van de grond komt of stroef gaat of bij de handen afbreekt – het kan erg teleurstellend zijn en leiden tot cynisme en
een houding van dat het allemaal vergeefse moeite is en toch niks worden zal.

De Bijbel is een levensecht boek. Een boek dat ons vertelt van strijd èn overwinning, van twijfel en uitzicht, van vallen en opstaan en toch weer doorgaan, van hoop en vrees. Een boek vooral dat moed geeft omdat we een God hebben die nooit opgeeft, en een Heer die ons met Hem laat overwinnen.

dia 2
God bouwt zelf zijn stad af:
1. daar vertrouwde Nehemia op;
2. dat moet zelfs de vijand erkennen;
3. dan kan het feest beginnen.

dia 3 1. God bouwt zelf zijn stad af: daar vertrouwde Nehemia op.

Heb je het wel eens meege¬maakt? In een straat waar je elke dag langs moet, wonen een paar sterke vervelende jongens. Vaak wachten ze je op om je bang te maken en lastig te vallen. Ze trekken aan je fiets, ze rijden je klem, ze dreigen dat ze je wel eens in elkaar zullen slaan. Ze hopen dat je bang voor ze wordt en gaat huilen. En dan opeens, op een dag, staan ze er weer, maar nu doen ze vriendelijk: ga maar met ons mee, dan praten we het uit. Wat doe je? Zijn ze echt aardig? Of willen ze je kwaad doen? Als je slim bent, ga je niet zomaar mee. In elk geval niet alleen.

Nou , Nehemia trapte er niet in. Zijn vijanden sturen hem een uitnodiging om met hen te komen praten over hun ruzie. Maar Nehemia heeft hen door:”ze hadden weinig goeds met me voor” . Tot vier keer toe proberen ze het, maar elke keer weer
krijgen ze nul op het rekest: ik heb belangrijker werk te doen, jullie willen me alleen maar van dat werk afhouden, en me zelfs uitschakelen zodat heel het werk stil komt te liggen, ik kan echt niet komen.

En Nehemia heeft gelijk. Als hun plannetje in duigen valt, gaan zijn tegenspelers frontaal in de aanval. Ze zeggen: die Nehemia en de Joden die met hem meewerken zijn van plan tegen de koning in opstand te komen. Ze zijn uit op een eigen staat en Nehemia wil koning worden! Hoe ze erbij komen? Een typisch voorbeeld van hoe roddel werkt: dat verhaal gaat, en Gesem zegt het ook… U weet wel: heb je het ook gehoord…nee, ik heb het niet van de eerste de beste…die en die zegt het ook.”Uit doorgaans betrouwbare bron…”. Of het waar is, weten we niet, maar we willen er graag met je over praten, Nehemia!

Wat er achter zat? Dat is niet zo moeilijk te raden. Daar begint dit hoofdstuk mee. Het werk aan de muur kwam langzaam maar zeker klaar. De bressen waren allemaal al dicht. De muur kwam op hoogte. Eigenlijk moesten alleen de poortdeuren er nog in. Daarmee kregen de vijanden ongelijk. Wat hadden ze gespot: dat wordt helemaal niks met die muur; de stenen die er liggen zijn onbruikbaar geworden door de brand; en ook al stapelen ze die stenen op elkaar, als een vosje er tegen op springt, zakt de hele zaak in elkaar als een kaartenhuis. stop er toch mee! Maar nu staat de muur weer als een huis. En alle tegenwerking was mislukt.

Geven ze het dan nu eindelijk op? Erkennen ze hun nederlaag? Nee, geen sprake van. Ze gaan er juist extra fel tegen aan, en ze richten hun pijlen vooral op Nehemia. Als ze die van het toneel kunnen laten verdwijnen, dan durft de rest ook niet meer. Zonder de leider komt er niks terecht van het werk. En valt de gemeenschap uit elkaar. Zoals vaak de tactiek is bij conflicten: verdeel en heers, wantrouwen en angst zaaien, en wie voorop lopen proberen onderuit te halen of verdacht te maken.
Nou, en wat doe je dan? Weglopen? De moed maar opgeven, en je maar laten meedrijven? In paniek raken: wat moet dat toch worden? Of denk je dat je er wel tegen kunt: laat ze maar komen, ik sta mijn mannetje wel. Wij zijn niet bang want wij kunnen wel tegen een stootje. Of: we zien wel hoe het afloop, onze tijd duurt het wel.

Maar niets van dat alles bij Nehemia. Geen paniek bij deze persoonlijke aanval: wat moet dit worden, hier kan ik niet meer tegenop! Ook geen stoere zelfverzekerdheid: ik lust ze rauw, laten ze maar komen! Nee, wel een gebed om kracht en moed van omhoog. Een kort gebed maar. Haast een schietgebed: sterkt U mijn handen. De vijand deed er alles aan om de handen van Nehemia en zijn mensen slap te maken zodat er niks meer uit hun vingers kwam. Zodat ze het verder voor gezien zouden houden. Het bedreigt gelovigen altijd weer: moedeloosheid, er geen gat meer in zien en geen zin meer in hebben, het allemaal te veel moeite vinden en klagen dat het je zoveel kost. In de brief aan de Hebreeën krijgen we de aansporing: “Hef daarom uw slappe handen op, strek uw knikkende knieën, en kies rechte paden”. (Heb. 12:12)
Dat is wat Nehemia hier doet. Hij zoekt zijn kracht bij de Here. Hij bidt om moed en doorzettingsvermogen. En Hij vertrouwt erop dat de Here dat gebed zal verhoren. Dat God zelf zijn stad afbouwt!

De schrik kan je om het hart slaan als je ziet wat speelt in de wereld om ons heen
met al die aanslagen en andere gevaren die op d eloer liggen, maar ook met allerlei gepraat en gedoe, tot in de kerk toe, en zoveel dat het geloof in Gods zaak en zijn
toekomst onder druk zet. Zeker ook als je eraan denkt hoe vaak je zelf twijfelt en geen antwoorden hebt op zoveel vragen om je heen en in jezelf.De vijand blijft bezig ons bang te maken. Ons in paniek te laten komen. Ons aan te praten dat het ook niet meer houdbaar en haalbaar is waar je altijd voor hebt gestaan en in hebt geloofd. Dat het toch wel erg moeilijk wordt te blijven geloven in dat rijk van God.

Het enige wat dan overblijft als bidden als Nehemia: nu dan, sterk mijn handen, Here God, machtige Vader. En dan vertrouwen op grond van de beloften van de Here dat zijn stad klaar zal komen, dat we een heel nieuwe aarde te verwachten hebben. En als ze vragen ‘geloof jij er nog in?’, als je er mee tobt: ‘zou het allemaal wel waar zijn’? – houd dan Jezus in het oog, bidt om de kracht van de Heilige Geest, grijp naar Gods Woord. En sta open voor elkaar en steun elkaar, liefdevol, hoopvol.

dia 4 2. Zelfs de vijand moet erkennen dat God zijn stad afbouwt.

Ik kom nog even terug op dat voorbeeldje van die vervelende grote jongens die je lastig vallen en je bang willen maken. Je bent zelf een kop kleiner en je kunt geen vuist maken. Maar als je vader met je meefietst of je grote broer, dan durven ze
niet. Ze weten wel dat ze het dan zullen verliezen en ze laten je gaan. En jij voelt je ineens een stuk sterker. En veilig!

Nou, dat overkwam ook die vijanden van Nehemia en wie met hem meebouwden. Alle listen en trucjes om daar een stokje voor te steken was op niets uitgelopen. En nu -na 52 dagen al- was het werk klaargekomen. De muur stond. De poortdeuren zaten er in en konden open en dicht.De stad was weer een veilige stad. Dan blijft maar één conclusie over: dat moet komen omdat hun God hen geholpen heeft. Eigenlijk wel beschamend dat je dat moet horen van buitenstaanders, van vijanden zelfs. Wij zijn geneigd eerst te kijken naar allerlei logische verklarin¬gen voor dingen die gebeuren. We bidden wel om hulp en om bescherming, om genezing, om goede resultaten op school, maar als het dat goed gaat, zeggen we dan ook: de Heer heeft ons geholpen, of blijft het bij: ik heb m’n best gedaan, het is gelukkig meegevallen, ik had een goede dokter….Deze vijanden konden er niet omheen: die God van hen is ons te sterk…daar valt niet tegen te vechten.

Die erkenning kwam er wel pas door veel schade en schande. Dit hoofdstuk vertelt eerst nog van een laatste gemene poging om Nehemia onderuit te halen en zijn leiderschap te ondermij¬nen. Het lukte de vijand volksgenoten van Nehemia om te kopen en zelfs mannen en een vrouw die doorgingen voor profeten voor hun karretje te spannen. Nehemia werd gewaarschuwd dat ze hem zouden vermoorden: ga maar met me mee, in de tempel ben je veilig…Zou Nehemia daarop in zijn gegaan, dan zouden ze hem van lafheid beschuldigd hebben en vooral van overtreding van de wet van Mozes: je bent geen priester en wat doe jij dan in dat heilige van de tempel? Zo wilden ze Nehemia zwart maken en zijn gezag bij het volk ondermijnen.

Maar Nehemia doorzag ook dit slimme plannetje. Hij stelde die zogenaamde profeten aan de kaak als vals, onecht. Ze deden of ze een boodschap van God hadden, maar in werkelijkheid speelden ze onder één hoedje met de vijanden van God. De Here had ze niet gestuurd maar ze lieten inhuren voor geld. Daarom liet Nehemia zich niet opjagen en bleef rustig aan zijn werk. En tegen wil en dank moesten de tegenstanders van het werk aan de muur erkennen dat de Heer had geholpen. Het staat er letterlijk nog scherper: dit werk is door de Heer tot stand gekomen. Ze hadden het gemerkt dat God voor zijn volk gestreden had, en dat tegen die machtige God niet te vechten valt. Dat geeft moed voor de toekomst!

Wat een bemoediging als je het met die machtige God wil wagen, als je van Hem kracht en hulp verwacht! We hoeven ons niet te laten imponeren en intimideren, alsof we het toch moeten verliezen en het zelfs al lang verloren hebben en het met die zaak van God en zijn kerk toch niks zal worden, en Gods dag toch nooit komt.
Maar klamp je er maar aan vast dat Jezus allang overwonnen heeft, dat Hij leeft.
Hij is de echte Heer van de wereld. Als vijanden dat al moeten erkennen, zouden wie vrienden zijn, kinderen zelfs van Vader in de hemel, dan twijfelen en de moed verliezen? Als je zo’n machtige Vader bij je hebt, danvoel je je toch sterk? Niemand kan het toch van Hem winnen?

dia 5 3. Als God zijn stad afbouwt, kan het feest beginnen.

We hebben gelezen hoe de weer opgebouwde muur feestelijk werd ingewijd. Ze bouwden een groot feest toen de wederopbouw van de stad was afgerond. Een feest om de dankbaarheid aan de Here te vieren, met een heleboel offers en uitbundige zang en muziek.Iedereen deed mee, mannen en vrouwen en kinderen. Zelfs zo’n groot en blij feest werd het dat ze ervan hoorden tot ver buiten Jeruzalem. Het zal een schitterend gezicht zijn ge¬weest: twee grote zangkoren, samen met koperblazers en citer¬spelers en nog meer muzikanten boven over de muur, en maar zingen en spelen! Een feest waar de blijdschap vanaf spatte.

Zouden wij dan niet blij zijn? Zingen? Muziek maken? En ons leven wijden aan de Heer, als een dankoffer? Want onze Heer Jezus is toch de overwinnaar? We zijn toch op weg naar zijn bruiloft? Nu zijn er nog wanklanken. Tranen. Moeten we nog huilen. Doen we nog zonde. Maar de dag komt dat de bazuinen zullen klinken.
De stad is klaar. Het feest kan beginnen.

amen

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Lied 294: 1,2,3,4,6
wet
zingen: Gz. 156: 1-4
gebed
Schriftlezing: Neh. 6:1-13
zingen: Ps. 118: 2,4
Schriftlezing: Neh. 12: 27-43
zingen: Ps. 118: 1,10
preek over Neh.6: 9, 15-16; 12:43
zingen: Gz. 111 = Opwekking 71
gebed
collecte
slotzang: Gz. 115 – herdichting A.F. Troost

1. Nooit kan ’t geloof te veel verwachten,
zeker is al wat Christus zei.
Vrienden zijn zwak, beperkt hun krachten,
maar niet een vriend zo sterk als Hij.
Wat zou zijn zeggingskracht beperken?
Het groot heelal is zijn domein.
Wat Hij met liefde wil bewerken,
kan in een oogwenk zichtbaar zijn.

2. Die hoop moet al ons leed verzachten.
Kom, reizigers, het hoofd omhoog.
Voor hen die het van Hem verwachten,
zijn bergen vlak en zeeën droog.
stad, hemelhoog, haast niet te meten,
vol vrede die het leed verbant.
daar is de reis voorgoed vergeten,
daar is ons huis, het vaderland!

zegen
zingen: Lied 456: 3

Nehemia 5: 1-13 : Vrede door recht (avonddienst CGK-GKV)

liturgie avonddienst zondag 14 februari 2016

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes,

U bent vast wel eens in een kasteel geweest. Als kind vond ik dat altijd erg spannend. Zo’n groot kasteel met van die hoge dikke muren, met een gracht eromheen en een ophaal¬brug. Je kunt er mooie boeken over lezen, over rid¬ders en vechten.

Zo’n kasteel werd soms door vijanden belegerd en aangevallen.
Het viel niet mee binnen te komen. De dikke muren konden heel wat hebben, en boven op de muur stonden de verdedigers, met pijlen en brandend pek. En je moest ook nog door die gracht! Achter die muren waren ze aardig veilig. Als ze maar bleven opletten en vooral ook hun kasteel samen bleven verdedigen.

Maar stel nou eens dat ze in dat kasteel ruzie kregen met elkaar. Dat de vijand voor de poort lag en dat de bewoners van het kasteel – of van een belegerde stad – elkaar de hersens insloegen. ¬Nou, dan heeft die vijand natuurlijk een erg gemak¬kelijke prooi. Hij hoeft alleen maar rustig af te wachten. Net zo lang tot ze binnen elkaar hebben afgeslacht, of het niet langer met elkaar uithouden en maar naar buiten komen om zich aan de belegeraars over te geven.

Dan zijn we meteen bij Nehemia 5. In de vorige hoofdstukken hebben we sterke staaltjes gezien van samen de schouders eron¬der en samen er tegenaan.Schouder aan schouder en dag en nacht stonden ze te werken aan de muur, rijk en arm, jong en oud. Zelfs met een zwaard of een speer onder handbereik. Ondanks loerende vijanden. En de muur werd al sterker en hoger, en de stad steeds veiliger. Het leek werkelijk toch te gaan lukken!

Maar dan kruipt ineens een gevaar omhoog dat veel dichterbij is en dat van binnenuit komt. Ineens blijkt de vijand achter de schermen ook binnen de muren te zijn. Wat satan niet was gelukt via de vijand buiten, dan lijkt hem wel te lukken door een giftige splijtzwam binnen het volk zelf. Om het te zeggen met wat in Hebr.12 staat: verbittering die opkomt als onkruid en onrust veroorzaakt en de hele gemeente vergiftigt. Als God dat onkruid niet uitroeit, lukt het de vijand toch nog er weer een puinhoop van te maken. Niet alleen toen maar steeds ¬weer. Dat het toch goed afloopt is alleen aan de Here te danken. De verrassing van dit verhaal is dat ze aan het eind allemaal hun amen zeggen. Dat ook deze bres die geslagen werd, is gedicht.

Vrede door recht

1. tot zegen van de gemeente;
2. uit respect voor de HEER;
3. als getuigenis aan de wereld.

1. Vrede door recht – tot zegen van de gemeente.
Dit hoofdstuk lijkt uit de toon te vallen, tussen ¬hoofd¬stuk 4 en hoofdstuk 6.In hoofdstuk 4 ging het over samen bouwen aan de muur, ondanks de hete adem van de vijand in de nek en met troffel en zwaard. Het lukte de tegenstanders van de wederop¬bouw van de stad niet het werk ongedaan te maken, wat ze ook probeerden. God verij¬delde steeds hun boze plannen. Onze God zal voor ons strijden, had Nehemia gezegd, en dat was echt zo. Dat merkten ze steeds weer. Daarom kan hoofdstuk 6 vertellen dat de muur – binnen 52 dagen zelfs (nog geen 2 maanden) klaar kwam. Zelfs de vijanden moesten erkennen dat dit werk gedaan was met de hulp van de God van Israël. Voor Hem alle eer-toch!

Daar zit de geschiedenis tussen die vanavond onze aandacht vraagt. Op de valreep dreigde toch nog het werk te stagneren en zelfs te mislukken, en dat niet door dreiging van buitenaf maar door tegenstellingen en conflicten in eigen kring.Ter¬wijl de bressen in de muren van de stad bijna allemaal dichtgemaakt zijn, ontstaan er scheuren in de gemeenschap van de mensen die achter die muren wonen.Kunnen ze niet meer door één poort¬deur.

Het is niet zomaar wat: er ontstond een groot geroep van het volk. Een geschreeuw, staat er letterlijk. Echt een geweldige protestbeweging. Veelbetekenend staat er bij: met hun vrouwen. Dan is er echt wel wat aan de hand, als zelfs de vrouwen, de moeders, de straat op gaan. Maar het gaat dan ook om wat elke dag heel dichtbij is en elke morgen weer met volle vaart op je af komt. Om brood op de plank. Om eten en kleren voor de kinderen. Om een stapel rekeningen die steeds groter wordt en die je niet kunt betalen. Om steeds verder achterop raken en helemaal in de tang komen. Om geen toekomst voor je kinderen.

We weten niet precies wat precies de oorzaken waren voor de malaise. Het had misschien te maken met dat werk aan de muren zodat het werk op het land bleef liggen. Het kan ook zijn – en dat ligt meer voor de hand – dat er droogte was en misoogst. In elk geval zijn er die niet genoeg hebben om hun grote gezin te eten te geven. Anderen kunnen nog wel aan eten komen maar ze moeten daar leningen voor afsluiten en hypotheken voor nemen, tegen hoge rente, met het gevaar dat ze straks als ze niet kunnen aflossen, hun land en zelfs hun huis, kwijt zijn. En dan zijn er die geld hebben moeten lenen om de belasting die ze aan de Perzische overheid schuldig zijn, te betalen. Meer dan één zit er zo diep in dat zelfs z’n kinderen als slaaf of slavin in dienst zijn van zijn schuldeisers.

Gemeente, en dat speelt zich allemaal af bij Gods volk. Het protest betreft ‘hun Joodse volksgenoten’. ‘Hun broeders’, staat er letterlijk. Ze zeggen dat ook in hun klacht: wij zijn van hetzelfde vlees en bloed. Familie van elkaar. Eén kerkvolk. Vandaar ook de verontwaardiging van Nehemia als hij het alle¬maal hoort en op zich laat inwerken: wat jullie doen, is niet goed. Samen net vrijgekomen uit de slavernij van de balling¬schap, wordt de ene Judeeër slaaf van de ander. Zo ga je toch niet met elkaar om? Dat is niet goed. Schadelijk voor de gemeenschap. Een tweedeling waar eenheid zou moeten zijn. Een kloof tussen rijk en arm inplaats van samen delen. Als hier niet wat aan wordt gedaan, als geen recht gedaan wordt, dan is er geen toekomst voor de stad van God en voor het volk van God. Dan wordt het niets met die vrede voor Jeruzalem. En heeft de vijand zijn doel be¬reikt!

Zo vaak zien we dat gebeuren. Dat breuken geslagen worden in de gemeenschap en dat de kerk schade lijdt door tegenstellin¬gen en groepsvorming, door kleinere en grotere conflicten. Terwijl het voor de Heer geen verschil maakt of je rijk bent of arm, baas of knech¬t, hebben standsverschillen en inkomens¬verschillen eeuwen¬lang ook binnen de kerk een schadelijke rol gespeeld. En wat blijkt het telkens weer moeilijk als broeders en zusters goed met elkaar om te gaan, elkaar helemaal te accepteren, elkaar waar nodig vergeving te vragen en te geven.

Nehemia pakt het onrecht – want dat is het!- echt aan. Hij houdt niet een collecte voor die arme mensen die geen eten kunnen kopen en hij deelt niet pannetjes soep of kleren uit, maar hij doet het kwaad weg uit het volk. De schulden worden kwijtgescholden. Akkers en wijngaarden en huizen die in onderpand waren gegeven, komen terug bij de wettige eigenaars. Afgesproken wordt elkaar te helpen en niet aan elkaar te verdienen. Je bent toch niet voor niets broer en zus van el¬kaar? Je bent toch aan elkaar gegeven om elkaar te steunen?

Dat is nog altijd zo. In het bevestigingsformulier van de diakenen binnen de GKV staat: “in de gemeente van Christus mag niemand ongetroost leven onder de druk van ziekte, eenzaamheid of armoede”. Zeg er maar bij: en ook niet onder de druk van onbeleden zonden en onopgeloste conflicten. Dat is geen leven. Daar verzuur je bij. Daar wordt je eenzaam en verbitterd van. Daarom moeten we er samen wat aan doen. Wat kan het een lelij¬ke scheur trekken door de gemeente, als er zijn die zich aan de kant geschoven voelen, die niet mee kunnen doen en niet mee kunnen komen, die dreigen te vereenzamen. Wat een kras kan dat trekken over je leven met de Heer en wat kan het je moei¬lijk maken je plekje in de gemeente in te nemen, als je elkaar niet recht in de ogen kunt kijken en elkaar liever ontloopt. En wat een zegen voor heel de gemeente als er aandacht is voor elkaar, en zorg. Als wie zwak zijn en extra zorg en hulp nodig hebben, die krijgen, zodat ze volop kunnen delen in de vreugde van Gods volk (dat laatste staat in datzelfde formu¬lier). Als we elkaar de hand toesteken en bereid zijn de ander dat eigen plekje te gunnen, om te beginnen een warm plekje in ons hart. Goed om daarmee samen bezig te zijn en te groeien in echte liefde. Om elkaar door die liefde te dienen, van harte!

2. Vrede door recht – uit respect voor de Here.
Er is meer in de tekst dan het verwijt aan die rijke mensen dat ze onmenselijk en hardvochtig zijn opgetreden. Nehemia is ook maar niet een wijze bestuurder die een dreigende volksop¬stand in de kiem smoort door scheefgroei recht te trekken.

Nee, wat Nehemia doet is zijn volksgenoten – en zichzelf net zo goed (ook ik, zegt hij in vs.10) – eraan herinneren dat ze elke dag leven in nabijheid van de Here. Zult u niet wandelen in de vrees voor onze God? zegt hij. Hebben jullie dan geen ontzag voor God? Wat gebeurd is, is niet naar Gods wil. Dat geschreeuw van die wanhopigen is ook opgevangen in de hemel. De Heer neemt dat hoog op als er onrecht is en als mensen het slachtoffer dreigen te worden van kil eigenbelang en keiharde business. Stille maar vaak schrijnende armoede in een rijk land als Nederland, reken maar dat de Here dat merkt en dat Hij er verdrietig en boos over is als niemand er aandacht voor heeft en bereid is er wat aan te doen. En dat er zulke grote tegenstellingen zijn tussen rijk en arm in deze wereld, zou de Heer dat niet merken? Zoals de Here er ook verdriet van heeft als wij met niet beleden zonden doorleven. Als conflicten niet worden opgelost en we niet bereid zijn elkaar te vergeven.

De Heer vrezen, respect voor God tonen, dat heeft heel concreet te maken met het doen van wat Hij aan geboden heeft gegeven, juist ook voor hoe we met elkaar zullen omgaan. U weet wel hoe Jezus ons leert waar het in de geboden van zijn Vader uiteindelijk om draait: de Heer je God liefhebben boven alles en de naaste als jezelf. De Heer heeft met het oog op die naaste heel duidelijke regels gegeven over de zorg voor armen en anderen die speciale zorg nodig heb¬ben. We hebben een paar voorbeelden daarvan gelezen uit Deut.15. De Heer zegt daar dat bij zijn volk, in zijn kerk, armoede eigenlijk niet voor mag komen. Niemand mag zijn hart afsluiten en dus ook niet zijn portemonnee voor wie dringend hulp nodig heeft. Integendeel: je moet je hand wijd open doen en geven, of lenen, en als die ander niet kan terugbetalen wat hij heeft geleend, hem na verloop van tijd zijn schuld kwijtschelden. De ene broeder moet ook niet de ander die geld of goederen nodig heeft, die laten terugbetalen met een flinke rente. Dat hoeft ook niet, want je mag erop rekenen dat God je belonen zal.

Natuurlijk kunnen we dat niet zomaar overbrengen op ons als gemeente in Nederland in 2016,in een tijd met allerlei socia¬le voorzieningen door de overheid en allerlei vormen van sparen en lenen, tegen vastgestelde rentepercentages. Met alle zorgen eromheen trouwens: de overheid die terugtreedt, banken die veel minder krediet geven, sparen dat niet loont maar bijna geld kost, en veel onzekerheid over pensioen en hypotheek. Om maar te zwijgen over mensen en ook kinderen die leven in armoede. Wat hetzelfde blijft is de plicht om van wat we krijgen, te delen met wie veel minder hebben. De overheid heeft een taak om armoede waar ze kan te bestrijden, om te zorgen voor rechtvaardige wetten en voorzieningen, om mensen aan de onderkant er bovenop te helpen. Als gemeente blijft overeind de taak voor elkaar te zorgen en waar dat kan ook aan anderen om ons heen hulp te bieden. Om in een vaak kille en keiharde zakelijke wereld een plek te zijn waar nog aandacht is voor elkaar en zorg, waar niet het eigenbelang voorop staat maar het belang van de ander zwaar meeweegt. Waar we elkaar liefhebben omdat God ons lief¬heeft. Ook dat hoort bij gemeente-opbouw. Die kan er niet zonder. Want als we van alles organiseren en alles goed voor elkaar hebben, maar we hebben de liefde niet, we zijn niets en we blijven nergens. Maar als we de Here liefhebben en dienen – die God die zoveel van ons houdt dat Hij zijn Zoon voor ons over had – dan gaan we ook de handen uitsteken naar elkaar. Dan verdwijnen lange tenen en worden boze ogen vriendelijk. Dan verstommen onredelijke kritiek en vlotte veroordelingen. Of hebben we geen respect voor God? Kennen we Hem zo slecht?

3. Vrede door recht – als getuigenis aan de wereld.

Nehemia waarschuwt er ook voor dat de vijanden van de joden zullen spotten en lelijke dingen zullen zeggen over Israël en over de Heer als ze horen hoe het toegaat daar achter de muur. Zoals de buitenstaanders een scherp oog hebben voor de fouten en de gebreken van ons christenen, en dat vaak breed uitme¬ten. Het doet zo vaak de kerk schade en werpt een smet op de naam van de Here, als we bovenop de leer zitten en de pretentie hebben ware kerk te zijn – echt kerk van Christus – en als dan van achter de deur van de kerk en van kerkgezinnen zoveel rottig¬heid en vuiligheid naar boven komt. Denk maar aan het vreselijke kwaad van sexueel misbruik van kinderen en aan andere smerige zonden op seksueel gebied. Maar ook gevallen van fraude, misbruik van sociale voorzieningen, een manier van zakendoen die mensen niet ziet staan omdat alleen winst telt. En wat zullen we proberen mensen naar de kerk te trekken door evangelisatie en persoonlijke gesprekken,als ze eenmaal binnen geen warmte en begrip en eensgezindheid ontmoeten maar wel een heleboel gevit en geruzie over onbenulligheden, koude harten en hete hoofden, lange tenen en scherpe tongen…? Als ook in de kerk ieder vecht voor eigen heilige huisjes inplaats van samen mee te bouwen aan de kerk van Jezus en het rijk van God? Dan komt waar Nehemia tegen waarschuwt: de hoon van wie buiten zijn. Je krijgt te horen: die kerk, mij niet gezien, ik kan je er staaltjes van vertellen…en: als die God van jullie liefde is,waarom merk ik dan zo weinig van die liefde bij zijn volge¬lingen? en waar blijven de daden bij al die mooie woor¬den?

Dus is er alle reden om onszelf eens te bekijken door de bril van wie buiten staan. Vreemde ogen zien vaak erg scherp.De ogen van de Heer zien nog veel scherper. Hij kijkt dwars door veel schone schijn heen. En Hij wil ons helpen onszelf te leren bekijken in het licht van zijn wet, zodat we ons tekort zien – persoonlijk en samen – en ons van onze zonden bekeren. Door de Heilige Geest werkt de Heer aan ons, om ons een ander leven te geven. Hij wil ons langzaam maar zeker weer liefde tot Hem en tot elkaar bijbrengen, ons oefenen in geduld en begrip, in afzien van onszelf en ons geven aan elkaar. Zodat de gemeente weer een haard van liefde en een veilige haven wordt, een plek waar het goed leven is. Hij wil werken in de harten en de huizen van u en van mij. Zodat de zonde wordt bestreden en overwonnen en geloof en hoop en liefde groeien.

Kijk, en dat valt ook op. Zoals die bekering in Neh. 5 en die nieuwe eensgezindheid en samenbinding een positieve uit¬straling hadden naar buiten de muren. De tegenstanders werd de mond gesnoerd. Ook deze ondermijnende actie uit de koker van satan sloeg dood op de muur van Gods trouw en zorg voor zijn volk. Het werd zonneklaar: wie bij de Here woont, die heeft het goed. Je zou er jaloers op worden: woonde ik daar maar! Ik denk aan wat onze Heer zegt in de Bergrede over onze goede werken dat mensen die dat opmerken God de eer gaan geven. En zondag 32 van de cat. waar gezegd wordt dat onze goede werken ook uitstraling hebben naar buiten toe: opdat door onze godvrezen¬de levenswandel onze naasten voor Christus gewonnen worden. Wij kunnen het zelf niet. De Here wil ons er bij helpen met zijn goede woorden, door zijn Geest. En wij kunnen elkaar erbij helpen. Dat willen we toch? Zeggen we daar amen op? Geldt van ons: de hele gemeente deed volgens deze afspraak?

Ik hoop dat u het wilt en kunt nazeggen voor uzelf: amen

welkom
zingen: Ps. 65: 1 en 2 Levensliederen

1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
u zult van ons de dank ontvangen
die u is toegezegd.
U hoort wat mensen aan u vragen,
bij u komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat u ons vergeeft.

2. Gelukkig wie u wilt onthalen,
verwelkomt in uw huis.
De heiligheid daar doet ons stralen,
de goedheid bij u thuis.
U antwoordt machtig en rechtvaardig,
u redt ons, neemt ons mee.
U bent de hoop van heel de aarde
en van de verste zee.
moment van stilte en persoonlijk gebed
votum en groet
zingen: Ps. 146: 3,4,5 LB
gebed
Schriftlezing: Deut.15: 1-11
zingen: Ps. 15: 4 GK
verkondiging: Neh. 5: 1-13
zingen: Ps. 72: 1,4,6 LB
geloofsbelijdenis
zingen: Ps. 72: 7 LB
gebed
collecte
slotzang: Gz. 284: 1,2,3 LB
zegen
amen: NLB 425

Openbaring 4: 11: God verdient alle eer! (doop Rens Rademaker)

Beste Bernd en Jannie, kinderen, familie, gemeente,
dia 1
God verdient alle eer!
Daar beginnen jullie mee als jullie vertellen over de geboorte van Rens.
En dat klinkt door in de liederen die we samen zingen in deze kerkdienst.
Het is daarom dat het hemels eerbetoon in Openbaring 4: 11 op datzelfde
geboortekaartje staat en dat die tekst ook de tekst is voor de preek.

Het is altijd weer heel bijzonder als in de kerk een kind gedoopt wordt,
dat wie zo groot is – God zelf – en wat nog zo klein is – een pasgeboren
kind – kwetsbaar en hulpeloos en afhankelijk – heel dicht bij elkaar komt.
Net nog is de naam genoemd van God zelf – drie en toch de Ene – Vader
en Zoon en Heilige Geest – in één adem met de namen die jullie je zoon
gegeven hebben – Reüel Laurentius – want God wil ook zijn Vader zijn.
Dat is wat de Bijbel het verbond noemt: zo dichtbij God mogen wij zijn,
en mag ook hij zijn; letterlijk betekent Reüel: ‘vriend van God’ – zoals
volgens de brief van Jacobus Abraham een vriend van God genoemd
werd, en God met Mozes omging als met zijn vriend, en we lezen van
Henoch dat hij wandelde met God, dat hij vertrouwelijk met God omging,
en zoals de Heer Jezus zijn discipelen zijn vrienden noemde – heel speciaal
en iets om je over te blijven verbazen want God is en blijft de hoge heilige
God en de Heer Jezus is niet je vriendje, maar uit genade mogen mensen
wel Gods kinderen zijn met wie de hoge God en Jezus de machtige Heer
wil omgaan als met vrienden – want het verbond met Abraham zijn vriend
bevestigt God steeds weer – ook vandaag weer – van kind tot kind.
Des te meer reden voor die belijdenis van jullie: God verdient alle eer!
Want wij verdienen die zorg en nabijheid en liefde niet – dank God ervoor!

Tussen haakjes toch nog even, maar ik denk bijzonder en belangrijk: die naam Reüel staat in de Bijbel: zo heette de schoonvader van Mozes. dia 2
Het bijzondere is dat die man geen Israëliet was maar een Midjaniet, en zelfs
een priester van dat volk, die we beter kennen als Jetro – het is onduidelijk
welke van de twee namen zijn echte naam was – de andere zal een titel zijn.
Wat we ook niet weten is of hij nog weet had van de God van Israël, of dat hij
vooral andere goden vereerde – Midjan stamde wel af van Abraham en zijn
tweede vrouw Ketura – maar dat was al zo lang geleden – maar hoe dan ook,
het was een mooie naam die aangaf dat de man open stond naar God toe.dia 3
Later vertelt de Bijbel dat toen hij van Mozes gehoord had over de grote daden
van zijn God in de bevrijding vanIsraël uit de greep van Farao – hij daar blij mee
was en God de eer gaf: “Geprezen zij de HEER….nu zie ik in dat de HEER
machtiger is dan alle andere goden” – en dan gebeurt nog iets wonderlijks:
“Mozes’ schoonvader Jetro bracht God een brandoffer en een vredeoffer,
en Aäron (ook priester!) en alle oudsten van Israël namen samen met hem
aan het offermaal deel, ten overstaan van God”. Het staat in Exodus 18: 8-12.
Letterlijk staat er dat ze een maaltijd vierden ‘voor het aangezicht van God’.
Mooi toch: die priester met zijn achtergrond, die offers bracht voor de HEER.
En dan samen aan tafel, in Gods nabijheid, als vrienden – Reüels – van God.

Nou, en dat mag jullie – en ons allemaal nog veel meer aanspreken en ook
bemoedigen, dat wij met onze kinderen altijd dichtbij God mogen leven, en
dat we daarom wat er ook gebeurt en nog kan gebeuren, altijd veilig zijn.
Juist dat is de rode draad door dat hoofdstuk dat we lazen, Openbaring 4. dia 4
Openbaring verplaatst ons naar een omgeving waar ook nu veel spanningen zijn:
het westen van Turkije, met al die vluchtelingen, in een land dat steeds meer een dictatuur dreigt te worden; daar lagen die zeven gemeenten en daar ligt ook het eiland Patmos waarheen de oude apostel Johannes was verbannen – en ook in die tijd kregen christenen het steeds moeilijker doordat de verering van de keizer als een soort godenzoon steeds verplichtender werd en christen-zijn gevaarlijk werd.
En dan is de boodschap die Johannes meekrijgt en doorgeeft niet dat het wel
zal meevallen allemaal en dat je niks kan overkomen, maar dat God regeert.
Daar begint mee wat Johannes allemaal te zien en te horen krijgt over wat er
aan de gang is en allemaal in de loop van de geschiedenis gaat gebeuren:
“er stond een deur open in de hemel…en: er stond een troon in de hemel en
daarop zat iemand” – en die iemand is niemand minder dan God de Heer zelf.
dia 5
Ja, en in het volgende hoofdstuk mogen we zien we dan ook nog voor die
troon een lam staan als geslacht: Jezus zelf die voor ons stierf en nu leeft.
Het mocht Johannes en zijn medegelovigen toen moed geven maar ook
ons vandaag dat wat er ook gebeurt en ons en onze kinderen kan overkomen:
God de Heer regeert, en Jezus heeft de wereld en satan al overwonnen –
en daarom gaat het goed komen, en kunnen we de moed erin houden.
Toen mochten ze weten dat niet de keizer in Rome en zijn stadhouders en legers
de touwtjes in handen hadden maar dat daarboven die troon in de hemel staat.
Die boodschap hebben wij ook nodig: de wereld wordt uiteindelijk niet geregeerd
door mensen als Putin en Erdogan, Clinton of Trump, maar door onze God en
Vader in de hemel, en daarom mogen we met vertrouwen op onze eigen plek
ons leven leiden en onze taak doen, mogen we onze kinderen opvoeden en
helpen om hun plek in de wereld te vinden en te leven als kind van God, en
mogen we naar anderen toe ook dat geloof en vertrouwen uitstralen, en waar
dat kan iets laten zien van Gods liefde, van de rust dat God er altijd is voor ons.
Kijk, en daarvoor verdient God alle eer, voor zoveel liefde en zorg en genade.
Het is een loflied, wat jullie op de kaart hebben gezet, en vanmorgen de tekst is.
Johannes zag eerst vier merkwaardige wezens rond die troon van God – die leken
op achtereenvolgens een leeuw, een jonge stier, een mens, en een adelaar – die
samen de schepping uitbeelden: wilde dieren, tamme dieren, mensen, vogels –
en die schepping brengt eer aan de Schepper: Heilig, heilig, heilig, God de
almachtige die er altijd al was en er is en die zal komen, eeuwig dezelfde in trouw.
En met die lof stemmen vierentwintig oudsten in – namens Gods volk in oude en
nieuwe testament – 12+12 – de lof die de hemel ons op aarde voorzingt om God
te loven en te eren als de Schepper die nog altijd leven geeft en deze aarde en
ons leven erop draagt en leidt, tot aan de definitieve voltooiin en onze bestemming.
“Heer, onze God, U hebt alles gemaakt. De wereld bestaat – nog steeds – omdat U dat wilt”.
dia 7
Daar duidt ook die regenboog op die Johannes zag om Gods troon heen.
Die herinnert aan wat God na de zondvloed had beloofd: “Voortaan zal er altijd een
tijd zijn om te zaaien en een tijd om te maaien. er zal altijd kou zijn en hitte, zomer
en winter, dag en nacht. Nooit houdt dat op, zolang de aarde bestaat”.
Wat ook mag doorgaan is het krijgen van kinderen, onder de zegen en zorg van God.
Ook daarvoor verdient God alle eer: alle leven ontstaat en is als en omdat Hij het wil.
Zoals we ervan zongen met Psalm 139: “ik loof het wonderbaar beleid, waarmee U mij hebt toebereid….U hebt het leven mij – en hem, en haar – gegeven…..Uw eigen
hand heeft mij – en hem ook, en haar – en zoveel anderen – gebouwd….ja en ook:
“zelfs had U al voordat hij ging leven, al zijn dagen in uw boek geschreven” – en weer: U verdient, Heer, alle eer, en ons vertrouwen, want U bent trouw en goed!
Ja Heer, iedereen moet voor u juichen, iedereen moet uw macht prijzen,en uw liefde!
Dat gebeurt nu al dichtbij God, in de hemel, in de kerk, en op zoveel andere plaatsen
en die lof op God kan wel onderdrukt worden maar nooit weggedrukt, want God heeft
het eerste maar ook het laatste woord en zijn lof wordt eens voorgoed gehoord.

Eerder in deze dienst hebben we gebeden voor Rens maar ook voor jullie en ons:
“Geef dat allen die gedoopt zijn de goede strijd mogen strijden en in uw naam overwinnen”. Met de belofte van de Heer dat we dan eens de krans van de overwinning krijgen,want wie op God vertrouwt die gaat voor goud – en heeft nu al goud in handen. Zoals Paulus erover schrijft, met beelden uit de atletiek- kijk maar
op de handout: loop zo dat je de prijs die voor je klaarligt, in de wacht sleept.
En dat niet als beloning voor eigen prestaties maar dankzij God die van ons houdt.
Vandaar dat die oudsten hun kransen voor Gods troon leggen: God verdient alle eer!
dia 7
Jullie zoon heeft nog een tweede naam: Laurentius – naar zijn oom en zijn over-opa.
Die naam betekent ook nog iets moois – het is Latijn en betekent: iemand die een
lauwerkrans draagt – wat herinnert aan die Bijbelse belofte van de krans die wacht.
Het was ook de naam van een vroege christelijke getuige, Laurentius van Rome –
dia 8 naar wie veel kerken genoemd zijn, zoals in Rotterdam en ook in Alkmaar.
Mooi dat jullie zoon die naam verder draagt, op weg naar de grote prijsuitreiking,
samen met jullie en met ons, en met zovelen die ons voorgingen.Vandaag werd een schakeltje toegevoegd in de ketting van Gods verbond en heil.God verdient alle eer!
dia 9
amen

liturgie morgendienst zondag 14 augustus 2016
votum en groet
zingen: Ps. 139: 1,6,7
wet van de Heer
zingen: Ps. 139: 11
gebed
doopsformulier 2
zingen na doop: Ps. 105: 5
Schriftlezing: Openbaring 4
zingen: Lied 457: 1-4
verkondiging: Openbaring 4: 11 (BGT)
zingen: Ps. 8: 1,2,6 Levensliederen
gebed
collecte
zingen: Lied 300: 1,4,6
zegen
amen: Lied 456: 3

—————————————————————————————————————–

Nehemia 4: Bouwen en verdedigen

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,
dia 1
Alleen naar school kunnen met politieagenten om je te be¬schermen.
Omdat ze anders stenen naar je gooien of je in elkaar slaan.
Gelukkig dat jullie dat niet hoeven meemaken!
Het is wel gebeurd gelukkig al lang geleden, nota bene in de Verenigde Staten:
zwarte kinderen die naar school gingen onder begeleiding van gewapende solda¬ten, die hen moesten beschermen tegen blanke medeleerlin¬gen en hun ouders, die de school koste wat kost blank wilden houden, in de tijd van felle rassentegenstellingen.

Andere beelden doemen op: stakers die proberen mensen die wel willen werken tegen te houden en zelfs te bedreigen, zo zelfs dat de ME moet worden ingezet om werkwilligen toch de poort door en op hun werkplek te krijgen. Of mensen die een vreedzame demonstratie willen houden maar dat alleen kunnen als de politie ze beschermt tegen wie dat willen verstoren. En geweld tegen vluchtelingen, of Joden.

Stel je voor dat ergens een kerk wordt gebouwd en dat de bouwvakkers moeten werken met een pistool op zak. Dat politie moet worden ingezet omdat anders wat opgebouwd is weer wordt vernield. Onvoorstelbaar voor ons. Maar in Jeruzalem gebeurde dat. Nehemia moest de sterke arm inzetten om door te zetten wat uitdrukkelijk wettelijk was toegestaan: het weer opbouwen van de muren van Jeruzalem. De tegenstand daartegen was zo bedreigend en kwam zo van alle kanten dat de bouw alleen kon doorgaan onder bescherming van gewapende ME’ers. Het was zelfs zo erg dat de sjouwers en bouwers hun werk alleen konden doen als ze in staat waren tot zelfverdediging. Waarbij gelukkig boven alles uit ging dat ze van hogerHand werden beveiligd en gesteund. Niet maar door de koning, maar door de God van de hemel. Die was een vurige muur om zijn stad en zijn volk. Van wie Nehemia tegen zijn mensen kon zeggen: onze God zal voor ons strijden.
En dus werkt geen bouwer vruchteloos….
dia 2
Bouwen en verdedigen
1. bedreigd;
2. waakzaam;
3. ontspannen.

dia 3 1. Bouwen en verdedigen: bedreigd.

U kent dit symbool misschien wel. Het is het symbool van het studentencorps FQI in Kampen, hier afgebeeld op een nummer van hun blad Cornu – en het staat ook op mijn oud-senatorenlint dat ik bewaar als herinnering aan mijn Kamper studententijd.
Het stelt voor een troffel- zo’n ding om mee te metselen- en een zwaard. Samen afgebeeld zodat ze ook nog de eerste letters van de naam Christus vormen: twee troffels die gekruist de griekse letter CH vormen; het zwaard dat staat voor de griekse letter R: Christus is onze¬ krac¬ht.

Dat symbool gaat terug op wat in onze tekst wordt verteld. Als we nauwkeurig lezen en iets weten van hoe toen gebouwd werd, klopt het ook weer niet helemaal. Nehemia liet de mensen die bezig waren aan de muur hun werk doen met hun zwaard aangegespt. Ze hadden dus twee handen vrij om te werken. En het is maar de vraag of ze daarbij een troffel nodig hadden. Ze bouwden toen niet met van die keurige bakstenen, allemaal recht toe recht aan en precies gelijk aan elkaar, met daar dan specie tussen om ze op elkaar en aan elkaar vast te metselen. Nee, ze hakten stukken steen uit de rotsen, allemaal onge¬lijk, zodat ze op maat gehakt werden en dan op elkaar gesta¬peld.

Hoe dat ook zij, wat het beeld van de troffel en het zwaard zeggen wil, klopt wel: die bouwers moesten werken onder de bedreiging van hun vijanden en ze moesten zich daartegen in-dek¬ken doordat ze een wapen bij zich droegen. De sjouwers die buiten de stad materialen moesten ophalen, waren gewapend met een werp¬speer, de bouwers onder en op de muur hadden altijd hun zwaard bij zich. En dan waren er nog gewapende bewakers in de buurt. Allemaal voorzorgsmaatregelen tegen een mogelijke aanval van de vijanden die niet wilden dat het werk af kwam.

We hebben gelezen hoe die tegenstanders op alle mogelijke manieren probeerden er een stokje voor te steken. Eerst door het vlijmscherpe wapen van bijtende spot. Wat willen die joden toch,sneerden ze. Een muur bouwen uit dat puin, met die stenen die door het vuur zijn aangetast? Alsof wij ze zomaar hun gang zullen laten gaan! O, ze denken natuur¬lijk dat hun God hen zal helpen? Een heleboel offers en dan gaat het verder vanzelf? Denken ze echt dat er iets van terecht komt? Nou, misschien dat er wel een muur staat straks, maar zo slap en krakkemikkig dat die muur al omvalt als er maar een vosje ten opspringt…

Wat dan opvalt is dat Nehemia niet reageert door kwaad te worden. Door ze nog eens de papieren van de koning onder de neus te wrijven. Of door terug te gaan schelden en spotten. Je zou dat verwachten en het heel goed kunnen begrijpen ook. Vaak doen wij dat wel, als een ander ons uitscheldt of steeds pest. Als we het met een buurman aan de stok hebben over een heg of een schutting en we weten zeker dat we in ons recht staan….en als we in de kerk te makkelijk oordelen en er harde woorden vallen, als we liever een stevige mail sturen dan in gesprek gaan, als we
de mening of keus van die ander wegzetten als verkeerd of niet gereformeerd…
,
Nehemia doet iets heel anders. Net als we lezen van Hizkia toen de koning van Assur hem uitdaagde en Israël en de HEER hoonde. En zoals we lezen dat Jezus ons voordeed: Hij werd uitgescholden maar Hij schold niet terug; Hij had zwaar te lijden maar Hij uitte geen bedreigingen. Nee, Hij liet het over aan de Here God die rechtvaardig oordeelt. Paulus zegt dat ook: broeders neem geen wraak maar laat God rechter zijn.

Wat Nehemia doet is in gebed al die spot en die bedreigingen aan de Here voorleggen en God vragen om recht te doen en hun spot als een boemerang op hun eigen hoofd neer te laten komen. Dan is het ook van je af. Je vertrouwt erop dat de Heer het wel hoort en ziet en op zijn tijd de daders zal straffen. Dat geeft rust en nieuwe moed: zij herbouwden de muur, ze hadden zin in het werk.
dia 4
Toch begonnen er ook haarscheurtjes te komen in de hechte muur van vertrouwen en onverzettelijkheid. De tegenstanders werden nog kwaaier toen ze merkten dat ze geen succes hadden en dat de muur elke dag een beetje hoger en een beetje sterker werd. Ze smeedden zelfs een complot om met geweld een einde te maken aan de bouwactiviteiten. In vs. 5 lezen we. “onze tegenstanders dachten ons ons onverhouds aan te vallen en te dode, en zo het werk te kunnen stopzetten”. Zo zaaiden ze angst en dreigde er verdeeldheid: “de Joden die in de buurt van onze vijanden woonden kwamen overal vandaan naar ons toe en drongen erop aan dat wij met hen mee teru zouden gaan.” Moeilijk als ook je eigen mensen zich tegen je keren en er een sfeer ontstaat van moedeloosheid: stop maar, dit lukt toch nooit.

Eigenlijk is er wat dat betreft door al die eeuwen heen weinig of niks veranderd.
De duivel wil niets liever dan verdeeldheid zaaien en mensen tegen elkaar opzetten.
Dat zie je in de samenleving, en helaas ook vaak binnen kerken; en dat is misschien nog wel gevaarlijker dan wat van buitenaf op ons afkomt: wantrouwen, dat je niet je veilig voelt bij elkaar, dat je niet meer samen bouwt maar elkaar afbreekt – dat je niet samen de Heer wilt volgen maar ieder zijn eigen ideeën en idealen achterna gaat.
En dat de angst gaat regeren voor wat allemaal mis is of fout kan gaan, vooral bij
en door die anderen – en dan zal het ook niet lukken om samen iets op te bouwen.
Maar juist als wij zwak zijn -en onze zwakheid ronduit toe-ge¬ven – komt des te geweldiger de kracht van de Heer aan het licht. Van Hem die uit onze puinhopen toch zijn stad kan en wil bouwen. En die ons aan het werk zet met troffel èn zwaard.

dia 5 2. Bouwen en verdedigen: waakzaam.

De troffel en het zwaard, ze kunnen geen van beide worden gemist. Dat zwaard herinnert ons eraan dat de bouw van Gods rijk altijd weer wordt bedreigd. Dat we gevaar lopen als we in God geloven en de Here Jezus willen volgen. We zongen over die tegenstand, over zware strijd, over geweld waartegen je gewapend moet zijn en waakzaam. Om niet onverhoeds overvallen en verslagen te worden, maar om bedacht te zijn op de aanval van de vijand.

Let dan goed op hoe Nehemia zijn mannen instructies geeft en moed inspreekt: wees niet bang voor die tegenstanders van ons- nee, niet omdat ze niet zo gevaarlijk zijn of omdat we ze makkelijk aankunnen, maar omdat jullie moeten denken aan die grote en geduchte God. Dan durf je zelfs de zwaarste strijd aan. De strijd om maar niet alleen een bouwwerk over¬eind te houden, maar om de veiligheid van gezin en huis. Je bent niet alleen verantwoordelijk voor jezelf of voor een of andere zaak of principe, maar we zijn voor elkaar verantwoor¬delijk. dia 6. Voor je kinderen, voor je familie, voor je broer of zus in je geloof, voor Gods kleine en grote kinderen.
Als ik dat zo lees bij Nehemia – waakzame wachters en goed bewapende bouwers zodat het werk door kon gaan en de vijand er geen afbreuk aan kon doen – dan denk ik onwillekeurig door tot op dat appèl van de apostel Paulus eeuwen later om de wapen-rusting van God aan te doen, tegen de vurige pijlen van satan. dia 7
Denk aan Gods woord, en het gebed, aan het geloof en de hoop. Denk ook aan de gemeente waar we samen de wapens scherpen en leren gebruiken, om Gods bouwwerk en zijn bouwvakkers – en dat zijn wij samen – te beschermen. Opdat het werk kan doorgaan en tot een goed einde kan worden gebracht. En wij veilig wonen!

Ik wil in dit verband nog speciaal twee dingen aanstippen. In de eerste plaats dat het goed is ons steeds af te vragen of onze bewapening wel op orde is en toegesneden op de vijanden die ons belagen. Dat kan vernieuwing en verandering meebren¬gen. Laat ik het zo zeggen: je moet een vijand die je aanvalt met tanks en vliegtuigen niet te lijf gaan met hooivorken en kapmessen. Je hebt de strijd al verloren voor die begonnen is. Zo redt je het vandaag niet met oude uitgekouwde antwoorden als heel nieuwe vragen en uitdagingen op ons afkomen. En het kan heel goed zijn dat nieuwe tijden en problemen vragen om een andere aanpak en andere vormen dan veertig of vijftig jaar geleden. U kunt denken aan omgaan met de Bijbel, aan jeugdwerk en catechese, aan de plek van man en vrouw in de kerk,
aan openheid naar andere gelovigen, midden in een multiculturele samenleving.
Natuurlijk blijven de sterke wapens van de christen altijd de betrouwbare boodschap van God, het geloof en het gebed, het lied,het steun zoeken bij elkaar om samen te schuilen bij God. Maar in elke tijd moeten die wapens weer worden ge¬scherpt en bruikbaar gemaakt om de vijand af te slaan en in het hart te raken. Om jezelf en elkaar te voorzien van die wapens die in de strijd nodig zijn. En om ook samen die wapens te gebruiken. Dat is het tweede waar steeds weer aandacht voor moet zijn: wat komt er terecht van het oefenen om de wapens die we hebben gekregen, ook te hanteren. Wat komt er terecht van persoonlijk bijbellezen en bijbelstudie – en hoe staat het met onze bijbelstudie samen-en bidden we nog wel samen? Daarbij ook: zijn de vormen om daarmee bezig te zijn wel het meest effectief gelet op deze tijd en wat er op ons afkomt, en spreken we echt met elkaar over wezenlijke dingen, open en van hart tot hart, waarbij alles op tafel mag komen, we elkaar serieus nemen en ons veilig voelen binnen de gemeente en niet bang hoeven zijn om onszelf te zijn?

Gemeente, waakzaamheid is het sleutelwoord in de aanpak van Nehemia. Toen de vijand moest afdruipen, zei hij niet: nu is het gevaar geweken en kunnen we weer rustig op de oude voet doorwerken en ’s nachts rustig gaan slapen. Nee, precies het tegenovergestelde. Uiterste waakzaamheid is geboden, en elke seconde telt. Behalve dat er gewapende bewaking was en ieder die aan de muur werkte zichzelf moest kunnen verdedigen, was er ook een man die alarm moest blazen als er ergens aan de muur gevaar dreigde: om zo elkaar te hulp te kunnen schieten en daar te verzamelen waar de stad het meest werd bedreigd. Ook een goede les: je staat er samen voor, we zullen elkaar te hulp komen, en onderkennen waar de gevaren liggen en waar vooral onze zwakke punten zijn. Waakzaam doorbouwen, en niet verslappen, of indutten. Waakzaam, en biddend!

dia 8 3. Bouwen en verdedigen: ontspannen.

Als we dit hoofd¬stuk zo lezen, trilt de spanning erdoorheen. Reken maar dat ze in angst gezeten hebben, bouwend tussen hoop en vrees. Ze zaten daar in Jeruzalem als ratten in de val: in het noorden de Samaritanen, in het oosten Tobia en zijn medestanders, in het zuiden Gesem met achter hem de Arabieren, en dan in het westen de ‘Asdodieten’ – afstammelingen van de Filistijnen.Nu eens bijtende spot – en hadden ze niet gelijk dat het allemaal niet veel voorstelde? Dan weer de dreiging van een nachtelijke aanval – de ene waarschuwing na de andere kwam op ze af – en wat konden ze beginnen tegen zoveel tegenstanders? En onderling ook spaningen.

Je proeft er af en toe de paniek en de moedeloosheid doorheen: de sjouwers zijn aan het eind, er ligt zoveel puin dat we er nooit doorheen komen. Ja, en toen Nehemia een deel van de mannen aan het werk onttrok doordat ze in de bewaking dienst moesten doen, moesten wie overbleven er extra hard aan trekken en dat ook nog met een speer in de hand of een zwaard dat in de weg zat. Het werk werd extra zwaar en schoot nog minder op. Met steeds de dreiging aangevallen te worden. Een zware klus! Toch raakte Nehemia niet in paniek. Hij vroeg van zichzelf en zijn naaste medewerkers wel het uiterste. Als een echte voortrekker, een oorlogsleider. Die niet anderen laat sloven en zelf er zijn gemak van neemt, maar die voorop loopt in afzien en doorzetten. Lees maar het slot van het hoofdstuk: “geen ogenblik waren we uit de kleren, ik niet, en mijn verwanten, mijn mannen en mijn lijfwacht ook niet”.

Maar de beste dienst die Nehemia zijn mensen en zijn volk bewees, was dat hij hen voorging in een onverwoestbaar geloof en vertrouwen op God hun Heer. In het samengaan van bidden en wer¬ken. Lees maar vs. 9: “wij baden tot onze God, en met het oog op hun plannen zetten we wachten uit.” Nog eens vs. 14: “wees niet bang voor hen, denk aan de grote en geduchte Heer,en strijd voor uw volksgenoten,
voor uw zonen, dochters en vrouwen, en voor uw huizen”. Niet het een of het ander dus: handen in de schoot en het aan de Here overlaten of: zelf je best doen om te vechten en te winnen. Het gaat samen: “onze God zal voor ons strijden” -en tegelijk
dat je met zijn hulp ook zelf en samen aan de slag gaat, en je verdedigt tegen allerlei gevaren. Ik denk aan wat zondag 52 van de cat. naast elkaar zet als het gaat om de strijd van het geloof tegen de duivel en de zonde: God bidden om zijn Heilige Geest – want we zijn zelf zo zwak dat we geen ogenblik kunnen standhouden – zodat we niet het onderspit delven maar altijd krachtig tegenstand bieden totdat wij uiteindelijk de volkomen overwinning behalen.
dia 9
Nou, en dan hoeven we ook niet aan die overwinning te twij¬felen. Dan is er geen reden voor paniek ook niet als we zien wat voor strijd er vandaag aan de gang is om ons, om onze kinderen, om de toekomst van de kerk…. Geen reden om dat zorgeloos en lijdelijk over ons heen te laten komen – we zullen waakzaam zijn en we mogen niet verslappen – maar ook geen reden voor wanhoop of paniek. Nehemia stak zijn mannen vooral een hart onder de riem door ze steeds weer te wijzen op hun God: vergeet niet dat we een machtige God hebben. Zeker, er werd veel van hen gevraagd: dag en nacht op wacht, bouwen met in de ene hand een troffel en in de andere een zwaard. Maar als je vertrouwt op de Heer en trouw je taak doet, dan
is er alle reden voor vertrouwen in de goede afloop: onze God zal voor ons strijden. En – mogen wij er bij zeggen – de Heer Jezus Christus heeft overwonnen. Daarom mogen we ontspannen en zelfs blij en dankbaar verder bouwen en doorvechten.Niet tegen elkaar maar met elkaar. Tot het hoogste punt is bereikt en het werk af is.
dia 10
amen

liturgie – morgendienst zondag 17 juli 2016

votum en groet
zingen: Gz. 145: 1-4
wet van de HEER
zingen: Lied 365:1,2
gebed
Schriftlezing: Nehemia 3: 33 – 4:17
zingen: Ps. 60: 1,2,5
verkondiging: Nehemia 4: 14-15
en Ef. 6: 10-13
zingen: Lied 298: 1,2
gebed
collecte
slotzang: Gz. 163: 1,2,3
zegen
amen: Gz. 37: 8