Lucas 2: 15-20: Liefdevol aangeraakt – de herders vertellen … tot vandaag toe

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
Thema: “Liefdevol aangeraakt…de herders vertellen…tot vandaag toe”

Hoelang zal het allemaal geduurd hebben die nacht, daar in dat open veld?
Die engel…dat licht…dat nieuwsbericht dat grote hemelse leger…dat Ere zij God?
Voordat het goed was doorgedrongen tot die herders, was het allemaal voorbij.
Het werd weer stil en donker….”daarna gingen de engelen terug naar de hemel”.
Zij hadden hun opdracht uitgevoerd en Gods goede nieuwsbericht overgebracht.
Nu was de beurt aan de mensen, voor wie het goede nieuws vooral bestemd was.
Dat had de engel met nadruk gezegd: “Ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het
hele volk met grote vreugde zal vervullen” – en daarna beaamde en verbreedde het hemelse leger dat: “vrede op aarde voor alle mensen die Hij liefheeft” – wereldwijd.
Lees Paulus: “Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen”.

Het is veelbetekenend dat nadat verteld is over het vertrek van de engelen, het verhaal verder gaat met de verspreiding van het goede nieuws door en aan mensen.
Wat in de meeste vertalingen is weggelaten, staat wel in de meeste handschriften:
“toen de engelen waren teruggegaan naar de hemel, zeiden de mensen – de herders – tegen elkaar” – de taak van de engelen zat erop, die van mensen gaat beginnen.
Want wil het hele volk er blij van worden, moet dat geboortebericht bekend worden.
En wil er vrede op aarde komen, dan moeten de bewoners van de aarde Hem die
voor die vrede zal gaan zorgen, leren kennen en in Hem geloven en Hem volgen.

Later zal Paulus schrijven over hoe dat gaat en hoe het doet en wil dat het gaat:
“Want…iedereen die de Heer aanbidt, zal worden gered.Maar hoe kunnen mensen de Heer aanbidden, als ze niet in Hem geloven? Hoe kunnen ze in Hem geloven, als ze nooit van Hem hebben gehoord? Hoe kunnen ze van Hem horen, als niemand hun over Hem heeft verteld? En hoe kan iemand over Hem vertellen, als hij niet wordt gestuurd? Er staat in de Boeken: “Wat is het heerlijk om de voetstappen te horen aankomen van iemand die goed nieuws komt brengen!””. (Rom. 10: 14-15)
dia 2
Maar wel heel bijzonder dat het de voetstappen waren van die ruige herders.
Het is weer God ten voeten uit, weer de voor God zo typerende manier van doen,
die we al tegenkwamen toen God naar die uitgetelde priester en zijn vrouw ging
en naar een jong meisje dat nog niet getrouwd was, en naar de timmerman Jozef:
“God heeft mensen uitgekozen die onbelangrijk zijn en niets voorstellen, en voor wie niemand respect heeft. Daarmee maakt Hij een eind aan alles wat in deze wereld belangrijk is. Zo zorgt Hij ervoor dat niemand trots kan zijn op zichzelf”. (1 Kor.1:28-29)

Mensen die onbelangrijk zijn en niets voorstellen, voor wie niemand respect heeft.
Dat is misschien te negatief gezegd met het oog op die herders rond Bethlehem.
Maar ze hoorden zeker niet tot de belangrijke mensen toen, en je zou het grote nieuws van de geboorte van de lang verwachte grote Koning toch eerder bekend
gemaakt willen zien in de tempel of in het centrum van Jeruzalem dan ver weg op
het platteland bij een aantal plattelanders die rondtrokken met hun schaapskudden.
Maar God kiest hen uit om zeg maar de eerste evangelisten te zijn van het goede
nieuws dat in Bethlehem de beloofde messias is geboren die als de grote goede
Herder de verdwaalde schapen van Israël en nog veel meer loslopende schapen die nog niet bij de kudde hoorden bijeen te brengen en te maken tot zijn ene Kudde.
Ja, en dat is wel verrassend en hoopvol hoe die herders reageren op al dat
wonderlijke en onverwachte dat ze ineens in die nacht hoorden en meemaakten.
Dat ze niet in paniek zijn weggerend en het ook niet als te gek of onmogelijk of
als zoiets als een droom hebben weggezet of weggelachten en weggestopt.
Nee, heel anders: ze kijken elkaar aan en zeggen: we gaan naar Bethlehem.
En dat niet vol twijfel: nou ja, het zal wel niks zijn, laten we maar eens kijken.
Ze zeggen: “Laten we naar Bethlehem gaan om met eigen ogen te zien wat
er gebeurd is en wat de Heer ons bekend heeft gemaakt”. Ze geloven wat ze
hebben gehoord en meegemaakt, en nu willen ze dat ook graag gaan zien.
dia 3
En ze worden niet teleurgesteld want in Bethlehem aangekomen, blijkt het
allemaal precies te zijn zoals de engel had gezegd over dat kind en hoe ze
het konden vinden en waaraan ze de pasgeboren koning konden herkennen.
De engel had gezegd: “zo kunnen jullie hem herkennen: het kind ligt in een voerbak en is in een doek gewikkeld” – nou, dat klopte precies toen ze in Bethlehem waren: “daar vonden ze Maria en Jozef, en in een voerbak lag het kind”.
Die herkenning was er alleen omdat ze wat de engel gezegd had gelovig aanvaard en verwerkt hadden, anders hadden ze nooit in dat kind in die voerbak met twee eenvoudige en zelfs arme ouders de beloofde koning herkend en geëerd.
Er staat letterlijk dat ze ‘het woord’ dat ze hadden gehoord, wilden zien:
laten we gaan zien wat ons gezegd is. dia 4
Zoals vaker: eerst geloven en dan ook zien – i.p.v. zien en dan geloven.

Nou, en toen konden ze het ook niet voor zich houden maar moesten ze erover vertellen, eerst aan Jozef en Maria – over die engel en dat licht, over wat de engel had gezegd over het kind Jezus, en wat daarna al die engelen hadden gezongen.
Ja, en ook aan alle anderen mensen die ze op straat tegenkwamen en het maar
wilden horen, vertelden ze wat ze hadden meegemaakt en gehoord en gezien,
en vooral – dat kijgt de nadruk – “vertelden ze wat hun over dat kind was gezegd”.
Zo gingen ze als zelf lopende vuurtjes de stad door en terug naar hun schapen.
En ik denk zomaar dat ze ook de tijd erna nog vaak hebben verteld over die nacht, en over dat kind in die voerbak en over de hemelse boodschap over dat Kind….
Ja want het had hen echt geraakt: dat licht uit de hemel, die engelen met hun
geweldige nieuws en dat kind dat de messias is- Gods liefde had hen aangeraakt.
Er staat dat ze “God loofden en prezen om alles wat ze gehoord en gezien hadden,
precies zoals het hun was gezegd” aan deze Koning uitverkoren moet ons hele
hart behoren – en ons hele leven – hij verdient voorgoed onze lof en eer en prijs!
dia 5
De herders vertellen….tot vandaag toe…ook aan ons….nu ze allang gestorven zijn.
Dat klinkt misschien vreemd op het eerste horen, en misschien ben je wel een beetje jaloers dat ze er niet meer zijn en niet meer die mooie verhalen aan ons vertellen kunnen en dat als wij naar Bethlehem zouden reizen, we van alles zouden kunnen
zien van waar het toen gebeurd zou kunnen zijn, maar Jezus er niet zouden vinden.
Wel een heleboel commercie en toeristische attracties maar Jezus niet natuurlijk.
Ja en toch houd ik het overeind: de herders vertellen tot vandaag toe door, over wat
ze gehoord en gezien hebben, en dat het precies was zoals het aan hen verteld was.
Want ze hebben het nooit vergeten en Maria al helemaal niet, er staat dat zij al die
woorden in haar hart bewaarde en erover bleef nadenken, en vast ook het heeft
gedeeld met anderen: haar man Jozef, de andere kinderen, later met de leerlingen van haar zoon Jezus, en het ook verteld heeft aan Lucas toen hij bezig was met een boek over hoe het was begonnen met Jezus, en dat wilde horen uit de eerste hand.
We hebben daarover gelezen in die eerste verzen, in de inleiding op dit boek.
In de BGT gaat het zo: “Geachte Theofilus. Ik schrijf dit boek voor u. Zo kunt u zelf lezen dat het waar is wat ze u verteld hebbe. Het boek gaat over Jezus, en over alles wat er met hem gebeurd is. We kennen de verhalen dankzij de mensen die erbij waren. Zij hebben het goede nieuws doorverteld. Ik heb besloten om alle gebeurtenissen op te schrijven. Er zijn al eerder boeken geschreven over Jezus. maar ik heb alles precies uitgezocht. En ik begin bij het begin”. (Lucas 1: 1-4).
dia 6
“We kennen de verhalen dankzij de mensen die erbij waren. Zij hebben het goede
nieuws doorverteld” – het zou zomaar kunnen zijn dat Lucas ook met herders heeft
gepraat die er bij waren toen de engel kwam en het hemelse leger des heils over
vrede op aarde zong, en er ook waren in die stal en daar het kind gezien hebben.
En Lucas heeft vast en zeker ook Maria geïnterviewd en haar verhaal opgeschreven.
Daarom kunnen wij ook meeluisteren en meebeleven en mogen ook wij geloven.
De apostel Paulus schrijft: “Alles wat vroeger is geschreven, is geschreven om ons
te onderwijzen, opdat wij door te volharden en door troost te putten uit de Schriften
zouden blijven hopen” (Rom.15. 4)……en een vers verder: “Dan zult u eendrachtig
en eenstemmig lof brengen aan de God en Vader van onze Heer Jezus Christus”.

Dat was wat het goede nieuws deed met de herders, aangeraakt door Gods liefde:
“de herders gingen terug, terwijl ze God loofden en prezen om wat ze gehoord en
gezien hadden, precies zoals hun was gezegd” – ze geloofden en ze loofden God.
Het is waarom de Heer ons al die verhalen geeft als evangelie = goede boodschap.
Een andere apostel-evangelist eindigt er zijn boek mee: “Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat
u door te geloven leeft door zijn naam” (Johannes 20. 30-31).
dia 7
De herders vertelden wat ze gehoord en gezien hadden…en wij luisteren mee.
Dat is best verrassend na zoveel eeuwen, want de eerste reacties vielen tegen.
De herders zelf waren onder de indruk en gaven God eer, en vergaten het niet.
Maria bewaarde wat gebeurd en verteld was in haar hart en bleef erover nadenken.
Maar verder werd het al gauw weer stil om Jozef en Maria heen en om Jezus heen.
De mensen die van de herders hoorden wat zij hadden meegemaakt en wat over
dat bijzondere kind was gezegd, waren wel verbaasd maar daar bleef het bij.
Niet zoveel later moesten Jozef en Maria met Jezus vluchten naar Egypte voor
Herodes, en toen ze terugkwamen gingen ze niet naar Bethlehem maar naar
Nazareth waar het gezin groter werd en Jezus opgroeide als een gewone jongen en later werkte als timmerman – vergeten in Bethlehem en zeker in Jeruzalem – en pas
toen na zijn leven en werken op aarde zijn leerlingen het goede nieuws overal gingen doorvertellen kwam ook weer in beeld hoe het allemaal was begonnen – we belijden
dat dankzij Gods goede zorg voor ons en onze redding zijn woord is opgeschreven.

De kern staat in dat tweede tekstvers, ook een uitspraak, een belijdenis van Paulus:
“Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen” -ook van ons dus.
Dan wordt voor ‘openbaar geworden’ een woord gebruikt dat betekent ‘verschenen’.
Ja, want de genade en liefde van God is naar deze wereld en naar ons toegekomen
in de persoon van Jezus Christus, geboren als een kind, en mens geworden, en zelfs
er diep onderdoor gegaan via lijden en het kruis en het graf, om ons te redden. dia 8
Wat ook voor ons is opgeschreven en nog steeds verder verteld wordt,in allerlei talen
en aan allerlei mensen, en in steeds veranderende tijden – tot redding van velen.
Er staat bij een paar verzen later dat Jezus zijn leven gaf om ons te redden en ons zo heeft bevrijd van alle schuld, en dat Hij bezig is ons te maken tot zijn heilige volk,
een volk dat zijn best doet om goed te leven, om te worden zoals we zijn bedoeld.
Niet om iets te verdienen of goed te maken, maar aangeraakt door Gods grote liefde.
De herders blijven het ons vertellen, en Maria, en Jezus’ apostelen, en moeder Maria, en vooral Jezus zelf en Gods Heilige Geest, in woorden en in ons hart.
dat God van ons houdt, dat je bemind bent en er mag zijn, en dat Gods Geest
u en jou en mij wil veranderen en nieuw maken, en geloof wil geven, en liefde:
“in afwachting (Titus 2) van het geluk waarop wij hopen: de verschijning (weer
datzelfde woord) de verschijning van de majesteit van de grote God en van onze
redder Jezus Christus”.

De vraag is wat dat goede nieuws en dat hoopvolle vooruitzicht ons doen en
wat wij ermee doen, hoe wij ermee omgaan en erop reageren, of dat steeds
weer aangesproken worden en aangeraakt worden door Gods liefde in Jezus.
Of het ons nog verbaast, of dat we er aan gewend zijn en het voor kennisgeving
aannemen; of het ons denken en voelen en dan ook ons doen en laten verandert,
of dat we het liefst blijven wie we zijn en houden wat we hebben – zo ben ik nou
eenmaal en het moet maar goed zijn, en gun me vooral mijn eigen rust..
Paulus laat ons daar niet mee tevreden zijn en niet mee wegkomen, hij heeft het
in de voorgelezen verzen in zijn brief aan Titus, ook met het oog op veel dat in
het leven van de mensen daar scheef zat en mis was, over de uitwerking van
Gods genade die reddend verschenen is: “Zijn goedheid helpt ons om betere mensen te worden. Zodat we nee kunnen zeggen tegen een leven zonder God en tegen onze slechte verlangens. Dan kunnen we in deze wereld een wijs en eerlijk leven leiden, zoals God het wil”.dia 9 Redding is meer dan bevrijding van schuld en in de hemel mogen komen, het is ook nu al verandering en genezing en heling. Jezus gaf zijn leven om ons te bevrijden en ook om ons te reinigen, schrijft Paulus: “om ons tot zijn volk te maken, dat vol ijver is om het goede te doen”. Nu al!!
Het is nog maar een begin, maar begin er maar aan.

Alle reden om als die herders God te eren in woorden, liederen, en ons leven.
En om door te vertellen wat zij ons willen vertellen, aan wie het maar horen wil.
Tot het volk compleet is, de kudde van de grote goede Herder, en Hij verschijnt.
De herders vertellen nog steeds, en wij mogen luisteren en meebeleven en zingen:

Wij staan aan een kribbe, aanschouwen de bron,
de oorsprong der schepping, de rijzende zon,
dit leven zal stralen, door God zelf bemind.
Wij groeten de toekomst, gevat in dit kind.

Hoe diep ook het duister waarin Hij verschijnt,
zijn ster aan de hemel heeft alles omlijnd.
Hij is ons tot lichtbron in donkere nacht.
Het zonlicht van Pasen wint hier al aan kracht.

amen dia 10

liturgie morgendienst zondag 27 december 2015

votum en groet
zingen: Lied 147: 1,2,3,6
wet van God
zingen: Ps. 86: 4,5
gebed
Schriftlezing: Lucas 2: 15-20
zingen: Lied 140: 1,3,4
Schriftlezing: Lucas 1: 1-4
zingen: Ps. 93: 3
Schriftlezing: Titus 2: 11-15
zingen: Lied 160. 1,2
kinderen gaan naar de club
verkondiging: Lucas 15: 20 en Titus 2: 11
zingen: NLB 503: 1,2,3,4 ‘ Wij staan aan een kribbe’

1 Wij staan aan een kribbe, aanschouwen de bron,
de oorsprong der schepping, de rijzende zon,
dit leven zal stralen, door God zelf bemind.
Wij groeten de toekomst, gevat in dit kind.

2 Wij lezen Gods wezen in ’t kind dat hier ligt.
De nacht geeft zijn liefde een helder gezicht:
dit kind, dat ontvlamt als een aarzelend vuur,
wordt licht en geleide in ons donkerste uur.

3 Hier tussen de schapen is voor Hem uit het hout
van bomen uit Eden een kribbe gebouwd.
Die is deze herder tot eerste tehuis,
en nog draagt dit hout Hem als Lam aan het kruis.

4 Hoe diep ook het duister waarin Hij verschijnt,
zijn ster aan de hemel heeft alles omlijnd.
Hij is ons tot lichtbron in donkere nacht.
Het zonlicht van Pasen wint hier al aan kracht.

kinderen komen terug in de kerk

gebed
collecte
zingen: Gz. 79: 1,2,5
zegen
amen: Gz. 79: 6

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *