Zondag 23 en 24 Heid. Cat.: In het spoor van Abraham

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, geliefd door God onze Vader
dia 1
De bijbel noemt Abraham ‘de vader van de gelovigen’.
Zeg maar: als je wil weten wat geloof is kijk dan naar Abraham.
En als jij ook wilt gaan of wilt blijven geloven, volg dan zijn spoor.

Maar dan is de vraag wel: hoe kom ik Abrahams geloof op het spoor?
En als we het hebben gevonden, hoe blijven we dan in dat goede spoor?
Ja, en waar kom je uit als je in het spoor van Abrams geloof gaat?
Om met zondag 23 te vragen: wat heb ik eraan te geloven? Wat koop ik ervoor?

Als we naast dat verhaal van Abram in Genesis 15 leggen wat Paulus eerst en Jacobus daarna uit dezelfde tekst halen, uit vers 6 (Abram vertrouwde op de HEER, en de HEER rekende hem dit toe als een rechtvaardige daad),
komen we een lastig probleem op het spoor, namelijk dat Paulus en Jacobus
op twee heel verschillende sporen lijken te zitten.
Paulus: een mens wordt gerechtvaardigd door geloof
en niet uit zijn werken – kijk maar naar Abraham!
Jacobus: een mens wordt gerechtvaardigd wordt uit zijn werken
en niet alleen door geloof – kijk maar naar Abraham!
Wat is het nou? Spreekt de bijbel zich dan toch tegen?
Of gaat het om twee rails, allebei nodig om de trein in het goede spoor te houden?
Maarten Luther kon daar niet mee uit de voeten: volgens hem was Jacobus ontspoord: “de brief van Jakobus is geschreven door een jood, die wat de christenen betreft, de klok heeft horen luiden, maar niet weet waar de klepel hangt”
en: “hier in Wittenberg hebben wij Jacobus uit de theologie gegooid,
wij hebben hem bijna uit de bijbel gegooid”.
Gelukkig is het in Wittenberg zover niet gekomen: Jacobus uit de bijbel verwijderd,
en wij moesten het ook maar niet doen.
We zouden zomaar ontsporen naar links of rechts.

Of we gaan op het spoor van toch weer zelf presteren om te verdienen bij God: doe vooral je best!
Of we denken zorgeloos dat we toch wel in de hemel komen hoe we ook leven:
dat zit wel goed! In beide gevallen raken we ver uit het spoor van onze vader en vooroploper Abraham.
dia 2
In het spoor van Abraham: 1. leer je jezelf aan God toe te vertrouwen;
2. ben je bereid je leven aan God te wijden;
3. wordt je rijk door God beloond.

dia 3 1. In het spoor van Abraham leer je jezelf aan God toe te vertrouwen.

Even leek Abram – zo heet hij nog in Gen.15 – het spoor kwijt te zijn.
Gezien de omstandigheden was dat ook best goed te begrijpen.
God herhaalde zijn al eerder gedane beloften:
“Ik zelf zal jou als een schild beschermen). Je loon zal vorstelijk zijn”.

Dat volgt op wat net is gebeurd en verteld in hoofdstuk 14
Abram had Lot en zijn gezin bevrijd uit krijgsgevangenschap.
Hij geloofde: God de Allerhoogste heeft mij de overwinning bezorgd: God is mijn schild Daarom wou Abram ook niks van de buit hebben: de Heer maakt me rijk.

Nou, en daar zet de Here meteen een dikke streep onder:
Ik zal je blijven beschermen en ik zal je inderdaad rijkelijk belonen.
Maar dan meteen daar overheen blijkt hoe geloven vechten is: vallen en opstaan.
Het is allemaal prachtig wat God in het vooruitzicht stelt en ik geloof ook echt wel,
maar ik zie er zo weinig van, en wat schiet ik er mee op dat ik dat allemaal geloof?

Je kunt je daar heel wat bij voorstellen als het om Abram gaat:
Prachtig dat God me rijk wil maken, maar straks ben ik dood en zonder opvolger
en dan gaat al mijn rijkdom en heel mijn bedrijf in vreemde handen over….
mijn testament is al klaar en daarin heb ik alles vermaakt aan mijn bedrijfsleider Eliëzer (een medegelovige blijkbaar – gelet op zijn mooie naam: God is mijn helper)

Jaren geleden al had God beloofd: jij groeit uit tot een groot volk
en dat grote volk zal een eigen land krijgen, ruim genoeg voor iedereen
en alle volken van de wereld zullen van jou en je nakomelingen profiteren…
maar wat moet je ermee en wat heb je eraan als je geen kinderen hebt
en de kans om ze nog te krijgen tot ver onder nul is weggezakt:
God, mijn Heer, wat heeft het voor zin mij nog te belonen?

Gelukkig: ineens komt die verre grote Abraham heel dichtbij en naast ons.
In elk geval niet “het type van een geloofsheld die nooit enige twijfel heeft gekend”, zegt een uitlegger.
Anders konden wij hem zeker niet volgen, ging hij ons veel te hoog.
Abram heeft ook moeten geloven ‘tegen de klippen op’, en tegen de verdrukking in.
Hoewel er geen hoop meer was, staat verderop in Rom.4…en het was dus geen wonder dat Abram soms ook niet meer zag hoe het verder moest of oplossingen uitpuzzelde om het onmogelijke toch mogelijk te maken:dan maar Eliëzer mijn erfgenaam en adoptief-zoon, of een slavin ingehuurd: Hagar.
Ook Abram kon nooit door de waarde van zijn geloof in de smaak vallen bij God:
hij was alleen gaan geloven en kon alleen blijven geloven omdat God hem dat geloof gaf. Je moet nooit je geloof, je blijven bij God en in de kerk, aan jezelf toeschrijven.
Dat Abram ondanks alles bleef geloven, was niet zijn verdienste maar Gods werk…
Als Abram met zijn geloven loon bij God had moeten verdienen, was het niks geworden. Van hem gold net als van iedereen: zelfs het beste onvolmaakt, gebrekkig, zondig…..

De Heer verwijt Abram zijn vragen en twijfels niet, maar gaat er op in en spreekt hem moed in: echt Abram, je krijgt een bloedeigen zoon.. en als hij nog twijfelt: ben Ik niet de Schepper van al die sterren? dan kan ik toch ook ervoor ervoor zorgen dat jij nakomelingen krijgt, een groot volk, net zo min te tellen als al die sterren….ja maar, nog steeds lijkt er niks veranderd: Sara onvruchtbaar, en dus geen zoon en geen volk.
Des te groter het wonder: en hij geloofde in de HEER, weer!! toch!!
Ja, daar moest Abram en daar moeten wij het altijd weer van hebben:
geloven, ook en juist als je er nog weinig of helemaal niets van ziet.
Maar dan moet je wel een grenzeloos vertrouwen hebben in die God die dit belooft!
Zoals bij Abram: Abram vertrouwde op de HEER – geloofde Hem op zijn woord.
Letterlijk: hij bouwde op de HEER, hij gaf zich vol vertrouwen over aan Jahwe.
Zo werd Abram weer op het goede spoor gezet:
wat bij mensen onmogelijk is, is bij deze grote goede God wèl mogelijk!

Dat geloof, staat erbij, rekende God Abram toe als gerechtigheid.
De Heer was er blij mee dat zijn knecht, zijn kind, zich zo aan Hem bleef toevertrouwen.Dat Abram eerst al zijn eigen land achterliet en ging toen de Heer riep,
en dat Hij eraan vasthield dat de Heer kon doen en zou doen wat hij had beloofd,
ook toen dat naar de mens gesproken een totale onmogelijkheid was geworden.
Abraham bleef zich eraan vastklampen: de God die dit belooft, is betrouwbaar.
En met zoveel geloof is de Heer blij: zo mag ik het zien, mijn kind.

O nee, dat is niet Abrahams eigen prestatie of verdienste.
Zoals niemand van ons zich er op kan laten voorstaan: ik doe zo goed m’n best,
ik geloof dan toch maar in de Here God, ik ben een oppassend en actief kerklid, ik zet me in…We worden meteen op onze plaats gezet: zelfs onze beste werken onvolmaakt en met zonden bevlekt – we hebben geen volkomen geloof, we dienen God niet zo ijverig als de Here mag verwachten, en wat een zwakheden en zonden nog -we moeten het echt helemaal van genade hebben, van wat Christus verdiende voor ons!
Dat is nou precies geloven: zoals Abram niets had in te brengen om werkelijkheid te laten worden wat God had beloofd, en hij ook nergens recht op had, zo kunnen wij alleen maar als bedelaars met lege handen aanpakken wat God geeft – geloven dat wat een onmogelijke opgave is voor ons mensen: het met God in orde maken, dat dat echt waar voor ons wordt omdat God het mogelijk heeft gemaakt: niet maar onvolmaakte mensen maar zelfs goddeloze zondaars rechtvaardig verklaard:
God kijkt weer met plezier naar je, je mag er zijn voor Hem, en zelfs eeuwig leven.

Wat kunnen we anders en beter doen dan Abraham op de voet volgen:
Heer, ik wil zo graag geloven, kom mijn ongeloof te hulp!

dia 4 2. In het spoor van Abraham ben je bereid je leven aan God te wijden.

Het ligt in de lijn van hoe Abraham heeft geleefd en heeft geloofd:
niet op grond van zijn prestaties maar juist door volledige overgave aan de HEER,
aan die God die ongedachte wonderen doet en oplossingen geeft die boven onze macht gaan en boven ons bevattingsvermogen.

Van Abraham worden geen lijst van verrichte prestaties opgesomd, we komen als een rode draad steeds dat ene tegen: door het geloof….deed Abraham, kreeg Abraham…heeft Abraham….(lees ook maar Heb.11) Zo wil God ook met ons omgaan. Dat geloof wil de Heer u en jou ook geven: dat we alles alleen verwachten van dat grote offer dat de Heer Jezus bracht: zijn eigen leven.

Maar dan blijven we nog wel zitten met Jacobus en met wat hij schreef:
“Abraham is rechtvaardig verklaard door wat hij deed, en niet alleen om zijn geloof”,
en wil je dus in het spoor van Abraham delen in Gods gunsten, kun je niet alleen maar rusten op de lauweren die Christus heeft behaald maar zul je zelf in je doen en laten moeten laten zien dat je de Heer als je God wilt dienen.

Ik denk dat we allemaal wel aanvoelen hoe Jacobus dat bedoelt en dat dat juist helemaal in dat spoor blijft dat je ziet in het leven van Abraham – en dat Luther en anderen zich dus grandioos op die uitspraken van Jacobus hebben verkeken.
Want dat Abraham zich helemaal aan de HEER toevertrouwde, dat liet hij nou juist zien in wat hij deed, in hoe hij leefde….gehoorzaam aan zijn God. Daar had Abraham ook heel veel, zelfs alles voor over, tot het liefste dat hij had. Denk maar aan de offers die het vertrek naar dat onbekende land meebrachten: weg van de familie, weg uit de vertrouwde omgeving, een onzekere toekomst tegemoet.

En denk aan dat meest ingrijpende dat Jacobus als voorbeeld noemt: dat Abraham toen God dat vroeg, zelfs bereid was zijn enige zoon te offeren.
Zie je wel, zegt Jacobus, dat geloven te zien is aan je daden, dat christen-zijn niet alleen maar een kwestie is van mooie woorden of van vrome momenten….

Het kan dus niet zo zijn dat we ons verschuilen achter rechtzinnige uitspraken
of ons sterk maken met traditionele vormen of ons wijs maken dat het wel goed
zit met onszelf en met onze kerk omdat we toch geloven dat de bijbel waar is van kaft tot kaft en we ons houden aan de gereformeerde leer ,terwijl in de praktijk van elke dag er weinig van te merken is dat we gekozen hebben voor de Heer, dat ‘eigenlijk’ dit, dat niet deugt en anders zou moeten – maar we ons daar al te makkelijk bij neerleggen, zelfs met een beroep op teksten als in zondag 23: ach, onze beste werken zijn nog met zonde bevlekt, we zijn nou eenmaal allemaal onvolmaakt, en ik ben nou eenmaal zo, dat verander je niet…gelukkig maar dat God graag vergeeft….

Nou, gelukkig wil God dat graag en doet Hij het ook, elke dag maar weer….
gelukkig dat we altijd een beroep mogen doen op het werk van de Here Jezus….
Maar dat blije evangelie is niet bedoeld om ons zorgeloos te maken alsof het niet
meer uit zou maken of je God al of niet dient en hoe je dat doet, en of het er niet echt toe doet hoe we omgaan met onze medemensen in en buiten de kerk: dan heb je wat Jacobus noemt een ‘dood geloof’, en dat is helemaal geen geloof.

Abraham vertrouwde op de HEER en dat merkte je. Heel zijn leven was dienst aan
zijn God. De Here Jezus leert ons: geloven is jezelf verloochenen en je kruis opnemen en zó Mij volgen. Als in door echt geloof aan Hem bent verbonden, komt dat er ook uit: dan leef je ernaar. Je bent zo dankbaar dat je leven is gered, dat je nu helemaal voor God wil leven…en voor die ander. Als Abraham die niet zich verrijkte aan deze wereld maar rijk was met zijn God….

dia 5 3. In het spoor van Abraham wordt je rijk door God beloond.

‘Je loon zal groot zijn’, zei God tegen Abram. Vorstelijk!
We hoeven niet te schrikken van dat woord ‘loon’. Alsof het toch weer op verdienen aankomt. Als dat zo zou zijn – zegt Paulus – kan een mens alleen roem oogsten bij andere mensen. Niet bij God: wat wij onze goede werken noemen, blijft altijd ver onder Gods maat. En toch stelt God mensen die zich aan Hem toevertrouwen, een rijke beloning in het vooruitzicht.

Voor Abram was dat allereerst dat eigen land voor hemzelf en zijn nakomelingen….
maar ver daar bovenuit nog voor al zijn zoons en dochters in geloof: eeuwig leven op een nieuwe aarde, dankzij Abrahams grote Nakomeling Jezus Christus.

Zondag 23 zet in met een vraag die ook gelovige mensen zich best stellen:
dat ik geloof in die God van de bijbel en geloof in de Heer Jezus – wat word ik er beter van? Abraham heeft zich dat ook vast afgevraagd: toen hij wat God beloofde, maar niet kreeg…. We weten zelfs en de bijbel is er eerlijk in: hij is gestorven zonder dat hij gekregen had wat hem was beloofd. En toch: wat was Abram al rijk: God zijn beschermer, God die hem zijn vriend noemde…

En wij, wat hebben we eraan dat we geloven? Schieten we veel op met dat antwoord: dat ik rechtvaardig ben, en een erfgenaam van het eeuwige leven?
Het is waar: we zijn nog onderweg, en wie weet hoe lang de weg nog is.
Nog steeds komt het aan op geloven, in een wereld vol afbraak en ellende en dood.
Krijgen we onderweg veel te verstouven aan zorgen, verdriet, teleurstellingen, ziekte, dood…. En toch: wat zijn we nu al rijk, veel rijker zelfs dan Abraham was
die ernaar verlangde de dag mee te maken van zijn grote Zoon en Redder.

Wij mogen weten dat hij gekomen is en dat Hij het voorgoed heeft goed gemaakt
Antwoord 63 zegt dat God ook in dit leven al ons wil belonen: als een God die als een schild ons beschermt, en die als een Vader voor ons zorgt onderweg.

Dan mogen we zeker zijn dat aan het eind van de reis de complete erfenis uitgekeerd wordt. Wees maar trouw aan uw Heer, Hij bouwt nu al aan uw toekomst!

Hij zorgt voor ons allemaal en leidt ons door zijn hand…..naar dat beloofde land!

amen

liturgie middagdienst

votum en groet
zingen: Ps. 32: 1,2 Levensliederen

1. Geluk is dat je fouten zijn vergeven,
je zonde weg, bedekt voor heel het leven.
Geluk is dat de HEER je niets verwijt
en dat je bent bezield door eerlijkheid.
Zolang ik zweeg had ik gebroken nachten
en overdag gebrek aan nieuwe krachten.
Uw hand was drukkend zwaar – mijn lijf begon
kapot te gaan als in de hete zon.

2. Ik ben voor u mijn zonde gaan benoemen,
hield ermee op mijn fouten te verbloemen.
Ik zei: ‘Mijn schuld beken ik aan de HEER.’
En u vergaf mij – geen verwijten meer.
Laat wie gelooft zich biddend aan u binden
in tijden dat u zich door hen laat vinden.
Hoe hoog de golven om je heen ook slaan –
gegarandeerd – ze raken jou niet aan.

gebed
Schriftlezing: Gen. 15: 1-7
zingen: Lied 3: 1,2
Schriftlezing: Rom. 4: 1-8
zingen: Lied 3: 3,6
Schriftlezing: Jac. 2: 14-26
zingen: Ps. 50: 11
verkondiging: zondag 23 en 24

zingen: NLB 632: 1,2,3 – melodie LvdK 434 (Lof zij de Heer, de almachtige Koning der ere)

1. Dit is de dag die de Heer heeft gemaakt en gegeven.
Laat ons Hem loven en danken, verheugd dat wij leven.
Diep in de nacht heeft Hij verlossing gebracht.
Heeft Hij ons licht aangeheven.

2. Waren wij dood door de zonde verminkt en verloren.
Doven van harte, verhard om zijn woord niet te horen.
Hij is zo groot, Hij overmande de dood.
Wij zijn in Jezus herboren.

3. Nu zend uw Geest, als een vuur, als een stem in ons midden.
Dat wij van harte elkander verstaan en beminnen.
En zo voortaan eren Gods heilige Naam.
En Hem in waarheid aanbidden

geloofsbelijdenis
zingen: Gz. 165
gebed
collecte
slotzang: Gz. 147: 1a, 2m, 3v, R:a
zegen
amen: Gz. 147: 4 en refrein. allen

Lucas 1: 5-25: Liefdevol aangeraakt (1e adventszondag / bediening van de doop aan Roan Manuel Holsappel)

Beste Sjoerd en Yvonne, broeders en zusters, gemeente van Christus,
dia 1
Een geschenk van God, zo hebben jullie Roan verwacht en gekregen.
Verwacht, met best ook vooral de laatste periode de nodige lasten en spanning.
Gekregen, met ook daarna nog wel zorgen over hem, met name over zijn gehoor.
Gelukkig dat de grootste zorgen zijn weggenomen, al komt er later nog een test.
Verwacht en gekregen in het vertrouwen dat God altijd bij hem zal zijn: Manuel.
De doop maakte het zichtbaar en hoorbaar: God heeft ook Roan aangenomen
als zijn kind, en Hij zal zich voor hem inzetten, en overal altijd voor hem zorgen.

Wat een zegen als Hij zijn kinderen aan mensen toevertrouwt, aan ouders,
aan jullie die Lieke en Roan mogen verzorgen en opvoeden en er voor ze zijn.
God heeft jullie bidden willen verhoren en dat zal Hij ook verder blijven doen.
God geeft niet één keer een cadeau waarna je het zelf verder moet uitzoeken
maar elke dag geeft Hij wat je nodig hebt, en wil Hij er voor jullie en ons zijn.
Je mag ervaren wat de komende zondag het thema is richting het kerstfeest – de
geboorte van het grootste cadeau van God ooit: Aangeraakt door zijn liefde.

Dat maakt de stap minder groot naar dat verhaal dat vanmorgen centraal staat:
twee oude mensen die geen kinderen hadden gekregen en die dat ook niet
meer verwachtten en waren opgehouden om daar nog langer om te bidden.
Wat een pijn zal dat gegeven hebben, herkenbaar voor wie dat in onze eigen
tijd overkomt, na misschien veel jaren erom bidden en erop hopen, van heel
veel onderzoeken en misschien wel pogingen, tot de conclusie onontkoombaar
is: voor ons is dat geschenk niet weggelegd, met ons gaat God een andere weg.

In het Israëlvan het Oude Testament was kinderloosheid zelfs nog veel pijnlijker.
Elisabet heeft het over verachting van de kant van de mensen: als je huwelijk kinderloos bleef, was er blijkbaar wat mis met je, onthield God je de ‘kinderzegen’.
En je ervoer het als uitgeschakeld zijn in het verder gaan van je familie en het mee kunnen bouwen aan Gods volk tot aan het komen van de lang beloofde messias.
Vorige zondagmiddag ging het daarover: als de messias kwam, was er geen nazaat van jou om Hem te begroeten: jouw tak van de stamboom werd tot een dorre tak.
Scherp gezegd: God met ons – immanuel – maar daar zal jouw gezin niet bij zijn.
Die pijn droegen ook Zacharias en Elisabet jaar in jaar uit met zich mee, er staat
dat hij al op leeftijd was en zij onvruchtbaar was en haar tijd had gehad, zo gezegd
al lang de overgang voorbij, en dan hoop je niet meer en bid je er niet meer om.
En dan….ineens…..gaat de hemel die zo lang dicht leek, open en als een donderslag bij heldere hemel komt dat bericht: je gebed is verhoord, jullie krijgen een zoon…..

Het thema van de preken en diensten de komende adventsweken is to the point:
dia 2
Liefdevol aangeraakt (I)
1. na (veel) gebed
2. ondanks ongeloof
3. in blijde verwachting

dia 3 1. Liefdevol aangeraakt : na (veel) gebed

Wie werd eigenlijk ‘liefdevol aangeraakt’, na – veel – gebed?
Dat is niet zo’n moeilijke vraag, toch, dat wordt ons verteld door de evangelist Lucas:
twee al oudere mensen, priester Zacharias in de tempel, en zijn vrouw Elisabet thuis.
‘Wees niet bang, Zacharias, je gebed is verhoord’, is de boodschap van Gods engel.
Het vervolg wordt steeds mooier: lang gewacht, niet meer verwacht, toch gekregen.
Waar Elisabet God voor dankt – “De Heer heeft zich mijn lot aangetrokken” – en waar later Zacharias van zingt: “Geprezen zij de Heer, de God van Israël, Hij heeft zich om zijn volk bekommerd en het verlost” (dat staat in zijn loflied , in Lucas 1: 68).

Kijk, daar staat het na elkaar: de Heer trok zich mijn lot aan, en: dat van zijn volk.
Zacharias heeft het in zijn zelfs lied helemaal niet over zichzelf en over zijn vrouw, en over hun blijdschap dat God al die gebeden om een kind uiteindelijk toch heeft verhoord, maar hij zingt over verlossing voor Israël – hij zingt als vader maar ook en
vooral als priester – later komen we erop terug als het over dat lied speciaal gaat.

Dus laat dit verhaal ons verder kijken dan alleen naar deze Zacharias en Elisabet
die toen zij dat niet meer verwachtten,toch nog kregen waar ze om hadden gebeden.
Het is al meteen opvallend dat die engel met zijn goede nieuws niet bij Zacharias en
Elisabet thuis op bezoek komt – zoals even later wel bij Maria in het verre Nazaret.
Nee, het gebeurt als Zacharias aan het werk is als priester, uitgerekend als hij in
het heilige van de tempel op het vaste gebedsuur reukwerk offert namens het volk.
Waarover vaker in de Bijbel verteld wordt dat het reukoffer zichtbaar maakt dat de
gebeden van Gods volk omhooggaan naar God: “laat mijn gebed voor u zijn als
reukwerk, mijn geheven handen als een avondoffer” – Davids gebed in Psalm 141.
En Johannes ziet in de hemel oudsten met en gouden schaal vol reukwerk, en
geeft er de uitleg bij. “dat zijn de gebeden van de heiligen”, van de kerk op aarde.

Als de engel Gabriël daarom zegt tegen die priester dat zijn gebed verhoord is –
gebed-enkelvoud – slaat dat allereerst en heel speciaal op dat gebed van zonet,
in dat heilige, namens heel het volk, terwijl de mensen buiten – in de voorhof voor het gewone volk – ook stonden te bidden (vs. 10) – iets dat elke dag weer gebeurde, en
al eeuwenlang was gebeurd: gebeden tot God, om Hem te eren en te danken, en
ook om te bidden om de beloofde redding van een volk in nood, en om de messias
die God had beloofd en aangekondigd door de profeten en in veel van de psalmen.
Terwijl dat verder weg dan ooit leek, met een oppermachtige keizer in Rome en een afstammeling van Ezau op de troon van David: toen Herodes koning van Juda was….
Dus was het een groots moment voor heel het volk van God: jullie gebed is verhoord!
Zeker, jij – Zacharias – zult er blij en gelukkig door zijn, en je vrouw natuurlijk ook -maar jullie niet alleen, maar “velen zullen zich over zijn geboorte verheugen”.
Ja, want die zoon – die Johannes zal heten=de Heer is genadig – wordt heel belangrijk in het reddingsplan dat God gaat uitvoeren: “Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer….Hij zal vervuld worden van de Heilige Geest…..Hij zal velen uit het volk van Israël tot de Heer, hun God, brengen….Als bode zal hij voor God uitgaan met de
geest en kracht van Elia…en zo zal hij het volk gereedmaken voor de Heer”.
Zo kennen we Johannes toch, als de wegwijzer, de voorbode, van Jezus Messias.
Van Hem over wie de engel zei toen Hij geboren was: “Ik kom jullie goed nieuws brengen, dat het hele volk met grote vreugde zal vervullen” (Lucas 2: 10)

Liefdevol aangeraakt – werden niet alleen die twee oude mensen die op hun leeftijd nog vader en moeder mochten worden – maar heel hun volk, en zelfs heel de wereld.
Want God ging al die gebeden om redding, gebeden uit vaak diepe nood en van tussen onderdrukking, en oog in oog met de dood, verhoren en redding bewerken.
Zoals vader Zacharias erover zal gaan zingen: God kijkt om naar zijn volk en Hij gaat ons redden van de vijanden en uit de wurggreep van wie ons haten, en onze zoon
Johannes mag straks Gods volk bekend maken met hun redding door de vergeving
van hun zonden – en zo wordt het licht voor allen die in het donker zitten, die leven
onder de schaduwen van de dood, om hun voeten te zetten op weg naar de vrede.
Je mag je liefdevol aangeraakt weten door een God die uit is op je eeuwige geluk!

Ja, en dan valt het allemaal op zijn plek, ook voor die oude priester en zijn vrouw,
want ook hun gebeden – voor zichzelf en voor hun volk – zijn meer verhoord dan
ze ooit hadden verwachten – zoals Paulus schrijft dat God “bij machte is oneindig veel meer te doen dan wij vragen of denken” :ze kregen een nooit meer verwacht cadeau van God: een zoon die ook nog een speciale taak zal krijgen in het plan van God: de lang beloofde redder aankondigen en het volk voorbereiden op zijn komst.

dia 4 2. Liefdevol aangeraakt – ondanks ongeloof

Geloven wij wel dat als we bidden, God kan doen en vaak ook doet wat we vragen?
Dat is nog eens een probleem: dat we bidden om hulp of genezing of om zegen, en
dan als het dan komt, niet eens dat als verhoring van ons bidden zien – of dat we wel
bidden maar als het erop aan komt het verwachten van onszelf of van anderen.
En zeker als alleen een wonder ons nog redden kan, hopen en bidden we er dan om
of gaan we er al vanuit dat het niet kan omdat het niet past in onze berekeningen:
de dokter heeft toch gezegd dat….het is nu toch te laat…..ik ben nou eenmaal zo…..
Ja, en wonderen, als die vroeger al gebeurden, die zijn onze wereld al lang uit…..

Zacharias had met veel andere gelovigen vaak gebeden om de vervulling van al
die oude beloften van God: over de redder die zou komen, over Gods koninkrijk.
Ja en vroeger hadden hij en Elisabet vaak gebeden om kinderen….maar helaas:
kinderen hadden ze nooit gekregen en de beloofde redder was ook nog steeds niet gekomen …. en nu waren ze al oud en ze zouden het wel niet meer meemaken.
Tot ineens vandaag de knecht van God in de tempel van die andere knecht van God
te horen krijgt:God heeft jouw gebed en al die andere gebeden gehoord en verhoord:
jullie krijgen een zoon en die zoon mag de voorloper worden van die beloofde redder.
Ja maar, dat kan helemaal niet meer, waaraan weet ik dat het waar is: ik ben al te
oud en mijn vrouw kan geen kinderen meer krijgen, dit is te raar om waar te zijn….
Laten we er Zacharias maar niet hard om vallen, die man van wie zo’n eervolle vermelding in de Bijbel bewaard is, samen met zijn vrouw: “beiden waren vrome en gelovige mensen, die zich strikt aan alle geboden en wetten van de Heer hielden”.

Dat kan blijkbaar, dat je heel gelovig bent en een trouw kerkganger, of als Zacharias
voorganger bent in de kerk, en voorbidder, zo dicht bij de Heer zelf, en toch….als het
erop aan komt, vooral let op menselijke mogelijkheden en op wat jezelf pakken kan…
Ik las: “hij heeft stem gegeven aan onze weerstand tegen het evangelie”. Ja, want zijn wij zoveel anders, als weldenkende mensen die hun gezonde verstand toch
moeten gebruiken en door ervaring geleerd moeten leven met de keiharde feiten.
Iemand schrijft: “Onze wereld van vandaag dwaalt in godsverduistering en draagt onmetelijk veel pijn en verdriet met zich mee. Er moet wel een wonder gebeuren, wil dat allemaal veranderen. Maar kan het wel gebeuren”. En geloven we dat gebeuren
kan wat we vaak bidden: ‘Heer Jezus, kom terug, om alle dingen nieuw te maken’?
Blijven we niet vaak steken in wat we zien en over discussiëren: wat doet Europa,
hoe stoppen we IS, helpen bombardementen of niet, en hoe voorkomen we nog meer aanslagen, en wat kunnen we aan in het opvangen van vluchtelingen….wat
allemaal belangrijk is en nodig maar rekenen we nog met God en zijn ingrijpen?
Geloven we dat wonderen de wereld niet uit zijn omdat het Gods wereld is?

Wat Zacharias vergat is dat God de machtige is, wat al zo vaak was bewezen.
En alsof het geen bewijs genoeg was dat uitgerekend Gods bode Gabriël dit zei.
Gabriël die lang geleden ook Daniël had bemoedigd met Gods machtige beloften.
We kunnen lezen in Daniël 8: 15 en 9: 21, over verhoring van Daniës gebeden. dia
Je kent je bijbel toch, wil Gabriël zeggen, je kent mij toch, God stuurt me naar je toe!
Zacharias kon het niet geloven en daarom werd hij letterlijk met stomheid geslagen.
Sterker nog, uit het vervolg blijkt dat hij doofstom is geweest tot de dag dat Gods
woorden waar bleken en de beloofde zoon toch geboren was – de buren moesten
met gebaren aan Zacharias vragen welke naam hij de baby had gegeven (vs. 62).

Maar de nadruk valt op het niet kunnen praten over wat de engel verteld had: de
mensen op het tempelplein die stonden te wachten op de zegen van de priester
zagen alleen zijn gebaren en begrepen dat hij iets bijzonders had meegemaakt,
maar wat dat was, moesten ze maar raden, en werd pas veel later duidelijk.

Het was ook een signaal aan het volk – en ook aan ons die dit veel later lezen –
dat ongeloof geen recht van spreken heeft en dat wat bij mensen onmogelijk is,
dankzij God toch kan en gebeurt – om stomverbaasd over te zijn vaak en dan
ervan te getuigen en over te zingen: dat zo Gods liefde ons heeft aangeraakt!

Hoe waar wat Jezus zegt. gelukkig wie niet zien en toch geloven = vertrouwen!
En geweldig dat de belofte niet geblokkeerd werd door Zacharia’s niet-geloven.
Er zal heel wat door hem zijn heengegaan daar op dat plein en onderweg en
de maanden van samen in verwachting zijn thuis: wat ben ik stom geweest –
maar wat een liefde dat God toch naar ons blijft omkijken en Heer, geef dat
ik in deze maanden van zwijgen heengroei naar een lied van verwondering!

dia 5 3. Liefdevol aangeraakt – in blijde verwachting

Het zal een vreemd thuiskomen zijn geweest, na de diensttijd in de tempel: voor Zacharias die niet wat hij beleefd had in geuren en kleuren kon vertellen aan zijn vrouw die al die tijd thuis op hem had gewacht maar het moest hebben van een
kleitablet – vandaag zouden we zeggen: pen en papier, of een Ipad – en ook voor
Elisabet die een doofstomme man terugkreeg met een ongelooflijk verhaal.

Kort erna voelde ze dat dat verhaal waar bleek te zijn en zij in verwachting was.
Zo bijzonder dat ze het maandenlang voor zich hield en de deur niet uitkwam.
Waarom staat er niet bij maar laat zich raden: geen mens zou het geloven, het
zou alleen maar lastige vragen opleveren en voor Zacharias extra pijnlijk zijn.
Maar samen groeiden ze in geloof en verwachting: God heeft naar ons en ook
naar zijn volk omgekeken – we hebben niet voor niets geloofd en gebeden.

Ja en wat zo lang zoveel pijn had gedaan, had de Heer ten goede gekeerd:
“De Heer…heeft dit voor mij gedaan opdat de mensen me niet langer verachten”.
Wat kunnen mensen wreed zijn, wat kan pijn doen hoe ze naar je kijken en over je praten, wat kan het eenzaam voelen als ze om je praten over kinderen en later
over kleinkinderen, als jij niet…..en wat kunnen de blikken van mensen prikken.
Misschien in onze tijd minder dan toen als je geen kinderen hebt maar het kan
ook als kinderen andere keuzes maken dan hun ouders of zich niet aangepast
gedragen, en hoe gaat we om met wie niet passen in onze geijkte patronen?
Verdriet en pijn om serieus te nemen, en ook samen bij God neer te leggen.
Zoals alle verdriet en pijn, en gebrokenheid, gemis, die je mag delen met God.

En dan is er de troost dat je leven – hoe ook beschadigd en met tegenslagen –
niet voor niets is, dankzij hét Wonder-Kind, Jezus, Gods allergrootste Geschenk.

Door wie Roan maar ook u en jij en ik Manuël zijn: want God is met ons.

Aangeraakt door Gods liefde, elke dag weer, en alle dagen van ons leven.

amen

liturgie morgendienst
zingen: Ps. 68: 8 orgel
votum en groet
zingen: Ps. 25: 1,2 orgel
wet van de HEER
zingen: Ps. 25: 3,4 orgel
gebed
doopsformulier (3)
zingen als belijdenis dooplied Sela – muziekgroep
zingen na doop Opwekking 770 (staande) muziekgroep
dankgebed
Schriftlezing. Lucas 1: 5-25
zingen: Lied 9: 1,6,10 orgel
verkondiging
zingen: Lied 126: 1,2,3 orgel
gebed
collecte muziekgroep
zingen: Opwekking 710 muziekgroep
zegen (St Patrick)
amen: Lied 456: 3 muziekgroep

Zondag 22 Heid. Cat.: De levende God is een God van levenden en sterker dan de dood (CGK-GKV, met avondmaalsviering)

Gemeente van onze levende Heer Jezus Christus,

Sterven, en dan…?
De titel van een al oud boekje, maar vooral best een vraag voor veel mensen.
Voor veel mensen, en ik denk maar zo: net zo goed voor ons als christenen.
Zeker, de Bijbel geeft op die vraag antwoorden, de kern komt terug in dit stukje
van de catechismus: mijn ziel gaat als ik sterf naar de hemel, mijn lichaam wordt
begraven en zal als de Heer terugkomt, opstaan en God geeft een nieuw lichaam.

Ja, maar wat ik me daar concreet bij moet voorstellen, vind ik best lastig, u niet?
Als je er wat dieper over doordenkt, stik je zomaar van de vragen: wat is dat precies
dat je verder leeft maar zonder lichaam, en de hemel, waar moeten we die zoeken,
en zullen we elkaar herkennen in die hemel, en later op de nieuwe aarde, en waar
is die nieuwe aarde, waar plaats genoeg zal zijn voor zoveel miljarden mensen,
en zijn er dan ook kinderen en ouderen, of zullen we allemaal jongvolwassenen zijn?
Er is vast meer te vragen, het komt allemaal neer op de vraag hoe we wat de Bijbel
erover zegt en we net lazen in zondag 22, kunnen voorstellen, wat er ermee kunnen.

Waarbij vragen komen in de lijn van de kritische tegenwerpingen van die vroegere
Sadduceeën: stel dat iemand hier op aarde meer dan een keer is getrouwd, hoe
zal het dan straks zijn; en worden relaties die op aarde stuk gingen, dan hersteld?
De opstanding van gestorven is ook niet zonder problemen: graven die geruimd
zijn, mensen die een zeemansgraf kregen, of bij een brand of een vliegramp zijn
omgekomen en nooit zijn geïdenticifeerd of zijn begraven, en wie gecremeerd zijn?
En krijgen mensen die zwaar gehandicapt waren, een gezond gaaf leven terug….?

Vragen staat vrij, veel antwoorden blijven voorlopig, wat God belooft is vaak nu
nog onvoorstelbaar, en de Bijbel gebruikt beelden uit deze aardse werkelijkheid.
Het is tegelijk onze beperktheid dat we over de toekomst eigenlijk alleen kunnen
denken vanuit wat we in het nu kennen en weten en ervaren en kunnen bevatten.
Dat we vaak tegen het leven na dit leven aankijken als een voortzetting van ons
leven nu maar dan zonder beperkingen als ziekte en oorlog, gebrokenheid, dood.
Terwijl Gods ons zal gaan verrassen met een leven dat zo anders en zo veel
mooier en rijker en veelzijdiger zal zijn dan wij ons nu kunnen voorstellen.
We gaan er straks van zingen: “Geen woord kan het bereiken, het is aan niets
gelijk, met niets te vergelijken dat schone koninkrijk. Als Gods zich openbaren zal
op de jongste dag, dan zullen wij ervaren wat Hij met ons vermag”. (Gz. 288)
Die Sadduceeën kregen te horen dat ze blijjkbaar de Schriften niet kenden en
de kracht van God miskenden met hun ontkennen van de opstanding en hun
poging het geloof daarin onderuit te halen door voor te stellen hoe absurd het
is dat doden zullen opstaan – ook zij keken niet verder dan dit leven lang of
kort is – alsof de levende God niet mensen eeuwig aan zich verbinden kan.

De levende God is een God van levenden…en sterker dan de dood

De Sadduceeën vormden een toonaangevende groep wijzen en leiders in Israël.
Vooral leden van de priesterfamilies hoorden bij de partij: ze waren conservatief
maar tegelijk geneigd om zich neer te leggen bij de bezetting van de Romeinen.
Theologisch gezien hadden ze een paar specialiteiten waardoor ze zich b.v. van
de Farizeese partij onderscheidden: ze hielden zich alleen aan de eerste vijf
boeken van het OT (Genesis tot en met Deuteronomium) en ook geloofden ze
niet in het bestaan van engelen en geesten en in een lichamelijke opstanding.
Het komt samen in de vraag over het zgn. ‘zwagerhuwelijk’ waarover Mozes het
heeft in Deut. 25: een vrouw van wie de ene man na de andere – allemaal broers-
sterft zonder kinderen achter te laten: welk huwelijk is geldig na de opstanding?
Een absurd klinkend voorbeeld om het absurde van een opstanding neer te zetten.

Tegelijk bewijs dat je de mist ingaat als je het leven na dit leven alleen maar kunt
zien als voortzetting of herhaling van het leven zoals dat er hier en nu uitziet.
Wat Jezus hen dan ook voorhoudt: die bepalingen zijn gemaakt voor dit leven,
en in het eeuwige leven zal alles anders zijn, nieuw: niet meer huwelijken zoals
in dit leven, niet meer kinderen die geboren worden, ook geen huwelijken meer
die op een scheiding uitdraaien of na korter of langer tijd ophouden door de dood.

I n die wetsregel over hertrouw van een weduwe met de broer van haar overleden man klinkt veel verdriet door: over sterven, kinderloosheid, verloren gaan van jouw
bezit omdat er geen opvolger is en uitsterven van jouw tak van de familiestamboom.
En als jij trouwde met de vrouw van je overleden broer en er werd een zoon geboren,
dan zou die zoon gelden als zoon van je broer en zijn erfdeel krijgen – dus was dat
voor die zwager echt een offer want in jouw zoon leefde niet jij maar je broer verder.
Het is een wetsregel die niet meer geldt in onze tijd, maar huwelijken die kinderloos
blijven zijn er ook nu, en huwelijken die eindigen in een scheiding zijn er veel te veel,
en de dood maakt nog altijd veel meer stuk dan je lief is, ook mooie huwelijken……
En dan is best moeilijk te snappen en je in te denken dat dat fijne huwelijk dat je
van God gekregen hebt, na dit leven niet meer op deze manier verder gaat – ik kan het me zelf niet indenken en ik moet er ook niet aan denken – maar ik geloof dat de
goede God het goed zal maken voor ons, nog beter en mooier dan het nu al is,
en ik vind het vertroostend voor zoveel dat hier op aarde stuk gaat dat aan veel
ellende die er nu nog is een einde zal komen als God alles echt nieuw maakt.

Ja maar, hoe weet ik nou dat het goed zal zijn, mooi, na het leven van hier en nu?
En dat die Sadduceeën en zoveel anderen toen en later, en ook in onze eigen tijd,
die ervan uitgaan dat met de dood het echt afgelopen is, dat een mens het graf of de oven ingaat en dat was het dan – wat overblijft zijn een steen en wat herinneringen –
dat die mensen ongelijk hebben -moet je niet je neerleggen bij wat je ziet en ervaart?
Maar dat doet Jezus niet, Hij die de Schriften kent en weet van de macht van God.
Jezus die als Zoon beter dan wie ook de Vader kent als de levende en trouwe God.
Jezus die gezegd heeft: “Zoals de Vader leven heeft in zichzelf, zo heeft ook de
Zoon leven in zichzelf”…en. “Zoals de Vader doden opwekt en levend maakt, zo maakt de Zoon levend wie Hij wil” ((Joh. 5: 21-26); en er zijn veel teksten in de Bijbel waar God wordt genoemd de ‘levende God’ – God die eeuwig leeft en trouw blijft.

Om daar zijn tegenstanders van te overtuigen maakt Jezus gebruik van hun eigen
Bijbelgeloof: het staat al in de boeken die jullie als jullie Bijbel erkennen, en wel in
de boeken van Mozes, vooral in dat verhaal van Mozes bij de brandende struik
waar God zich de God van Abraham en Izaäk en Jakob’ noemt, en dat niet om
te herinneren aan voorvaders van vroeger die allang verleden tijd zijn, maar om
zichzelf te bewijzen als de God die trouw blijft aan mensen aan wie Hij zich heeft
verbonden, en ook aan hun nakomelingen: Ik zal er zijn voor jullie zoals Ik er ben geweest en nog ben voor jullie voorouders: Ik laat niet los met wie Ik ooit begon.
Wat ook zit in die bekende oudtestamentische uitdrukking voor overlijden: die of
die werd ‘met zijn voorouders verenigd’ – NBG: ‘vergaderd tot zijn voorgeslacht’.

Die voorouders zijn niet maar tot stof vergaan, maar waren en zijn er werkelijk.
Jezus zegt hier: “God is geen God van doden, maar van levenden”. En in Lucas 20 staat er bij: “want voor Hem zijn zij allen in leven”. Daar is hij de levende God voor!
Wat ook is: de God die sterker is dan de dood en die wie bij Hem horen vast kan
en wil houden, zelfs in de dood en door het graf heen – onvoorstelbaar maar waar.
Ook dat belijden we als we aan het begin van een dienst zeggen dat God niet zal
loslaten wat zijn hand begonnen is en ons niet uit zijn hand zal laten vallen.Of, met de tekst van het aangrijpend lied dat we straks gaan zingen: ” Je kunt niet dieper vallen dan louter in Gods hand waarmee Hij ons barmhartig omvat aan alle kant”.

Dan is er nog wel die keiharde en donkere werkelijkheid van de in onze beleving oppermachtige dood: de een wordt gesloopt door ziekte, de ander komt om in het verkeer of op zijn werk, weer anderen krijgen een hartinfart, en – misschien nog
wel het allerergst – in naam van een ideaal of een religie of om geld als het om
criminaliteit gaat – maken mensen andere mensen dood – hoe lang nog, Heer?
Iemand noemt het een blinde muur waar je vroeg of laat onherroepelijk op stuk loopt.

Voor de mensen toen in Israël was er gelukkig een lichtpunt aan de horizon: een ster
die God zou laten opgaan als de beloofde messias kwam die de dood en verderf zou overwinnen..vrede zou brengen….en een leven zou geven sterker dan de dood …..en
elke gelovige Israëliet keek daar naar uit en hoopte dat zijn familie, zijn nageslacht,
erbij zou zijn als de messias kwam en als het koninkrijk van God zou gaan beginnen.
Maar ja, als je nou geen kinderen had, en jouw familie – of jouw tak aan de familie-
stamboom – uitsterven zou -en je dus eigenlijk het graf in zou gaan zonder toekomst?
Maar dan zegt God dat Hij dat niet wil laten gebeuren en openingen wil geven in
die blinde muur: Ik zal zorgen dat jouw naam niet vergeten wordt maar voorleeft.
Daarvoor was die in onze beleving vreemde regel van het zwagerhuwelijk bedoelt.

En er is meer want in de profeten wordt het uitzicht verruimd, door Gods trouw.
Als voorbeeld wordt de eunuch genoemd – ontmand en dus niet meer in staat nageslacht voort te brengen die van Gods profeet mag horen: “laat de eunuch niet zeggen: ‘ik ben maar een dorre boom’ “….want “de eunuch die mijn sabbat in acht neemt, die keuzes maakt naar mijn wil, die vasthoudt aan mijn verbond, hem geef ik iets beters dan zonen en dochters: een gedenkteken en een naam in mijn tempel en binnen de muren van mijn stad. Ik geef hem een eeuwige naam, een naam die onvergankelijk is” .: “Ik breng er nog meer bijeen dan al bijeengebracht zijn”. (Jes. 56)

Wie God kent, weet en gelooft: God brengt geen doden maar levenden bijeen,tot op die grote menigte die Johannes voor zijn geestesoog zag in zijn openbaring:”in het wit gekleed en met palmtakken stonden ze voor de troon en voor het lam” (Opb. 7)
Dat licht valt nu al tussen de kieren van die doodsmuur heen, en het is dankzij de beslissende doorbraak van Goede Vrijdag en Pasen: de dood geen muur meer
maar poort het eeuwige leven binnen, en de opgestane Heer heeft de sleutels.

En weet u, eigenlijk hebben wij die belijdenis van opstanding en leven al gevierd
vandaag, toen we Gods goedheid proefden in het brood van de zelfovergave van
onze Heer en in de beker met wijn waarmee we als het ware toastten op zijn
overwinning en al iets mochten proeven van de blijdschap van de bruiloft die
komt en waarvoor we zijn uitgenodigd – en bruiloft vieren bruist van het leven!
Iemand zegt: als je door geloof in Christus kind van God bent, ben je – nu al -kind
van de opstanding, want je mag nu al ervaren het begin van de eeuwige vreugde.
Dat is wat Jezus heeft gezegd: “Ik ben de opstanding en het leven. Wie in mij gelooft zal leven, ook wanneer hij sterft, en ieder die leeft en in mij gelooft zal nooit sterven.”
En dan komt zijn vraag ook op u en jou en mij af: Geloof jij dat?

Gelooft u dat, en jij?
Niet: wat zie je daarvan, of: wat kun jij je daarbij voorstellen?
Nee: geloof jij dat?
Het is eigenlijk de vraag of u en jij en ik de Schriften kennen en geloven,
en overtuigd zijn van en vertrouwen op de kracht van God.

Sterven en wat dan?
Er liggen nog stapels vragen en er zijn nog veel open einden en wat een verdriet nog en wat een pijn en ook nog angst en onzekerheid – en de dood is een blinde muur.
Maar wie God kent, ziet ook al de bressen in die muur – en de poort die Jezus heet.

Gelukkig dat we een God hebben die zijn beloften niet vergeet en jou en mij – en al die anderen die we al hebben moeten loslaten en ons zijn voorgegaan ook niet.

Ik geloof in de levende God die een God van levenden is, en sterker dan de dood.

amen

liturgie middagdienst CGK-GKV 22 november 2015 – HA en nabetrachting
welkom
zingen: Ps. 16: 4,5 GK
stil gebed
votum en groet
zingen: SB 40: 1,4,5 (melodie Psalm 116)

1. De Here sprak, aleer Hij voor ons leed:
Het is mijn wil, mijn hartelijk begeren
dat Ik met u, die met Mij moogt verkeren,
de maaltijd houdt, mijn tafel staat gereed.

4. Mijn lichaam dat voor U gegeven is,
wordt als een brood gebroken en gegeten.
Het is voor u, gij moogt het dankbaar eten.
Doet dat voortaan tot mijn gedachtenis.

5. De Heiland zegt tot ieder die Hem kent:
van hand tot hand mag deze wijnkelk rondgaan.
Drinkt nu daaruit; gedenkt, geloof, van nu aan:
dit is mijn bloed, het nieuwe testament

avondmaalsformulier 5 GKV , incl geloofsbelijdenis
zingen: Ps. 116: 6,8 LB
dankgebed
Schriftlezing: Deut. 25: 5-6 en Marcus 12: 18-27
zingen: NLB 960: 2,3 (melodie Gz. 103 GK)

2. Over de graven klinkt een stem
die spreekt met goddelijk gezag,
dat wie in Christus was, in Hem
zal blijven op de jongste dag.

3. Hun naam staat vaster dan in steen
gegrift in Gods gedachtenis,
die hun het leven gaf te leen
en die geen God van doden is.

verkondiging: zondag 22 Heid. Cat.

zingen: Gz. 288: 1,2,5,7 LB
gebed
collecte
zingen: NLB 916 (mel. Gz. 124 LB)

1. Je kunt niet dieper vallen
dan louter in Gods hand
waarmee Hij ons barmhartig
omvat aan alle kant.

2. Eens komen alle paden
van schuld en lot, van dood,
bijeen in zijn genade,
voorbij aan alle nood.

3. Door God zijn wij omgeven
zoals wij hier bestaan.
In Hem zullen wij leven
en tot zijn feest ingaan.

zegen
amen: Gz. 456: 3 LB

Psalm 34: 9: Schuilen bij God, daar ben je veilig (met gaande viering avondmaal)

dia 1 Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Schuilen, dat doen we allemaal wel eens: tegen de regen, of het onweer….dia 2
Als het echt gevaarlijk wordt, ga je rennen: naar waar je veilig denkt te zijn.
Misschien zijn er wel onder ons die de oorlog hebben meegemaakt en toen
in een schuilkelder hebben gezeten of naar ver weg moesten evacueren.
Het gebeurt in onze tijd in oorlogsgebieden, in Syrië, Irak, Gaza, dia 3 en ook
als er een aardbeving is of een overstroming, en wie nog kan rent voor z’n leven.
Dramatisch was het die zaterdag in Parijs en vreselijk als vluchten niet meer kan.
Het is van alle tijden: mensen die moeten vluchten naar een plek die veilig is.
In de hoop dat ze daar tijdelijk of voorgoed bescherming krijgen en rust vinden.
Ze zijn er ook in onze eigen omgeving: in de sporthal Geestmerambacht en in
de vroegere gevangenis in Heerhugowaard, en ze doen ook een beroep op ons.

Zoveel mensen, met uiteenlopende ellende of angst of andere omstandigheden
hebben behoefte aan plekken en aan mensen bij wie ze kunnen schuilen; het
was de aanleiding voor het populair geworden en vaak gezongen liedje “Mag
ik dan bij jou” – het werd ook gezongen tijdens The Passion 2015 in Enschede.
Terwijl het niet over God gaat maar – afgezien van dat jij en jou – juist meer dan
op wat ook past bij geloof en vertrouwen op God – ik maak van jij en jou U:
Mag ik bij U schuilen, als het nergens anders kan?
en als ik moet huilen, droogt U m’n tranen dan?

Het zijn moderne woorden voor waar de Bijbel en vooral de psalmen vol van zijn.
Zeker uit de mond van David horen we in allerlei toonaarden en vanuit allerlei
situaties de roep om hulp: Heer, mag ik bij U schuilen, verberg me in uw tent, onder uw vleugels dia 4 , of hoog op een rots, waar mijn vijanden niet bij mij kunnen.
David bad het en mocht het ook ervaren, vooral toen hij door Saul achterna
gezeten werd, en hij zich ook soms zelf in gevaarlijke situaties manoevreerde
zoals wat we net gelezen hebben toen David asiel aanvroeg bij de Filistijnen,
de aartsvijanden van Israël waar hij zelf niet lang geleden tegen gevochten
had en die daarom David wantrouwden en hem zelfs dreigden te arresteren.

Asielzoekers, ze komen met tienduizenden naar West-Europa en Nederland.
En ze hebben allemaal hun eigen verhaal dat niet altijd goed te controleren is.
Zodat mensen ook wantrouwen uiten: stel dat er jihadisten tussen zitten,terroristen,
lui van IS die hier komen om aanslagen te plegen: wie halen we ons land binnen?
Best begrijpelijk, en dus belangrijk om op te letten en wie kwaad wil op te sporen.
Goed dat de veiligheidsdiensten verdachte personen in de gaten houden en volgen.
Zo is ook best begrijpelijk dat ze daar in Gat die generaal David niet vertrouwden:
“Is dat niet degene over wie ze triomfantelijk hebben gezongen: ‘Saul versloeg ze
bij duizenden, David bij tienduizenden?”, en dan ging het over verslagen Filistijnen!
Had die David niet als jongen de Filistijnse zwaardvechter Goliat verslagen? dia 5
Blijkbaar wisten ze bij de Filistijnen ook dat David de beoogde opvolger van Saul
was: “Is dat niet David, de koning van het land?”. Wat doet die man dan bij ons?
Zal hij niet als spion de zwakke plekken opsporen en er straks gebruik van maken?

Geen wonder dat David zich niet langer veilig voelde en zich eruit wilde draaien.
Heel bizar dat verhaal van een stoere generaal en aanstaande koning die helemaal door het lint gaat en als een waanzinnige zich verzet tegen zijn arrestatie zodat de
soldaten denken dat hij zijn verstand heeft verloren en dat aan de koning melden.
Het leidde tot de vrijlating en uitwijzing van David terug naar zijn eigen land, want
de koning zat niet te wachten op krankzinnigen – van wie ze in die tijd ook nog
dachten dat ze bezeten waren door duistere goddelijke machten: “Zien jullie niet dat die man gek is? Waarom brengen jullie die man bij mij? Heb ik hier geen gekken
genoeg, dat jullie hem bij me brengen om tegen me te keer te gaan?” Weg ermee!
Het was precies waar David op had gehoopt en op uit was: wegwezen hier, snel!
Om terug in eigen land zich te verstoppen in de grotten bij Adullam dia 6

Tegelijk was het natuurlijk een afgang en reputatieschade – en ik denk dat uitleggers gelijk hebben die aangeven dat David hier een gevoelige les kreeg van God zelf:
dat hij geen hulp moest zoeken buiten God om, bij de tegenstanders van zijn volk.
Het is de les van een andere psalm, Psalm 118: “Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mensen. Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mannen met macht” – ooit is uitgerekend dat dit het middelste vers van heel de Bijbel zou zijn: in elk geval is het een kerntekst voor wat geloven is: schuilen bij de HEER.
Actueel ook in onze tijd: uiteindelijk kunnen ook politie en veiligheidsdiensten en nog
meer gewapende strijd – nog meer bommen op IS – niet onze veiligheid garanderen.

Daar gaat die psalm dan ook over die is ontstaan na de redding van David uit die
benarde situatie in het hof van de Filistijnse koning Achis – die in de psalm Abimelech
genoemd wordt; waarschijnlijk een titel die letterlijk betekent: ‘mijn vader de koning’.

Deze psalm getuigt ervan dat David zijn redding niet toeschrijft aan eigen slimheid,
want wat was hij bang en in paniek, maar aan de macht en de genade van de HEER:
“ik zocht de HEER en Hij gaf antwoord, Hij heeft mij van alle angst bevrijd…in mijn
verdrukking riep ik tot de HEER, Hij heeft geluisterd en mij uit de nood gered”.
Ja, en dat is precies zoals David de HEER had leren kennen en wat hem steeds
toch weer moed en vertrouwen gaf: “de Engel van de HEER waakt over wie Hem vrezen, en bevrijdt hen” – en daarom: “gelukkig de mens die bij Hem schuilt”.

Kijk, en dan komt het ineens veel dichter naar ons toe, uw en jouw leven binnen.
En komt ook God zelf veel dichter naar ons toe, letterlijk ons eigen leven binnen.
Misschien weet u wel dat in het OT de naam ‘Engel van de HEER’ vaker gebruikt wordt en meestal in één adem met ‘de HEER’ , dus meer dan zomaar een engel.
Dat wijst op de HEER God die naar mensen toe komt, reddend, helpend, waakzaam,
zoals hier: “De Engel van de HEER waakt over wie Hem vrezen, en bevrijdt hen” .

Wij kennen de HEER zo als onze Heer Jezus Christus, door wie God met ons en bij ons wil zijn, reddend, helpend: als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
Jezus die heel vaak tegen zijn leerlingen zij en ook tegen ons zegt: wees niet bang, want Ik ben bij je en Ik ga met je mee, en kom maar bij Mij, dan geef Ik je rust.
dia 7
Dat liedje dat ik noemde vraagt – naar God doorvertaald: als ik nergens meer heen kan, mag ik dan schuilen bij U – en het antwoord is – en dat vanuit God gehoord:
Jij mag altijd bij Mij, kom wanneer je wilt, ik heb een kamer – bij Mij thuis – voor je vrij.
Aan ons om dan ook bij God te schuilen, en te merken: daar ben ik echt veilig.

Ja, en als we bij die God horen, zoeken en vinden we ook veiligheid bij elkaar:
Mag ik dan bij jou schuilen, Als het nergens anders kan? En als ik moet huilen
Droog jij m’n tranen dan? Want als ik bij jou mag, Mag jij altijd bij mij
Kom wanneer je wilt,‘k hou een kamer voor je vrij.
Helaas stellen we daarin vaak elkaar – en mensen om ons heen – en God – teleur.
David vertolkt de ervaring van hemzelf en veel anderen dat vertrouwen op mensen
vaak op een teleurstelling uitloopt: je kunt beter bij God schuilen dan bij mensen.
Je ervaart het, zelfs heel dichtbij soms: mensen op wie je bouwde en die het laten afweten en zich afkeren – en hoe vaak heb je zelf mensen – en God – teleurgesteld?
Vlak voor de verzen die we gelezen hebben wordt verteld dat David op zijn vlucht
voor Saul verder was geholpen door de priesters van Nob, vlak erna staat dat de Edomiet Doëg hem had gezien en dat doorgespeeld aan Saul waarop die kwam
en de priesters uitmoordde – later zocht David ergens in het land veiligheid wat
door zijn volksgenoten daar verraden werd – weer later beraamde zijn eigen zoon
Absalom een staatsgreep – dan blijft er weinig over dan te schuilen bij God alleen.

Wie dat meer dan ooit, en erger dan wie ook, heeft ervaren, is Davids zoon Jezus:
niet aanvaard door zijn eigen volk en de leiders ervan, niet op waarde geschat in
zijn eigen dorp, niet begrepen door zijn eigen familie, verraden door de ene leerling en verloochend door de andere, op het laatst in de steek gelaten door alles en iedereen, en zelfs verlaten door zijn eigen Vader: “Mijn God, mijn God, waarom
hebt U mij verlaten? Hoe hard ik ook schreeuw, U redt mij niet, U blijft ver weg”.
Jezus die niet de goedheid van God zijn Vader mocht proeven en genieten maar de bitterbeker van de gal van Gods boosheid moest leegdrinken tot de laatste druppel.
Die toen Hij wilde schuilen bij God de deur dicht vond en de hemel stikdonker….
dia 8
Vandaag vieren we dat onze Heer om ons een schuilplaats bij God te geven waar het veilig is en waar we de goedheid en liefde van God mogen proeven en genieten,
zelf doodsbang geweest is – in Gethsemané – en door God verlaten is – aan het kruis – zodat de angst van de hel hem alle troost deed missen – en Hij niet kon vluchten en nergens kon schuilen – en Hij als gevloekte tussen hemel en aarde hing.
Wij gedenken vandaag zijn bittere dood – maar mogen daarom en daarin proeven hoe goed God is voor ons, hoe liefdevol: Jezus zijn Zoon is door God verlaten opdat wij nooit meer door God verlaten zouden worden – en wij altijd en overal bij God onze Vader mogen komen schuilen – God die een schuilplaats is, zelfs over de dood heen.
Weer dat liedje. “als het einde komt, mag ik dan bij U? Jij mag altijd- eeuwig- bij Mij!

Kijk, en als we dat echt in alle diepte en volle rijkdom beseffen en ervaren, dan zal
er ook iets groeien van verlangen om voor elkaar en mensen om ons heen een plek te zijn waar het veilig is: waar een mens zichzelf kan zijn, en waar wij en iedereen
iets gaat proeven en steeds meer ervan mag genieten dat God echt goed is – en
dan gaat dat liedje – nee niet vanuit een christelijke achtergrond maar als je met
de liefde van God gaat vullen voluit christelijk – dan gaat dat liedje echt waar worden, en dan twee kanten op: dia 9
Mag ik dan bij jou schuilen, als het nergens anders kan?
en als ik moet huilen droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag, mag jij altijd bij mij, kom wanneer je wilt,

En dan wordt de kerk echt – we zongen er een vorige zondag over – en worden ook onze huizen en harten en levens echt – een toevluchtsoord in de woestijn, een huis waarin men smarten deelt, en weet hoe Gods liefde harten heelt – omdat het een huis is waarin dé Gastheer is, vandaag rond zijn tafel, en elke dag ook aan je eigen tafel – het huis ons tot heil gegeven – waar het elke zondag weer Pasen mag zijn:

‘Proef en geniet de goedheid van de HEER, gelukkig als je bij Hem schuilt’.

amen
dia 10

liturgie morgendienst (met gaande viering van het avondmaal)
zingen: Ps. 61: 1,3 LB

1 O Here, verhoor mijn smeken. Haast bezweken
roep ik, ver bij U vandaan.
Sla toch acht op mijn gebeden, leid mijn schreden,
dat ik tot U op kan gaan.

3 Laat mij als een kleine vogel / schuilen mogen
waar G’ uw vleuglen om mij slaat.
Want Gij weet wien ik mij wijdde, / dat ik zeide:
Heer, Gij zijt mijn toeverlaat !

votum en groet
zingen: Ps. 91: 1,2
schuldbelijdenis
zingen: Ps. 86: 2
genadeverkondiging
zingen: Ps. 86: 5
Gods leefregels
zingen: Ps. 86: 4
gebed om verlichting met Gods Geest
Schriftlezing: 1 Sam. 21: 11-22: 1a en Psalm 34: 1-9
zingen: Ps. 34: 3
verkondiging: Psalm 34: 9 ‘Schuil bij God, daar ben je veilig’
zingen: Gz. 75: 1a, 2v, 5m, 6a – R: allen
gebed
collecte
zingen: Ps. 23: 1,2,3
avondmaalsformulier 2
zingen: Gz. 28: 1,2,3
zegen
amen: Gz. 144: 7

Zondag 21 Heid. Cat.: Wat we geloven van de kerk

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,
dia 1
Je kunt op heel verschillende manieren tegen de kerk aankij¬ken.
Bijvoorbeeld vanuit wat je om je heen ziet, in de kerk waar je zelf lid van bent.
Hoe gaat het hier? Wat doen we samen? En ook: wat zijn de minpunten?
Wat zou anders moeten en beter? Wat missen we bij elkaar, waarin schieten we te kort
en wat zou er aan gedaan kunnen worden om meer wervend te zijn naar buiten toe?

Vaak hebben we het over de kerk in het licht van de situatie van de kerken in Nederland. Dan gaat het over krimp, afnemend kerkbezoek, sluiting van gebouwen.
En: we vragen ons af hoe het komen kan tot eenheid van die kerken die dezelfde belijdenis hebben, en we merken dat we daar niet altijd gelijk over denken. Dat de manier waarop we kijken naar andere kerken, sterk veranderd is, en dat ook kerkelijk shoppen ‘in’ is en er makkelijk toe kan leiden dat het gras bij de buren groener en frisser lijkt te zijn. Dat de band aan je broers en zussen in de kerk waar je lid bent of misschien wel bent opgegroeid makkelijker dan vroeger wordt losgelaten als je vindt of voelt dat je in een ander kerkgezin je beter op je plek denkt te zijn, b.v. als er dingen kunnen en gebeuren waarvoor in je eigen kerk nog geen ruimte of mogelijkheden zijn….we hebben er helaas ook zelf mee te maken de laatste tijd.

Met dit en meer dingen die in onze tijd rond de kerk spelen in ons achterhoofd valt op dat zondag 21 ons niet vraagt: hoe ziet u de kerk, of: wat vind jij van de kerk?
Zelfs niet als eerste: wáár ziet u en vindt u de kerk? De vraag is anders: wat gelooft u van de heilige, algemene, christelijke kerk? Het startpunt is niet wat mensen opzetten en organiseren, of er samen van maken. dia 2
De catechismus begint bij het begin. Het startpunt ligt eerder en hoger:”dat de Zoon van God zich een gemeente vergadert uit het hele menselijke geslacht – wereldwijd dus – van het begin van de wereld tot aan het einde – dus in alle tijden en elke eeuw.

In dat grote project van de Heer hebben ook kerken in ons kleine Nederland en het nog kleinere Broek op Langedijk een eigen bescheiden maar belangrijke plaats.
Om op de plaats waar God ons heeft gezet en waar Christus ons roept, trouw te zijn.
En met goede moed op weg te blijven, met heel Gods volk, naar de dag van morgen. Naar de dag dat het laatste kerklid binnen is en de Heer van de kerk er zelf weer is.

We mogen met Johannes meekijken naar de kerk op weg. En dan vooral een doorkijkje krijgen tot op het eindresultaat. Om te zien hoe goed het komt, maar ook hoe het alleen goed komt. En ons af te vragen wat de kerk is,en hoe een kerk ‘kerk’ blij¬ft.

dia 3 Wat we geloven van de kerk

1. dat ze heilig is;
2. dat ze algemeen is;
3. dat ze van Chris¬tus is
dia 4
1. We geloven van de kerk dat ze een heilige kerk is. ‘Gemeenschap van heiligen’, staat er extra bij.. Vorige week zagen we: in de Bijbel zijn alle gelovigen ‘heiligen’.
Be¬grijp dat vooral niet verkeerd. Wat zo vaak gebeurt. Alsof ‘heilig’ zou zijn: volmaakt. De kerk als een club mensen die denkt dat ze beter zijn dan anderen. Nou, moet je eens zien! Hoe vaak knappen mensen van buiten niet af op de kerk – vooral om die mensen die ze er tegen komen, om wat ze zien van ons en over ons horen. En hoe vaak knap je in de kerk niet af op elkaar?

We zeggen juist daarom vaak dat je niet naar mensen moet kijken. Dat is waar, als we ons er maar niet achter verschui¬len, en verkeerde dingen in de kerk en in ons leven daarmee goed praten en op z’n beloop laten. Want de kerk bestaat wel dege¬lijk uit mensen. En de eerste kennismaking met de kerk gaat bijna altijd via mensen van de kerk. En dat kan positief uitpakken, maar ook heel negatief. Denk er goed om!

Toch is het helemaal waar: je moet niet op mensen afgaan als je wil weten wat de kerk is. Als je vraagt wat het betekent dat die kerk ‘heilig’ is. Dat is niet: zonder zonden, mensen die het allemaal zo goed doen. Die voorbeeld-ig leven. Dat zal wel zo worden. Zoals Johannes de kerk zag aan het eind van de reis die ze maakt door de geschiedenis heen: een massa mensen, niet te tellen, in witte gewaden en met palmtakken in de hand. Dat is het eindresultaat. Daar gaat het heen. Zoals al beloofd bij onze doop: dat we eenmaal volkomen rein – schoongewassen – een plaats zullen krijgen in de gemeente van de uitverkore¬nen.

Zover is het nog niet. Vaak ziet de kerk er niet uit. Is er op kerkmensen verschrikkelijk veel aan te merken. Maakt het vuil van de zonde ons niet om aan te zien. Maar toch: heilig. Ik las het zo uitgelegd: “Heilig, dat betekent apart gezet. Apart gezet om God de Here te dienen.” Nou, en daar zit de Heer zelf achter. Dat is zijn werk. Er is niets van ons bij. Wat er achter zit is dat wonderlijke geheim van Gods keus.

Zondag 21 zet ermee in: de Zoon van God vergadert zich uit het hele menselijke geslacht een gemeente, die uitverkoren is tot het eeuwige leven. En van die gemeente mag ik lid zijn…niet om mee te pronken maar om verbaasd over te zijn, dankbaar: ik?
God heeft zijn knecht Johannes ook een blik gegund achter de schermen van dat werk van zijn Zoon. Hij zag ze komen, steeds maar meer en steeds weer nieuwe mensen, dwars door druk en lijden heen, met kleren die wit gewassen waren in het bloed van het Lam, gered uit de greep van zonde en uit genade Thuisgebracht.
dia 5
Kijk, dat is het geheim van het ontstaan van de kerk en van haar voortbestaan. Daarom alleen staat er straks die menigte mensen in witte kleding,om volmaakt God en Christus te die¬nen. Alleen daarom zijn ze er doorheen gekomen, door de strijd en het lijden, en zelfs door die grote toornuitbarsting van God.

Opb.6 eindigt met de beklemmende vraag: wie zal bestaan?
Wie blijft dan overeind en komt er doorheen? Kunnen we niet allemaal het beste zo ver mogelijk wegkruipen? Hopen onder het neerstortende puin van de laatste catastrofe verpletterd te worden, beter dan oog in oog te staan met de hoogste Rechter?

Maar dan last God een adempauze in. Stilte voor de storm! De enge¬len wachten met het voltrekken van de straf. Eerst worden de knechten van God verze¬geld, ge¬merkt. Wie zijn keurmerk draag¬t, komt er veilig door¬heen. Johannes ziet ze staan voor de troon. Recht overeind. Vrij. Bevrijd van strijd en zor¬gen.
dia 6
Dat is wat ‘heilig’ wil zeggen. De gemeenschap van heiligen is de verzameling van die mensen die het zegel van God dragen. U mag denken aan de doop,maar alleen als daar een leven achter zit dat gestempeld is door dienst aan je Heer. Als je schuilt
achter het bloed van Christus, zoals de Israëlieten beveiligd werden tegen het verderf door het bloed aan hun deuren. Zoals we belijden dat de kerk een vergadering is van echte gelovigen die al hun heil van Jezus Christus verwachten, gewassen door zijn bloed, en geheiligd en verzegeld door de Heilige Geest.

Als je wil weten wat de kerk is, moet je niet naar mensen kijken, zeggen we vaak. Kijk eerst maar naar Christus. Maar als je echt je leven aan Hem gegeven hebt, dan zal dat leven er ook heel anders uit gaan zien. En zien de mensen aan je dat je van je Heer bent. Straalt er iets van Hem ook van ons af. Zie je elkaar in een heel ander licht.
Tot de dag dat de Heer zijn gemeente als zijn bruid aan God zijn Vader voorstelt: stralend, zonder vlek of rimpel, of wat voor ongerechtigheid dan ook. Schitterend!
Dat ik daarbij mag horen! Reden genoeg om de Here ervoor te danken: dat U voor mij hebt gekozen! Dat ik er ook bij mag zijn, en er bij mag blijven! En hij en zij ook….!!

Ook reden genoeg maar vaak in de spiegel te kijken: zijn we als kerk echt kerk – een gemeente die er is voor God en Jezus? Wordt mijn leven gestempeld door dienst aan mijn Heer? Wil ik me laten schoonwassen door die grote witmaker – Jezus’ bloed?
En laat ik me leiden en bijsturen door Gods Heilige Geest, ik samen met al die anderen die samen op weg zijn? Zal ik straks op het appèl zijn, als de kerk compleet is en de Heer komt? Bid er maar om: “Heer, laat mij dan niet ontbreken! En haal er nog heel veel anderen bij. Om straks samen U de eer te geven!”
dia 7
2. Wij geloven dat de kerk een algemene kerk is. U mag ook zeggen: een katholieke (niet rooms-katholiek, maar wel katholiek). En nog anders: oecumenisch, dat is van heel de wereld….de kerk van alle landen en plaatsen en van tijden…onafzienbaar!

Zondag 21 brengt het zo onder woorden: Christus vergadert zijn gemeente uit het hele menselijke geslacht bijeen, en dat van het begin van de wereld tot aan het einde. De NGB werkt dat in art.27 verder uit: “deze heilige kerk is niet gevestigd in, gebonden aan, of beperkt tot, een bepaalde plaats, of gebonden aan bepaalde personen, maar zij is ver-breid en verstrooid over de hele wereld”. Ja, en tegelijk:”met hart en wil samengevoegd en verenigd in eenzelfde Geest,door de kracht van het geloof”.

Je merkt er iets van als je in het buitenland medegelovigen ontmoet, en als je daar samen met hen kerkdienst mag houden. Je verstaat dan lang niet alles wat gezegd wordt, je merkt ook verschillen – en je komt er achter dat het niet altijd precies zo moet als wij in Nederland het gewend zijn, maar dat je één bent in waar het echt om gaat.
Een dikke streep onder dat: de kerk is niet beperkt tot een bepaald land (Nederland b.v.), en er zijn meer christenen in de wereld dan gereformeerden met hun traditie.
Waarin veel zit dat waardevol is, maar ook veel dat anders kan en anders zal moeten. In elk geval betrekkelijk is, gestempeld door geschiedenis en gewoontevorming.

Dat de kerk algemeen is – van alle tijden en van alle plaatsen – dat komt op een indrukwekkende manier op ons af in wat Johannes voor zijn geestesoog ziet gebeuren. Eerst hoort hij het getal van de verzegelden. Een afgerond en vol getal: 144.000. Dat is niet letterlijk bedoeld hier, zoals b.v. de Jehovah’s Getuigen ons willen wijsmaken. Ook niet bedoeld als een speciale groep, een elite, van gelovigen. Nee, het wil zeggen dat het er heel veel zijn, en dat er niet één gemist zal worden. 144.000, dat is ook 12 (het getal van de 12 stammen) maal 12 (de 12 apostelen). OT en NT zijn één!
Ja, en dat vermenigvuldigd met 1000 (10 maal 10 maal 10). Een uitlegger zegt: de kinderen Israëls worden aangevuld met ontelbaar velen. God begint met zijn oude volk Israël – zelfs daarvoor: van het begin van de wereld. Vandaar dat de twaalf stammen met naam en toenaam worden genoemd. Samen één volk. Ja, maar dan na Pinksteren aangevuld met heel veel anderen die afstammen van andere volken en andere talen spreken. Zoals in Rom.9 staat dat op de olijfboom Israël vreemde takken worden ingeënt. De kerk is gebouwd op het fundament van apostelen en profeten. De kerk uit joden en heidenen is samen Gods Israël!
dia 8
Kijk, en dat ziet Johannes voor ogen in die mensenmassa die afkomstig is uit alle rassen en stammen, volken en talen. Dat is die kerk bijeengebracht van het begin van de wereld af, en tot aan de einden van de aarde. Waar u en jij en ik bij horen.”Het gaat erom”, lees ik, “dat wij gaan begrijpen dat kerk van de Here God veel groter is dan wij als mensen nu kunnen zien”.”Iedereen die de Here God van harte lief heeft en belijdt dat Jezus zijn Verlosser is, mag bij die kerk, die algemene kerk, horen. Niet omdat mensen dat zeggen, maar omdat de Here God daarvoor zorgt”. Dat leert de bijbelse geschiedenis, dat leert ook de kerkgeschiedenis. Dat ervaren we al meer, wereldwijd.
Heel de bijbel door, en ook in Openbaring 7, zien we dat de Here gelovige mensen bij elkaar brengt. Dat Hij wil dat wie in Hem geloven elkaar opzoeken en samen kerk zijn. Dat gepreekt wordt en gedoopt en avondmaal gevierd. Dat wie van de Heer zijn zich aan elkaar verbonden voelen, ook als ze niet elke zondag in hetzelfde gebouw zijn en ook als er verschillen blijven in gemeente-zijn, kerkdienst-vieren, en dingen beleven.

Ja, want waar mensen de woorden van God horen en daar naar willen leven, daar herkennen we die kerk van alle tijden en plaatsen. Je wilt samen God alle eer geven. Je staat ook open voor mensen die op zoek zijn naar een vaste basis en een echt doel in hun leven. Dan is de kerk niet een club gelijkgezinden waar je pas bij mag als je je aanpast, of een knus gezin waar gasten en buitenstaanders zich vreemd blijven voelen, maar wil de kerk zijn waar we van zongen: een herberg onderweg voor
wie nergens anders rust en ruimte kunnen vinden, een huis waar verdriet wordt gedeeld en ook blijdschap gevierd, het huis van de grote Gastheer die zegt. kom allemaal bij mij jullie die vermoeid en belast zijn, en dan zal Ik jullie rust geven, een kerk die een plaats is tegen de neerslachtigheid en een pleister is van barmhartigheid.
De kerk – wat zou dat mooi zijn – als gastenhuis voor jong en oud: welkom allemaal!
dia 9
3. Wij geloven dat de kerk de kerk van Christus is. Dat is eigenlijk het voornaamste. Daar begint het mee en draait het om. Zonder Christus zou er helemaal geen kerk zijn. De Zoon van God vergadert zich een gemeente en beschermt die en houdt die in leven. De kerk bestaat uit mensen die door het offer van Christus zijn gered. We lazen het in Opb.7: ze hebben hun kleren gewassen en die wit gemaakt in het bloed van het Lam. Hij kocht ons met zijn bloed. En Hij blijft ons ook regeren.

Juist daarom kan de kerk ook genoemd worden ‘gemeenschap van de heiligen’. Gemeenschap. Niet los zand, maar hecht verband. En dat niet omdat we elkaar zo aardig vinden – als dat zo is, is het mooi meegenomen, maar vaak is dat niet zo – maar: omdat we persoonlijk en samen van Christus zijn. En we geroepen zijn om Hem en elkaar lief te hebben. Omdat we veel samen hebben: vooral die ene Heer! Omdat we
een gezin zijn: broers en zussen, kinderen van die ene Vader, aan elkaar gegeven.

Wat een geweldige troost: de kerk is van Christus. Dus is de toekomst van de kerk in goede handen. Johannes zingt het ons als het ware voor: “het lam zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen van hun ogen wissen. Alle tranen die nu nog gehuild worden of gevoeld diep in jezelf: om wat
in dit leven stuk gaat, mislukt, beschadigd raakt, niet van de grond komt, doodgaat.
Alle tranen ook die je kunt hebben om teleurstellingen in elkaar, in de kerk, als je
elkaar niet vast kan houden soms, of tegenover elkaar staat, of elkaar niet begrijpt.
Als de kerk niet altijd gastvrij is voor jong en oud, en we niet altijd elkaar ruimte bieden.

Gelukkig gaat de Heer door, dwars tegen alles in, als de goede Herder die zijn kerk als zijn kudde bijeenbrengt en bijeenhoudt, en haar beschermt, en haar voorziet van alles wat ze nodig heeft. En dat God nu al onze tranen wil drogen door dat vertroostende evangelie dat zijn kerk mag doorgeven aan u en jou en iedereen die het maar wil horen. Hij stilt onze honger en lest onze dorst. Hij loopt voorop en wijst ons de weg.

Wil de kerk kerk zijn en blijven, en wilt u en wil jij van die kerk een levend en meelevend lid zijn – en blijven – dan zal het erop aan komen dat we bij Christus blijven. Dat we naar de stem van de goede Herder luisteren en Hem achterna lopen. Ja, en als we dat samen doen als kinderen van de Vader, dan zal er ook die eenheid komen die nu vaak zo ver weg lijkt. Hij heeft het zelf belooft: dan zal het worden één kudde en één Herder. Laten we er maar om blijven bidden en eraan blijven werken.

Tot iedereen het zien zal: een onafzienbare menigte die niemand kan tellen.
En God voor altijd bij ons mensen wonen zal.
Het is de moeite waard bij de kerk te horen, en altijd lid te blijven. dia 10

amen

liturgie morgendienst

zingen: ZG 213: 1,2,3 ‘Dit huis, een herberg onderweg (melodie Psalm 84)

Dit huis, een herberg onderweg
voor wie verdwaald in heg en steg
geen rust, geen ruimte meer kon vinden,
een toevluchtsoord in de woestijn
voor wie met olie en met wijn
pijnlijke wonden liet verbinden,
dit huis, waarin men smarten deelt,
weet hoe Gods liefde harten heelt.

Dit huis, waarin een gastheer is
wiens zachte juk geen last meer is,
dit huis is tot ons heil gegeven:
Een herberg voor wie moe en mat
terzijde van het smalle pad
struikelt en langer niet wil leven
plaats tegen neerslachtigheid
een pleister van barmhartigheid.

Dit huis, met liefde opgebouwd,
dit gastenhuis voor jong en oud,
ligt langs de weg als een oase;
hier kan men putten: nieuwe kracht,
hier is beschutting voor de nacht,
hier is het elke zondag Pasen!
Gezegend alwie binnen gaat
en hier de lasten liggen laat

votum en groet
zingen: Ps. 126: 1,2,3 ‘Toen God ons weer naar Sion bracht’
wet van God
zingen: Ps. 5: 4,5 ‘Gij oordeelt wie niet eerlijk spreken’
gebed
Schriftlezing:Openb. 6 en 7
zingen: Gz. 70: 1,2,3 ‘Gij dienaars van Hem, die alles regeert’
preek over zondag 21
zingen: Gz. 118: 1,2,3 ‘God is getrouw, zijn plannen falen niet’
collecte
slotzang: Ps. 89: 1,7 ‘Ik zal zo lang ik leef bezingen in mijn lied’
zegen
amen: Ps. 89 laatste regel