Marcus 10: 13-16: Jezus laat de kinderen bij zich komen…en wij dan? (themadienst bijbelzondag)

Jongens en meisjes, grote mensen, samen gemeente van onze Heer,
dia 1

Eerst wil ik even wat tegen jullie zeggen vanmorgen: fijn dat jullie er weer zijn!
Ik denk dat jullie lang niet altijd alles begrijpen wat wordt gezegd en gedaan in de kerk.
Dat de preek soms moeilijk is, en dat er ook wel eens moeilijke woorden in zitten.
En …..dat je lang niet altijd zin hebt om mee te gaan, maar dat je vader en moeder
vinden dat het goed is voor je dat je meegaat: om over God te horen en te zingen,
om te leren over de Here Jezus, om te bidden, en om dat te doen samen met
andere kinderen en met de grote mensen, omdat we allemaal bij Jezus horen.
En ik hoop dat je merkt dat de grote mensen en de oudere mensen het ook
fijn vinden dat jullie er zijn, zelfs als je wel eens zit te draaien of te praten….

Ik weet wel zeker dat die kinderen die toen bij de Here Jezus kwamen, lang
niet alles hebben gesnapt wat Hij allemaal vertelde en deed, maar toch wilde
Hij die kinderen bij zich hebben en mochten de discipelen ze niet wegsturen
omdat het toch te moeilijk voor hen was en Jezus het veel te druk had om tijd
te maken voor kinderen en misschien ook wel te moe was voor al die drukte.
Jezus wordt zelfs boos op zijn leerlingen: “Laat die kinderen bij me komen.
Houd ze niet tegen. Want Gods nieuwe wereld is er juist voor hen”.

Ja, en grote mensen kunnen zelfs nog heel veel van jullie leren: niet jullie
moeten wachten tot je groot genoeg bent om het te begrijpen, wij volwassenen moeten eerst weer klein worden om te kunnen geloven!.
Hoor maar: “Je moet openstaan voor Gods nieuwe wereld. Net zoals een kind
dat doet. Anders kun je er niet binnenkomen”. Jezus houdt van kinderen!
En van iedereen die zich er niet voor schaamt kind te blijven, of te worden.

Jezus laat de kinderen bij zich komen…en wij dan?

dia 2 ‘No kids allowed’.
Weet u daar die Engelse kreet voor staat: kinderen zijn hier niet welkom…?
Nou, het is een website die actie voert voor een kindvrije horeca, met als een soort ondertitel: “Van Sterrenrestaurant tot Shoarmatent,je komt er pas in als je 12+ bent!”
En u kent vast ook wel die reclames voor vakantieparken waar gezinnen met kleine
kinderen niet welkom zijn, geschikt voor wie de voorkeur geeft aan een rustige vakantie zonder spelende en ook vaak huilende en zeurende kinderen in de buurt
Ik denk: niks mis mee als mensen daarvoor kiezen, want vakantie is ook tot rust
komen, en kinderen zijn nou eenmaal niet altijd alleen maar lief en rustig, toch?
Of jullie wel?
En.. er zijn ook heel wat ouders die hun kinderen niet erg onder controle hebben.
Ik las: “Jengelende kinderen in het restaurant, een herrie bij het zwembad en dan ook nog eens een schreeuwende peuter bij de kassa van de supermarkt. Steeds meer mensen wensen tijdens hun vakantie rust en ontspanning zonder hordes lawaaierige kinderen. Hotels, restaurants, maar ook luchtvaartmaatschappijen en complete dorpen reageren hierop”. Vandaar die website en die reclames die je steeds meer tegenkomt.
Het is misschien wel een tegenreactie op een samenleving waarin we een periode
achter de rug hebben van een wel erg vrije opvoeding, waarin wie inmiddels
zelf ouders zijn niet hebben geleerd grenzen te stellen en werk te maken van
een opvoeding waarin je je kinderen helpt een goede eigen plek te vinden in de
samenleving en daarbij ook anderen te respecteren en hun de ruimte te geven.
En als volwassenen zelf het verkeerde voorbeeld geven door respectloos gedrag
dia 3 naar anderen en grove taal richting de overheid of de scheidsrechter op het voetbalveld en aan de laars lappen van verkeersregels, is het dan vreemd als kinderen en jongeren een zelfde gedrag vertonen, tot ergernis van diezelfde volwassenen?
‘No kids allowed’ …kinderen hier niet welkom – dat past niet in de kerk en dat past zeker niet bij de Heer Jezus, dat heeft Hij vaak gezegd en laten merken. dia 4
Eerder andersom, hoorden we net: wie niet als een kind wordt, komt niet binnen.
Het is goed daarover door te denken, over wat dat betekent voor ons als kerk.
dia 5
‘No kids allowed’ – nu even geen kinderen, Jezus is veel te druk….geen tijd….!
Vaak wordt aangenomen dat daarom de leerlingen van Jezus zo uitvielen tegen de mensen die aandacht vroegen voor hun kinderen, maar de Bijbel vertelt dat er niet bij, wel dat Jezus het de discipelen erg kwalijk nam, Hij was woedend, staat er.
Ik denk dat de leerlingen er geen probleem mee hadden dat vaders en moeders
of andere grote mensen kinderen meenamen om naar Jezus te luisteren en zijn
wonderen mee te maken, maar hier is meer aan de hand: “Er waren mensen die
kinderen bij Jezus brachten. Ze wilden graag dat hij de kinderen zou aanraken”.
Kijk, en dat is blijkbaar te veel gevraagd, aan tijd en aandacht en belangrijkheid:
kinderen in het middelpunt, alle ogen op hen gericht, en Jezus helemaal voor hen.
Terwijl er toch wel belangrijker zaken zijn dan een paar kinderen op schoot nemen,
als er zieken liggen te wachten om genezen te worden en als er zoveel mensen
om Jezus heen staan die zijn gekomen voor zijn onderwijs of met lastige vragen.
Je kunt het ook wel horen als het gaat over wat in de kerk wel en niet kan en mag:
pas op dat niet de mens centraal komt te staan, of dat alle aandacht uitgaat naar kinderen.
Niet waar: het gaat in de kerk om God en om zijn eer, en daar past eerbied bij en
dan moet het niet te simpel worden of te rommelig of te onrustig of.. te kinderlijk.
Wordt niet te gauw boos op die discipelen, zijn ze echt zo anders dan wij zelf?

Ja, en bedenk ook dat het een heel andere tijd was dan die waarin wij leven.
Er is in onze tijd best veel aandacht voor kinderen en er wordt veel gedaan om
ze bij dingen te betrekken, denk maar aan hoe anders het op school gaat dan
zeg maar dertig of vijftig jaar geleden, en aan wat kerken proberen te doen: met
kindernevendiensten of kinderbijbelclubs, werkbladen zoals vandaag, en met de
plaatjes op de beamer, en elke zondag een psalm of lied dat jullie geleerd hebben.
Het kan allemaal beter, maar het is meer dan vroeger, en hopelijk helpt het jullie.
In onze samenleving slaat het zelfs wel door zo af en toe, als kinderen in alles hun zin krijgen en alles krijgen wat ze willen hebben en nooit een nee te horen krijgen.
Ik hoop en ik denk ook zomaar dat het bij jullie thuis anders is – wees er maar blij mee, je hebt er later veel aan als je ook leert dat niet alles wat je wil, ook gebeurt.
dia 6
Hoe dat ook is, in de tijd van de Here Jezus was het voor kinderen anders dan nu.
Ik las. “Het waren geen prinsjes en prinsesjes, die alles krijgen waar ze om vragen.
Met kinderen werd niet geshowd, ze werden niet tot statussymbool verheven….Het kleine kind had weinig in te brengen…..het was helemaal afhankelijk van zijn ouders, het had zich te voegen naar de wensen van ouders en leraars, het kon alleen maar
hopen en vertrouwen op de liefde en zorg van volwassenen”. einde citaat
In de grote wereld waarin het draaide om macht en invloed, telden kinderen – en
ook vrouwen trouwens – niet mee – en dan is elke weer wat Jezus doet en zegt de wereld op zijn kop, zoals we in Marcus 9 gelezen hebben, dia 7 als de leerlingen zich druk maken over de vraag wie van hen de belangrijkste is: “Jezus zette een kind midden in de groep. Hij sloeg zijn arm om het kind heen en zei: ‘Als je bij mij hoort, moet je juist voor de minst belangrijke mensen aandacht hebben. Zoals voor zo’n kind. Want wat je voor de minst belangrijke mensen doet, dat doe je voor mij’.”
Dat was en is een les die niet makkelijk te leren is, kijk maar naar die discipelen,
maar vraag ook jezelf maar af hoe je erin staat, en wat en wie voor ons echt telt.
Of we ook niet voor we het door hebben onszelf en elkaar en ook onze kinderen
meten met maten van status en competentie, verdienste, uiterlijk, diploma’s….en we in de kerk toch vooral gehoord en gezien willen worden, ons gelijk willen halen en aan onze trekken willen komen, en we ook hechten aan verworven voorrechten en
rechten en we toch wel bang zijn dat we moeten inleveren met zoveel nieuwkomers.
Natuurlijk beamen we wat de Heer zegt over zorg en aandacht voor de mensen die
kwetsbaar zijn en hulp nodig hebben, maar wat als het ons echt wat gaat kosten?
Misschien iets om het straks nog eens over te hebben, als we napraten met elkaar.

Terug naar Jezus en zijn reactie op zijn leerlingen, en zijn omgaan met die kinderen.
We hoorden al dat de Heer erg boos is als zijn leerlingen de mensen met hun kinderen willen wegjagen: “laat die kinderen bij me komen, en houd ze niet tegen”.
En dan wordt het pas echt mooi want dat doet Jezus meer dan alleen maar even
die kinderen aanraken – zeg maar: meer dan dat ze allemaal een hand mogen geven
of een schouderklopje krijgen – nee, er staat dat Jezus die kinderen in zijn armen
neemt, en zijn handen op hen legt, en ze zegent – dat is echt aandacht en liefde.
Ik stel me voor dat Jezus de kleintjes op schoot neemt en de groteren een stevige knuffel geeft, om ze te laten voelen: jij telt mee, ik hou van jou, ik zal voor je zorgen.
Dat is toch wat zegenen is: Ik wil er voor je zijn, Ik ga met je mee, Ik zorg voor jou.
Dat wil de Here Jezus ook doen voor jullie, voor u, voor jou, voor klein en al groter.
Dat beloofde Hij al toen we gedoopt werden, en God zijn zegen aan ons meegaf:
We werden aangeraakt door de liefde van onze Vader en van onze Heer, Jezus.
En die liefde gaat mee bij het groter en ouder worden, en we mogen die liefde
delen met elkaar en doorgeven aan onze kinderen, en aan mensen om ons heen.

En dan ook nog even terug naar die leerlingen van Jezus en naar wat ze van hun
Meester te horen kregen: laat die kinderen bij Me komen, en houd ze niet tegen.
Daar zat in elk geval onbegrip achter voor wat de kern was en is van de boodschap
van Jezus: dat je bij Hem juist groot bent en meetelt, als je je klein maakt, als je
kind wil blijven, en steeds weer als een kind, open, afhankelijk, kwetsbaar, durft
te zijn, een zwak mens die redding nodig heeft, en niet boven een ander denkt
te staan maar naast die ander, een zondaar die weet van genade te leven….
Zoals Jezus duidelijk maakt dat Hij niet alleen aandacht voor kinderen heeft maar voor klein en groot, voor jong en oud: “Laat de mensen tot Mij komen, houdt ze toch niet tegen! Want de poorten van mijn rijk gaan ook voor hen open, als ze aan een kind gelijk bij Mij binnen lopen”…..Zoals Jezus zijn Vader bedankte dat Hij de dingen van zijn koninkrijk had verborgen voor wijzen en verstandigen maar ze aan kinderen
had bekend gemaakt – waarmee Jezus weer niet alleen kinderen bedoelde maar iedereen die als een kind open staat voor zijn boodschap en die gelovig verwerkt.
dia 8
Iemand vult dat ‘als een kind geloven’ in als: ruimte geven aan verwondering, niet
een pantser om jezelf heen bouwen maar open zijn en kwetsbaar durven zijn, niet
je zekerheid zoeken in status en macht maar willen leven van Gods zorg en zegen.
Dat is leven zoals Jezus leefde, in nauw verbondenheid met Vader in de hemel.
En dat ook uitstralen en doorgeven en voorleven aan je kind, kleinkind, en ook
aan je broers en zussen in de kerk en daarbuiten, en aan mensen in je omgeving.
Zeg maar: aangeraakt door Jezus’ liefde, gezegend, voor anderen tot zegen zijn.

Ja, en dan leren van wat er misging bij die eerste leerlingen die met alle goede
bedoelingen die kinderen en de mensen die met hen aankwamen – ik denk vooral
hun vaders en moeders, misschien opa’s en oma’s, familie – wilden tegenhouden.
Dat zullen wij zo niet doen, zeker niet bewust of met opzet, we weten wel beter.
We hebben het er juist vaak over dat we onze kinderen, jullie jongeren, dichter
bij Jezus willen brengen, het geloof willen meegeven, christelijk willen opvoeden.
Daar gebeurt best veel voor: bijbellezen aan tafel, bidden, erover praten, zingen,
en we denken na over welke school het beste is, en er is catechisatie en jeugdclub.
Af en toe is er voor jullie die al wat ouder zijn een jeugddienst en Refresh natuurlijk.
En we hebben een jeugdouderling, en volgende maand willen we graag met jullie
als gemeente praten over wat goed gaat en wat niet, en wat meer en anders kan.
dia 9
Maar toch kun je zomaar als ouders, ouderen, kerk, in de weg zitten, tegenhouden.
Wat vaak niet te maken heeft met wat wel of niet wordt gezegd of georganiseerd,
maar vooral met houding, met echte aandacht of niet, met ruimte geven of juist in
de tang nemen, en ook met hoe we in de kerk omgaan met elkaar, en omgaan met
verschillen, of daarin de liefde overwint of vooral het eigen gelijk om winst vecht.
Ik herinner me nog heel goed een catechisatieles in mijn vorige gemeente waar
de vraag op tafel lag wat de jongeren vonden van de kerk waar ze lid van waren.
Ik gaf een rondje en er kwamen andere antwoorden dan waar ik op rekende.
Het ging niet over te lange moeilijke preken of over saai zingen bij een orgel of dat ze als jongeren meer wilden in de kerkdienst, maar vooral over wat ze zagen in het gedrag van volwassenen, over gebrek aan blijdschap, over gemopper, over veel aandacht voor wat zij ervoeren als buitenkant dingen, en over het missen van echte aandacht voor waar zij mee bezig waren en mee zaten, en voor wat zij belangrijk vonden.
Iemand noemt wat dingen waarmee je kinderen maar ook anderen in de weg
kan zitten om dichter bij Jezus te komen, zoals: te druk zijn met je eigen dingen,
altijd mopperen op de kerk of mensen uit de kerk, allerlei grote-mensen-ruzies
uitvechten, moeite hebben met dingen die in de kerk gebeuren voor kinderen, enz.
Zomaar komt die reactie van Jezus dan ook op ons af: houd ze toch niet tegen!

Ja want lees er dan vooral niet over heen waarvoor die mensen naar Jezus kwamen
met hun kinderen: “ze wilden graag dat Hij de kinderen zou aanraken”, en zegenen.
Dus niet voor een preek van Jezus, voor een genezingswonder, voor een gesprek.
Allemaal belangrijk en prachtig, maar de kern is: je laten aanraken door Gods liefde,
en Jezus is die liefde van God ten voeten uit: zichtbaar, voelbaar, licht en warmte.
Zeg maar vandaag: hoe belangrijk ook Bijbellezen is en de preek en samen zingen,
die zijn er als het goed is allemaal op gericht aangeraakt te worden door Gods liefde,
en zijn zegen te ervaren waar je mee verder kunt en die je met anderen kunt delen.
En als die liefde ontbreekt of wordt geblokkeerd, dan mist al het andere hun doel.
U weet wel wat Paulus erover schrijft: “Heb ik de liefde niet, dan is alles zinloos”.
En zijn conclusie na een heel loflied op de liefde is: “Waar het om gaat is: geloof,
vertrouwen en liefde. Dat moet steeds het belangrijkste in ons leven zijn. Maar
het allerbelangrijkste is de liefde”. Lees het maar weer eens na in 1 Korinte 13.

Jongens en meisjes, maar u ook, vaders, moeders, opa’s, oma’s, zusters, broeders,
Jezus laat de kinderen bij zich komen, en wie kind van Vader blijft, is ook welkom.
Zijn wij ook welkom bij elkaar, en staan we open voor elkaar, en voor Gods wereld.
We gaan er zo meteen verder over praten, wees welkom, allemaal!

amen

liturgie morgendienst zondag 25 oktober

votum en groet
zingen: Gz. 132: 1a.2m,3v,4m,5v,6a
wet van God (Deut 5 en 6)
zingen: Ps. 78: 2
gebed
Schriftlezing: Marcus 9: 33-36 (BGT)
zingen: Ps. 131: 1,2,3
Schriftlezing: Marcus 10: 13-16 (BGT)
zingen: Gz. 45: 1,2
verkondiging: Jezus laat de kinderen bij zich komen – en wij dan?
zingen: Gz. 146: 1,2,3
gebed
collecte
zingen: Ps. 103: 5,7
zegen
amen: Gz. 37: 8

Gesprekspunten

* Wanneer begint Gods koninkrijk, zijn nieuwe wereld, voor groot en klein?

* Waarom kan een kind makkelijker Gods nieuwe wereld binnengaan?

* Hoe kunnen we eraan bijdragen dat kinderen dichter bij Jezus komen?
Wat heeft een kind wat volwassenen vaak niet meer hebben? Ga na bij jezelf.

* Hoe kunnen we zorgen dat volwassenen kinderen in hun geloofsontwikkeling
niet in de weg lopen?

* Hoe kunnen we samen verder komen als het gaat om de komst van Gods
koninkrijk?

* Heeft het verhaal van Jezus en de kinderen ook iets te zeggen voor de
omgang met vluchtelingen en vreemdelingen?

Exodus 3: 13-15: God is er nog altijd – ook voor jou! (jeugdthemadienst CGK-GKV)

preek (1) Waar is God dan – voor mij?

God is er nog altijd – ook voor jullie!
Dat mocht heel veel eeuwen geleden Mozes vertellen aan zijn volk.
Dat volk woonde al meer dan vierhonderd jaar in Egypte en werd
daar keihard uitgebuit en onderdrukt, behandeld als dwangarbeiders.
Indertijd waren ze daar gaan wonen als economische vluchtelingen -gelukzoekers heet dat in onze tijd – omdat er in Egypte eten was en in Kanaän niet – geëmigreerd op uitnodiging van hun broer Jozef die van slaaf was opgeklommen tot de op een na machtigste man van het land.
Ze hadden er een bestaan opgebouwd,en groeiden uit tot een groot volk.

Maar er was in Egypte een andere politieke wind gaan waaien.
De nieuwe leiders zagenb die allochtonen als een bedreiging: “ze
profiteren van onze welvaart, ze wonen in onze huizen, ze kosten
ons geld…als we niet uitkijken worden ze sterker dan wij, en als er
dan vijanden komen, gaan ze misschien meevechten tegen ons”.
Zo dachten en praatten ook veel gewone Egyptenaren: “die lui met
hun grote gezinnen, ze zijn met veel te veel, ons land wordt te vol”.
Geluiden die je ook in onze tijd horen kunt, over al die vluchtelingen.
Dus kwamen er tegenmaatregelen om de Israëlieten eronder te houden
en klein te krijgen: uitbuiting, dwangarbeid, tot zelfs volkerenmoord
toe: de pasgeboren jongetjes moeten dood, meisjes mogen blijven
leven en die trouwen wel met Egyptenaren, zo verdwijnt dat volk wel.

Maar God dan? Waar was de God die hun verre voorouders Abraham en Sara had laten vertrekken uit hun geboorteland en hun een eigen
land had beloofd – was die God hen niet al lang vergeten – al die eeuwen hadden ze weinig of niets van die God gemerkt, en zelf waren ze steeds
meer de goden van hun nieuwe vaderland gaan dienen – zo gaat dat -de Bijbel vertelt dat ook eerlijk, dat ze in Egypte afgoden gediend hebben.
Geen wonder dat ze aan Mozes vragen: over welke God heb jij het?
Mozes, over hem gaat het verhaal dat we net samen gelezen hebben.
Ergens ver van huis in een onherbergzaam gebied loopt een man, die
ooit als kind uit het water was gehaald en later prins was geworden en
tenslotte als vluchteling opgevangen was en nu al jaren aan het werk
als herder – na een veelbewogen leven uiteindelijk tot rust gekomen.
Maar dan ineens: wat is dat, een struik die in brand lijkt te staan maar
die bij beter kijken niet verschroeid lijkt en je ruikt ook geen brandlucht.
Dichterbij gekomen hoort Mozes ineens een stem: Mozes, Mozes!
Geen mens in de buurt, dat moet de stem zijn van meer dan een mens.
Het is ook geen mens, maar God zelf: Ik ben de God van je vader en
moeder, over wie je toen je nog heel klein was, gehoord hebt – de God
van je voorvaders, van Abraham en Izaäk en Jakob, en ook van Jozef.
Mozes, Ik ben er wel degelijk nog altijd en Ik heb gehoord en gezien wat
er met mijn volk aan de hand is, Ik hoor hen schreeuwen en klagen, en
Ik ga er wat aan doe – en Ik wil dat jij naar ze toe gaat om ze daar weg
te halen en ze te bevrijden van die slavernij en van die onderdrukking.

Mozes schrok zich wild en hij wrong zich in alle bochten om eronder uit
te komen: dat kan ik niet en dat durf ik niet, stuur a.U.b. iemand anders!
Veertig jaar geleden, ja, toen had hij ingegrepen en toen een landgenoot
werd afgeranseld had hij de kampbewaker doodgeslagen – daarom was
hij uit angst opgepakt en gedood te worden, zijn heil in Midjan gezocht.
Maar nu was hij oud en had hij grijze haren – laat me a.u.b. met rust!
Ja, en Heer, stel dat ik wel ga, en dat ik zeg dat U me gestuurd hebt –
en zij vragen: over welke God heb je het, kennen wij Hem ook, hoe heet
die God van jou en hoe weten we nou dat je echt namens Hem komt?

Maar het zich nog veel dieper, er zit nog veel twijfel en skepsis achter.
Ik zei al: ze waren al zo lang weg uit hun eigen land, en ze waren in
hun nieuwe vaderland de goden van dat land gaan dienen, en wat
moet je dan nog met die God van je opa en oma en nog verder terug.
En dan komt ineens een teruggekomen emigrant met een verhaal
over die God van lang geleden die hem gestuurd zou hebben: o, de
God van onze stamvaders, bestaat die dan nog, nooit meer wat van
gehoord, wat moet ik na zoveel tijd met het geloof van mijn verre familie?

Veel mensen, ook veel jongeren, zitten er denk ik net zo in: wat kan
ik met dat geloof van mijn ouders, van opa en oma, die God over wie
het elke zondag gaat in de kerk en over wie al die liederen gaan, wat
merk in van Hem maandag op school of op m’n werk, als ik uitgaan met
vrienden of vriendinnen, en waar is die God in een wereld vol ellende,
in Syrië en irak, op die bootjes in de Middellandse Zee, en in mijn
eigen sores als het thuis niet goed gaat of als het niet lukt met de studie?

Het zijn mooie verhalen, over wat God lang geleden gedaan zou hebben,
en ik merk dat mijn ouders, mijn grootouders, er steun aan hebben en er
troost uit halen, maar ik…waar is God dan, is Hij er wel, ook voor mij?
Misschien dat je nog wel eens bidt: maar is de lijn niet dood?
Alsof je een nummer intoetst dan al lang niet meer in gebruik is?
Mozes stelt het eerlijk aan de orde: wie kan ik zeggen dat U bent.
Dat is alvast iets. Vragen staat vrij bij God. En wie vraagt, wordt niet
overgeslagen maar die wordt gehoord.

preek (2) Ik ben er echt, zegt God – ook voor jou!

“Als ze vragen: maar hoe heet die God van onze voorouders
die jou zou hebben gestuurd, wat moet dan tegen ze zeggen?
Dat was de vraag waar Mozes mee zat en die hij aan God stelde.
Hij krijgt een antwoord dat vreemd klinkt en lastig te vertalen is.
In het hebreeuws is het zoiets als JAHWE, en dat wordt dan in
vertalingen verschillend weergegeven. ‘Ik ben die Ik ben’, of:
‘Ik ben die Ik altijd ben geweest’, of. ‘Ik zal zijn die Ik ben’ – in al
die vertalingen klinkt door dat God trouw is, en er is voor mensen.
De BGT heeft het wel goed denk ik: “Ik ben degene die er altijd is”.
God zegt tegen Mozes: zeg maar dat ‘Ik ben er altijd’ je gestuurd heeft.
Geen spat veranderd,die God van je voorouders,Ik ben er ook voor jullie.

De God die er altijd voor je is – maar dat ervaar je niet altijd precies zo
als je graag wil en had gedacht, en op het moment dat jij er aan toe bent.
Het heeft voor die Israëlieten in Egypte meer dan 400 jaar geduurd!
Stel je voor: hoeveel generaties zijn daar geboren en gestorven, ik
denk opgeteld zeker meer dan tien generaties, misschien wel meer.
Zelf ben ik in mijn eigen voorgeslacht gekomen tot op de oudst bekende
voorvader – hij heette Hendrik Janszoon, in Nieuwkoop – rond 1600 –
en dan ben ik de 12e generatie vanaf hem – dat is echt heel ver terug.
En al die generaties hadden nooit hun eigen land gezien, en van de
belofte van God dat ze terug mochten was nog niets terecht gekomen.
Ze hebben er misschien hun leven lang mee getobd: hoe lang nog?

Het kan ook jou gebeuren, of u, of mij: een probleem dat maar niet
wordt opgelost, verdriet dat blijft, een gemis dat nooit goed gemaakt
wordt, vragen waarop je misschien wel nooit een bevredigend antwoord krijgt, misschien heb je een blijvende handicap of een chronische ziekte.
Je bidt erom, je tobt ermee, je praat erover, of niet – maar wat helpt het?
Ja, en toch, je mag erop vertrouwen dat God er voor je is, dat Hij weet
wat je meemaakt en hoort wat je bidt en ook ziet hoe je eronder bent.
Zelfs na al die honderden jaren zegt God tegen Mozes: maar ik heb
het wel gezien, Ik heb ze wel horen schreeuwen en ’s nachts zachtjes
horen huilen, Ik hoor die zwepen wel waarmee ze geslagen worden
en Ik zie die wanhopige ouders wel als ze hun kind moeten verliezen.
En, zegt God, het heeft nu lang genoeg geduurd, Ik ga er wat aan doen!
We weten hoe het verder is gegaan: dat Israël bevrijd werd en naar het
eigen land mocht gaan, en dat God daar voor zijn volk is blijven zorgen.
En we weten dat op Gods tijd de grote Redder gekomen is: Jezus.

Toen Mozes aan God vroeg: welke naam kan ik noemen als ze ernaar vragen? en toen hij het antwoord kreeg: “Ik ben degene die er altijd is”,
toen was dat het mooiste antwoord dat je maar kunt krijgen als mens.
Want God laat zich zo regelrecht in zijn hart kijken: Ik ben niet ver weg
en sta niet op een afstand toe te kijken, maar bereikbaar voor je en klaar om je te helpen – want daar is in al die eeuwen niets aan veranderd.

Nooit overtuigender is dat aan het licht gekomen toen Jezus naar de aarde kwam,Jezus van wie God zei:Nu hij er is, ben ik dichterbij dan ooit.
Jezus is er echt een van ons, en in Hem kreeg Gods liefde voor ons
handen en voeten, en een menselijk gezicht- Jezus is: God-bij-ons.
Voordat je zegt: maar waar is God nou, en wat doet God nou voor mij,
moet je eerst naar Jezus kijken: Jezus die ons leven leefde, ook jouw
leven, en die leed wat wij moeten lijden en aan lijden verdiend hebben, en met ons kan meevoelen omdat Hij er zelf helemaal doorheen ging.

Het is best een lastige vraag, misschien ook voor jou wel. maar waarom
doet God niks aan dat lijden in de wereld, en waarom helpt God mij niet?
Vragen om serieus te nemen, en je kan ermee tobben, loop er niet voor
weg en wals er niet overheen als je die vraag op je af ziet komen – en
wees er maar eerlijk over dat er vaak geen bevredigend antwoord is.
Maar als je denkt dat God niets doet aan het lijden, vergeet je Golgotha,
waar God niets minder deed aan zijn eigen Zoon laten lijden, voor ons.
Jezus heeft niet alle lijden van ons weggehaald, maar wel de diepste
oorzaak ervan aangepakt, en de breuk tussen God en ons geheeld.
In Jezus is God zelf over de brug gekomen om ons op te zoeken.
Jezus is zelf die brug, de weg om weer bij God te komen, en ook de weg om als mensen die vaak tegenover elkaar staan, elkaar weer te vinden.
En als je Jezus probeert te volgen en probeert te leven zoals Hij leefde,
dan trekt hij je mee en sleept Hij je erdoor heen,zelfs door de dood heen.
Door Jezus en dankzij Jezus is God er ook voor jou, dag en nacht.
Jezus heeft laten zien dat God ons vertrouwen waard is, en ons redt.

Ik zou zeggen: geef God die je Vader wil zijn, dan dat vertrouwen.
Ga naar God toe, juist als je vragen hebt, als je twijfelt, als je misschien
wel teleurgesteld bent, of boos- zeg maar waar je mee zit of mee tobt, waar je kwaad over bent of aan twijfelt – houd je Vader maar aan wat Hij beloofd heeft en herinner Hem aan Jezus – U bent er toch ook voor mij?

Als je denkt: heb ik al vaak gedaan maar het helpt niet en ik merk niks,
dan kan dat zo lijken en is dat best moeilijk, en duurt wachten erg lang.
In Egypte moesten ze er zelfs meer dan vierhonderd jaar op wachten!
Ik kan alleen maar zeggen: houd toch vol, het is echt de moeite waard.
Ik las juist deze week in een blad een verhaal over vrouw die een groot
deel van haar leven geworsteld heeft met drugs- en alcoholverslaving
en die toch altijd is blijven geloven dat God er midden in die ellende
voor haar was – en uiteindelijk is ze met Gods hulp er los van gekomen.
Er zijn veel meer van die verhalen – en de Bijbel staat er ook vol mee.
Dus blijf kloppen op de deur van God, blijf roepen, bidden, vertrouwen.
En vraag aan mensen om je heen hoe zij Gods hulp hebben ervaren: je ouders, een opa of oma, andere mensen in de kerk, vriend of vriendin.

Niet voor niets zegt God tegen Mozes en Israël dat Hij bekend wilde blijven als de God van hun voorouders: Abraham, Isaak, en Jakob.
Dat is: de God die een verbond sloot met mensen, ook met jou en mij.
Denk aan je doop toen God zijn naam liet horen, samen met jouw naam.
En toen hij beloofde altijd voor je te zorgen en zelfs het kwaad dat je kan
overkomen, te laten meewerken voor iets goeds- je mag God altijd aan
die beloften herinneren, en een beroep doen op het werk van Jezus.
Het zit allemaal in die geweldige naam die Mozes mocht horen en mocht
doorgeven, en waar we nu over gaan zingen, dat mooie lied Opw. 770:
“Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam – waar ik ben, bent U”!

amen

liturgie jongerenthemadienst zondag 11 oktober 2015

welkom
zingen: Gz. 165=Opw. 277 ‘Machtig God, sterke Rots’
we worden stil voor God
votum en groet Sela

Votum
Onze hulp en onze verwachting
is van God, onze Heer.
Hij die alles maakte,
laat niet los wat Hij begon.

Groet
Genade en vrede
van God, de Vader;
door Jezus, zijn Zoon, Immanuël.
Hij woont met zijn Geest in ons.
Hallelujah, hallelujah, amen!

zingen: Psalm 93: 1,2,3 (Levensliederen) ‘De HEER regeert’
gebed
lezing: Exodus 2: 23 – 3: 6 (BGT)
zingen: Opwekking 464: 1,2 ‘Wees stil voor het aangezicht van God’
lezing: Exodus 3: 7-15 (BGT)
zingen: Opwekking 464: 3 ‘Wees stil, want de kracht van onze God…’
tekst: Exodus 3: 13-15 God is er nog altijd – ook voor jou!
preek (1) Waar is God dan – voor mij?
zingen: Opwekking 429
preek (2) Ik ben er echt, zegt God – ook voor jou!
zingen: Opw. 770: “Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam
gebed
collecte – zingen: GK 160=Opw. 123 ‘Groot is uw trouw o Heer’
zingen: Gezang 161: 1,2,3,4 (GK) ‘Heer, U bent mijn leven
zegen
amen: Opwekking 746 ‘De God van de vrede’

Zondagen 18 en 19 Heid. Cat. : Jezus zit op de troon

Gemeente van onze opgestane Heer,
dia 5
Er is een kort zinnetje in de verzen die we gelezen hebbeb, dat bij me blijft haken.
Ik bedoel die paar woorden in Filippenzen 4:5: “de Heer is nabij” = Jezus is dichtbij’.
Dat wordt wel uitgelegd als belofte dat het niet lang meer duurt tot zijn terugkomst,
maar gezien de verzen erom heen denk ik dat die uitlegger er dichterbij komt die
schrijft: “De apostel bedoelt: Christus is dichtbij om te helpen”. Vandaar wat er op
volgt: “wees over niets bezorgd, maar vraag God wat u nodig hebt”. Bemoedigend!

‘De Heer is dichtbij’ – dat lijkt in tegenspraak met wat we de ‘hemelvaart’ noemen.
Want dat was toch een afscheid en als mens is Christus niet meer bij ons op aarde.
De leerlingen zagen Hem opgetild worden en opgenomen in een wolk en ze bleven
alleen achter – ze moesten Hem niet blijven nakijken maar terug naar hun eigen taak.
Jezus is in de hemel, en dat roept veel vragen op want waar is de hemel dan: is dat een plek ver weg in het grote heelal of is wat de bijbel vertelt een restant van een achterhaald wereldbeeld: ergens achter de wolken is wat deBijbel hemel noemt?
Maar wat als je met telescopen steeds verder het heelal in kunt kijken en je met
ruimtevaart steeds verder het heelal in kunt reizen en je nergens de hemel vindt?
Iemand verwoordt het zo: “Kan Christus’ hemelvaart eigenlijk wel? Waar is Hij dan
heengegaan, als het heelal grotendeels leeg is en we nergens tegen de hemel
‘botsen’? Krijgt die Russische astronaut dan toch gelijk die na het eerste rondje
rond de aarde riep dat God niet bestaat want: ik ben Hem nergens tegen gekomen?.
Anderen opperen dat je de hemel moet zien als een soort vierde dimensie, en dan
is de hemel misschien wel veel dichterbij dan we denken – en dat ligt dan helemaal
in de lijn met dat wat lastige antwoord van de catechismus over Jezus die – God en
mens – “naar zijn godheid, majesteit, genade en Geest ons nooit meer verlaat”.
En – nog ingewikkelder – “de godheid is buiten de mensheid en toch ook in haar
en persoonlijk met haar verenigd blijft” – dus: Christus in de hemel en toch dichtbij.

Zeg het maar simpeler zo: Jezus in de hemel, op de troon, en zo elke dag dichtbij.
Als er staat dat de Heer dichtbij is, dan is Heer – Kurios – Hij die de grote Koning is-
Vanmorgen wil ik daar de nadruk op leggen, dat Jezus Heer is, dat is: de Koning.
Zoals Hij zelf zei voor zijn afscheid: mij is gegeven alle macht, in hemel en op aarde.
En die Koning zet zijn macht in ten goede: voor wie burgers zijn van zijn koninkrijk.

dia 6 Jezus zit op de troon
1. dat geeft de burger moed
2. dat bepaalt als christen je houding
3. dat opent voor de wereld een hoopvol perspectief

dia 7 1. Jezus zit op de troon: dat geeft de burger moed

Het is een bekende Nederlandse uitdrukking: dat geeft de burger moed
Wat zoiets betekent als: hierdoor krijgt mensen weer zelfvertrouwen, b.v. door
een positief bericht of als iets je lukt nadat allerlei dingen zijn mis gegaan.
Als ik die uitdrukking hier gebruik bedoel is dat woord ‘burger’ letterlijk.
Paulus schrijft n.l. in Fil. 3: 20 dat christenen hun ‘burgerrecht’ in de hemel hebben.
In het Grieks wordt een woord gebruikt dat wij wel herkennen – politeuma – dat komt
van hetzelfde woord als waar ons woord politiek van is afgeleid: polis=stad, staat.
Het betekent hier dat wie bij Christus horen burgers zijn van een rijk dat vanuit de
hemel wordt bestuurd, dat christen dus eigenlijk een dubbel paspoort hebben, in
ons geval van het koninkrijk der Nederlanden en van het koninkrijk van de hemel.
Dat uiteindelijk hoe het gaat met ons leven en met onze wereld niet in den Haag of
in Brussel beslist wordt, of in New York, maar vanaf de troon van Jezus, bij God.
Een beeld dat die eerste lezers meteen zal hebben aangesproken want Filippi dia 8
was een stad in Griekenland maar tegelijk een Romeinse kolonie, met veel veteranen uit het Romeinse leger, die er trots op waren dat de keizer van Rome hun heer was.
Die keizer werd gezien en vereerd als de Redder van de wereld en de hoogste Heer.
Maar Paulus herinnert de kerkleden van Filippi eraan dat ze nu ze christen zijn
geworden Jezus hebben leren kennen als de echte Redder en de allerhoogste Heer.
Hoor maar: “wij verwachten uit de hemel onze Redder, de Heer Jezus Christus”.

Nou, en dat kan die burgers van Filippi toen – en Paulus zelf die ook Romeins
staatsburger was – en ons vandaag, in een snel veranderende en zoals het lijkt steeds chaotischer en gevaarlijker wereld – moed geven, en rust, en vertrouwen.
Deze brief maakt wel duidelijk dat zowel Paulus als zijn lezers het wel nodig
hadden om zichzelf en elkaar moed in te spreken, want het was niet makkelijk.
Paulus zelf schreef deze brief vanuit de gevangenis – omdat ik Christus dien,
staat in 1: 13 – hij hoopt en vertrouwt vrij te komen maar weet dat niet zeker.
En ook de christenen in Filippi kregen te maken met vijandschap vanuit hun
omgeving, zowel van Joden die niet in Jezus geloofden, als van het stadsbestuur
en heiden gebleven stadgenoten die de boodschap van Jezus als Heer zagen
als een ondermijning van het gezag van de keizer en van de Romeinse goden.
Paulus heeft het over ’tegenstanders’ en ‘vijanden van het kruis van Christus’-
en zeker als dat mensen zijn met macht en invloed, dan valt het niet mee om
vol te houden en niet onder de druk en zelfs vervolging te bezwijken – zoals in
onze tijd medechristenen in heel wat landen het erg zwaar hebben, en ook in
ons nog vergeleken daarmee veilige Nederland het geloof onder druk staat
van allerlei tegenargumenten en afbrekende kritiek en ook terechte verwijten.
dia 9
Je zegt het Paulus niet zomaar na dat het Gods genade is om niet alleen in
Christus te geloven maar ook omwille van Hem te lijden – moet dat dan, en wil ik
dat, en kan ik dat – en is het wel de moeite waard dat ervoor over te hebben?
Ja, en het kan ook als lijden voelen als ontwikkelingen in de samenleving en
in de kerk een kant op gaan waar je je zorgen over maakt en verdriet over hebt
en wat je niet kunt tegenhouden want je hebt de tijd en de meerderheid tegen.
Kijk, en dan kan het je als burger – van Nederland, en van het koninkrijk van
de hemel – moed geven dat Jezus op de troon zit en dat Hij uiteindelijk aan de
touwtjes trekt en er garant voor staat dat niet wat kwaad is overwint maar dat
uiteindelijk het reddingsplan van God doorgaat en dat zijn rijk duurzaam zal
blijken: “de Heer is nabij. Wees over geen ding bezorgd, maar vraag God
wat u nodig hebt, en dank Hem in al uw gebeden.Dan zal de vrede van God,
die alle verstand (en al mijn eigen gevoelens en verwachtingen en zorgen)
te boven gaat, uw hart en gedachten in Christus Jezus bewaren” (4: 5-7).
Eerder schreef Paulus: “Laat u op geen enkele manier door uw tegenstanders
angst aanjagen” – daar is geen reden toe want die tegenstanders zullen het
nooit winnen, dankzij Jezus op de troon, en onderweg naar zijn overwinning.
De Heer zelf bemoedigt ons met dat vooruitzicht: “Dan komt de Mensenzoon.
Iedereen zal hem zien komen op de wolken. Hij komt als een machtige en
schitterende Koning. Wees vol goede moed en vertrouwen als die dingen
gebeuren. Want dan is het moment van jullie bevrijding dichtbij”. (Luc.21: 27-28)
Tot dan toen is het wachten- verwachten – op Gods tijd, en erom blijven bidden.

dia 10 2. Jezus zit op de troon – dat bepaalt als christen je houding.

Ik had het over dat dubbele paspoort – over burger zijn van Nederland en tegelijk
van dat rijk waar Jezus op de troon zit – Hij is Heer van ons leven en Heer in de kerk.
Dat kan spanningen opleveren, en kan je als gelovigen vreemd laten voelen in een
stad of dorp, een land, een werkplek, een vriendenkring, waar ze er andere normen
en waarden op na houden en anders leven dan past in het rijk van koning Jezus.
Paulus heeft het daar ook over en hij noemt het een strijd die gelovigen voeren,
en dat niet allereerst tegen anderen maar vooral tegen jezelf en kwaad in jezelf.
Hij spoort aan om “te leven in overeenstemming met het evangelie van Christus”.
En dat is juist niet je afzetten tegen anderen of krampachtig in de verdediging
schieten, of stevig de hakken in het zand en laten zien dat je er ook mag zijn,
of dat jij natuurlijk gelijk hebt en de waarheid in pacht – het is ook niet angstig
en in paniek wegkruipen omdat het toch achterhoedegevechten zijn als je nog
in God gelooft en in Jezus als Redder en Heer, en de kerk nou eenmaal uit is..

Juist als je gelooft dat Jezus regeert is voor jezelf neerzetten en jezelf afzetten
tegen anderen en ook voor je laten wegzetten door anderen, geen reden – het is
niet mijn wereld en ook niet mijn of onze kerk, het is de zaak van de Heer zelf.
Weer zondag 1: met lichaam en ziel, in leven en sterven, niet het eigendom
van mezelf – en ook niet speelbal van allerlei krachten of toevalligheden of
mensen die kwade bedoelingen hebben of dingen van we vragen die ik niet wil
of niet kan waarmaken of niet achter kan staan – maar het eigendom van mijn
trouwe Redder en Heer – die me loskocht met zijn leven, om voor Hem te leven.
Ik denk aan een andere bekende uitspraak van Paulus: “Wij horen bij Christus,
en Christus houdt van ons. Niets kan dat veranderen. Ook al moeten we lijden,
ook al worden we vervolgd, ook al zijn we arm, ook al is ons leven in gevaar…
Want wat er ook gebeurt, vandaag of in de toekomst, of we nu leven of sterven…. niets kan ons scheiden van Gods liefde die vastligt in Christus onze Heer!

Jezus zit op de troon, wij zijn burgers van het rijk dat hemels aangestuurd wordt.
Dat maakt als het goed is dat wij hier op aarde ons daar naar leren gedragen.
Dat is een leerproces, dat is als het ware een levenslange inburgeringscursus.
Paulus bedoelt dat met ‘leven in overeenstemming met het evangelie van Christus’:
je opstellen en je gedragen zoals Jezus dat ons voorhoudt en voorgeleefd heeft.
En dat begint dichtbij huis: in je eigen huwelijk en gezin, op je werk, in de kerk.
Dat zijn zeg maar de oefenplekken, de stageplaatsen, van het rijk van de hemel.
dia 11
Even verder in iets andere woorden van de apostel: “laat onder u de gezindheid
heersen die Christus Jezus had” – en let dan op zijn levensloop en lijdensweg –
waarvan de kern is volgens Paulus dat Hij die God was en is de luister daarvan
opgaf en naar ons kwam en mens werd als wij en zelfs nog dieper zich weggaf:
“als mens verschenen, heeft hij zich vernederd en werd gehoorzaam tot de dood-
en zelfs nog erger: de dood aan het kruis – de dood van slaven en rebellen – ik
las: “God is nederig geworden. En Jezus heeft laten zien dat juist daarin zijn
grootheid, goedheid en liefde samenvallen” – ja, en zo verdiende Hij de troon:
“omdat Jezus Christus dat deed, heeft God hem de hoogste plaats gegeven”.
En als wij daarin het voorbeeld van Jezus volgen, bekroont God ook ons leven.

Nog eens: dat maakt een levenslange inburgeringscursus nodig want het zit
niet in onze aard als mens en het gaat ook niet vanzelf als je christen bent dat
die we die manier van denken en van met elkaar omgaan in praktijk brengen die
Jezus had: “handel niet uit geldingsdrang of eigenwaan, maar acht in alle bescheidenheid de ander belangrijker dan uzelf. Heb niet alleen uw eigen
belangen voor ogen, maar ook die van de ander” – en dan ook nog – misschien
nog wel moeilijker voor ons gereformeerden: eensgezind zijn – wat niet is het
over alles eens zijn of net zo lang praten en drammen tot ieder zo denkt als ik
zelf denk, maar allemaal achter Jezus aan, met alle verschillen toch: “één in
liefde, één in streven, één van geest” – moeilijk genoeg, maar mogelijk als je
Jezus in het oog houdt en zijn leven jouw leven wordt, en Hij je blijdschap is.

Ik las: “Problemen zijn er genoeg in de kerk van Christus. Liefde voor onszelf
(egoïsme) drijft wiggen tussen mensen. De oplossing is niet dat we proberen de ander te veranderen, maar dat we kijken naar onszelf. Of beter. dat we kijken naar Christus: doe ik zoals Hij het deed? Ben ik van plan om mijn naaste te redden en ook zelf gered te worden? Zo wil Christus in de gemeente zijn.Wat wij voor elkaar doen, wordt voor Hem gedaan”. Tot zover. De schrijver haalt dan Matt. 25 aan, en daar
komen we dan ook anderen in beeld waaraan wie Jezus volgt recht gaat doen en
zorg aan gaat besteden: armen, vreemdelingen, daklozen, zieken, gevangenen.
Je kijkt anders naar vluchtelingen, je denkt niet meer vanuit eigen volk eerst of
eigen land op slot, maar je hebt niet alleen eigen belang maar ook dat van de
ander voor ogen, je bent bereid tot delen, opschikken, inleveren, en zelfs lijden.
En – niet het minst belangrijk – laat iedereen u kennen als vriendelijke mensen!
dia 12
Niet makkelijk, ik ben de eerste om het toe te geven, het zit ook niet in mijn genen.
En het kan best gemopper opleveren of geklaag, zelfs dat er verwijdering komt….
Dat zal ook in die vroege kerken, zoals die van Filippi, een zorgpunt geweest zijn.
Ik denk dat juist daarom de apostel in deze brief zo vaak oproept tot blijdschap:
“Laat de Heer uw vreugde blijven; ik zeg u nogmaals: wees altijd verheugd” (4:4).
Niet omdat het altijd makkelijk gaat, en het altijd pais en vree is – integendeel juist.
Denk maar aan Paulus in de gevangenis, en het gedoe in Filippi, en in onze tijd.
Daarom ook: laat de Heer uw vreugde blijven= de Kurios: Jezus zit op de troon!

dia 13 Jezus zit op de troon: dat opent voor de wereld een hoopvol perspectief

Jezus zit niet alleen op de troon van ons leven en is niet alleen de baas in de kerk,
maar -zegt zondag 19 – door hem regeert God zijn Vader alle dingen, heel de wereld.
En zelf zegt Jezus dat Hij gekomen is om de wereld te redden, en nieuw te maken.
Dat geeft hoop voor een wereld die nu nog te lijden heeft onder onrecht en oorlog,
waar mensen honger lijden en pijn hebben, en waar nog steeds iedereen doodgaat.
Paulus zegt dat Jezus terugkomt om onze ‘armzalige lichamen’ gelijk te maken
aan ‘zijn verheerlijkt lichaam’, en in een andere brief dat dan de schepping wordt
bevrijd van aftakeling, vervuiling, verwoesting, geweld, en de macht van de dood.
Dan komt het zover dat gebeurt waar Paulus in gelooft en op hoopt en waar ook
wij naar mogen uitkijken, dat iedereen voor koning Jezus zal knielen en iedereen
zal erkennen dat Jezus de Heer is, en God de Vader zal eren. Kom, Heer Jezus!
dia 14

amen

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen. Ps. 16: 1,3,5
wet van de HEER
zingen: NLB 632: 1,2,3
gebed
Schriftlezing: Filipp. 1: 27 – 2: 11 en 3: 17- 4: 7
zingen: Gz. 67: 1,2,3
verkondiging: zondag 18 en 19 H.Cat. dia 1-4
zingen: Gz. 11: 1,2 GK
gebed
collecte
zingen: NLB 416: 1,2,3
zegen
amen: NLB 416: 4

Zondag 17: Je hoeft niet bang te zijn – voor de dood (CGK-GKV)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,
dia 1
Is wat we in de kerk doen, niet uit vlucht uit de harde werkelijkheid? Staan we niet buiten het gewone leven met onze bijbel en onze preken, met onze belijdenis en met onze liederen? Neem nou waar het vanmiddag over gaat: Christus heeft de dood overwonnen, en daarom mogen wij leven en zullen wij opstaan.Dat zijn prachtige woorden, waar je fijn over zingen kunt. Maar dan kom je de kerk uit, en wat zie je dan? Eerder een geduchte vijand die oppermachtig is. De dood die je van alle kanten aangrijnst en die toeslaat, nu hier en dan daar. Waar¬tegen uiteindelijk geen mens, hoe sterk ook, opgewassen is. Deze vijand heerst in ziekenhuizen en op slagvelden, in rampgebieden en op de snelweg. Hij slaat plotseling toe of sloopt een mens langzaam maar zeker. Wie is niet bang voor hem? Het staat zelfs in de Bijbel
dat wij mensen ons hele leven lang bang zijn voor de dood (lees Heb. 2: 15)

En dat terwijl we al bijna 2000 jaar na de opstanding van Christus leven, en al heel veel generaties zijn gekomen en gegaan! Wie durft dan nog te blijven praten over een dood die overwonnen is en leven dat zeker is? Ben je zo niet volstrekt ongeloofwaardig als christen, en als kerk? Breken zulke mooie woorden niet stuk op de keiharde, dodelijke realiteit? Zullen we maar niet zwijgen en toegeven dat het allemaal te mooi is om waar te zijn?
dia 2
Ja, maar de bijbel zet ons met de zekerheid van Chris¬tus’ opstanding juist midden in die werkelijkheid. Midden in een wereld van lijden en ziekte en dood. In die wereld waar de ziekenhuizen staan en de begraafplaatsen liggen, waar ver¬keersslachtoffers vallen en moorden worden gepleegd, waar kinderen doodgaan van de honger en waar kanker levens sloopt. En de bijbel zegt: in zo’n wereld kun je alleen getroost leven én getroost sterven, omdat Christus is opgestaan en de dood verslagen heeft. Omdat je je in alle onzekerheid mag geloven dat de dood toch niet het einde is.

Als dat niet waar zou zijn, dan zouden we in de kerk met onwezenlijke dingen bezig zijn. Dat waren alle preken holle woorden en alle liederen kreten in de ruimte. Dan kwamen we met onze zekerheden en belijdenissen geen stap verder. Maar nu het wél waar is dat Christus is opgestaan, is er ondanks alles toch hoop en toekomst. De dood is nog wel een geduchte vijand, maar die dood heeft toch niet het laatste woord. Christus is door de dood heengebroken naar het leven, en Hij trekt ons achter zich aan. Hij loopt voorop, als eersteling, en dus komen wij ook aan de beurt. We hebben nu al het leven, zelfs al moeten we nog sterven. Dat is de werkelijkheid van elke dag, die in de kerk afgekondigd wordt en waar we ook vanmiddag weer ja en amen op mogen zeggen.

dia 3 Je hoeft niet bang te zijn – voor de dood:
1. gered uit de macht van de dood;
2. zeker van de opstanding uit de dood.

dia 4 1. gered uit de macht van de dood.

Zondag 17 is een opvallend korte zondag. Eigenlijk zijn het maar drie zinnen. Een korte zondag, over het zo belang¬rijke feit van de opstanding van de Heer Jezus Christus. Over dat feit wordt trouwens niet eens gesproken. Dat is geen punt van discussie, of Jezus wel is opgestaan en hoe dan wel. Daar gaat de cate¬chismus gewoon van uit. Daar is geen twijfel aan. Als dat niet zo zou zijn, konden we meteen wel ophouden. Geloven zou geen zin hebben. Er zou niet eens een kerk meer zijn. En we konden wel een punt zetten achter al die kerkdien¬sten.Maar gelukkig, het is echt waar: de Heer is werkelijk opge¬staan!
dia 5
Daarom kan zondag 17 meteen doorvragen naar het nut van de opstanding van Christus voor u en voor mij: wat heeft u daar nu aan, dat u dat zo zeker weet? Dat is nou weer typisch onze catechismus. Geen dogmatisch handboek, waarin uitputtend alle punten van de leer aan de orde komen en alle mogelijke dwalin¬gen bestreden worden. Nee, een troostboekje. Waarin het steeds weer om die ene vraag gaat: wat is uw, wat is jouw enige troost, in leven en in sterven? Daar draait het ook hier weer om: wat koop je ervoor dat Christus de dood heeft overwonnen, als die dood nog altijd als een dreiging boven je leven hangt? Wat schiet je ermee op dat Hij voor je is opgestaan, als overal om je heen mensen sterven en je ook zelf doodgaat? Is de belijdenis van de kerk geen pijnstiller? Niet een vlucht?

In 1 Kor. 15 houdt Paulus zich met dit soort vragen indrin¬gend bezig. De aanleiding was dat sommigen in de gemeente niet geloofden in de lichamelijke opstanding van de gestorvenen en dat ze met die opvatting twijfel en verwarring zaaiden. En gelet op de feiten hadden ze een punt, want na Pasen waren er al heel wat gelovigen gestorven – en hoe kan dat nou als toch de dood overwonnen is, door Jezus, voor ons? dia 6 Zondag 16 stelde die vraag ook: als Christus voor ons gestorven is, waarom moeten wij dan nog sterven. En hoe weet je nou dat de dood niet is over en uit, voorgoed? Paulus gaat daar dan op in en wil de twijfel wegnemen. Daarbij gaat hij uit van de zekerheid van Christus’ opstan¬ding.Blijkbaar was dat buiten kijf: de Heer is echt opgestaan. En wie daaraan twijfelen mocht: er zijn nog heel wat ooggetui¬gen aan wie de Heer in levenden lijve is verschenen. Ze kunnen het bij hen gaan navragen. Ja, we hebben een levende Heer!

Goed, zegt Paulus, daar zijn we het allemaal over eens. Maar hoe is het dan mogelijk tegelijkertijd te beweren dat er geen doden worden opgewekt? Als dat echt waar zou zijn, dan geldt dat ook voor Christus. Dan is Hij ook niet opgewekt. Ja, en als dat waar zou zijn, dan valt alles weg: de prediking van Paulus en de andere apostelen slaat nergens op, het ge¬loof van de Korintiërs hangt in de lucht, er is geen hoop meer. Heel het christen-zijn en het kerk-zijn staat of valt met de werkelijkheid van de opstanding van de Here Christus.

Kijk, ziet u hoe die opstanding van onze Heer alles te maken heeft met ons? Met ons geloof, met onze kijk op het leven en op de toekomst, met ons concrete leven van elke dag? Om dat nog wat duidelijker te zien, moeten we ons afvragen wat die opstanding nou eigenlijk te betekenen heeft. Voor Christus zelf was het natuurlijk een bekroning en een beloning na zijn gehoorzame lijden en ster¬ven. Ook het doorslagge¬vende bewijs dat het grote werk echt was klaargekomen en dat de Vader zijn offer had aanvaard.. Het moest wel Pasen worden: de dood kon Hem niet vasthouden. Waarom niet? Wel, omdat de Here die dood al overwonnen had. Omdat er was betaald voor onze zonden en de straf was gedra¬gen. De oorzaak van alle ellende, ook van de dood, was wegge-nomen door het offer aan het kruis. Daarmee was de dood in beginsel zijn macht kwijt. Daar ging het over in zondag 16.
dia 7
Op de Paasmorgen kwam dat triomfantelijk aan het licht. Voor het eerst stond de dood machteloos. Voor het eerst moest het graf zijn prooi loslaten. Zeker, ook vroeger was er wel eens een mens teruggekomen uit de dood. De Heiland had zijn macht over de dood al eerder bewezen: in de jongen uit Nain, bij Jairus’ dochtertje, bij het graf van Lazarus. En toen Hij stierf op Golgotha, sprongen in Jeruzalem graven open en kwamen doden uit hun graven. Maar dat was allemaal maar tijdelijk. Vroeg of laat sloeg de dood weer toe. Deze mensen konden niet hun leven redden. Zeker niet anderen het leven redden. Pas Jezus Christus heeft de beslissende doorbraak bewerkt door de ondoordringbare kille doodsmuur heen. Hij sterft niet meer, maar leeft eeuwig. De dood kan Hem niet meer pak¬ken. Nooit!

Kijk, en die overwinning van Christus komt nu ons ten goede.Hij is voor ons gestorven, Hij is ook voor ons opgewekt. Christus stierf in onze plaats, als onze Middelaar, Hij stond ook op uit de dood als Middelaar. Zo kan Paulus schrijven: de dood is er door een mens, ook de opstan¬ding der doden is door een mens. De Overwinnaar is net als wij een mens van vlees en bloed, één van ons. En dat betekent dat zijn overwinning onze overwinning is. Nu zijn allen bij Chris¬tus horen, uit de machtsgreep en de machtshonger van de dood gered. Ook voor ons heeft de dood niet meer het laatste woord. We hébben het leven, het eeuwige, en zijn bestemd om te leven.

Maar wat merk je daar nu van? Is dat toch niet een dooddoe¬ner? Loopt niet elk mensenle¬ven, ook dat van een gelovig mens, uit op het graf? Is de dood niet nog altijd oppermach¬tig? Gemeente, maar dan moet u vooral naar de Here Jezus kijken! Hij is dan toch maar door de dood heen gekomen, en Hij leeft. En dat als één van ons en als onze Voorloper. De Eersteling.Daarom bouwen we niet alleen voor dit leven onze hoop op Hem. Dan zouden we er beroerder aan toe zijn dan al die andere mensen die niet verder komen dan ‘dood is dood’. Ons geloof zou dan ijdele hoop zijn en het evangelie van het leven be¬drog. Je zou met een ingebeelde hemel het graf in gaan.

Maar omdat Christus is opgestaan en omdat Hij de Levende is, daarom is het God zij dank anders. O ja, de dood heeft nog wel macht. Paulus heeft het over ‘de laatste vijand, die nog van macht beroofd moet worden’. Zover is het nog niet. We mogen wel geloven dat de sleutels van de dood en het dodenrijk in handen van Christus zijn gekomen. Hij opent en Hij sluit.En zelfs een sterfbed en een begrafenis moeten meewerken aan zijn doel met ons. Denk nog maar even terug aan zondag 16, aan die vraag waarom wij nog moeten sterven: eigenlijk alleen nog om voorgoed van de zonden af te komen en door de dood heen het eeuwige, volmaakte leven binnen te gaan. Dat is de blije ¬werkelijkheid waarin u en jullie en ik elke dag mogen leven. Daar mogen we ons aan vastklampen in leven én sterven.
dia 8
Wat is in je leven en bij je sterven je enige troost? Dat ik met lichaam en ziel, in leven en sterven, het eigendom ben -nee, niet van de satan, niet van de dood, ook niet van de machthebbers van deze wereld – maar van mijn trouwe Heiland Jezus Christus. Van Hem die de dood heeft overwonnen en die nu alle macht heeft, ook over dood en graf.

dia 9 2. zeker van onze opstanding uit de dood.
Zondag 17 zegt dat de opstanding van Christus een ‘onder¬pand’ is van onze opstan-ding in heerlijkheid. Zeg maar: een garan¬tiebewijs. Ook voor u en mij kan het nu niet meer stuk. Na punt 1 zou u nog kunnen zeggen: maar wat koop ik daarvoor? Het zal wel waar zijn dat Christus door de dood is heengekomen en dat Hij nu voor altijd leeft. Maar wat dan nog? Wij zijn Christus niet. Wij moeten allemaal sterven en er is nog nooit een mens voorgoed uit de dood terug gekomen. En: ze zijn er toch nog altijd, de kerkhoven en de slagvelden, de ziekenhui¬zen en de verpleegtehuizen, de hongersnoden en de natuurram¬pen? Dan kan de kerk wel praten over een opstanding uit de dood en over een eeuwig leven op een nieuwe aarde, maar waar blijft dat dan en hoe lang moet dat nog duren? Er zijn al zoveel eeuwen voorbijgegaan en is er nog altijd niets van terechtgeko¬men. Zou het eigenlijk allemaal wel waar zijn?

juist daar hadden ze het ook in Corinthe zo moei¬lijk mee. Ze geloofden wel in Christus’ opstanding. Maar tegelijkertijd ontkenden sommigen de opstanding van doden. Hoe kwam dat nou? Hoe was dat met elkaar te rijmen? Wel, de eigenlijke oorzaak was een verkeerde kijk op Christus en zijn werk.O ja, zeiden ze, Christus is opgestaan, natuur¬lijk wel.Daar willen we niks van afdoen. Maar dat was Chris¬tus, de Zoon van God, de Redder van de wereld. Wij zijn maar gewone mensen, zwak en sterfelijk, vatbaar voor ziekten en kwalen en ongeluk¬ken. Voor ons is die onvoorstelbare heerlijk¬heid niet wegge¬legd.

Maar dan gaat Paulus laten zien hoe de werkelijkheid is. Dat Christus is opgestaan, heeft wel degelijk veel te beteke¬nen voor ons die in Hem geloven. Want wie is die Christus eigen¬lijk? Niet maar een eenling, een zonderling. Niet iemand die uit een andere wereld komt en na verloop van een aantal jaren weer net zo naar die andere wereld teruggaat. Als dat zo was, ja dan zou wat met Hem gebeurde, ons niet raken. Dan hadden zijn dood en zijn opstanding voor ons waarde. Maar het is totaal anders! Het gaat om die Jezus die voor ons als baby werd geboren, in onze wereld. Die van het begin tot het einde ons leven heeft geleefd. Die als echt mens geleden heeft en gestorven is, voor ons. In onze plaats!

Nou, die Christus is opgestaan uit de dood en leeft voor altijd in de hemel. Hij is geen eenling en geen vreemdeling, Hij is de eersteling. Lees maar vers 20 van 1 Cor. 15: “Chris-tus is werkelijk uit de dood opgewekt, als eerste van de gestorvenen”. De eerste, dus er zullen er meer volgen. Letterlijk staat er: de eersteling. dia 10
Dat doet denken aan de oogsttijd. Israël moest elk jaar de eerstelingen, de eerste vruchten van de nieuwe oogst, aan de HEER aanbieden. Daarmee erkende het: eigenlijk is alles -van de HEER. Die eerstelingen vertegen¬woordigden de hele oogst. Nu, dat beeld staat Paulus hier voor ogen. Als Christus opstaat uit de dood, is dat het begin van de complete oogst. Dan kunnen wij niet achterblij¬ven. De volle oogst zal vast en zeker volgen. Daarvoor is wat met Pasen gebeurde, de garantie. Luister nog eens naar de apostel: “Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend gemaakt worden”. (vers 22)

Ja, maar hoe kunnen we daar nou zo zeker van zijn? Waarom hebben al die mensen ongelijk die zeggen ‘dood is dood’? Dat zie je toch voor je ogen? Daar kan toch geen nuchter mens omheen? Is er ooit een mens uit de dood teruggekomen?
Toch: het is niet waar dat er nooit een mens is teruggekomen uit het graf! Want de mens Christus Jezus is opgewekt uit de dood, opge¬staan uit het graf. De eerste vrucht is al binnengehaald, en de complete oogst zal zeker volgen. Maar dan wél op Gods tijd. Paulus zegt: ieder in z’n eigen rangorde. Onze opstan¬ding komt, dat is na Pasen vast en zeker. We moeten wel op onze beurt wachten. We moeten Gods tijd afwachten. Die tijd komt, als Christus terugkomt in volle heerlijkheid. Dan is het zover dat alle gestorvenen hun lichamen terugkrijgen. Dan mogen we met een nieuw lichaam, als complete mensen, gloriëren en regeren.Zover is het nog niet. De dag van de volle oogst is nog niet gekomen. Maar dat die dag komt, twijfel daar maar niet aan. Daar staat uw Heer en Redder borg voor.

Hoe zou het ook anders kunnen? Heeft Jezus niet door zijn dood en opstanding ons losgekocht van vloek en dood? Nou, dan laat Hij ons ook delen in zijn overwin¬ning. Zijn op-standing is nog maar het begin. Op Gods tijd zullen wij vol¬gen, om samen met alle gelovigen Hem op een nieuwe aarde te dienen en te loven. Om voor altijd gelukkig te leven. Tot zolang wordt er nog gezaaid. Tot zolang blijven er nog be¬graafplaatsen en rampgebieden, ziekten en ongelukken. Tot zolang kreunen en zuchten Gods schepselen nog onder de vergan¬kelijkheid en de gebrokenheid. Maar het is een zuchten en pijn lijden vol hoop en verwachting. Want wat nu gezaaid wordt, wordt straks geoogst. Die hoop mag al ons leed verzachten.
dia 11
Is dat geloof toch niet een vlucht uit de werkelijkheid? Lopen we er niet mee vast in het harde leven? Is dat evangelie van het leven ongeloofwaardig, als we worden geconfronteerd met de verwoestingen die de dood nog aanricht? Begrijpelijke vragen en twijfels. Maar houd toch maar eraan vast dat de werkelijkheid waarin we leven de werkelijkheid van Jezus Christus is! We leven niet onder het regiem van Koning Dood, maar onder dat van de Vorst van het leven. Dat geeft troost en moed in een wereld die nog altijd zo zwaar te lijden heeft onder de verwoestende gevolgen van de zonde. In een wereld waarin wonden geslagen worden die vreselijk pijn kunnen doen, je leven lang soms. Waarin nog heel veel wordt gehuild en veel pijn wordt geleden. In een wereld van sterfgevallen, oorlog, vluchtelingen, pijn, verdriet.

Maar wie Christus kent, mag het zeker weten: het zal zo niet blijven. Het einde is in zicht. Christus is bezig de ene vijand na de andere voorgoed uit te schakelen. Ook die laat¬ste, de dood. In feite is hij al een geslagen vijand, die niet meer kan doen dan Christus dienen. Zondag 16 ging er alm over. ons sterven is een poort naar God en naar het eeuwige leven met God en met Christus. Tot ook de dood voorgoed wordt afgedankt en vernietigd op de grote overwinningsdag. Naar die dag zijn we samen nog op weg, achter Christus aan. Luister maar goed, dan hoor je de bazuinen al!

amen

dia 12

liturgie middagdienst CGK-GKV zondag 4 oktober 2015

welkom
zingen: Ps. 62: 1,3 GK
stil gebed
(gezongen) votum en groet
zingen: Gz. 301: 1,3,5 LB
gebed
Schriftlezing: 1 Kor. 15: 1-28
zingen: Gz. 66: 1,2,5 GK
preek over zondag 17
zingen: Gz. 300: 1,2,4,6
gebed
collecte
geloofsbelijdenis (C. Koolsbergen, mel. Gz. 114 LB)
1. ‘k Geloof in God de Vader, die almachtig
hemel en aarde schiep;
in Jezus Christus, Zoon uit God geboren,
die Hem tot aanzijn riep,
mijn Heer, die van de Heilge Geest ontvangen
geboren uit een maagd,
geleden heeft ten tijde van Pilatus,
onschuldig aangeklaagd.
2. Gekruisigd en gestorven en begraven,
gedaald in helse dood,
de derde dag verrezen, opgevaren,
zit Hij voortaan naast God,
vanwaar Hij op een dag terug zal komen
als rechter van ’t heelal
en alle levenden en alle doden
ten oordeel houden zal.
3. De Heilge Geest, Hij wordt door mij beleden.
‘k Geloof dat God ons geeft
een kerk die heilig is en in de wereld
als zijn gemeenschap leeft.|
‘k Geloof dat God mijn zonden wil vergeven,
mijn lichaam eens bevrijdt
van dood en ondergang, en ik zal leven
in alle eeuwigheid.

zegen
amen – laatste regel van Psalm 89

Romeinen 11: 17-24: Christenen moeten hun roots niet vergeten (Israël-zondag)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
In veel kerken is de eerste zondag van oktober Israël-zondag.
Wij hebben daar niet zo veel mee gedaan tot op vandaag.
Binnen de vrijgemaakte kerken staat de plaats en de betekenis van
het joodse volk minder in het middelpunt van de belangstelling dan b.v.
binnen de Chr. Gereformeerde kerken en de Gereformeerde Bond.
Er is zelfs lang de neiging geweest de nieuwtestamentische kerk te zien
als in de plaats gekomen van het volk Israël – dat in grote meerderheid
Jezus niet als messias erkent, en dus niet meer het echte Israël zou zijn.
Dat kan makkelijk tot de gedachte brengen dat de rol van het Joodse
volk in de plannen van God is uitgespeeld, en de Joden niet méér zijn
dan gewoon een volk tussen alle andere volken in deze wereld…
dia 2
Pas vanaf de jaren ’80 van de vorige eeuw is weer aandacht gevraagd
voor de bijzondere plek die het Joodse volk Bijbels gezien nog altijd heeft
in de ogen van God, wat christenen niet moeten vergeten en wat een
opdracht meebrengt om het evangelie van Jezus Messias te delen met
het volk waarmee God een verbond sloot en waar Jezus uit geboren is.
Binnen onze kerken werd de Stichting tot evangelieverkondiging aan
het joodse volk opgericht (Stevaj), en toen er contacten kwamen met
joods-christelijke kerken (Messiasbelijdende joodse gemeenten) is vanuit
de GKV in Ommen de BatTsion commissie gevormd – en in 2009 zijn die
twee organisaties gefuseerd tot wat nu heet de commissie Yachad. dia 3
“Yachad is het Hebreeuwse woord voor samen. Zoals in Psalm 133 – hoe goed
is het, hoe heerlijk als broeders bijeen (samen) te zijn. Met deze naam wordt de gezamenlijke verbondenheid aan het Joodse volk tot uitdrukking gebracht”.

Yachad vraagt de kerken iets te doen met Israël-zondag – ik citeer: “Eén
zondag per jaar vragen wij uw speciale aandacht voor het Joodse volk en de verhouding tussen kerk en Israël, want een kerk zonder Israel bestaat niet.
Wie Israel vergeet zaagt de tak door waar hij zelf op zit ( zie o.a. Romeinen 11 )”
Waarmee we bij het hoofdstuk zijn dat we net gelezen hebben en bij ons tekst.

dia 4 Christenen moeten hun roots niet vergeten…
1. die spreken van Gods trouw aan ‘Israël’ ;
2. die brengen tot bescheidenheid t.o.v. ‘Israël’ ;
3. die vragen om betrokkenheid met ‘Israël’ . N.B. let op die hoge komma’s!

dia 5 1. Christenen moeten hun roots niet vergeten…
die spreken van Gods trouw aan ‘Israël’.

Elke zondag beginnen we de kerkdienst door te zingen over de trouw van God:
“Eeuwig duurt zijn trouw, Hij laat het werk van zijn handen niet los”. Prachtig!
Het is die trouw van God die Paulus moed en hoop geeft met het oog op zijn
volksgenoten die tot zijn verdriet voor het overgrote deel Jezus niet als de door
God beloofde messias en als hun redder aanvaarden – wat de apostel in 9:2-3
brengt tot de emotionele uitbarsting: “Ik ben diepbedroefd en wordt voortdurend
door verdriet gekweld. Omwille van mijn volksgenoten, de broeders en zusters
met wie ik mijn afkomst deel, zou ik bijna bidden zelf vervloekt te worden en
van Christus gescheiden te zijn”….en positief in 10:1: “Broeders en zusters, ik
wens uit de grond van mijn hart en bid tot God dat ze zullen worden gered”.
En daar omheen komen stevige teksten over wat zijn volksgenoten missen
en zichzelf aandoen door hun afwijzing van Jezus die allereerst voor hen is
gekomen, om hen te redden, maar die ze hebben gekruisigd en gedood…..
En daarna is Hij opgestaan om een volk bij elkaar te brengen uit alle volken.

Kijk, maar boven alles uit en dwars door alles heen staat Gods trouw als een huis.
Lees meteen al 9: 6: “God heeft zijn belofte niet gebroken”, zijn verbond met Abraham en met wie uit Abraham zijn voortgekomen en geloven als Abraham.
Vandaar dat hoopgevende begin van hoofdstuk 11: “Heeft God zijn volk soms
verstoten? Beslist niet!….God heeft zijn volk, dat Hij al van te voren uitgekozen
heeft, niet verstoten”. Daar is de bekering van Paulus zelf een voorbeeld van,
en ook dat vele andere Joden wel in Jezus zijn gaan geloven – zoals God in
het verleden ook beloofd had en heeft waargemaakt, zoals in de moeilijke
tijd van Elia toen alles verloren leek en God toch met zijn werk doorging:
“zo is ook nu een klein deel over dat God uit genade uitgekozen heeft”.
Met een beeld: er zijn wel takken afgebroken maar de boom blijft staan.
dia 6
Nou, en dat moeten later op de oude stam ingeënte takken nooit vergeten.
Waarmee Paulus zijn lezers – voor het merendeel niet- joodse christenen -op
hun plek wijst: niet jullie dragen de wortel (=Israël), maar de wortel draagt jullie.
In het OT wordt het volk van God en worden gelovigen meer dan eens met een
boom of struik vergeleken zoals met een wijnstok, maar ook met een olijfboom.
In Jer. 11. 16 wordt Israël ‘een groene olijfboom met edele vruchten’ genoemd,
waarin helaas de bliksem inslaat, beeld van Gods oordeel: “Ik heb jullie geplant,
maar nu laat ik jullie met geweld vernietigen” – dat gebeurde met de ballingschap.
Ja maar dankzij de trouw van God bleef een rest over, een wortel die weer uitloopt.
Wat gebeurt als God Jezus in de wereld brengt en takken ent op die oude stam.
Je kunt bij die ‘stamboom’ ook denken aan Abraham, de vader van de gelovigen.
En let dan op de omdraaiing van wat in het bewerken van olijfbomen in die de
gewoonte was, namelijk dat als regel een edele tak werd geënt op een wilde
olijf – God doet precies andersom: op die nog altijd edele olijf die Abraham is
en Israël, geworteld in Gods liefde en trouw – worden wilde takken ingeënt.
Het herinnert ons eraan dat ook wij van oorsprong van die wilde takken zijn
die zijn ingevoegd in de stamboom van Abraham en van Israël – denk er maar
aan als in de kerk een kind wordt gedoopt en we zingen – kort geleden nog –
dat God het verbond met Abraham, zijn vriend, bevestigt van kind tot kind.
Iemand merkt terecht op dat God als Hij een volk vormt uit alle volken, niet
een nieuwe boom plant naast de oude, of in plaats van die oude, maar dat
Hij wilde takken inent in die oude stam, die voortkomt uit die ene wortel, want
God laat niet los wat zijn hand begon en daarom wordt de eens geplante boom
niet omgehakt en uitgeroeid en vervangen, maar mag die doorgroeien en tot
nieuwe bloei komen en veel vrucht dragen – ook onze roots liggen in Israël.

Als de kerk dat vergeet, denkt ze zomaar in termen van vervanging van Israël
en meer en beter, alsof God pas met Pinksteren pas echt begonnen zou zijn.
En zomaar ligt dan ook bij christenen het anti-semitisme en de jodenhaat op
de loer zoals de geschiedenis al te vaak tot onze schande heeft laten zien.
Daarom: laten we als christenen en als kerk onze roots niet vergeten en ter
harte nemen wat Paulus schrijft: “als sommige takken van de edele olijfboom
zijn afgebroken en u, loten van een wilde olijfboom, tussen de overgebleven
takken bent geënt en mag delen in de vruchtbaarheid van de wortel, dan moet
u zich niet boven de takken verheffen.”- dan past geen trots maar dankbaarheid.
“Lof zij de Heer! Christenen looft Hem met – en: als – Abrahams kinderen samen”.

dia 7 2. Christenen moeten hun roots niet vergeten…
die brengen tot bescheidenheid t.o.v. ‘Israël’.

Blijkbaar vindt Paulus dat heel belangrijk en speelde dat in de kerk van Rome.
Een kerk met vooral christenen met een niet-joodse, heidense, achtergrond
die zich zomaar verheven gingen voelen boven die joden die Jezus afwezen.
Later in de geschiedenis is het echt een probleem geworden met al te vaak
heel kwalijke en giftige gevolgen van kruistochten, pogroms, antisemitisme,
met een beroep op het ongeloof van de joden die Jezus gekruisigd hadden
en de eeuwen door weinig moesten hebben van christenen en hun geloof
dat hun Jezus de al door profeten en psalmen beloofde messias zou zijn.

Maar Paulus die daar zelf vandaan kwam en ook erge dingen gedaan had
tegen Jezus en zijn gemeente en daar zijn leven lang veel spijt van heeft gehad,
weigert te spuwen in de bron waaruit hij gedronken had en waarschuwt om
niet de tak door te zagen waarop je als christen zit – verbonden als je bent
met al je vezels aan de stamboom Abraham en Israël: “De Israëlieten zijn
Gods kinderen. Ze vereren de ware God, die altijd bij hen is. Met hen maakte
God zijn afspraken, en aan hen gaf hij zijn wet. En God deed aan hen al zijn
beloftes. Zij zijn het volk dat afstamt van Abraham, Isaak en Jakob. En zij zijn het
volk waaruit Christus is gekomen, toen hij leefde als mens” (Rom. 4. 4-5, BGT).
Alle reden dus om die roots te erkennen en te koesteren, met dank aan God.

Ja en als je dan ziet dat er ongeloof is en dat takken uit die boom weggekapt zijn,
is dat geen reden voor trots en afkeer maar eerder reden een waarschuwing: dia 8
“Wees daarom niet hoogmoedig, maar heb ontzag voor God: als Hij de oorspronkelijke takken niet gespaard heeft, zou Hij u dan wel sparen?” (vs. 21).
Wees blij dat je er ook bij mag horen, en pas op dat je zelf er niet uitvalt.
Er is dus geen enkele reden om zelfvoldaan te zijn en je beter te voelen
dan mensen die niet hetzelfde geloof hebben of andere keuzes maken.
Paulus haalt op wat hij hoorde zeggen door christenen uit de heidenen als ze het hadden over het niet-in-Jezus geloven van Joden in hun buurt: dia 9
“die takken zijn toch afgebroken zodat ik geënt kon worden” – weer dat
van de kerk die in de plaats van het oude Israël is gekomen – en dan
reageert Paulus daarop met de waarschuwing dat er niets is om je op
te laten voorstaan maar dat het enige dat beslist geloof is, en genade: dia 10
“zij zijn afgebroken vanwege hun ongeloof, jullie danken je plek aan je geloof”.
En dus kan je hetzelfde overkomen als je het van jezelf verwacht en niet
dicht bij Jezus blijft – zoals Jezus zelf gezegd heeft met dat voorbeeld
van de wijnstok en de ranken: de rank die niet aan de wijnstok verbonden
blijft, kan uit zichzelf geen vrucht dragen maar die rank valt uit en verdort.
En daarom – zei Jezus – blijf in Mij zoals Ik in jullie en dan draag je vrucht.
Paulus herhaalt: “blijf alleen op God vertrouwen, vertrouw niet op jezelf”.
Dat geldt u en jou en mij persoonlijk, het geldt ook voor ons samen als kerk:
alleen een levende band met de Heer zorgt voor groei in geloof en liefde.
En geloof kan niet bij woorden blijven maar wordt door de liefde werkzaam.
Aan de vruchten herken je de boom, zei Jezus ook, en een boom waaraan
geen vruchten komen of slechte vruchten, wordt uiteindelijk omgehakt.
Laten we niet onze roots vergeten, maar geworteld zijn in Gods liefde.

dia 11 3. Christenen moeten hun roots niet vergeten
die vragen om betrokkenheid met ‘Israël’.

God is trouw, God breekt zijn beloften niet, God verstoot zijn volk niet.
Daar is Paulus van overtuigd, daar houdt hij zich aan vast, en daar put
hij moed en hoop uit, ook en juist als het over Gods oude volk Israël gaat.
Daar helpt datzelfde beeld van die olijfboom en die takken bij: “Want als u
– en wij vandaag – als van nature takken van de wilde olijfboom – tegen de
natuur in op de edele olijfboom bent geënt, hoeveel eerder zullen dan zij
die er van nature bij horen, op die boom worden geënt” – en dat niet op
eigen kracht maar omdat God machtig is, in goedheid, liefde, genade.
dia 12
Elk mens, zeker ook elk mens met Joods bloed in de aders, die zich aan
God gewonnen geeft en zich door Jezus laat vinden en raken door zijn
liefde, is er het bewijs van – Paulus dankt er zijn leven en zijn geloof aan.
Nog altijd zijn er veel joodse christenen, in de staat Israël en wereldwijd.
En we delen met het joodse volk een groot deel van onze Bijbel, en we
gaan met hen terug op Abraham, de stamvader van allen die geloven.

Nou, en dus zullen we ons verbonden voelen met het Joodse volk en
betrokken zijn met wie je onze oudste broer kunt noemen – en we leven
als het goed is mee met wat dat volk moet meemaken en moet lijden.
We zullen opkomen tegen alle vormen van antisemitisme en jodenhaat.
Net zo trouwens tegen ongefundeerde angst voor moslims en islamhaat.
Ook veel van hen stammen af van Abraham, ook zij mogen delen in de
liefde van God en het evangelie van Jezus vindt ook in die wereld gehoor,
Laten we alle werk van evangelieverkondiging en hulpverlening zowel
aan Joden als aan Arabieren en Palestijnen steunen en ervoor bidden.
In de hoop en met de bede dat het evangelie volken bij elkaar mag brengen
en vijanden vrienden worden. want in Christus is geen Jood en Palestijn…
dia 13
Waarbij er nog iets heel belangrijks komt waar Paulus het over heeft.
Dat is dat als het goed is Gods liefde voor mensen als wij zijn, met onze
van oorsprong heidense komaf, wie nu nog buiten staan, jaloers maakt.
Dat is de hoop en drive van Paulus bij het werk dat hij doet:”ik ben een apostel
voor de heidenen, maar ik schat mijn taak juist daarom zo hoog, omdat ik hoop afgunst bij mijn volksgenoten op te wekken en een deel van hen te redden.” (13-14)

Helaas hebben christenen en heeft de kerk door de eeuwen heen veel
aanleiding gegeven om allesbehalve jaloers te worden en zich aangetrokken te
voelen – zeker de houding tegenover de Joden is veel om ons diep te schamen,
met als gruwelijk dieptepunt de holocaust, en nog altijd is er veel onbegrip en
wantrouwen – wat een extra drempel is voor Joden richting de christelijke kerk.

Dus hoe belangrijk is onze houding: durven we kwetsbaar te zijn, bescheiden,
open naar de ander met zijn of haar verhaal, vragen, ergernis, verdriet, pijn.
Vanuit de houding die Jezus voorleefde en Paulus ons voorhoudt, en met zijn
gebed: “Ik wens uit de grond van mijn hart en bid tot God dat ze worden gered!”.

Met als in één adem: en Heer, geef dat wij, en ikzelf, niet zullen ontbreken.

amen

dia 14

liturgie morgendienst zondag 4 oktober 2015

votum en groet
zingen: Ps. 105: 1,4,5
gebed
zingen: Lied 87: 1,5
samenvating van Gods wet
tien geboden zingen : NLB 310
Schriftlezing: Romeinen 11: 1-16
zingen: Ps. 106: 18,22
verkondiging: Rom. 11:17-24
zingen: Ps. 87: 1-5
gebed
collecte
zingen: Lied 434: 1,2,5
zegen
amen: Ps. 41: 5