Hebreeën 6: 19-20a: Ver-anker-d in God

Gemeente van onze Heer Jezus Christus.
dia 1
Het hangt in de lucht in onze tijd dat rond geloof en kerk veel onzeker is geworden.
Dat hangt samen met de veel minder grote plek van de kerk vergeleken met vroeger
en ook met allerlei nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap en in de samenleving.
Denk alleen maar aan allerlei vondsten en ontdekkingen die meer wijzen in de richting van evolutie dan van schepping en zeker een aarde van nog maar enkele duizenden jaren oud onwaarschijnlijk maken; maar misschien nog wel meer zit
die onzekerheid vast op de razendsnelle ontwikkelingen van techniek en sociale
media zodat de hele wereld via je schermpje en je oortjes binnenkomt, en daarmee
ook alle verschillende gedachten over de zin van het leven, over de uitleg van de
Bijbel, over hoe je God ziet en of er wel een God is, en zo kan ik wel even doorgaan.

Wat je ook als gereformeerd christen onzeker kan maken, want ook in onze eigen kerken is veel veranderd en nog steeds aan het veranderen, en daar denken we niet gelijk over; er zijn veel meer onderlinge verschillen en waar vindt je nog houvast.
Niet alleen een vraag trouwens voor vrijgemaakten, ook voor andere protestanten.
Een boek dat ik kortgeleden las,heeft als titel: ‘Ankerplaatsen – waar geloven houvast vindt’; dia 2 wat natuurlijk herinnert aan die tekstverzen die we net gelezen hebben uit Hebreeën 6. over de hoop als anker dat veiligheid en vastigheid biedt.
Maar hoe dan, is de vraag, wat is dat voor anker en hoe geeft dat ook nu houvast?

Daarover verder, vanuit dat stukje Bijbel dat we gelezen hebben, tegen de bredere achtergrond van het hoofdstuk en van de brief waarin deze verzen staan, en tegen de achtergrond van de wereld waarin wij leven, met schijnbaar steeds minder ankerplaatsen waar je als gelovige kunt aanmeren zonder op de klippen te slaan of vast te lopen op de zoveelste zandbank van onaantastbare traditie of eeuwige twijfel.

dia 3 Ver-anker-d in God

De brief aan de Hebreeën is gericht aan christenen die van hun anker los dreigden
te raken – of – zoals in 2:1 staat – die moesten oppassen niet uit de koers te raken.
Het gaat om christenen met een Joodse achtergrond die overtuigd voor Jezus als de de door God gegeven messias hadden gekozen maar nu gevaar liepen achterop de
raken en als dat niet veranderde Jezus dreigden kwijt te raken en terug te vallen in
de Joodse manier van leven volgens menselijke regels en tradities – vandaar door
heel de brief heen het appèl om vol te houden en niet te verslappen en af te haken.

Voor onze tekstverzen krijgen ze het verwijt dat ze niet groeien in hun geloof, dat
ze zijn blijven steken in de basiskennis van het christelijk geloof en niet verder zijn
gekomen: net als kinderen die nog altijd alleen melk drinken terwijl ze gezien hun leeftijd al lang vast voedsel zouden moeten eten, stevige kost om sterk te worden.
Een aantal keren komt de aansporing langs om vast te houden aan wat ze belijden.
En dan gaat het niet om wat leerstukken te beamen of er je handtekening onder te
zetten, maar om het blijven bij Jezus zelf als de redder van je leven – zoals in 4:14
waar Jezus de hogepriester heet, die maakt dat er toegang is tot God – en daarom
moeten we vasthouden aan het geloof dat we belijden – aan Hem in wie we geloven.

Nou, en de schrijver van deze brief heeft er alle vertrouwen in dat zijn lezers dat
geloof met hem delen, en dat ze weer moed vatten en er samen tegenaan gaan.
Als je leest hij schrijft vlak voor de verzen die wij vanmorgen hebben gelezen,
is dat een ernstige waarschuwing tegen terugval en zelfs een weer kruisigen van Jezus – bij wijze van spreken dan – wat des te harder aankomt als je ervan uitgaat
dat dat wordt gezegd tegen Joodse christenen in Jeruzalem van wie er heel wat
eerst hadden meegedaan met het naar het kruis schreeuwen van Jezus en die
na Pinksteren tot geloof in Jezus waren gekomen en nu weer dreigen terug te
vallen – maar als dat gebeurt is het onmogelijk weer tot bekering te komen – en
dat ligt dan niet aan God maar aan henzelf: het is echt spelen met vuur, en
verspelen van je redding en het nieuwe leven dat Jezus geeft – weet wat je doet!

Kijk, maar dan gaat het verder en wordt de toon positiever, en dat niet omdat het
zo’n vaart niet zal lopen met die terugval maar in vertrouwen dat God ze vasthoudt:
“we zeggen dit nu wel, maar we zijn ervan overtuigd dat u op de goede weg bent
en dat u gered zult worden. Want God is niet zo onrechtvaardig dat Hij vergeet
wat u hebt gedaan, hoeveel liefde u aan zijn naam hebt betoond door sinds jaar en dag steun te geven aan de gelovigen” (vers 9 en 10) – die getoond liefde is door
God gegeven en God geeft niet op waaraan Hij is begonnen, God laat niet los.
Wat niet betekent dat je dan zelf achterover kunt leunen en aan de kant kunt gaan staan, juist niet want die trouw van God geeft moed om het door alles heen vol te
houden en niet de moed op te geven: “Het is onze vurige wens dat ieder van u
tot het einde toe dezelfde ijver aan de dag blijft leggen, totdat alles waarop wij
hopen verwezenlijkt zal zijn” – en dat in het voetspoor en naar het voorbeeld van
vroegere gelovigen met als sprekend en lichtend voorbeeld voorvader Abraham.
Abraham die van God naar de mens gesproklen onmogelijke beloften gekregen had, met een eed van God zelf erbij, en die heel lang heeft moeten wachten op wat God
hem had beloofd maar die met Gods hulp volgehouden heeft, en ervoor beloond is.
Dat kan zo’n ankerplaats zijn: mensen die ons voorgegaan zijn en door vol te houden
achter Jezus aan de eindstreep hebben bereikt en wat God beloofde uitgekeerd
hebben gekregen: want God die belooft is betrouwbaar, Hij deed het en zal het doen.
dia 4
Het is een feit waar we niet omheen kunnen dat veel rond geloof en kerk onzeker is
geworden, dat om ons heen mensen afhaken om hun eigen weg te gaan – en dat is
soms en vaak een weg zonder God – athans van hun kant uit – God zelf blijft met hen
bezig en we hebben de belofte -ook voor ons en onze kinderen en kleinkinderen -dat ook en zelfs als wij ontrouw zijn, God trouw blijft en niet loslaat wat zijn hand begon.
We hebben ook iets aangestipt van onzekerheid en twijfel in een veranderde en nog
steeds veranderende wereld – maatschappelijk, in de politiek, en ook binnen de kerk.
Ook dat kan onzeker maken en twijfel zaaien of het nog wel ooit goed gaat komen.

Zekerheden die ankerplaatsen en veilige havens leken te zijn, laten ons in de steek.
Dat kunnen aardse zekerheden zijn zoals een waardevast pensioen, een vast inkomen, een gegarandeerde uitkering, een vast contract, thuiszorg als er ziekte is,
en nog heel wat meer waarop je kon rekenen maar wat elk jaar onzekerder wordt.
Maar ook afspraken en gewoontes die in de kerk lang gemeengoed waren, blijken
het niet te houden: dat je over heel wat het samen eens wat, dat je dingen altijd op een bepaalde manier deed met elkaar, een beperkte bundel psalmen en liederen,
een herkenbare vaste liturgie, de manier waarop je dacht over andere kerken, dat
je allemaal als het even kan koos voor diezelfde school en stemde op die ene partij..
wat je er ook van vindt, het is voor een groot deel voorbij, en dat kan onzeker maken
en zelfs gevoelens van vervreemding geven terwijl anderen juist opluchting ervaren.
Om in het beeld te blijven: zijn we niet een schip dat van zijn ankers is losgeslagen en -om met Paulus te spreken- stuurloos ronddobbert en met elke wind meewaait?
Paulus schrijft dat in zijn brief aan de kerk in Efeze, in het kader van een les over
gemeente-opbouw met als spits en concrete oproep om door je samen aan de
waarheid te houden én elkaar lief te hebben – alle twee even belangrijk en samen
onmisbaar – samen volledig toe te groeien naar Hem die het hoofd is: Christus.

Dat boek over ‘Ankerplaatsen waar geloven houvast vindt’ begint met een uitspraak van iemand die met een wat merkwaardig beeld probeert aan geven hoe hij geloven ervaart: “Ik voel me in het geloof net als een vlieg aan het plafond. Op z’n kop, geen grond onder hem, maar van boven wordt hij vastgehouden. En het werkt”. Bedoeld
is dat je als gelovige niet God vasthoudt, maar zelfs door God wordt vastgehouden.
Dat is een bemoedigende gedachte en het is ook al te vaak de ervaring van wie
als gelovige het soms niet meer zo zeker of helemaal niet meer weet, misschien
het gevoel heeft dat alles onder je wegzakt maar dat er toch een hand is die je
vastpakt en niet loslaat en steeds weer terughaalt – weet je nog van toen, en toen?
dia 5
Toch is dat beeld van die vlieg tegen het plafond eenzijdig; het klopt zelfs niet.
Nieuwsgierig geworden door die vreemde uitspraak zicht ik op hoe dat precies
werkt met zo’n vlieg, want een plafond is ook maar een ding dat zelf niks doet.
Ik vond dit: “De truc van het landen op het plafond zit hem in de kleine pootjes van
de vlieg. Een vlieg heeft 6 pootjes. Ieder pootje heeft twee kleine klauwtjes met daartussen witte kussentjes vol kleefhaartjes. Als het oppervlak onder de vlieg ruw
is loopt hij op zijn klauwtjes. Is het oppervlak glad, dan plakt hij zich vast met de kleefhaartjes, dat zijn een soort zuignapjes. Wanneer hij landt, plakt hij eerst zijn voorpootjes op het plafond en daarna volgt de rest van zijn lichaam erachteraan”.
Hé, dus die vlieg heeft wel degelijk zelf iets in zich, en doet ook zelfs er iets aan.

Als je dat beeld wil toepassen op geloven als vasthouden en vastgehouden worden
is er ook de inbreng en de verantwoordelijkheid van God zoeken en naar God toe
gaan en God vasthouden – zoals die vlieg doet met die pootjes vol kleefhaartjes.
Je zou het geloof kunnen vergelijken met die kleefhaartjes van die vlieg – onze
belijdenis zegt net zoiets met een heel ander beeld: het geloof is het middel waarmee
wij Christus omhelzen en Hem dan ook niet meer loslaten: U kan ik niet missen.
Ik las een artikel over “de aantrekkingskracht van Christus”, wat je merkt als je
de evangeliën leest over mensen die geroepen werden om Jezus te volgen en
die met achterlating van alles wat ze hadden gingen, en nooit meer weg gingen.
Tegelijk is het wel steeds een keus waar mensen voor gezet worden: Volg mij!
En er waren er ook veel die niet meegingen of weer weggingen, die afhaakten.
Maar die zo wel hun bestemming misliepen en niet aan Gods doel beantwoordden.
dia 6
De kerkvader Augustinus begon zijn belijdenissen met de beroemd geworden aanbidding van God: “Gij hebt ons geschapen tot U, en ons hart is onrustig,
totdat het rust vindt in U” – noem het de kleefhaartjes van de mens: op God gericht zijn is in de mens ingeschapen – maar een mens kan zich wel van God losmaken en tegen God gericht leven – zoals Augustinus zelf jaren lang gedaan had – hij zegt er
later over: U was wel bij mij maar ik was niet bij U – totdat U mij hebt aangeraakt.
Het begint dus bij God – zijn aanraking, zijn liefde – zijn trouw – maar God werkt
met zijn Geest vervolgens in mensen zodat die Hem zoeken en Jezus volgen.
Zoals die vlieg naar dat plafond vliegt en zich eraan vastklampt – en niet valt!
Nou, terugkomend op Heb. 6 over dat anker voor de ziel, dat houvast dat geloven in Jezus geeft, daar heb je het alle twee: vastheid in God en dan ook God vastpakken.
God zelf is de laatste en enige ankerplaats die betrouwbaar is en zekerheid biedt.
Vandaar dat wonderlijke beeld van een anker dat niet zoals bij een schip, dia 7 wordt neergelaten tot op en in de bodem van de zee of van een rivier of een haven, maar
naar ver boven onze wereld wordt uitgegooid, vastgemaakt aan Jezus in de hemel.
Ja, en zelfs door en via Hem wordt vastgemaakt aan God zelf – aan zijn hemeltroon.
Uiteindelijk is bij alles wat verandert en onzeker is en drijfzand blijkt, God stabiel en
betrouwbaar – en blijft Christus dezelfde, gisteren, vandaag, en tot in eeuwigheid.
Maar dan komt het er wel op aan dat je dan ook je anker uitgooit, naar boven toe.
Dat we niet houvast zoeken in onszelf of alleen bij elkaar, of in dingen van hier en nu.
Precies dat is de boodschap van de tekst en van deze brief – wat in de vertaling-1951
sterker uitkomt dan in die van de NBV: dat we een krachtige aansporing hebben om
de hoop te grijpen die voor ons ligt – volhouden dus en niet het erbij laten zitten.
Iemand vergelijkt Gods genade met het licht van de zon, dat er is, voor elk mens.
“Maar zij vraagt wel om een beslissing, een handeling, van onze kant, wil zij op ons in kunnen werken of ons raken. Het openen van dat luik om het licht binnen te laten
is hetzelfde als ons jawoord geven op Gods aanbod van genade”. Steeds maar weer!
dia 8
Dat anker waar de tekst het over heeft, is de hoop – dat waar we op mogen hopen,
wat God in het vooruitzicht stelt, waar we naar uit mogen kijken en naar toe leven.
Dan gaat het om de complete redding die God belooft en die door Jezus verdiend is.
Dat we op weg zijn naar een wereld waar God met de mensen wonen zal en waar
al die onzekerheid en twijfel is weggenomen en waar vrede zal zijn, recht, léven!
Je kunt daar nu best aan twijfelen als je om je heen kijkt en je afvraagt waar het
toch heen moet en wat er van deze wereld worden moet en van je eigen gezin en
van de kerk – zeker ook met oog op zoveel onrust en het toenemende geweld dat
steeds dichterbij lijkt te komen en stel dat in ons land – terreur, IS, of de Russen…
Ja en hoe gaat het met de kerk: houden we elkaar vast of vallen we uit elkaar?

Dat boek dat ik noemde gaat negen ankerplaatsen van het geloof langs, waaronder
de Bijbel, de kerk, de preek, de traditie, de schepping, de ervaring, de menselijke rede – en je kunt uit allemaal steunpunten halen voor het geloof in God en voor de
reis door het leven op weg naar de toekomst die God ons in vooruitzicht stelt – maar zodra God zelf eruit verdwijnt en Jezus niet meer centraal staat, zijn het ankers die
je uitgooit naar beneden toe: menselijke zekerheden zonder echt blijvend houvast.
Terwijl als je echt je zekerheid in God zoekt, je Hem overal zult ontmoeten – in de schepping, in de Bijbel, in geloofservaringen en ontmoetingen met mensen – en je
groeit ook naar anderen toe die net als wij op reis zijn, en op zoek, gericht op God.

Ja en dat die hoop veilig is en vast, betrouwbaar, dat komt door het offer van Jezus.
Die hoop is dankzij Jezus verankerd in God: tot voorbij het voorhangsel -in de tempel
was dat de toegang tot God waar je alleen kon komen door bloed van verzoening –
nu is Jezus die toegang – Jezus die met zijn bloed vooropgaat door die deur naar
God en ons meeneemt – Hij is de vaste grond waarin mijn anker eeuwig hecht .
dia 9
Veel rond geloof en kerk is onzeker geworden – net een schip dat door de wind heen
en weer geslingerd wordt in volle zee en af en toe kraakt en schudt – en soms dichtbij
schipbreuk lijkt ; toch hoeven we niet in paniek te raken als we in God verankerd zijn.
En we hebben Vaders Zoon aan boord, dia 10 en veilig strand voor oog. amen

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Ps. 19: 1,2
wet van God
zingen: Ps. 19: 3,5
gebed
Schriftlezing: Heb. 6: 9-20
zingen: Ps. 110: 1-4
verkondiging: Heb. 6: 19-20a
zingen: Lied 440: 1-4

1 Ik heb de vaste grond gevonden,
waarin mijn anker eeuwig hecht:
de dood van Christus voor de zonden,
van eeuwigheid als grond gelegd.
Die grond zal onverwrikt bestaan,
als aarde en hemel ondergaan.

2 Het is het eeuwige erbarmen,
dat mijn besef te boven gaat,
het zijn de liefdevolle armen,
het is zijn hart, dat openstaat.
Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft
die Hem het hart gebroken heeft.

3 O afgrond, waarin alle zonden
verzinken en niet meer bestaan!
O diep geheim van Christus’ wonden,
het oordeel is te niet gedaan!
O Heer, uw bloed roept voor altijd:
barmhartigheid, barmhartigheid!

4 Daarop wil ik gelovig bouwen,
getroost, wat mij ook wedervaart;
mij aan Gods vaderhart vertrouwen,
wanneer mijn zonde mij bezwaart.
Steeds vind ik daar opnieuw bereid
oneindige barmhartigheid.

gebed
collecte
zingen: Ps. 89: 1,4,7
zegen

Exodus 8: 19 (NGB-1951) : Gods vinger

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes.
dia 1
Laat ik met een klein verhaaltje beginnen.
Ik heb het niet zelf verzonnen maar het gevonden
in een bijbels dagboekje voor kinderen van 10-12 jaar.
Misschien hebben jullie dat boekje zelf wel en zeg je: o ja!
Luister maar. Een voorbeeld bij het verhaal van de tekst.

“De meester van Kees is aardig maar streng.
Hij is rustig en hij schreeuwt niet.
Toch gehoorzaamt iedereen hem direct.
Als iets niet naar zijn zin is, wijst hij alleen maar.
Naar dat geknoei in je schrift – en je schaamt je.
Naar je mond – en je bent stil.
Naar de deur – en je gaat.
Zelfs het vervelendste kind in de klas
heeft ontzag voor die wijzende vinger.”

Nou lijkt me dat een heel ideale meester en ideale kinderen.
Ik weet niet of ze er nog zijn ……meesters zijn er al niet veel en zulke..
en kinderen die meteen doen wat de meester of de juf wil en zegt….
Zelf had ik een ‘bovenmeester’ (zo heette dat toen nog)
die maar hoefde te kijken of met zijn vingers te knippen…en het was stil.
Ik denk zomaar dat daar vandaag meer voor nodig is dan een vinger….

De Farao van Egypte trok zich van de vinger van God niks aan.
Zijn geleerden begonnen over wat gebeurde in elk geval na te denken
en ze waarschuwden hun koning de vingerwijzingen van God niet te negeren..
maar het was niet aan hem besteed: hij verhardde zich en luisterde niet.
dia 2
Eeuwen later deden de leiders van Gods eigen volk – van de kerk – hetzelfde.
In plaats van in de machtige dingen die Jezus deed Gods vinger te zien wijzen…
bleek hun hart hard als steen in volgehouden afwijzing van Jezus….
Stelden ze hem zelfs gelijk met zulke lui als die tovenaars van Egypte:
het zal wel zwarte kunst zijn wat die Jezus laat zien:
hij staat in verbinding met het occulte, met de heer van de duisternis….

Herkennen wij Gods vinger, in dingen die met ons en om ons heen gebeuren?
Laten we ons waarschuwen en ons gezeggen? Gaan we de weg die God wijst?
dia 3
Gods vinger
1. prikt voelbaar;
2. wijst nadrukkelijk;
3. wenkt uitnodigend.

dia 4 1. Gods vinger – prikt voelbaar.

De mug is een van de ergste plaaggeesten van de mensheid.
Las ik in een artikeltje over de mug in het boekje Dierenleven in de bijbel.
En ik denk dat we het er allemaal wel over eens zijn.

We hebben het niet zo begrepen op muggen.
Zeker niet als je bij die beestjes erg in trek bent en je altijd als eerste geprikt wordt.
We kunnen al uit ons doen zijn door één mugje om ons heen, b.v. ‘s nachts in bed.
Kinderen houden je uit je slaap en tijden bezig: mama, er zit een mug op m’n kamer!!

In warme landen – zoals Egypte – heb je muggen en andere insecten
waarbij vergeleken die muggen waar wij mee te maken hebben,
eigenlijk nog heel vriendelijke en ongevaarlijke beestjes zijn.

Om maar meteen naar die muggenplaag waar de tekst over vertelt te gaan:
volgens dat boekje dat ik noemde moet je denken aan de ‘zandvlieg’ dia 5
die de ‘meest geduchte afrikaanse muggensoort’ wordt genoemd.
Ik geef maar even door wat daarover in dat boekje wordt verteld:
“Volkomen geluidloos nadert die mug haar slachtoffer,
dringt door het muskietengaas heen,
werkt zich onder de lakens en dekens
en geeft een klein steekje.
Dat geeft zulk een onduldbare pijn,
dat een gestoken mens of dier zichzelf krabt,
tot hij letterlijk ‘zwemt in zijn bloed’.”
Elk najaar legden de muggen hun eitjes in het water.
Vooral na warme vochtige zomers teisterden zwermen muggen mensen en dieren.

Het kan waar zijn dat als gevolg van de eerste plaag (veel vissen dood)
en de tweede (het sterven van al die kikkers) er extra veel muggen waren:
hun natuurlijke vijanden waren door de vorige plagen uitgeschakeld.
Maar hier wordt de muggenplaag het met nadruk toegeschreven
aan het optreden van Mozes en Aäron in opdracht van de Here.
terug naar dia 3
Aäron moest met die bekende en beroemde staf op de grond slaan.
Op datzelfde moment veranderden zandkorreltjes en stof van de grond
in ontelbare hoeveelheden van die akelige en gevaarlijke steekmuggen.
Dat is een wonder – normaal kwamen de muggen uit de eitjes
die in het water van de rivier en allerlei slootjes en meertjes waren gelegd.
Nu rechtstreeks uit stof en zand dat op de grond lag – door die staf van Aäron.
Je kunt je er geen voorstelling van maken hoe vreselijk dat geweest moet zijn!
Niet één mugje dat om je heen zoemt en je prikt,
maar miljarden en miljarden en nog veel meer, overal!

Je ziet met elke plaag dat God harder en voelbaarder begint te slaan.
Alle water dat bloed werd, het was erg en moeilijk: schaarste, dorst, paniek.
De tweede plaag was ook geen pretje: overal van die enge, vieze kikkers…
Maar die gemene steekmuggen vielen mensen en dieren zelf aan….
veroorzaakten ondraaglijke jeuk en pijn, en gekrab tot bloedens toe…
Wie niet wilde horen, ging aan den lijve de gevolgen ervan voelen.

Daar komt nog iets bij dat nieuw is en dat indruk maakt:
voor het eerst blijken de toverkunsten van de hofgeleerden te falen.
Ze proberen weer wat Mozes en Aäron doen, na te apen…maar het lukt niet.
Ze staan perplex en moeten toegeven dat die God van de Israëlieten
hun te sterk is: dit is de vinger van God! hier hebben wij niks van terug!
Hoe dan ook, een eerste voorzichtige erkenning van Gods overmacht.

Je ziet in die muggenplaag de macht van de Here als de Schepper.
Zoals een psalm daar hoog van opgeeft: de Here spreekt en het is er.
En allen die in Egypte leven, moeten voor Hem beven!
In elke muggensteek moeten ze voelen dat Gods vinger prikt: bekeer je toch!

Ja, want de Here plaagde de Egyptenaren niet omdat Hij daar plezier in had!
Zo is de Here niet. “Niet van harte verdrukt en bedroeft Hij de mensen” (Klaagl.3:33)
Het ging erom dat dat onderdrukte Israël werd vrijgelaten.
Vrijgelaten vooral uit de greep van de eigenlijke vijand achter de schermen: satan.
Ook van dat gevecht tussen God en Farao geldt wat later Paulus schrijft:
onze strijd gaat niet tegen mensen van vlees en bloed,
maar tegen de heersers en machten van deze duistere wereld,
tegen de geestelijke en bovenaardse machten van het kwaad.
Die Farao influisterden niet overstag te gaan
maar vol te houden tegen beter weten in.
Die eeuwen later Jezus de voet probeerden dwars te zetten
toen hij de boze geesten te lijf ging
en mensen wegtrok uit de invloedssfeer van satan.
Jezus zei: daar moet u Gods vinger in zien,
de kracht van boven waar satan niet tegenop kan.
dia 6
Maar kunnen we ook vandaag het met de vinger aanwijzen:
dit en dat wat gebeurt, is Gods vinger – is straf van God, of een waarschuwing….?
Daar is nogal wat over geschreven, vaak om te zeggen: zo kan dat niet meer.
En het is waar dat we moeten oppassen om de Here na te rekenen
alsof wij precies weten wat de Here van plan is en waarom iets gebeurt…
alsof narigheid en verdriet dat je overkomt een straf is op een speciale zonde..
alsof we op succes mogen rekenen omdat we toch geloven en de Here dienen….
Nee, vaak gaat het anders dan wij verwacht hadden, vaak begrijpen we God niet.
Maar altijd is het goed ons de vraag te stellen: wat kunnen we hiervan leren?
Wil de Here ons misschien wakker schudden, ons waarschuwen,
ons er weer bij bepalen waar het echt om gaat in ons leven?
En zijn niet rampen en oorlogen en zoveel lijden signalen dat Gods rijk eraan komt:
mensen, wordt toch wakker, bekeer je toch tot de levende God – wees niet hardleers?
Voel er maar Gods vinger in en voel er vooral Gods liefde achter
die ons redden wil en die zijn wereld niet kwijt wil maar terug wil hebben.

dia 7 2. Gods vinger wijst nadrukkelijk.

Ontzag voor Gods vinger. Voor zijn macht.
Dat ontzag spreekt uit de reactie van de geleerden van Farao.
Die met al hun ervaring met duistere krachten en aangeleerde kunsten
nu met lege handen staan: zij kunnen niet van stofjes mugjes maken.
Daar moet je blijkbaar God voor zijn, de Schepper ook van de muggen.
Eerlijk geven ze hun nederlaag toe: hier zit die God van Israël achter….
Al zeggen ze dat niet met zoveel woorden, zo zullen ze dat bedoeld hebben
en niet in het vage: dit is de macht van de goden….
wel degelijk, zonder dat ze alles begrijpen laat staan in de Here geloven:
tegen die God kunnen we niet op, staan we met al onze trucs machteloos.
Ze zeggen niet: dit is de hand van God.
Nee: dit is Gods vinger. Die God hoeft maar te wijzen. Even met die staf…..
dia 8
Dat zeggen ze niet alleen tegen elkaar maar ook tegen hun baas de koning,
Het komt neer op een advies: majesteit, geef maar toe, dit wint u nooit!
Had de koning maar geluisterd, dat had veel ellende en schade gescheeld,
dat had ook een heleboel mensenlevens gescheeld, zoals van zijn eigen zoon.

Ook dat teken van de muggenplaag is een nadrukkelijke verwijzing
naar de God van Mozes en Aäron, de God van Israël maar ook van Egypte.
De Schepper van hemel en aarde die daarom de Eigenaar en de Baas is
van heel de wereld en over alle landen en alle volken.
Ze moesten weten en erkennen dat de Here de enige God is…
en dat je niet straffeloos Hem kunt negeren en je tegen Hem kunt verzetten.
Maar uiteindelijk is het God erom begonnen dat heel de wereld
voor Hem niet alleen maar door de knieën maar op de knieën gaat.
We gaan er straks van zingen:
dwing ze tot onderworpenheid door ramp en nederlagen…
totdat Egypte, met het Morenland….en alle volken.. aan U om vrede vragen.
en erkennen: van deze God komt alle macht, laat elk zijn grootheid loven.
Smalend had Farao geroepen: wie is de Here dat ik met Hem zou moeten rekenen?
Maar dan geeft de Here om zo te zeggen zijn visitekaartje af,
in ramp na ramp: in de ene overwinning na de andere op zijn vijand de satan.

Kijk, en dan gaan we een lijn ontdekken – een opgaande lijn –
van de bewijzen van de macht van de Here die Mozes en Aäron mochten laten zien
naar de nog veel overtuigender bewijzen die God op tafel legde
in de wonderen en tekenen die zijn eigen Zoon Jezus deed in Israël.
dia 9
Nog veel rechtstreekser pakte Jezus de satan en zijn rijk van het kwaad aan:
als Ik door de vinger van God de boze geesten uitdrijf,
is het Koninkrijk van God over u gekomen.
En waar dat rijk van God komt, moet satan zijn biezen pakken:
hier valt niet tegen te vechten.
Eén vinger is genoeg. Eén woord maar: ga weg satan!
Kun je nog overtuigender teken uit de hemel je indenken dan dit:
wie Jezus bezig ziet, wie ziet daar niet de vinger van God zijn Vader in?
Wat erg als je dan toch nog die vingerwijzingen van God negeert
en zelfs een beschuldigende vinger uitsteekt naar Jezus: zwarte kunst, satanswerk!
Wat erg als je niet met Jezus de strijd aangaat tegen het kwaad in je leven
en in de wereld, maar je tegen Hem blijft verzetten!

Dat dagboekje waarmee ik begon laat zien
dat Gods vinger u en jou en mij persoonlijk aanwijst:
“Wie kan de satan verslaan dan God alleen?
Wie kan van een ziekte beter maken?
Wie heeft jou tot geloof gebracht?
Dank de Here er maar voor dat Hij ook jou de weg naar zijn eeuwige rijk wil wijzen.
Dan gehoorzaam je toch?”
Farao deed dat niet. Veel mensen in Israël ook niet. En wij dan….?
Neem ter harte wat Jezus zegt: wie niet aan mijn kant staat, is mijn tegenstander.
Denk aan dat voorbeeld van het begin: die aardige meester kan ook streng zijn…

dia 10 3. Gods vinger wenkt uitnodigend

De twee bijbelgedeelten die we vanmorgen hebben gelezen
hebben geen van tweeën een happy end, een vrolijk slot.
De muggenplaag in Egypte brengt Farao niet op de knieën:
het hart van Farao verhardde, en hij luisterde niet naar hen – en niet naar de Here.
Zelfs de overwinning van Jezus op het rijk van satan brengt Gods volk
niet tot de erkenning: dit is Gods vinger – en dreigend klinkt Jezus’ waarschuwing:
wie niet met Mij is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit.
Je ziet de grote Bovenmeester dreigend met zijn vinger: pas op, ik krijg je wel!
Maar toch: zie vooral uw God met zijn vinger u en jou wenken – uitnodigend:
je mag ook komen, de deur naar dat koninkrijk dat de toekomst heeft, staat voor je open!
En wees er maar gerust op: Vader hoeft maar een vinger uit te steken en ik ben gered. Daar mogen we ook van zingen: zijn volk verleent Hij moed en kracht – ik hoef niet bang te zijn! Want achter die vinger schuilt Gods hart: dia 11 kom bij Me, Ik houd van je en Ik zorg voor je en Ik wil je niet kwijt.

Zeg ook maar van deze dienst: dit was Gods vinger.
Die me waarschuwde.
Maar die me vooral riep: kom maar!!
Vader, dank u wel! Voor uw vinger.

amen

liturgie avonddienst

welkom
zingen: Ps. 65: 1,2 Levensliederen

1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
u zult van ons de dank ontvangen
die u is toegezegd.
U hoort wat mensen aan u vragen,
bij u komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat u ons vergeeft.

2. Gelukkig wie u wilt onthalen,
verwelkomt in uw huis.
De heiligheid daar doet ons stralen,
de goedheid bij u thuis.
U antwoordt machtig en rechtvaardig,
u redt ons, neemt ons mee.
U bent de hoop van heel de aarde
en van de verste zee.

we worden stil voor God
votum en groet
zingen: Ps. 98: 1,2 LB

gebed

Schriftlezing: Ex. 7: 26- 8:15
zingen: Ps. 105: 1,14 GK
Schriftlezing: Luc. 11: 14-23
zingen: Gz. 401: 1,4 LB

verkondiging: Ex. 8: 19 (NBG-51) Gods vinger
zingen: Ps. 68: 11,12 LB

geloofsbelijdenis Nicea
zingen: Lied 477: 1,2 LB

gebed

collecte

slotzang: Ps. 24: 1,4,5

zegen

amen: Lied 456: 3

Johannes 4: 13-14: Leven uit de Bron

Gemeente van Christus, zusters, broeders,
dia 1
De kraan is geduldig.
Zei mijn moeder vroeger als wij klaagden over dorst en om limonade vroegen.
Dat had natuurlijk te maken met niet veel geld, zeker niet voor luxe als frisdrank.
Tegenwoordig komen we er steeds meer achter dat water ook veel gezonder is
dan al die cola en andere frisdranken en sapjes met vooral veel te veel suiker.
Gezondheidssites wijzen erop dat een mens vooral genoeg water moet drinken.
En dan is ook dat een luxe in Nederland dat de kraan geduldig is: er komt op elk
moment van de dag genoeg water uit en dan ook nog schoon, helder drinkwater.
In veel landen is dat wel anders: drink niet uit de kraan en zeker niet als die kraan
ergens aan de weg staat, drinkwater kun je beter in flessen kopen in de winkel…
Dat is zelfs heel normaal als je vakantie viert in Spanje, Italië, en in Oost-Europa.

Verder weg, b.v. in veel landen in Afrika en Azië, is tekort aan schoon drinkwater
de voornaamste oorzaak van allerlei nare ziekten als cholera, dysenterie en tyfus.
Jaarlijks sterven er in ontwikkelingslanden 1,5 miljoen kinderen onder de vijf jaar
door ziektes als gevolg van vuil water. Dat is één kind per 20 seconden. Vreselijk!
Ik las: “Elke dag voldoende water uit de kraan, het is voor ons vanzelfsprekend. Dat water van levensbelang is, niet alleen voor mensen, maar ook voor alle dieren en planten, daar denken we dus nauwelijks over na. Maar de vraag naar water wereldwijd is de afgelopen decennia sterk toegenomen. Dit komt onder andere door bevolkingsgroei, veranderende consumptiepatronen en economische groei. Water wordt daardoor steeds schaarser……
Er is wel genoeg zoet water op onze planeet. Het is alleen heel ongelijk verdeeld”. dia 2
Dat vraagt bewust omgaan met onze waterreserves, en hulp aan landen waar
gebrek aan schoon water en dus hygiëne een groot probleem vormt; het maakt
ons er ook van bewust hoe belangrijk water is, dat water letterlijk leven betekent
als dat water schoon is en zonder ziektekiemen, anders kan het dodelijk zijn…

Met dat in ons achterhoofd komt dichterbij wat we Jezus hoorden zeggen in dat
gesprek met die Samaritaanse vrouw daar bij die put, op het heetst van de dag.
Als Jezus die vrouw om water vraagt en als zij haar verbazing uit over die vraag
want Joden en Samaritanen zijn als water en vuur en een Jood zal zeker geen water drinken uit een beker van iemand uit Samaria want die geldt als onrein en dan wordt je zelf ook onrein – keert Jezus het om: als je wist wie Ik was zou je Mij water vragen.
Waarop de vrouw er helemaal niks meer van begrijpt: hoe kunt U nou zonder emmer
water uit die put naar boven halen, uit die put die ooit nog is gegraven door Jakob, onze gemeenschappelijke voorvader: beter water is er niet dan levend water uit die bron van leven die zich al eeuwen bewezen heeft, of bent U meer dan vader Jakob?
dia 3
Waarmee ze de spijker op de kop slaat: hier is Hij die meer is dan vader Jakob en
daarom Degene die water in de aanbieding heeft dat gezonder is en beter voor de
dorst dan water uit de put hoe goed ook, of water uit de kraan hoe betrouwbaar ook: “Iedereen die dit water drinkt zal weer dorst krijgen, maar wie het water drinkt dat Ik hem geef, zal nooit meer dorst krijgen” – dit water geeft meer: eeuwig leven zelfs.
Omdat Hij die het geeft het leven zelf is en leven met Hem gezond en levend maakt.
Zoals die vrouw even later merkt als haar zo verziekte leven tegen het licht wordt gehouden en Jezus haar niet afwijst maar voor haar de weg naar nieuw leven is, en ook voor anderen die Hem leren kennen, en erkennen als de redder van de wereld.
Jezus die werkelijk meer dan Jakob is, in eigen persoon de vervulling van de psalm:
“bij U is de bron van het leven” – die U is God zelf: “hoe kostbaar is uw liefde, God”.

Ja, en denk nou niet: snap ik, dat was heel nodig voor die vrouw dat Jezus eens even flink zout in haar wonden wrijft: ga je man eens roepen – maar ik ben niet eens
getrouwd – nee, klopt, je hebt al heel wat relaties achter de rug – en de man met wie je nou samenwoont is niet je man – in een paar woorden een hele bak ellende dus
en alle reden voor Jezus om haar aan te spreken en haar op te roepen tot bekering –
en we zingen in gedachten – en dat mag – Jezus neemt de zondaars aan – als een
schaapje is verdwaald zal de goede herder komen, die het vindt en die het haalt…

Helemaal waar, en prachtig ook, en geweldig dat Samaritanen worden opgezocht
en dat daar buiten Israël kerkplanting begint door Jezus de redder van de wereld..
Maar dan lezen we verder en zien we Jezus midden in de tempel, midden tussen
kerkmensen en tijdens een kerkdienst en we horen hem daar zeggen dat wie dorst
heeft naar Hem moet komen om te drinken en zo zijn dorst te lessen en dat als je
wilt drinken uit de Bron van levend water je ook zelf een bron wordt voor anderen.
Met als keerzijde dat als je aan Hem voorbijloopt en denkt het zelf wel te redden
of wel genoeg voorraad te hebben om te overleven, je droog komt te staan en je zal gaan verwelken en verdorren en je zeker niet anderen iets te bieden zult hebben.

Dat doen denken aan die scherpe woorden die God in de tijd van Jeremia via zijn
profeet meegaf aan wie toen de tempel plat liepen en dachten het prima voor elkaar
te hebben maar in de praktijk van elke dag niet in alles op God vertrouwden maar
hun zekerheden ergens anders zochten, b.v. door bondgenoten te zoeken bij wat toen de machtige landen waren en bij materiële welvaart, zoals Jeremia het zegt
in 2:17 en 18: “Je hebt de HEER, je God, verlaten, toen Hij je leidde op je weg.
Nu dan, waarom ga je naar Egypte, wil je water drinken uit de Nijl? Waarom ga je
naar Assyrië, wil je water drinken uit de Eufraat?”- zo gezond is dat water echt niet.
De geschiedenis heeft geleerd dat Juda is vermalen tussen die twee concurrenten.
Een dwaasheid, zegt de HEER via Jeremia, die nergens anders vertoond wordt:
dat het ene volk zijn goden inruilt voor die van het andere volk – en als je daar
nou beter van wordt maar dit ruilen wordt huilen: “mijn volk heeft zijn eer verruild
voor iets dat geen hulp bieden kan” – daar komt alleen ellende van, let maar op!
dia 4
Hoe dwaas het volk van God doet, wordt dan duidelijk gemaakt met het contrast
tussen een natuurlijke bron met helder fris water en van die stenen bakken om het
regenwater op te vangen die gebarsten zijn zodat het water er meteen uitloopt –
en dus is dat de dood in de pot – en zelfs al zou zo’n bak wel water vasthouden
dan wordt dat stilstaande water een bron van insecten en ziektekiemen en is dat water net geschikt om de tuin te sproeien maar zeker niet om ervan te drinken.
Waar de boodschap in zit dat al die alternatieven voor God de Schepper vroeg of
laat op een teleurstelling uitlopen: ze beloven veel maar er blijft weinig van over,
en als er even wat positiefs lijkt te gebeuren is dat maar voor even, en er zit vaak
ook een keerzijde aan van een oplossing die nieuwe problemen doet ontstaan –
denk maar aan issues uit onze tijd zoals altijd en overal bereikbaar zijn en een
netwerk van contacten via sociale media – maar je privacy dan en wat als ze met
wat jij allemaal gepost hebt kwaad willen, en neem die gezamenlijke munt waar
veel van werd verwacht en die ons ook veel heeft gebracht maar ons nu ook veel gaat kosten, denk aan Griekenland – en heeft ingrijpen om dictators te stoppen niet
voor nog veel groter chaos gezorgd, en zijn al die open grenzen wel zo’n goed idee?

Maar laten we dichter bij huis blijven en bij wat we doen en hoe we het doen als gemeente, want ook daar kan heel wat fris en gezond water weglekken of slaan we wat we van God krijgen op in afgesloten bakken zodat het stilstaand water wordt, en het zonder dat we het bedoelen of door hebben, de dood in de pot=de kerk, wordt.
Zoals God in de tijd van Jeremia niet klaagt dat ze in Jeruzalem niet meer naar de tempel gaan maar dat ze zich aan die gewoonte keurig houden en ook denken dat
ze God daarmee tevreden stellen, terwijl hun leven van elke dag daarmee vloekt.
En Jezus veegt de vloer aan met de zogenaamde vroomheid van de leiders van Israël in zijn tijd die de mensen met eindeloze series regels op de huid zaten en
de traditie hoog hadden maar tegelijk neerkeken op het gewone volk en alles deden voor eigen status en gewin, en dan zegt Jezus dat beslist of je doet wat God wil.
Wat meer is dan vergaderen en plannen maken en actief bezig zijn, want ook dan
kun je te horen krijgen dat je wel veel hebt gedaan maar dat Jezus zich er niet in herkent en er niks mee te maken wil hebben omdat het echte leven eruit is en
de liefde eraan ontbreekt – denk aan Paulus als hij schrijft dat zonder de liefde
wat je allemaal zegt of doet geen blijvende waarde heeft voor God, en voor de
ander en voor jezelf: “had ik de liefde niet, het zou mij – ons – niets baten”.
dia 5
En dus moeten wij altijd weer terug naar de Bron, van wat we geloven, van wat
we hopen, en vooral: van de liefde – naar Hem dus die de Liefde is en het Leven.
Met opzet staat in het thema dat woordje Bron met een hoofdletter: leven uit de
Bron is meer dan en gaat dieper dan putten uit de traditie van de kerk, of zelfs dan dat we ons willen houden aan de Bijbel – al heeft dat allemaal een plek en zijn het hulpmiddelen om dichter te komen en te blijven bij Wie de Bron is: Jezus, en God.
Psalm 36 zingt over God die zelf de bron van het leven is, en Jezus heeft het tegen die vrouw uit Samaria over levend water dat Hij haar – en ons ook – geven wil.
En dat levende water – lees Joh. 7 – is de Heilige Geest die je krijgt als je door
geloof aan Jezus verbonden bent, als je op die hemelse Bron bent aangesloten.
Wat vervolgens gaat niet via het hoofd en via redeneringen en wat te snappen is
maar via het hart dat vol wordt van de liefde waarmee God ons aanraakt en die
God aan ons en via ons aan anderen kwijt wil: de vrucht die groeit door de Geest.
dia 6
Ja maar, hoe gaat dat nou, wat is nou dat drinken, dat leven, uit de Bron, en hoe werkt dat nou concreet, voor je eigen geloofsleven, en voor samen als gemeente?
Het is natuurlijk waar dat dan bijbellezen belangrijk is, en bidden, en kerk -zijn.
Maar toch blijft het vaak bij woorden en afstandelijk, en verandert er zo weinig.
En herkennen we onszelf en ook elkaar vaak in dat levenslied: “Ik ben uitgeput
van binnen, aangeslagen, opgebrand” – ik heb het ook wel eens door wat in de
kerk gebeurt en we elkaar aandoen, door mensen die je kunnen leegzuigen en die een bodemloze put zijn van nooit genoeg aandacht en altijd net verkeerd wat je doet, door negativiteit en niet openstaan voor feedback en alleen willen ontvangen.
Wat ten diepste vastzit op een tekort aan liefde, een niet echt uit genade leven, en
dan ook niet in staat zijn de ander echt liefde te geven, en ruimte, en aanvaarding.
Waar je hele gesprekken en preken over houden kan, zonder dat het anders wordt.
Ik las de denk ik terechte opmerking dat wij in het Westen nogal rationeel zijn ingesteld en daarom ook rationeel omgaan met God, dat we vooral veel denken
over God en praten over God, maar niet geleerd hebben om te drinken uit God.
Terwijl als je dorst hebt je niet een hele beschouwing gaat houden over water
als H2O en over alle eigenschappen ervan, maar je maar één ding wil: drinken!

Als de bijbel het diepste verlangen van de mens vergelijkt met hevige dorst, denk
ik dat dat diepste verlangen er een is naar liefde, naar aanvaarding, en erkenning.
Zoals die vrouw met al die mannen schreeuwde om echte liefde, om wie zij was.
Zoals achter veel stoerheid en agressiviteit in onze tijd een hunkeren naar liefde.
Zoals achter veel kritiek en negativiteit een verlangen zit om er echt te mogen zijn.
Daar slaat ook op wat Johannes in zijn brief schrijft dat in iemand die leeft vanuit angst de liefde nog geen werkelijkheid geworden is – angst verkrampt en verzuurt –
maar dat volmaakte liefde geen ruimte meer geeft aan angst – liefde ontspant en
liefde schept ruimte, geeft de ander een plek in je hart en leven,en geeft je rust.

Paulus schrijft in Rom. 5: 5 over hoop die niet teleurstelt: “omdat Gods liefde
in ons hart is uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is”. dia 7
Iemand schrijft: “Als je bij Christus je dorst laat lessen,
betekent dit dat je volstroomt met Gods liefde. En dat doet de Geest’.

Jezus nodigt ons uit, spoort ons aan, om naar Hem toe komen als je dorst hebt.
Met andere woorden staat in de catechismus hetzelfde: de Geest in je laten werken.
Zeker, daar hoort bijbellezen bij, en bidden, en naar de kerk komen, samen zingen.
Maar dan wel om verbinding te zoeken met God je Vader, en met Jezus, en elkaar.
Door de woorden van Jezus je eigen te maken, en zijn leven te leven, door je hart
open te zetten zodat Gods liefde kan binnenstromen en Jezus in je kan gaan wonen.
Door steeds meer je te verbazen over Gods liefde, voor mensen zoals wij nog zijn.
Dat is het werk van de Geest maar zoals gezegd: geef die Geest dan ook de ruimte.

Ja en dan gebeurt er nog een wonder: dan mag ik en mag jij zelf een bron worden
van levend water, een bron van liefde naar anderen toe, binnen de kerk en erbuiten.
Jezus zegt het tegen die vrouw en weer in de tempel: het water dat Ik geef zal een
bron worden van water dat eeuwig leven geeft – zelfs: “rivieren van levend water
zullen stromen uit het hart van wie in Mij gelooft” – via u en jou en mij mag Gods
liefde gaat stromen naar anderen – wie uit Gods liefde leven gaan zelf liefde geven.
dia 8
Zou het geen prachtige naam zijn voor dit kerkgebouw: de Bron?
Maar er zijn meer mooie namen natuurlijk, zoals ‘Het Anker’….
Over dat Bijbels houvast volgende zondag.

amen

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Ps. 42: 1,5
wet van God
zingen: NLB 911: 1,2,3 – melodie Gezang 170 GK

1.Rots, waaruit het leven welt,
berg mij voor het wreed geweld;
laat het water met het bloed,
dat Gij stort in overvloed,
als een bron van Sion zijn,
die ontspringt in de woestijn.

2. Niet de arbeid, die ik lijd,
niet mijn ijver en mjn strijd,
niet mijn have en mijn goed
komt uw wensen tegemoet;
ook mijn tranen en verdriet
zijn voor niets, redt Gij mij niet.

3 Ja, Gij zijt het die mij redt,
van uw eigen strenge wet,
van mijn eigen dwaze schuld
die Gij delgt in uw geduld;
God, die al mijn kwaad verdroeg,
Uw genade is genoeg.

gebed
Schriftlezing: Jeremia 2: 1-19
zingen: Ps. 36: 1,2
Schriftlezing: Joh. 4: 1-19 en 7: 37-39
zingen: Ps. 36: 3
verkondiging: Joh. 4: 13-14: Leven uit de Bron
zingen: Lied 481: 1,3,4
gebed
collecte
zingen: ZG 301: 1,4,5 – mel. Psalm 24

1. Mijn hart wacht stil op U, o Heer,
uw komst verwacht ik, meer en meer,
uw liefde houdt mijn ziel gevangen.
Naar U gaat al mijn vreugde uit,
ik wacht op U, wacht als een bruid,
reikhalzend hunkert mijn verlangen.

4. Ik roep, ik smeek vol ongeduld:
O Geest, als Gij mijn leven vult,
o overvloed, o milde regen,
dan wordt mijn hart verrassend rein,
dan drink ik fris uit uw fontein:
water des levens, zuiver zegen!

5. Met heel mijn hart verwacht ik, Heer,
uw komst, de grote ommekeer;
hoe vrolijk zal ik U ontvangen!
Gij die mijn allerliefste zijt,
kom, Gij die lijf en ziel bevrijdt,
vervul mijn allerdiepst verlangen!

zegen
amen: Gz. 144: 7

Psalm 139: Gods hand

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Wat doen wij elke dag veel met onze handen!
Als je daar eens even over nadenkt, is het aantal hand-elingen haast eindeloos:
dingen vastpakken, aankleden, eten en drinken, schrijven of typen, computeren
en van alles doen met je mobieltje of je Ipad, je auto of fiets besturen, je werk.
Denk ook aan allerlei sporten en activiteiten in de de vrije tijd: werken in de tuin,
schilderen, boetseren, en ook allerlei noodzakelijke klusjes in en om het huis.
Ja en ook in contact met elkaar: een hand geven, samen hand in hand lopen, je
kind oppakken en een hand geven bij het oversteken, anderen helpen, verzorgen.
God heeft ons iets geweldigs gegeven in die twee handen, en hoe vaak je ze gebruikt merk je vooral als er iets mee aan de hand is: een ongeluk, of handicap.
Ja maar je kunt je handen ook tégen een ander gebruiken, of voor slechte dingen:
slaan, vechten, iets afpakken, je middelvinger opsteken, lelijke dingen rondsturen.
Je kunt je handen uitsteken om te helpen, of om kwaad te doen; om te strelen of
om pijn te doen, om te zegenen of om weg te meppen,om te genezen of te doden.
Ook hier: alles wat God gemaakt heeft is goed, het is maar wat ik ermee ga doen.

Vanavond gaat het niet over onze handen en wat wij ermee doen, maar over de
hand – of handen – van God, waar de Bijbel, ook Psalm 139, het vaak over heeft.
Als de Bijbel het over God heeft, kan dat ook alleen in allerlei mensenwoorden en met beelden aan ons menselijk leven op aarde ontleend. Zoals b.v. dat God als een Vader zorgt en als een moeder troost. Ook als het gaat over de ogen van God en over zijn handen. We weten wel dat God niet met een mens te vergelijken is. We kunnen God niet zien en we kunnen en mogen Hem niet afbeelden. Toch wil onze God zichzelf aan ons bekend maken, en dat doet Hij in woorden en beelden die wij kunnen begrijpen, waar wij ons iets bij kunnen voorstellen. Zoals het beeld van de hand of de handen van God. Heel vaak staat dat voor wat de HEER doet. Zijn hand is zijn macht. Psalm 118 bezingt die macht: “De rechterhand van de HEER doet machtige daden”. De HEER hoeft alleen zijn hand maar uit te steken. “Gods rechterhand is hoog verheven. Gods rechterhand heeft grote kracht”. Gelukkig maar! Dan zijn we in die hand veilig. “De rechterhand van de HEER verheft mij”.

dia 1 Gods hand
1. voelt vertrouwd (5)
2. houdt mij vast (10)
3. leidt mij veilig (24)

dia 2 1. Gods hand voelt vertrouwd (vs. 5; breder: 1-6 en 13-16)

Iemand die zijn hand op je schouder legt of een arm om je heen slaat, hoe voelt dat?
Nou, dat hangt er maar van af: van de situatie of vooral: van wie het is die dat doet.
Het kan heel ongemakkelijk voelen of bedreigend zijn want wat wil die ander van je?
Vaak is het wijs wat afstand te houden en de ander zijn comfortzone te gunnen, b.v.
in een hulpverleningssituatie of een pastorale setting: om niet over grenzen heen te
gaan en te voorkomen dat de ander zich bedreigd voelt of jij jezelf in verleiding brengt. Herlaas is ook binnen christelijke gezinnen en families en in kerken te vaak sprake van grensoverschrijdend gedrag. Met als gevolg dat uit reactie elke toenadering verdacht wordt en wordt vermeden. Begrijpelijk, maar ook jammer.

Ik herinner me een jonge vrouw met een verleden van seksueel misbruik tegen me zei dat ze het bidden van het Onze Vader moeilijk vond en niet mee kon zingen over God die als een Vader zijn armen slaat om zijn kind – je zult maar een vader hebben die zijn handen niet thuis kon houden – het beschadigde ook haar vertrouwen in God.

Ja God, over Hem en over zijn handen gaat het ook in deze psalm: Psalm 139.
Maar is het ook dan en juist als het over God gaat, niet dwingend en benauwend: “U omsluit mij, van achteren en van voren, U legt uw hand op mij”, je kunt geen kant op!
David die het heeft over God die je kent en doorgrondt, weet wat je doet en laat, en
zelfs al weet wat je denkt en wat je wilt zeggen, lang voordat die gedachte bij je op is gekomen of dat woord uit je mond of je pen of je toetsenbord is gekomen – eng toch?
Ja en vluchten kan niet en je verstoppen heeft geen zin voor dat alziende Oog: “Hoe
zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen?”. Overal is God.
Het lijkt bijna als uit dat oude boek van George Orwell met het schrikbeeld van een alziende overheid met overal afluisterapparatuur en camera’s tot in de slaapkamer,
in dat boek Big Brother is watching you, de Grote Broer die overal alles ziet – zoals
mensen ook wel zijn bang gemaakt voor God: denk erom, de Here ziet het altijd!

Maar dat is helemaal niet de sfeer van deze psalm.
Zo beleefde David het niet.
Integendeel: omdat hij God had leren kennen als betrokken op zijn wel en wee,
als liefdevol en begrijpend en zorgzaam, voelde die hand op zijn leven vertrouwd en was het een hele rust bij alles wat zijn leven bedreigde en kon beschadigen en erger dat er Een was die hem door en door kende en wist wat hem bewoog en dreef en die
hem geen moment uit het oog zou verliezen en waar hij ook was, er voor hem wilde zijn: “HEER, U kent mij, U doorgrondt mij…..met al mijn wegen bent U vertrouwd…… Wonderlijk, zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven..Heer, U bent altijd bij mij”.
Gelukkig maar, want dan ben ik nooit alleen: Ik dank U voor dit wonder, Heer, dat U mijnleven kent!”
Dat de grote God zijn hand op mij legt, is niet bedreigend maar voelt vertrouwd,
Hij is Vader die me heeft gemaakt en me al kende nog voordat ik werd geboren: de God die als een vader liefdevol zijn armen om me heenslaat, want ik ben zijn kind.

Maar hoe voel je concreet die hand van God op je schouder, zijn arm om je heen?
Dat is best lastig want God kunnen we niet zien en komen we voor ons besef niet
tegen in ons leven van elke dag, b .v. op ons werk of op school of in het ziekenhuis.
Terwijl er ook zoveel tegen kan zijn en je vaak denkt dat je er zelf, alleen, voor staat.

Ik las in een artikel dat iemand terugdenkt aan zijn doop: toen legde God al zijn hand op mijn leven en beloofde Hij mij als zijn kind nooit los te zullen laten, en te zullen verzorgen met alles wat nodig is, en zelfs het kwade mee te laten werken voor mijn bestwil – Paulus schrijft erover, Paulus die ook heel wat vervelends in zijn leven heeft moeten verstouwen, en dat juist als gevolg van zijn geloof en zijn volgen van Jezus, en dan schrijff dat niet hem – en ons – van Gods liefde in Jezus kan scheiden:
als God voor ons is, wie kan tegen ons zijn, wie veroordeelt je als God je vrijspreekt?

Kijk, en vanuit die zekerheid van het geloof, met die vaste grond onder je voeten,
ga je steeds meer de nabijheid en de zorg en de leiding van God ervaren, en is die
hand er op soms onverwachte momenten en op ongedachte manieren: door wat je
leest in je Bijbel, door wat je meekrijgt in een preek, door zomaar een gesprekje na
de kerkdienst, in een lied dat je raakt, in die kaart die je kreeg in het ziekenhuis, door
mensen die voor je bidden, door wat indruk maakt in de natuur, en ja, ook tegenslag,
zorg, ziekte, kan je dichterbij God brengen en God kan je er sterker door maken, je
laten beseffen dat je Hem nodig hebt en je laten merken dat Hij er echt voor je is –
en steeds meer voelt het vertrouwt: die hand op je schouder, die arm om je heen:
“Heer, U bent altijd bij mij, U legt uw handen op mij, en U bent voor mij en naast
mij en om mij heen, elke dag”.

dia 3 2. Gods hand houdt mij vast (vs.10; breder: 7-12 en 17-18)

Het is niet simpel de hand van God – zijn leiding – in ons leven aan te tonen.
Zelfs. we moeten ermee oppassen het te makkelijk doen, en al helemaal als het om het leven en vooral de tegenslagen en het lijden van anderen om ons heen gaat.
Als we proberen te troosten door een zin te leggen in de ellende of het verdriet of
het gemis van de ander: je moet maar denken dat God er een bedoeling mee heeft
en dat alle dingen moeten meewerken ten goede – het zal je maar gezegd worden
als je net te horen hebt gekregen dat je ongeneeslijk ziek bent, of als je net je man
hebt verloren, of je vrouw, je kind – zo jong nog en waarom nou, zo oneerlijk, toch?
Dan zit je niet te wachten of de zingeving door wie niet kan voelen wat jij voelt….
Dan past eerder de reactie van de hand op de mond, er wel zijn, en luisteren…..
Ja en zelf moet ook niet meteen het zoeken in straf: Gods hand slaat mij, hard.
Wel mag je wijsheid vragen, en kracht, hulp ook, om ermee om te kunnen gaan,
om Gods hand te pakken, Hem aan te roepen, aan te schreeuwen: Heer, help,
laat me niet alleen, laat me niet in de steek, laat me niet vallen, houd me vast!

Kijk, en dat heeft de Heer ons beloofd: Ik ben er, juist nu, en Ik houd je vast.
Zoals David dat heeft ervaren in zijn veelbewogen leven, met hoogtepunten en
vooral ook veel dieptepunten, denk aan de tijd dat Saul achter hem aan zat, aan
de opstand van zijn eigen zoon Absalom, aan de tijd na zijn zonde met Batseba:
al zou ik naar hemel klimmen of wegduiken in het dodenrijk, ook daar bent U,
al vluchtte ik naar de andere kant van de wereld, of wegkruipen in het donker,
“ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden”.

De Bijbel is er eerlijk over en de ervaring leert ook dat geloven niet is een altijd
topervaringen hebben, je blij en zeker voelen, rust hebben – het is veel meer een
zoektocht met vallen en opstaan en weer vallen en veel vragen en ook twijfels.
Lees maar eens met die ogen de Bijbel, zing zo de psalmen, en voel je één met je medegelovigen van vroeger die mensen waren als wij, niet beter en niet slechter.
Iemand schrijft dat vallen en opstaan eigen is aan geloven in God en Jezus.
“Vallen betekent dat je als trotse mensen op je gezicht gaat. Vallen betekent ook dat ik val voor Jezus Christus”….en dan mag je ervaren dat Hij je op de been helpt, en
dat je zelfs mag opstaan tot een ander, een nieuw, beter leven -elke keer maar weer.
Ik vind Petrus altijd een mooi voorbeeld, die in vertrouwen op Jezus zelfs over het water naar Hem kon lopen maar toen hij uit angst voor storm en golven dreigde weg
te zakken en meegesleurd te worden door de golven, door Jezus vastgepakt werd.
Zo’n overtuigend bewijs dat een mens diep kan vallen, en aan zichzelf overgelaten
het hoofd niet boven water houdt, maar dan mag vertrouwen dat God zijn hand
uitsteekt en je vastpakt, om je niet meer los te laten, en je weer verder te helpen.
Ja en dat heeft Jezus voor jou en mij verdiend door zelf de straffende hand te voelen van zijn eigen Vader die hem sloeg voor wat wij verdiend hadden, en Hem verlaten
heeft – Hem heeft laten vallen tot in de diepten van dood en hel – zodat wij nooit meer door God verlaten worden en zodat God u en jou en mij nooit uit zijn hand laat vallen.

Nee, dat is geen vrijbrief, laat staan een uitnodiging, om maar bij God weg te lopen.
David heeft ervaren waar je dan belandt, wat het met je doet, hoe slecht dat voelt.
Denk maar aan die nare tijd toen hij de zonde met Batseba en tegen Uria probeerde
goed te praten en daarna weg te stoppen en te vergeten: “zolang ik zweeg had ik gebroken nachten, en overdag gebrek aan nieuwe krachten, uw hand was drukkend
zwaar – mijn lijf begon kapot te gaan als in de hete zon” – het knaagt en vreet aan je.
Ja maar zelfs dat wil god gebruiken om een trotse mens op de knieën te krijgen en
terug te halen, en dan kom je er sterker, wijzer, beter, uit, door schade en schande.
Zoals die weggelopen zoon thuis kwam, en des te meer Vaders liefde mocht ervaren als zijn arm om hem heen: Gods is mijn Vader, ik ben van Hem en blijf altijd bij Hem.
Daar hoef je niet voor in de kerk te zijn of keurig op een platgetreden paadje te lopen zoals de andere zoon uit het verhaal, want nergens ben je voor Vader in de hemel
onbereikbaar en zelfs als het donker is om je heen en in je hart kan Vader je vinden:
“ook dan zal het duister voor U niet donker zijn – de nacht zal oplichten als de dag”.

dia 4 3. Gods hand leidt mij veilig (vs. 24; breder: 19-24)

Daar eindigt de psalm mee, met een gebed: zie of ik geen verkeerde weg ga, en
leid mij over de weg die eeuwig is, dat is: de weg waarop je goed uitkomt, thuiskomt.
Dat volgt op die moeilijke verzen vol verontwaardiging over wie onrecht plegen en
over lijken gaan, niet uit wraakzucht maar als een schreeuw om ingrijpen en recht:
Heer, laat dit ophouden, stop wat vreselijk is en maak een eind aan zoveel geweld.
Herkenbaar in een tijd als de onze met zoveel oorlogen en slachtpartijen en met
miljoenen vluchtelingen, die schreeuw naar omhoog: Heer, steek uw hand uit en
grijp in, red uit die handen waar zoveel bloed aan zit, en geef een nieuwe wereld.

Maar dan ook het besef hoe wij zelf zomaar de weg kunnen kwijtraken en voor onszelf kunnen gaan, met alle gevaar van verkeerde keuzes en slechte dingen:
“Doorgrond, o God, mijn hart…toets mij of niet een weg in mij mij schaadt – en
mensen om mij heen schade doet en tekort doet – en leid mij op de weg ten leven”.
Dan sta ik open voor de leiding van de Heer en voor feedback en correctie, vanuit de normen en waarden die de Bijbel me wil aanleren, en via mensen om me heen die
vaak een scherp oog hebben voor wat mijn blinde vlekken en zwakke plekken zijn.
Zodat mijn handen instrument worden van Gods handen: zegenend, helend, delend.
En vooral: dan wil ik graag Jezus volgen die de weg is en waarheid en echt leven.
Achter Hem aan ga je veilig en kom je vast en zeker veilig Thuis.

amen

liturgie avonddienst CGK- GKV
welkom

zingen: Ps. 103: 5,9

we worden stil voor God

votum en groet

zingen: Ps. 118: 1,5

gebed

Schriftlezing: Psalm 139

zingen: Opwekking 518

verkondiging: Gods hand

zingen: NLB 916: 1,2,3 (mel. Gz. 124 LvdK)
Je kunt niet dieper vallen
dan in Gods eigen hand
waarmee Hij ons barmhartig
omvat aan alle kant.
Eens komen alle paden
van lot en schuld, van dood
bijeen in zijn genade,
voorbij aan alle nood.
Door God zijn wij omgeven
zoals wij hier bestaan
In Hem zullen wij leven
en tot zijn feest ingaan.

gebed

collecte

geloofsbelijdenis: Gz. 161: 1-4 GK

zegen (St Patrick)

zingen: Gz. 416: 1-4 NLB