Zondag 4 Heid. Catechismus: God laat zijn wijngaard niet verwilderen!

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

   Stel je voor: je hebt een groot gebouw gemaakt, van lego b.v., je bent er lang mee bezig geweest en je bent er verschrikkelijk trots op: iedereen die binnenkomt, moet er even naar komen kijken. Maar dan komt je kleine broertje en die banjert er dwars doorheen, of gooit alles door elkaar. Nou, ik denk dat je dan razend op hem bent – natuurlijk ga je niet slaan maar toch:  je zou hem….

Of: je hebt een werkstuk gemaakt voor school, dagen aan gewerkt, je hoopt op een goed cijfer…Maar als het zover is en je moet naar school: weet u waar mijn werkstuk gebleven is….nergens. Tot je ten einde raad tussen het oud papier gaat zoeken en je vindt wat je zocht….maar: helemaal verkreukeld, wie heeft dat op zijn geweten…..je gaat door het lint: daat gaat mijn mooie cijfer!

Erger, met veel meer impact: je hebt met veel inzet een eigen zaak opgebouwd, die goed loopt en snel groeit, zo snel dat je iemand benoemt als directeur, maar die heeft andere inzichten en neemt beslissingen die verkeerd uitpakken en het loopt uit op een faillissement – een grote teleurstelling waar je jaren last van hebt en je ook jezelf afvraagt wat je verkeerd hebt gedaan..

Drie voorbeelden, steeds wat heftiger, maar voor wie erdoor geraakt wordt, allemaal best heftig. Het maakt wie erdoor benadeeld wordt, er slachtoffer van is, heel erg boos en verontwaardigd, want het is zo oneerlijk, dat verdien je niet, daarvoor heb je toch niet zo je best gedaan….?

We hebben een verhaal – een lied – gelezen van die wijnboer die veel tijd en geld heeft geïnvesteerd in een mooie wijngaard en erop rekent dat dat na al die jaren intensieve bewerking en verzorging zal opleveren wat hij ervan mag verwachten: mooie druiven en daarna goede wijn – maar helaas: “toen verwachtte hij goede druiven maar hij kreeg alleen maar slechte druiven”;  hoe kan dat nou?

Die wijnboer blijkt de Heer zelf te zijn, en – als vaker in de bijbel – de wijngaard staat voor Israël. Daarom roept de Heer zijn volk als getuige op als was het een rechtzaak – en dat is het eigenlijk ook. Ze moeten maar zeggen waar het op vast zit: “Is het mijn schuld of ligt het aan mijn wijngaard?”.

De teleurstelling druipt ervan af: “Had ik nog meer aan mijn wijngaard kunnen doen?Ben ik iets vergeten? Waarom verwachtte ik goede druiven, maar kreeg ik alleen slechte druiven?”

Ja, en die teleurstelling en die verontwaardiging richt zich dan regelrecht tot het volk, concreet: die twee staatjes Israël en Juda: “Volk van Israël, jullie zijn de wijngaard uit het lied. En volk van Juda, jullie zijn de planten die ik gekozen heb. …Ik dacht dat jullie goed bestuurd zouden worden, maar jullie worden alleen maar slecht bestuurd”.  Inplaats van recht is er onrecht, ontrouw, zonde.

En dat wekt Gods boosheid, heilige verontwaardiging – lees vs. 24: “zij verwierpen het onderricht van de HEER van de hemelse machten, en verachtten de woorden van de Heilige van Israël” -“Daarom ontsteekt de HEER in woede tegen zijn volk, hij heft zijn hand tegen hen op en slaat hen”.   (5:25)

Daartussen in stapelen de aanklachten zich op, verdeeld over zes keer ‘wee!’ – het is een aanklacht met zes punten, die concreet maken wat voor sociaal en moreel onrecht de Heer aan de kaak stelt.

Dat gaat over grootgrondbezit ten koste van gewone mensen en kleine boeren;  veel feesten en overmatig drankgebruik en druk vertier en geen oog voor wat God bezig is te doen, voor zijn straf; allerlei onrecht in sociale verhoudingen waardoor ze zelf de straf van God over zich heen halen; het omkeren van de moraal zodat kwaad wordt goed gepraat en zelfs aangeprezen en wat God goed vindt als slecht en vervelend en achterhaald wordt afgeserveerd; eigenwijsheid en eigendunk in plaats van te luisteren naar gezonde feedback en gerechtvaardigde kritiek; veel corruptie in het bestuur en de rechtspraak, waarbij de schuldige wordt gespaard en de onschuldige veroordeeld.

Het zijn ontwrichtingen van de samenleving die van alle tijden zijn, en niet de wereld uit helaas. Waarbij we maar niet meteen moeten kijken naar derde-wereld-landen en dictatoriale regimes maar ook de hand in eigen Nederlandse, rijke westerse, boezem moeten steken: wat gaat er ook in een moderne welvarende democratische samenleving veel mis als geld in geding is of status, of als drank in het spel is, of eigen eer en gewin, of als mensen met verkeerde mensen omgaan of niet doen waar ze goed in zijn maar meer willen dan ze kunnen, of niet eerlijk, niet uit één stuk zijn.

  Het is ontroerend God te horen vragen of het misschien zijn schuld was dat het zo mis was gegaan met zijn wijngaard: “Wat kon ik nog meer aan mijn wijngaard doen, wat heb ik te weinig gedaan”? 

Psalm 80 geeft het antwoord: “Vroeger hebt U ons uit Egypte bevrijd, u hebt andere volken voor ons weggejaagd. U zorgde goed voor ons, zoals een boer zorgt voor zijn wijngaard. Hij zoekt goede grond uit voor zijn druiven. Zo hebt u ons een goed land gegeven, met ruimte om te wonen. Zoals een duivenplant groeit en sterk wordt, zo groeiden ook wij. Wij werden een machtig volk.”

In die psalm wordt dan wel geklaagd en gevraagd: Waarom hebt u ons nu in de steek gelaten, Heer, jaag onze vijanden weg, helt en bescherm uw volk, helt de koning die U hebt uitgekozen.

Maar daar schemert doorheen dat ze wel degelijk wisten waar het aan lag, dat het eigen schuld was, hoor maar vers 4 en 5: “God, keer ons lot gen goede, toon uw lichtend gelaat en wij zijn gered. Heer, God van de hemelse machten, hoe lang nog blijft u vertoornd op uw biddende volk?   En in vs 17 klaagt de dichter over die verwoeste wijngaard: “hij is verkwijnd onder uw duistere blik”. Wat Israël meer dan eens overkwam, was gevolg van Gods boosheid en straf over veel zonden. Zonden zoals die in Jesaja 5 maar ook door heel veel andere profeten aan de kaak gesteld worden.

Met als diepste bodem wat we wel noemen der wereld zondeschuld, want daar in Juda waren ze niet beter en wij in de kerk zijn geen haar beter als het aan ons ligt dan al die andere mensen om ons heen, ook niet beter dan jihadisten of criminelen, of fraudeurs, of drugsdealers – u weet nog wel van zondag 2: “naar mijn aard ben ik erop uit om God en de naaste te haten”, en zondag 3: “zo verdorven dat zij helemaal onbekwaam zijn tot iets goeds en uit op elk kwaad”. Keihard, eerlijk. En zelfs als we door God en tot God bekeerde mensen zijn, zelfs als we bij Gods volk horen zoals dat Israël van Jesaja 5, moeten we eerlijk onder ogen zien wat zondag 44 zal belijden dat ‘zelfs de aller -heiligsten’ -de allerverst gevorderden- nog maar beginnelingen blijven in het goede leven.

Hebt u er wel eens over nagedacht wat dat zou betekenen voor God, onze Schepper en Vader?  Diezelfde vraag zou God kunnen stellen aan ons, zijn mensen, met oog op de wereld die Hij heeft gemaakt, zijn schepping, en ons leven op deze aarde: wat had ik anders, beter kunnen doen?

Het was de vraag van de vorige keer, van zondag 3: heeft God de mens zo verkeerd geschapen? Als dat zo zou zijn zouden wij mensen slachtoffer zijn, een rol die al meteen is uitgeprobeerd na de zondeval: elkaar de schuld geven en eigenlijk de schuld God in de schoenen schuiven. kon ik het helpen, het was “de vrouw die u me hebt gegeven”, nee, ik niet, “het komt door de slang”, en wie heeft ook al weer die slang geschapen en op ons pad gebracht – het begin van een afschuifsysteem dat nog altijd wordt gehanteerd om je eigen rol in dingen die fout gaan kleiner te maken of af teschuiven op iets op  iemand anders: de opvoeding, de omstandigheden, het systeem, die chef of die collega, die buren die nou eenmaal zo irritant zijn, dat je het zo moeilijk hebt en dus wel moet drinken, dat het komt door verkeerde vrienden dat je aan de drugs geraakt bent, en dat het huwelijk op de klippen is gelopen ligt natuurlijk aan de ander, en op school moeten ze maar beter les geven dan zou je wel hogere cijfers halen, en ik ben altijd de klos, ze moeten allemaal altijd mij hebben.

Er is meestal wel iets van aan, maar je komt er bij God niet mee weg, denk terug aan Adam en Eva, en lees mee en leef mee met die mensen in Israël en Juda in de tijd van Jesaja, van Achaz en Hizkia: wat heb jij gedaan, wat was jouw eigen rol, durf eerlijk in de spiegel te kijken met de ogen van God.

Om dan als David in die psalm eerlijk te zijn over je eigen rol:  “ik ben voor u mijn zonde gaan benoemen, hield ermee op mijn fouten te verbloemen, ik zei mijn schuld beken in aan de Heer”.

   Kijk. en als ik echt mijn eigen rol onder ogen durft zien, als ik echt ga zien waar mijn zwakke plekken en mijn donkere kanten zitten, hoe ik steeds weer de mist in ga, ten koste van anderen en mijzelf, hoe weinig ik nog dat evenbeeld van God ben – spiegel van zijn liefde – in mijn praten, mijn doen en laten, hoe sterk ik nog op mezelf ben gericht en voor mezelf leef, en vanuit mezelf alles bekijk en anderen beoordeel – wat voor trekjes en verleidingen van Jesaja 5 ook mij zomaar de baas worden. Als ik dat besef en dat niet vergoelijk of wegredeneerd, ga ik ook God gelijk geven dat Hij er boos over is, dat we Hem nog zo teleurstellen en zelfs hardop of in gedachten Hem in gebreke stellen.

Denk maar weer aan die voorbeelden waarmee ik begon, over dat vernielde lego-bouwwerk, dat verkreukelde werkstuk, en die goed lopende zaak die door verkeerde keuzes failliet is gegaan. Wat een teleurstelling, een frustratie, een boosheid, waar mensen mee kunnen zitten of door over de rooie kunnen raken – het kan zelfs tot woede-uitbarstingen leiden of tot een levenslang trauma.

Heeft God dan niet het recht boos te zijn als wat Hij zo mooi maakte en waar Hij zoveel liefde in heeft geïnvesteerd, waar Hij zulke geweldige plannen mee had en heeft – zijn wereld, zijn mensen – door toedoen van diezelfde mensen steeds maar weer kapot gemaakt wordt en lelijk en zelfs dood?

Ja en later wordt het niet beter als God zijn eigen Zoon stuurt om die boosheid te ondergaan en van ons af te wenden, om voor onze schuld te betalen en om zo alsnog de vruchten van zijn wijngaard – van zijn project schepping – te oogsten – en dan die Zoon door koppige hebzuchtige pachters wordt afgemaakt . Met verwijzing naar Jesaja 5 gebruikte Jezus datzelfde beeld van de wijngaard (Matt.21) en boeren die de opbrengst van de wijngaard voor zichzelf willen houden en knechten die de eigenaar stuurt mishandelen of doodslaan – en als de baas dan zijn zoon stuurt grijpen ze ook hem beet en slepen hem de wijngaard uit en slaan hem dood,en denken: nu is de wijngaard van ons.

Eigenlijk precies wat wij mensen in het paradijs dachten: het is onze aarde en ons leven, wij zijn onszelf tot een god.

Je kunt niet anders verwachten dan dat God er voorgoed een eind aan maakt, dat – zondag 4 :de zonden die tegen de allerhoogste majesteit van God zijn begaan en steeds weer worden begaan, worden “gestraft met de zwaarste, dat is met de eeuwige straf, aan lichaam en ziel”.  We hebben verdiend dat daarmee het voorgoed over en uit is.

 Gemeente, maar toch, dan ken je God niet, God in zijn oneindige liefde en genade, Gods liefde. Vooral ook dat God zichzelf trouw blijft en zijn plan niet laat frustreren, niet loslaat wat Hij begon.

Zeker, er komt straf – Adam en Eva moeten het paradijs uit en halen de dood over zichzelf en ons; Israël en Juda moeten in ballingschap; het bloed van Jezus klaagt aan wie Hem blijven afwijzen. Toch: het is God de Heer er niet om begonnen dat zondaars voorgoed verloren gaan, maar dat ze tot andere gedachten komen en tot het andere goede leven, dat Hij zijn kinderen terugkrijgt.

Daarvoor ging de Vader zo ver dat Hij Jezus zijn Zoon de klappen van zijn boosheid en straf liet ondergaan – Jezus die ons redt van het oordeel, schrijft Paulus – Jezus die Gods toorn opving.

Als er staat dat God de zonden wil straffen in tijd en eeuwigheid, dan is dat vanuit Gods vaste wil dat het kwaad niet zal winnen, en dat zijn wijngaard tot nieuwe bloei komt, en dat zijn plan toch slaagt, zoals zondag 3 het bezingt: dat we God onze Schepper van harte liefhebben en met Hem – en met elkaar – in de eeuwige heerlijkheid zullen leven, om Hem – samen – voorgoed te loven en te prijzen.

Om in het beeld te blijven: Gods toorn, zijn boosheid, is omdat Hij zijn wijngaard – zijn wereld – niet laat verwilderen en verwoesten door toedoen van mensen – met als aanjager de duivel – maar dat Hij zijn wereld leefbaar en bewoonbaar wil houden en weer wil malen – om er samen met ons te wonen – gelukkig maar dat God het kwaad niet laat voortwoekeren maar het indamt en aanpakt.

Als het dan over eeuwige straf gaat, wil dat ook zeggen dat wij als God niet ingrijpt nooit van de straf af zouden komen en het nooit meer goed kunnen maken – daar is God zelf voor nodig, daar heeft God zijn Zoon voor gestuurd – Jezus die zichzelf de echte, goede, vruchtbare wijnstok noemt – en aan Hem verbonden kun je toch weer vruchten dragen, vruchten van de Geest. Want aan een slechte boom komen alleen slechte vruchten maar een goede boom levert goede vruchten op. Goede vruchten die groeien aan de Geest . Weet u nog van het slot van zondag 3: we kunnen alleen weer iets goeds doen en het kwade overwinnen, als we door de Geest van God opnieuw geboren worden. Als we door die Geest als ranken verbonden worden aan de ware wijnstok Jezus en dan vruchten gaan dragen, vruchten die groeien aan en door de Geest.

Nog een keer die vraag van de wijnboer, God onze Heer: wat kon ik nog meer doen, aan mijn wijngaard, voor jullie, mijn kinderen, mijn mensen?

Het antwoord is aan u, aan jou, aan mij, en geef de vraag maar door aan wie je tegenkomt.

En ook deze vraag:   welke vruchten kan de Heer oogsten van mijn leven?

Wees er maar blij mee, en dank je God en Vader maar, dat Hij niet loslaat waaraan Hij begonnen is!

amen

 

 

 

liturgie middagdienst

votum en groet

zingen:      Ps.  80: 1,2,3

gebed

Schriftlezing:  Jesaja 5

zingen:      Ps. 80: 5,7,8,9

verkondiging:  zondag 4

zingen:      Ps. 32: 1,2    (Levensliederen)

geloofsbelijdenis

zingen:      Ps. 32: 3,4  (Levensliederen)

gebed

collecte

zingen:      Lied 75: 10,11,12

zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *