Jesaja 8: 21 – 9: 6: God belooft de Vredevorst (1e adventszondag)

 

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 ‘In blijde verwachting’.  Het thema van het adventsproject van de stichting ‘Vertel het maar’ voor dit jaar. Daarover gaat het de weken tot aan kerst, aan de hand van vier teksten uit Jesaja. Daarover gaan de kinderen werken in de kinderbijbelclub.

‘In blijde verwachting’, dan denken we natuurlijk meteen aan mensen die een baby verwachten. En dat is ook precies waar het over gaat in de adventstijd, onderweg naar het kerstfeest.

Je kunt zeggen dat het volk van God, Israël,  heel veel eeuwen ‘in blijde verwachting was’. Het  was in verwachting van de door God beloofde redder, de grote koning op Davids troon. Daar loopt ook die hoopvolle tekst van vanmorgen op uit: licht aan het eind van een donkere tunnel, bevrijding na een bange tijd van onderdrukking en honger, als een moeilijke bevalling: ” een kind is ons geboren, een zoon is ons gegeven”, en niet zomaar een kind maar een prins: “de heerschappij rust op zijn schouder”, in gewone taal: “we hebben weer een koning, hij zal over ons regeren…hij zal op de troon van David zitten en hij zal koning zijn….voor altijd en eeuwig”.

Dat werd gezegd in een stikdonkere tijd,  en het vroeg wel geloof en geduld want het zou nog moeilijker worden zelfs, zoals een moeizame zwangerschap zwaar valt en lang lijkt te duren. Het vraagt vertrouwen dat het goed zal komen, omdat je vertrouwen hebt in Wie het belooft.

Zo sterk is het vertrouwen van de profeet dat hij erover praat alsof het al werkelijkheid is geworden, alsof het licht het donker al verjaagd heeft, alsof de Vredekoning al geboren is.

Dat mag ook ons hoop en vertrouwen geven als mensen, als wereld, in weer blijde verwachting. De bijbel gebruikt namelijk datzelfde beeld voor de tijd waarin wij de terugkomst van die Koning verwachten, vanuit de hemel, om voorgoed zijn vrede op aarde werkelijkheid te laten worden: het licht dat wil schijnen in onze duisternis, van vaak ons eigen leven en de kerk, en van de wereld.

Ik denk aan Paulus die er zo over schrijft: “wij weten dat de schepping nog altijd als in barensweeën zucht en lijdt….en ook wij zuchten in onszelf in afwachting van de openbaring dat we kinderen van God zijn, de verlossing van ons sterfelijk bestaan” (Romeinen 8: 22 en 23). Misschien kun je het zo zeggen: in blijde verwachting van de wedergeboorte, de nieuwe schepping.

Wat ook van ons -net als van dat oude volk van God vroeger – vertrouwen vraagt, geloof, geduld. Vertrouwen dat de God die het belooft waard is omdat Hij al zoveel heeft waar gemaakt: het Kind is geboren, de Zoon is ons gegeven, en Hij heeft de macht verdiend in de hemel en ook op aarde. Dat geeft hoop en moed dat ook de rest gaat komen, nu al en eens voorgoed: licht, vrede, geluk.

Het mag al  licht zijn voor mensen die vandaag in het donker zitten, van schuld, van angst, van wantrouwen, van vervolgd en opgejaagd worden, in een wereld in de greep van haat en terreur. Jezus zegt tegen wie het maar horen wil: Ik ben het licht voor de wereld, en ook voor jouw leven. Daarom is het evangelie ook voor ons dat we in blijde verwachting mogen zijn van de Vredevorst.

God belooft de Vredevorst

 Als je dat zo leest en op je in laat werken, zou het een sfeerverslag kunnen zijn uit onze eigen tijd, b.v. hoe vluchtelingen zich voelen uit Irak of Syrië, of mensen in een land waar voor de zoveelste keer de oogst is mislukt en er bijna geen eten is voor mens en dier, of wie arm geworden is en dakloos:  “moedeloos en hongerig zullen de mensen door het landzwerven; ze zullen de koning en hun God vervloeken; ze kijken omhoog en staren naar de grond, maar overal heerst verstikkende duisternis, donker en somber is het nacht overal, en wie daardoor omsloten wordt, zal niet ontkomen”.En alsof het nog niet genoeg is, horen we over het volk dat in duisternis ronddoolt, over een juk waaronder mensen gebukt gaan, over een stok en een zweep, en soldatenlaarzen die rondstampen en met bloed besmeurde officiersmantels. Wat een ellende en een uitzichtloosheid, en wie nog een beetje gevoelig is voor TV beelden en krantenberichten van alle kanten in onze wereld, herkent er iets van, en realiseert zich hopelijk in wat voor bijna paradijs wij hier leven, ondanks wat er ook in een welvarend rustig Nederland aan moeiten zijn en pijn geleden wordt – maar toch: zo erg als daar is het hier gelukkig niet – als je tenminste goed onder dak bent met een volle koelkast, veilig en verzekerd. Waar heb je het dan over als je nog klaagt en moppert?

Zomaar zijn we zo relaxed en gesetteld dat we lang niet altijd dat gevoel herkennen dat zulke teksten oproepen, zoals van Jesaja en zoals bij Paulus over verstikkende duisternis en zuchten en lijden. En zomaar leeft het niet zo, die blijde verwachting, want we hebben het hier en nu best erg goed. Wat willen we eigenlijk nog meer?

Toen Jesaja zijn profetische woorden aan de mensen doorgaf, was de situatie in Israël en Juda dramatisch, met name in de noordelijke provincies, hier met name genoemd als het stamgebied van Naftali en Zebulon, wat we uit het Nieuwe Testament kennen als de provincie Galilea.

In het rijk van de noordelijke tien stammen was op dat moment een koning Pekah aan de macht, en in het tweestammenrijk van Juda en Benjamin regeerde een nazaat van David, koning Achaz, over wie we heel wat verkeerde dingen hebben gelezen in 2 Kronieken 28: hij diende de Baäls, offerde zelfs zijn eigen zoons aan de afgoden, deed de tempel van de Heer op slot en vernielde de inventaris van de tempel. Zo bont had nog geen andere koning het gemaakt, dit sloeg alles!

Ja, en dat allemaal tegen de achtergrond van wat zich afspeelde in de wereldpolitiek toen. Wat nazi-Duitsland was in de jaren dertig van de vorige eeuw, was in die tijd Assyrië als de opkomende wereldmacht. Het lag zo ongeveer waar nu Irak is, maar groter en machtiger.

De legers van Assyrië rukten op en liepen het ene na het andere land onder de voet, en daar waren ze ook in Syrië en in het tienstammenrijk Israël bang voor, en daarom probeerden ze de krachten te bundelen in een bondgenootschap tegen Assyrië, en ze wilden dat ook Juda onder leiding van Achaz daaraan zou meedoen. Maar Achaz wilde niet en riep juist Assyrië te hulp.

Het  gevolg was een alles verwoestende oorlog: het broedervolk uit het noorden viel samen met Syrië aan en ze maakten grote aantallen slachtoffers en krijgsgevangenen – en ook andere landen zagen hun kans schoon en zij vielen vanuit het zuiden – Edom-  en het westen – de Filistijnen – Juda binnen.

We lazen dat het de straf van God was omdat Achaz en zijn volk zich niet aan Gods leefregels hielden. Wat helaas niet bekering tot gevolg had maar nog meer kwaad: laat ik die goden van Syrië nog maar meer vereren want zij helpen hun volk wel, en de HEER helpt ons niet – van kwaad tot erger dus.

Het leidde allemaal tot steeds meer chaos: de hulp van Assyrië was niet gratis natuurlijk, er moesten grote bedragen worden opgehoest en uiteindelijk kwam de beloofde en afgekochte hulp ook niet.

Achaz ondervond hoe waar Gods woorden zijn: vertrouw niet op mensen met macht en hun legers. Jesaja had eerder de goede weg gewezen:  “alleen als jullie vertrouwen hebben – op God jullie Heer – houden jullie stand”. Maar dat vertrouwen was er niet, en toen ging het mis en viel eerst Syrië aan en daarna Assyrië.

Waarbij allereerst dat noordelijke rijk onder de voet werd gelopen, wat we lezen in 2 Kon. 15: 29. Kort daarna werd de hoofdstad Samaria veroverd en kwam een eind aan het tienstammenrijk. Juda en Jeruzalem bleven uiteindelijk nog gespaard – dat was toen Achaz’ zoon Hizkia koning was. Totdat later Babel kwam en Jeruzalem verwoestte.

Nou, ik hoop dat u dat hele verhaal nog een beetje kunt volgen, we hebben het nodig om te plaatsen wat in Jes. 8: 23 staat over die gebieden in het noorden waar het zo donker geworden was – als gevolg van de invallen van de Assyriërs met veel slachtoffers en plunderingen en – zoals we lazen in dat vers uit 2 Koningen 15 dat veel inwoners als ballingen werden afgevoerd naar Assyrië. Het was het gevolg van zoveel afval van God en ook politiek wanbeleid en sociaal onrecht . Geen wonder dat het er donker uitzag en dat veel mensen het niet meer zagen zitten. Ik denk herkenbaar voor veel mensen, zeker ook veel medechristenen – vandaag aan de dag met de dreiging van IS of van andere terreurgroepen, onderdrukking door eigen regering, of opgejaagd in verwoestende burgeroorlogen.

En misschien zit u of jij ook wel in een zo moeizame situatie dat het vooral donker is, en je geen lichtpuntjes meer ziet; ik las ergens: “de duisternis in ons leven kan heel veel vormen aannemen: schuld, bitterheid, wrok, trots, zonde, wantrouwen en zoveel andere manieren waarop we onszelf kunnen opsluiten in ons eigen leven of kiezen voor het donker” . Ik voeg eraan toe dat als je om je heen negativiteit ervaart – en dat kan ook in de kerk gebeuren – je daar zomaar in meegezogen kan worden en het gaat voelen alsof alles donker en somber is, alles verkeerd gaat, het niks meer wordt. Dan gaat gebeuren wat in vers 23 staat: “en wie daardoor omsloten wordt, zal niet ontkomen” – je komt er niet meer uit, het wordt zomaar een spiraal naar beneden, je trekt elkaar mee de put in.

Kijk, en die put is precies niet de plek waar God ons wil hebben en waar Hij mensen wil laten. Dat is het wonderlijke en verrassende van het evangelie, zoals ook in deze profetie van Jesaja, dat juist voor wie soms in het stikdonker zitten – letterlijk:  “in het land van de schaduw van de dood” – God zijn licht laat schijnen zodat er uitzicht komt op bevrijding, op herstel en een tijd van vrede.

Wat omdat God het belooft zo zeker is dat de profeet erover kan vertellen alsof het al zo ver is: de nu verlaten streken weer bewoond, de verwoeste dorpen weer opgebouwd, de mensen weer blij als op een bevrijdingsdag of met een oogstfeest, en de vijand afgedropen en al dat wapentuig vernietigd. Het roept zeker voor u die al ouder is herinneringen op aan 5 mei en later in 1945.

We weten dat het ook is uitgekomen voor dat volk toen, op Gods tijd: bevrijding, terugkeer, herstel. En we hopen erop en bidden erom voor wie in onze tijd in het donker zitten en in de schaduw van de dood leven. Want we geloven dat we een God hebben die trouw is en niet loslaat wat zijn hand begon en niet laat vallen wie bij Hem schuilen. In dat vertrouwen dat deze profetie van Jesaja uitstraalt: “daarvoor zal Hij zich beijveren, de HEER van de hemelse machten”, om Jezus zijn Zoon.

Misschien is dat wel het meest bijzondere en verrassende van die adventsprofetie van Jesaja, dat dat schitterende licht, die beloofde bevrijding en die nieuwe toekomst, verbonden is aan de geboorte van een kind, een zoon, die heel duidelijk een nieuwe koning is op de troon van David.

  Er is wel geprobeerd om dat te betrekken op de eigen tijd van Jesaja: er komt weer een goede koning, die anders dan Achaz wil regeren naar het recht van God en dus dienstbaar aan het volk. Daarmee zou dan Hizkia zijn bedoeld, de zoon van Achaz, die wel de HEER zijn God wilde dienen.

Het is waar dat Hizkia trekken had van de hier aangekondigde koning maar daar stopt het niet mee;  Hizkia was trouwens al geboren toen Jesaja dit zei, en wat hij over die koning zei, is meer dan zelfs de beste en meest gelovige koning waar kan maken: goddelijke held, eeuwige Vader. En ook Hizkia en koningen na hem hebben het niet waar kunnen maken: vrede waaraan geen einde zou komen, een rijk bouwen dat vast staat op recht en gerechtigheid, en dat eeuwig duurt.

Uit het vervolg van de bijbel weten we dat God zelf zou zorgen voor die Koning: zijn zoon Jezus. Op Gods tijd, eeuwen later kreeg Maria – de aanstaande vrouw van de late nazaat van David die inmiddels timmerman was in Nazaret, in datzelfde Galilea -een boodschap van God dat zij de moeder mocht worden van dat al door Jesaja beloofde kind, met bijna letterlijk de belofte erbij: “Hij zal een groot man worden en Zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God, de Heer, zal hem de troon van zijn Vader David geven, en aan zijn koningschap zal geen einde komen” (Lucas 1: 32-33).

Even later zong de priester Zacharias over de vervulling van die oude beloften van God: “dankzij de liefdevolle barmhartigheid van onze God zal het stralende licht uit de hemel over ons opgaan en verschijnen aan allen die leven in duisternis en verkeren in de schaduw van de dood, zodat we onze voeten kunnen zetten op de weg van de vrede” – we gaan aan het eind van de dienst ervan zingen.

Bijzonder is ook dat het evangelie de link legt tussen wat in die profetie werd beloofd over en aan die zwaar getroffen gebieden in het noorden van Israël, en dat Jezus uitgerekend daar opgroeide en zijn werk begon – lees maar Matteüs 4: 13-17 waar staat dat Jezus ging wonen in Kafarnaüm, “aan het Meer van Galilea,in het gebied van Zebulon en Naftali. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jesaja: ‘Land van Zebulon en Naftali, gebied aan de weg naar zee en aan de overkant van de Jordaa, Galilea van de heidenen, luister: Het volk dat in duisternis leefde, zag een schitterend licht, en zij die woonden in de schaduw van de dood werden door het licht beschenen’. Vanaf dat moment begon Jezus zijn verkondiging: ‘Kom tot inkeer’, zei Hij, want het koninkrijk van de hemel is nabij’.”

Dus dat schitterende licht is Jezus, de Zoon, die zeggen kon:  “Ik ben het licht voor de wereld. Wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft”.   Zo staat dat in Joh. 8: 12.

Dat roept wel vragen op natuurlijk, vooral als je in je eigen omgeving en je eigen leven dat licht niet ziet, niet opvangt, en er allerlei dingen zijn die je gevangen houden of waardoor je beschadigt bent. Als je met je geloof in Jezus en ondanks je bidden geen bevrijding ervaart en geen lichtpuntjes ziet. En zeker als er denken aan wie er echt zwaar onderdoor gaan, vanwege ziekte of handicaps zonder uitzicht op genezing, of daar waar soldatenlaarzen stampen, mensen worden afgeslacht, meisjes worden ontvoerd en verkracht, mannen zonder vorm van proces geëxecuteerd of onthoofd…. Wat helpt het dan als je hoort over licht in het donker, over bevrijding door dat Kind van Bethlehem, die Man aan het kruis, van wie je moet geloven dat Hij de leiding heeft ook op aarde…maar waarom dan dit en hoe kan dan dat, en hoe lang nog duurt het voordat ik iets zie van licht….en zij daar dan…

Het zijn eeuwenlang de vragen en de twijfels en de klachten geweest van Gods volk, uit zijn wereld. Zoals in de psalm waarmee we begonnen (Psalm 130): mijn ziel vervuld van zorgen, wacht sterker op de Heer dan wachters op de morgen, de morgen, o, wanneer? Daar zit ook in: waarom duurt die nacht zo lang, en – een lied (Liedboek 285):   geef vrede Heer, de aarde wacht al zo lang en er wordt zo veel geleden en de mensen zijn zo bang en de toekomst is zo duister en ons geloof is zo klein, Heer laat ons niet alleen!

 Het is dan te makkelijk om met antwoorden te komen als dat als je geloof alles goed komt, want vaak komt het hier op aarde niet goed, of maken wij niet meer mee dat dit of dat weer goed komt.  In de bijbel lezen we o0k dat veel gelovigen van het oude verbond tijdens hun leven niet hebben gekregen wat God beloofd had. Veel van die mensen uit Jesaja’s tijd maakten de bevrijding niet mee. Veel mensen in de 2e Wereldoorlog zijn voor de bevrijding gestorven of omgekomen. Veel zieken worden niet beter, en veel problemen worden hier op aarde niet opgelost. We hopen op wat we vaak niet zien.

Geweldig dat we ons juist dan moegen beroepen op God, en op wat Hij gedaan heeft in en door Jezus….dat in zo’n psalm de dichter niet met zijn rug naar God toe gaat staan en kiest voor het donker maar uit de diepten van zijn ellende blijft roepen tot God zijn Heer: ik wacht tot U me hoort!

Wachten, dat valt niet mee, dat is zwaar, maar het wordt dankzij God en dankzij Jezus wel beloond. Het loonde de moeite eeuwen op dat Kind te wachten. Het loont de moeite Jezus’  terugkomst te blijven verwachten, want de God die het belooft is trouw. Hij heeft het bewezen en zal het bewijzen.

Ja, en nog iets, ik denk belangrijk, dat wat Jezus zei in dat noorden: ‘Gods nieuwe wereld is dichtbij’.

Vat dat niet op als dichtbij in  tijd. Dan kun je je schouders ophalen: we zijn tweeduizend jaar verder, zo dichtbij was het blijkbaar toch niet. Je kunt dan zelfs de uitleg lezen dat de bijbel, dat Jezus zelf, zich blijkbaar heeft vergist….

Nee, dichtbij is bedoeld dat als Jezus in je leven is gekomen dat dan die nieuwe wereld al begint. Hij zei toch zelf dat Hij het licht voor de wereld is, je dan mag leven in zijn licht dat leven geeft.

Paulus maakt dan concreet als hij schrijft dat God in ons hart het licht laat schijnen “om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus” (2 Kor.4: 6)

Als je in dat licht wil leven en niet wegkruipt in wat duister is, negatief, of slecht, leef je, zelfs als er moeiten zijn, zorgen, ziekte, of pijn – en kun je voor anderen een lichtpuntje in het donker zijn.

Kijk weer naar dat profetenwoord, over dat Kind dat een rechtvaardige en eerlijk koning zal zijn, niet uit op heersen maar op dienen, een wijze bestuurder, zorgzaam als een vader, vredesvorst.

Overal waar mensen op Hem willen lijken en zijn licht verspreiden, daar begint de nieuwe wereld, nu al en hier al. Als je het maar wil zien, als je kiest voor dat licht.

Laat het de vragen zijn voor vandaag en voor deze week:

* wat zijn de donkere plekken in mijn leven

en hoe kan het licht dat Jezus geeft dat ophelderen?

*  hoe ben ik een lichtpuntje?

amen

 

liturgie morgendienst

votum en groet

zingen:       Psalm 130 (1 a, 2 m,3 v ,4 a)

Gods leefregels

zingen:       Psalm 15 (1,2,3) Levensliederen

gebed

Schriftlezing:  2 Kronieken 28: 1-8 en 16-27

zingen:       Psalm 89: 9,12,15,18

verkondiging:  Jesaja 8: 21- 9: 6

zingen:       Liedboek 26 (1-4)

gebed

collecte

zingen:       Gezang 48: 1,4  (Gereformeerd Kerkboek)

zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *