Zondag 52 Heid. Cat.: Vader, breng ons veilig thuis, in uw rijk!

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Reizen brengt de nodige gevaren met zich mee.

Kortgeleden nog weer dat vreselijke ongeluk in Zeeland, in dichte mist: twee doden, veel gewonden. Die ramp met MH 17 is niet zomaar weg uit ons geheugen: bijna driehonderd doden in één klap.   Misschien hebt u zelf meegemaakt dat het net goed afliep – of u hebt iemand verloren in het verkeer. Het spreekt niet vanzelf dat je ’s morgens gezond de deur uit gaat en ’s avonds gezond erin komt.

Er lijkt een nieuwe dreiging te zijn die angst zaait, b.v. onder treinreizigers: angst voor aanslagen van extreme moslims nu Nederland gaat meedoen tegen IS in Irak en Syrië: wat hangt ons boven het hoofd en zodra je zo iemand ziet op een station met een lang gewaad en een baard: wat wil hij? Met als gevolg dat je met wantrouwen gaat reageren op iedereen die er anders uit ziet, en de angst een samenleving in de greep krijgt want wie kan je nog vertrouwen, en waar ben je nog veilig?

Toch hoeven we daarvan niet in paniek te raken. Niet verlamd van angst in de stoel te blijven en geen stap te verzetten uit angst dat je wat ergs zou kunnen overkomen. Als je gelooft in de Heer en vertrouwt op zijn bescherming, mag je het David in de psalm nazeggen: mijn hart is gerust, o God.

We mogen weten van Gods engelen die ons op handen dragen, als het moet door de dood heen. We bidden om die bescherming voor we de deur uitgaan, en danken God als we veilig thuis komen.

Houd dat voorbeeld nog even vast, van dat reizen, van de ene plaats naar de andere, met gevaar van onderweg iets krijgen en zelfs nooit aankomen op de plaats van bestemming. Eigenlijk is dat een treffend beeld voor het hele leven, voor de reis naar de eeuwige rust waar we voorgoed thuis zullen zijn: het rijk van God dat uit de hemel op aarde komen zal, de vrede die voorgoed hier wonen zal.

Je kan zeggen dat die reis pas echt gevaarlijk is en alllerlei risico’s met zich meebrengt. Er zijn maar niet alleen allerlei gevaarlijke situaties onderweg, maar er zijn ook mensen die andere mensen iets aandoen, en er zijn kwade machten aan het werk die verstorend en bedreigend zijn, er op uit om de vrede te verstoren en wat goed is ongedaan te maken.  De bijbel personifieert dat kwaad en waarschuwt ons voor  ‘de Boze’, Gods tegenstander. Over wie Paulus schrijft dat hij het kwaad zelf is,  tegenbeeld en tegenstander van God die de Goede is, God die liefde is, en vrede wil.

Vandaar dat het niet zo’n tegenstelling is als het lijkt, tussen de vertaling van de zesde bede in NBG-51: ‘verlos ons van de boze’, en in NBV: uit de greep van het kwaad – want het kwaad is een macht die niet te onderschatten is, ongrijpbaar, taai, meedogenloos. Een  vijand die ons te sterk is en te slim.  Alleen kunnen we niet tegen hem op. Laten we ons zomaar inpakken. Gaan we voor we het in de gaten hebben onderuit.

Daarom roepen we om hulp:

   Vader, breng ons veilig thuis, in uw rijk!   want:

1.  er staat veel op het spel;

2.  anders halen we het niet;

3.  dan komt het zeker goed.

 

1. We bidden of Vader ons veilig thuis wil brengen, in zijn rijk, want er staat veel op het spel.

 Wat dan eigenlijk? Waarom is die levensreis zo riskant en is zo belangrijk dat je veilig reist? Ik hoop dat je probeert verder te denken dan aan hoe het met jezelf gaat: als ik straks maar in de hemel kom, met wie me lief zijn, als wij maar een plek op de nieuwe aarde krijgen.  Als daar alles om draait voor ons, zijn we toch weer verkeerd bezig. Kortzichtig. Egoistisch. Op de mens gericht.

Als we nadenken over dat gebed dat de Here Jezus ons heeft geleerd, moeten we altijd weer bij het begin beginnen. Weet u het nog? Hoe het begint? Zo: onze Vader in de hemel, geef dat heel ons leven en ook dat van de andere mensen gericht is op uw eer; wilt U ervoor zorgen dat uw rijk gauw komt en dat wij nu al ons als gehoorzame onderdanen van de grote Koning gedra­gen; en geef daarom dat wij en alle mensen doen wat U wilt…zodat nu al die nieuwe wereld begint doordat we het goede zoeken voor elkaar en voor alle mensen, zodat er recht is en we gaan voor vrede.

Kijk, en dat allemaal staat op het spel onderweg! Er is een gemene vijand die nou juist niet wil dat mensen God de belangrijkste plaats geven in hun leven en dat het goed leven is samen op aarde. Hij wil maar één ding, en dat is voorkomen dat God straks het voor het zeg­gen heeft in deze wereld en dat zijn rol voorgoed uitgespeeld is. Hij blijft proberen mensen te verleiden God de rug toe te keren en hun eigen zin te doen, en zo hem de duivel te dienen. Als dat lukt en God een koning is zonder onderdanen en zonder land, dan heeft hij de slag gewonnen en is de wereld voor hem.  Dan wint het kwade van het goede. Dan blijft er onrust en onvrede, haat, oorlog, en blijft de dood sterk.  En je ziet wat er van komt als mensen gedreven door eigen belangen of idealen de ander niet zien staan of alleen maar zien als tegenstander die uit de weg moet, en als het moet over lijken gaan.

Kijk , dat stond lang geleden ook al op het spel toen het kleine Israël keer op keer werd bedreigd in zijn bestaan en toen een koning als David de ene na de andere vijand moest bevechten die zijn land en zijn volk aanviel. De psalm die we gelezen hebben, staat tegen die achtergrond. Het is eigenlijk een heel merkwaardige psalm. Niet origineel, zou je geneigd zijn te denken. Stukken uit twee andere psalmen zijn tot een nieuw lied aan elkaar geplakt. U kunt dat met één oogopslag in uw bijbeltje zien. Vers 2-6 is bijna letterlijk psalm 57: 8-12 en de verzen 7 tot 14 zijn herhaling van psalm 60: 7-14.

Die twee andere psalmen komen alle twee uit een periode waarin het moeilijk was voor David en voor Israël. Lees maar even met me mee eerst de inzet van psalm 57: van David…toen hij voor Saul in de spelonk vluchtte. Dat wordt verteld in 1 Sam.24. Saul zat David achterna, en David kroop weg tussen de rotsen en even later kwam Saul ook in die spelonk maar David spaarde zijn leven. Tegen de duivelse verzoeking in het recht in eigen hand te nemen, bleef David geduldig gehoorzaam op de smalle weg van God naar de troon: in de schaduw van uw vleugels zal ik schuilen, totdat het onheil voorbij is. En David kwam niet bedrogen uit: ze groeven een kuil voor mij, maar vielen er zelf in, mijn hart is gerust, o God. Jaren later was het weer raak, nu van een heel andere kant. Ps. 60 begint ermee: David die tegen de Arameeërs moest vechten, en toen geconfronteerd werd met een tweede front: Edom viel in het zuiden binnen…Een benarde situatie: het land beeft en scheurt, het rijk wan­kelt. God stelt op de proef. “HEER, help ons, bescherm ons, vecht voor ons!”.

Wat op het spel stond was maar niet een landje en een volkje en zeker niet de troon van ene David. In werkelijkheid was het niet een strijd tegen een Saul, of tegen volken als Aram en Moab, Edom of de Filistijnen. Daarachter woedde de eeuwenoude strijd tussen God en wie van God zijn aan de ene kant, en aan de andere kant de duivel met zijn handlangers. David mocht geen koning worden, en toen hij het toch geworden was, moest dat rijk van David eraan. Want Davids grote Zoon mocht niet op de aarde komen en dat rijk van God mocht er nooit komen. ­Nou, en die strijd wordt er alleen maar feller op als Jezus als de grote Zoon van David toch op de troon is gekomen en vanuit de hemel bezig is om dat rijk van God voorgoed te laten komen op aarde. Als Hij bezig is onderdanen voor dat rijk bij elkaar te brengen, en ook u en jou en mij wil meenemen op weg daarheen. De bijbel waarschuwt ons: de duivel gaat rond als een brullen­de leeuw, zoekend wie hij kan verslinden. En het gevaarlijke is dat hij vaak onzichtbaar opereert, zich anders en mooier  voordoet, gebruik maakt van aardige vriendelijke mensen, en heel aannemelijke en aantrekkelijke ideeën, en ook misbruik maakt van situaties waarin we het moeilijk hebben en waar we geen raad mee weten. Terwijl we dan ook nog zelf van huis uit mensen zijn die vatbaar zijn voor de verleidelijke methoden van satan: ons eigen vlees, ons eigen boze hart, valt ons aan van binnen uit. Levensgevaarlijk! Onderschat de gevaren maar niet. En er staat wat op het spel! Niets minder dan uw leven, je toekomst als kind van God, en de eer van God in m’n leven. Wie zou niet hulp zoeken? Het Hogerop zoeken? Vader, help me!

 

 2. Bidden of Vader ons veilig thuis wil brengen, in zijn rijk dat op weg is te komen, is nodiger dan wat dan ook. Want als we dat niet doen, als God niet helpen zou, halen we het niet.

  David had het aan den lijve ondervonden – toen Saul hem achterna zat, en ook later toen hij als koningen steeds weer vijanden op zijn rijk af zag komen – dat hij aangewezen was op de hulp van zijn God. Ook hij en Israël waren zo zwak in zichzelf dat ze geen ogenblik tegen de overmachtige vijanden konden standhouden. Deze psalm is een beroep op de hemelse Opperbevelheb­ber: geeft U ons de overwinning. Here, sta ons bij en trek met onze legers uit, anders zullen we onherroepelijk verliezen. Zo bidden denk ik onze geloofsgenoten die bedreigd worden, in Irak, Syrië, Nigeria, ook tot God.

Die beroemde koning David die toch echt wel wat in zijn mars had als het om vechten ging, en die kon beschikken over een ervaren vechtgeneraal en over goed gemotiveerde en door de wol geverfde soldaten, gaat niet prat op zijn eigen successen en vertrouwt niet op zijn sterke leger maar David weet zich klein en helemaal van zijn God afhankelijk: wie zal mij met m’n leger brengen tot in het hol van de leeuw, in die ontoegankelijke vestingsteden die ze in Edom gebouwd hebben? Zoals het vandaag aan de dag president Obama en andere leiders in het Westen en het Midden-Oosten bezig houdt: hoe kunnen we IS zo raken dat hun opmars gestuit wordt en dat vreselijke kwaad gestopt wordt – en hoe kunnen we voorkomen dat het kwaad van terrorisme overslaat naar onze landen?

 Ja, maar als je met de wijsheid van de bijbel erover doordenkt, neem ter harte wat Paulus schreef: “Onze strijd is niet gericht tegen mensen maar tegen hemelse vorsten, de heersers en de machthebbers van de duisternis, tegen de kwade geesten in de hemelsferen“, dat staat in Efeziërs 6.

Daarom is die strijd achter de schermen, en is een ideologie die veel aanhang heeft, of wat in de hoofden en harten van mensen omgaat, niet met bombardementen en arrestaties te winnen. Er is meer nodig dan hard aanpakken: je verdiepen in wat de ander beweegt, het gesprek aangaan.

En moeten wij ook niet denken dat als we maar veilig binnen onze eigen comfortzone blijven en daar uit weghouden wat ons geloof kan bedreigen, en als we maar onze kinderen, jullie jongeren, ertoe brengen om niet buiten de geijkte paadjes te gaan, dat we dan het wel redden met elkaar – want de gevaren zitten allereerst in onze eigen hoofden en harten – ons eigen vlees, zegt zondag 52.

Veel dichterbij dus dan de bedreiging van de kant van de Islam of van een terreuraanslag – en ook veel ongrijpbaarder, en geraffineerder – laten we maar vaak bidden: bekeer ons/mijn felle hart. En laten we ons laten vullen met Gods Geest, en ons laten leiden door de liefde van Christus.

Nou, David wist waar hij het zoeken moest. Bij Wie: bent U dat niet, o God, zult U niet met onze legers erop uit trekken? Zoals U zoals vaak gedaan hebt? En dan komt het echt goed. Even, ja even leek het verkeerd te gaan. Dreigde de ne­derlaag: alsof de HEER ze had verstoten en ze in de steek liet. Maar als je de HEER goed kent en het echt van Hem verwacht, dan zul je merken dat je met Hem niet bedrogen uit komt: als God vóór je is – en dat is Hij, voor iedereen die in Jezus als Redder en Heer gelooft en volgzaam achter Hem aan blijft gaat  – nou dan kan op den duur niets je van Hem en uit zijn rijk wegtrekken, dan kan niets je afpakken wat je krijgt van Hem: zijn liefde en zijn bescherming.

 

O, vanzelf gaat dat niet. David moest wel vechten, met zijn soldaten onder leidingvan Joab. Wij hebben te vechten, lees bij Paulus, tegen die onzichtbare verraderlijke tegenkrachten achter de schermen van ons leven en zelfs in ons eigen hart. En het gaat er hard aan toe. Een strijd op leven en dood, met de nodige tegenslagen en nederlagen. Vandaar dat gebed, niet om ons van het front weg te halen, veilig in een bunker, met een boekje in een veilig stil hoekje, maar juist een gebed om vechtlust en stootkracht: “wil ons toch staande houden en sterken met uw Geest-kracht, zodat we in de geestelijke strijd niet het onderspit delven maar altijd krachtig tegenstand bie­den, totdat wij uiteindelijk de overwinning behalen”. Wij, niet in eigen kracht, maar door Gods kracht in ons en dwars door onze zwakheden en gebreken in. Wij – instrumenten van God op weg naar zijn rijk, net als vroeger David en Joab en zoveel meer. Zoals David bad in die psalm: “opdat uw geliefden ten strijde toegerust zijn”. Klaar voor de strijd, voorzien van de nodige wapens: een zwaard, een harnas, een helm,  pijlen. U weet dat Paulus later dat beeld toepast op de gelovige in zijn strijd tegen de duivel en alles wat zijn geloof kan ondermij­nen. God reikt de wapens aan: zijn woorden die ijzersterk zijn en vlijmscherp, het geloof dat al die pijlen van de boze kan afweren, het gebed als de hotline met het hoofdkwartier boven, en ook dat je niet als soldaten ieder je eigen oor­logje uitvecht, maar schouder aan schouder aan het geloofs­front staat, als dat ene leger van de hemelse Generaal.

   Het komt er dus op aan dat we de strijd niet schuwen maar die gelovig voeren, en dat samen met alle gelovigen, van nu en van vroeger. Dat we niet denken al op onze lauweren te kunnen rusten, maar de ogen open hebben en de bijbel onder handbereik en vooral in contact blijven met het hoofdkwartier van waar onze opdrachten komen. En dat we Kracht van boven blijven vra­gen: bied Gij ons hulp, want met menselijke hulp redden we het niet. Het grootste gevaar dat ons vandaag bedreigt is dat van lauwheid en verslapping: dat we het wel geloven omdat we niet meer echt en concreet gelóven. Dat we het wel goed vinden zo, omdat we het toch zo goed hebben. Dan komt het niet goed. Dan moeten we ons snel bekeren, voor het te laat is. Maar als we in Gods kracht op pad blijven, komen we vast en zeker thui­s.

3. Als we blijven bidden of Vader ons veilig thuis wil bren­gen, komt het zeker goed.

David zingt uitbundig van de hulp die de HEER gegeven heeft – in psalm 57 en psalm 60, en hij komt er later nog eens op terug, in psalm 108. In deze psalm laat hij weg de noodkreten in heel concrete nood. Die is nu dankzij de Here achter de rug. Maar de strijd gaat door, en elke keer zijn er weer andere vijanden, maar met daarachter die eeuwenoude taaie vijand die er al is sinds het paradijs  Waar deze psalm vooral van zingt, is van het vertrouwen dat de overwinning de Here en die bij Hem horen, niet kan ontgaan. Want de God van Israël – die zijn volk een eigen land gegeven had en het had verdeeld onder de stammen – die God beschikt over heel de wereld. Hij claimt Moab, Hij zet de voet op Edom, Hij haalt triomfantelijk de overwinning binnen over het land van de Filistijnen, waar Israël zo veel last van gehad heeft.  Iets van die zeggenschap van God over de wereld liet Hij zien door David de overwinning te geven over dit soort volken. Het was nog maar het begin. Nu Jezus Christus, de grote Zoon van David, op de troon van David zit en alle macht in de hemel en op de aarde heeft, en nu het evangelie van het rijk de wereld doorgaat, nu zie je er al meer van: een volk dan bijeen gebracht wordt uit alle volken, gedreven door Gods liefde en vol van Gods Heilige Geest.

Het mag ons moed geven, midden in zoveel gevaren dat je met je geloof loopt, bij alle twijfel aan de toekomst van de kerk en van Gods wereld, als in heel veel landen christenen en andere minderheden zwaar te lijden hebben en mensen andere mensen afschuwelijke dingen aandoen, terwijl in onze westerse wereld alles lijkt te draaien om geld en behoud of vergroting van eigen welvaart, en het er ook in de kerk soms om kan spannen, en nog dichterbij: we het zelf zovaak laten afweten en we gaan voor eigen succes of eigen gelijk in plaats van voor dat rijk van God en voor wie net als wij Gods mensen zijn en dus onze broers en zussen, of als we ons zorgen maken over onze eigen kinderen. Als we bang kunnen worden voor wat mensen ons zouden kunnen aandoen.

Maak dan je eigen wat David ons voorzingt: “mijn hart is gerust, o God”. En blijf zingen: Ik zal u loven, o Here, onder de volken. Dat vertrouwen maakt ster­k. Daar kan de vijand nooit tegen op. We mogen ons sterken in onze Heer en Heiland. Zoals Paulus ertoe aanspoort: “Zoek uw kracht in de Heer”.

Twee teksten om mee te nemen deze week door: “Mijn hart is gerust, o God”, en: “zoek uw kracht in de Heer” – vraag jezelf af: waar ben ik bang voor, bezorgd over, en hoe ga ik daar in geloof mee om?

We mogen geloven dat onze God onze Koning is die alles in zijn macht heeft. En dat het echt de goede kant op gaat: Gods heerlijkheid over de hele aarde. Dat kan niet anders meer, dankzij Jezus Christus die de strijd al gewonnen heeft, en ons de overwinning wil geven. Daar kunt u gerust op zijn. Daar mag u rustig met mij amen op zeggen!

                                               amen

 

 

 

 

liturgie morgendienst

 

votum en groet

zingen:      Ps. 57: 1,5,6

wet

zingen:      Gz. 154 (1a, 2m, 3v, 4a)

gebed

Schriftlezing: Psalm 108 en Efeziërs 6: 10-20

zingen:       Ps. 108: 1,4

preek over zondag 52

zingen:       Ps. 60: 2,5

gebed        

collecte

slotzang:    Gz. 163 (1,2,3)

zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *