Zondag 51 Heid. Cat. : Elke dag bidden om vergeving (HA)

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Waarom moet je eigenlijk elke dag maar weer bidden om vergeving van je zonden?We hebben toch net vandaag weer gevierd dat die zonden vergeving zijn, dankzij Jezus? We mochten het aanpakken en proeven: dat brood, die beker – garantiebewijs “dat onze Heer Jezus Christus zijn lichaam en bloed gegeven heeft om al onze zonden volkomen te verzoenen”. En we zongen de felicitatie van Psalm 32: “welzalig hij wiens zonde is vergeven, die van de straf genadig is ontheven….welzalig die zo bevrijd is van schuld” – wees blij in je Heer!

Gelukkig dat we die zekerheid hebben, dat we er weer van verzekerd werden vandaag.

Toch – en juist daarom, kan dat gebed niet worden gemist, dat Jezus zelf ons voorzegt. Want God wil ook dit geschenk, de vergeving, alleen geven aan hen die Hem er elke dag om vragen en Hem er ook voor bedanken, zoals gezegd is in zondag 45 over Gods genade en zijn Heilige Geest.

Geloven, dat betekent dat we God leren kennen.  Dat we de Here kennen als een God die goed is en vol genade, maar die ook groot is en heilig.

Ja, en wie echt gelooft, en dichtbij de heilige God leeft, leert ook zichzelf steeds beter kennen. Juist in het licht van Gods oneindige liefde, besef je dat je een arme zondaar voor God bent.

Zoals David in deze zelfde psalm, na eerst een hele tijd ontkennen en zich verstoppen: “toen beleed ik uw mijn zonden, ik denkte mijn schuld niet langer toe, en u vergaf mij mijn zonden”.

Je erkent dat je de schuld elke dag groter maakt, en dat je alleen maar leven kunt van genade. Des te meer ga je bidden: “Vad­er, vergeef ons toch onze schulden, om het bloed van Christus”.

Elke dag bidden om vergeving

1. met schuldbesef

2. vol geloofsvertrouwen

3. als dankbaar mens

 1. (elke dag bidden om vergeving) met schuldbesef.

  Wij zijn als gereformeerden niet zo sterk in het praten over eigen geloofservaringen. We hebben nogal wat moeite met verha­len over iemands persoonlijke bekering.We hebben geleerd dat we niet moeten bouwen op onze eigen menselijke ervaringen, maar op Gods openbaring die voor alle mensen geldt en niet van ons gevoel afhangt. Op die oerster­ke rotsbodem sta je steviger dan op verradelijk drijfzand.

Het is ook belangrijk en terecht daar je houvast te zoeken. Om te bouwen op de vaste grond van Gods beloften en van zijn verbond – Psalm 90.

Toch laat de bijbel mensen aan het woord om te vertellen wat zij ervaren hebben in hun leven. Heel concreet en levensecht, en zonder te vluchten in vaagheden en dogmatische waarheden. En dat is bedoeld om er andere gelovigen mee te helpen en ze er iets door te leren.

Een sprekend voorbeeld daarvan is psalm 32, die een ‘leergedicht van David’ heet (vertaling-1951). David doet daarin een boekje open over zijn eigen best wel onstuimige leven. Hij schaamt zich niet voor God en mensen openhartig over zichzelf te vertellen. Hij komt niet aan met uitgesleten cliché’s waardoor je zelf buiten schot blijft. Nee, hij buigt zijn hoofd en zegt heel eerlijk: mijn zonde, mijn schuld, mijn ontrouw.

Niet dat we tot in detail te horen krijgen wat David dan wel had uitgehaald.Uit de boeken Samuël en Kronieken kennen we wel een paar zwarte bladzijden uit Davids levensgeschiedenis, maar op welke van die bladzijden psalm 32 slaat, ontgaat ons.Dat hoeven we ook niet te weten. Het is genoeg dat God dat te horen heeft gekregen van David zelf. Wij zijn toch al gauw genoeg geneigd te zwelgen in andermans zonde en op een afstand ons hoofd te schudden over de misstappen van die en die: het is toch wat met die David…met die….vul maar in.

Laten we maar liever ons eigen verhaal invullen, en van ons eigen hart geen moordkuil maken. Laten we de Heer maar onze eigen zonden belijden, zonder iets weg te stoppen of te vergoelijken. Zeggen: mijn zonde, mijn nalatigheid, mijn onmacht, mijn onwil, mijn…..vul zelf maar weer in. En niet vluchten in algemeenheden als dat we allemaal onvolmaakt zijn of: ik ben nou eenmaal zo.

De vraag mag ons wel bezighouden of het zondebesef ook onder ons niet aan slijtage onderhevig is. Als dingen mis gaan worden zondebokken gezocht. Veel mensen lopen ook zelf met allerlei onverwerkte schuld van het verleden op hun nek. Stukgelopen relaties roepen de schuldvraag op. Soms wordt zelfs de televisie ingeschakeld om oude veten onder bloemen en zoenen te begraven: het spijt me en dan moet het maar goed zijn. Maar van de schuld van elk mens tegenover God kom je zo gemak­kelijk niet af. Die kun je niet afkopen en nooit verbloemen. Trouwens: wat mensen elkaar aandoen kun je ook niet afzoenen, en samen weer eten is hoogstens een eerste stap naar herstel.

David had zo zijn eigen ervaring met schuld belijden. Hij vertelt in deze psalm dat hij er eerst niet aan wilde en hoe hij er toen aan toe was. In één woord allerbe­labberdst. Geloof maar dat David echt wel gebeden heeft, elke dag, zoals hij dat van huis uit gewend was. Dat hij ook elke dag gevraagd zal hebben om vergeving van zijn zonden. Dat hoorde zo, toch? Dat had hij z’n hele leven al gedaan. Ja maar, dat ene…die ene bepaalde misstap van toen…Geen woord daarover. Het was te pijnlijk. Te moeilijk. Te erg. Niet meer over praten. Niet maar aan denken. God weet het toch wel. Ja maar, dat was het nou juist. God wist het haarfijn. Voor Hem kun je niks verbergen of verzwijgen. Het blijft zitten tussen God en jou. Het belemmert het gesprek. Het knaagt aan je en je kunt er niet van slapen. Het maakt je neerslachtig. Het vreet aan je, zelfs als je jezelf geruststelt: maar het is toch vergeven?

Kijk, zo ging het ook met David. Hij werd er ziek van, hij raakte geestelijk in de knoop, van die niet beleden zonde. Hij voelde het tot in z’n botten: het zit niet goed, en het gaat zo niet goed. Hij zegt later: ik bezweek er onder, ik kon de hele dag wel schreeuwen, ik voelde me lusteloos en fut­loos. Misschien dat de mensen ook wel tegen elkaar zeiden: wat is er toch met die David, wat ziet die er slecht uit de laat­ste tijd. Totdat hij eerlijk schuld beleed, en er een last van hem afviel: ik kwam openlijk uit voor wat ik misdaan had, ik heb mijn schuld bekend, en u hebt al mijn zonden vergeven!

Zonder die eerlijke erkenning van schuld komt er geen echte vergeving. Dan blijft wat verkeerd was zitten, als een blokkade in de omgang tussen God en ons, als een stoorzen­der in het gesprek tussen Vader en zijn kind. Dan kun je ook nooit beseffen hoe rijk je wel bent, als het weer goed is tussen God en jou. De Here wil ons leren inzien wat zonde eigenlijk is, en hoe erg zonde wel is.

In deze psalm wordt dat op drie manieren gezegd. In vers 1 staat eerst ontrouw, dat wil zeggen dat je God tekort doet, dat je je niet houdt aan wat is afgesproken en God van je mag verwachten.

Dat leidt dan weer tot zonden, letterlijk: dat je het doel mist dat God met je leven heeft.

En vers 2 voegt eraan toe dat je daardoor bij God in de schuld komt en dat die moet worden betaald.  In zondag 2 staat kernachtig wat we God ten diepste schuldig zijn en wat we Hem en ook elkaar onthouden: dat we niet meer in staat zijn God en de ander echt lief te hebben, en dat omdat we onszelf in het middelpunt zetten en altijd denken vanuit onszelf en naar onszelf toe.

Zonde is gevangen zijn in de gesloten cirkel van het eigen ik. In die cirkel waarin God geen plaats heeft en de ander niet binnen mag komen. Waarin ikzelf heers als een kleine god, maar waardoor ik tegelijk om mezelf heenloop in diepe eenzaamheid. En ik niet die mens kan zijn en kan worden zoals ik door God ben bedoeld, en we ook elkaar in de weg zitten om te zijn wie we mogen worden.

Wat kan je dan anders dan uitschreeuwen: o, ik arme zondaar,wie zal me verlossen uit die doodlopende kringloop van mezelf naar mezelf? God zij dank, door Jezus Christus die me redt!

2. (elke dag bidden om vergeving) in geloofsvertrouwen.

We mogen als we schuldbewust en echt gemeend om vergeving vragen,erop vertrouwen en zeker weten, en ook ervaren dat God echt vergeeft. In psalm 32 gebruikt David ook voor vergeving drie woorden.Je zou haast zeggen: om de zekerheid ervan te onderstrepen.En ook: om door elk van die woorden voor zonde een streep te halen.

E­erst staat er: de ontrouw wordt vergevenHet hier gebruikte woord betekent eigenlijk: wegnemen, wegdoen. Zo grondig is Gods vergeving. Hij doet de schuld weg uit zijn ogen. Hij haalt er een dikke streep door: kwijtgescholden, betaald. Natuurlijk denken we dan aan het grote werk dat de Here Jezus heeft gedaan. Hij heeft met de hoge prijs van zijn leven onze schuld afbetaald, de rekening vereffend. Hij kon ook voor u en mij zeggen: het is volbracht, en dus sta ik niet meer in het rood bij God.

Maar dan weer die vraag van het begin: waarom dan toch nog elke dag bidden om verge­ving? Om die streep door onze rekening bij God? Dat is omdat het in het verbond met God nooit automatisch gaat: eens vergeven blijft vergeven, alvast voor heel je leven, wat je ook maar doet en hoe je ook verder met Gods liefde omgaat.

We mogen geloven dat we verlost zijn en dat vanwege Christus’ offer de zonden vergeven zijn. Ja, maar daar is wel geloof voor nodig. Daar wil de Here in geloof om gevraagd worden, en dat met belijdenis van onze dagelijkse schuld. Met erkenning dat we vergeving nodig heb­ben, en dat we echt alleen van genade kunnen leven. Dat hoort bij de omgang van Vader met zijn kinderen. Als ouders houd je als het goed is, veel van je kinderen. Je wilt als er iets vervelends gebeurd is, het zo gauw mogelijk weer goed krijgen. Als kind weet je dat ook best, en je wilt ook dat het goed is. Maar dan moet wel wat verkeerd was eerlijk opgebiecht worden. Dan willen vader en moeder wel dat je spijt hebt en dat je belooft het echt nooit weer te doen. Zo schieten we ook als gelovige mensen elke dag weer tekort tegenover de Here. We doen wat niet mocht. We doen niet of maar half wat God van ons vraagt. En nog altijd zit er slechtheid diep binnen in ons: egoisme, eigenzinnigheid, opstandigheid, ongelovigheid, en wat niet al, en het komt er vaak uit ook.

Gelukkig maar dat we er elke dag mee naar God toe mogen, en dat met een beroep op Jezus die de rekening al betaald heeft zodat ik steeds weer met een schone lei beginnen mag. We mogen vrijmoedig vragen, elke dag, of God er streep onder wil zetten en een punt erachter. Zodat dat slechte, dat nare, dat vieze, weg is, voorgoed. Zodat het niet meer als een zware last op ons gewe­ten drukt, en schuld niet uitgroeit tot een schuldcomplex.

Als dat wel zo is, en we maar niet van de last van het verleden af komen, ligt dat niet aan God of aan de bijbel. Dan kan het komen doordat we nog niet volop uit Gods genade durven leven. Het kan ook zijn dat er psychische blokkades zijn, waar we deskundige hulp voor moeten zoeken. God wil van ons mensen maken die weer van zich af durven kijken en weer vrij kunnen ademhalen. Zoals David na zijn schuldbelijdenis – die veel had gekost en pijn had gedaan – weer opgelucht adem kon halen en weer zingen kon: “en toen ik het beleed voor uw gezicht, sprak U mij vrij van schuld in uw gericht”. Toen!!

Ja, en dan is echt dat verkeerde weg. Helemaal! David zegt dat ook (2e) dat je te feliciteren bent als je zonden bedekt zijn. Dat is niet: zand erover, maar wel: bedekt door offer­bloed. Wij weten: door het bloed van Christus.

Nog weer anders gezegd: gelukkig mag een mens zijn als de Here zijn schuld hem niet aanrekent,(3e) hem niet aanmaant te betalen, en tenslotte als wanbetaler veroordeelt. Als je dat mag geloven, voor jezelf, dan ben je schatrijk. Dan wordt heel de verdienste van Chris­tus op jouw rekening overge­schreven, zodat je niet rood staat maar een positief saldo hebt. Zodat je schoongewassen bent van alle vuil – denk maar aan wat al beloofd werd bij uw/jouw doop.

David kan niet anders doen dan daarvan zingen. Hij spoort ook iedereen die meeluistert aan hetzelfde te doen zoals hij deed. Lees maar vers 6:  Laten uw getrouwen dus tot u bidden, als zij bij zichzelf een zonde vinden. Stel het niet uit, wil David ons ook leren, en stop het niet weg, daar heb je jezelf mee. Daar ga je kapot aan en je raakt al verder van huis en in de vernieling, en je omgeving erbij.

Maar wie de Heer aanroept, vindt gehoor en wordt gered. Als je klopt, gaat de deur open, en wie echt zoekt, die vindt!

3.  (elke dag bidden om vergeving) als dankbaar mens.

Die dankbaarheid klinkt duidelijk door in psalm 32. Dank­baarheid voor de vergeving en voor het geluk dat die geeft. Dat krijgt concreet gestalte in een leven naar de wil van de Here. Ook dat is een vrucht van de redding door Christus: dat je weer onbekommerd kunt leven als kind van God. David feliciteert de ‘rechtvaardigen’: mensen die hun hart aan de Heer geven en voor Hem leven.

Jezus spitst dat toe op de houding tegen­over de naaste. Op de omgang met mensen om je heen. Wie elke dag vergeven wordt, uit genade, zal nu ook ver willen gaan in het vergeven van de ander als die met berouw bij hem aanklopt. Dan ben je bereid om zelfs om als eerste de hand uit te steken.

We weten allemaal wel hoe moeilijk dat is. We komen er maar moeilijk toe naar een ander toe te stappen om een fout toe te geven en excuses aan te bieden. Vergeving te vragen. En we vinden het ook heel veel gevraagd echt te verge­ven. Als we het al doen, dan vaak niet van harte maar omdat dat van ons verwacht wordt of omdat je niet maar door kunt blijven drammen. En het is zo vaak erg oppervlakkig, van beide kanten. We praten de problemen die er zijn niet echt uit – daar komt maar weer nieuwe ruzie van – maar we zeggen: zand erover, sorry hoor – en dan moet het maar goed zijn. En het kan zomaar zijn dat later gezegd wordt: ik heb het toen en toen wel vergeven, maar ik heb het nooit kunnen vergeten. We komen er op terug als ons dat uit komt en we wrij­ven de ander dat van vroeger nog weer eens goed onder de neus. We blijven elkaar op dat voorval van toen vastspijkeren, en wat kapot ging, wordt nooit echt geheeld. De wond ettert door.

Eigenlijk zit die moeite het met elkaar goed te houden en dingen weer goed te krijgen, vast op een nog niet echt leven van Gods genade en vergeving. We beseffen nog veel te weinig wat we God aandoen en hoeveel Hij ons elke dag te vergeven heeft. Wat Vader voor ons over had door zijn eigen Zoon voor ons in de dood te laten ondergaan. Als we daar iets van geproefd hebben,van die liefde van God voor mensen zoals wij zijn, dan groeit er ook een andere houding ten opzichte van die ander die me misschien wel lelijk behandeld heeft en die ik helemaal niet mag, die zo moeilijk is of doet.

O nee, niet dat het zomaar gaat. Zeker niet als er van de andere kant geen schuld wordt erkend en geen hand wordt uitgestoken. Als erge dingen zijn gebeurd. Als karakters heftig botsen. Maar zelfs dan mogen we geloven dat bij God alles mogelijk is. Laten we dan maar bidden ook om die genade, dat ik bereid ben van mijn kant blokkades op te ruimen en zelfs de eerste stap te zetten. Laten we ook maar steeds onszelf afvragen of we echt beseffen wat het is van genade te leven.

Jezus zegt: wie veel vergeven is,  en zich geliefd weet, wil graag anderen in die liefde laten delen. Als je echt avondmaal hebt gevierd, groeit dat verlangen:  Heer, werk in ons die echte liefde!

                                                                           amen

liturgie middagdienst (HA)

 votum en groet

zingen:     Ps. 117

avondmaal: formulier 4

opwekking/viering/dankzegging

zingen:     Ps. 32: 1

Schriftlezing:   Psalm 32

zingen:   Ps. 32: 2,5

verkondiging:  zondag 51

zingen:   Gz. 37: 6

geloofsbelijdenis

zingen:   Gz. 37: 8

gebed

collecte

zingen:   Lied 409: 1,2,5

zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *