Psalm 116a: Heb ik God lief?

 

 

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,

Houd je nog van me? Dat wordt elke dag heel wat keren ge­vraag­d, in allerlei relaties. Vaak omdat je graag nog eens horen wil: natuurlijk houd ik veel van je. Maar er kan soms ook zomaar een spoor van twijfel in doorklinken: je zegt dat nou wel, maar is het ook zo?

Dat kan te maken hebben met hoe de ander zich gedraagt: als je van me houdt,waarom doe je dan zo? waarom merk ik er dan zo weinig van? meen je het wel?

Kinderen kunnen het een beetje bang vragen als vader of moeder erg boos zijn geweest -en je het er naar hebt gemaakt! – maar u houdt toch nog wel van me?Een man kan aan zijn vrouw twijfelen, of een vrouw aan haar man: houd je echt nog van me?   Het kan zomaar gebeuren, las ik ergens, dat een relatie tussen mensen voorspelbaar wordt. Een platgetreden paadje. Een kwestie van sleur. Alles gaat zo zijn gangetje, maar het vuur is er uit. Er is niets verrassends meer. Je hebt elkaar niet zoveel meer te zeggen.

Ik zeg niets nieuws als ik dat doortrek naar ons geestelijk leven en ons kerkelijk leven. Ook daar kan zo maar gewenning en sleur insluipen. Denk aan ons bijbellezen en ons bidden. Aan hoe we de kerkdien­sten ervaren. Aan ons zingen. Aan je werk als ouderling of diaken, dominee.

In de bijbel komen we soms het verwijt tegen dat ‘de eerste liefde’ verlaten is.  Dat wat eerst oplaaide als een vuur op een laag pitje is gekomen. Paulus waarschuwt ons: doof de Geest – het vuur van de Geest –  niet uit.  Dat kan zomaar gebeuren

Vanavond vraagt de HEER u en jou en mij : houd je nog van Mij?

Het is goed de vraag van tijd tot tijd aan jezelf en aan elkaar te stellen: heb ik, heb jij God echt lief?

Op die vraag kunnen we pas goed een antwoord geven als we zicht hebben gekregen op wat dat inhoudt en waar dat dan uit zal blijken, dat we de HEER liefhebben.  Daarover gaat het vanavond, aan de hand van die bekende en graag gezongen psalm 116: God heb ik lief, want die getrouwe Heer..­.Een van de eerste psalmen die je als kind op school leert. Is het ook een psalm die met ons meegaat het leven door, die typerend is voor hoe we leven:

God heb ik lief…boven al­les…en dus heb ik ook mijn naaste lief…? Is dat de grond­toon van uw en jouw en mijn leven?  En is dat te merken, vandaag en ook morgen…

Heb ik God lief?   Dat blijkt uit:

1. hoe ik met Hem omga;

2. wat ik van Hem verwacht;

3. of ik voor Hem leef;

4. dat ik samen met anderen Hem loof.

 

1. Heb ik God lief? De eerste vraag: hoe ga ik met God om?

   Eigenlijk moet je zo’n psalm niet even vluchtig doorlezen. Wil je zo’n lied je eigen maken en de betekenis en vooral de troost eruit halen voor je eigen leven, dan moet je als het ware in de huid van de dichter kruipen, met hem meedenken, en vooral ook met hem meezingen, en dat samen bewust doen.

Steeds meer proef je dan de geweldige spanning en vooral de verwondering en de blijheid er doorheen trillen. God heb ik lief…ja wat een wonder!…je zult ook maar zo’n God hebben! Een relatie met deze God was voor de dichter veel, zelfs alles waard.

Hoe is dat met u/jou/mij?

God heb ik lief….maar dat staat er strikt genomen niet: ik heb de HEER lief. En u weet: dat is de naam van God die ervan spreekt dat Hij met mensen die dat totaal niet verdiend heb­ben, van zijn kant een relatie legt, en daar ook voor staat. HEER- op z’n hebreeuws Jahwe – dat is God die trouw is. Die niet opgeeft wat Hij heeft met ons. Die ons nooit laat vallen.

Nou, dat had die dichter aan den lijve ondervonden. Door heel dit lied heen horen we zijn ‘want’ en zijn ‘daaroms’. Zoiets als: niet ik heb eerst God, maar God heeft eerst mij liefge­had, en dat laten merken ook. Als de God die oog en oor voor mensen heeft, en vooral hart voor me heeft. Die te hulp komt.

Waarmee maar gezegd wil zijn dat de grote liefde eerst van Gods kant is gekomen. Als ik het heel kort zeg, is het hier: ik heb de HEER lief, want Hij heeft me het leven gered. Wie zou hem of haar niet dankbaar zijn aan wie je je leven te danken hebt? Omdat die je uit het water heeft gehaald of gered vanaf een zinkend schip of uit een brandend huis? Laat staan dat die ander dat heeft gedaan met gevaar voor eigen leven. Er zelfs eigen leven bij ingeschoten heeft? Zoveel ben ik hem waard. Nou, zoveel is het leven van zijn kinderen Vader waard!

De psalm is vol van die liefde van de Vader voor wie zich zijn kinderen mogen weten. Een liefde die zichtbaar wordt in liefdevolle aandacht, in daadwerkelijke hulp, in bevrijding. Daarin is God tot het uiterste gegaan toen Hij zijn Zoon in deze onveilige en vaak zo kapotte wereld stuurde, en toen Jezus nog veel dieper eronder door ging dan ooit een mens er onderdoor moet gaan. Zo diep dat zijn Vader naar hem niet meer luisterde, en Hij echt ervaren moest de banden van de dood en de angsten van de hel, die Hem alle troost deden missen. En Hij het uitschreeuwde: mijn God, mijn God! Waarom? Waarom laat U mij in de steek? Luistert U niet meer? Zit uw hart op slot?

Geweldig, die  God wil nou ook onze Vader zijn. Om Jezus’ wil steekt Hij zijn handen naar ons uit en zegt Hij tegen ons: zoveel houd ik nou van jou, dat Ik dat allemaal ook voor jou overhad. En omdat je me zoveel waard ben, wil Ik naar je luisteren en voor je zorgen en je redden..De Here zegt: Ik ben toch je Vader; jij bent toch mijn kind?

Maar hoe weten we dat zo zeker? We ervaren dat vaak helemaal niet zo sterk. Als mensen vandaag zeggen dat ze in hun dage­lijkse leven God niet ervaren, en het voor hen zelfs de vraag is of er wel een God bestaat, ligt dat altijd zo ver van ons af? Hoe kun je nou van God houden als je Vader, als God zo ver weg van je is?

Ja maar, ligt dat niet aan onszelf? Aan ons die zelf van huis zijn weggelopen zoals die verloren  zoon uit dat verhaal? Is niet vooral het probleem dat wij ons afstandelijk opstellen en God bij ons weg houden?  Dat we het vooral eerst zelf willen oplossen voordat we God en mensen te hulp roepen?

We kunnen van de dichter van deze psalm leren dat we niet op een afstand moeten blijven toekijken of God wat doet en hoe hij het doet, maar dat we naar de HEER toe moeten gaan, en Hem te hulp roepen. De liefde die om te beginnen van die ene kant gekomen is – van Gods kant – wil beantwoord worden, en gevoed. We moeten er ook de tijd voor nemen: leren luisteren, ons laten aanspreken en aansporen, en daar ook elkaar bij helpen. Net zoals in een huwelijk kan ook hier de liefde niet van één kant komen. En moet liefde ook gevoed en beleefd worden. De HEER wil ons er bij helpen, door zijn Geest. Laten wij ons helpen? En willen we ook elkaar er bij helpen, jong en oud? Willen we echt groeien?

2. Heb ik God lief? Vervolgens: wat verwacht ik van de HEER?

Scherper nog: verwacht ik eigenlijk nog wel wat van God? Of heb ik zo het gevoel dat geloven in God toch niks helpt en me niks oplevert? En probeer ik mezelf er zo goed mogelijk door­heen te slaan? Of heb ik en zoek ik allerlei andere ijzers in het vuur?

Psalm 116 is een lied vanuit de diepte. Wat er precies met de dichter aan de hand geweest is, blijft wat in het vage. Er is wel gezegd: met opzet, en gelukkig maar. Zo kan deze psalm troost geven aan mensen in alle tijden en onder allerlei heel verschillende omstandigheden. Dan hebben wij er ook nog wat aan!

Wat wel overduidelijk is, dat is dat deze dichter heel veel van de Here verwacht. Alles eigenlijk. Redding uit de nood. Leven uit de dood. Diep in de put schreeuwde hij in doodsnood tot de Here. Angstig en benauwd riep hij de HEER te hulp: ach HEER, red mijn leven. Van mensen had hij niks te verwachten. Hoe vaak wordt je niet in je medemensen teleurgesteld. Maar de HEER stelt je nooit teleur. Zoals die dichter ervaren had. En iedereen die gelovig naar de Here vlucht, mag ervaren: de HEER waakt over wie zichzelf niet redden kan en geen helper heeft.

In de psalm ontmoeten we een God van wie je veel verwachten mag. Een God met hart voor wie er beroerd en hopeloos aan toe zijn. Een God die oren heeft naar het geroep en het gebed van zijn kinderen ver van huis of diep in de put. Een God die oog heeft voor waar het bij ons aan schort of waar wij mee zitten. Een God die er ook wat aan wil doen. Medelijdend niet alleen, maar machtig om te bevrijden, en weer op de been te hel­pen. Die kan redden uit de nood en zelfs van de dood. En die dat zo vaak heeft gedaan en ook steeds weer wil doen. Ook voor u/jou!

 

Misschien twijfelt u daar nou juist aan. Is jouw ervaring zo anders. Zijn de klachten u uit het hart gegrepen: waarom doet God er nou niks aan? HEER, waarom slaapt U? Gaat het bij u zo als bij de dichter van die andere psalm (77): roepend om bij God gehoor te vinden, roep en smeek ik onverpoosd, maar mijn ziel blijft ongetroost..? Ik wil daar niks van af doen. Zelfs de psalmen, de bijbel zelf, geven stem aan die gevoelens. U mag het uitschreeuwen: Here, waar bent U nou? Here, laat toch wat van U horen en van U merken! HEER,u vergeet mij toch niet?

Zo roepen, bidden, worstelen, het is er een uiting van dat u nog veel verwacht van de HEER. Anders roep je zo niet. Het kan zijn dat de Here  geduld vraagt. Niet meteen aan onze wensen tege­moet komt. Het heel anders doet dan wij in onze gedachten hadden. Een wending geeft aan je leven die je pas veel later gaat begrijpen. Ons hard aanpakt, juist om ons weer op zijn spoor te krijgen. Me teleren dat ik zelf geen stap kan zet­ten. Je met beide benen op de grond van het geloof te zetten.

Wat verwacht ik van God? Wat mag ik van Jezus verwachten?Nou, in elk geval liefdevolle aandacht, zorg, betrokkenheid. Als je echt van God houdt, dan krijg je daar ook steeds meer oog voor en oren naar. Dan voel je die liefde van de Here overal om je heen. Dan ga je in de kleine en grote dingen van je leven zijn zorg en zijn leiding ondervinden. Dan groei je steeds meer naar Hem toe, ook en juist als het erom gaan spannen en alles zoveel tegenzit en je bij de handen afbreekt. Je kunt nog maar één kant op: Heer, waar nou heen? naar U alleen! U zult me niet – nooit – verstoten. U bent m’n Vader!

Heb ik God lief? Vertrouw ik Vader m’n leven toe, helemaal? Of durf ik die stap niet aan: me overgeven aan zijn genade? Daar valt de beslissing. Die doorwerkt in wat ik ben en doe.

3. Heb ik God lief? Als derde: leef ik echt met en voor God?

Heb ik God lief? Het hangt er van af of ik echt ervoor kiesm’n leven aan de Here te wijden. Of Hij me zo alles is, dat ik niet meer zonder Hem kan. Of ik –  staat in het avondmaals­formulier – uit dankbaarheid met heel mijn leven God de Here wil dienen en voor Hem wil leven, oprecht en van harte.

Psalm 116 is een psalm waar de dankbaarheid van af straalt. De dichter kan zijn blijdschap en dankbaarheid niet op voor zoveel dat de Here voor hem heeft gedaan: z’n leven gered! Hoor maar: hoe zal ik de Here teruggeven voor al het goede aan mij besteed? Liefde blijft niet in woorden steken. Liefde wil handen en voeten krijgen in wat je zegt en hoe je doet. Zo is het toch ook in een huwelijk, als je vrienden bent, of in het omgaan met elkaar als ouders en kinderen. Je kunt honderd keer zeggen: ik hou zoveel van je – maar als je er niks van laat merken….dan kan die ander terecht zeggen: laat dan dan maar eens zien. Woorden alleen zijn zomaar goedkoop. Zeggen niks..

De Israëliet maakte concreet dat hij van God hield door naar de tempel te gaan en de Here offers te brengen. Door feest te vieren onder de ogen van de Here die in de tempel wilde wonen.

Deze psalm heeft het over geloften en lofoffers. De dichter bedankte openlijk de Here – iedereen moest het horen en mocht samen met hem de Here bedanken en de Here lof en eer geven.

Ja maar, dat moest dan wel doorwerken in heel je leven. De Here zei ook vaak genoeg dat gehoorzaamheid voor Hem meer waard was dan een hele massa offers. En de Here Jezus heeft het meer dan eens gezegd: God liefhebben is zijn geboden doen.

Als je van iemand houdt, zul je alles doen om het hem of haar naar de zin te maken. Je houdt als je van elkaar houdt, reke­ning met elkaar. Hoe langer je met elkaar omgaat, hoe beter je weet wat de ander fijn vindt en waar die ander een hekel aan heeft. En dan ga je niet meer dwars door alles heen je eigen gang en doe je niet altijd je eigen zin, maar je hebt er plezier je de ander een plezier te doen. Je leeft niet alleen maar voor jezelf en op jezelf,maar je hebt alles over voor hem of haar van wie je zoveel houdt. Je groeit naar elkaar toe.

Dat proeven we ook in psalm 116. De dichter noemt zich: uw knecht.Gods dienstwillige dienaar. Ook: de zoon van uw dienst­maagd. Het zat blijkbaar in de familie: God de eerste plaats. Dat had de man van thuis uit meegekregen. Van moeder geleerd. De Here had zijn leven gered – nou was de Here zijn lust en zijn leven. Buiten de Here om heb je toch ook geen leven?

Heb ik God lief? Het ja of nee tekent zich af in waar ons hart naar uitgaat en hoe ons leven eruit ziet. Vanmiddag komt dat nog wat uitvoeriger aan de orde als we voor de keus komen te staan of we God liefhebben of eigenlijk toch meer de wereld zonder God. Kiezen moeten we, want je kunt geen twee heren dienen en niet van twee walletjes heten: een beetje van God houden maar ook een beetje of een beetje veel van dat waar God niet in past of een afkeer van heeft. Het is de Een of het ander. Dat kan best veel pijn doen. Offers vragen.  Jezus heeft het als het over geloven gaat en dienen van Hem over strijden, jezelf verloo­che­nen, een kruis achter Hem aan dragen. En dat artikel zet tegenover elkaar: dat God bepaalde dingen die ik graag doe niet leuk vindt, terwijl voor een mens het leven pas echt leuk is als God er niet in voorkomt”. Zo misvormd zijn we door de zonde.

Kijk,en dat gaat veranderen als je echt van God gaat hou­den. Dan wordt Hij nummer één in m’n leven. En dus is niet beslis­send wat gewoon in mijzelf opkomt en doe en laat ik ook niet van alles en nog wat om er maar bij te horen – nee, want ik hoor er al bij. Bij God namelijk, en bij wie van God zijn. En dat is me zoveel waard dat ik dat niet op het spel wil zetten.Dat je God niet meer kwijt wilt. Dat je voor Hem wilt leven.

Heb ik God zo lief? Heb je dat voor Hem over? Heel je leven? Wilt u er alles aan doen om bij God in de buurt te blijven? We komen er steeds weer achter: als het van mezelf moet komen, dan wordt het niks. Komt er niks van terecht. Maar we bidden erom: neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer; neem mijn handen, maak ze sterk, trouw en vaardig tot uw werk; en ook: neem mijn stem, opdat mijn lied – U hulde biedt.

4. Heb ik God lief-kort en tot slot: loof ik-samen met ande­ren -Hem?

Geloven doe je niet alleen maar samen. God liefhebben uit zich er ook in                                                                                                                                                                                    dat we samen zingen, bidden, en elkaar helpen God te loven.

Liefde leert loven. Hier al. En straks zonder wanklank.

amen

 

 

liturgie avonddienst CGK-GKV 

 

welkom

zingen:        Gz. 426: 1,5 LB

we worden stil voor God

votum en groet

zingen:        Ps. 116: 1,3,7,10  GK

gebed

Schriftlezing: Psalm 116

zingen:        Ps. 18: 1

tekst:  Psalm 116: 1a

zingen:        Gz. 473: 1,2,3,5,10

gebed

collecte

geloofsbelijdenis

zingen:        Opwekking 366 (1,2,3)

zegen

amen:          Gz. 456: 3 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *