Zondag 46 Heid. Cat. : Wanneer je bidt…

Gemeente van Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

Lees je bijbel, bid elke dag, dat je groeien mag

Ik begon de preek over zondag 45 ook met die paar bekende regels uit dat kinderversje. Maar dan ook met vervolg: hoe het verder gaat:  …dat je groeien mag. Groeien in je geloof. In je omgang met de HEER en je leven als christen. In je liefhebben.  Als kind van je Vader.

Maar hoe kan dat dan, vraag ik me af, dat ik toch helemaal niet zo hard groei,dat ik zelfs het gevoel heb stil te staan en zelfs achteruit te gaan. Dat ik vaker dan vroeger twijfel. Dat het me lang niet altijd zoveel zegt. Dat ik mijn zonden maar zo moeilijk – en vaak helemaal niet – de baas wordt. Terwijl ik toch mijn best doe: bijbellezen thuis en op school, in de kerk. En ik gewend ben te bidden, misschien niet elke dag, maar best wel regelmatig.

Maar stel dat bijbellezen niet meer is dan een gewoonte – die je alleen nog volhoudt omdat je dat nou eenmaal gewend bent en je dat zo is geleerd – en je alleen voor de vorm je gebedje doet (of zelfs dat niet eens meer, of alleen heel af en toe), dan moet je maar niet verbaasd zijn als je niet groeit en zelfs merkt dat de bijbel en het geloof en de kerk je steeds minder zeggen, en dat je in de week precies zo bent en doet als al die anderen. Dat je niet naar Vader toegroeit maar van Hem weggroeit, al zit je nog wel in de kerk en loop je nog wel in het platgetreden paadje waarin je nou eenmaal opgevoed bent. Dat je ook weinig verbinding overhoudt met die anderen die ook van de kerk zijn.

Kort en goed: het gaat er niet maar om dat ik in de bijbel lees elke dag, en een paar keer per dag bid en dank, maar ook en vooral om hoe ik dat doe, hoe ik omga (of niet) met God als echt mijn Vader.

Daar heeft de Heer Jezus zijn discipelen les over gegeven, en Hij heeft ervoor gezorgd dat het ook voor ons is opgeschreven.

Wanneer je bidt:

1. wees vertrouwelijk met je Vader;

2. geef je Vader het vertrouwen;

3. vertrouw je toe aan je Vader.

4. Vader beschaamt je vertrouwen niet.

 

1. Wanneer je bidt: wees vertrouwelijk met je Vader.

Als je bidt, ga dan in je binnenkamer. Wat moeten we ermee? Jezus  lijkt die mensen ge­lijk te geven die ons met ons ­geloof willen ver­bannen naar die binnenkamer. Vroeger zeiden ze – las ik ergens – geloven doe je in de kerk – nu is het: geloven doe je op je zelf. In ieder geval loop je er niet mee te koop.    En Jezus? Stuurt Hij ons ook met ons geloven en bidden naar de binnenkamer? Deur op slot, laat ze er niks van merken dat ik bid voor mijn eten – dat doe ik maar niet als er ande­ren bij zijn – en ik pas wel op te zeggen dat ik naar de kerk ga, dan lig ik er meteen uit. Of, zoals je nogal eens merkt als bekende mensen naar hun geloof wordt gevraagd: dat is privé, dat is voor thuis en in de kerk.

Toch kan dat kan de bedoeling van  Jezus niet zijn. Vlak hiervoor in dezelfde Bergrede wordt tegen de gelovigen gezegd dat ze het licht van de wereld zijn, en dat het licht van het evangelie niet weggestopt maar vrijuit schijnen moet. U kent ook allemaal het voorbeeld van Daniël die vaste prik drie keer per dag zich terugtrok in zijn bovenkamer en daar op de knieën ging om met God in gesprek te zijn, maar wel voor het open raam. Iedereen die langs kwam kon meeluisteren. Die binnenkamer van Daniël had open vensters naar Jeruzalem – naar God – én naar de wereld. Ze mogen het toch van je weten – of niet?- dat je gelooft en bidt en naar de kerk gaat? Of – dat kan ook! – staan de ramen naar de wereld zo open dat daardoor van alles naar binnenkomt en niks uitgaat naar buiten? Dat in die binnenkamer zoveel herrie is dat van stil zijn met God niks meer komt en Gods stem er niet eens meer doorheen komt.

Op het eerste lezen lijkt die bijbelse waarschuwing wel ver uit de tijd te zijn. Wie haalt het nog in zijn hoofd – behalve misschien een paar gedreven evangelischen – om ergens midden op een plein te staan bidden! Stel je voor dat je er op aange­sproken of om uitgelachen zou wor­den. Gelukkig dat Jezus ook zegt dat we dat niet hoeven doen!

Maar vergis u niet: dezelfde Jezus roept ons op Hem te belijden voor de mensen, en waar­schuwt dat als je naar de mensen doet of je Hem niet kent, Hij tegen de Vader zal zeggen dat Hij jou niet kent.   Dat bidden tot de Vader in de binnenkamer staat tegen­over bidden als een show, om van mensen applaus te krijgen. Bekend te staan als vroom en goed bijbels. Dichter bij huis: alleen nog voor de vorm of een vast ritu­eel gebeden doen- dat hoort zo, en wat zullen ‘ze’ ervan zeggen, als ik niet elke dag in mijn bijbel lees en niet elke dag bid en dank.  Bidden ‘om de mensen’.

Iemand maakt de treffende opmerking: “als we het gebed in stilte en afzondering niet kennen, verliest het gebed aan tafel en in de kerk zijn waarde voor God”. En je groeit niet!

Echt omgaan met God begint in de binnenkamer.  Daar waar je samen met Vader bent, en je hart voor Hem durft uitstorten. Die binnenkamer mag je ook lezen als je hart, je innerlijk, dat je tot jezelf komt, en je bezint op wie je bent en hoe je leven eruit ziet – dat je je bewust ben van je sterke kanten en je zwakke plekken. De binnenkamer, dat heeft te maken met de stilte, met inkeer, met focussen.

Maar dat  ‘onze’  Vader verbindt de binnenkamer met de wereld buiten. In dat vertrouwelijk gesprek met Vader blijf ik niet steken in mijn eigen privé: geef me dit en dat, en zorg ervoor dat ik…maar vanuit die binnenkamer staan de vensters wijd open, naar God allereerst, en dan ook naar wie om heen staan, en naar de wereld. Om er met God over te praten en ze in zijn aandacht en zorg aan te bevelen. En zo gesterkt het leven in te gaan.  Dat stille gebed in de huiskamer of de slaapkamer, op m’n ziekbed en in m’n aanleunwoning, of zomaar in de auto is een geweldige kracht in mijn leven en in de we­reld. En je merkt dat de band met Vader sterker wordt en je geloof groe­it. Echt!

2. Wanneer je bidt, geef dan je Vader het vertrouwen.

 Eigenlijk zegt dat ‘Vader’ alles al. Dat is het unieke ook van het christelijk geloof: God is door Christus onze Vader geworden. Dat is niet om ons. Niet omdat wij dat verdienen. Wij zijn al helemaal in het begin weggelopen van huis en hebben wat van Vader is, erdoor gejaagd, en kapot gemaakt. Ons past dat we ons hoofd buigen en schuld belijden: “Uw naam bevuild, uw Koninkrijk weersproken, uw wil gevloekt, uw vaderschap verloo­chend – wij zijn niet waard uw kinderen te heten…”    Vandaar in zondag 46: God is om Christus’ wil onze Vader geworden. Wéér geworden. Jezus is verlaten door zijn eigen Vader, opdat de Vader ons weer kon aannemen tot zijn kinderen en erfgenamen.

Nou, en als je dat weet en zo God als je Vader kent, hoef je niet alles uit de kast te halen om God te vermurwen. Heb je geen lange omslachtige gebeden nodig om God zover te krijgen dat Hij eindelijk een keer naar je luistert en je helpt en voor je zorgt. We hoeven niet bang te zijn dat God ons over het hoofd ziet of ons bij de uitdeling van zijn gaven over­slaat. Wees daar maar niet bang voor, zegt de Here Jezus, uw Vader weet wel wat u nodig hebt. Je hoeft Vader niks te ver­tellen, je kunt Hem niks nieuws vertellen. Vader wil het wel graag van ons horen. Hij wil zo graag met ons omgaan.

Zoals je als vader of moeder wilt dat je kind niet zomaar pakt maar het eerst vraagt. Zoals je als ouders en kinderen met elkaar praat als het goed is, over wat je bezig houdt, over waar je mee zit en wat je dwars zit, over fijne dingen en zelfs kleine dingen. Vaak weet je al wel wat er komt, je kent je kind, maar toch wil je dat zoon of dochter het zegt, er zelf mee komt. En als er echt vertrouwen is over en weer, dan is er die openheid.

Nou, dat verdient de Here nog veel meer van ons. Openheid.  Vertrouwen.  Het vertrouwen dat de Here verdiend heeft door de immense liefde die Hij liet zien door zijn Zoon op te offeren. Die Hij elke dag laat merken door als een Vader te zorgen. Jezus leert ons Vader alle vertrouwen te geven. Met Hem alles te bespreken, met de garantie dat Vader ons serieus neemt en met ons bezig is.  Dat vertrouwen is Vader echt waard!

 3. Wanneer je dan bidt, vertrouw je toe aan je Vader.

Dat ontbreekt er nog maar al te vaak aan bij ons. We bidden wel, maar -schrijft Jacobus in zijn brief – niet vanuit een vast geloof, maar door twijfel heen en weer geslingerd. De twijfel of God wel hoort. Of bidden wel helpt. Of we met de andere kant van de lijn verbinding hebben. En hoe vaak lijkt het er niet op dat ons bidden niks oplevert: het gaat toch zo anders, en we hebben ons suf gebeden maar ons bidden werd niet verhoord. We kunnen een hele serie voorbeelden opnoemen van zulke ‘onverhoorde gebeden’. Is God dan toch als zoveel aardse ouders die hun kinderen vaak niet kunnen geven wat ze nodig hebben, en ook machteloos staan als hun kind ernstig ziek is of verslaafd geraakt, of een keus maakt tegen God in..

 

Nou,  Jezus leert ons tegenover dat alles, echt als een kind onbekommerd ons toe te vertrouwen aan Vader. Dat heb je nog als klein kind: vader en moeder zorgen er wel voor dat het goed komt. Je hebt een onbeperkt vertrouwen. Later als je groter wordt, gaat dat veranderen. Merk je dat je vader en je ook niet alles weten en kunnen. Het ook mis kunnen hebben. Hun fouten en gebreken hebben. Het er soms bij laten zitten. Maar wie door Jezus God kent als zijn hemelse Vader, die heeft er alle vertrouwen in: alles wat we nodig hebben, mogen we van Hem verwachten. Als we aan zijn deur aankloppen, gaat die deur voor ons open. Geeft Vader alles wat voor ons leven nodig is.

Over dat jezelf helemaal aan Vader toevertrouwen, gaat het in dat bekende stukje uit de Bergrede over ‘bezorgd zijn’. We leggen dat vaak zo uit dat we wel druk in de weer mogen zijn met dagelijkse dingen als eten en drinken, ons werk, ons geld, maar dat we niet krampachtig bezorgd en gestrest moeten voortjakkeren, alsof we zelf ons leven in de hand moeten zien te houden en moeten zorgen voor morgen en voor onze oude dag.  Natuurlijk is dat helemaal waar. Omdat we geloven dat we een Vader in de hemel hebben die voor ons zorgt, hoeven we niet gebukt te gaan onder de last van het zelf wat van ons leven moeten maken en zelf onze toekomst veilig moeten stellen.

Maar als we goed lezen en op ons in laten werken wat hier staat, gaat de Heer nog een stapje verder. Letterlijk vertaald noemt Hij het heidens, werelds, als we alle kaarten zetten op die aardse zaken als eten, drinken, kleren; huisje, tuintje, autootje; surfen met de plank of op internet;  of ons zorgen maken over of we er nog wel jong genoeg uit zien en of we wel gezorgd hebben voor een goed pensioen, en of we niet nodig een nieuwe verzekering moeten afsluiten tegen weer een risico…

Kijk, zegt de Here Jezus dan, neem eens de tijd naar buiten te kijken, naar die vogels in je tuin en die bloemen in het park. Die hoeven zich niet mooi te maken, die zijn al mooi van zichzelf. Nee, van God aan wie ze die schoonheid te danken hebben. Die de vogels eten geeft en de bloemen kleur. Nou, die God is uw Vader, jouw Vader. Zal Hij niet nog veel meer zorgen voor zijn eigen kinderen, gekocht met het leven van Gods Zoon?  Maar dan moeten we ons ook vooral druk maken om Vaders zaak.

We hoeven ons niet kapot te werken of rijk te rekenen. We zijn al lang schatrijk.

 4. Wanneer je bidt…: Vader beschaamt je vertrou­wen niet.

We komen aan de vraag of ons bidden nou altijd verhoord wordt of niet. Een moeilijk en vaak ook pijnlijk onderwerp. Je kunt elkaar er makkelijk pijn mee doen. Als je bijvoorbeeld over de diepe geloofsvragen en zelfs geloofstwijfels van je broeder of je zuster heen walst. Door alleen maar te zeggen dat God onze gebeden altijd verhoort, maar op zijn eigen manier. Of dat wel niet of niet gelovige genoeg gebeden zult hebben. De Heer  Jezus is in Matt.7 heel stellig. Het zijn ook al weer bekende uitspraken van de Heiland: bid, en je ontvangt; klop, en de deur gaat voor je open, zoek, en je vind. Als je dat zo leest, lijkt het wel of je gegarandeerd alles krijgt wat je van de Here vraagt. Je hoeft maar een kik te geven, en het staat al voor je neus. Ergens anders zegt Jezus dat als we in zijn naam bidden,alles ons gegeven wordt. Alles? Echt waar.

Natuurlijk komen dan meteen onze vragen. Onze tegenargumen­ten. De lijst met voorbeelden van dit en dat, toen en toen, voorbeelden van dat de Here dit en dat gebed niet verhoord heeft. En dat we klopten en klopten, tegen een dichte deur.

Daarmee terug naar die verzen uit Matt.7, en nog eens die verzen lezen, en ze ook laten staan in het verband waar ze staan, en we ontdekken dat de Here hier helemaal niet ons belooft dat al onze verlanglijstjes ingewilligd worden. Die verlanglijstjes van ons zitten trouwens vaak nog zo heidens in elkaar. Wij zelf staan daar in het middelpunt, met wat wij nodig hebben of denken nodig te hebben om hier op aarde gezond en prettig te leven, verder te komen op de maatschappelijke ladder, bescherming te krijgen tegen gevaren, genezen te worden van een bepaalde ziekte, ons examen te mogen halen. Let wel: daar mogen we om vragen, dat wil de Here zelfs van ons horen. Vraag maar om hulp bij je huiswerk of voor je examen, om wijsheid voor de opvoeding, om verlichting van lastendruk of werkdruk, om genezing of verkorting van het lijden, en om zoveel meer “wat we voor lichaam en ziel nodig hebben”.

Alleen: waarom vragen we om al die dingen? Zo makkelijk is het ook in ons bidden begonnen om wat Jezus noemt: daar zijn de mensen zonder God ook op uit. Voor zichzelf n.l. Voor het bestaan op deze aarde alleen. Zonder hoger en verder doel.  Maar een kind van God zal het om meer gaan. Je hebt een veel geweldiger doel en uitzicht. Jezus zegt dat we eerst en voor alles uit moeten zijn op het koninkrijk van God dat ons is beloofd en waarheen we op weg zijn. De eerste vraag die ons bezig zal houden, dat waar we vooral om zullen bidden is, of we dat rijk zullen binnengaan. Vandaar dat voorop staat: klop, en u zal opengedaan worden. Vader doet de deur open van zijn rijk, van de feestzaal, voor iedereen die daar gelovig op uit is en om vraagt. Als je zoekt hoe je het beste God kan dienen, wijst de Heer  je de weg. En geeft Hij alles wat nodig is voor de reis daar naar toe en onze dienst onderweg. Het voorbeeld van zo bidden gaf Jezus zelf ons mee. Waarin voorop staat de zaak van Vader: uw naam, uw wil, uw rijk, en daarom en met het oog daarop ook: ons brood, onze vergeving, hulp in onze stri­jd.

Kijk, en als we zo kinderlijk vertrouwend leven, op weg met Vader en onderweg naar Vader, stelt Vader ons ook niet teleur. Krijgen we geen stenen voor brood. Krijgen we zelfs brood als wij iets vragen dat vergif voor ons zou zijn. Wees maar blij dat Vader niet alles geeft wat u wilt en jij vraagt!

Vertrouw er maar op: Vader weet het beste wat goed voor me is.

amen

 

 liturgie morgendienst 

votum en groet

zingen:         Ps. 138: 1,2,4

wet van de HEER

biddend zingen:     Gz. 178 (1a, 2m, 3a, 4v, 5a)

Schriftlezing:  Matt. 6: 5-13 en 25-34;  7: 7-11

zingen:         Gz. 38

verkondiging:   zondag 46

zingen:         Gz. 39

gebed

collecte

slotzang:      Ps. 36: 2

zegen

Zondag 47 Heid. Cat.: Reclame voor God

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, u en jullie allemaal,

Reclame is niet meer weg te denken uit onze leefwereld.    Is overal om je heen, of je wilt of niet: tussen films door, op sociale media, en ook onderweg Ondernemers geven er veel geld voor uit, in de hoop er klanten en geld door binnen te krijgen.Je moet je product zo goed mogelijk zien te verkopen, wil je het ook echt verkopen.

Een echte reclame-industrie is daar weer druk mee, en verdient daar miljarden aan. Er zit heel veel denkwerk achter en veel marktonderzoek, voordat een reclameboodschap uit gaat. Want hoe maak je zo reclame dat het echt wat oplevert? En wat is eerlijke, betrouwbare reclame?

Reclame voor God…..dat heb ik boven deze preek gezet.

Natuurlijk niet omdat de kerk een bedrijf is dat moet proberen zo uitgekiend mogelijk en met dure campagnes haar versie van het product religie aan de man of de vrouw te brengen….Laat staan dat die kerk dat zou kunnen.  We verliezen de slag onherroepelijk, en bovendien is geloof niet een product dat wel verkoopbaar is als je het maar slim genoeg aanpakt en zo aantrekkelijk mogelijk verpakt.  Het staat bij wijze van spreken al op het etiket: dit evangelie is niet naar de mens. Het smaakt mensen niet als vanzelf, en het raakt een mens niet als vanzelf…

Ja, en toch dat thema: reclame voor God.

Want dat is wel wat hoort bij christen-zijn en bij kerk-zijn:  de boodschap aan de man brengen. God heeft ons het meest kostbare toevertrouwd dat maar te krijgen is: de boodschap dat er eeuwige redding en werkelijk geluk te krijgen is, dankzij  Jezus die de oorzaak van ellende en oorlog en dood is komen aanpakken en wegnemen, en die echt levensgeluk  belooft.

God geeft ons die schat om die niet voor onszelf te houden maar uit te delen.Ja, en dan is de beste reclame dat mensen aan ons zien wat die boodschap doet met  mensen en betekent voor mensen.Zoals een lamp mensen in het licht zet. Zoals een verlichte stad een wegwijzer is voor mensen onderweg.

 In het OT was in een donkere wereld één plek  licht: dat kleine Israël, waar de Here van zei: “het volk dat Ik heb gevormd, om mijn lof te verkondigen.  “Mensen die door God zijn afgezonderd om overal te vertellen hoe goed en vriendelijk God is”, schrijft Petrus aan christenen in een niet-christelijke wereld.

Overal vertellen hoe goed en vriendelijk God is…..dat wordt natuurlijk niks als de mensen die dat vertellen, zelf helemaal niet vriendelijk zijn en niet eerlijk, niet consequent en niet enthousiast. Als mooie woorden breken op lelijke, schadelijke, daden van de kerk, of van mensen van de kerk. Dat is anti-reclame: als door onze schuld  niet goed maar kwaad van God wordt gesproken…. Dan gaat het net zoals met een product dat niet zo mooi is als ze het je hadden voorgesteld. Ze geven er geen cent meer voor!  Ze gooien het ver weg.      Heer, bewaar ons daarvoor!

 Reclame voor God       

1. waarom?          

2. hoe dan?       

3. wat levert het op?

 1. Reclame voor God – waarom zou je eigenlijk?

Nou, dat is zeker vandaag de dag een vraag waar je niet om heen kunt. Want prijzen we niet een product aan dat allang uit de markt geprijsd en niet meer te verkopen is? Je krijgt het vast en zeker te horen: man, geloof jij dat nog allemaal? Of: wat praat je toch over een God die nota bene ook nog liefde is – moet je eens kijken wat een puinhoop het in de wereld is – en wat ik allemaal heb meegemaakt! die God houdt vast niet van mij – Of: de kerk?? praat me er niet van! en er komen zomaar verhalen los waar ik niet van terug heb en waar ik als lid van die kerk me alleen maar over kan schamen…..

Ja, en zijn we zelf altijd zo overtuigd dat we iets fantastisch in de aanbieding hebben….? Of liever: zijn we er zelf zo vol van dat we zo’n geweldige God hebben en zo’n geweldige boodschap dat we het wel van de daken willen schreeuwen en de mensen wel naar Jezus toe willen slepen? Zeg eens eerlijk.

Toch is de bijbel er vol van dat God ons op de wereld heeft gezet met dat doel:laten horen en laten zien wie Hij is, wie Hij voor mensen wil zijn, hoe groot zijn liefde is. Petrus schrijft: God heeft jullie uitgekozen om zijn grote daden te verkondigen.Om te vertellen wie God is en wat God doet, maar ook om iets van God uit te stralen. Maar dan zullen we eerst zelf de Heer moeten kennen en vol zijn van Hem. Zondag 47 begint ermee: geef dat wij zelf U steeds beter leren kennen zoals U bent….en U dan ook vereren om Wie U bent voor ons.

Nou, en om daar achter te komen, moet je luisteren naar wat God zelf vertelt over wat Hij allemaal gedaan heeft. Zo kende Israël de Here als die God aan wie ze hun bestaan als volk te danken hadden: de God die voor hen een weg gebaand had uit Egypte en door de zee – die telkens weer ze er doorheen gesleept had en ze elke keer weer verbaasd en beschaamd liet staan dat ze zo’n God hadden. Zo mogen wij de Here kennen als de God die ons zo liefheeft dat Hij zijn Zoon voor ons opgeofferd heeft, die ons leven wil leiden en ons vasthoudt, die elke dag ons onze zonden vergeeft en ons een toekomst belooft samen met Hem.

Hoe beter we de Heer leren kennen door ons te verdiepen in wat de bijbel ons vertelt over Hem, des te meer gaan we merken dat de Here echt ook om ons geeft en voor ons zorgt en ons helpt .. en dat ook in slechte tijden, als wij het niet meer zien zitten, als wij er niks meer van snappen dat het zo moet gaan, als we teleurgesteld kunnen zijn in mensen en in het leven, als zoveel tegen zit…We raken er niet over uitgedacht en over uitgepraat: wat is God groot, en goed, en wijs, en trouw. Je kijkt met andere ogen om je heen.Je ziet overal God aan het werk: licht dat glanst door al dat donker heen.

Zeker, dan dringen nog wel de vragen zich op: waarom doet God het zo,en waarom overkomt mij dat, en hoe lang duurt het nog voor die beloofde nieuwe aarde komt?Je hebt niet op alle vragen van jezelf en van anderen een pasklaar antwoord. Je merkt ook wel dat het niet waar is dat alles goed komt als je maar gelooft en als je maar bidt.Je staat soms voor raadsels. Je wordt heen en weer geschud en je gaat onderuit. Je kunt zomaar geen kant meer op…..behalve die ene kant: terugvallen op dat kruis van Golgotha. En – het is een uitspraak van Luther- terugkruipen in je doop. Wie God wil kennen moet bij Jezus zijn. Bij Jezus die bad:  Vader, Ik heb uw naam aan de mensen bekend gemaakt. Wie Hem heeft gezien, weet wie God echt is: een God van liefde en genade, een God die trouw is en niet opgeeft waaraan Hij met ons begonnen is..

Ja echt, we hebben een God met wie we voor de dag kunnen komen. We kunnen met Paulus zeggen:  ik schaam me niet voor het evangelie, want het is een kracht van God tot redding voor ieder die gelooft. Dan kun je met stralende ogen – misschien wel door je tranen heen – vertellen wat God voor je heeft gedaan en wie God voor je wil zijn.     Je gaat leven als een schatrijk mens ook al ben je arm en heb je veel deuken opgelopen in je leven. Een echte christen is geen sikkeneurig mens die altijd alleen maar klaagt en alleen maar let op wat hij mist. Een echte christen is rijker dan wie ook maar: met een schat in de hemel die ze je nooit kunnen afpakken en die waardevast is tot over de dood heen. Niks om je voor te schamen, niks om maar weg te stoppen. Waarom zou je? Je bent er juist zo rijk mee en zo vol van dat je het je buurman en je collega en je vrienden of vriendinnen ook zo graag gunt…het mag toch niet aan u/aan jou liggen als die schat hen ontgaat?  Een lamp is toch bedoeld om licht te geven…..laat ze dat licht maar zien!

 2. Reclame voor God – maar hoe dan? 

 De reclamewereld is er druk mee: hoe breng je dat nieuwe wasmiddel of dat nieuwe type auto zo voor het voetlicht dat mensen van kijker ook koper worden? wat voor aanpak werkt het beste en levert het meeste op? hoe zorg ik voor dat mensen een positieve indruk krijgen van dit bedrijf of dat product – dat ze voelen: daar krijg ik waar voor m’n geld?

Als de bijbel zegt dat God mensen uitkiest en in deze wereld een plek geeft, met het doel en met de opdracht zijn grote daden door te vertellen, en de loftrompet op Hem te steken, dan denken we als vanzelf aan praten over God en zingen voor God – en natuurlijk hoort dat er bij. Je schiet je doel voorbij als mens als je je zou schamen voor je Vader – ben je wel echt zijn kind….?

Het geldt ook ons samen, als gemeente, als kerken – zijn we een stad op een berg waar niemand om heen kan? of lijken we op een schuilkerk, onherkenbaar en onvindbaar; veilig  achter dikke muren?

De grote daden van de Heer verkondigen, ervoor bestemd om in deze wereld Gods lof te zingen -verkondigen – dat vraagt om prediking, om zending, om evangelisatie.   En dat toegespitst op de mensen van vandaag.  Dat vraagt ook om nadenken over een aanpak die bij de tijd is. Die ingaat op moderne vragen en problemen… en dus studie nodig maakt van hoe mensen vandaag denken en leven en tegen de toekomst aankijken. Zoals Paulus van zichzelf zei dat hij voor de Joden een Jood wilde zijn en voor de Grieken een Griek. Niet om water in de wijn van het evangelie te doen, maar juist om dat evangelie zo te brengen dat het glashelder is voor iedereen. Met het doel dat mensen het evangelie aannemen en worden gered.

Maar als zo die boodschap van Jezus stem krijgt, moet dat wel worden gedragen door wat zonder dat we nog een woord gezegd hebben, aan ons te zien is: dat we zelf door het evangelie van Jezus zijn geraakt en dat het ons leven heeft veranderd. Een echte christen zal zo proberen te leven dat de mensen om je heen, jaloers op je worden. Dat het ze raakt en boeit en dat het aanstekelijk werkt.

Dan kan het niet zo zijn dat achter vrome woorden en mooie verhalen een leven schuilgaat dat bol staat van egoïsme, plat eigenbelang, gelijkhebberigheid, gerichtheid op aards gewin of eigen positie. Dat we bekend staan als mokkige zuurpruimen, mensen die het altijd beter weten maar je moet niet naar hun eigen leven kijken, mensen met altijd die opgestoken vinger maar zonder een hand uit te steken naar wie schreeuwen om hulp en aandacht en liefde. Dan zouden wij een struikelblok voor anderen zijn om God te vinden. En zou van God kwaad worden gesproken: nou, als die God zulke volgelingen heeft…..als dat de kerk is…..mij daar niet gezien!

Als de Here Jezus het heeft over die lamp die is bedoeld om licht te geven aan iedereen in huis, knoopt hij er de toepassing aan vast: laat zo uw licht schijnen voor de mensen opdat zij uw goede werken zien…en uw Vader in de hemel verheerlijken. Goede werken – zoals de zaligsprekingen waar de Bergrede mee begint: zich klein en arm weten voor God, zachtmoedig zijn, met anderen begaan zijn, je voor vrede en verzoening inzetten, omkijken naar de naaste in plaats van uit te zijn op eigen voordeel en eigen gelijk….

Vandaar dat andere beeld: van zout dat bederf tegenhoudt en smaakmaker is. Met daarbij die dringende waarschuwing dat zout dat zelf vervuild en bedorven is, niet meer werkt – hoogstens nog als stoepzout…Zoals Petrus waarschuwt tegen een schijn van godsdienstigheid terwijl de kracht eruit verdwenen is. Een groot gevaar ook voor ons dat mooie woorden en de pretentie de waarheid te hebben, stukbreken op de daden van dezelfde kerk en van haar leden….

Dus komt het er op aan hoe we leven, wat mensen zien aan ons en bij ons.Persoonlijk: in de straat, op het werk, op school….ja maar ook, wat we laten zien en hoe we bekend staan als kerk, als gemeente op het dorp en in de buurt. De Heer heeft het niet alleen over elk huis en elk lampje op zichzelf maar over het zout voor de aarde – het licht voor de wereld – een stad op een berg – en dat zijn we allemaal samen. Is wat mensen zien als ze ons bezig zien met elkaar of zomaar binnenstappen-reclame voor God? Of eerder negatieve publiciteit? Reden genoeg steeds weer ons in die spiegel te bekijken en ons te bekeren. En te beseffen dat we het niet kunnen op eigen kracht. Te bidden: wilt U het zo maken dat uw naam om ons niet gelasterd wordt maar geprezen, door uw Geest…Neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer!

 3. Reclame voor God – wat levert het op?

Niet veel toch? Zet je kerkgroei en kerkverlating tegenover elkaar, dan lijkt het saldo negatief. Je merkt steeds weer dat veel mensen geen boodschap meer hebben aan de boodschap waar de kerk mee komt. Paulus zei al: het kruis is voor de een ergerlijk en voor de ander dwaas.

De reacties op echte overtuigde christenen is echt niet altijd lovend en begripvol. Laat staan dat we als vanzelf uitlokken tot jaloersheid en nieuwsgierigheid. De kerk stroomt echt niet automatisch vol als wij maar genoeg ons best doen, maar zeker niet als we de boodschap van Jezus aanpassen aan de smaak en de behoefte van moderne mensen.

Het is wel ongelooflijk belangrijk dat we open staan voor wat de ander te melden heeft, ook als dat haaks staat op wat we zelf geloven en misschien wel heel kritisch is richting de bijbel en de kerk.

En wat vooral onmisbaar is dat we interesse tonen voor die ander en om hem of haar geven, dat we bewogen en betrokken reageren op zoveel dat de ander aan ellendigs kan hebben meegemaakt en ervaart in het leven – zoals Paulus schrijft dat de liefde van zijn Heer voor mensen hem drijft.

Het komt er maar op aan trouw te zijn en voor je geloof te staan en ervoor te gáán: overtuigd en mild, bescheiden maar duidelijk, vriendelijk en beslist, en liefdevol naar iedereen die je ontmoet. En de rest moeten  we maar aan God overlaten.

Zondag 47 heeft het over een leven dat erop gericht is dat God eer krijgt – of het gebeurt, dat hangt niet van onszelf af en kunnen wij niet organiseren.

Succes is niet verzekerd.   Zegen wel!                

                            amen                                                                             

    

liturgie avonddienst dienst CGK-GKV

    welkom

    zingen:       Ps. 119: 40,42

    stil gebed

    votum en groet

    zingen:       Gz. 360: 1,2  LB

    gebed

    avondmaalsviering:

          formulier  IV    GK

          lezen:  Matt. 5: 13-16

          zingen:  Gz. 481: 1 LB

          dankzegging

    Schriftlezing:   Jes. 43: 16-21 en 1 Petrus 2: 9-10

    zingen:      Ps. 75: 1  GK

    verkondiging:   zondag 47  

    zingen:     Gz.  360: 3 LB

    gebed

    collecte

    geloofsbelijdenis:  Gz. 179a GK(wisselzang)

    zegen

    amen:      Gz. 456: 3 LB

 

Rom 12: 17-21 / 2 Koningen 6: Het kwade overwinnen door het goede – of: liefde ontwapent

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broers en zussen, jong en al wat ouder,

 

Ik weet niet hoe het u vergaat maar ik vind het een bizar verhaal, dat van Elisa en die knecht, en van dat Syrische leger dat in een hinderlaag werd gelokt en daarna niet in de pan werd gehakt maar een feestmaal kreeg, en met wapens en al terug mocht naar het eigen land.

Stel je voor dat zoiets nu gebeurde, dat dit verhaal in de krant stond of op internet….!Over een groep zwaar bewapende terroristen van de Islamietische Staat die in de val waren gelopen en dan niet door scherpschutters uitgeschakeld of voor jaren opgesloten maar met een goed gevuld voedselpakket en hun zware wapens teruggestuurd naar waar ze vandaan kwamen – dat gebeurt natuurlijk niet, wie weet hoeveel aanslagen ze nog zullen gaan plegen.

Of:  Israël betrapt een groep Hamasstrijders, net uit zo’n tunnel naar boven gekomen, en dan worden de heren gastvrij onthaald op een heerlijk diner, en dan met de groeten aan hun regering door die tunnel teruggestuurd – het hele land en de halve wereld zou op de kop staan.

Ja maar toch dat verhaal staat in de bijbel, en je kunt het zien als  eeuwen van te voren een toepassing van de les die de apostel Paulus meegeeft in zijn brief aan de christenen in Rome:  “Als uw vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken”….Want: “Vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen”. En: “laat u niet overwinnen door het kwade, maar overwin het kwade door het goede”. Let wel: niet om het kwaad zijn gang te laten gaan, maar juist om wat kwaad is en schade doet te stoppen en te overwinnen, om de spiraal van geweld en haat te doorbreken,  in het besef dat er Een is die sterker is dan alle kwaad en die recht zal doen: God.

Paulus had het geleerd van zijn Heer Jezus, denk maar aan zijn uitspraken in de bergrede: “heb je  vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen”, want zo zijn jullie kinderen van jullie hemelse Vader.

U weet: dat zei Jezus maar niet alleen, dat maakte Hij zelf ook waar, toen Hij aan het kruis nog voor zijn vijanden bad: “Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen“. Hoe kan dat, hoe breng je dat op?

Het kwade overwinnen door het goede – of: liefde ontwapent

 Is dat nou niet grenzeloos naïef en zelfs levensgevaarlijk wat die profeet de koning adviseerde? En kun je dat zomaar overbrengen naar vandaag, met het oog op Irak of Syrië of Gaza?

Nou, dat laatste zeker niet zomaar, want in elk geval moet het kwaad ingedamd en gestopt, en moeten mensen worden beschermd tegen wie hen kwaad willen doen, of het nou om christenen gaat of om jezidi’s en andere bedreigde groepen en volken, of om hulpverleners en journalisten.

Vergis je niet, dat zegt de bijbel ook, daar schrijft Paulus over in het volgende hoofdstuk, zelfs dat de door God aangestelde overheid het zwaard niet voor niets voert, om wie slechte dingen doet zijn verdiende straf te laten ondergaan als instrument in handen van God die – lazen we in de tekst ook – zal vergelden en zelfs wreken wie zich tegen Hem verzet en zich aan zijn mensen vergrijpt.

Ik denk ook aan wat Petrus over zijn en onze leermeester en Heer Jezus schrijft: “Hij werd gehoond en hoonde zelf niet, Hij leed en dreigde niet, Hij liet het oordeel over aan Hem die rechtvaardig oordeelt” – en – schrijft Petrus – Treed in zijn voetsporen, volg zijn voorbeeld, doe zoals Hij deed.

Dat is niet soft, niet naïef, dat is zeker niet kwaad zijn gang laten gaan, het is  wat wij niet recht kunnen krijgen of recht kunnen zetten, in Gods handen leggen en vertrouwen op zijn leiding. Zoals in Ps 75 waar God zegt: “Ik bepaal of de tijd is gekomen, Ik zal oordelen naar recht en wet”.

Dat maakt het er niet makkelijker op, dat kan zelfs hier en nu lijden en verlies van bezit en zelfs leven meebrengen, weer Petrus: het is blijk van genade als je onverdiend leed te verdragen krijgt. In het besef – Col. 3: 25 – dat iedereen die onrecht doet daarvoor zal boeten, zonder onderscheid.

Kijk, en dat maakt dat niet wijzelf alles in de grip moeten zien te houden en dat het van ons afhangt of recht wordt gedaan en onrecht bestraft wordt – en dat we moeten vechten om onszelf overeind te houden en iedereen die ons iets aandoet lik of stuk te geven, en ons al van te voren in te dekken tegen wie of wat ons ook maar schade kan doen, vanuit de idee dat aanval de beste verdediging is.

Ik las over wat wraak is onder andere dit: “Wraak betekent onrecht beantwoorden met ander onrecht, op respectloosheid reageren door zelf respectloos te worden. Het betekent agressie vanuit een egocentrische boosheidstoestand, en een zinloos leedvermaak dat nooit enige werkelijke reëele genoegdoening kan opleveren”. Tot zover het citaat. Wraak levert dus niets goeds op, niet voor jezelf, niet voor de ander, en het gaat zelfs heel vaak van kwaad tot erger. Nog een citaat: “er ontstaat wraak en weerwraak; een vicieuze cirkel van geweld en onrecht…”

Als Paulus het heeft over niet jezelf wreken, zelfs niet wat je denkt jouw recht te zijn in eigen hand te nemen, dan is dat vanuit het oeroude bijbelse principe dat de wraak, de vergelding, toekomt aan God – rechtstreeks, of via mensen en instanties die daarvoor zijn als overheden en rechters, en als het niet anders kan met gepast geweld – denk aan een verdedigingsoorlog, en aan straffen.

Maar ook dan met mate, met zo min mogelijk bloedvergieten, en zeker niet om je eigen haat de vrije loop te laten of buitensporig geweld toe te passen, ten koste van vooral onschuldige burgers, en vrouwen en kinderen, of met zoveel verwoesting dat het jaren duurt voor er weer iets van de grond komt – je schrikt als je die verwoesten steden ziet in b.v. Syrië, maar ook in de Gazastreek – en je vraagt je af of dat niet veel verder gaat dan het oog om oog tand om tand, want juist bedoeld  was om ongetemde wraak te beteugelen en de keten van geweld en bloedwraak in te dammen.

Waarbij de ervaring leert dat geweld zomaar escaleert en steeds extremer geweld oproept, en dat je bijna niet meer die spiraal doorbreekt van haat en wantrouwen, en nooit-echte-vrede.

Je hoopt dat er toch mensen zijn – en leiders zijn – die het lef hebben een daad te stellen, en de hand uit te steken naar de ander, met alle risico’s op afwijzing, in de hoop op verzoening.

Waarbij we vooral dichtbij huis moeten beginnen want het is makkelijk praten over wat die anderen zouden moeten doen, maar wat doen we zelf, in eigen familie, in de buurt, in de kerk?

Kunnen wij echt eerlijk en met een zuiver hart bidden, als we het Onze Vader bidden – “vergeef ons onze schulden, zoals ook wij hebben vergeven wie ons iets schuldig was” Hebben we dat gedaan, zijn we daartoe bereid, doen we wat we leren van de apostel hier in de tekst: “vergeld geen kwaad met kwaad, maar probeer voor alle mensen het goede te doen” – en dan niet wat wij vinden dat goed voor ze is, maar wat die ander ervaart als goed, en wat God goed vindt? En: “stel, voor zover het in uw macht ligt, alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven”.

Vrede bewerken in Irak of in Gaza, ligt niet in uw of mijn macht, we kunnen er wel voor bidden en waar dat gepast is actie voor voeren – maar is maar heel beperkt onze verantwoordelijkheid.

Wij hebben onze handen al vol aan waar we wel zelf verantwoordelijk voor zijn en invloed op hebben: ons eigen huwelijk, het gezin, de sfeer op het werk, en hoe we met elkaar omgaan in de kerk en als kerken elkaar bejegenen en als het goed is, steeds meer met elkaar samenwerken – je merkt uit het evangelie en de brieven van de apostelen al dat het zelfs op dat microniveau – overal waar mensen elkaar tegenkomen en samen dingen doen – of niet – al lastig is om liefdevol met elkaar om te gaan, elkaar met alle verschillen die er kunnen zijn te accepteren en te respecteren – niet voor niets gaat het daar in de bijbel zo vaak over – de Heer weet wel en de ervaring leert het – dat een mens het in zich heeft alles vooral vanuit zichzelf te bekijken en zichzelf het beste te begrijpen, en dan is de ander al gauw vreemd, of verkeerd bezig, of een bedreiging voor wat jij ziet als goed en belangrijk – en dan vul je niet meer elkaar aan maar val je elkaar aan of val je over elkaar heen.

Nou, en als dat al zo lastig is en zo vaak fout gaat op dat kleine stukje van mens tot mens, des te lastiger als grote belangen een rol gaan spelen en hele groepen of volken tegenover elkaar komen te staan en elkaar gaan zien als bedreiging of sta-in-de weg voor eigen idealen of belangen – wat als een burenruzie begint groeit uit tot een dorpsrel en zelfs tot een landelijk of wereldprobleem.

Andersom is zeker ook waar: dat waar mensen in eigen omgeving uit zijn op vrede, omkijken naar elkaar, zoeken naar verbinding, proberen ook die ander die zo anders is en jou helemaal niet ligt, toch te begrijpen, en zoals Jezus zei niet te verwensen maar te zegenen, zelfs die tegen jou is – dan kan dat zoveel goeds uitwerken, dan kan dat het verschil maken, tot zegen van heel velen.

Daarom ook dat het eerste deel van Romeinen 12 gaat over de onderlinge omgang in gezin en kerk: gebruik je gaven om elkaar te dienen, heb elkaar liefm zorg voor elkaar, leef met elkaar mee in blije en droevige omstandigheden, en acht de ander hoger dan jezelf – en als je dat samen in die kleine kring oefent, waaiert het verder uit: “probeer voor alle mensen het goede te doen, stel alles in het werk om met alle mensen in vrede te leven”..wees zelfs goed voor je vijanden.

  Neem dat dan allemaal mee als we nog even terug in de tijd naar dat verhaal van Elisa gaan. Er valt van de koningen van Israël veel verkeerds te zeggen – en daar is de bijbel ook eerlijk in- maar blijkbaar staken ze toch gunstig af bij de koningen van de volken om hen heen – als het gaat om b.v. het behandelen van vijanden en krijgsgevangenen – daar staat iets over in 1 K.20. Toen was Achab nog koning over Israël en was er ook al oorlog met Aram=Syrië en toen de koning van Syrië had verloren en was gevlucht met zijn naaste medewerkers, zeiden die tegen hem dat ze gehoord hadden dat de koningen van Israël genadige koningen waren, en dat bleek ook want ze gaven zich over en het eindigde met een vriendschapsverdrag – best bijzonder.

Helaas werd het na verloop van tijd weer oorlog, tussen de opvolgers Benhadad en Joram. Daar gaat het over in 2 Kon 6 dat we gelezen hebben: de koning van  Aram voerde oorlog tegen Israël – Benhadad, de Assad van toen – en denk dan niet aan een algehele oorlog maar meer aan invallen van bewapende bendes, om spullen te roven en schade aan te richten.

Maar toen de invallen steeds mislukten doordat ze in Israel tijdig op de hoogte bleken te zijn en ze er in Damascus achter kwamen dat de profeet Elisa de voor de juiste informatie zorgde, werd een elite-eenheid naar Israël gestuurd, naar Dothan waar Elisa toen was.

Bizar weer: dat zomaar een gewapend legertje Syriërs ongehinderd Israël binnen kon gaan. Het doet een beetje denken aan allerlei Russische infiltranten in wat nog steeds Ukraine is. Het laat zien hoe verzwakt blijkbaar de verdedigingslinies waren van Israël – gelukkig maar dat de HEER zijn profeet een vooruitziende blik gaf en op die manier zijn volk beschermde. En gelukkig ook dat de profeet en zijn knecht verder mochten kijken dan wat je met het blote oog kon zien: Gods wagens en paarden, als een beschermende muur, zijn engelenwacht. Zodat ze niet bang hoefden te zijn – precies die zekerheid en dat vertrouwen van Psalm 27: “al zou mij ook een legermacht omringen, ik vrees niet, maar verlaat mij op de HEER; al willen zij mij door de strijd bedwingen, ik steun op God en let mij rustig neer—-want God is met mij”.

Dat geloof wil de Heer u en jou en mij ook geven, juist als er moeiten zijn en tegenslagen en je denkt dat je er niet meer tegenop kunt: “wees niet bang, wij zijn met meer dan zij”.

Het geeft ook die bedreigde christenen in het Syrië en Irak van nu moed ondanks alles: wij zijn met meer dan zij – Paulus schrijft er eerder in deze brief ook zo over, eerlijk over heel veel dat dreigend kan zijn en schade kan doen, maar toch – lees Romeinen 8: 35-39

Wat zal ons scheiden van de liefde van Christus? Tegenspoed, ellende of vervolging, honger of armoede, gevaar of het zwaard? Er staat geschreven: ‘Om u worden wij dag na dag gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.’ Maar wij zegevieren in dit alles glansrijk dankzij hem die ons heeft liefgehad. Ik ben ervan overtuigd dat dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, heden noch toekomst, hoogte noch diepte, of wat er ook maar in de schepping is, ons zal kunnen scheiden van de liefde van God, die hij ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer”.

Wij zijn met meer dan zij zijn – in dat vertrouwen durfde Elisa het aan op dat leger van de vijand die hem wilde arresteren en afvoeren, af te gaan – en ze mee te nemen naar de hoofdstad Samaria. Op zijn gebed sloeg de Heer hen met verblinding – ze konden alles zien maar niet waar ze waren. Totdat hen na een paar uur lopen de schellen van de ogen vielen: we zijn in het hol van de leeuw.

Ja, en wat doen je dan als koning als je zo de vijand op een presenteerblaadje aangeboden krijgt. zal ik ze neerslaan, mijn vader, meneer de profeet, dit is een kans die ik niet zomaar weer krijg.

Volgens aanvaard oorlogsrecht mag dat natuurlijk helemaal niet, er staat in de internationale verdragen dat krijgsgevangenen menslievend behandeld en beschermd moeten worden, dat represaillemaatregelen niet zijn toegestaan, en dat de mogendheid die krijgsgevangenen in haar macht heeft, zelfs verplicht is in hun onderhoud te voorzien – zo is dat afgesproken en vastgelegd, al houden schurkenstaten en terroristen zich daar natuurlijk vaak niet aan.

Ook in de wetten van God door Mozes was ook die bescherming vastgelegd en daar herinnert Elisa zijn koning aan: Niks ervan, u mag hen niet doden, zo doe je toch niet met krijgsgevangenen?

De NBV laat doorschemeren dat deze soldaten eigenlijk niet eens de gevangenen van de koning zijn maar van Elisa, en dus van God: “heb u ze soms met uw eigen wapens krijgsgevangen gemaakt?”. Nee dus, de koning had er niks voor gedaan en had dus ook niets over de afloop te zeggen – gelukkig dat hij dat ook erkende en er naar handelde, dat hij zich door Gods knecht Elisa liet gezeggen.

Dan komt Elisa met die wonderlijke opdracht: zet ze een maaltijd voor, en stuur ze daarna terug.

Mooi om te lezen dat de koning dat zelfs uitbundig deed, dat hij ze niet met een lunchpakketje naar huis stuurde maar ‘een uitbundig gastmaal’ voor hen liet aanrichten, als waren het vrienden.

Wat zullen ze anders zijn weggegaan dan ze waren gekomen – en ook thuis wekte het veel indruk. Zelfs zo dat – daar eindigt het verhaal mee – de Aramese benden van toen geen invallen meer deden.

Een mooi voorbeeld van hoe het kan werken,dat het goede het kwade overwint en liefde ontwapent.

Paulus grijpt ervoor terug naar de wijsheid van het Spreukenboek. Lees maar Spreuken 25: 21-22“Als je vijand honger heeft, geef hem dan te eten, als hij dorst heeft, geef hem dan te drinken. Dan stapel je gloeiende kolen op zijn hoofd, en de HEER zal je belonen” .

Ik denk dat de uitlegger gelijk heeft dat die ontwapende onverdiende liefde wie het meemaakt de vlammen van schaamte laat uitslaan: “hij kleurt alsof er gloeiende sintels op zijn hoofd liggen”. Ja en dat kan het verschil maken, kan het begin van een groei naar de goede kant op bewerken.

Die garantie heb je niet – Aram probeerde het na verloop van tijd toch weer – maar het is de moeite waard om het te proberen – en je mag er zeker van zijn dat God het zal belonen, op zijn tijd – en de belofte staat als een huis dat God vasthoudend blijft, totdat voorgoed zijn liefde overwint!

amen

 

 

liturgie avonddienst CGK-GKV 24 augustus 2014

welkom

zingen:    Ps. 131 (1,2,3)

moment van stilte en gebed

votum en groet

zingen:   Ps. 147: 1,4

gebed om verlichting met Gods Geest

Schriftlezing:  2 Koningen 6: 8-23

zingen:  Ps. 27: 2,4  GK

verkondiging:  Rom. 12: 17-21

zingen:  NLB 974 (1-5)

geloofsbelijdenis

zingen:  Gz. 44: 3

gebed

collecte

zingen:  Gz. 297 (1,2) LB

zegen

amen:   Gz. 456: 3 LB

Psalm 136: Voorgoed verbonden! God is goed – eeuwig duurt zijn trouw

Gemeente van Jezus Christus onze Heer,

    Zomaar een berichtje in het nieuws:  consumentenvertrouwen is toch weer gedaald. Hadden veel mensen er juist weer een beetje meer vertrouwen in dat de crisis aan het voorbijgaan is en dat de economie weer gaat aantrekken en de werkloosheid wel weer zal gaan dalen, komt er ineens die crisis in Ukraine tussen en die boycot van en vanuit Rusland, en dat vreselijke met dat vliegtuig en die onrust in het Midden-Oosten, enslaat de onzekerheid weer toe: wat komt er nog allemaal meer, en wat heeft dat voor gevolgen voor ons in het Westen en voor mijn zaak en mijn baan en mijn portemonnee. Terwijl er toch al zoveel onzeker is, en er zoveel verandert en je er geen grip op hebt. Ja en de leiders, de politiek, kun je die wel vertrouwen, die weten het blijkbaar ook niet.

Al langer is het een trefwoord voor hoe veel mensen erin staan en zich voelen: onzekerheid.

Ik denk dat het ook in de kerk niet vreemd is: onzekerheid over wat ons te wachten staat, wat je moet met zoveel dat verandert en zo anders gaat dat we gewend waren, en hoe je er dan ook in staat en welke kant het volgens jou op moet, we weten het niet meer zo zeker, en de tijd van de duidelijke lijnen en de overtuigde antwoorden op allerlei oude en nieuwe vragen, die lijkt voorbij te zijn – wat de een betreurt en waar de ander blij mee is, het is gewoon een ontwikkeling die in gang is gezet en niet te stoppen lijkt – waar loopt het op uit?

Wat daar ook allemaal verder over te zeggen is en wat je ermee kunt of misschien wel niet, wat er in elk geval uit te leren valt is – voor de zoveelste keer – dat vertrouwen op mensen, op wat wij zelf uitdenken en op poten zetten of hebben opgebouwd – of dat nou in je eigen leven is, of in de politiek of de economie, en ook in de kerk – dat dat vertrouwen beschaamt.

We weten het eigenlijk wel maar we vergeten het al te vaak, en dan wordt je door wat je overkomt en wat om je heen gebeurt zonder dat je er invloed op hebt, ineens weer achter, dat je maar een klein en ook nog kwetsbaar mensje bent, en dat we samen ook niet zoveel kunnen, en dat maakt hopelijk bescheiden en voorzichtig, maar niet wanhopig en verbitterd.

Want dan komt ineens die uitspraak van Paulus in mijn gedachten die roemde niet in zijn kracht maar in zijn zwakheid: want als ik zwak ben, ben ik juist sterk – sterk in mijn geloof. En dezelfde apostel heeft ook geschreven – en je hoort de verbazing doorklinken – dat ook al is een mens – zo vaak helaas – ontrouw, nalatig, zwabberig – God is trouw, vasthoudend, want – staat er bij – God kan niet zichzelf verloochenen, God die goed is, genadig, liefdevol.

Daarover mag het vanmorgen vooral gaan, vanuit die opvallende prachtige psalm 136.

Een psalm die een vaste plek had in de tempelliturgie van  Israël de eeuwen door, en vooral gezongen werd rond het grote bevrijdingsfeest van Gods volk: pesach, het feest van Pasen.

Het is een heel speciale psalm omdat het de enige psalm is met een refrein dat maar liefst 26 keer gezongen werd door het volk, steeds als antwoord op wat priesters en levieten hen voorzongen over wie God is en wat God allemaal gedaan had en nog steeds doet – en belooft te zullen blijven doen.

Juist dat refrein – heel kort – drie woorden maar in het Hebreeuws – ki ‘leolaam chasdo – komt veel vaker voor in de psalmen en in de tempelliturgie – we hebben ervan gelezen in 2 Kron. 7 en Ezra 3.

Het is als een rode draad door de geschiedenis van God met zijn wereld en zijn volk heen: want zijn goedertierenheid – dat is Gods liefde en trouw – is tot in eeuwigheid, houdt nooit op – zoals we vaak de dienst beginnen met dat onze God nooit loslaat wat Hij begon, in zijn wereld en met ons. Wat in een onzekere veranderende wereld vaste grond onder de voeten geeft, en ijkpunt kan zijn.

 Voorgoed verbonden!  God is goed – eeuwig duurt zijn trouw

1. als wie Hij is (1-3)

2. in zijn schepping (4-9)

3. aan zijn volk (10-24)

4. voor al wat leeft (25)

5. loof Hem die goed is en trouw (26; 1-3)

1. (voorgoed verbonden en trouw) als wie Hij is.

  Dat mensen onzeker zijn over hun situatie en over de toekomst, is niet van vandaag of gisteren. Het is ingebakken in wat mensen zijn: beperkt in hun mogelijkheden, kwetsbaar, sterfelijk. Ja en als gevolg van de zonde, de opstand tegen God, zijn mensen ook vaak bedreiging voor elkaar, is er misbruik van macht door regeerders, is er geweld en oorlog, en slaat de dood steeds weer toe.

Dat heeft ook dat volk waar deze psalm is ontstaan, ervaren, en het ging er vaak diep onderdoor. Denk maar aan die eeuwen onderdrukking in Egypte, de jaren in de woestijn, en ook de tijd erna toen ze een eigen land hadden maar zo vaak aangevallen en overvallen, tot in de ballingschap toe. En in onze tijd is het Midden-Oosten nog steeds een kruidvat, en worden niet alleen christenen maar ook andere volken en groepen bedreigd en houdt je je hart vast voor wat nog komen gaat..

In een andere psalm (11) klinkt de klacht: wat kan een rechtvaardige nog doen als de grond onder alles wegzinkt, als je van alle kanten bedreigd wordt, en de enige uitweg lijkt op de vlucht te slaan. Kijk, maar dan kijkt in die psalm 11 David naar boven en hij zoekt houvast bij de HEER die boven dat alles troont in de hemel en ziet wat op aarde gebeurt, en die op zijn tijd ingrijpt en recht zal doen. Daar mag een gelovige hoop uit putten en moed door verzamelen en kracht om vol te houden.

Psalm 136 begint ermee, met lof toe te brengen aan de allerhoogste God, de oppermachtige Heer. Ja en Hij die erboven staan en wat er ook gebeurt alles regeert en het niet uit de hand laat lopen, die oppermachtige Heer, is niet een sluwe dictator of een onvoorspelbare tiran, maar Hij is goed en te vertrouwen, en dus ook uit op wat goed is voor zijn schepping,  en voor zijn mensen.

Dat  hoor ik doorklinken in de namen, de eretitels waarmee deze psalm begint:  de ‘allerhoogste God en oppermachtige Heer’, Hij  is eerst en boven alles uit: HEER – in het Hebreeuws Jahwe – de God die zich aan mensen verbonden heeft, die een verbond heeft gesloten met Abraham en met zijn nakomelingen, en zegt: Ik ben die Ik vroeger was, trouw en loyaal, en Ik zal er ook in de toekomst voor je zijn; wat er ook verandert in de wereld en in jouw leven, op Mij kun je altijd overal rekenen.

Dat is eigenlijk het grootste wonder dat een lied waard is: de hoge grote God verbindt zich met kleine en ook nog beperkte en zondige en vaak tegendraadse mensen, en Hij is en blijft trouw, zelfs als wij het laten afweten: de geschiedenis van Israël en van de kerk en van ons leven zijn het levende bewijs.

En dan is het des te meer bemoedigend dat die trouwe God die zich aan ons verbindt, onze Vader is, de allerhoogste God en de oppermachtige Heer is, want Hij zet die macht in ten goede, voor u en jou en al die andere mensen van Hem – zodat niet het kwade maar het goede het laatste woord heeft. Want (zondag 9) “Hij kan het doen als een almachtig God en wil het doen als een trouwe Vader“. Loof Hem!

2. (verbonden met en trouw) in zijn schepping

Zesentwintig keer wordt wat over God gezongen wordt beaamd met dat ‘Eeuwig duurt zijn trouw’. Daarbij is wel een woordje weggelaten wat wel is meegenomen in de vorige vertaling en in de berijming die we gezongen hebben, en dat is het woordje ‘want’:  want zijn goedertierenheid, zijn trouw, duurt tot in eeuwigheid – die trouw komt uit in wat God doet en je van Hem merkt.

Waarbij dan eerst de schepping in beeld komt, en dan vooral de vastigheid die God als Schepper gegeven heeft aan dat kleine planeetje aarde met al die mensen en die dieren die daar leven.

Ja en nog altijd functioneert het prachtig en is er zee en land die niet zonder elkaar kunnen, en danken we ons leven en de structuren van dat leven op aarde aan de zon, de maan en de sterren. We weten inmiddels wel dat niet de aarde het middelpunt is van ons zonnestelsel maar in hoe God voor zijn schepping zorgt is wel de aarde het centrale punt, al in Genesis 1 waar over de schepping door God wordt verteld met als blikrichting onze aarde – het komt terug in de psalm: de zon overdag en de maan en de sterren ’s nachts, en ook de seizoenen die elkaar opvolgen.

Hier wordt niet het hele scheppingsverhaal verteld en bezongen, het gaat om Gods trouw als basis voor ons leven, en ook de wijsheid waarmee alles is gemaakt en nog altijd functioneert.

Ik las ergens over hoe nauw dat luistert dit voorbeeld: als de aarde maar iets dichter bij de zon zou staan zou alles en iedereen verbranden, en als de afstand wat groter was, zou alles bevriezen; als de aarde iets kleiner zou zijn zou de lucht te ijl zou om te leve, was de omvang iets groter, dan zou de atmosfeer verstikkend zijn – noem het toeval, wie gelooft ziet er Gods wijsheid en trouw in.

Het zou met ontelbaar veel voorbeelden aan te vullen zijn, van immens groot tot minuscuul klein. En de belofte staat als een huis: zolang de aarde bestaat, zal het doorgaan: zaaien en oogsten, koude en hitte, zomer en winter, dag en nacht, nooit komt daar een einde aan – tot de dag, weten we uit het vervolg, dat God zelf er een einde aan maakt, als Hij een nieuwe aarde scheppen zal.

Het geeft bij alle onzekerheid, bij alles wat verandert, bij zorgen die terecht zijn over klimaatverandering, over verwoesting en rampen, over ons eigen leven, houvast en rust en moed: want de God die alles heeft geschapen en in stand houdt, heeft zichzelf voorgoed verbonden aan deze aarde en de mensen en dieren daarop, eeuwig duurt zijn trouw – wat is Hij goed!

3. (verbonden met en trouw) aan zijn volk

  Psalm 136 is – net als al die andere psalmen – ontstaan in Israël en gezongen door Israël. Geen wonder dat daarom in bijzonder gezongen wordt over de trouw van de HEER, van Jahwe, voor dat volk dat afstamt van Abraham en eeuwenlang speciaal volk van Gods verbond mocht zijn. En weer – dat ligt ook in dat woord dat je kunt vertalen met goedertierenheid en ook met trouw- dat was niet omdat Israël zo’n groot of zo’n voortreffelijk volk was – het OT maakt duidelijk dat het precies andersom was: jullie zijn een van de kleinste volkjes -zei Mozes tegen hen- bovendien een slavenvolkje,  en dan ook nog heel koppig en vaak ondankbaar – ga de geschiedenis maar na die hier wordt aangestipt op de hoofdmomenten: uittocht uit Egypte, doortocht door het water, reis door de woestijn, binnengaan in het eigen land Kanaän – en daar ook nog eeuwen van elke keer weer ontrouw en dan weer redding – want – nee niet: dat hadden we toch ook wel verdiend, we hebben ons toch goed gedragen… Nee: want uw trouw duurt eeuwig. Bedenk weer dat wat Paulus later zal schrijven: al zijn wij ontrouw, Hij blijft trouw, want zichzelf verloochenen kan Hij niet – Hij istoch die Ik ben die Ik altijd al was, en die Ik er voor jullie zijn zoals Ik er was voor jullie voorouders.

En wij mogen vanwege een nieuw verbond van God met ons – dankzij het kruisoffer van Jezus – geloven dat die God van toen ook zo onze God wil zijn – voorgoed verbonden aan zijn volk, want eeuwig duurt zijn trouw:  het verbond met Abraham bevestigt Hij van kind tot kind, nog steeds.

Daar mag je doop en de doop van je kinderen – jouw doop – ons aan herinneren, juist als veel onzeker is en we ons zorgen kunnen maken over onszelf, over zoon of dochter, over de kerk,en over wat er in de wereld allemaal gebeurt: maar God is goed, eeuwig trouw, houd moed en houd vol!

Hopelijk is het ook een boodschap waar die bedreigde christenen en andere groepen in nood, in landen als Irak en Syrië wat mee kunnen, dat de God van Abraham – ook hun voorvader (Ibrahim)  en Israël – ten diepste een broedervolk en samen mensen in die ene schepping – ook hun God wil zijn, en dat je ook vandaag je mag beroepen op zijn trouw en Hem mag bidden om recht en vrede, als je daar ook in zijn stijl en in het voetspoor van Jezus voor wil gaan en aan wil werken, dat het gebeuren kan en gebeuren zal – zoals door alle eeuwen heen steeds weer is gebeurd – “die in onze rampspoed aan ons heeft gedacht” en “die ons ontrukte aan onze belagers” – Heer, ontferm u over hen en over ons; Heer, geef toch vrede;  en geef dat we de moed niet opgeven: want eeuwig duurt uw trouw, want u hebt toch uw mensen lief, en uw schepping;  Heer, laat het werk van uw handen niet los!

4. God is goed voor en trouw aan al wat leeft

 God die een verbond sloot met Abraham en ervoor koos een bijzondere band aan te gaan met dat ene volkje Israël, had altijd ook zijn hele wereld op het oog, al zijn mensen, en ook de  dieren.

Door heel het OT klinkt dat door, en als Israël dat vergat en zich liet voorstaan op eigen vermeende rechten en voorrechten, werden ze daaraan herinnerd en weer hardhandig op hun plek gezet.

Zoals – om één voorbeeld te noemen – in Amos 9: “Zijn jullie voor mij soms meer dan de Nubiërs, Israël? – spreekt de HEER. Ik heb jullie uit Egypte weggeleid, maar ook de Filistijnen uit Kreta en de Arameeërs uit Kir?. Dus geen reden om jezelf te beroemen, welom dankbaar te zijn – en ook om te beseffen dat adeldom verplicht en dat God – zoals we zongen – trouw is in zegen, én in vloek.

Andersom is ook waar, zoals in deze psalm en ook in andere psalmen: God zorgt voor al wat leeft. Paulus herinnert er later mensen in het heidense Lystra aan dat de levende God eeuwenlang al die volken hun eigen weg liet gaan maar toch hen heeft laten delen in zijn goedheid: “vanuit de hemel heeft Hij u regen geschonken en vruchtbare seizoenen, Hij heeft  u overvloedig te eten gegeven en u zodoende vreugde gebracht” (Hand. 14: 16-17). En dat doet God nog altijd, en dan maakt Hij geen onderscheid tussen moslims en christenen, tussen noord en zuid, tussen mensen die wel en mensen die niet volgens de bijbel in Hem geloven – ja en ook de dieren en de bomen en de planten krijgen wat ze nodig hebben – hoe vol is de bijbel ook daarvan:  dat God mensen en dieren redt (Psalm 67), dat Hij zorg heeft voor lastdieren en trekdieren (die op sabbat rust krijgen en niet afgebeuld morgen worden, dat staat zelfs in de tien geboden), dat Hij zorgt voor de mussen, en eten geeft aan jonge leeuwen en aan de vogels, dat Hij zelfs waar niets meer is toch weer leven geeft.

Wat ook voor ons een boodschap heeft als het over natuur en milieu gaat, over bescherming van planten en dieren, over walvisvangst en olifantenjacht – hebben wij ook hart voor wat God onze Vader aan zijn hart gaat, en wat doen we met die scheppingstaak van bewerken én bewaren?

Ja en wat ook te denken geeft is wat God tegen Jona zei toen die boos en teleurgesteld was toen de vernietiging van het heidense en vijandig Ninevé niet doorging: “zou Ik geen verdriet hebben om Ninevé, die grote stad, waar hondertwintigduizend mensen wonen die het verschil tussen links en rechts niet eens kennen en dan nog al die dieren?”  – doorgetrokken naar vandaag: zou God geen verdriet hebben, niet alleen over al die christenen die vervolgd en bedreigd worden, maar net zo goed over die mannen en vrouwen en kinderen in Gaza, en in Damascus en waar dan ook – en ook over al die dieren die mishandeld worden en afgemaakt en met uitsterven bedreigd?

Ja want God van zijn kant is trouw, zorgzaam, goed – Hij geeft brood aan al wat leeft – wat doen wij?

 5. loof Hem die goed is en trouw (26; 1-3)

 Het ging vanmorgen niet over een leerstuk of een stelletje leefregels – al kun je er wel veel van leren. Maar vanmorgen ging het over een lied – dat begint en eindigt met de oproep om de HEER te loven.

Daar is alle reden voor want onze God die zich voorgoed met ons verbonden heeft, is goed en trouw.

Dat refrein klinkt 26 keer – ik las: dat is in het joodse denken de getalswaarde van JHWH – HEER.

Naar ons toe kun je zeggen – ons alfabet heeft 26 letters – want onze God is trouw, van A tot Z.

Laten we maar even niet meer over Hem praten, laten we zingen:  voor Hem, van zijn trouw!

amen

 

liturgie morgendienst

votum en groet

zingen:                Ps. 100 (1-4)

wet van God

zingen:                Ps. 111: 4,5

gebed

Schriftlezing:     2 Kron. 7: 1-7  en Ezra 3: 10-13

zingen:               Ps. 136  (1a, 2a, 4v,  5m , 10v, 12m, 18v, 19m, 20a,21a;  R:a)

verkondiging:   Psalm 136  

zingen:               Gz. 160 (1,2)

gebed

collecte

zingen:               Lied 257=Gz. 108 GK

zegen

Zondag 49 Heid. Cat. : Recht op het doel af!

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Waarom laat God de tien geboden zo scherp preken?

De vraag vooraf is dan wel of die tien geboden nog wel zo scherp gepreekt worden.En of, als dat wel gebeurt, wij daar wel zo op zitten te wachten, en of dat wel overkomt. Zijn we niet allemaal geneigd al prekend en al luisterend de scherpe kantjes eraf te slijpen? Als het gaat over God in alles de eerste plaats geven, en over de naaste liefhebben als jezelf: over dat als je al met begerige blikken kijkt naar de vrouw of man van een ander, je al fout zit, over dat niet doden ook wat zegt over hoe je omgaat met je lichaam, over eten, drinken, roken.., over dat het goede zoeken voor alle mensen, en over de minste willen zijn en elkaar willen dienen.. en zo is er nog wel een lijstje aan toe te voegen – stel dat het echt zo op scherp wordt gezet…….

Ja, en laten we eerlijk zijn, doet de catechismus in zondag 44 niet zelf eraan mee de ernst en scherpte van de geboden af te zwakken, als eerst heel radikaal de puntjes op de i worden gezet:  “dat zelfs de geringste neiging of gedachte die tegen enig gebod van God ingaat, in ons hart nooit meer mag komen, maar dat wij altijd met heel ons hart alle zonden haten en lust tot alle gerechtigheid hebben” – dat is niet minder dan de eis volmaakt te zijn – maar dan in vraag en antwoord 114 het compromis binnengehaald lijkt te worden als met zoveel worden wordt gesteld dat ook gelovigen, tot God bekeerde mensen, hier nooit van hun leven aan toe komen:  “zelfs de allerheiligsten hebben in dit leven niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid, maar wel zo dat zij met een ernstig voornemen niet slechts naar sommige, maar naar alle geboden van God beginnen te leven“….blijft het dan niet weer bij goede voornemens terwijl tegelijk het excuus klaar ligt: maar we zijn nou eenmaal onvolmaakt, en ik ben nou eenmaal zo, en ik doe mijn best, meer lukt echt niet, en we leven in een zondige wereld waar je toch ook niet uit kunt stappen….en soms ook. maar we zijn toch door Christus bevrijd van de veroordeling door de wet, Jezus heeft toch voor ons de wet vervuld, en als wij geloven in Jezus, dan vergeeft God ons toch?

Eerder heeft de catechismus zelf ook die spanning al wel aangevoeld, en gewaarschuwd dat Gods genade en vergeving nooit excuus kunnen zijn om je neer te leggen bij de zonde en bij de onvolmaaktheid: “maar maakt deze leer de mensen niet zorgeloos en goddeloos?” 

“Nee”, was het antwoord van zondag 24, “want het kan niet anders of ieder die door waar geloof in Christus ingeplant is, brengt vruchten van dankbaarheid voort” –  zoals Jezus heeft gezegd dat je een boom leert kennen aan zijn vruchten, en Jacobus schrijft dat geloof dat niet door de liefde werkt, handen en voeten krijgt, geen echt geloof is, dood is en waardeloos.

Zo gaan we ook Paulus begrijpen die heeft gebroken met een leven van zichzelf opwerken tot volmaaktheid, en erkent er lang nog niet te zijn, maar wel verlangt en jaagt naar dat einddoel.

 Recht op het doel af!

1. dat vraagt een duidelijke keus : voor Christus en voor wat Hij belooft

2. dat is een dagelijkse strijd, vooral met mezelf: mijn zwakke plekken en blinde vlekken

3. dat is geen hopeloos project: dankzij de kracht van Christus en met hulp van Gods Geest

1. dat vraagt een duidelijke keus : voor Christus en voor wat Hij belooft

Het is best een heel persoonlijk – je zou haast zeggen: geëngageerd en emotioneel – verhaal. In het kort is het Paulus’ levensverhaal met als rode draad hoe Jezus zijn leven heeft veranderd. Niet uniek trouwens in de bijbel: dat boek dat over God maar minstens evenveel over mensen gaat, en dat is mooi en belangrijk want geloven is niet een theorie maar raakt heel ons leven.

Neem maar David in zijn psalmen met daarin de ups en downs van zijn leven en geloofsstrijd, neem de profeten die vaak een boodschap moesten brengen die hen door elkaar schudde en die ook hebben geleden onder verzet en vijandschap, neem de strijd die Job uitvocht met zijn vrienden én met God, en neem apostelen als Petrus en Paulus die veel lieten zien van zichzelf.

Dat heeft ook ons wat te zeggen: zijn we open over wat geloven voor ons betekent, wat we ervaren van Gods liefde, wat God gedaan heeft en doet in ons leven, maar ook wat we aan twijfels kunnen hebben en hoe we daarmee omgaan, en dat het soms een worsteling is…..

Ook dat valt eronder als Paulus schrijft: volg mij na, en kijk naar wie net zo leven als ik (vs.17) .  Want het is niet het verhaal van een modelgelovige die mijlenver uitsteekt boven jou en mij, maar het eerlijke verhaal van een mens met ook zijn zwakke plekken en blinde vlekken, met een verleden waarin zwarte bladzijden – ik heb de gemeente van Christus fanatiek vervolgd…

Het verhaal van een gelovige die dankzij zijn Heer op de goede weg is maar nog lang niet het doel heeft bereikt, en die weet dat er nog een weg te gaan is, met valkuilen en tegenslagen.

Kijk, en dan is de rode draad door dat levensverhaal van Paulus dat hij door Christus Jezus is gegrepen en dat daardoor zijn leven radikaal veranderd is: “het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles” – en dat voor iemand die – zoals hij dat ook hier en vaker eerlijk vertelt – vroeger dacht Jezus niet nodig te hebben en Jezus zelfs zag als bedreiging, als een godslasteraar en een overtreder van Gods wet: “ik heb de gemeente fanatiek vervolgd”.

Het keerpunt was zoals we wel weten dat moment dat Saulus onderweg naar Damascus om ook daar die lui van Jezus te vuur en te zwaard te bestrijden, letterlijk door Jezus gegrepen werd, bij de kraag gepakt en gearresteerd: jij bent een geschikt instrument in mijn dienst.

Van toen werd alles anders:  “Wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Sterker nog, alles beschouw is als verlies. Omwille van Hen heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen en één met Hem zijn”. Dat lied dat we net gezongen hebben was Paulus uit het hart gegrepen:  “Als Hij maar van mij is en ik ben van Hem, laat ik alles staan, wil ik enkel zijn waar Hij is….volg ik Hem waar Hij zal gaan. En dan is mij om het even, heel het lichte, luide, aardse leven”. Christus overtreft alles!

Geloven niet als veel weten over, niet het aanvaarden van een aantal leerstellingen of het je houden aan een serie regels, maar echt houden van… en je helemaal toevertrouwen aan… en dan ook je Heer volgen waar Hij met je heen gaat, en alles loslaten wat daarbij in de weg zit.

Dan gaan we beter snappen wat Paulus zegt over zijn levensverhaal tot aan die ommekeer. Het lijkt wel of hij alles wat hij had meegekregen, aan de kant schuift als waardeloos: “alles beschouw ik als verlies…ik heb alles als afval weggegooid”, en dat is dan dat hij met acht dagen besneden was, en uit de stam Benjamin kwam en dat hij precies was in zijn dienen van God….

Stel dat ik zou zeggen: ik ben een paar dagen oud gedoopt en altijd lid van de kerk geweest en zelfs van de vrijgemaakte kerk en ik heb belijdenis gedaan en in Kampen gestudeerd en ik ben dominee geworden…maar ik zie nou in dat dat allemaal waardeloos is: weg ermee!  Wat zou u denken? Je kunt je indenken dat Paulus zich schaamt voor dat vervolgen van de gemeente….maar de rest?

Ja maar, zo bedoelt Paulus dat niet, en zegt hij het ook niet: alsof hij zich ervoor schaamt Jood te zijn, besneden te zijn; alsof de wetten die God via Mozes gegeven had, slecht zouden zijn, en alsof die Farizeese manier van leven alleen maar verkeerd zou zijn, wettisch, hypocriet…..nou, daar heeft Paulus wel andere dingen over geschreven – b.v. dat de wet ‘heilig is en rechtvaardig en goed’. En ook dat het Joodse volk de stamboom is waarop heiden-christenen a.h.w. later zijn ingeplant..

In Rom 3: 4 schrijft Paulus dat het een voorrecht is besneden te zijn en tot Gods volk te horen: “aan de Joden heeft God als eersten zijn woord toevertrouwd” – en in 9: 4 gaat hij erop door: God heeft de Israëlieten tot zijn kinderen aangenomen en aan hen zijn nabijheid, de verbonden, de wet, en de beloften geschonken; ja, en meer dan alles: uit dat volk is de Christus voortgekomen.  Prijs de HEER!

Daarmee zijn we precies waar Paulus heen wil, waar het  hem . waar het God -om gaat: om Christus. Al dat mooie van Jood zijn en de wet van God proberen na te leven, verbleekt bij wie Christus is;zoals een uitlegger het vergelijkt met de maan die ’s nachts licht geeft maar dat licht verbleekt en valt bijna weg als de zon gaat stralen – zo hier:  “het kennen van Christus Jezus mijn Heer overtreft alles”.

Niks negatiefs dus over afstamming, over besnijdenis, over de wet van Mozes – en wat ons betreft: over gedoopt zijn en een christelijke opvoeding en kerklid zijn en naar de kerk gaan en bidden – integendeel –  als het maar niet los komt te staan van dat allerbelangrijkste en allesbepalende: die band aan Christus, het vertrouwen dat je niks kan verdienen en hoeft verdienen maar dat Hij alles heeft verdiend; als maar niet mijn afkomst of inzet of vroomheid de overgave aan de Heer in de weg staat – en het wordt waar Paulus tegen waarschuwt: op vlees vertrouwen, het van jezelf verwachten.

Zondag 44 sluit daarop aan als er staat dat Gods geboden ons steeds weer voorgehouden worden om ons er toe te brengen dat we“onze zondige aard steeds meer leren kennen”  en “nog meer begeren de vergeving van de zonden en de gerechtigheid (vrijspraak) in Christus te zoeken”: Heer, ontferm U!

Dus nee, geen sprake van dat vertrouwen op vergeving en redding door het werk van Jezus ertoe zou leiden dat een christen tevreden is met zichzelf, en zich neerlegt bij dat onvolmaakte – zo van: we kunnen toch niet doen wat God vraagt, we zijn en blijven onvolmaakt, en God vergeeft wel  weer.

Paulus zegt juist:  ik ben er nog lang niet,  en dat zet  me aan om vol te houden en de finish te halen! Zondag 44 weer: “dat wij zonder ophouden ons inspannen” : achter Christus aan, recht op het doel af.  En dat niet om de hoofdprijs te verdienen,  maar om de prijs die al klaar ligt, in ontvangst te kunnen nemen: geloven is niet stilstaan en gearriveerd leven maar is de wedloop lopen die voor ons ligt.

En- lees Heb. 12: 2 – houd daarbij Jezus voor ogen , “de grondlegger en voltooier van ons geloof”.

2. dat is een dagelijkse strijd, vooral met mezelf: mijn zwakke plekken en blinde vlekken

In de bijbel wordt voor geloven vaak het beeld gebruikt van sport, een wedstrijd,  een wedloop. Vooral bij Paulus komt die beeldspraak regelmatig langs, ook in het hoofdstuk dat we net gelezen hebben: ik richt me op wat voor me ligt; ik ga recht op mijn doel af; volg mij na, broers en zussen…

In 1 Kor. 9 is het nog duidelijker: ren als de atleet die wint….voor een onvergankelijke erekrans; en in 2 Tim.4, terugkijkend en vooruitkijkend:“ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer aan mij zal geven op de grote dag”.

Kijk, en bij een wedstrijd – of dat nou hardlopen is, of wielrennen, schaatsen, of voetballen, hoort dat het inspanning kost, dat getraind moet worden, en ook dat het tegen kan zitten, en je kunt verliezen; en dus komt het aan op inzet, volhouden, en moet je als je gevallen bent, opstaan en weer doorgaan – want als je moedeloos aan de kant gaat staan, afhaakt, kom je nooit bij de finish.

Nou, dat is bij de wedstrijd van het geloof niet anders; de Heer zei van te voren: als je Mij wil volgen, moet je bereid zijn je kruis op je te nemen, jezelf te verloochenen, en Mij te volgen op mijn weg.

Als er een is die dat aan den lijve heeft ondervonden, is dat Paulus wel – die heel wat heeft moeten doorstaan en heeft moeten loslaten, vanwege zijn keus om helemaal voor Jezus zijn Heer te gaan – op het moment dat hij deze brief schreef zat hij om het evangelie in de gevangenis en dat was niet voor het eerst en niet voor het laatst – en hij heeft nog veel meer ontberingen en ellende doorstaan.

Vandaar dat hij schrijft over delen in het lijden van Christus en aan Hem gelijk worden in zijn dood – uiteindelijk is dat voor Paulus letterlijk werkelijkheid geworden – maar hij had het ervoor over, in de stellige verwachting dat het door lijden heen tot heerlijheid zou komen: “in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan” (11); en dat Christus terug zal komen uit de hemel om dan alles aan zich te onderwerpen en ‘ons armzalig lichaam’ aan ‘Zijn verheerlijkt  lichaam’  gelijk te maken (vss. 20-21).

Nou, en daarom kan wat de apostel meer dan eens in deze brief schrijft: wees blij in en met de Heer! Een hele opdracht maar vooral een hele opsteker met het oog op wat zo moeilijk kan zijn en zo tegen kan vallen, ook en juist voor mensen die willen geloven en de weg willen gaan achter hun Heer aan.

Het valt op dat Paulus zich niet liet neerdrukken door wat hem overkwam of door wat  mensen hem aandeden, dat hij ook niet negatief deed of agressief reageerde bij wat hem soms vanuit gemeentes voor de voeten werd gegooid, maar zich als echte volgeling van zijn Heer liet kennen – die als hij werd uitgescholden niet terug schold en als hij niet dreigde maar zelfs bad voor zijn vijanden – dat merken we ook Paulus – en ook daarover zegt hij dat we zijn voorbeeld moeten volgen en zo Jezus volgen…

Ja, en daar zit ook achter dat de apostel zichzelf kende en wist dat je als gelovige vooral een strijd hebt met jezelf – met je karakterfouten en valkuilen, met je blinde vlekken en je zwakke plekken.

Heel eerlijk is de apostel daarover in Romeinen 7 – Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik”.

Zondag 44 is niet pessimistisch maar wel realistisch als er staat dat zelfs de allerheiligsten- die in onze ogen en misschien ook wel in eigen ogen een eind gekomen zijn op die weg achter hun Heer aan, dat zelfs zij die wij misschien als geloofshelden zien en eren – nog maar een klein begin hebben van de nieuwe gehoorzaamheid;  zoals Paulus met alles wat hij voor zijn Heer over had en had mogen doen en had doorstaan met beide benen op de grond bleef: “ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt.”

Dat is bescheiden maar niet als excuus bedoeld, zo van: ik ben nou eenmaal zo, de mensen en ook God moeten me maar nemen zoals ik ben – nee, het is juist een aansporing om vol te houden: dat wij zonder ophouden ons inspannen – om te vechten tegen zonden en zwakheden van onszelf, om open te staan voor de feedback van de Heer zijn wet, zijn bijbel- en de feedback van mensen om ons heen.

Ja, en om steeds te blijven bidden om kracht van boven: geloof, wijsheid, volharding – zodat we niet opgeven maar in de wedstrijd blijven, en dat samen, want de lat ligt hoog maar is niet onhaalbaar.

3. dat is geen hopeloos project: dankzij de kracht van Christus en met hulp van Gods Geest

Ik zei dat zondag 44 realistisch is maar niet pessimistisch: een klein begin is toch echt een begin. Daarmee zijn we heel wat verder gekomen dan in zondag 5 waar de vraag wordt gesteld of we als mensen kunnen volbrengen wat God vraagt: Hem volkomen liefhebben en ook elkaar liefhebben. Toen was het ontluisterende antwoord: nee, want naar mijn aard ben ik erop uit God en mijn naaste te haten – als enige uitweg werd gewezen “dat we door de Geest van God wedergeboren worden”.

Nou, en dat wil die Geest ook doen als we daarvoor openstaan en daarom vragen – hoor antw. 115: God bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden = om steeds meer te gaan lijken op Christus onze Heer – kijk maar naar hoe dat ging met Paulus – neem een voorbeeld aan andere gelovigen – en help elkaar, laten we elkaar meenemen. Mooi dat Paulus het dan heeft over dat hij Christus wil kennen “en de kracht van zijn opstanding”.

Gelukkig: het is Goede Vrijdag geweest en Pasen – verbonden met Christus de Opgestane kunnen ook wij opstaan, elke dag, tot dat nieuwe leven – op weg naar de dag dat echt alles nieuw wordt!

    Als we in Jezus’ voetsporen gaan, en zijn leven ons leven wordt!                

                                                          amen       

liturgie morgendienst

zingen:    Ps. 108: 1,2

wet van de HEER

zingen:    Ps. 119: 1,3

gebed

Schriftlezing:  Filipp. 3:1- 4:1  

zingen:    Lied 455 (1,2,3)

verkondiging:  zondag 44

zingen:    Ps. 119: 64,65

gebed

collecte

zingen:   Lied 293: 1,3

zegen