God is onvoorstelbaar groot – in liefde en genade!

Heid. Catechismus Zondag 35 (het tweede gebod)
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, Het tweede gebod: “God kan en mag op geen enkele manier afgebeeld worden”, Is de strikte uitleg van het tweede gebod in zondag 35 van de catechismus. Met daarbij dat schepselen wel afgebeeld mogen worden maar niet om ze te vereren. Altijd een lastige als het gaat over bijbel en cultuur: wat mag wel en wat mag nou niet?

Een detail uit de wereldberoemde plafondschildering van Michelangelo in de Sixtijnse kapel in Rome – God die met eigen vinger de mens Adam schept – mag dat wel? En een groter detail: God zelf uitgebeeld als de oude wijze, de oude van dagen, naar het visioen van Daniël 7 – om te benadrukken dat God de eeuwige is – wat volgens zondag 35 zonde is tegen het tweede gebod:  God op geen enkele manier afbeelden. Je kunt genieten van zo’n kunstwerk – en ik denk dat dat niet verkeerd is – maar het risico is wel dat je één kant van wie God is uitbeeldt en dan eenzijdig en verkeerd over God gaat denken – b.v. als onze lieve Heer die alles wel goed vindt en nooit boos wordt. En dat je het beeld bevestigt van een mannelijke God, terwijl God geen mens is en dat wat over God wordt gezegd beeldtaal is, ontleend aan onze wereld, om ons het te laten begrijpen. We lezen vaak over God als een sterke zorgzame vader maar ook dat Hij als een moeder troost. Een eerste waarneming is daarom rond dit tweede gebod: God is altijd meer en groter en anders dan wij ons kunnen voorstellen en ons kunnen indenken en kunnen verbeelden – onvoorstelbaar!

Wat trouwens altijd het gevaar is bij beelden, hoe mooi ook en verhelderend: pas op dat ze niet zich vastzetten tot eenzijdige denk- beelden – en andersom: z omaar hebben wij ons eigen denkbeeld van God of van Jezus of over het geloof en gaan we ons daar helemaal op focussen,  en denken we dat wij wel weten wie God is en wat God ervan vindt, en gaan we daar dan ons gedrag op aanpassen en anderen daarnaar beoordelen en op afrekenen. En dan laten we ons niet meer verrassen en corrigeren vanuit de veelkleurigheid van wie God is en door woorden van God en beelden over God die net weer een andere kant laten zien. Lees zo ook die nadruk van zondag 35 op de levende verkondiging van Gods Woord, die beweeglijk moet blijven en niet moet stollen en verstarren door dood materiaal: hout, steen, verf, doek, film. Ook wat via de beamer op ons af komt, is altijd minder en vaak net anders dan het echte leven.

We gaan er nog wat dieper op in, op dat tweede gebod en de achtergronden ervan, en we willen vooral zo goed mogelijk in beeld krijgen wie God is en hoe we Hem toch en juist beter kunnen leren kennen – als onvoorstelbaar groot – in zijn liefde en in zijn genade – en juist zo heel dichtbij ons.

God is onvoorstelbaar groot – in liefde en genade!
1. dat moest Israël leren
2. dat mocht mozes ervaren
3. dat maakt Jezus ons eigen

1.  dat moest Israël leren
Hoe bestaat het nou dat ze net gehoord hebben dat ze geen godenbeeld moesten maken, en dat ze een paar weken later al tegen Aäron zeggen: “maak een god voor ons die voor ons uit kan gaan!” – en dat als Aäron dan schoorvoetend toegeeft en er een gouden stierkalf gefabriceerd wordt en op een voetstuk wordt gezet, ze roepen dat dit hun god is die hen uit Egypte heeft gebracht – wat is dat toch?

Wat uit dit hele verhaal naar voren komt zijn twee aspecten – die ook voor ons leerzaam zijn. Het eerste is dat ook in dit verhaal blijkt hoe moeilijk het is te geloven in wat en Wie je niet ziet. Ze hadden wel veel van God gezien en gemerkt – in Egypte  al, denk aan die plagen, aan hun bevrijding uit Egypte en dwars door de zee, en daarna ging de wolk voorop en ’s nachts een vuur. Ja, en bij de Sinai was er dat indrukwekkende van donder en bliksem, en van die donkere wolken. Maar God zelf zien, nee, dat niet, Mozes was in eigen persoon de vertegenwoordiger van de HEER. Gelukkig ook maar, want Gods verschijning maakte bang: Mozes, praat u maar met God en vertel ons maar wat God van ons wil, laat God niet zelf met ons spreken, want da sterven wij – ze waren diep onder de indruk van Gods majesteit en ze wisten van hun eigen kleinheid en zondigheid – dat overleef je niet als je te dicht bij dat vuur komt, als het licht van de hemel recht in je ogen schijnt.

Kijk, maar als dan Mozes de berg op is, voor de ontmoeting met de heilige God, en hij dag in dag uit en nu al weken weg blijft, slaat de schrik hen om het hart: zie je wel, dat je zo dicht bij Zijne Majesteit niet kunt overleven: “wat met die Mozes is gebeurd weten we niet, en wat moeten we nou, hoe komen we ooit zonder kleerscheuren in dat beloofde land, wat is nou nog ons houvast?” En dan drijft naar boven wat ze al generaties lang gewend waren in Egypte: je goden zichtbaar en vooral ook tastbaar maken, zodat je iets hebt om je er wat bij voor stellen en aan vast te klampen: “maak ons een god die voor ons uit kan gaan” – en dat moet een god zijn die sterk is en voor je kan opkomen – vandaar dat stierkalf, met horens en al om uit te beelden hoe de HEER kan bevrijden, en zat ook nog die stiergod van Egypte in hun herinnering – Apis – de god van jeugd en vruchtbaarheid?

Maar daar komt nog iets bij, en dat heeft te maken met dat indrukwekkende en angstaanjagende van de verschijning van de HEER op de berg, en met hun angst: laat God niet zelf met ons spreken want dat overleven we niet, Mozes doe jij het maar, wees jij maar tussenpersoon. Maar nu Mozes weg is en ze er alleen voor staan, alleen met die machtige God van donder en vuur, moet er wat anders komen als tussenschakel, om God dichtbij te halen en dat toch te overleven. Precies dat was en is nog vaak in allerlei religies de functie van een godenbeeld. Je kunt het met een transformator vergelijken die te hoge spanning van de elektriciteit omzet in een lagere spanning die veilig is om b.v. je trein te laten rijden en te voorkomen dat je een grote schok krijgt. Een uitlegger zegt: “in het beeld werd de dodelijke goddelijke hoogspanning getransformeerd tot een onschadelijke zwakstroom… dat beeld  maakte de godheid tegelijk beheersbaar en hanteerbaar” .

Kijk, en dat het zo niet werkt bij de God van Israël, dat onze God niet maakbaar is en niet te kneden naar ons model en volgens onze denkbeelden, dat moest Israël leren en moeten ook wij steeds weer leren – wij die geen godenbeelden maken maar ook zo onze denkbeelden kunnen hebben over wie God is en hoe God volgens ons zou moeten zijn en voor ons zou moeten doen – zij en wij moeten leren dat God anders is dan wij en groter dan wij ons kunnen indenken – onvoorstelbaar groot. En dus kunnen wij nooit God inpassen in onze schema’s en Hem niet voor onze karretjes spannen. Het is te dwaas voor woorden, en ook armoedig en triest dat ze zeggen: maak ons een god – dat wij al te vaak denken dat wel weten hoe het zit en wie God is en wat God wil – terwijl het precies andersom is: God die ons mensen heeft gemaakt naar zijn evenbeeld en ons weer wil maken tot mensen die Hem vertegenwoordigen – niet een god die wij met ons meedragen maar een God die mensen kan maken en breken maar in zijn liefde en genade ons wil dragen en thuis wil brengen.

2.  dat mocht Mozes ervaren  – dat God onvoorstelbaar groot is, in liefde en genade
Er was heel wat gebeurd na dat offerfeest rond het gouden kalf – het staat in Exodus 32 en 33. God was heel boos geworden en Mozes was ook erg kwaad, zo erg dat hij toen hij terug was van de ontmoeting met God op de berg, de twee platen met de wet erop had stuk gegooid. Daarna had Mozes het gouden stierbeeld stuk geslagen en verbrand: de asresten werden over het water uitgestrooid en dat moesten de mensen drinken: smerig natuurlijk, en ongezond… Ja, en God had gedreigd het volk te vernietigen, wat Mozes ertoe bracht voor zijn volk te bidden als een echte middelaar; hij ging zelfs zover dat hij zei:  straf mij dan maar, en vergeef het hun. Waarop de HEER zijn hart liet spreken en op Mozes vurige gebed zelfs weer mee wilde gaan.

Dat staat vlak voor wat we hebben gelezen: “de HEER zei tegen Mozes: ‘Ik verzeker je dat Ik zal doen wat je vraagt, want Ik ben je goedgezind en Ik heb je uitgekozen”. Zo nauw is de band van God met zijn knecht Mozes – in 33: 11 staat zelfs: “de HEER sprak persoonlijk met Mozes, zoals een mens met een ander mens spreekt” – letterlijk staat er:  “zoals een man spreekt met zijn vriend”. Zo ging God eerder om met Abraham: “Zou ik voor Abraham geheimhouden wat Ik van plan ben?” En Jezus zegt: “jullie (mijn leerlingen) zijn mijn vrienden, wanneer je doet wat ik zeg… vrienden noem ik jullie, omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord, aan jullie heb bekend gemaakt” (Joh. 15). Dat mogen we ook op onszelf betrekken als we in de Heer Jezus geloven en Hem willen volgen. Dan noemt Hij ook ons zijn vrienden, dan mogen we in en door Hem God kennen en liefhebben als onze Vader – we mogen in zijn hart kijken, waarin voor ieder van ons een warme plek is – we mogen alles delen met Jezus wat de Vader aan Hem geeft: liefde, vrede, vriendschap, toekomst. Denk ook aan het gebed: klop en de deur gaat open, vraag maar en Vader luistert – zoals in die bekende psalm: “open maar uw mond, bid tot Mij vrijmoedig, pleit op mijn verbond” – en dat verbond is precies die relatie van liefde en vriendschap, die band van Vader met zijn kinderen. Ik mag alles zeggen en vragen wat ik op mijn hart hebt, en Vader legt zijn hart voor mij op tafel, een hele bijbel vol met Gods plan met ons: ons geluk, een hoopvolle toekomst, eeuwig leven.

Ja, en dat allemaal is een des te groter en onbegrijpelijker wonder als je beseft wie God is. Mozes mocht het ervaren dat die God zijn vriend wil zijn, die nooit zijn vriendje wezen kon. Daar was Mozes zich wel van bewust, hoor maar zijn wens: “laat mij toch uw majesteit zien”. Daar klinkt een diep verlangen in door om nog dichterbij te komen, om God nog beter te leren kennen, zoals vrienden die op afstand met elkaar communiceren – b.v. via de telefoon of internet – graag elkaar opzoeken om elkaar in de ogen te kijken en persoonlijk te ontmoeten en bij te praten. Mozes weet wel dat er grote afstand is, dat God God is en hij mens, vandaar: uw glorie, uw luister.

Maar hoe mooi ook dat verlangen, hoe begrijpelijk die vraag: dit is nog te hoog gegrepen. Nee Mozes, is het antwoord van de HEER, dat zal niet gaan: “mijn gezicht zul je niet kunnen zien, want geen mens kan Mij zien en in leven blijven” – zoek niet wat te groot voor je is en te hoog. Maar wat de HEER wel Mozes laat ervaren, is eigenlijk nog mooier en nog waardevoller: hij kan de HEER niet recht in het gezicht kijken maar mag Hem wel recht in het hart kijken, hoor maar: “Ik zal in mijn volle luister voor je langs gaan en in jouw bijzijn de naam HEER uitroepen” – het staat  er als je letterlijk vertaalt eigenlijk nog mooier: “Ik zal bij je langskomen met al mijn goedheid” = “Ik schenk genade aan wie Ik genade wil schenken, en Ik wil barmhartig zijn voor wie Ik barmhartig wil zijn” – dat lijkt alleen maar herhaling, twee keer hetzelfde maar het is bedoeld als een ijzersterke belofte: Ik ben een en al genade – zo zelfs dat Ik verder wil met dat koppige opstandige volk – en als Ik zeg dat Ik medelijden heb en weer met mensen verder wil, dan is dat ook zo en dan doe Ik dat ook.

Nou, mooier kan God het niet maken toch, hoe dichterbij God wil je komen, hoe meer liefde wil je? Mozes kon en mocht niet met blote ogen recht in het Licht kijken dat veel feller is dan de zon. Hij kreeg wel een glimp van die zon te zien, afgeschermd door Gods eigen hand als wat het een soort zonnebril – zoals mensen naar de zon of een zonsverduistering kijken met hun ogen beschermd -maar vooral: hij heeft de onvoorstelbare grootheid van Gods liefde en genade ervaren – garantie voor een nieuw begin – wat ook kwam. het vervolg vertelt over nieuwe platen met de verbondswet en daarna het vervolg van de reis richting het land dat was beloofd voor God en zijn volk – samen. Waarmee het beeld steeds scherper wordt en mooier van wie God is en wie God wil zijn – voor ons.

3. hoe groot God is in liefde en in genade –  dat maakt Jezus ons eigen
We zagen: via zelfbedachte en eigengemaakte beelden proberen mensen hun goden naar zich toe te halen, aan zich te binden, voor zich te winnen en voor hun kar te spannen -een zinloos bedrijf. Profeten steken er de draak mee, psalmen belijden de onmacht van mensen en hun afgoden: “hun goden zijn van zilver en van goud, slechts mensenwerk zodat wie op hen bouwt, vergeefs om hulp zal vragen” – maar: “vertrouw op God—Hij is steeds je hulp en schild geweest… de HERE die de hemel en de aard’ geschapen heeft en die sindsdien bewaart, zal u zijn zegen geven”. Een boodschap niet maar om die anderen – die volken buiten Israël – die mensen die het niet van onze God verwachten maar hun leven anders inrichten – een sneer te geven of je meer en beter dan hen te voelen – maar vooral een boodschap om jezelf eigen te maken en je aan die God toe te vertrouwen – alert erop dat je zo gauw zelf een (denk)beeld vormt van God naar eigen smaak of theologische traditie of wensdromen – en vergeet dat God altijd groter is, meer, anders – en dat we niet God naar ons toe hoeven te halen maar dat Hij allang naar ons is toegekomen, en dat we Hem steeds beter kunnen leren kennen naarmate Jezus ons steeds meer eigen wordt.

Johannes zet er zijn evangelie mee in en het blijkt al doorlezend de rode draad in zijn verhaal: “het Woord – dat is die God die geen beeld van zich laat vormen, snijden, bedenken – maar die mensen aanspreekt, die zijn naam bekend maakt (een God die ‘liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig’ (Ex 34: 6) – “dat Woord is mens geworden  (de mens Jezus uit Nazaret) en heeft bij ons gewoond , en wij (zegt Johannes zijn leerling en vertrouweling) hebben zijn grootheid gezien (meer dan Mozes ooit kon zien), de grootheid van de enige Zoon van de Vader –  want “niemand heeft ooit God gezien (Israël niet, zelfs Mozes niet), maar de enige Zoon, die zelf God is, die aan het hart van de Vader rust (dichterbij kan niet, intiemer band is er niet), heeft Hem (de Vader) doen kennen – hij zegt: “wie Mij gezien heeft, heeft de Vader gezien” (Joh. 14:  7-9)

Dus wil je God kennen, echt ‘kennen’ – Hem in de ogen en vooral in het hart kijken, kijk naar Jezus. Ja, want in Jezus krijgt God een gezicht – een menselijk gezicht – krijgt God handen en voeten. Maar leer dan wel de hele Jezus kennen en maak je alles eigen wat Hij deed en wat Hij zei – en daar hebben we wel een heel leven voor nodig, en daar hebben we wel elkaar bij nodig, want voordat we het weten maken we ook van Jezus weer onze eigen denkbeelden en gaan we selectief shoppen in zijn woorden en zijn daden – heeft ieder zo zijn eigen Jezus-beeld.

Maar als we Jezus als onze Heer erkennen en steeds beter willen leren kennen, komt God steeds dichterbij – want in Jezus wordt het waar: God-met-ons – Immanuël –  en in en door Jezus gaat die naam van de HEER stralen:  een God die liefdevol is en genadig, en trouw. Ja, en meer dan waar ook komt het aan het licht als Jezus voor ons aan het kruis hangt en door zijn eigen Vader wordt verlaten – om ons voor altijd bij Vader thuis te laten komen.

Nergens meer dan op Golgotha komt aan het licht:  onze God is onvoorstelbaar groot,
                                                        in liefde en in genade.

Die liefde en genade zijn genoeg om het vol te houden tot aan de finale – als het zover komt – lees Paulus – dat geloven aanschouwen wordt – God zien – oog in oog met Gods heerlijkheid!

amen

liturgie morgendienst zondag 20 oktober 2013
votum en groet
zingen:   Ps. 27: 1,3
gebed
lezen:     Ex. 20: 1-21
zingen:   Ps. 103: 1,2
Schriftlezing:   Ex. 32: 1-14 en 33: 18-23
zingen:   Ps. 103: 3,4
Schriftlezing:  Joh. 1: 14-18
zingen:   Ps. 103: 5,7
verkondiging: zondag 35
zingen:   Gz. 160 (1,2)
gebed
collecte
zingen:   Ps. 139: 8
zegen

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *