God wil ons helemaal: mensen uit één stuk

Jakobus 4: 5-6
Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, u en jullie,
Waarom heeft die Jakobus nou niet wat duidelijker gezegd en geschreven wat hij bedoelde? Ik weet niet hoe het u is gegaan bij het lezen zonet, maar ik vind het een paar lastige verzen, en dat in een brief die over het geheel genomen glashelder is, en voor geen misverstand vatbaar. Als je de manier van schrijven van Jakobus vergelijkt met die van Paulus, is Jakobus veel minder iemand van diepzinnige betogen en lange zinnen waarover je soms best even moet nadenken maar meer een man van de praktijk die recht op de man en de vrouw stevig zijn mening neerzet.

Ook in dat hoofdstuk dat we net gelezen hebben, windt hij er geen doekjes om en zegt hij precies waar het op staat; ik denk zomaar dat zijn lezers het hem niet allemaal in dank afgenomen hebben. Het zal je maar worden gezegd: jullie zijn jaloers en moorddadig, jullie bekvechten en maken ruzie met elkaar, en jullie zijn tot in jullie bidden alleen maar met jezelf bezig; en in het vorige hoofdstuk was het ook al van dik hout zaagt men planken: jullie prijzen God en tegelijk spreken jullie kwaad over mensen, jullie laten je beheersen door jaloezie en egoïsme – het zal je maar gezegd worden!

Maar dat stukje wat ik voor vanmorgen als tekst gekozen heb, staat terecht bekend als een moeilijke tekst die – zoals uitleggers ook aangeven – voor nogal wat vragen en problemen stelt. Het is zelfs al lastig hoe vers 5 vertaald moet worden; wat u merkt als u wat vertalingen naast elkaar zou leggen, b.v. de Statenvertaling, de vertaling van 1951, en de Nieuwe Bijbelvertaling. Als het gaat -zoals er letterlijk staat – “de G/geest die Hij – God – in ons laat wonen” – dan kiest de SV ervoor dat de Geest van God is bedoeld, de Heilige Geest – die wil wonen in mensen die bij Jezus willen horen en die samen zijn gemeente vormen – wij mogen tempel zijn van de H.Geest. Maar je kunt ook denken aan onze eigen menselijke geest, aan het leven dat God aan mensen geeft als de Schepper, van wie al in Gen 2 wordt verteld dat de mens zijn levensadem inblaast. Die gedachte zit achter de vertaling van 1951, en ook achter de NBV: “Hij die ons leven gaf”.

Ook verder is nog niet zo makkelijk hoe dit vers vertaald moet worden en bedoeld is – en ook is het nog een vraag op welke tekst(en) uit het OT slaat als er staat dat ‘de Schrift’  dit zegt. Misschien daarom is het juist boeiend en leerzaam eens beter naar dit stukje bijbel te kijken, en dan zullen we merken dat het echt heel belangrijk is wat hier staat, ook voor ons vandaag. Met thema en verdeling loop ik al wel vooruit op de uitleg – dat wordt straks wel duidelijk.

God wil ons helemaal: mensen uit één stuk

1.  want zijn Geest woont in ons;
2.  Hij geeft alles wat we daarvoor nodig hebben
3.  laten we daarom veel van Hem verwachten.

1.  God wil ons helemaal:  mensen uit één stuk:   want zijn Geest woont in ons
Meteen maar even over dat thema: God wil ons helemaal. Want hoe je vers 5 ook precies vertaalt, dat is wel duidelijk: God heeft recht op ons leven,op onze liefde en onze toewijding, en Hij wil ons niet delen met ‘afgoden’, met vanalles en nog wat waar wij ons aan verslingeren – en wat vlak voor onze tekst samengevat wordt met ‘wereld’:  “wie bevriend wil zijn met de wereld, maakt zich tot vijand van God” – wereld is hier niet de geschapen werkelijkheid, ook niet de mensheid – waarvan juist in het evangelie staat dat God ‘de wereld’  zo liefheeft dat Hij zijn eigen Zoon gegeven heeft om de wereld – zijn schepping – niet te veroordelen maar te redden. Nee, het gaat om alles in de wereld dat haaks staat op hoe God het leven bedoeld heeft en dat de schepping kapot maakt; waar Jakobus eerder al over schreef: jaloezie, egoisme, elkaar beoordelen en afrekenen op uiterlijke dingen als inkomen en status, het willen bevredigen van eigen verlangens. Daarvan staat in Jak 3 dat zo denken en doen aards is, ongeestelijk, en zelfs demonisch, duivels…

Kijk, dat wil onze God niet,  want wij zijn niet zo maar mensen maar mensen die door Hem zijn geschapen en waar Hij alles voor over heeft tot zijn eigen Zoon toe. Die ene vertaling gaat uit van God die ons geest – levensadem – heeft gegeven – ons geschapen heeft. De vertaling 1951 heeft:  “de geest die Hij (God) in ons deed wonen, begeert Hij met jaloersheid”. Anders gezegd: God heeft ons het leven en de adem en alles gegeven, en heeft daarom recht op ons leven, op onze liefde, op onze dienst – de NBV zegt datzelfde zo: “Hij die ons het leven gaf, maakt er vurig aanspraak op” – we hoorden in de wet dat God geen andere goden naast zich wil in ons leven.

Meteen tussendoor dat andere probleem bij de uitleg van dat “denk niet dat dit loze woorden zijn in de Schrift” , maar waar staat dit dan, welke tekst(en) uit het OT haalt Jakobus hier aan. Ik denk dat die uitleggers gelijk hebben die zeggen dat hier niet een bepaalde bijbeltekst geciteerd wordt maar dat het de rode draad is door heel het OT heen dat God zijn volk, zijn mensen, niet wil delen met andere goden of machten maar dat Hij ons helemaal voor zichzelf wil hebben. De bijbel is vol van het het verbond als huwelijk -en van God weglopen is echtbreuk, vreemd gaan. Het is als de jaloersheid van de liefde: je bent er voor elkaar en daar mag geen derde tussenkomen.

Nou, en dat wordt in die andere vertaling niet anders maar nog indringender, als je n.l. Geest met een hoofdletter leest, de Heilige Geest – want als je in Jezus gelooft en gelooft dat je zijn eigendom bent – in lichaam en ziel, in leven en sterven – dan woont de Geest in je, ben je tempel van de Geest. Dan wordt die aanspraak van God op jou en mij nog sterker: jij bent van Mij, Ik hou van jou en Ik ga helemaal voor jou – en dan wil ik ook alles voor jou zijn, en de Heer van jouw huis en jouw leven. Paulus schrijft:  “Wie zich door zijn eigen wil laat leiden, kan God niet behagen. Maar u leeft niet zo. U laat u leiden door de Geest, want de Geest van God woont in u” (Rom. 8: 8-9). En in  1 Kor.3:16: “Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest van God in uw midden woont? Ja en, dat heeft dan ook konsekwenties:  “Gods tempel is heilig, en die tempel bent u zelf”.

Waar Jakobus mee werd geconfronteerd zoals uit deze brief blijkt, dat is met toch nog heel veel
onheiligheid en schijnheiligheid, met kerkmensen die lang niet altijd mensen-uit-één-stuk waren. Blijkbaar beseften ze niet wat het betekent dat je God jouw God is en dat jij zijn vriend mag zijn, zelfs zijn kind: hoe kun je dan b.v. op het ene moment Gods lof zingen even later slechte dingen over je broer of zus vertellen achter zijn of rug om; hoe kun je dan bidden om alleen maar voor elkaar te krijgen wat in jouw eigen belang is, hoe kun je zeggen dat je in Jezus gelooft als je Heer en Redder, terwijl je niet dienstbaar wilt zijn en de minste wilt zijn maar uit bent of eigen eer of gewin? En wat als je weet dat God vraagt onze naasten lief te hebben,maar je (ver)oordeelt keihard anderen. Jakobus schrijft in 3: 10 dat kan toch niet goed zijn, dat klopt nog niet, dat spreekt toch elkaar tegen?

Het is goed onszelf af te vragen: wie ben ik als mens, als christen, ben ik echt, klopt wie ik zeg te zijn of wil zijn, met wat ik zeg, wat ik doe en laat, en met wat God en andere mensen van me te zien krijgen en met me meemaken -en als dat niet zo is, wat is er voor nodig om dat te veranderen? Jakobus is er duidelijk over: ken jezelf, heb er berouw over, zuiver je hart, maak je klein voor God. Ja want het is meer en gaat dieper dan je gedrag wat aanpassen, wat meer om anderen denken, er is een een bewustwordingsproces bij onszelf voor nodig en een nieuwe manier van gaan denken en gaan voelen – waar de Geest van God aan wil werken door ons te helpen onszelf te leren zien in het licht van Gods woorden en wetten – in 1: 25 roept Jakobus ons op ons te spiegelen “in de volmaakte wet die vrijheid brengt” , en dat te blijven doen, niet oppervlakkig maar diepgaand. Daarvoor is belangrijk de woorden van God ons eigen te maken, en dat samen met anderen, en ook feedback door anderen toe te laten en daar wat mee te doen, met wijsheid die God geeft. Ik las ergens dat belangrijk is dat we goed naar onszelf leren kijken en laten kijken, omdat we allemaal onze eigen ‘blinde vlek’  hebben – de Here Jezus noemt het zelfs een balk in ons oog. Ja en dat los je niet op in een paar weken of zelfs maanden – dat is een leven lang eraan werken. Bescheidenheid siert een mens en zeker een christen – maar wie gelooft mag ook hulp verwachten!

2.  God wil ons helemaal:  mensen uit één stuk: Hij geeft alles wat we daarvoor nodig hebben
Ik bedoel: God geeft alles wat we nodig hebben om zulke mensen te zijn: mensen die God gaan liefhebben en hun naasten ook, en dat niet met mooie woorden alleen, maar ook in de praktijk, als mensen uit één stuk die een vaste overtuiging hebben en die daar ook naar proberen te leven, zoals we vragen in die psalm straks: “voeg geheel mijn hart tezaam tot de vrees van uwe naam”. Een dichter vertolkt het zo: geef me “een ongebroken bestaan, een hart waarmee ik U onverdeeld kan loven”- en-voeg ik eraan toe:  een hart en leven dat echt is, oprecht, helder naar de ander toe.

Zomaar kan dat op ons overkomen als benauwend: vraagt God niet erg veel, dat lukt toch niet… wie is nou echt een mens uit één stuk, wie maakt altijd waar wat hij zegt, doet wat ze belooft, wie kan van zichzelf zeggen altijd eerlijk te zijn, recht-door-zee, zonder een verborgen agenda… Ja en wie brengt dat op: God liefhebben met hart en ziel, verstand, al mijn krachten – en dan ook nog de naaste liefhebben als mezelf, en het goede zoeken voor alle mensen, zelfs wie mij niet liggen en mij dwars zitten, zelfs wie mij iets ergs heeft aangedaan, me op de ziel getrapt heeft… het staat er zwart-op-wit. “als iemand weet hoe het hoort maar er niet naar handelt, dan zondigt hij – en vriend met de wereld zijn betekent vijand van God zijn – maar is het echt zo zwart-wit…

Gemeente, alsof Jakobus het allemaal aanvoelt – en dat is ook zo want hij kende zichzelf – komt hij meteen na die stevige taal met dat alles of niets van God die aanspraak op ons helemaal maakt, met een nog veel steviger moedgevende belofte:  “maar de genade die God schenkt is nog groter”. Een uitlegger schrijft: “God stelt hoge eisen, maar Hij geeft ook veel” – meer zelfs dan Hij vraagt. Daar begint het zelfs mee, het begint niet met wat God vraagt, maar met wat Hij allemaal geeft. Met als grootste en hoogste dat Hij zijn eigen Zoon gegeven heeft voor mensen die hun leven en hun leefwereld aan God onttrokken hadden en steeds weer geneigd zijn hun eigen weg te gaan, mensen die zelfs als ze tot geloof zijn gekomen en christen willen zijn, nog zo last van de zonde hebben en nog zo vaak zichzelf en elkaar in de weg zitten, en zo verward zijn en verknipt, met stukjes van hun leven waar God wel mag komen en die ander ook wel een plek krijgt, maar ook hele stukken waar God beter niet kan komen en waar we onze medemens liever weghouden. Geweldig wat de Heer zelf zei – ontdekkend ook – en iets om klein onder we worden en te blijven dat Hij eerst de zijnen liefgehad heeft, lang voor zij en wij Jezus en God de Vader lief konden krijgen. Diezelfde volgorde ook in 1 Joh. 4.19: “wij hebben lief omdat God ons het eerst heeft liefgehad”.

Goed om dat mee te nemen naar volgende zondag toe als we het feest van Gods liefde vieren en we eerlijk zeggen: “Wij komen niet tot dit avondmaal omdat we dat uit onszelf waard zijn. Jezus Christus geeft ons dit feestmaal. Als armen komen we bij de gulle gever, als zieken bij de dokter die genezing schenkt, als schuldigen voor de rechter die vrijspraak geeft, als doden bij hem die levend maakt. We hebben niets in onszelf, maar alles in Christus”  (Avondm.form.3).

(bovenstaande passage kan worden weggelaten in gemeente waar niet de volgende zondag avondmaal wordt gevierd)

We hoeven daarom niet te wanhopen, niet bang weg te blijven, vanwege zoveel dat misging en steeds weer misgaat, omdat we toch ver onder de maat blijven: God geeft veel groter genade – Johannes schrijft zelfs dat als ons hart ons aanklaagt – en terecht! – God groter is dan ons hart, Gods liefde en genade zijn groter en sterker dan onze schuld, onze missers, ons tekort.

Ja die die genade die God geeft is nog meer en groter dan dat Hij onze schuld en zonden vergeeft. Juist omdat het gaat over de Geest van God die in ons woont, omvat die genade ook alles wat de Heilige Geest aan gaven uitdeelt en aan kracht van vernieuwing en bekering wil werken in ons. Vandaar dit punt 2: God geeft alles wat we nodig hebben om mensen uit één stuk te zijn, echte mensen die staan voor wat ze geloven en ook hun geloof willen laten merken in hun praten, hun doen en laten, hun omgaan met elkaar en met andere mensen, hun werken en leren – alles. En denk dan bij wat God door zijn Geest doet en ons aanreikt, niet alleen ook aan geestelijke gaven zoals we dat dan zeggen (geloof en inzicht in de bijbel en iets bijzonders als de gave om te genezen), maar ook aan wijsheid die Gods in de schepping heeft gelegd: mensenkennis, inzicht in jezelf, kunnen luisteren naar wat je hart je ingeeft en je lijf aangeeft, ook kennis die hulpverleners ter beschikking hebben – en levenservaring van jezelf en anderen – wat een wijsheid kun je ook uit Spreuken halen. In Spreuken is  zeg maar het leven één, en is ook algemeen menselijke wijsheid van God gegeven. Hoe meer je daarvan je bewust wordt, des te meer ga je zien hoeveel God elke dag ons aanreikt.

Je en des te minder geloofwaardig is het als we ons zouden verschuilen achter onmacht, of we in een slachtofferrol zouden kruipen als dingen minder goed gaan, zo van: ik ben nou eenmaal zo, daar verander je toch niks meer aan; als we ons zouden neerleggen bij wat steeds weer misgaat, en niet zouden doen waar Jakobus ons toe aanspoort: ermee naar God gaan, Hem om wijsheid en inzicht vragen, en dan ook aanpakken wat ons aangereikt wordt, wat God in onszelf aan gaven en mogelijkheden gelegd heeft en ook in andere mensen om ons heen onder handbereik geeft. In  het doopsformulier staat dat als je uit zwakheid zonden doet, je niet aan Gods genade hoeft te twijfelen en ook niet je er bij neer hoeft  te leggen “dat je nu eenmaal zondig bent”. Er staat als houvast bij: “je doop garandeert immers dat God voor eeuwig een verbond met je gesloten heeft” – en Jakobus zou zeggen: God heeft toch zijn Geest in je laten wonen?  Nou dan!
Nee, God overvraagt niet, Hij geeft zelfs meer dan ik nodig heb – maar dan moet ik er wel om vragen en ook veel van Hem verwachten:  en,  Heer, geef me oog voor zoveel dat U mij geeft!

3. God wil ons helemaal: mensen uit één stuk:  laten we daarom veel van Hem verwachten
God geeft veel, alles en zelfs meer dan we nodig hebben om als zijn mensen samen te leven. Dat vraagt van u en jou en mij – en al die andere mensen – wel een open houding naar God toe. Zeg maar: dat we beseffen dat we het op eigen kracht niet redden en dat dat ook niet hoeft. Zo lees ik het slot van de tekst, vers 6, over hoogmoed en nederigheid. Er staat: “God keert zich tegen hoogmoedigen”, dat zijn mensen die denken dat ze God en wat Hij te bieden heeft niet nodig hebben, mensen die het zelf proberen voor elkaar te krijgen, maar ook mensen die weigeren naar zichzelf te kijken of feedback te incasseren, omdat ze tevreden zijn met zichzelf of denken dat het toch niet anders en beter kan – dan zal je wat God geeft, ook ontgaan. Dat kan zelfs als je er wel om bidt maar niet echt gelooft dat God ook echt kan geven en kan doen waar je om bidt, lees 1: 6-7: “vraag vol vertrouwen, zonder enige twijfel…maar wie aarzelend en onberekenbaar is bij alles wat hij doet, moet niet denken dat hij iets van de Heer zal krijgen”. Wat ontbreekt is de nederige houding van lege handen die je naar de Heer uitsteekt, in het vertrouwen dat Hij in wat je nodig hebt kan en wil voorzien, en dat Hij wel weet wat je nodig hebt. Maar als je jezelf durft loslaten en wat je zelf allemaal bedacht hebt en in je hoofd hebt, en als je zo open staat voor wat God wil geven en wil aanreiken en wil laten ontdekken en ervaren, zal het werkelijkheid worden, vaak tot je eigen verrassing en tot zegen voor jezelf en anderen: aan nederigen schenkt God zijn genade, ook de genade van steeds meer echt méns te zijn.

amen

liturgie morgendienst zondag 15 september 2014
votum en groet
zingen:    Ps. 139: 1,7,11
wet van de HEER
zingen:    Ps. 78: 2 (schoolpsalm)
gebed
Schriftlezing  Jakobus 4
zingen:    Lied 107: 1,2
verkondiging:  Jakobus 4: 5-6
zingen:    Ps. 86: 4,5
gebed
collecte
zingen:    Lied 473: 1,2,5,8,10
zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *