Psalm 32: 8: “Op jou rust Mijn oog” (doop Joëlle Veldman)

liturgie morgendienst zondag 9 juni 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:   Lied 14: 1,2,5

wet van de Heer (Deut 5)

zingen:   Ps. 104: 8,10

bediening van de doop – formulier I

zingen na doop (staande):   Gz. 141 (1,2,3)

dankgebed

Schriftlezing:   Psalm 32

zingen:   Ps. 32: 1,3

verkondiging:  Psalm 32: 8

zingen:   Ps. 121 (1-4)

gebed

collecte

zingen:   Gz. 140 (1,2,3)

zegen

——————————————————————————————————————–

Beste Floris en Janneke, familie, gasten, samen gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Joëlle Irene Anna, die drie namen zijn samen de doopnaam van jullie dochter, net nog gehoord.

Maar eigenlijk hebben we die namen al eerder gehoord vanmorgen, helemaal aan het begin.

Toen mocht ik u en jullie groeten, namens God, met woorden ontleend aan de bijbel zelf:

genade voor u en jou, en vrede, van God onze Vader, en van de Heer Jezus Christus”.

Laten dat nou precies de drie namen zijn van jullie dochter!

Want Anna betekent: genade – we kennen uit de bijbel ook enkele (H)anna’s – begenadigden.

En ik denk dat u wel weet dat Irene vrede betekent – genade met God geeft ook echte vrede.

Ja en Joëlle verwijst regelrecht naar God die haar en onze Vader is, door Jezus Christus. vc

Joëlle is de vrouwelijk variant van Joël, en dat betekent: de HEER, Jahwe,  is onze God.

De God die de Schepper is, de God die nieuw leven geeft en dat beschermt, die Joëlle aan

jullie zorgen wil toevertrouwen, die God is de God van het verbond die trouw is en blijft

aan wat Hij is begonnen in jullie leven en ook in haar leven, de God die als een Vader voor

haar en voor jullie zal zorgen en die wat Hij vandaag belooft heeft, ook waar zal maken.

Prachtig dat zij het haar leven met zich mee mag dragen – in de namen die ze meekreeg –

genade ook voor jou -Anna – en vrede – Irene – van haar God en Vader de HEER – Joëlle.

 

Kijk, en vandaar uit gaat dat psalmvers dat jullie voor de kaart en de advertentie hebben

hebben uitgekozen, nog meer spreken en aanspreken – waar God aan het woord is, door

David sprekend ingevoerd en gelovig nagesproken en bezongen: “Ik geef inzicht en wijs de

weg die je moet gaan. Ik geef raad, op jou rust mijn oog” – dat zegt die God die zijn kind

David maar ook zijn kind Joëlle – en zijn kind….vul je eigen naam maar in – nooit uit het oog

verliest, en die als een zorgzame wijze vader zijn kinderen begeleidt en met raad en daad

ter zijde staat en helpt om zijn weg door het leven en door deze wereld te zoeken en te gaan.

 

Nou hebben we Psalm 32 samen gelezen en we hebben gemerkt dat het niet een psalm is

met alleen maar hoogtepunten en juichkreten  – en de aanleiding was ook zo fraai niet.

Reden ook om in deze dienst niet alle verzen van deze psalm te zingen, want dan zing je

ook over erge zonden die eerst werden verzwegen en daarna toch opgebiecht, en over een paard door koppigheid gedreven en een muildier in zijn onverstand – wat een ezel was ik toch –

en over dat wie God verlaat smart op smart te vrezen heeft – moet dat nou allemaal in een doopdienst, we zijn toch vooral blij vanmorgen, het is toch feest?

 

Nou, het isook – en juist om waar we net de vinger bij gelegd hebben – feest in deze psalm.

Psalm 32 wordt meestal bij de boetepsalmen gerekend en dat is ook wel terecht, maar het is

ook en vooral een psalm die begint met een felicatie – gelukkig, gefeliciteerd met de vergeving

van je zonden, met je vrijspraak en je nieuwe leven – en uitloopt op lof en dank, met tot drie keer

toe een aansporing om met de dichter God te prijzen: verheug u in de HEER, juich, zing het uit!

Deze psalm is een danklied over genade – en vrede – van de God de HEER, liefdevol, trouw, goed.

 

Daarom is het ook niet bedreigend maar juist bemoedigend:  “op jou rust  Mijn oog”.

We gaan er met veel uitleggers van uit – net als jullie op de kaart – dat God dit zegt.

Dat David hier niet over zichzelf zingt, zo van: ik met mijn levenservaring zal je wel advies geven;

ik die wel weet inmiddels waar de valkuilen liggen, ik kan jou wel vertellen hoe het moet – nee,

daar was David wel achter, dat een mens met al zijn wijsheid en levenservaring – zelfs: een

man naar Gods hart, gelovig opgevoed en belijdenis gedaan, en al jaren voorganger, koning,

toch gigantisch de fout in kan gaan – koppig en eigenwijs als ook een gelovig mens kan zijn…!

Het ligt voor de hand dat deze psalm ontstaan is na Davids overspel met Batseba en de moord

op haar wettige echtgenoot Uria – een kwaad dat David eerst had weggestopt maar wat aan hem bleef knagen, totdat Gods profeet hem ermee confronteert waarop David schuld belijdt en dan vergeving krijgt en weer verder mag:  welzalig hij wiens zonde is vergeven!  genade, vrede!

 

In dat licht op die donkere periode in zijn leven is het geruststellend te weten dat er Een is die

je nooit uit het oog verliest, en dat niet om je constant in de gaten te houden om je op fouten te

betrappen, maar juist om over je te waken en je te behoeden voor vallen en voor verongelukken.

Dat komt heel dicht bij als je kinderen krijgt van de Heer om voor ze te zorgen en ze te helpen

op hun weg door dit leven, met heel veel kansen en mogelijkheden maar met ook veel gevaren.

Je weet hoe dat gaat als ze nog heel klein zijn, dat je ze geen moment uit het oog wil verliezen.

als ze op de commode liggen of in de box spelen, als ze gaan kruipen en je oppast voor wat ze

in de mond kunnen stoppen of in een onbewaakt ogenblik kunnen weggrissen, en al helemaal

als ze wat groter buiten gaan spelen – je voelt je verantwoordelijk en ziet allerlei gevaren en je

wilt je kind daarvoor beschermen – dat wordt natuurlijk anders als ze ouder worden en zeker als

ze eraan toe zijn het huis uit gaan en op kamers gaan – maar toch: je blijft ze volgen en met ze

meeleven – en als ze er open voor staan ze advies geven, ze soms waarschuwen, vanuit liefde.

 

Dat allemaal klinkt door in wat David de HEER tegen zichzelf hoort zeggen en wat hij aan wie

zijn lied later horen wil doorgeven en zelfs wil laten nazingen: nog veel meer dan je als vader

en moeder aan aandacht en zorg, begeleiding en bescherming, aan je kinderen wilt en kunt

besteden, mogen wij allemaal, met onze kinderen, zeker zijn van de zorg en de aandacht

van de HEER onze God en Vader:  zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kind (en

een moeder om haar zoon of dochter), omringt ons met erbarmen  God onze Vader.

David had het ervaren – en hij was er ook achter wat er kan gebeuren als je probeert voor

die Vader weg te kruipen en zijn goede raad in de wind te slaan – hoe eigenwijs en dus dom

kun je zijn – en David wil het wel uitschreeuwen: doe dat toch niet, je zult wel wijzer wezen!

 

God komt ook naar ons toe, in een bijbel vol, en met zijn Geest, en in mensen om ons heen,

en als je nog klein of nog jong bent, via je ouders met hun geloof en wijsheid en ervaring, en

Hij biedt ons zijn hulp aan, zijn coaching: Ik geef inzicht en wijs je de goede begaanbare weg,

Ik ga met je mee om je vast te houden en op weg te helpen, en je erdoor heen te loodsen.

Je mag als ouders zoveel wijsheid die God in huis geeft en aan mensen geeft, van Hem vragen

en met zijn hulp vertalen naar je kinderen toe, om hen wegwijs te maken in het leven en ook

hen het leven met de Here voor te leven, en hen aan te reiken wat je zelf van Hem krijgt.

 

Ik wijs je ‘de weg’  die je moet gaan.

Dat kan zomaar verkeerd overkomen, zeker naar kinderen, naar jongeren toe.

Alsof ze alleen maar in de door hun ouders en de ouderen platgetreden paadjes mogen gaan.

Alsof je opvoeding erop gericht zou moeten zijn dat zoon of dochter precies wordt als jijzelf.

En,  alsof de bijbel een soort tomtom is die op elk kruispunt in het leven zou zeggen: rechtsaf nu,

hier naar links, dit wel doen en dat mag echt niet,  en vooral heel vaak: keer om, keer om.

Zo simpel is het natuurlijk niet, zo is de bijbel niet bedoeld, ook al is het waar dat de Heer ons wil terugroepen van wegen die doodlopen en je brengen waar je niet moet zijn, en daarom ons

en alle mensen oproept om te keren en ons leven op Hem en op onze naasten te richten: om

te breken met wat onszelf en anderen schade doet en ons ver van Huis brengt, ver van Thuis.

Maar dat lied heeft gelijk als het zingt over ‘samen bidden, samen zoeken  naar het plan van

onze Heer’ – blijf dat doen als ouders – samen bidden en samen zoeken – leer het je kinderen en

help er erbij, bij dat bidden en dat zoeken – en zoek als dat nodig is, er hulp van anderen bij.

Pak ook aan wat in de bijbel aan wijsheid aangereikt wordt, in een boek als Spreuken b.v, maar

ook in het onderwijs van de Here Jezus, in de brieven van de apostelen, en nog veel meer.

 

En u bent het toch niet vergeten, wat net tegen ons als gemeente is gezegd: “weet u geroepen

deze ouders te steunen door uw voorbede en uw voorbeeld. Wees ook, wanneer dat nodig en

mogelijk is, daadwerkelijk bereid, eraan mee te helpen dat dit kind groeit in het geloof, de

genade en het kennen van onze Heer Jezus Christus”. Ook dat hoort bij dat ene lichaam zijn.

 

…En het kennen van onze Heer Jezus Christus” – zo mag je wat David van en namens zijn God doorgeeft  wel nieuwtestamentisch doorvertalen  –  ” Ik wijs de weg die je moet gaan”, dat

wordt in de mond van Davids grote Zoon Jezus: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”.

We hebben erom gebeden voor Joëlle, maar ook voor u en jou, voor onszelf:  Laat haar, en laat

hem, laat mij, en ons samen, volgens uw woord worden opgevoed en tot geestelijke groei

komen;  laat haar en laat ons allemaal Jezus Christus volgen, met Hem zul je Thuis komen.

 

Gelukkig maar dat onze Heer met jullie en met ons mee wil gaan,

en dat Hij ons en onze kinderen geen moment uit het oog verliest .

Zoals ook de bemoediging van Psalm 121.

Die in de weergave van Hans Bouma zo eindigt  – nadat eerst alle gevaren langs zijn gekomen:

 

“Maar je bent veilig.

Een God die je bewaart,

het grootste belang aan je hecht.

 

Ooit ging je op weg.

Een gelukkig begin.

Hoe gelukkig het einde.”

 

                                                                               amen

1 Korintiërs 12: 12: Eenheid in verscheidenheid

liturgie morgendienst zondag 2 juni 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:     Lied 320: 1,3,4

wet van de HEER

zingen:     Ps. 119: 24,30

gebed

Sc hriftlezing:  1 Kor. 12

zingen:     Ps. 133 (1,2,3)

verkondiging:  1 Kor. 12: 12

zingen:     Lied 481 (1-4)

gebed

collecte

zingen:     Ps. 87: 1,3,5

zegen

amen:      Lied 456: 3

————————————————————————————————————

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Ik wil de preek vanmorgen maar beginnen zoals Paulus dit hoofdstuk begint:

“Broeders en zusters, over de gaven van de Geest wil ik u het volgende zeggen”.

En dan om te beginnen met een heel dikke streep onder dat woord:  gaven.

Niet dat dit woord er al in dat eerste vers meteen staat, in het Grieks.

Letterlijk staat het er algemener: over ‘wat van de Geest komt, de dingen van de Geest’.

Maar dat maakt het juist des te sterker: wat je bent als christen, ben je door de Geest.

En alles waar het over gaat in dit hoofdstuk en waar het om draait in de kerk, is er alleen

en kan er alleen komen en blijven, omdat en als de Heilige Geest van God het geeft.

Ergens las ik: “Als christen zeg ik: wie ik ben, ben ik niet omdat ik vromer ben dan

anderen, of beter, of omdat ik slimmer ben, of omdat ik een religieuzer karakter heb”.

En – denk ik erbij – niet omdat ik heel rechtlijnig  of juist meer ruimdenkend bent.

Nee – nog even verder dat citaat: “Ik ben wie ik ben, omdat ik een nieuwe identiteit

heb gekregen van God…Het is een geschenk. Geen reden om op anderen neer te kijken”.

 

Nog eens: daar gaat dit hoofdstuk over en daar draait het in ons leven en in de kerk om.

Zoals Paulus eerder in deze brief al geschreven heeft: “Wie denkt u dat u bent? Bezit u

ook maar iets dat u niet geschonken is?”. Luther zou zeggen: we zijn allemaal bedelaars.

We kunnen alleen maar lege handen, vuile handen, naar God uitsteken om alles wat

we zijn en wat we nodig hebben en wat we willen kunnen,  van Hem te ontvangen.

Daar is niks van uitgezonderd, ook niet ons leven, ons gezin, ons werk, ons geloof, de kerk…

Sterke tekst is vers 3: zeggen dat Jezus je Heer is,  en dat dan ook concreet in je doen en laten,

je praten, je staan in de wereld, handen en voeten geven, en daarvoor staan, dat komt in geen

mens als vanzelf naar boven  en dat maakt geen mens waar, dat is alleen door de Heilige Geest.

Dus ook dat we hier zijn vanmorgen,  en samen zingen en bidden, is alleen door die Geest.

En zo niet, als dat alleen maar schijn is of gewoonte of zelfhandhaving, heeft het geen enkele

waarde – je schiet er niks mee op en je bouwt er niets mee op, en het zal geen standhouden.

 

Precies die insteek waren ze kwijt geraakt in de kerk van Korinte, en daarom deze brief.

Een brief waarin Paulus begint voor die kerk te danken als rijk begaafd door de Heilige Geest.

Dit hoofdstuk maakt dat concreet als al die verschillende gaven langs komen –  en let er dan

op dat die gaven maar vage begrippen zijn maar aan het licht komen in concrete mensen die

samen die gemeente vormden, een gemeente dus van zeg maar allemaal heel be-gaaf-de mensen:

de een beschikte over veel wijsheid, de ander had veel kennis (ook bijbelkennis), weer een

ander kon goed uitleggen wat God te zeggen had, weer iemand anders kon zomaar in een vreemde taal God loven en er waren er ook die dat konden verstaan en vertalen, en zo was er nog veel meer.

Prachtig dus allemaal want zo kun je mooi elkaar aanvullen en elkaar troosten of verder helpen…..

zoals in dat liedje over dit stukje bijbel:  “Wat ik niet kan, kan jij juist goed. Niemand is overbodig.

Niemand is minder, niemand is meer. Ieder is nodig, bij de Heer”. Ja, en iedereen met allemaal heel versc hillende gaven en mogelijkheden is zelf een gave, een cadeau, van de Heer, voor de anderen.

Dus niet alleen wie ik zelf ben en wat ik zelf kan is zo’n cadeau, maar ook die ander naast me of voor

me of achter me,  die heel anders in elkaar zit dan ikzelf, veel ouder of veel jonger dan ik ben, die

misschien wel heel andere opvattingen heeft of de dingen heel anders aanvoelt dan ik, die is niet

maar lastig of bedreigend, veel  te behoudend of veel te ruimdenkend, of zelfs raar, nee, hij of zij

mag er ook zijn van de Heer, heeft ook gaven gekregen,  als cadeau van God ook aan mij gegeven:

om mij aan het denken te zetten, of bij de les te houden, mij te bemoedigen of mij op te schudden.

 

Kijk naar die ander, kijk naar elkaar, ontdek bij jezelf en bij elkaar wat in vers 7 staat: “in iedereenis de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente – een win-win-situatie dus – gelukkig maar!

Dat we ook in onze gemeente verschillend zijn in allerlei opzichten, dat is niet iets om over te klagen

of om elkaar aan te vallen maar dat is volgens plan, bedoeld om elkaar aan te vullen en er samen

wat moois van de maken – zoals in dat voorbeeld dat Paulus hier gebruikt en uitwerkt:  je eigen lichaam dat uit heel veel inwendige en uitwendige organen bestaat die allemaal een eigen functie hebben en die als ze doen wat ze moeten doen ervoor zorgen dat je kan ademen, kijken, horen,

lopen, denken, voelen, eten en drinken, en noem het allemaal maar op – en zodra ergens iets

gaat haperen of uitvalt, hebben we een probleem, worden we ziek of heten we gehandicapt.

Dan merk je het pas goed: “ik heb ze allemaal nodig. Waar moet ik heen als één het niet doet.

Niets is er overbodig. Hand, voet, knie, oog, oor en, keel. Alles is nodig, niets te veel”.

Paulusschrijft: zo is de gemeente het lichaam van Christus, met allemaal verschillende ledematen.

Gelukkig maar dat je zo verschillend bent, waardeer elkaar maar,  bereid om elkaar te dienen.

 

Helaas gaat dat vaak fout, zoals het fout ging in die kerk van Korinte waar ze niet meer elkaar

met al die gaven aanvulden maar op elkaar neerkeken of naar elkaar opkeken, en waar steeds

meer ieder zijn of haar eigen ding deed en daar eer mee wilde behalen of juist jaloers op was.

Helemaal vergeten dus dat wat jij kunt en hoe die ander is, cadeaus zijn: van God gegeven….

en vooral ook: dat je hoe verschillend ook samen die ene Heer hebt die zijn leven voor ons allen

over heeft gehad om ons tot zijn eigendom te maken,  en die ene God en Vader die ons geschapen heeft en voor ons zorgt en om  Jezus onze schuld wil vergeven, en dat het enkel  en alleen aan een

en dezelfde Geest te danken is dat we hoe verschillend ook er allemaal bij mogen horen – vs13 :

“Wij zijn allemaal gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allemaal van één Geest doordrenkt, en daardoor één lichaam geworden, of we nu Joden of Grieken zijn (wat een religieuze tegenstelling eeuwenlang), of we nu slaven of vrije mensen zijn (wat een maatschappelijke en sociale afstand toen, en vaak nog;  en noem er maar andere verschillen bij als man of vrouw, hoog opgeleid of zonder diploma’s, homo of hetero, autochtoon of allochtoon, christelijk opgevoed of totaal niet;   en dan komen er nog al die hedendaagse discussies en verschillend bij op punt van wat voor liederen wel en welke niet in de kerk, en hoe beleven en vieren we het avondmaal, en hoe brengen we de zondag door, en hoe kijken we naar andere kerken, en wat voor kerk willen we zijn…

Geen onbelangrijke zaken, de moeite waard om het over te hebben, maar als het goed is allemaal

vanuit die gezamenlijke basis en binnen dat ene lichaam, en met respect en ruimte en in liefde.

Wat Paulus die kerk toen en over hun schouder heen ons vandaag wil duidelijk maken: ondanks

en juist door die veelheid vormen alle onderdelen – en dat zijn wij toch – juist samen één lichaam.

Dus niet eenheid van allemaal de neuzen dezelfde kant op en het overal over eens horen te zijn,

maar eenheid in verscheidenheid, zoals een lichaam niet uit één maar uit vele delen bestaat.

 

Probleem is denk ik dat we dat allemaal wel zullen beamen maar dat de praktijk weerbarstig is.

En zomaar denken we: natuurlijk, mooi dat we verschillend zijn en dat wat de een niet goed kan door

iemand anders gedaan kan worden – en dat we elkaar kunnen aanvullen en helpen en steunen – maar

er zijn toch ook veel dingen waar je het in de kerk over eens bent of over eens hoort te zijn, en er zijn toch grenzen aan wat je mag accepteren – we hebben toch niet voor niets onze belijdenis en onze kerkordelijke regels – en waarom moet het allemaal anders – of juist: waarom kan er toch zo weinig?

Het bleek op die gemeentevergadering kort geleden hoe verschillend we zijn in denken en beleving.

Wat best zorgen kan geven want hoe hoe houd je of breng je dat bij elkaar, waar loopt dit op uit?

Zeker ook met oog op initiatieven vanuit ook onze kerk: samenwerking met CGK, en Hart voor HHW.

Vandaar het besluit van de kerkenraad om daar in het nieuwe seizoen over door te praten, samen.

Kort geleden stond in het blad De Reformatie een artikel over De Heilige Geest en gemeenschap,

en daar kwam ook aan de orde dat verschillen zomaar kunnen uitgroeien tot conflicten: verschillen over de eredienst, verschillen in karakter en communicatie die leiden tot misverstanden en onbegrip. Een  citaat:“Eenheid in de verscheidenheid van de Geest klinkt mooi, terwijl de werkelijkheid zo anders kan zijn. Hoe kun je voorkomen dat verschillen uitgroeien tot conflicten?”  Waarbij de rol van de duivel niet moet worden onderschat-  ‘duivel’ betekent: onruststoker, !hij die alles door elkaar gooit’.

Paulus liep er ook tegenop in de gemeenten, zeker ook in de best lastige gemeente van Korinte.

 

Kijk, en als we met dat in ons achterhoofd nog weer eens kijken naar wat Paulus schrijft in 1 Kor. 12,

wat kunnen we daar dan van leren, waar draait het dan om, zijn er manieren voor dat ‘samen’?

De sleutel is en blijft wat de rode draad door heel deze brief is en zelfs door heel het evangelie: dat

we door de Heilige Geest verbonden zijn met Jezus als enige Heer – en door Hem met God de Vader.

Waarvoor de Here Jezus heeft gebeden: “Laat hen allen één zijn, Vader – zoals ook wij één zijn – dat

klinkt door in wat Paulus schrijft over de ene Geest en de ene Heer en de ene God – en alles wat we

van die God krijgen, om het werk van Jezus, en door de verbindende kracht van de Heilige Geest.

In een andere brief nog zo’n sleutel: “aanvaard elkaar tot eer van God, zoals Christus u allemaal

heeft aanvaard” – als je dat besef ga je anders naar die ander kijken en sta je anders in de gemeente.

“Pas als ik mijn kleinheid zi door het grote offer van Christus, kan ik mijn broeder of zuster in de ogen kijken” – en dan ga ik leren de ander lief te hebben, serieus te nemen, waardevol te vinden, ook en juist als die ander anders in elkaar zit, anders denkt, dingen anders aanvoelt en anders verwoordt.

Je hoeft het niet overal over eens te zijn of over eens te worden om elkaar te waarderen en van

elkaar te willen leren – juist door verschillen kun je samen verder komen, kun je samen groeien.

Maar dan moet iedereen bereid zijn open te staan voor de ander, leerbaar, bereid om het eigen standpunt en de eigen voorkeuren tegen het licht te houden en waar nodig bij te stellen – en dan

ook te accepteren dat versc hillende voorkeuren en vormen elkaar niet hoeven uit te sluiten maar elkaar kunnen aanvullen – daardoor wordt zichtbaar hoe veelkleurig het werk van de Geest is.

 

Denk maar weer aan dat lichaam met ogen en oren, handen en voeten, die los van elkaar niks zijn

en niks kunnen, maar samen een prachtig mens vormen, springlevend en tot heel veel in staat.

Ja en als je samen dat ene lichaam vormt, hoort daar ook bij meeleven met elkaar en zorg voor

elkaar, wat alleen tot stand komt als je echt geïnteresseerd bent in elkaar en je verbonden weet

met elkaar – zoals in je eigen lichaam alles met alles samenhang en het hele lichaam er last van

heeft als je oorpijn zou hebben of als je rug niet wil of als je hart van slag is – en andersom als

de klacht is verholpen ook de rest weer beter uit de voeten kan – zo ook zegt Paulus is het met

de onderlinge verbondenheid in de gemeente als lichaam van Christus: “als één pijn heeft, voel je

die pijn allemaal mee – mee-lijden wat meer is dan medelijden hebben – en als een van de leden

blij is, iets te vieren heeft, weer werk heeft, geslaagd is, beter is geworden – deel je ook dat.

Want het is echt waar leert de ervaring dat gedeelde smart halve smart is en gedeelde vreugd

dubbele vreugd – en ook dat hoe meer je deelt samen, des te sterker band voel je met elkaar.

 

Eenheid in verscheidenheid – niet makkelijk – toch mogelijk – vanuit de liefde die God voor

ons allemaal heeft – de liefde die Jezus aan het kruis bracht – de liefde die Gods Geest werkt.

Laten we er zingend om bidden: “O grote God die liefde zijt, o Vader van ons leven, vervul ons

hart, dat wij altijd ons aan uw liefde geven – en dan ook uit die liefde gaan leven!

                                                         amen