Kennis is mooi, je gekend weten is veel meer! (H. Avondmaal)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, u en jullie samen,
Kennis is mooi… je gekend weten is veel meer! Heb ik als thema gekozen voor vanmorgen, vanuit de stukjes uit de brief aan de Korintiërs. Die verzen roepen de vraag op waarom Paulus hier zo negatief lijkt te doen doet over ‘kennis’ en wat dan met die kennis wordt bedoeld die verwaand maakt, letterlijk: ‘opgeblazen’.

Nou, voorop staat – ook bij Paulus, ook in deze brief – dat kennis echt wel iets moois is. Denk aan kennis van hoe de wereld in elkaar zit, kennis van allerlei vakken – mooi als het op school goed gaat, als je veel geleerd hebt, als je na hard werken je diploma krijgt, als je kunt studeren. Maar ook als het over algemene ontwikkeling gaat, over wat je helpt om allerlei situaties het hoofd te bieden en problemen die zich voordoen te kunnen oplossen, is kennis van zaken onmisbaar.

En niet voor niets is een bekende uitdrukking: kennis is macht. Maar juist dat is een valkuil want hoe gebruik je die macht, wat doe je met die kennis? Als Paulus hier waarschuwt dat kennis ‘verwaand’  maakt bedoelt hij dat je met wat je aan kennis in huis hebt, of met wat je denkt zeker te weten, jezelf sterk en groot maakt ten koste van anderen. Letterlijk staat er dat kennis die niet gericht is op de ander, die niet wordt ingezet om mensen om je heen ermee te dienen, maar om jezelf neer te zetten of te handhaven, ‘opgeblazen’  maakt. Een mooi voorbeeld om dat te illustreren is de fregatvogel  – de mannetjes hebben een rode keelzak die ze opblazen om indruk op de vrouwtjes te maken  – hoe feller en groter, hoe beter. Zo kan een mens zichzelf groter voordoen dan hij is, en proberen anderen te overtroeven.

Ook in deze brief wordt kennis, weten, positief geduid, in 1:5 b.v.  waar Paulus God dankt voor de christenen in Korinte, om de genade die God ze in en door Jezus gegeven heeft, en dan schrijft de apostel: “alles wat u zegt en al uw kennis bewijst dat het getuigenis over Christus bij u verankerd is” – kennis als iets positiefs, als bewijs dat ze vast en zeker in de Heer Jezus geloven. Hier gaat het dus niet over kennis in het algemeen, wetenschap, maar over wat ze in Korinte te weten waren komen over God, en over Jezus, over het geloof – en dat is iets om blij mee te zijn.

Ook in 1 Kor. 8 gaat het specifiek over  kennis met het oog op het geloof en het christelijke leven. Dat blijkt wel in de verzen 4 en volgende: wij weten dat er maar één God is en dat afgoden niet echt bestaan – nou en daarom hebben die gemeenteleden gelijk die stellen dat vlees dat in aanraking is geweest met de offerdienst in de heidense tempels gewoon vlees is dat je best mag eten – als je dat vlees koopt, b.v. bij de slager, en vervolgens het op tafel zet, ben je als christen niet fout bezig. Kijk, maar vergeet dan niet, zegt Paulus, dat er ook mensen in de gemeente zijn die die kennis nog niet hebben, die zover nog niet zijn en die misschien door wat jij doet, terugvallen in afgodendienst. Dan kan zelfs gebeuren wat in vs 11 staat: door jouw ‘kennis’ gaat je broeder of zuster onderuit… en dan ben je niet opbouwend bezig maar breek je af – in Rom. 14:20 spoort Paulus ertoe aan dat we uit moeten zijn op wat opbouwend is voor elkaar,en dus: breek het werk van God niet of door wat u eet.

Het is een concreet voorbeeld, een casus, die speelde in de oude christelijke kerk maar het principe dat er onder ligt blijft geldig omdat het aangeeft hoe God wil dat we omgaan met elkaar-  dienend. Als je denkt dat jij het weet – weet hoe het zit, weet hoe het hoort, weet hoe iedereen moet denken en moet handelen – zonder oog voor waar de ander zit, hoe hij erin staat, hoe zij erover denkt,  en ook zonder de bescheidenheid dat er altijd meer kanten aan een zaak zitten en dat je misschien door erover te praten,  erover te lezen, verder kunt komen met elkaar, dan is al die kennis onvruchtbaar.

Ja, en eigen aan iets opblazen is, dat als je er te ver mee gaat de luchtballon knapt : alle lucht loopt er uit en er blijft weinig van over dan een armzalig verschrompeld stukje plastic – zo gaat het ook (lees 1 Kor. 13) met wat heel wat lijkt op het eerste gezicht, maar zonder gerichtheid op God en op de naaste, zonder dienende liefde: “al doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn” – er blijft niks van over.

 

Dat bedoelt Paulus in vers 2: als iemand denkt het al wel te weten, is het toch niet de ware ‘kennis’. Kennis in de bijbelse zin van het woord is meer en dieper dan veel weten, echt kennen is dat je een relatie met de ander aangaat en dat die relatie wordt verdiept, zoals in een blijvende vriendschap, of – nog sterker en intiemer – als je verkering hebt, of – misschien al heel veel jaren – getrouwd bent.

Dan wil je zeker ook heel veel weten over de ander maar kennen is vooral dat je vertrouwd bent met elkaar, rekening wilt houden met de ander, en dat je steeds meer eigen wordt met elkaar. Dat is zo onder mensen, dat is ook wat de Heer graag wil met ons, wat zijn verbond ten diepste is. Tegenover kennis op zichzelf en voor jezelf – een luchtbel die je zomaar kunt doorprikken, een luchtballon die vroeg of laat leegloopt – staat liefde die opbouwt – als cement tussen de stenen – liefde die gemeenschap vormt in onderlinge betrokkenheid, in dienstbaarheid, en als samenhang.

Nou en hoe meer we daarin groeien, in het leren kennen van God en het omgaan met elkaar, des te meer komen we erachter hoe we nog te kort komen – in 1 Kor. 13 schrijft Paulus dat zijn kennen nog beperkt is – nog op afstand, nog zonder God echt te zien, en met ons beperkte menselijke, en ook nog door de zonde geblokkeerde,  gezichtsveld – en dat maakt bescheiden.

Het geldt trouwens over de hele linie dat juist mensen die veel weten beseffen dat ze veel nog niet weten en begrijpen – er valt nog zoveel te ontdekken en te leren, nog zoveel om naar uit te kijken, zeker als het om die omgang met God gaat: “straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben”. Kijk, en dat is het geweldige dat nu al onze beperktheid en onze kortzichtigheid te boven gaat. “wanneer iemand” – nee, niet: alles al weet, of begrijpt, of in de vingers heeft, of het bij het rechte eind heeft, laat staat God door en door zou kennen  – nee, “wanneer iemand God liefheeft, is hij door God gekend”  – en dat is niet als een voorwaarde bedoeld want God heeft als eerste ons gekend, en liefgehad – maar als je God liefhebt, als steeds meer Gods liefde gaat ervaren, wordt het steeds meer een levende werkelijkheid en een beleefde zekerheid dat God jou kent als zijn eigen kind. Dat Hij voor jou heeft gekozen nog voor je voor Hem kon kiezen en meer dan je Hem kunt kennen.

Kennis is mooi – God mogen kennen  (door zijn woorden, in Jezus, door de Heilige Geest – door wat je mag ervaren van zijn liefde en door tot Hem te bidden)  is geweldig, een voorrecht – maar het allermooiste en de basis van ons omgaan met onze God en Vader- is dat Hij mij kent, en jou  ook, en al die andere broers en zussen van ons.

Laten we dat vieren, die verbondenheid.

amen

Liturgie morgendienst zondag 23 juni 2013
(gezongen) votum en groet
zingen:         Ps. 139: 1,2,8
wet van de HEER
zingen:         Gz. 156 (1-4)
gebed
Schriftlezing:  1 Kor. 8: 1-3 en 13: 1-3
zingen:         Lied 481: 1  (schoollied)
verkondiging: 1 Kor. 8: 3
zingen:         Ps. 116: 1,3,7
gebed
collecte
zingen:         Opwekking 737
avondmaalsformulier III
1e tafel:   gebed/uitnodiging/viering/ Gz. 165
2e tafel:   Hosea 4: 6a en 6: 6 – Ps. 63: 2
3e tafel:   Ef. 1: 17-19  – Ps. 84: 2
4e tafel:   1 Kor. 13: 12-13 – Gz. 164
zingen:      Ps. 89: 1
zegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *