Zondag 26 en 27 Heid. Cat.: Land in zicht – gered als door water heen (de doop)

liturgie morgendienst zondag 21 april 2013

 

votum en groet

zingen:       Ps. 8: 1,2,3

wet van de HEER

zingen:       Ps. 105: 20,21

gebed

Schriftlezing:  Ex. 14:14-15:21

zingen:       Ps. 66: 1,2

Schriftlezing:  Opb. 15: 1-4

zingen:        Lied 457: 2,4

verkondiging:   zondag 26+27

zingen:        Lied 87: 2,4,5

gebed

collecte

slotzang:     Ps. 56: 4

zegen

—————————————————————————————————————————

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes, geliefd door onze Here Christus,

 

  “Heel het leger van de onverzettelijke farao van Egypte

    hebt U doen omkomen in de Rietzee,

    maar uw volk Israël hebt U in uw barmhartighei,d

    dwars door diezelfde zee, over droog land doen gaan.

    (in deze gebeurtenis – en eerder in de zondvloed)

    hebt U toen al iets van de doop laten zien

Bekende zinnen uit het gebed dat wordt gebeden als in de kerk gedoopt wordt.

Een gebed dat erg oud is, waarschijnlijk al van voor de Middeleeuwen, uit de oude kerk.

 

Maar of ons allemaal glashelder is wat die zinnen precies betekenen?

En als we erover nadenken: is dat niet vergezocht – toen al de doop aangeduid?

Wie denkt nou als hij dat verhaal van Exodus 14 en 15 leest aan de doop?

Ik las in een boek over de doop daarover deze kritische noot:

het is een misgreep het doopwater te verbinden met dat zeewater:

“de zondige wereld van destijds en de Farao met zijn leger verdronken in het water,

maar daarmee werden ze niet gedoopt”.

 

Toch verwijst ook art. 34 van onze Ned. Geloofsbelijdenis naar de doortocht door de zee.

Christus “is onze Rode Zee, waar wij doorheen moeten gaan

                 om te ontkomen aan de tirannie van Farao – dat is de duivel –

                  en binnen te gaan in het geestelijke Kanaän”.

Vanuit dat gezichtspunt willen we samen verder doordenken over wat het is gedoopt te zijn.

Want natuurlijk zijn er verschillen – Farao en zijn leger zijn niet gedoopt maar verdronken -toch

trekt de bijbel zelf lijnen door, zoals Paulus doet  1 Corinthe 10…zagen we vorige week zondag.

En Johannes hoorde uit de verte de samenzang: het lied van Mozes én het Lam

God maakt zijn volk een voetpad vrij: als muren staan de golven.

          Maar Farao’s soldatenmacht wordt in de vloed bedolven.

          Gods kindren dansen hand in hand in vrijheid aan de overkant.  :

          Het water is een teken, een teken van de doop.

         Wij zijn gedoopt in Christus. God geeft ons nieuwe hoop.

 

 

Land in zicht – gered als door water heen

1. de doop die scheiding maakt;

2. de doop die bescherming biedt;

3. de doop die toewijding vraagt.

 

1. de doop maakt scheiding.

 

Uit hoe zij ervoor stonden toen, die groten en die kleinen,

met de vijand op de hielen en de dood voor ogen,

krijgen we haarscherp in beeld hoe wij mensen ervoor staan:

door een sterke vijand opgedreven richting een zekere ondergang.

Het doopsformulier begint ermee: je kunt zoals je bent het rijk van God niet binnenkomen.

Zeg maar: je krijgt geen verblijfsvergunning maar wordt als illegaal teruggestuurd.

En onophoudelijk in de rug aangevallen door Gods vijanden geldt:

we kunnen zelfs niet één ogenblik standhouden: u niet, ik niet, en jullie ook niet.

Denk maar aan die Israëlieten: achter hen Farao’s elitetroepen, voor hen de zee….

De keus is tussen in de pan gehakt worden en jammerlijk verdrinken…..

 

Maar dan grijpt God zelf verrassend en verlossend is.

Het is een schitterend trekje in deze geschiedenis, zo verteld in 14:19:

“De Engel van God, die steeds voor het leger van Israël uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op, zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten in kwam te staan.

Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht.

Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen”.

Kijk, zo maakte God scheiding: zijn volk had licht, zijn vijanden zaten in  het donker.

Het is alsof die negende plaag, de duisternis die Egypte had beangstigd,wordt herhaald.

En als God dan de zee klieft, en het wassende water wijkt,

wandelen de Israëlieten veilig en met droge voeten  naar de overkant.

Waarna de zee Farao met zijn leger overspoelt: er bleef van hen niet één over.

Daarmee ligt Egypte, dat huis van slavernij en uitbuiting, voorgoed achter hen.

En baant God zelf de weg – daar waar geen weg was – om in het beloofde land te komen.

God zelf maakt scheiding: voor de een wordt de zee een pad en voor de ander een graf.

 

Maar wat heeft dat nou te maken met uw en jouw doop – wat zegt ons dat vandaag nog?

Is het niet een vreemd en ver gezocht beeld: dat de Here Jezus ‘onze Rode Zee’  is?

Het lijkt op het eerste horen een woordenspel: Rode Zee – zinspeling op het rode bloed van Christus.

Maar toch: minder vergezocht dan het lijkt –  kijkt nog eens naar dat vers dat ik al noemde, Ex.14: 19.

Daar staat niet dat  de HEER tussen zijn volk en de Egyptenaren in ging staan

en zo scheiding maakte en zijn volk redde van de tiran die het wilde vernietigen…

nee, er staat: de Engel van God. Die tegelijk meer is dan een van Gods engelen.

Want het mooie is juist – zie al 13: 21 – dat de HEER zelf vooropging.

Dus wijst alles erop dat we in die Engel van de HEER mogen zien de komende Christus.

Christus baande ook toen al die weg door de zee naar het beloofde land.

Christus als het ware de Rode Zee om te ontkomen aan de tirannie van Farao,

maar eigenlijk aan de greep van de duivel en de slavernij van de zonde.

Vandaar onze geloofsbelijdenis: Christus is als het ware onze ‘Rode Zee’.

 

Kijk, en nou uw en jouw en mijn doop.

Waarvan antwoord 74 zegt dat we al vanaf dat allerprilste begin

bij de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden.

En we in artikel 34 belijden: hierdoor worden wij in de kerk van God opgenomen

en van alle andere volken en vreemde godsdiensten afgezonderd……

Nee, natuurlijk niet omdat wij ook maar een haartje beter zouden zijn dan die anderen.

Onze belijdenis noemt de doop niet een medaille die een christen zichzelf opspeldt,

wel een merkteken dat God zelf heeft aangebracht: dat is er eentje van Mij.

Zoals Mozes tegen de Israëlieten zei:

niet omdat jullie zo voortreffelijk zijn maar omdat God van jullie houdt.

Onbegrijpelijk maar waar! Ook waar voor u en voor jullie. Wat een God hebben we toch!

 

Wat toen die zee markeerde, beeldt nou de doop uit: het zonde-land ligt achter je.

Wat een houvast: wij met onze kinderen…..toch…in Christus voor God heilig, aan Gods kant gezet!

Maar daarvoor moet je wel eerst door de Rode Zee heen.

Anders gezegd: geloven dat het offer van Christus aan het kruis ook voor jou is gebracht.

En het elke dag heel je leven lang daar dan ook van verwachten.

Zeg maar: Christus is ondergegaan in de vloedgolf van Gods toorn over onze zonden,

om ons en onze kinderen veilig door de dood heen aan de veilige overkant te brengen.

 

Dat wil de doop zeggen en daar is de doop garantiebewijs van: land in zicht!

Ik vond ergens de treffende vergelijking met een paspoort:

“ons paspoort wordt gestempeld. onze naam staat erin.

maar ook het land waartoe wij nu behoren: Christus-land”.    

Ik zeg erbij: de handtekening in dat paspoort is geschreven in bloed-rood.

Omdat Christus ons kocht met zijn bloed, hebben we vrij toegang tot zijn land.

Door de zonde hadden we het burgerschap van Gods rijk verspeeld.

Was ons paspoort ingenomen om het nooit meer terug te krijgen.

Totdat de Koning zelf het terugverdiende om het terug te geven aan ieder die in Hem gelooft.

De doop is het eigendomsmerk van de Heer die uit alle volken zijn volk bijeenbrengt.

De doop markeert ook zichtbaar de overgang van een leven verkocht aan de zonde

tot een leven in dienst van een nieuwe Heer – als burger van het koninkrijk van de Vader.

 

2. de doop biedt bescherming.

 

Doodsbenauwd waren ze daar bij de zee, met de hete adem van Egypte’s keurtroepen in de nek: help, we gaan eraan!! dit wordt onze dood!!  Mozes, hoe kon u ons dit aandoen?!!

Ik zou haast zeggen: waren wij maar wat benauwder voor die veel gevaarlijker vijand: de duivel.

We bidden: leid ons niet in beproeving maar verlos ons uit de greep van het kwaad, van dé Kwaadaardige!maar onderkennen we wel echt de ernst van de verleidingen die op ons af komen?

Nemen we Petrus wel serieus als die waarschuwt: de duivel zwerft rond als een brullende leeuw?

Wat een paniek als ergens echt een leeuw is losgebroken, of een ander gevaarlijk beest.

Waren we maar net zo waakzaam en voorzichtig als het om dat veel gevaarlijker roofdier gaat.

Die het echt op ons en onze kinderen heeft gemunt:

om ons weg te lokken en ons weer en nu voorgoed slaven van de zonde te maken.

Zoals lang geleden de Farao alles op alles zette om dat net vrije volk weer terug te halen –

en als dat niet lukte het in de pan te hakken: alles beter dan dat ze meegingen met hun God,

 

Kijk, en dan is er maar één uitweg.

Mozes zegt: stil maar, de Here zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen!

Voor die machtige God is geen zee te hoog en geen leger te sterk.

En dan zien we die wolk van de HEER er tussen in gaan staan:

donker naar Egypte toe, licht naar Israël toe, zodat de legers niet bij elkaar konden komen.

Bedoeld zal zijn: zo kregen de Egyptenaren geen kans de Israëlieten te naderen (Het Boek).

Het is God zelf die zijn volk beschermt en het ook verder brengen zal tot in het nieuwe land.

 

 

Het valt op dat in dat lied van Exodus ook al over dat vervolg gezongen wordt:

Het is goed mogelijk dat dat er later aan is toegevoegd om dit lied bruikbaar te maken

voor de zang in de tempel.

Het kan ook dat het vertrouwen van Mozes en het volk in de Here zo groot waren

dat ze over de goede afloop zingen alsof het allemaal al is gebeurd (15: 13, 16)

“U bevrijdde dit volk en ging het liefdevol voor,sterk en machtig leidde U het naar uw heilige woning”….”U brengt hen naar de berg die uw domein is,HEER,en daar zult U hen planten,

 in uw eigen woning, het heiligdom door U gebouwd”.

Hoe dat ook zij, zo is het ook gegaan onder de hoge bescherming van de Here,

ook al zou het een lange reis worden met veel ontberingen en veel hindernissen,

en zouden velen door eigen schuld hun bestemming missen:  Gods doel werd bereikt!

 

Nou, en door Gods genade mogen u en jij en ik bij dat ene volk van God horen,

onderweg naar wat onze belijdenis noemt ‘het geestelijke Kanaän’, Gods nieuwe wereld.

Meer dan ooit zet de aartsvijand van God de aanval in,

geraffineerd en precies op onze zwakste plekken.

Dat was al zo toen Farao’s leger dat volk onderweg naar de vrijheid in de rug wilde aanvallen.

Juist daar waar ze het kwetsbaarst waren, waar de zwaksten waren en de kleinsten.

Des te ontroerender dat die Engel van God juist daar gaat staan:

ter bescherming van het zwakste, dat zichzelf niet kan verdedigen.

Ik denk ook aan een profetie die de tweede uittocht eeuwen later aankondigt, na de ballingschap:

“Als een herder weidt Hij zijn kudde weiden: zijn arm brengt  de lammeren bijeen,

Hij koestert ze en zorgzaam leidt Hij de ooien”.   

Wat geweldig een schaap of een lammetje van deze goede Herder te zijn, te horen bij zijn kudde.

Met andere woorden is dat wat onze belijdenis bedoelt:  door de doop zijn we in de kerk van God opgenomen. Dat is geborgenheid, dat biedt bescherming. Zoals het bezit van een Nederlands

paspoort rechten geeft op hulp en bescherming door de Nederlandse overheid.

En dan zegt de catechismus met het oog op de kinderdoop:

ook die allerkleinsten horen al bij Gods verbond en zijn gemeente: bij Vader op de arm!

Nou, en dat geeft bij alle zorgen en dreigingen een geweldige rust, voor oud en jong:

“waarom schrei  je, ben je bang? toe, blijf niet huilen, je mag je leven lang bij je Vader schuilen!”

want: “jij bent van God m’n kind, je kwaad wordt weggewassen in Christus’ zuiver bloed,

Hij maakt weer alles goed!”

 

3. de doop vraagt toewijding.

 

  Dat gold Israël toen bij de zee en door de woestijn heen naar het beloofde land.

We lezen ervan in 14:31: “ze kregen ontzag voor de HEER

en ze stelden hun vertrouwen in Hem  en in zijn knecht Mozes”.

Dat is eerbied en ontzag, geloofsvertrouwen en ook toewijding, gehoorzaamheid.

Nee, niet dat gedoopt zijn automatisch betekent dat je wel binnen bent, voorgoed.

Zoals staatsburgerschap en een paspoort in bepaalde gevallen afgepakt kunnen worden,

zo kun je ook je kind-van-God-zijn verspelen, door ongeloof en weglopen bij God vandaan.

 

Het volk van toen had wel Egypte achter zich gelaten,

maar ze namen in hun hart nog heel veel restanten Egypte mee.

Meer dan eens verlangen ze zelfs openlijk terug:

och waren we maar in Egypte gebleven, Mozes, we willen terug!!

Zo laat de doop zien dat onze zonden worden vergeven en weggenomen,

maar tegelijk zit er nog veel zondigs in ons hart en in ons leven.

Zijn we niet bestand tegen de zuigkracht van wat beperkt aards of zelfs echt zondig is.

 

Daarom verplicht de doop ook – staat in het formulier – tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Moet je als ouders je gedoopte kind bijbrengen en vooral voorleven dat we anders zijn:

onderscheiden van de kinderen van de ongelovigen. Op weg naar dat nieuwe land,

en daarom nou al herkenbaar als burger van het koninkrijk dat uit de hemel op aarde komt.

Dat brengt voor ons allemaal mee dat we moeten inburgeren, en dat vraagt oefening, training.

Paulus houdt zijn leerling Timoteüs voor, die nog jong is: “oefen jezelf in een vroom leven”-en dat mogen we allemaal ter harte nemen want je bent nooit te oud om te leren als christen te leven.

Zeg maar: de inburgeringscursus van het koninkrijk  van de hemel houdt niet op als je belijdenis

hebt gedaan, en gereformeerde mensen zijn niet volleerd maar blijven een leven lang leerbaar.

 

Het is niet vanzelf: eens gered, voorgoed binnen, er is ook een eigen keus en verantwoordelijkheid.

Hoor Petrus :  “De doop wast niet het vuil van uw lichaam, het is een vraag aan God om een zuiver geweten. Hierom kunt u vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus”

Je ziet het ook in de zondagen 26 en 27: de doop vraagt om een vervolg, als bad van wedergeboorte.

Gedoopt zijn verzekert me ervan dat God mijn zonden om Christus wil vergeven

maar ook dat de Heilige Geest met ons aan het werk gaat om een nieuw mens van me te maken:

“zodat we hoe langer hoe meer van de zonde afsterven en godvrezend en onberispelijk leven”.

 

Nog altijd is God met u en jou onderweg, met ons samen, op weg naar dat beloofde land.

Tot we allemaal samen aan de overkant zijn, en zingen dat lied van Mozes èn het Lam!

 

                                                                              amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *