Lucas 13: 29-30: Pas op jezelf en wees blij met elkaar! (overdenking bij het Avondmaal)

liturgie morgendienst zondag 10 maart 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:      Ps. 107: 1,13

wet van de HEER

zingen:      Gz. 23

gebed

Schriftlezing: Lucas 13: 22-30

zingen:      Ps. 118: 7

verkondiging: Lucas 13: 29-30

zingen:      Gz. 126: 1,4,5

gebed

collecte

zingen:      TT 109: 1,2,4,5

avondmaalsformulier III

tafel 1 – gebed-opwekking-viering / zingen:   Ps. 23: 3

tafel 2 – lezing:   Luc. 14: 10-11       /zingen:    Ps. 22: 12

tafel 3 – lezing:   Luc. 14: 12-14       /zingen:    Ps. 132: 8

slotzang:   Gz. 101: 5

zegen

———————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

  “Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Achter zo’n vraag kan heel wat schuilgaan, het is maar de vraag wat de vraagsteller bedoelt.

De vraag kan bezorgdheid verraden: wat heeft al dat preken en wonderen doen van Jezus

voor effect, als je ziet dat de meeste mensen wel bewonderend toekijken maar niet echt in

Hem geloven en voor Hem gaan, en de vijandschap eerder meer dan minder wordt – en als

je het door vertaalt naar vandaag: wat blijft er over van het geloof in Nederland, nu steeds

minder mensen op zondag naar de kerk gaan,  ook in orthodoxe kerken de tweede dienst

minder bezocht wordt; veel kerkgebouwen een andere bestemming krijgen of worden gesloopt,

de politiek afrekent met christelijke waarden en verworvenheden,en veel mensen bijna agressief reageren op alles wat nog verwijst naar een verleden waarin bijbel en kerk bepalend waren.

 

  “Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Die vraag  kan ook cynisch klinken: zou het nog wel wat worden met die Jezus, het lijkt er niet

op als je kijkt naar dat nog steeds kleine clubje trouwe volgelingen om hem heen dat stad en

land afreist om mensen te overtuigen en achter Jezus aan te krijgen maar met weinig resultaat.

Jezus noemde trouwens zelf zijn volgelingen een ‘kleine kudde’ en waarschuwt meer dan eens

dat het volk als geheel niet in Hem zal geloven en dat de leiders Hem willen arresteren en doden.

Doorvertaald naar vandaag: geloven in een God en in een oude bijbel is achterhaald, de kerk

heeft haar langste tijd gehad, en geloof maar in een leven voor de dood i.p.v. na de dood….

 

“Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Hoe ook bedoeld, het is een vraag die een verkeerde blikrichting verraadt, leren we van Jezus.

Het blijkt uit zijn antwoord dat in eerste instantie geen antwoord lijkt op de gestelde vraag maar

als je doorleest en erover doordenkt het antwoord dat onze blikrichting verlegt en verruimt.

Om met het laatste te beginnen, dat onze blik verruimd wordt, en de Heer ons bemoedigt, dat

is vers 29: “uit het oosten en uit het westen en uit het noorden en uit het zuiden zullen ze komen

en ze zullen aan tafel genodigd worden – lett. aanliggen, aanzitten – in het koninkrijk Gods”. Later,

in Openbaring (7: 9) ziet Johannes  “een onafzienbare menigte die niet te tellen was” .   Over de toekomst van de zaak van Jezus en het rijk van God hoeft niemand zich zorgen te maken,

dat komt goed, laat dat maar aan de Heer over; geen plaats blijft leeg en het wordt een groot feest!

Ja maar – en dan verlegt Jezus de blik van die anderen naar u en jou en mij zelf:  ben jij daar bij?

Dat is wat eerst geen antwoord lijkt op die vraag naar anderen: worden er veel of weinig gered:

“doe – jij zelf – alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan” – want veel mensen zullen

dat proberen maar het lukt hen niet – en pas op dat je niet denkt: maar ik ben toch al lang binnen.

Met andere woorden: je kunt je druk of bezorgd maken om anderen, je hebt genoeg aan jezelf.

 

Allereerst slaat het hier natuurlijk op Gods eigen oude volk Israël als volk van Gods oude verbond.

Niet voor niets vallen de namen Abraham, Isaak en Jakob, en wordt herinnerd aan de profeten.

Als het om onszelf gaat: dat we gedoopt zijn, en met de bijbel opgegroeid en bij de kerk zijn – maar

pas op dat je niet zoals vroeger Israël vaak – daarop gaat vertrouwen en denkt dat je binnen bent.

Paulus schudt in Rom. 2 zijn Joodse lezers wakker: “u die zichzelf Jood noemt, op de wet vertrouwt en u op God laat voorstaan; u die zijn wil kent en zon uitstekend weet waar het op aankomt, u die ervan overtuigd bent dat u een leidsman van blinden bent, een licht voor hen die in  het duister zijn, een opvoeder van onverstandigen – u die anderen onderwijst, onderwijst u uzelf eigenlijk wel?”.  En wij?

Wat doen wij met die waarschuwing dat laatkomers wel eens wie vooraan staan kunnen passeren?

 

Dus voor ik naar anderen kijk of me zorgen maak over het geloof, de kerkgang, het denken of het gedrag van anderen, heb ik eerst mijn handen vol aan mezelf: waar sta ik, hoe kom ik zelf binnen?

Een uitlegger zegt. “Op de luisteraars wordt een appèl gedaan om niet van een afstand toe te zien

hoe het zal aflopen, maar om nu te kiezen en toe te treden”. Nu de deur naar God nog open staat!

Ja en die deur is als het erop aankomt niemand anders en niemand minder dan Jezus zelf, Jezus die

zichzelf de deur van de schapen noemt, en die meer dan eens zegt dat als je in het rijk van God

wilt komen, als jegaat voor het goede leven op een nieuwe aarde, dat je dan bereid moet zijn om

jezelf te verloochenen, je kruis op je te nemen en achter Hem te gaan, koste wat dat kan kosten.

Die keus moet je steeds opnieuw maken, de keus om van Gods genade in Jezus te willen leven.

Daar zit dat smalle in van die poort: je komt er alleen doorheen als je jezelf en allerlei ballast die

je met je mee draagt durft loslaten: wie zijn leven wil verliezen, die zal het echte leven winnen.

 

We vieren vandaag weer dat Jezus alles heeft opgeofferd om ons voor God terug te winnen, om

een nieuw verbond mogelijk te maken en een nieuwe wereld waar we voorgoed mogen leven.

Elke avondmaalsviering is weer die keus, maar elke dag staan we voor die keus: willen we Jezus

volgen of lopen we onszelf achterna, gaan we voor wat ze zelf moeten doen of bereikt hebben,

of durven we met lege handen naar onze Verlosser gaan: “Zoals ik ben, kom ik nabij, met niets in

handen dan dat Gij mij riep en zelf U gaf voor mij, o Lam  van God, ik kom” .

 

Pas dus vooral op jezelf – en wees dan maar blij met die anderen naast je en voor je, samen in

de kerk en samen aan tafel – met zovelen in oost en west, noord en zuid, die ook onderweg zijn.

In het besef dat als we die woorden van Jezus op onszelf betrekken, wij laatkomers zijn als we

onszelf vergelijken met Gods oude bondsvolk Israël, maar tegelijk het ons kunnen aantrekken

dat als we denken als gedoopte gereformeerde mensen wel binnen te zijn, gearriveerd, weer

anderen die nu nog buiten staan en in onze ogen ver weg, ons kunnen inhalen en passeren –

want het is voor Israël toen en voor ons nu en voor elk mens alleen maar genade om binnen

te mogen komen bij Vader thuis en aan te mogen schuiven aan zijn tafel voor het grote Feest

van genade

 

“Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Maak je maar niet bezorgd, dat is de vraag niet en dat is jouw zaak niet: pas maar op jezelf.

Ja en wees maar blij met elkaar, en wees een uitnodiging voor  wie nog op een afstand staan.

De deur staat nog altijd open, 24 uur per dag, voor u en jou en mij, en voor al die anderen.

Tot de dag dat de laatste binnen is, en het feest gaat beginnen – Heer, laat mij dan niet ontbreken!

amen

One comment to “Lucas 13: 29-30: Pas op jezelf en wees blij met elkaar! (overdenking bij het Avondmaal)”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *