Zondag 19 Heid. Cat. : Let op Christus!

liturgie middagdienst zondag 27 januari 2013

(gezongen) votum en groet

zingen:     Ps. 146: 1,2,8

gebed

Schriftlezing:   Psalm 110

zingen:     Ps. 110: 1,2,3

Schriftlezing:   Hand. 2: 32-40

zingen:     Ps. 2: 4

verkondiging:  zondag 19

zingen:     Gz. 139: 5,6

geloofsbelijdenis

zingen:     Gz. 164

gebed

collecte

slotzang:  Lied 300: 1,3,6

zegen

—————————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer en Koning Jezus Christus, u en jullie, jongeren  en ouderen,

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

Daar draait veel om in onze wereld:  om macht, om invloed, om aan de knoppen zitten.

je hoeft maar te denken aan de politiek: Obama weer president, verkiezingen in Israël,

minister Dijsselbloem voorzitter van de eurogroep – en heeft Nederland daar baat bij? –

maar ook negatief: hoe gaat het verder in Mali, wie trekt aan het langste eind in Syrië?

Mensen en omstandigheden kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor anderen…

Tegelijk:   alleen al die paar voorbeelden laten zien hoe broos en beperkt mensen zijn,

en hoe het zomaar weer anders kan lopen en snel afgelopen kan zijn met wie machtig lijken.

Een tijdje ben jij de man, die misschien wel elke dag in het nieuws is, met wie rekening wordt gehouden, voor wie de rode loper uitgelegd wordt, en voor alle belangrijke deuren open gaan.

Maar dan wordt je weggestemd of weggestuurd, of je termijn zit erop, of je wordt te oud….

Terwijl er ook zijn die tijdens de rit wegvallen: een hartinfarct, of een aanslag, een ernstige ziekte.

Even elke dag in beeld maar voor je het weet ben je geschiedenis en heeft niemand het meer over je.

Hoe waar wat we zongen: “wil toch niet op mensen bouwen, hoe voornaam ook en geacht, want

beschaamd wordt uw vertrouwen als u heil van hen verwacht”…en “hun plan met hen zal vergaan”.

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

Als je om je heen kijkt en de krant en het journaal volgt, ben je geneigd namen van mensen in te vullen; te denken aan grote sterke landen, machtige internationale bedrijven of lui met bakken geld.

Dan bekruipt je weleens het gevoel een speelbal te zijn van krachten waarop je geen invloed hebt.

Het kan je best wel eens bezorgd en zelfs bang maken als je volgt wat gebeurt en vooral als je ziet gebeuren wat je niet volgen kunt, en waar je geen grip op hebt en wat je nog kan gaan overkomen.

Zoveel is er ook dat maar ongestraft schijnt te kunnen gebeuren en wat maar niet lijkt te veranderen. Als één  probleem opgelost lijkt is er weer wat anders en wat een onrecht doen mensen elkaar aan.

Ja en wat gaat er nog uit van het christelijk geloof en van ons als gemeente op de samenleving….?

 

Psalm 110, en Petrus in Hand. 2, en zondag 19 willen ons bemoedigen,  en ons blikveld verruimen:

 

 Let op Christus!

1.  kijk omhoog;

2.  kijk om je heen;

3.  kijk vooruit.

1.  Let op Christus: kijk omhoog.

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

In de tijd dat Psalm 110 is ontstaan en werd gezongen, speelde dat net zo goed als nu.

Zeker als je een klein volkje bent als Israël toen tussen allerlei buurvolken en grote mogendheden.

Meer dan eens kom je de verzuchting tegen van vermalen worden en het onderspit delven – maar

ook uitingen van hoop en vertrouwen omdat de HEER hun God machtiger is en achter hen staat.

Tegen die achtergrond moet je ook Psalm 110 lezen en zingen, in de taal en beelden van die tijd.

Deze  psalm is best heftig: het gaat over vijanden die bestreden moeten worden en uitgeschakeld worden en daarbij vallen slachtoffers: er rollen letterlijk koppen en “lijken stapelen zich op”.

En dat gebeurt door de koning die regeert vanuit Sion, de koning die in Jeruzalem regeert.

Ook hier- zo lijkt het -mensen die uit zijn op macht, en vechten om die macht in handen te houden.

Het is van alle tijden: leven en overleven, aan de macht komen en aan de macht zien te blijven.

Ook in die wereld van lang geleden draaide het daar al om: macht, invloed, je eigen hachje…

 

Ja maar, in die psalm gaat het om meer en wat hoger is en wat verder strekt: om Gods rijk.

Het is eigenlijk een heel merkwaardige psalm binnen het geheel van de psalmen, ook die van David.

Een psalm die we als christenen meteen horen en zingen met wat we erover meekrijgen uit het NT, en dan vullen we het zo in – met Petrus in Handelingen 2 :  “David is niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder mijn voeten heb gelegd” – net als Psalm 16 gaat Psalm 110 over Davids grote Zoon.

Nou, dat is een geweldig vergezicht al vanuit die psalm – en de Here Jezus legde die psalm al zo uit –

maar toen de psalm net was gedicht was de horizon toch de eigen tijd waarin de dichter leefde.

Heel letterlijk ligt misschien meer voor de hand te vertalen met: een psalm voor of over David.

En dan is David die heer, die machthebber, tegen wie de HEER – zijn God en de God van Israël –

zei dat hij aan zijn rechterhand mocht zitten, als de ereplaats, om namens God te regeren.

 

Waarmee gezegd wil zijn dat de Eigenlijke die het in Israël voor het zeggen heeft niet David is,

of wie maar na David wordt geroepen om te regeren, maar de HEER zelf als Israëls grote Koning.

In heel wat psalmen – ook van David – wordt de HEER ook zo bezongen: U, mijn God en mijn Koning.

Dat zet de aardse koning op zijn eigen plek: je bent niet meer dan knechtje van de grote Koning,

en je bent aan Hem verantwoording schuldig voor wat je doet met je macht en doet voor je volk –

en het betekent voor onderdanen dat ze gezagsdragers zullen accepteren en zullen respecteren

omdat door hun bestuur en hun leiding God zelf deze wereld en al die volken wil regeren.

Later zal Paulus zelfs met het oog op de machtige keizer van het trotse Rome iets dergelijks zeggen:

“er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld” en even later:

doe wat goed is, dan hebt u geen kwaad te duchten want de overheid staat in dienst van God.

David zegt het op een heel bijzondere en mooie manier over Salomo als die hem mag opvolgen:

“..uit al mijn zonen verkoos hij (de HEER) mijn zoon Salomo om plaats te nemen op de troon van zijn heerschappij” (1 Kron.28:5); vandaar ook: “zo besteeg Salomo de troon van de HEER” (1 Kron. 29:23).

Ja en dat mag die koning ook moed geven, b.v. als er tegenstanders zijn, opstand uitbreekt, oorlog woedt: de HEER die de grote Koning is, zal je beschermen en je helpen in de strijd tegen je vijanden.

Denk maar weer aan David toen Saul hem achterna zat, en Absalom hem van de troon wilde stoten.

 

Gemeente, later, toen Dav id al lang gestorven en begraven was, en Salomo ook, en al die anderen, kreeg deze psalm steeds meer een verstrekkender betekenis,gericht op de beloofde komende messias – en dat was maar niet een betekenis die mensen eraan gaven, maar bedoeld door God zelf.

Jezus zelf zegt dat –  lees maar Marcus 12: 35vv.:  “Jezus vroeg de mensen bij zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de messias een zoon van David is? 36 Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 37 David noemt hem Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ en daar kwamen de bijbelgeleerden niet goed uit, blijkt uit Matt. 22: 46.

Petrus was het niet vergeten en pakte na de opstanding en de hemelvaart van Jezus deze draad weer op en opende de mensen er de ogen voor dat Jezus die koning is die door God aangesteld is,

en die achter de schermen en dwars door alles heen de wereld regeert en de geschiedenis leidt –

ja en die niet zoals David een aantal jaren namens God regeert maar die voor altijd koning blijft.

Nou, en vergeet niet over wie dat wordt gezegd: over de Jezus die een paar weken eerder door

diezelfde mensen tegen wie Petrus dat allemaal zegt, is verguisd en naar het kruis is geschreeuwd,

en wel als een dwaallicht en een onruststoker, erger nog: iemand die zich als zoon van God uitgaf.

Nu krijgen ze te horen, recht op de man af:  die Jezus die jullie gekruisigd hebben, Hij is door God verhoogd en zit als heerser aan Gods rechterhand- aangesteld tot Heer en messias (d.i. koning) – en

dus is het zaak je om te keren, niet langer van Hem af maar naar Hem toe te leven, en of je nou machtig bent of ondergeschikte, je door Hem te laten gezeggen en vooral: te schuilen aan zijn hart.

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

Verkijk je niet op wat je om je heen ziet, op wat het journaal biedt of mensen zoal zeggen.

Kijk omhoog tot in dat paleis in de hemel bij God, waar Jezus zit om te regeren en voor ons op te komen, zoals zondag 19 het onder woorden brengt als de ‘heerlijkheid van ons Hoofd Christus’

Hij door wie de Vader alles regeert – vandaar die ereplaats aan Gods rechterhand – is voor alles

Hoofd van zijn gemeente – Vorst van zijn volk – die voor ons zorgt, voor ons bidt, ons beschermt.

Gelukkig maar dat niet mensen en omstandigheden ons leven bepalen, maar onze Heer en Redder.

Hij heeft beloofd voor zijn vertrek: Ik ben met je, Ik ben er voor je, altijd, je kunt op Mij rekenen!

 

2.  Let op Christus:  kijk om je heen

 

Jezus kwam er meer dan eens openlijk voor uit dat Hij koning was, Hij liet zijn macht ook zien,

denk maar aan zijn overmacht over storm en golven, zijn overwinnen van ziekte, dood, en duivel.

Ja en vooral – hoe tegenstrijdig het ook lijkt en hoeveel tegenspraak het ook opriep – heeft hij zijn

macht gedemonstreerd aan het kruis, toen Hij de zonde heeft overwonnen en de dood verslagen.

Waarmee meteen ook helder wordt wat Psalm 110 nog meer zegt over die koning die God de ereplaats aan zijn rechterhand geeft – en wat toch over iemand moet gaan en meer is en anders is dan David en zijn opvolgers in Jeruzalem – dat die koning ook priester zal zijn – wat niet echt kon en mocht in Israël – waar koningen en priesters ieder een eigen taak en bevoegdheden had – maar net

zoals eeuwen eerder die raadselachtige figuur Melchizedek die koning en priester van God was.

Vanmiddag werken we dat niet verder uit – zoals in de brief aan de Hebreeën uitvoerig gebeurt- maar houd vooral dit vast: Jezus is niet een koning die gaat voor eigen eer en eigen macht, status,

rijkdom, maar Hij zegt zelf – tegen de machtspoliticus Pilatus die juist wel voor zijn eigen carrière ging en het Romeinse wereldrijk vertegenwoordigde – zeg maar: de rechterhand van Zijne Majesteit de Keizer in Juda – “mijn koninkrijk hoort niet bij deze wereld” – eerder moesten zijn eigen volgelingen dat ook leren: “Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet zijn. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn,

zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn,

want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen en om zijn

leven te geven als losprijs voor velen“.  Dat is weer die psalm over de Koning die Priester zal zijn.

Ja en dat is deze Koning nog altijd, denk terug aan zondag 18: Hij pleit, Hij bidt, bij God voor ons.

Zondag 19 heeft ook dat priesterlijke, dat dienende, dat gevende, dat zegenende van de priester: “ten eerste giet Hij door zijn Heilige Geest in ons, zijn leden, de hemelse gaven uit”. Gul. Goedgeefs.

Niet een Koning die zichzelf verrijkt maar juist een die arm wilde worden, alles losliet en achterliet,

zelfs zijn leven ervoor over had, om ons rijk te maken met alles wat God zijn Vader in huis heeft.

Petrus deelt dat veelbelovende uit als het over de verhoging van de eerst vernederde Christus gaat:

“Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de Heilige Geest – die ons is beloofd – ontvangen” – niet om voor zichzelf te houden, maar: die Geest heeft Hij op ons doen neerdalen, dat is wat u ziet en hoort (zei Petrus tegen die mensen in Jeruzalem op dat Pinksterfeest)

en….iedereen die ook in deze Jezus gaat geloven, zal  van Hem ook de Heilige Geest ontvangen.

Dan mag je delen in de gaven die de Heilige Geest wil uitdelen en waar je elkaar mee mag dienen.

Psalm 110 verlegt halverwege de blik van de koning op zijn troon – aan Gods rechterhand – naar zijn volk, de onderdanen van de koning die voor hem in touw en in gevecht zijn, aan hem toegewijd.

Dan moet je als je even je verplaatst naar de tijd dat dit lied ontstaan is, aan het leger van de koning denken, vandaag ook dat speciaal de jeugd wordt genoemd, fris als dauw, sterk en vol energie –

jonge mannen die opgeroepen zijn om te vechten voor hun koning, zoals David zijn helden had.

“De luister van de koning is een talrijk volk” staat in Spr.14:28; andersom is ook maar al te waar volgens diezelfde spreuk: “bij gebrek aan onderdanen gaat een machthebber te gronde”.

Er zijn voorbeelden genoeg van machthebbers die het veld moeten ruimen omdat hun volk hen zat is en daarom niet meer op hen stemt, hen wegjaagt of erger – en als het geld op is, is het ook gedaan.

Ja en het is een gouden regel dat wie de jeugd heeft de toekomst heeft – daarom is best reden tot

zorg en aandacht als jongeren de kerk verlaten en niet meer bezig zijn met het geloof en met God.

Maar vooral: laten we samen optrekken en ieder met eigen gaven en mogelijkheden zich inzetten,

aandacht hebben en ruimte geven aan onze jongeren, en jullie van jullie kant willen leren van wie

al langer ervaring heeft opgedaan met geloven, met bijbel lezen, en bidden, en omgaan met God.

 

Ja want aan die Koning in de hemel zal het niet liggen, Hij deelt maar uit, aan gaven en kansen,

net naar dat u nodig hebt en jij aankunt, net naar wat bij ieder persoonlijk past – je mag jezelf zijn

en tegelijk op je eigen plekje bijdragen aan wat die anderen en wij samen nodig hebben – Paulus

schrijft ergens: “aan ieder van ons is genade geschonken, naar de maat waarmee Christus geeft”.

In een andere brief in diezelfde lijn: “we hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is” – en dan komt het er maar op aan dat je ook met wat je kunt het goede doet.

Dat vraagt oog voor wie je zelf bent en wie die ander is, wat jij goed kunt en waar de ander beter in is…en dat vraagt ook respect voor elkaars mogelijkheden en beperkingen, en dat vraagt ook dat we

onszelf oefenen, trainen, in dienstbaar zijn aan onze Koning en aan die ander die naast ons zijn of

haar plek heeft – denk maar weer aan een leger op mars, of aan mensen die samen op reis zijn.

Wat als het goed is al jong begint. thuis, op school, op de club, later op catechisatie en in de kerk.

Weer Paulus: “oefen jezelf in een vroom leven” – bedoeld is een leven gericht op je Heer en Koning,

en dan ook met oog en oor en hart voor je medemensen, in de gemeente, op school, op je werk.

De cat. zegt ergens anders wat daar voor nodig is: de Heer door zijn Geest in je laten werken.

Mooi als het echt zo is wat we zongen: “uw volk is zeer gewillig om te strijden…..” – niet als een clubje ruziemakers of vechtjassen tegen alles en iedereen die anders zijn en anders denken of doen – maar

positief: om het goede te doen, op te komen tegen onrecht, en tegen alles wat kwaad is en kwaad doet – ja en ook dat volgende: “ook zal uw jeugd zich aan uw glorie wijden” – jullie die gaan voor wat je gelooft en voor wie ook jouw Heer wil zijn – want de jeugd van deze Koning heeft echt toekomst!

 

3.  Let op Christus:  kijk vooruit.

 

  Christus is koning, al vanaf zijn kruis en zijn opstanding en zijn hemelvaart: Hij heeft alle macht.

Maar dat betekent niet dat de race al gelopen is, dat er geen tegenstand meer is – we weten wel beter en het lijkt wel eens of de tegenstand steeds sterker wordt – en kijk vooral ook naar wat er in jezelf nog aan weerstanden zit en blokkades – hoe je diep in jezelf vaak anders wilt dan wat goed is.

En ook in die wereld om ons heen maakt eigenbelang, agressie, hebzucht, geweld, slachtoffers –

daar hoef je niet eens de krant voor te lezen of het journaal voor te volgen – lees je bijbel maar.

Die psalm is er eerlijk over – er zijn nog vijanden die onderworpen en uitgeschakeld moeten worden.

Petrus heeft het in zijn toespraak – NB binnen Gods eigen volk – over een- ‘verdorven’  slag mensen.

Dus moet er nog altijd – om het met een oude dichter te zeggen – veel strijd gestreden en veel leed

geleden worden – nu al en nog steeds -en uiteindelijk op de dag dat met alle kwaad wordt afgerekend en de Koning recht zal doen en alles goed maakt- lees ook maar Paulus in 1 Kor. 15 met weer een beroep op Ps 110 – over Jezus: “Want hij moet koning zijn totdat God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood want er staat: alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd….en dan zal de Zoon zich aan God onderwerpepn opdat God alles in allen zal zijn….

Daar hopen we op, daar kijken we naar uit, daar doen we het voor, met het oog op Christus!

 

amen

 

 

 

 

 

 

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *