Zondag 19 Heid. Cat. : Let op Christus!

liturgie middagdienst zondag 27 januari 2013

(gezongen) votum en groet

zingen:     Ps. 146: 1,2,8

gebed

Schriftlezing:   Psalm 110

zingen:     Ps. 110: 1,2,3

Schriftlezing:   Hand. 2: 32-40

zingen:     Ps. 2: 4

verkondiging:  zondag 19

zingen:     Gz. 139: 5,6

geloofsbelijdenis

zingen:     Gz. 164

gebed

collecte

slotzang:  Lied 300: 1,3,6

zegen

—————————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer en Koning Jezus Christus, u en jullie, jongeren  en ouderen,

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

Daar draait veel om in onze wereld:  om macht, om invloed, om aan de knoppen zitten.

je hoeft maar te denken aan de politiek: Obama weer president, verkiezingen in Israël,

minister Dijsselbloem voorzitter van de eurogroep – en heeft Nederland daar baat bij? –

maar ook negatief: hoe gaat het verder in Mali, wie trekt aan het langste eind in Syrië?

Mensen en omstandigheden kunnen verstrekkende gevolgen hebben voor anderen…

Tegelijk:   alleen al die paar voorbeelden laten zien hoe broos en beperkt mensen zijn,

en hoe het zomaar weer anders kan lopen en snel afgelopen kan zijn met wie machtig lijken.

Een tijdje ben jij de man, die misschien wel elke dag in het nieuws is, met wie rekening wordt gehouden, voor wie de rode loper uitgelegd wordt, en voor alle belangrijke deuren open gaan.

Maar dan wordt je weggestemd of weggestuurd, of je termijn zit erop, of je wordt te oud….

Terwijl er ook zijn die tijdens de rit wegvallen: een hartinfarct, of een aanslag, een ernstige ziekte.

Even elke dag in beeld maar voor je het weet ben je geschiedenis en heeft niemand het meer over je.

Hoe waar wat we zongen: “wil toch niet op mensen bouwen, hoe voornaam ook en geacht, want

beschaamd wordt uw vertrouwen als u heil van hen verwacht”…en “hun plan met hen zal vergaan”.

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

Als je om je heen kijkt en de krant en het journaal volgt, ben je geneigd namen van mensen in te vullen; te denken aan grote sterke landen, machtige internationale bedrijven of lui met bakken geld.

Dan bekruipt je weleens het gevoel een speelbal te zijn van krachten waarop je geen invloed hebt.

Het kan je best wel eens bezorgd en zelfs bang maken als je volgt wat gebeurt en vooral als je ziet gebeuren wat je niet volgen kunt, en waar je geen grip op hebt en wat je nog kan gaan overkomen.

Zoveel is er ook dat maar ongestraft schijnt te kunnen gebeuren en wat maar niet lijkt te veranderen. Als één  probleem opgelost lijkt is er weer wat anders en wat een onrecht doen mensen elkaar aan.

Ja en wat gaat er nog uit van het christelijk geloof en van ons als gemeente op de samenleving….?

 

Psalm 110, en Petrus in Hand. 2, en zondag 19 willen ons bemoedigen,  en ons blikveld verruimen:

 

 Let op Christus!

1.  kijk omhoog;

2.  kijk om je heen;

3.  kijk vooruit.

1.  Let op Christus: kijk omhoog.

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

In de tijd dat Psalm 110 is ontstaan en werd gezongen, speelde dat net zo goed als nu.

Zeker als je een klein volkje bent als Israël toen tussen allerlei buurvolken en grote mogendheden.

Meer dan eens kom je de verzuchting tegen van vermalen worden en het onderspit delven – maar

ook uitingen van hoop en vertrouwen omdat de HEER hun God machtiger is en achter hen staat.

Tegen die achtergrond moet je ook Psalm 110 lezen en zingen, in de taal en beelden van die tijd.

Deze  psalm is best heftig: het gaat over vijanden die bestreden moeten worden en uitgeschakeld worden en daarbij vallen slachtoffers: er rollen letterlijk koppen en “lijken stapelen zich op”.

En dat gebeurt door de koning die regeert vanuit Sion, de koning die in Jeruzalem regeert.

Ook hier- zo lijkt het -mensen die uit zijn op macht, en vechten om die macht in handen te houden.

Het is van alle tijden: leven en overleven, aan de macht komen en aan de macht zien te blijven.

Ook in die wereld van lang geleden draaide het daar al om: macht, invloed, je eigen hachje…

 

Ja maar, in die psalm gaat het om meer en wat hoger is en wat verder strekt: om Gods rijk.

Het is eigenlijk een heel merkwaardige psalm binnen het geheel van de psalmen, ook die van David.

Een psalm die we als christenen meteen horen en zingen met wat we erover meekrijgen uit het NT, en dan vullen we het zo in – met Petrus in Handelingen 2 :  “David is niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder mijn voeten heb gelegd” – net als Psalm 16 gaat Psalm 110 over Davids grote Zoon.

Nou, dat is een geweldig vergezicht al vanuit die psalm – en de Here Jezus legde die psalm al zo uit –

maar toen de psalm net was gedicht was de horizon toch de eigen tijd waarin de dichter leefde.

Heel letterlijk ligt misschien meer voor de hand te vertalen met: een psalm voor of over David.

En dan is David die heer, die machthebber, tegen wie de HEER – zijn God en de God van Israël –

zei dat hij aan zijn rechterhand mocht zitten, als de ereplaats, om namens God te regeren.

 

Waarmee gezegd wil zijn dat de Eigenlijke die het in Israël voor het zeggen heeft niet David is,

of wie maar na David wordt geroepen om te regeren, maar de HEER zelf als Israëls grote Koning.

In heel wat psalmen – ook van David – wordt de HEER ook zo bezongen: U, mijn God en mijn Koning.

Dat zet de aardse koning op zijn eigen plek: je bent niet meer dan knechtje van de grote Koning,

en je bent aan Hem verantwoording schuldig voor wat je doet met je macht en doet voor je volk –

en het betekent voor onderdanen dat ze gezagsdragers zullen accepteren en zullen respecteren

omdat door hun bestuur en hun leiding God zelf deze wereld en al die volken wil regeren.

Later zal Paulus zelfs met het oog op de machtige keizer van het trotse Rome iets dergelijks zeggen:

“er is geen gezag dat niet van God komt; ook het huidige gezag is door God ingesteld” en even later:

doe wat goed is, dan hebt u geen kwaad te duchten want de overheid staat in dienst van God.

David zegt het op een heel bijzondere en mooie manier over Salomo als die hem mag opvolgen:

“..uit al mijn zonen verkoos hij (de HEER) mijn zoon Salomo om plaats te nemen op de troon van zijn heerschappij” (1 Kron.28:5); vandaar ook: “zo besteeg Salomo de troon van de HEER” (1 Kron. 29:23).

Ja en dat mag die koning ook moed geven, b.v. als er tegenstanders zijn, opstand uitbreekt, oorlog woedt: de HEER die de grote Koning is, zal je beschermen en je helpen in de strijd tegen je vijanden.

Denk maar weer aan David toen Saul hem achterna zat, en Absalom hem van de troon wilde stoten.

 

Gemeente, later, toen Dav id al lang gestorven en begraven was, en Salomo ook, en al die anderen, kreeg deze psalm steeds meer een verstrekkender betekenis,gericht op de beloofde komende messias – en dat was maar niet een betekenis die mensen eraan gaven, maar bedoeld door God zelf.

Jezus zelf zegt dat –  lees maar Marcus 12: 35vv.:  “Jezus vroeg de mensen bij zijn onderricht in de tempel: ‘Hoe kunnen de schriftgeleerden beweren dat de messias een zoon van David is? 36 Zelf heeft David, geïnspireerd door de heilige Geest, gezegd: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 37 David noemt hem Heer, hoe kan hij dan zijn zoon zijn?’ en daar kwamen de bijbelgeleerden niet goed uit, blijkt uit Matt. 22: 46.

Petrus was het niet vergeten en pakte na de opstanding en de hemelvaart van Jezus deze draad weer op en opende de mensen er de ogen voor dat Jezus die koning is die door God aangesteld is,

en die achter de schermen en dwars door alles heen de wereld regeert en de geschiedenis leidt –

ja en die niet zoals David een aantal jaren namens God regeert maar die voor altijd koning blijft.

Nou, en vergeet niet over wie dat wordt gezegd: over de Jezus die een paar weken eerder door

diezelfde mensen tegen wie Petrus dat allemaal zegt, is verguisd en naar het kruis is geschreeuwd,

en wel als een dwaallicht en een onruststoker, erger nog: iemand die zich als zoon van God uitgaf.

Nu krijgen ze te horen, recht op de man af:  die Jezus die jullie gekruisigd hebben, Hij is door God verhoogd en zit als heerser aan Gods rechterhand- aangesteld tot Heer en messias (d.i. koning) – en

dus is het zaak je om te keren, niet langer van Hem af maar naar Hem toe te leven, en of je nou machtig bent of ondergeschikte, je door Hem te laten gezeggen en vooral: te schuilen aan zijn hart.

 

Wie heeft het eigenlijk voor het zeggen?

Verkijk je niet op wat je om je heen ziet, op wat het journaal biedt of mensen zoal zeggen.

Kijk omhoog tot in dat paleis in de hemel bij God, waar Jezus zit om te regeren en voor ons op te komen, zoals zondag 19 het onder woorden brengt als de ‘heerlijkheid van ons Hoofd Christus’

Hij door wie de Vader alles regeert – vandaar die ereplaats aan Gods rechterhand – is voor alles

Hoofd van zijn gemeente – Vorst van zijn volk – die voor ons zorgt, voor ons bidt, ons beschermt.

Gelukkig maar dat niet mensen en omstandigheden ons leven bepalen, maar onze Heer en Redder.

Hij heeft beloofd voor zijn vertrek: Ik ben met je, Ik ben er voor je, altijd, je kunt op Mij rekenen!

 

2.  Let op Christus:  kijk om je heen

 

Jezus kwam er meer dan eens openlijk voor uit dat Hij koning was, Hij liet zijn macht ook zien,

denk maar aan zijn overmacht over storm en golven, zijn overwinnen van ziekte, dood, en duivel.

Ja en vooral – hoe tegenstrijdig het ook lijkt en hoeveel tegenspraak het ook opriep – heeft hij zijn

macht gedemonstreerd aan het kruis, toen Hij de zonde heeft overwonnen en de dood verslagen.

Waarmee meteen ook helder wordt wat Psalm 110 nog meer zegt over die koning die God de ereplaats aan zijn rechterhand geeft – en wat toch over iemand moet gaan en meer is en anders is dan David en zijn opvolgers in Jeruzalem – dat die koning ook priester zal zijn – wat niet echt kon en mocht in Israël – waar koningen en priesters ieder een eigen taak en bevoegdheden had – maar net

zoals eeuwen eerder die raadselachtige figuur Melchizedek die koning en priester van God was.

Vanmiddag werken we dat niet verder uit – zoals in de brief aan de Hebreeën uitvoerig gebeurt- maar houd vooral dit vast: Jezus is niet een koning die gaat voor eigen eer en eigen macht, status,

rijkdom, maar Hij zegt zelf – tegen de machtspoliticus Pilatus die juist wel voor zijn eigen carrière ging en het Romeinse wereldrijk vertegenwoordigde – zeg maar: de rechterhand van Zijne Majesteit de Keizer in Juda – “mijn koninkrijk hoort niet bij deze wereld” – eerder moesten zijn eigen volgelingen dat ook leren: “Jullie weten dat de volken onderdrukt worden door hun eigen heersers en dat hun leiders hun macht misbruiken. Zo mag het bij jullie niet zijn. Wie van jullie de belangrijkste wil zijn,

zal de anderen moeten dienen, en wie van jullie de eerste wil zijn, zal ieders dienaar moeten zijn,

want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen en om zijn

leven te geven als losprijs voor velen“.  Dat is weer die psalm over de Koning die Priester zal zijn.

Ja en dat is deze Koning nog altijd, denk terug aan zondag 18: Hij pleit, Hij bidt, bij God voor ons.

Zondag 19 heeft ook dat priesterlijke, dat dienende, dat gevende, dat zegenende van de priester: “ten eerste giet Hij door zijn Heilige Geest in ons, zijn leden, de hemelse gaven uit”. Gul. Goedgeefs.

Niet een Koning die zichzelf verrijkt maar juist een die arm wilde worden, alles losliet en achterliet,

zelfs zijn leven ervoor over had, om ons rijk te maken met alles wat God zijn Vader in huis heeft.

Petrus deelt dat veelbelovende uit als het over de verhoging van de eerst vernederde Christus gaat:

“Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de Heilige Geest – die ons is beloofd – ontvangen” – niet om voor zichzelf te houden, maar: die Geest heeft Hij op ons doen neerdalen, dat is wat u ziet en hoort (zei Petrus tegen die mensen in Jeruzalem op dat Pinksterfeest)

en….iedereen die ook in deze Jezus gaat geloven, zal  van Hem ook de Heilige Geest ontvangen.

Dan mag je delen in de gaven die de Heilige Geest wil uitdelen en waar je elkaar mee mag dienen.

Psalm 110 verlegt halverwege de blik van de koning op zijn troon – aan Gods rechterhand – naar zijn volk, de onderdanen van de koning die voor hem in touw en in gevecht zijn, aan hem toegewijd.

Dan moet je als je even je verplaatst naar de tijd dat dit lied ontstaan is, aan het leger van de koning denken, vandaag ook dat speciaal de jeugd wordt genoemd, fris als dauw, sterk en vol energie –

jonge mannen die opgeroepen zijn om te vechten voor hun koning, zoals David zijn helden had.

“De luister van de koning is een talrijk volk” staat in Spr.14:28; andersom is ook maar al te waar volgens diezelfde spreuk: “bij gebrek aan onderdanen gaat een machthebber te gronde”.

Er zijn voorbeelden genoeg van machthebbers die het veld moeten ruimen omdat hun volk hen zat is en daarom niet meer op hen stemt, hen wegjaagt of erger – en als het geld op is, is het ook gedaan.

Ja en het is een gouden regel dat wie de jeugd heeft de toekomst heeft – daarom is best reden tot

zorg en aandacht als jongeren de kerk verlaten en niet meer bezig zijn met het geloof en met God.

Maar vooral: laten we samen optrekken en ieder met eigen gaven en mogelijkheden zich inzetten,

aandacht hebben en ruimte geven aan onze jongeren, en jullie van jullie kant willen leren van wie

al langer ervaring heeft opgedaan met geloven, met bijbel lezen, en bidden, en omgaan met God.

 

Ja want aan die Koning in de hemel zal het niet liggen, Hij deelt maar uit, aan gaven en kansen,

net naar dat u nodig hebt en jij aankunt, net naar wat bij ieder persoonlijk past – je mag jezelf zijn

en tegelijk op je eigen plekje bijdragen aan wat die anderen en wij samen nodig hebben – Paulus

schrijft ergens: “aan ieder van ons is genade geschonken, naar de maat waarmee Christus geeft”.

In een andere brief in diezelfde lijn: “we hebben verschillende gaven, onderscheiden naar de genade die ons geschonken is” – en dan komt het er maar op aan dat je ook met wat je kunt het goede doet.

Dat vraagt oog voor wie je zelf bent en wie die ander is, wat jij goed kunt en waar de ander beter in is…en dat vraagt ook respect voor elkaars mogelijkheden en beperkingen, en dat vraagt ook dat we

onszelf oefenen, trainen, in dienstbaar zijn aan onze Koning en aan die ander die naast ons zijn of

haar plek heeft – denk maar weer aan een leger op mars, of aan mensen die samen op reis zijn.

Wat als het goed is al jong begint. thuis, op school, op de club, later op catechisatie en in de kerk.

Weer Paulus: “oefen jezelf in een vroom leven” – bedoeld is een leven gericht op je Heer en Koning,

en dan ook met oog en oor en hart voor je medemensen, in de gemeente, op school, op je werk.

De cat. zegt ergens anders wat daar voor nodig is: de Heer door zijn Geest in je laten werken.

Mooi als het echt zo is wat we zongen: “uw volk is zeer gewillig om te strijden…..” – niet als een clubje ruziemakers of vechtjassen tegen alles en iedereen die anders zijn en anders denken of doen – maar

positief: om het goede te doen, op te komen tegen onrecht, en tegen alles wat kwaad is en kwaad doet – ja en ook dat volgende: “ook zal uw jeugd zich aan uw glorie wijden” – jullie die gaan voor wat je gelooft en voor wie ook jouw Heer wil zijn – want de jeugd van deze Koning heeft echt toekomst!

 

3.  Let op Christus:  kijk vooruit.

 

  Christus is koning, al vanaf zijn kruis en zijn opstanding en zijn hemelvaart: Hij heeft alle macht.

Maar dat betekent niet dat de race al gelopen is, dat er geen tegenstand meer is – we weten wel beter en het lijkt wel eens of de tegenstand steeds sterker wordt – en kijk vooral ook naar wat er in jezelf nog aan weerstanden zit en blokkades – hoe je diep in jezelf vaak anders wilt dan wat goed is.

En ook in die wereld om ons heen maakt eigenbelang, agressie, hebzucht, geweld, slachtoffers –

daar hoef je niet eens de krant voor te lezen of het journaal voor te volgen – lees je bijbel maar.

Die psalm is er eerlijk over – er zijn nog vijanden die onderworpen en uitgeschakeld moeten worden.

Petrus heeft het in zijn toespraak – NB binnen Gods eigen volk – over een- ‘verdorven’  slag mensen.

Dus moet er nog altijd – om het met een oude dichter te zeggen – veel strijd gestreden en veel leed

geleden worden – nu al en nog steeds -en uiteindelijk op de dag dat met alle kwaad wordt afgerekend en de Koning recht zal doen en alles goed maakt- lees ook maar Paulus in 1 Kor. 15 met weer een beroep op Ps 110 – over Jezus: “Want hij moet koning zijn totdat God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd. De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood want er staat: alles heeft Hij onder zijn voeten gelegd….en dan zal de Zoon zich aan God onderwerpepn opdat God alles in allen zal zijn….

Daar hopen we op, daar kijken we naar uit, daar doen we het voor, met het oog op Christus!

 

amen

 

 

 

 

 

 

 

Joh. 2: 11b en Openb. 19: 9a: De beste wijn voor het laatst bewaard (overdenking viering avondmaal)

liturgie morgendienst zondag 13 januari 2013

 

votum en groet

zingen:   Ps. 96: 1,4,5

wet van de Heer

zingen:   Ps. 96: 8

gebed

Schriftlezing:  Joh. 2: 1-11

zingen:   Lied 156: 1,9,10,11

verkondiging: Joh. 2: 11b en Openb. 19: 9a

zingen:   Lied 288: 5,6,7

gebed

collecte

zingen:   Ps. 116: 7

av. formulier II

1e tafel  – gebed/opwekking/viering/ Z: Ps. 23: 3

2e tafel  – lezing:  Matt. 26: 27-30  /  Z: Ps. 118: 9

3e tafel  – lezing:  Opb. 19: 6-8      /  Z: Gz. 101: 5

4e tafel  – dankzegging (2)             /  Z: Gz. 109: 1

zingen:   Lied 432: 1,3

zegen

———————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Op de derde dag was er een bruiloft’.

Dat was nadat twee dagen eerder Jezus in totaal zes leerlingen aangetrokken had.

Daarna komen er nog zes bij, maar eerst is er wat anders dat Jezus prioriteit heeft:

mannen, Ik heb een bruiloft, daar ga ik heen, jullie mogen allemaal met Mij mee.

Dat begint goed, denk je misschien: net op cursus of net een nieuwe baan en dan de

eerste week al uit eten of een bedrijfsuitje, dan bof je wel, en dat smaakt naar meer!

Wat die eerste leerlingen van Jezus hebben gedacht, wordt niet verteld maar laat zich

wel een beetje raden: ze zijn op zijn minst verbaasd geweest: dit had ik niet verwacht!

Ja want tenminste vier van de zes waren tot dan toe leerlingen geweest van Johannes

de Doper, de man van de sobere levensstijl en van de onthouding en de boetepreken.

Je  weet: “Johannes droeg een ruwe mantel van kameelhaar met een leren gordel,hij

leefde van sprinkhanen en wilde honing” – “wijn en andere gegiste drank zal hij niet

drinken”  was al voor zijn geboorte aangekondigd, door de engel aan vader Zacharias.

 

Een zonderling en geheelonthouder die Johannes, die leefde in de woestijn en vast niet

in was voor zo’n luidruchtige boerenbruiloft met muziek en dans, en met veel drank.

Maar Jezus: Hij is nog maar net begonnen of Hij stort zich met zijn familie in een feest.

Een feest, een bruiloft, die naar de gewoonte van die tijd maar liefst zeven dagen duurde, met muziek en dans, veel eten en heel wat goede glazen wijn, en met niet iedereen nuchter.

Wat blijkt uit de opmerking van die ceremoniemeester dat je toch altijd eerst de beste wijn schenkt en dan “als ze dronken zijn” de minder goede – zo ging dat blijkbaar op bruiloften.

Ja en dan doet de Meester er zelfs nog heel wat schepjes bovenop door als halverwege

de wijn opraakt niet te zeggen dat het ook wel genoeg is geweest zo maar door van op zijn minst 500 liter water 500 liter wijn te maken- dat is echt veel: meer dan 700 flessen!

 

Misschien is dat ook wel met opzet zo gepland, als onderdeel van de opleiding van deze

ex-leerlingen van de asceet Johannes, of – kun je zeggen – als hun eerste inburgeringstoets.

Later herinnert Johannes, een van die zes, het zich nog levendig: “dit heeft Jezus gedaan

als eerste wonderteken, Hij toonde zo zijn grootheid, en zijn leerlingen geloofden in Hem”

Let vooral op dat: dit was het eerste wonderteken van Jezus, tekenend voor het vervolg.

Meteen al gaf hun nieuwe leermeester zijn visitekaartje af, ook daar komt Johannes later

op terug: “wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader”.

Hij zegt het drie jaar later zelf: wie Mij heeft gezien, heeft de Vader gezien – Gods macht als

de Schepper, maar ook Gods gulheid en goedheid: wie bij God woont, die heeft het goed!

 

Dus is het volgen van Jezus niet het kiezen voor een sober en somber leven waarbij veel moet en niks mag – die oude plaat van de brede en de smalle weg zet ons zomaar ook wat op een verkeerd been:  alsof je bij Jezus alleen maar bijbel moet lezen en bidden en naar de kerk gaan, terwijl een feestje met je vrienden en muziek op een bruiloft en uitgaan verboden zouden zijn – dan ken je Jezus nog niet! – en zit je voor je weet in datzelfde schuitje als wie

in zijn eigen tijd Hem uitmaakten voor een veelvraat en een drankorgel, een maatje van tollenaars en  zondaars – terwijl ze trouwens die zwartkijker Johannes ook niet pruimden.

 

Nou, Jezus komt er openlijk voor uit – de Mensenzoon eet en drinkt wel, Ik wel, anders dan

Johannes – maar dat past juist in Gods plaatje en in mijn program: dat is nou Gods wijsheid.

Hoor maar: “Bruiloftsgasten kunnen toch niet treuren zolang de bruidegom bij hen is?”.

Jezus, Hij komt als de bruidegom het nieuwe verbond mogelijk maken, en het feest redden dat God wil vieren met zijn bruid, zijn volk – waar de profeten al over gesproken hebben en Gods volk eeuwen naar uitgekeken heeft, lees b.v. Jesaja: “Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal God zich over jou verheugen”  (Jes. 62: 5).

 

Ja maar, wat Jezus ook gezegd heeft over zichzelf en zijn volgelingen: “er komt een dag

dat de bruidegom wordt weggehaald, dan zullen de bruiloftsgasten treuren” (Matt.9: 15).

Dat slaat natuurlijk op de arrestatie en de veroordeling en de kruisdood van Hemzelf.

Die schaduw hing over die laatste maaltijd van de leermeester en de leerlingen heen,

die maaltijd die voor hem het galgenmaal en voor hen het afscheidsmaal was: “Ik heb er hevig naar verlangd dit pesachmaal met jullie te eten voor de tijd van mijn lijden aanbreekt”.

En nog een keer als Jezus voor het laatst hier op aarde de beker met wijn aan de mond

zet: “vanaf vandaag zal ik niet meer van de vrucht van de wijnstok drinken tot de dag

komt dat Ik er met jullie opnieuw van zal drinken in het koninkrijk van mijn Vader”. Daar

zit de bittere smaak van de dood al doorheen, die andere beker, vol van Gods toorn, maar tegelijk de voorsmaak van de overvloed van vreugde die Hem en ons te wachten staat.

 

Straks in het formulier komt dat terug, met het oog op dat dubbele in het avondmaal:

“gedenk dat het kostbare bloed van onze Heer Jezus Christus uitgegoten is om al onze

zonden volkomen te verzoenen” en tegelijk en juist daarom en als vrucht daarvan:

“Aan zijn tafel krijgen we alvast een voorproefje van de overweldigende blijdschap die hij beloofd heeft. Vol verlangen zien we uit naar zijn luisterrijke verschijning, naar de bruiloft van het Lam, waar Hij opnieuw wijn zal drinken in het koninkrijk van zijn Vader”. Ja en dan met niet meer de bijsmaak van nog zonde en nog verdriet en pijn, en zonder de bittere nasmaak van teleurstelling, gebrokenheid, onvervulde verwachting,  maar van alleen puur genieten.

 

Vandaag mogen we ons weer bevoorrecht weten en het meenemen verder het jaar door:

“gelukkig zijn zij die voor het bruiloftsmaal van het lam zijn uitgenodigd” – ja en bedenk

maar dat die uitnodiging met bloed geschreven is – het bloed van de bruidegom zelf.

 

“U hebt de beste wijn voor het laatst bewaard”, zei die ceremoniemeester stomverbaasd tegen de bruidegom – wie doet dat nou? dat is toch de omgekeerde wereld! – nou precies, die omgekeerde wereld komt Jezus inluiden: het beste moet nog komen,en komt als Hij komt.

 

Dit eerste teken is veelbetekend en veelbelovend – een uitlegger zegt het treffend zo:

“Zonder veel ophef van zijn werk te maken zorgt Jezus voor ongestoorde vreugde: als een

bruiloft in het water dreigt te vallen, wordt het water wijn” – en niet zomaar wijn maar wijn van superieure kwaliteit – je kunt proeven hoe goed God is, en hoe goed het leven is met God.

Daar kan de beste avondmaalswijn niet tegenop, en zelfs het mooiste feest dat je nu al mag vieren, valt in het niet bij wat nog gaat komen, inderdaad: de beste wijn voor straks bewaard.

 

Want – zeggen oude dichtregels –   “Op aarde was als ijdel glas uw blijdschap licht te   schenden. Maar eenmaal kan de vreugde van de bruiloft nimmer enden”

 

amen

2 Petrus 1: 19: Hoe glansrijk staat de morgenster! (Epifanie – nieuwjaarsdienst)

liturgie morgendienst zondag 6 januari 2013 – Epifanie

 

votum en groet

zingen:     Ps. 72: 1,5,9

wet van de Heer

zingen:     Ps. 119: 40,42

gebed

Schriftlezing:   Matt. 2: 1-12

zingen:    Lied 158: 1,2

Schriftlezing:   2 Pet. 1: 16-21

zingen:    Lied 158: 3,4

verkondiging: 2 Pet. 1: 19

zingen:    Hoe glansrijk staat de morgenster 1,3,4

gebed

collecte

zingen:    Gz. 165

zegen

——————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

De feestmaand ligt achter ons, we gaan weer over tot de orde van de dag.

Misschien geeft dat je een gevoel van opluchting of juist van teleurstelling.

De een is blij dat alle drukte voorbij is, de ander ziet op tegen alles dat weer moet.

 

Hoe dan ook: morgen wacht het werk, de school, het huiswerk, het werk in de kerk.

Iemand noemde eens de maand januari de maandagmorgen van het jaar, met wat wel maandagmorgengevoel heet, niet een vrolijk gevoel,   zoals in een liedje daarover:

 

Maandagmorgen en regen

Oh, ik kan er niet tegen:

Bedompte gezichten

bij ons in de straat

Tienduizenden wielen

op weg naar een file

Ja, een ding is zeker

iedereen komt weer te laat

 

Je zou het met enige variatie kunnen toepassen op januari als december om is: na romantiek nuchterheid, na de verlichte kerstboom en de kaarsen weer neon, na tijd voor elkaar weer hard aan het werk, na even geen school weer die toetsen, na even vrede op aarde en wat extra voor goede doelen aan de bak voor de baas en voor jezelf, na even rust weer stress…

 

Ja maar, dan is wel de vraag wat die weken en feesten ons hebben opgeleverd -en nog wat concreter en dieper: of wat we met kerst gevierd hebben meer geweest is wat een weekend ook vaak is: even pas op de plaats, even voor jezelf, even niet…en vul dan maar in wat je in het weekend even niet doet of juist wel, het weekend als even een vlucht uit dit of dat…..

Terwijl als je de bijbel leest wat met kerst begon een vervolg krijgt en bedoeld was om voorgoed ons denken en ons gevoel, ons leven en onze wereld, positief te veranderen.

Wat dat betreft is de keus om kerst te vieren op 25 december zo gek nog niet: de

wending van steeds minder licht en minder dag naar steeds meer licht en meer dag.

Zelf heb ik dat altijd als het weer januari is: op weg naar de lente en de zomer….

 

Nou, precies dat is de boodschap van het komen van Jezus Gods Zoon in een wereld waarin de zonde als een grauwsluier over zoveel dat mooi is en goed bedoeld is komen te hangen en waar angst voor de toekomst, voor het onbekende, voor wat zomaar je geluk kan bedreigen, als ziekte, ongeluk, en dood, ervoor kan zorgen dat we onzeker worden en angstig, zoals Heb. 2 het onder woorden brengt  als een realiteit van alle tijden dat wij mensen “slaaf zijn van een levenslange angst  voor de dood” – we hebben het weer een jaar overleefd, maar wat brengt dit jaar ons, wat staat ons allemaal te wachten en waar zijn we als het weer kerst en oud en nieuw is, als we er dan nog zijn, met wie die ons lief zijn.

 

Ja maar, dan zijn we helemaal vergeten wat we weer en voor de zoveelste keer hebben gevierd, waar die kaarsen en die lichtjes midden in de winternacht voor stonden en naar wilden verwijzen, namelijk naar hét Licht van de wereld dat reddend verschenen is, waar we van hebben gezongen: vrede op aarde, God heeft in de mens behagen, en dat overal het licht schijnt omdat Hij die eeuwig heersen zal, de volken – en ons dus ook- wil troosten.

 

Ik heb toen ik net verwees naar Heb. 2 die verwijzing naar angst voor ellende en dood niet goed geciteerd, niet letterlijk: er staat geen tegenwoordige maar een verleden tijd, en dat heeft te maken met wat eraan voorafgaa, hoor maar: Omdat die kinderen – bedoeld zijn wij mensen als God kinderen – mensen zijn van vlees en bloed, is de Zoon een mens geworden als zij: om door zijn dood definitief af te rekenen met de heerser over de dood, de duivel, en zo allen te bevrijden die slaaf waren van hun levenslange angst voor de dood”.

Door wat we met kerst hebben gevierd wordt die angst overwonnen, is de ban doorbroken, mogen we met vertrouwen de toekomst tegemoet gaan, wat die toekomst ook brengen moge, want ons leidt Vaders hand, op weg naar de morgen en de grote zomer.

Want het Licht dat reddend is verschenen, gaat niet meer uit en wordt juist almaar sterker.

 

Totdat de dag komt dat voorgoed alle donkerheid en grauwheid weg is, want in de stad die

het einddoel is van onze reis door de tijd zal het geen nacht meer zijn en hebben we het licht van een lamp of het licht van de zon niet meer nodig want over die stad “schijnt Gods luister en het Lam is haar licht” – Dat Lam Jezus zegt op de laatste bladzijde van de bijbel over zichzelf dat Hij ‘de stralende morgenster is” – en dat die morgenster ons hart en leven nu al verlichten wil – zoals die wijzen toen Jezus nog een kind was achter de ster die ze zagen in hun verre oosten aangingen en zo de Koning vonden en verlicht terug naar huis gingen.

 

Kijk, en dat komt allemaal samen in wat de kerk al heel veel eeuwen viert op 6 januari.

Op de handout wordt uitgelegd hoe eerst het feest van de geboorte van Jezus gevierd werd op 6 januari – Epifanie= de verschijning van de Zoon van God als het licht voor de wereld.

Later won  25 december het doordat de kerk de kerstfeest als vervanging van het heidense midwinterfeest erdoor wilde krijgen -waar ook wel wat in zat want is niet de geboorte van Jezus de echte overwinning van het licht op de duisternis, de blijvende zonnewende?

Toen werd vooral in West-Europa 6 januari het feest van Driekoningen, met weer licht centraal: de ster ging hen voor naar het Kind.

Veel liederen bestemd voor Epifanie gaan over Jezus de als de morgenster.

We zingen erover , we hebben erover gelezen, we denken er nog even verder over door.

 

De keren dat het in de bijbel over de morgenster gaat heeft dat niet altijd dezelfde betekenis. Zo wordt in Jesaja 14 de hoogmoed van de koning van Babel die zou leiden tot zijn val dichterlijk verwoord: “O morgenster, zoon van de dageraad, hoe diep ben je uit de hemel gevallen, overwinnaar van alle volken, hoe lig je daar geveld” – net een vallende ster die is uitgedoofd, zoals we zeggen dat iemand als een komeet stijgt maar ook pijlsnel kan vallen.

In Job 38 weer anders, daar staat over de schepping: “terwijl de morgensterren samen jubelden en Gods zonen het uitschreeuwden van vreugde” – bedoeld zal zijn: de engelen.

Terwijl ook in vooral de psalmen de sterren in het algemeen Gods eer staan uit te stralen.

 

Wat je niet in de bijbel vindt maar wel in veel verhalen erbuiten is de morgenster als een aanduiding voor de duivel -bekender in de latijnse vertaling van het Griekse woord: lucifer.

We weten allemaal wel wat lucifers zijn en wat je ermee kunt doen en ook het gevaar ervan.

Met een hoofdletter geschreven is Lucifer een naam voor de duivel – geschapen als een lichtgevende knecht van God maar geworden tot een gevallen engel en pijlsnel- als een bliksemschicht, staat in de bijbel – weggestoten uit Gods hemel naar ons op deze aarde.

Waar hij zich nog altijd als een lichtende engel kan voordoen maar ontmaskerd moet worden als heer van de duisternis – het licht dat hij verspreidt is dwaallicht dat ver van huis brengt.

 

Maar goed, daar gaat het vanmorgen niet om, wel om de morgenster die de dag belooft.

Een uitlegger verheldert het zo: “De morgenster was in de oudheid een gebruikelijke naam voor de planeet Venus, die kort voor zonsopgang zichtbaar wordt. Wanneer de zon zelf nog onder de horizon is, markeert die schitterende morgenster reeds het aanbreken van de nieuwe dag. Een schitterend beeld voor alle uitblinkers: koninklijke en goddelijke personen die met hun verschijning een nieuw tijdperk inluiden”.

Dan komen toch de lijnen weer bij elkaar, want die koning van Babel dacht ook een uitblinker te zijn die een eeuwig rijk had gebracht, later droomde de verheven Augustus dat hij licht voor de wereld was, eeuwen later iemand als Hitler – en allerlei andere sterren-voor-even.

Ja en de duivel deed zich zo al voor bij Adam en Eva: als je van die boom eet, zullen je ogen open gaan – dan gaat jullie het licht op – en zul je als goden zijn; en weer tegenover Jezus die van de duivel alle koninkrijken van de wereld met al hun pracht en praal op een presenteerblaadje aangeboden kreeg: allemaal voor jou als je mij erkent als je heer.

 

Vaak  is er verleiding van wat aantrekkingskracht heeft op de korte termijn maar schadelijk blijkt,waar we ons door laten verblinden zodat we de weg kwijt raken en zelfs verongelukken. Het komt er dus op aan dat we onze ogen open houden en zoals we hebben gezongen op pad gaan met een betrouwbare looplamp, en dat zijn de woorden van Gods wijsheid, en de koers vanuit zijn leefregels, en gestuurd door de boodschap van Gods liefde en zijn vrede.

Precies dat is het advies van Petrus vanuit de ervaring die hij zelf in zijn omgang met zijn Heer had opgedaan en de kijk die hij daardoor heeft gekregen op wat al vroeger door profeten onthuld was: “u doet er goed aan uw aandacht altijd daarop gericht te houden, als op een lamp die in een duistere ruimte schijnt, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw harten”.

 

In de manier waarop Petrus dat hier zegt zit nog wel iets van nog onderweg zijn: totdat...

Zeker, hoe meer Jezus en zijn evangelie een vaste plek krijgt in ons hart en in ons leven – dat is dat we in ons denken en voelen, en we in ons doen en laten op onze Heer en Voorloper gaan lijken en ons aan Hem spiegelen – zeg maar: we in zijn licht ‘wandelen’ –

des te meer gaat ons zijn licht op en straalt dat licht van ons uit en door ons heen, naar

anderen toe, en naar de wereld om ons heen toe – zoals Hij zelf zegt in de bergrede: jullie zijn het licht in de wereld…licht dat moet schijnen voor de mensen, “opdat ze jullie goede

daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel” – denk ook maar een vuurtoren

die schepen op de donkere zee en midden in de storm de weg wijst naar de veilige haven.

 

Petrus noemt Gods Woord hier ” een lamp die in een donkere ruimte schijnt” – in een wereld en ook een hart en een leven met nog veel onzekerheid: over welke kant het opgaat en wat de veilige koers is en de goede keuzes zijn;  met ook donkere plekken waarvan de bijbel ergens anders zegt dat de mens van nature het licht haat en het licht schuwt omdat dan onze verkeerde dingen openbaar worden (Joh. 3: 19) – terwijl het Jezus er juist om begonnen is ons leven in zijn licht te zetten en ons zijn evangelie mee te geven als een looplamp om niet te verdwalen en om te komen: “wie Mij volgt loopt nooit meer in de duisternis, maar heeft licht dat leven geeft”  (Joh. 8: 12).

 

Paulus zegt het op zijn manier: “de God die heeft gezegd: Uit de duisternis zal licht schijnen, heeft in ons hart het licht doen schijnen, om ons te verlichten met de kennis van zijn luister, die afstraalt van het gezicht van Jezus Christus” (2 Kor. 4: 6) – het komt dicht bij wat Petrus

in ons tekstvers bedoelt: als Jezus in je hart woont en je leven bepaalt, gaat het Licht steeds

helderder stralen en van je afstralen – ga je steeds meer worden en leven zoals je bedoeld bent, en mogen andere mensen daarvan meeprofiteren – weer een uitspraak van Paulus

in dat verband: “zuiver en smetteloos, onberispelijke kinderen van God te midden van een

verdorven en ontaarde generatie, waaronder u schijnt als lichtende sterren aan de hemel”.

 

Niet omdat we zelf zulke lichten zijn maar omdat we het licht van God mogen opvangen en doorgeven – denk aan de maan die het licht van de zon opvangt en dat naar ons doorkaatst.

Dus komt het erop aan dat we ons aan Gods liefde geven en dan ook uit die liefde leven.

Beter voornemen voor 2013 kan ik niet bedenken, daarom bidden en daaraan werken kan zoveel ten goede veranderen in ons eigen leven, in onze omgeving, en voor Gods wereld.

Misschien wel aardig te bedenken dat Venus – de planeet die vaak de morgenster wordt

genoemd – ook de naam is voor de godin van de liefde – trek maar door naar Jezus die echt

de liefde van God de Vader in eigen persoon is – en die ons wil geven uit zijn liefde te leven!

 

Waarbij we nog altijd onderweg blijven, onze tekst is ook een wenkend toekomstperspectief want de morgenster die Jezus is brengt de dag dichterbij maar de volle dag is nog niet aangebroken, niet in onze wereld en ook nog niet in jouw en mijn hart – er is nog schaduw,

en we schermen het licht nog al te vaak af – en we hebben nog de bijbel als looplamp nodig.

Veel vragen blijven onbeantwoord, de toekomst is onzeker, en we zijn nog vaak geblokkeerd en staan elkaar in het licht – of we verblinden met het licht dan we denken gezien te hebben de ander – we verduisteren wat onder handbereik is en drukken weg wat waar is en goed.

 

Goed om ons daarom steeds weer wakker te laten schudden – lees Paulus in Rom. 13:12:

De nacht loopt ten einde, de dag nadert al. Laten we ons daarom ontdoen van de praktijken van de duisternis en ons omgorden met de wapenen van het licht” – kijk naar de morgenster!

Elk jaar is die morgenster weer een stukje hoger geklommen en komt de dag dichterbij!

Dus: “ontwaak uit uw slaap, sta op uit de dood, en Christus zal over u stralen”. 

 

Een uitlegger zegt: “In de nieuwe wereld zijn alle harten aangesloten op één lichtpunt.

Christus, de blinkende morgenster. Zijn schitterende verschijning lost in één keer alle

onhelderheid op. Dan is de nachtwake voorgoed voorbij. Als de grote morgen gloort, gaat ons een groot Licht op!

 

Laat het voor ons meer dan een lied zijn:  “U Christus volg  ik vrolijk na…Kom o vreugde,

ik verheug me. Wacht niet langer. U verwacht ik met verlangen”.

 

                                                         amen                   

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

2 Petrus 3: 15a – Gods geduld – oudejaarsdienst

liturgie oudejaarsdienst 31 december 2012

 

votum en groet

zingen:       Ps. 117

schuldbelijdenis

zingen:       Ps. 86: 2

genadeverkondiging

zingen:      Ps. 86: 5

gebed om verlichting met Gods Geest

Schriftlezing:  Lucas 13: 1-9

zingen:      Ps. 103: 3

Schriftlezing:  2 Petrus 3: 8-9

zingen:      Ps. 90: 3,6

verkondiging: 2 Petrus 3: 15a

zingen:     Lied 252 (1-4)

gebed

collecte

zingen:     Gz. 147: 1 (+R) a; 2 m (R:a); 3 v (R:a); 4 a)

zegen

amen:       Gz. 147 refrein

——————————————————————————————————-

Gemeente van Christus, ouderen en jongeren, geliefd door God onze Vader,

 

We mogen er nog zijn, en samen de laatste dag van 2012 beleven, en dit jaar afsluiten.

Dat is niet vanzelfsprekend maar een wonder: God gaf ons er weer een jaar bij.

Anderen hebben het einde van dit jaar niet gehaald, misschien wel iemand die u goed

gekend heeft, van wie je veel hebt gehouden, die er altijd bij was maar vanavond niet meer.

2012 was ook een jaar van natuurgeweld, oorlog, schietpartijen op scholen, geweld in het

uitgaansleven en op het sportveld, honger, en een jaar waarin mensen ziek werden, een

verkeersongeluk kregen, of een hartinfarct – want we zijn en we blijven ‘stervelingen’.

We denken met ontroering terug aan zovelen voor wie 2012 het laatste jaar van hun leven hier op aarde betekende, en dat waren niet alleen ouderen maar ook veel jongeren en zelfs heel veel kinderen…..

 

Des te meer mag het ons verwonderen en dankbaar stemmen dat wij er vanavond zijn.

In het licht van wat we weer van de Heer Jezus hebben gehoord is dat echt een wonder

en niet daaraan te danken dat wij het er beter hebben afgebracht dan die anderen die

ineens een ongeluk kregen, of door een doorgeslagen schutter zijn neergeknald, die

zijn gestorven van honger en uitputting in dat vluchtelingenkamp, of zijn omgekomen

tijdens de uitoefening van hun werk als politieman, hulpverlener, grensrechter, militair..

Dat u en jij en ik er bij zijn vanavond is niet omdat wij christen zijn en trouw kerkganger.

Alsof wij beter zijn dan die collega die stierf na een lang ziekbed of die buurman die in

het verkeer is omgekomen, of die jongeren die het pesten niet meer aan konden….

Leer van Jezus die heilzame les dat zij niet groter zondaars zijn dan jij – u – of ik – en

neem zijn waarschuwing ter harte: als jullie niet – allemaal en elke dag, en nog dit jaar-

steeds weer je bekeren, kan datzelfde lot je treffen, zul je allemaal net zo omkomen….

 

Des te meer stemt het tot nadenken en tot dankbaarheid dat de grote eigenaar van de wijngaard – betrek het vandaag maar op de gemeente, en op uw en jouw leven -ook in 2012 heeft gezegd: laat mijn gemeente, mijn wereld, en zijn of haar leven – ook dit jaar met rust – maak er nog geen einde aan – zoals een lied het vertolkt: wij danken U, o Heer, dat Gij ons genadig hebt beschermd, ook dit jaar weer….en ook – als gebed voor een nieuw jaar: heb ook dit jaar met ons geduld – en sterk ons klein en zwakgeloof, tot uw eigen roem en eer.

Waarmee we wat Jezus zei verbinden met wat Petrus later schreef: de Heer heeft geduld met jullie, en wees er maar blij mee want dat geduld van onze Heer is uw en jouw redding!

Gods geduld

1.  wees er maar blij mee

2.  doe er je winst mee

3.  volg Hem daarin na

 

1.  Gods geduld: wees er maar blij mee.

 

Dat schrijft Petrus met het oog op de beloofde terugkomst van Jezus die langer duurt

dan blijkbaar verwacht werd, tot onrust bij sommigen en spot van anderen – lees maar

vs 4: “Waar blijft Hij nu? Hij had toch beloofd te komen?” – zie je wel, er komt niks van!

Je krijgt de indruk dat de christenen aan wie Petrus schrijft met die spot niet zo goed

raad wisten en er geen antwoord op hadden, want hadden die spotters niet eigenlijk

wel een punt: de Heer had toch beloofd gauw terug te komen, waarom duurt het dan

zo lang, en hadden ze het dan verkeerd begrepen, en ze verlangden toch naar Hem?

En dan legt Petrus uit dat de Heer niet treuzelt, dat het geen uitstelgedrag is van God

en dat van uitstel zeker geen afstel komt – wie dat denkt, vergeet wat ooit is gebeurd

toen God ook een oordeel had aangekondigd en ze Noach voor gek verklaarden: wat

een dwaas om een zeeschip te bouwen op het droge met geen vuiltje aan de lucht…-

maar op Gods tijd werd de aarde door het water overspoeld en kwamen velen om.

In zijn eerste brief (3:20) had Petrus er ook al aan herinnerd en juist in dat verband het

woord geduld laten vallen: “toen God geduldig wachtte en de ark gebouwd werd.”

In de vorige vertaling staat:  “toen de lankmoedigheid van God bleef afwachten”.

 

Kijk, en net als bij die zondvloed lang geleden wil God ook met het oog op de grote

dag van de terugkomst van Jezus en het eindoordeel dat dan komt, ruimte scheppen

voor zijn mensen, voor zijn wereld, om tot inkeer te komen, en er klaar voor te zijn.

Ja en het is goed te bedenken dat je daar ook zelf je leven en je toekomst aan te

danken hebt, want – wil Petrus maar zeggen – als de Heer eerder gekomen was,

was het evangelie niet bij jullie gekomen, waren jullie niet tot geloof gekomen –

dus weer maar blij dat God geduld heeft gehad en nog heeft met jullie (vers 9);

“bedenk dat het geduld van onze Heer – zijn lank-moedigheid – jullie redding is”.

 

Wij die bijna tweeduizend jaar later leven en nog veel meer ons zouden kunnen

afvragen wanneer de Heer eindelijk komt en waarom het nog altijd niet zover is

en dat weer bijna een jaar om is, en de wereld natuurlijk niet is vergaan op 21 dec.

want dat verhaal van die Maya-kalender is onzin maar Jezus dan, Hij is er ook

nog steeds niet, en die dominee die denkt dat het in 2035 zover is, zit er volgens

ons naast natuurlijk – we kunnen de wederkomst niet berekenen – maar is niet het

gevaar voor ons dat we net als die spotters er niet eens meer op rekenen dat het

echt gaat gebeuren, en dat het morgen zou kunnen of volgend jaar – en als er al mee rekenen, hopen we er dan op, kijken we ernaar uit, bidden we erom: Heer, kom toch

gauw – of denken we stiekem: het zal wel niet – en van mij hoeft het ook nog niet?

Terwijl best wel heel ongeduldige mensen zijn – naar elkaar toe en naar God toe.

Zeker in onze chaotische en jachtige tijd is er veel ongeduld, stress, en agressie.

Wachten in een rij bij de supermarkt, wachten voor een stoplicht of in de file, wachten tot de storing als je net TV zit te kijken voorbij is – wachten tot je iemand van dat bedrijf aan de lijn krijgt (“er zijn nog tien wachtenden voor u”) – irritant dat die computer zo traag opstart – waarom schieten ze nou niet op met die bouw – waarom is dat pakje nog niet bij de post?

Overal wordt gewerkt met deadlines en moeten targets gehaald worden en is tijd geld.

En waarom gaat het in de kerk vaak zo stroperig en lopen we altijd bij alles achteraan?

Ik las: “ongeduld is altijd een aanwijzing dat je de zaken naar je eigen hand wilt zetten“.

En ergens anders: “Mensen hebben korte lontjes. Als aan onze bezwaren niet tegemoet gekomen wordt, spelen we op. Als ons iets niet bevalt, laten we het weten en moeten er direct maatregelen worden getroffen”.  Genoeg voorbeelden ervan ook het afgelopen jaar van agressie tegen hulpverleners, artsen en verpleegkundigen, scheidsrechters enz.

Ongeduld heeft behalve met het zelf willen regelen van je eigen zaakjes en het willen bereiken van je eigen doelen en het willen binnenhalen van wat voor jou belangrijk is, als vanzelf ook te maken met geen ruimte en geen voorrang willen geven aan de ander als

die ander jou in de weg zit of jou dwars zit of niet beantwoordt niet jouw verwachtingen.

Nog twee citaten die dat duidelijk maken:”We kunnen de ander moeilijk verdragen, wat ons niet bevalt moet uit onze ogen verdwijnen”. En andersom juist: “Geduld hebben met een ander is een vorm van respect, een vorm van de ander in zijn waarde laten”.  Denk maar

weer aan die file, of die telefoon, of die rij voor de kassa – zou daar ook niet die bijbelse

les gelden dat we niet alleen ons eigen belang maar ook dat van de ander moet zoeken,

dat we de minste moeten willen zijn, en hoe doen we dat thuis en hoe gaat dat in de kerk?

 

Kijk, en van ongeduld hebben we ook hel vaak last als het gaat om wat God doet – of hebt u niet aan het eind van een jaar last van ongeduld over dingen die nog steeds niet opgelost

zijn, dat waarvoor je al zo vaak gebeden hebt maar wat weer niet gebeurd is; denk ook

maar aan die waarom-vragen in verband met lijden van jezelf of bij anderen waarvan je onwillekeurig denkt: waarom laat God dat toe, waarom grijpt God niet in, en: hoe lang moet

dat nog duren,  vragen die niet van vandaag of gisteren zijn maar ook in de bijbel al te

vinden zijn, denk aan Israel in de woestijn als er geen brood of water was, of later in de ballingschap: God is ons zeker vergeten; en bij de apostelen: wanneer komt Gods rijk nou?

Maar heel vaak is er dat ongeduld vooral als ons eigen belang op het spel staat en we graag willen dat God aan onze narigheid een eind maakt en God toch vooral onze wensen moet vervullen – dat kan zelfs ons parten spelen bij het denken over de wederkomst – als we in de ellende zitten kan het niet gauw genoeg gebeuren en bidden we er best vaak en veel om,

maar als alles goed gaat en we nog allerlei plannen hebben mag het nog wel even duren.

 

Gemeente, God heeft van zijn kant veel geduld, met zijn mensen, ook met u en jou en mij.

Als we misschien ongeduldig zijn en het gevoel hebben dat God ons maar laat wachten,

bedenk dan dat God elke dag maar weer op ons moet en vooral wil wachten: op ons gebed,

op wat wij hebben beloofd maar steeds maar niet doen of half doen; dat God ons elke dag zoveel missers en tekortkomingen, zoveel traagheid en ongeduld, moet en wil vergeven.

Het woord dat hier vertaald is met geduld, is wat in oudere vertalingen ‘lankmoedigheid’ is.

Dat oude woord staat dicht bij de woorden die in het Hebreeuws en het Grieks gebruikt

worden, en letterlijk zoiets betekenen als: een lange adem hebben, het lang volhouden, niet gauw boos worden en niet meteen ingrijpen – een lange adem en geen kort lontje -en dat is geweldig want dat betekent dat God het lang met ons mensen wil volhouden, dat God ons serieus neemt en ons de ruimte wil geven en de tijd gunt om onze weg te zoeken door dit leven en onze keuzes te maken, om van onze fouten te leren en tot inkeer te komen en om samen er wat van te maken in zijn wereld, tot zijn eer en met hulp van zijn Heilige Geest.

Dan is 2012 met alles dat daarin is gebeurd niet een verloren jaar maar weer een jaar vol van Gods geduld en genade, en weer een jaar dichterbij de laatste dag die zeker komt.

 

2.  Gods geduld: doe er je winst mee.

 

Dat wil Petrus ons ook meegeven: God geeft je de ruimte en gunt ons als mensen de tijd

maar dat is niet een vrijbrief om maar onze eigen gang te gaan en onze eigen zin te doen.

Denk maar weer terug aan die lange periode die aan de zondvloed vooraf is gegaan, toen Gods geduld eindeloos leek en de mensen dachten dat het er echt niet van zou komen –

de Heer zegt ervan: “zoals men in de dagen voor de vloed alleen maar bezig was met eten en drinken, met trouwen en uithuwelijken, tot aan de dag dat Noach de ark binnenging, en zoals men niet wist dat de vloed zou komen, totdat die kwam en iedereen wegnam, zo zal het ook zijn wanneer de Mensenzoon komt“, daarom, zegt Jezus, moeten jullie klaar staan, erop voorbereid – en Petrus schrijft: “God wil dat iedereen tot inkeer komt en gered wordt”.

Daar geeft God nog steeds de tijd voor, en het komt erop aan hoe wij die tijd gebruiken.

Vlak voor ons tekstvers staat: u moet zich inspannen (letterlijk: je haasten) om smetteloos,

onberispelijk en in vrede aangetroffen te worden – en dus elke dag daarmee bezig zijn.

In vers 11 staat de aansporing om heilig en vroom te leven – dat is niet als vroompies

of heilige boontjes, maar als mensen die bij God horen en op hun Heer willen lijken.

in hoe we omgaan met elkaar, met mensen die een beroep doen op onze hulp, met

de schepping die God ons toevertrouwt, met onze relaties, onze gezondheid, ons geld

en bezit, met zoveel dat God ons ook in 2012 gegeven heeft, vanuit zijn liefde en genade.

Dat door het werk van Gods Geest vruchten te zien zijn van dat geduld van God met ons:

liefde en vreugde, vrede, geduld om te verdragen, en goedheid, geloof om veel te vragen

en ook om met anderen te delen, en dat we niet krampachtig vasthouden aan wat zelf

hebben of wie we zelf zijn, niet alles alleen vanuit onszelf bekijken met zomaar een hard oordeel of een vlotte veroordeling van anderen, maar bereid onszelf te bekijken met de

ogen van God en de ogen van anderen, en met oog en oor en hart voor onze naasten.

 

Ja en daar krijgen we nog altijd veel ruimte voor, en vrijheid, in dat land waar wij wonen,

een land met problemen, economische en financiële problemen, maar vooral problemen

op moreel gebied, denk alleen maar aan die agressie die we al noemden, dat ongeduld

(waar christenen weinig beter mee omgaan dan anderen), dat gaan voor jezelf en alles

bekijken en beoordelen vanuit jezelf, dat gebrek aan respect voor medeburgers zeker als die anders zijn dan wijzelf, dat gebrek aan ruimte voor wie anders denken tot in de kerk toe.

Dat God nog geduld heeft….nee niet met die ander, maar met onszelf: met jou en met mij.

Dat God zo vergevingsgezind is, en niet boos blijft, niet een kort lontje maar een lange adem heeft….die ook in 2012 niet deed naar alles wat wij deden maar onze schuld heeft uitgewist…

Hoe gaan wij daar dan mee om, hoe gebruiken we die ruimte, die vrijheid om God en elkaar te dienen, om uit te komen voor onze mening en voor ons geloof, om elke dag naar school te gaan en op zondag naar de kerk, wat doen we met die welvaart nog steeds en die zorg….

Doen we daar onze winst mee en plukken ook anderen er de vruchten van – of zijn we alleen gericht op korte-termijn-belangen, vooral voor onszelf – en eindigt ons leven vruchteloos?

 

We hebben ook dat stukje onderwijs van onze Heer Jezus gelezen, over die vijgenboom

die maar geen vruchten opleverde en dreigde omgehakt te worden – maar die er weer een jaar bij kreeg en extra verzorging, dankzij de goedheid en het geduld van de wijnbouwer –

wees maar blij met zoveel geduld van je God – maar doe daar dan wel je winst mee!

 

3.  Gods geduld: volg Hem daarin na.

 

  De bijbel is vol van Gods geduld, zijn ‘lankmoedigheid’, verbonden met goedheid en liefde.

Gods geduld, dat is dat Hij zijn mensen respecteert en ruimte geeft om te zijn wie ze zijn,

dat Hij ons niet opjaagt en onder druk zet, en ons de tijd geeft om te kiezen en te groeien.

Psalm 103 zingt ervan “Liefdevol en genadig is de HEER, Hij blijft geduldig en groot is zijn trouw, niet eindeloos blijft Hij twisten (ruzie met ons maken), niet eeuwig duurt zijn toorn”.

En echt, Petrus spreekt ons aan, kerkmensen: alleen aan Gods geduld heb je je redding

te danken – ja en jullie God wil dat ook die anderen tot inkeer komen en worden gered –

nou, en als God zoveel geduld heeft met jou en mij, zouden wij dan niet veel geduld hebben met elkaar en met hem of haar die net als wij onderweg is, op zoek, op drift misschien, of

al zo lang ver weg, of misschien langs een heel andere weg op zoek naar de zin van zijn leven, naar haar bestemming, naar wie als de Schepper met alle mensen zijn doel heeft?

 

Meer dan eens wordt het aangegeven en aangeprezen als een christelijke houding, als zelfs vrucht van de liefde die de Geest van Christus wil werken: geduld, een lange adem

naar de ander toe,en naar de toekomst die God in het vooruitzicht stelt toe,want -1 Kor.13-

“de liefde is geduldig en vol goedheid” – vanuit geloof, dat is niet om vooral veel te krijgen maar om veel te geven,  en dat leert te leven vanuit de verwondering. dit leven, deze aarde, de adem in en uit, en weer een jaar erbij, het is van Gods genade en zijn lankmoedigheid.

 

amen