Ruth 4: Davids geslacht komt uit Bethlehem

 liturgie middagdienst zondag 23 december 2012

votum en groet

zingen:    Ps. 113 (1,2,3)

gebed

Schriftlezing:  Ruth 4

zingen:    Ps. 18: 9,15

verkondiging: Ruth 4

zingen:   Tussentijds 71

geloofsbelijdenis

zingen:    Gz. 162: 4

gebed

collecte

zingen:    Lied 124 (1-5)

zegen

—————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.

Zo lopen veel sprookjes af – voor wie aan de goede kant staan.

Na eerst een bang avontuur met een boze wolf of een kwade fee,of een hongerige heks.

Het eindigt met de overwinning van goed op kwaad en vaak met een sprookjeshuwelijk.

Daar heeft het boek Ruth ook wel iets van, maar dit is geen sprookje en dit verhaal staat

ook niet in de bijbel om ons te laten griezelen of te laten smullen van een liefdesverhaal.

Ik zei vorige week al: het zou mooi zijn als liefde in het spel was maar daar draait het niet

om want de bedoeling is te laten zien hoe achter en boven wat mensen zoals meemaken

en bedenken en kunnen regelen God bezig is aan de uitvoering van zijn grote reddingsplan,

voor Israël en voor de wereld: eer voor een onteerd Israël, licht in een donkere wereld.

Vandaar die ene naam als laatste woord in dit korte mooie boekje:  David.

 

Vandaar het thema:  Davids geslacht komt uit Bethlehem

 

‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.

Maar dat wisten die twee weduwen nog niet toen Ruth vroeg in de morgen bij Nöomi was

teruggekomen, ook al hadden ze er goede hoop op en al sprak Noömi haar schoondochter moed in: “Blijf hier maar rustig afwachten tot je weet hoe het afloopt, want ik weet zeker dat deze man niet zal rusten voordat hij de zaak geregeld heeft” – maar hoe het zou aflopen..?

 

In elk geval had Noömi het goed ingeschat want inderdaad liet Boaz er geen gras over groeien maar pakte hij – zeg maar – diezelfde morgen nog de koe bij de horens: “intussen

terwijl Ruth vertelde hoe het was gegaan op die dorsvloer en terwijl die twee afwachtten -intussen “was Boaz naar de poort gegaan en daar gaan zitten” – meteen maar doorpakken.

 

De poort, dat was in die tijd de centrale plek in elk dorp, waar vooral de mannen elkaar ontmoetten om de laatste nieuwtjes uit te wisselen maar ook om te onderhandelen en handel te drijven, problemen op te lossen en zakelijke transacties te regelen, en recht te spreken.

De poort was om zo te zeggen marktplein, gemeentehuis, rechtbank en notariskantoor

tegelijk, en zoals blijkt uit dit verhaal ook de plek om te trouwen: stadhuis en kerk ineen.

 

Vandaar dat Boaz meteen naar de poort gaat om die lossing van het land van Noöni en

dat huwelijk van Ruth te regelen,volgens wat daarover was bepaald in de wetten van Mozes.

En dus respecteerde hij dat de man die meer naaste familie was van Elimelech en Noömi,

de eerste rechten had – en zodra die man ook in de poort arriveerde, sprak Boaz hem aan:

hé, beste man, jij bent toch ook familie van Elimelech en Noömi, weet je wel dat jij als eerste

in aanmerking komt om dat stuk land te kopen dat Noömi noodgedwongen moet verkopen?

 

Een opvallend detail is dat de naam van dat familielid – iedereen wist natuurlijk wie het was, zeker Boaz en Noömi die familie waren en zo groot was Bethlehem niet – niet vermeld wordt, en er zelfs speciaal bij staat dat die naam er niet toe doet-een uitlegger zegt: Meneer Dinges.

Dat hoeft niet te zijn omdat die man uiteindelijk het liet afweten omdat hij wel het land wilde

overkopen maar het niet zag zitten om met Ruth te trouwen en bang was dat dan een eventuele zoon van hem en Ruth er met de erfenis vandoor zou gaan – dat zijn naam niet vermeld wordt zou dan vernederend zijn: schande dat je zo voor je eigen belang gaat.

Maar ik denk niet dat je het zo moet zien, want een echt zwagerhuwelijk is hier niet aan de orde, en daarom wordt deze man ook niet publiek te schande gemaakt zoals in de wet

voorgeschreven wordt als een man weigerde met de weduwe van zijn overleden broer te trouwen – schokkend wat daarover staat in Deut. 25: ..

als de man weigert met zijn schoonzuster te trouwen, dan moet zij naar de stadsoudsten in de poort   

   gaan en zeggen: ‘Mijn zwager wil geen nageslacht voor zijn broer verwekken. Hij weigert zijn

   zwagerplicht tegenover mij te vervullen.’ Dan moeten de stadsoudsten hem erop aanspreken.

   Als hij blijft bij zijn weigering om met zijn schoonzuster te trouwen, moet zij ten overstaan van de   

   oudsten op hem afgaan, hem zijn sandaal uittrekken en hem in zijn gezicht spugen, waarbij ze hem

   toevoegt: ‘Zo vergaat het de man die zijn broer nageslacht onthoudt.’ 10 En bij de Israëlieten zal

   zijn familie bekendstaan als de familie Zonderschoen”.

Maar, zoals gezegd, van zwagers is hier geen sprake en dus ook niet van een verplichting.

Niet de letter van de wet beheerst alles maar Boaz volgt uit vrije wil de geest van de wet:

hulp aan je naaste in nood, in dit geval twee weduwen zonder inkomen en zonder toekomst.

 

Je kunt van daaruit mooi een lijn doortrekken naar hoe God en Jezus Goël zijn: (Ver)losser.

Niet omdat ze daartoe verplicht zijn of wij ergens recht op hebben maar uit vrije wil, omdat

God hart heeft voor mensen, juist voor mensen die het niet redden en geen uitzicht hebben.

Denk maar aan psalm 146 die we al eerder een keer gezongen hebben: “Gelukkig wie de God van Jakob tot zijn hulp heeft, wie zijn hoop vestigt op de HEER, zijn God..die trouw is tot in eeuwigheid, recht doet aan de verdrukten, brood geeft aan de hongerigen, de gebogenen opricht, de vreemdelingen beschermt, wezen en weduwen steunt”.  Zo’n God hebben wij,

en mensen als Boaz willen lijken op hun God, en doen zoals Hij bedoelt en het graag ziet.

En als de Heer Jezus op aarde komt, laat Hij meer dan wie ook zien wie God voor ons is.

Zoals een oude dichter Hem noemde: “Mijn Redder, mijn Goël, mijn Zondenvernieler”. Je zou kunnen zeggen dat het losserschap en hoe Boaz dat invulde daar al iets van liet zien.

 

Dus geen reden om dat familielid dat bedankte voor de eer te verwijten of te veroordelen.

Niemand die hem in die poort verwijten maakte,laat staan dat Ruth hem in zijn gezicht spuwde. Wel ook hier een schoen als een soort handtekening – er staat dat in die tijd het overhandigen van een sandaal van de een aan de ander een teken was dat de deal rechtsgeldig was – de schoen geldt teken van iets in bezit nemen, dat land betreden – zoals

in Psalm 60 en Psalm 108 waar God zegt: op Edom werp ik mijn schoen=zet ik mijn voet.

Zo droeg die ander zijn rechten op het land van Noömi en een huwelijk met Ruth over aan Boaz, en dat in aanwezigheid van maar liefst tien mannen uit Bethlehem als getuige – die poort was inderdaad gemeentehuis en notariskantoor tegelijk – en meteen werd ook het aanstaande huwelijk van Boaz en Ruth bezegeld en zelfs zoiets als ingezegend: “De HEER

geve dat de vrouw die in uw huis komt zal zijn als Rachel en Lea die beiden het huis van Israël groot hebben gemaakt, zodat ook u groot zult zijn in Efrata en uw naam in Bethlehem zal voortbestaan. Moge uw huis worden als het huis van Peres, de zoon van Tamar en Juda, en wel door de kinderen die de HEER u bij deze jonge vrouw zal geven”.

Dat roept allemaal nog wel vragen op, vooral de vraag welk huis nu zo gebouwd zou gaan worden, en welke naam zal voortleven: is dat nou de naam van Elimelech of van Boaz zelf?

 

Maar eerst nog even iets anders, en wel of we uit hoe dat toen allemaal toeging nog iets kunnen leren voor onze tijd, b.v. voor vragen rond huwelijk en samenwonen – of is de maatschappij zo veranderd dat je met zulke verhalen van zo lang geleden niets meer kunt.

 

Het is waar dat er verschrikkelijk veel veranderd is in zoveel eeuwen – toen was er niet geen gemeentehuis met een ambtenaar van de burgerlijke stand en een trouwboekje dat je meekreeg, en niet een kerkdienst waar je met elkaar een zegen kan vragen over je huwelijk.

En wij trekken niet een schoen uit als we een huis gaan kopen of een stuk land maar we zetten een handtekening onder een koopacte – niet ergens buiten maar bij de notaris – en

zo zijn er nog heel veel meer dingen heel anders geworden dan in de tijd van de bijbel.

Maar – las ik in een uitleg over dit gedeelte – “wat we in Ruth lezen, ligt helemaal op één lijn met wat we verder in de Bijbel hierover aantreffen: trouwen is een publieke en officiële gelegenheid”…”voor de hele samenleving verklaar je: zij is mijn vrouw, hij is mijn man.en je vraagt je getuigen om jou te helpen dat waar te maken”. Eerder zegt die uitlegger spits:“als het tot een huwelijk komt, gebeurt dat niet stiekem op de zolder van Boaz’ schuur, maar publiek in de poort van de stad temidden van getuigen”. Ik zei al dat er zelfs ook zoiets als een kerkelijke bevestiging achteraan komt, bij monde van de zegenwensen van getuigen.

 

Ik denk dat bij alle verschillen tussen toen en nu daar aanwijzingen in liggen waar wij ook vandaag van kunnen leren, en die iets laten zien van hoe God ons leven en samenleven,

in dit geval op het punt van huwelijk en seksualiteit richting wil geven – let er ook op dat pas na dat publiek bezegelen van de afspraken in de poort, ook dat Boaz met Ruth trouwt, we

lezen van samen gaan wonen en gemeenschap met elkaar hebben: “daarna – niet eerder, b.v. op die dorsvloer – nam Boaz Ruth bij zich, zij werd zijn vrouw, en hij sliep met haar” . 

Weer nog één keer die uitlegger: “seksuele gemeenschap hoort naar Gods wijsheid alleen thuis binnen een huwelijj, een relatie van trouw en liefde“. Dat ook ter bescherming van de kinderen die als God dat geeft, in zo’n relatie geboren worden – trouw aan elkaar en hen.

Daarmee is niet het laatste woord gezegd maar het zet in elk geval tot nadenken – hoop ik.

 

Waarmee we terug zijn bij die zegenwensen van de getuigen met daarin een centrale rol voor de bede of de HEER het huis, de familie, van Boaz zal willen bouwen en zijn naam

zal laten voortbestaan in Bethlehem – met daarna een centrale plek voor Boaz in de stamboom van de latere koning David – en uiteindelijk in de stamboom van Jezus – lees maar met mij mee in Matt. 1    Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broers, Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David, de koning. U ziet: Boaz als overgrootvader van David en als voorvader naar de mens gesproken – van Jezus – die hier heet: ‘de zoon van David.’  Maar niet – wat je zou verwachten – Elimelech, of Machlon.

Terwijl dat toch de bedoeling was dat die namen niet in het vergeetboek zouden raken –

het staat in ditzelfde hoofdstuk: vs. 5 over Noömi en Elimelech (Boaz zegt tegen die andere eventuele losser dat als hij het land van Noöomi koopt dan de naam van haar overleden man zal voortleven op zijn land); en vs. 10 over Ruth en Machlon (Boaz zegt dat doordat hij met

Ruth trouwt de naam van haar overleden man – Machlon – op diens land zal voortleven).

Hoe kan het dat je die namen niet meer terugvindt in de stamboom en wel die van Boaz?

 

Nou, dat is minder moeilijk dan het lijkt, het staat er zelfs bij: de naam moet verbonden

blijven aan het land, het gaat over de erfenis, over het grondbezit.  de grond moet voor

nakomelingen van de overledene bewaard blijven en niet overgaan in andere handen –

en als een familielid als losser optreedt, moet hij zorgen voor een erfgenaam als hij volwassen is het bedrijf kan voortzetten, in de lijn van zijn vader en ahw in zijn naam.

Maar zo’n stamboom is een andere verhaal, dat gaat over de lijn van de bloedband.

 

Nou en daar zit een bijzonder boodschap in, weer een die typisch is voor Gods aanpak.

Weet je nog wat die ander zei die het niet zag zitten om met Ruth te trouwen: “dat zou ten koste gaan van mijn eigen familiebezit”: straks ging de familie Elimelech ermee vandoor.

Maar Boaz bracht dat offer wel, ten bate van Noömi en ten koste van zijn eigen bezit.

Hij zegt: Vandaag koop ik alles wat nog over is van de bezittingen van Elimelech en van Machlon en Kiljon en ook trouw ik met Ruth “om de naam van haar overleden man te laten voortleven op zijn land. zo zal zijn naam niet verloren gaan bij zijn verwanten en de inwoners van de stad”. Zo gebeurde, naar de bedoeling van het losserschap en het zwagerhuwelijk.

Nou en wij kennen die namen ook nog altijd: van Elimelech en van Machlon en Kiljon.

 

Kijk, en voor die trouw en die opoffering werd Boaz door God beloond door hem te maken tot stamvader van koning David en in rechtstreekse lijn tot voorvader van koning Jezus.

Wat dus niet samenvalt met het blijven van het land in een bepaalde familie maar zoals vaker op een onverwachte en ongedachte manier gestuurd wordt vanuit Gods vrije keus.

In de voor de ouderen vast nog bekende Korte Verklaring staat er dit over: “Ook al kon Obed

treden in de rechten van Ruth’s eerste man, dit neemt niet weg dat Boaz hem verwekt had”.

En ergens anders las ik dat God de familiegeschiedenis van Noömi gebruikt maar – zoals

God altijd doet – op zijn eigen manier, en wel via Boaz en niet via Elimelech: de komst van

de Messias “ligt niet in het verlengde van Elimelech’s  geslacht, maar in het verlengde van het geslacht van Boaz”, en ook daaraan zien we dat de Christus langs een andere weg komt dan mensen verwachten – dat was zo met zijn eerste komst en zal zo zijn met zijn tweede komst – hij zelf zelf van te voren: als iemand zegt ‘daar is de Christus’, geloof hem niet want

Ik kom anders, ongedacht en als je het niet verwachten, vergelijk met een dief in de nacht.

 

Waarmee we ongemerkt al zijn bij de bekroning van het huwelijk van Boaz en Ruth, en van het hele verhaal dat dit korte boekje vertelt en ons wil meegeven: er komt een zoon: Obed.

Voor Noömi een verrassing waar ze nooit op had gerekend toen ze uit Moab terug kwam en ze voor haar eigen gevoel met lege handen stond, zonder nageslacht en zonder toekomst.

Nu wordt ze uitbundig gefeliciteerd met haar kleinzoon die telde als haar eigen zoon en die

ze als oma en tegelijk een soort peetmoeder verzorgde – nu geen Mara – verbitterde – meer

maar echt Noömi: de liefelijke – het lijkt inderdaad wel een klein kerstfeest in Bethlehem.

Het is een beetje jammer dat in de NBV een opvallend zinnetje in vers 14 hoe correct ook vertaald toch wat vlakker is geworden dat er letterlijk staat – de vertaling-1951 en ook de HSV hebben het verrassingselement in wat de vrouwen van Bethlehem tegen Noömi zeiden gewoon laten staan: “Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten om u vandaag een losser te geven” –  een losser!  nee, niet Boaz, maar die baby, die kleine Obed – de redder in de nood met het oog op de toekomst: geslachten gaan maar komen ook, er is weer leven!

 

Ja en de doorbraak naar de toekomst toe voor dat ene gezin is ingebed in Gods plan om de doodgelopen wegen van zijn volk – geen koning, ieder deed wat goed was in eigen ogen – en van zijn wereld – verloren in zonde en schuld – open te breken richting zijn grote Ver(losser).

Daarom loopt dit boekje uit op dat korte stukje stamboom met verrassende namen – namen die je niet zou verwachten in de voorgeschiedenis van het heilig Kind Jezus, de grote Koning

maar verhelderend voor die vraag waarom niet Elimelech maar Boaz in die stamboom staat.

God wil namelijk de lijn doortrekken van Abraham via Juda richting David en dan Jezus.

En dat weer via het typerende van God die kiest voor zwak, onacceptabel, weinig eervol, en die zwarte bladzijden wit maakt en niet vastspijkert op zonden: uitgerekend Peres geboren uit wat je incest kan noemen en vreemd gaan (Juda met zijn schoondochter Tamar die zich als hoer had vermomd – herinner de preek van coll. Kroeze) – en dan nu eentje uit Moab.

Zij krijgen een plekje in de stamboom van David en later Jezus – zoals terugkomt in Matt. 1.

Opdat – om met Paulus te spreken – we niet in mensen zouden roemen maar alleen in God.

Obed -zijn naam is welsprekend (=dienaar):voorvader van Wie kwam om ons allen te dienen.

 

Zo kwam er toen en komt er voorgoed Brood in Bethlehem – Brood dat eeuwig leven geeft.

Zo werd en wordt het een echt happy end, voor dat gezin lang geleden, Noömi, Ruth, Boaz,

maar ook voor ons en voor zovele anderen voor ons en met ons en na ons, dankzij Jezus.

Het is geen sprookje maar echte werkelijkheid: en ze leefden nog lang en gelukkig. Eeuwig!

 

                                                                   amen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *