Zondag 16 Heid. Cat.: Leven uit de dood

liturgie morgendienst zondag 30 december 2012

 

votum en groet

zingen:                   Ps. 24: 1,4,5

wet van de HEER

zingen:                   Ps. 24: 2,3

gebed

Schriftlezing:          Joh. 11: 45-57 en 12: 12-36

zingen:                   Ps. 126: 3

verkondiging:  zondag 16

zingen:                  Gz. 79: 2,4,5

gebed

collecte

slotzang:               Lied 120 (1-4)

zegen

———————————————————————————————-

 

Gemeente van de Here Jezus Christus,  broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

In een stroomversnelling naar de top en naar de troon. Zo leek het te gaan met de Here

Jezus onderweg naar Jeruzalem. In een dorpje vlakbij de stad had Hij zijn misschien wel meest indrukwekkende wonder gedaan. Jezus’ vriend Lazarus was ziek geworden en was aan die ziekte overleden. Jezus kwam niet toen hij ziek was en ook op de begrafenis liet Hij verstek gaan. Een paar dagen later pas arriveerde Hij met zijn leerlingen in Bethanië om de twee rouwende zussen Martha en Maria te condoleren en te troosten. Meer niet, dachten ze, en ze verwijten hun vriend dat Hij hen in de steek gelaten en dit had laten gebeuren.

 

Maar dan dat wonder waar niemand meer in geloofde – Heer, onze broer ligt al meer dan drie dagen in het graf en zijn lijk gaat al tot ontbinding over! – maar  toch: weg die steen!

open dat graf! Lazarus, kom te voorschijn – en werkelijk: de gestorvene kwam naar buiten!

Veel dieper en rijker dan iemand had durven denken bleek het waar: Ik ben de opstanding en het leven – sterker dan de dood – wie in Mij gelooft zal leven,  dwars door de dood heen.

“Als je gelooft” – had Jezus gezegd – “zul je Gods grootheid zien” (40) – en het gebeurde!

 

Geen wonder dat wie het gezien en gehoord hebben, opgetogen zijn! Er staat: veel Joden die gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in Hem.

En het ging als een lopend vuurtje verder.

O ja, er waren ook wanklanken. Sommigen gaven Jezus aan bij zijn vijanden de Farizeeën,

en het besluit viel zelfs dat Hij die anderen uit de dood het leven teruggaf, zelf dood moest.

Maar dat leken achterhoedegevechten, machteloze pogingen het onvermijdelijke af te wenden. Toen Jezus uiteindelijk Jeruzalem binnenkwam, leek de overwinning compleet.

Als een held werd Hij binnengehaald. Het leek de inhuldiging van een Koning, van de beloofde grote Koning:  “Hosanna, gezegend hij die komt in de naam van  de Heer!

Hoera voor de Koning van Israël!

Was het dan na zoveel eeuwen zover:  “de Vorst der eer wil binnenrijden”?

 

De tegenstanders lijken dan ook hun nederlaag grommend te accepteren. Zie je wel, zeggen ze tegen elkaar, we bereiken helemaal niets. De hele wereld loopt achter Hem aan!

Heel de wereld! Ze bedoelen daarmee: de mensen lopen massaal Jezus achterna, iedereen lijkt wel op zijn hand te zijn. Maar meteen lijken ze nog veel meer gelijk te krijgen dan ze zelf hadden bedoeld, als buitenlanders belangstellend informeren naar die Jezus en vragen of ze Hem kunnen ontmoeten. Krijgt de Koning van Israël al meteen erkenning als de Redder van de wereld? Begint het nu: “men zal van oost tot west Hem eren, en prijzen zijn bewind?”

En zegt Jezus met het oog daarop dat triomfantelijke (12:23):

“De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven?”

Wordt dit de dag van de definitieve troonsbestijging?

 

Maar meteen daaroverheen komt dan dat onbegrijpelijke over die graankorrel die moet sterven: Jezus die aangeeft dat en hoe Hij gaat sterven, en dat God zo verheerlijkt wordt.

 

           Leven uit de dood :  

1. door Jezus;

2. voor ons;

3. wereldwijd.

 


1. Leven uit de dood:   door Jezus

 

‘Meneer, we willen uw leermeester Jezus graag eens ontmoe­ten, zou dat kunnen?’. Die vraag werd wel vaker gesteld aan een van de discipelen. Elke dag verdrongen de mensen zich om Jezus heen: om advies, met een probleem, om genezing.

 

Maar deze keer is het toch heel bijzonder. De vraag komt namelijk van enkele Grieken. Mensen die niet behoorden tot het joodse volk maar wel de God van Israël kenden en naar Jeruzalem kwamen om Hem te aanbidden. Ze moesten op een afstand blijven, in de ‘voor­hof van de heidenen’, maar dat gaf niet.  Nu de stad gonsde van opwinding over een zekere Jezus die wonderen kon doen en zelfs een dode had opgewekt, en net als een vorst was binnengehaald, nu wilden ze dolgraag nader kennis maken met die beroemde rabbi die misschien wel gauw koning zou worden. ‘Meneer, we zouden graag Jezus willen zien’, met die vraag klampen ze juist Filippus aan die uit Betsaïda kwam en vloeiend Grieks sprak….

 

Maar dan Jezus’ antwoord. Eigenlijk horen we helemaal geen antwoord. Alsof de Heiland helemaal niet op dat verzoek van die buitenlandse gasten ingaat. In elk geval horen we niks meer over hen: hebben ze met Jezus gepraat,  en zo ja, waarover dan, en zijn ze gaan geloven, en hoe is het verder met die mensen afgelopen? Het blijft allemaal gissen.

Blijkbaar is het niet belangrijk voor ons dat we dat weten. Gaat het om wat de Here Jezus wel zegt, aan het adres van zijn leerlingen en de mensen erom heen, en aan ons adres.

 

In wat de Heer zegt in reactie op die vraag om een gesprek met die buitenlandse mensen lijkt een knik te zitten. Zo te horen klopt het niet op elkaar. Eerst lijkt Jezus enthousiast:

“de tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven”. Een uitlegger merkt op: “de tijd is gekomen dat Jezus de redder van de mensheid zal blijken te zijn”…Die

Grieken,  mensen uit de wereld buiten Israël, lijken het begin van wereldwijde erkenning.

Het lijkt eindelijk zover te zijn wat toen Jezus geboren werd, al aangekondigd werd: de

Here God zal hem de troon van zijn vader David geven – wordt zijn kribbe een troon?

Maar dan ineens: de toon verandert en wordt somber: mijn laatste uur heeft geslagen……

Staat dat haaks op dat veelbelovende: de Mensenzoon wordt tot majesteit verheven?

 

Nee, toch niet.Juist niet! “De luister van de koning is een talrijk volk”, staat in Spr. 14: 28. . Hoe meer onderdanen en hoe meer grondgebied, hoe meer eer voor een koning.

Nou, en deze Koning die God op de troon van David zet, is op weg om Koning van heel de wereld te worden. Het komt zover dat alle volken Hem zullen gaan eren en gaan dienen.

Maar de weg naar die troon is de weg langs het kruis en via het graf. Om dat duidelijk te maken kiest Jezus als zo vaak een voorbeeld uit de natuur. Neem een graankorrel, het mag ook een ander zaadje zijn. Berg je het op, in een doosje, of in een zakje, dan gebeurt er niks mee. Hoogstens verliest dat zaad als je al te lang laat liggen, zijn kiemkracht. In elk geval komt er geen nieuwe plant uit en zullen er nooit graankorrels of mooie bloemen komen.

Om dat te bereiken moet je die graankorrel of dat zaadje onder de grond te stoppen.

Het lijkt dan of het helemaal verrrot en verdwijnt, maar moet je eens kijken na een paar weken of een paar maanden. Er komen nieuwe planten tevoorschijn, met een heleboel nieuwe graankorrels, of een heleboel bladen met de prachtigste bloemen, en veel nieuwe zaadjes. Zo mooi zit de natuur die God geschapen heeft, in elkaar. Zeg maar: leven uit de dood. Denk ook maar aan bloembollen in uw tuin. Wat een pracht straks weer in de lente!

 

Nou, zegt de Here Jezus, zo moet Ik eerst de dood ingaan en in het graf worden gelegd,

om zo veel vruchten te dragen, om zo te bereiken dat Gods koninkrijk vele miljoenen en miljarden onderdanen krijgt en dat de glorie van de grote Koning aan het licht komt. In vs. 32 wordt hetzelfde gezegd met een ander beeld: als Jezus via het kruis omhooggestoken wordt – tot op de troon in de hemel – zal Hij allen (ieder die gelooft) naar zich toe trekken.

 

Het geldt allereerst voor Jezus zelf – de Mens bij uitstek – wie zijn leven (hier op aarde) liefheeft (en dat ten koste van alles veilig wil stellen), maakt juist dat het verloren gaat, maar wie zijn leven haat (prijs wil geven) op deze aarde,  krijgt leven dat altijd blijft….

De weg naar dat leven loopt dus via de dood. Tegen wil en dank had zelfs een bittere vijand van Jezus – Kajafas – de kern van zijn evangelie moeten preken:  Jezus moet sterven voor het volk – en zelfs om een volk bijeen te halen dat vanuit alle volken overal op de wereld.

 

De vraag dringt zich dan natuurlijk op: waarom moest dat dan zo, kon dat niet anders.

Zondag 16 geeft een kort en duidelijk antwoord: omdat alleen zo betaald kon worden voor onze zonden. Elk mens verdient de dood. Geen mens kon meer bij God komen. Jezus zou een koning gebleven zijn zonder onderdanen en zonder land. En de dood hield voorgoed het laatste woord. Maar nu – punt 2 – door Jezus is er leven uit de dood – voor ons!

 

 

2. Leven uit de dood – door Jezus – voor ons!  

 

De mensen die naar Jezus luisterden, begrepen niets van wat Hij zei. Hadden ze net Hem bejubeld als de grote Koning die God beloofd had – en nu dit! Begonnen ze langzaam maar zeker te geloven dat deze Jezus de beloofde Messias was – maar in de bijbel staat toch dat de Christus eeuwig zal blijven….dat de grote Zoon van David voorgoed zal regeren….en had Jezus niet gezegd: Ik ben de opstanding en het Leven. Hoe moeten ze dat nou rijmen met dat verhaal over de graankorrel die sterft….en over de Zoon van de mens die omhooggestoken zal worden aan zo’n ellendig kruis?

 

Die mensen hadden gelijk natuurlijk, nog meer dan ze zelf door hadden.

Als er een niet de dood verdiende maar het leven, dan was het deze Jezus. ‘Door de zonde is de dood in de wereld gekomen’, maar hier staat de Enige die nooit zonde heeft gehad en nooit zonde heeft gedaan. Van wie God zelf bovendien gezegd had: deze is mijn Zoon, en die Zoon heeft net als God zijn Vader leven in zichzelf. Hij kon zeggen: Ik ben het Leven!

 

Kijk, en dan moet het ons toch wel door merg en been gaan: er kon niet anders voor onze zonden worden betaald dan door zijn dood, de dood van die unieke Zoon van God. Ik kan niet nalaten een klein stukje voor te lezen hierover uit het mooie boek ‘Zeg je ’t mee in geloof’ van Inge de Visser-Oostdijk, uit het hoofdstukje ‘Hij is gestorven’. Dat gaat dan zo:

“Het was een hele erge vernedering voor de Here Jezus. Hij hoorde bij het leven, maar Hij ging de dood in.  Waarom moest het zo gaan? Wel, het was Gods bedoeling om zijn kinde­ren volkomen te redden. Ze moesten vrij kunnen worden van de zonde en van de dood.

De dood kwam immers door de zonde de wereld binnen. …..De dood was een straf op de zonde. Wanneer een kind van God nu moet sterven, mag je juist bij de Here komen. Daarom moest de Here Jezus die afschuwelijke dood sterven. Om ons vrij te maken van de angst om te sterven. Zie, alweer een voorbeeld van de grote liefde van de Heiland voor zondaren”.

 

We hebben gelezen hoe de Here Jezus met zijn leerlingen over zijn aanstaande dood

heeft gepraat. Niet over zijn dood als een trieste afloop van een mislukt avontuur.

Als overwinning van zijn vijanden die hun plan kunnen uitvoeren om Jezus weg te krijgen.

Zeker, ook voor de Here Jezus, zeker voor Hem, was dat lijden en dat sterven een verschrik- king.  Zijn lijdensweg is voor Hem die echt en voluit  mens was onnoemelijk zwaar geweest, juist omdat Hij onschuldig geleden heeft en veroordeeld is tot die afschuwelijke kruisdood en daarna vernederd is tot in het graf. Hij is echt de hel doorgegaan vooral toen zijn eigen Vader Hem in de steek liet en Hem zijn toorn liet voelen. Zondag 16 komt woorden tekort en kan er niet over uit: zijn “onuitspreke­lijke angsten, smarten, verschrikking en helse kwelling“. Angst voor de dood en vooral angst voor de hel, daar kan onze Heiland als geen ander over meepraten. Hij is er van te voren ook heel echt en heel erg bang voor geweest. Denk maar aan Gethsemané: Vader, als het mogelijk is, laat dat aan mij voorbijgaan.

Ook in Joh.12 proeven we die angst: “Nu ben ik doodsbang, wat moet ik nou zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan?” Vader, bespaar mij dit? Het is zo menselijk. Wie zou dat niet uitschreeuwen?

 

Ja maar,  Jezus kende zijn opdracht en wist wat de Vader en Hij hadden afgesproken.

Daarom weet Hij wat Hij wil en zal vragen aan Vader: “maar hiervoor ben ik  juist gekomen”, En daarom: “Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader“, hoe groot uw liefde voor ons is….

 

Kijk, en dan komt meteen antwoord. Voor veel omstanders als een donderslag uit heldere hemel, voor de Zoon de bemoediging van Vader die Hij nodig heeft. En die ook bestemd is voor ons: als Jezus sterft, is dat de doodklap voor de duivel en de doodssteek voor de dood.

Zijn dood betekent dat de duivel zijn claim verliest – hij wordt eens en voorgoed buiten de deur gezet. En ook de dood loopt op zijn laatste benen – de laatste vijand die eraan gaat. En dat omdat de prijs is betaald. Nu kan niets ons meer van God scheiden – zelfs de dood niet.

 

Zeker, we moeten nog wel sterven. Het wachten is nog op de terugkomst van de Koning.

Sterven blijft vernederend, pijnlijk, een diepe wond die steeds wordt geslagen wordt en die vreselijk pijn doet en lang blijft schrijnen en telkens weer onnoemelijk veel verdriet brengt.

 

Maar toch, we hoeven niet meer in paniek te raken, als mensen zonder troost en hoop. We horen van onze Heiland dat wie Hem volgt, zal komen waar Hij nu is. Achter Hem aan, dat Hem volgen op die weg door lijden heen en door de dood heen – maar het Leven binnen.

Hij staat klaar oms ons naar zich toe te trekken en ons op te vangen. Geen nederlaag meer dat sterven, maar als we geleefd hebben met Christus, voor God, pure winst. Leven uit de dood! Vandaar dat Paulus ook ons sterven een zaaien kan noemen: we dragen vruchten.

Zelfs nu al wordt die winst zichtbaar: in een nieuw leven dat begint te groeien, tegen de zonden en de verdrukking in. Voor wie gelooft, begint dat eeuwige leven met God nu al!

 

3. Leven uit de dood:  wereldwijd. 

 

Zondag 16 staat in een belijdenisgeschrift en een leerboek, ontstaan in West-Europa in de 16e eeuw. Het gaat over wat de waarde is van het offer en de dood van een Man die geleefd heeft en gestorven is in het land Israël, nu al bijna 2000 geleden. En er staat dat wat Hij gedaan heeft en ondergaan heeft, ook waarde heeft voor ons. Voor ons en voor zovelen door al die eeuwen heen en in zoveel landen van deze wereld, deze Jezus in geloof zijn gevolgd. Waarmee de woorden van de Heer naar aanleiding van de vraag van die paar Grieken, heerlijk waar zijn geworden: “als de graankorrel sterft, brengt zij veel vrucht voort“.

 

Waarmee Kajafas’ profetische woorden die de Heilige Geest hem dwars door zijn bedoelingen en plannen heen heeft laten uitspreken, heel anders en veel meer dan hij ooit kon bedenken, werkelijkheid zijn geworden en nog steeds worden, “dat Jezus zou sterven voor het volk, en niet alleen voor het volk (het volk Israël), maar om ook de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen“. Om ook u en jou en mij naar zich toe te trekken, en dwars door de moeiten van dit leven en zelfs de dood heen de glorie van God in te slepen.

 

Er is wel gezegd: het bloed van de martelaren – gelovigen die gestorven zijn om hun geloof – is zaad van de kerk. Dat is waar gebleken: door vervolging groeit de kerk vaak extra sterk. Maar daarachter ligt het grote geheim van Gods liefde in Christus. Veel meer nog is dit waar: het bloed van Jezus dat van zonde redt, is zaad van de kerk.  En de vraag is en blijft, ook voor u en voor jou: willen wij zo’n Koning, zo’n Redder? Geloven we dat: er is juist leven uit en door de dood. De dood van Jezus. En onze eigen dood, als we met de Heer leven en in de Heer sterven? Willen we kiezen voor zijn kruisweg als onze levensweg?

 

Dan, zo,  gaat het naar de top en naar de troon.

En Vader krijgt de eer, door ons leven en in ons sterven.

Laat dat ons gebed zijn: Vader, laat ons en alle mensen maar zien hoe groot U bent!

amen

 

Lucas 2: Een volle voederbak in Bethlehem (Kerst)

Liturgie 1e kerstdag  25 december 2012

 

beginlied  :        Lied 138

votum (gezongen) en groet

zingen:              Ps. 98: 1,2

gebed

zingen:             Gz. 86

vs 1 koor , 2 allen, 3 koor, 4 allen / refrein allen                     

Schriftlezing:  Lucas 1:  26-33

zingen:             Gz. 47: 1,3,6

Schriftlezing:  Lucas 2: 1-7

zingen:             Gz. 82: 1,3

Schriftlezing:  Lucas 2: 8-14

zingen:             Gz. 84: 1-4

verkondiging :  Lucas 2: 4-7 en  2: 11

zingen:             Gz. 81: 1,5,6,8

gebed

collecte

zingen              Gz. 50 (Ere zij God)

zegen

amen:               Gz. 85: 4

————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Weet u wie dit jaar de Nobelprijs voor de vrede heeft gekregen…?

 

Ik denk dat het u niet is ontgaan: de prijs ging dit jaar naar de Europese Unie die volgens

het comité dat de prijs elk jaar uitreikt ervoor heeft gezorgd dat er al heel lang vrede is

tussen de Europese landen, en democratie waar vroeger dictaturen waren……..

Wel vaker is deze prijs naar een organisatie gegaan: De Verenigde  Naties, Artsen zonder Grenzen, Unicef – vaker kreeg een belangrijke strijder voor vrede en mensenrechten deze

belangrijke prijs: Martin Luther King, Nelson Mandela, Aung San Suu Kyi, Desmond Tutu…

Soms is er onenigheid over want was het voor Obama niet te vroeg en is de Europese

Unie niet meer een verdediger van de belangen van rijke landen, met hulp van wapens?

 

Stel je nou eens voor dat er in de tijd dat de Here Jezus geboren werd, ook al zo’n soort

prijs was geweest, wie zou dan voor die belangrijke eer in aanmerking zijn gekomen?

Laat ik een voorstel doen:  Jezus natuurlijk, want hij is toch de vredekoning, en toen hij geboren werd hebben de engelen gezongen – gaan wij straks doen – over ‘vrede op aarde’.

Dat is allemaal waar natuurlijk, maar toen Jezus in Bethlehem geboren werd lag de wereld

daar niet wakker van – met uitzondering even van die oude dictator Herodes – en toen Jezus

volwassen was en aan de weg timmerde, vond zijn eigen volk hem eerder een onruststoker dan een vredestichter – voor hem geen eer maar verachting,  en geen prijs maar een kruis.

 

Wat ik wel zeker weet, dat is dat die prijs eerder was gegaan naar de keizer over wie we net weer hebben gelezen: Augustus, de Verhevene, geroemd en geprezen als de Brenger

van vrede op aarde -of de prijs zou gegaan zijn naar de organisatie die door hem was

opgebouwd: het Romeinse Rijk dat zorgde voor orde, rust, en vrede in grote delen van de

toen bekende wereld, met ook goede verbindingen en wereldwijde handel en grote welvaart.

Maar ook toen zou veel kritiek zijn losgekomen, op toekenning van zo’n prijs aan deze man

en aan dat rijk, want het was wel een gewapende vrede en het eigenbelang van Rome gaf de doorslag en de keizer duldde geen tegenspraak, ook niet van dat koppige volkje van de Joden, en als de keizer iets wilde was het wet, zoals bij die inschrijving, vooral bedoeld om nog beter en efficiënter en met hogere opbrengsten de onderworpen volken financieel te kunnen uitkleden,en grip te krijgen en te houden op alle inwoners van dat immense rijk.

En de sterke arm van de keizer reikte ver, tot in dat onooglijke kleine Nazareth waar een timmerman en zijn vrouw-in-verwachting op reis moesten naar de plaats waar de familie

lang geleden had gewoond en vandaan kwam en misschien nog wel verre familie woonde:

Bethlehem – een reis van enkele honderden kilometers, lopend of misschien op een ezeltje…

 

Het verdiende allemaal niet de schoonheidsprijs, gezien vanuit de eeuwenoude historie van

het vrije en trotse volk Israël dat nog altijd droomde van die gouden eeuw met roemruchte

koningen als David en Salomo – en dat de belofte had die door profeten levend gehouden en ingekleurd was van weer een gouden eeuw met weer iemand uit Davids huis op de troon –

in een tijd dat er geen eigen koning was in Israël – die zich koning van Juda noemde was in werkelijkheid een nazaat van Ezau en niet meer dan zetbaas van de grote Baas in Rome –

en iedereen moest doen wat goed was in de ogen van die keizer en van zijn stadhouders.

 

Zoals met die inschrijving weer schrijnend duidelijk was: “iedereen ging om zich te laten

inschrijven, ieder naar de plaats waar hij vandaan kwam” – een massale volksverhuizing op bevel van de bezetter – en nog altijd was de troon van David leeg – of onrechtmatig bezet.

Ja en dat duurde al best lang en hoe lang moest dat nog duren: “waar blijft het overlang

beloofde land van God, zal ooit een dag bestaan dat alle tyrannie eens zal geleden zijn..

uw schapen zijn in nood, uw naam wordt niets geacht…men breekt uw volk als brood, men heeft ons opgejaagd…zie ze gaan, dagen en dagen onderweg, en dan..geen plek…de nacht is als een graf, ontij heerst in het rond. Kom van de hemel af, o ster van Gods verbond…!

 

Ja maar, heb je wel goed gehoord wat net is voorgelezen, heb je wel door hoe het er staat?

Lucas 2 zou heel goed zo kunnen beginnen – lees maar mee – “In de tijd dat keizer Augustus een decreet afkondigde dat alle inwoners zich moesten laten inschrijven…..ging iedereen op

weg en ging ook een zekere Jozef naar Bethlehem, met zijn vrouw die in verwachting was”.

Dan wordt wat allemaal in die eerste twee hoofdstukken van Lucas, gelinkt aan wat door de

grote keizer in Rome was uitgedacht en op zijn bevel wereldwijd werd uitgevoerd…..weer een bewijs van hoe machtig een mens kan zijn en wat één man in beweging kan brengen.

 

Maar het staat er precies andersom – en hoe ontdekkend voor zeker de eerste voor wie dit boek geschreven is, uitgerekend een hoge piet in het machtsapparaat van het Imperium Romanum: de hooggeachte Theofilus die we in 1: 5 tegenkomen – lees nog eens met me mee: “in die tijd – en dat is de tijd waarover is verteld dat de boodschapper van het hof in de hemel – de hoogedele Gabriël – werd uitgestuurd met Gods wereldnieuws dat Hij nu echt in aantocht was, de beloofde Koning, die de lege plek zou gaan innemen: “God, de Heer, zal

hem de troon van zijn Vader David geven, en aan zijn koningschap zal geen einde komen” –

in die tijd – door God bepaald – kwam Augustus met zijn decreet en ging ook Jozef op reis.

Ik las: “Rome’s wil is wet, maar daarboven uit gaat Gods wil…..Het onderdrukkende plan

van de Verhevene dient Gods vreugdeplan” – zoals in de nacht van de geboorte van koning Jezus wordt afgekondigd: “goed nieuws dat het hele volk met vreugde zal vervullen: vandaag is in de stad van David jullie redder geboren. Hij is de messias (=gezalfde koning), de Heer”.

 

Het is als in die tijd van de Rechters die zo hopeloos en uitzichtloos leek – geen koning in

Israël en ieder die maar deed wat in eigen ogen goed was – terwijl in werkelijkheid achter de schermen God al lang bezig was met de voorbereiding van het komen van zijn koning – en dat ook nog via wat een omweg en zelfs een doodlopende weg leek: dat gezin dat vertrok

en mislukte, twee weduwen zonder toekomst – maar God die zo juist zijn plan doorzette…

 

Dus niet in Rome of welk machtscentrum op aarde ook – niet in Washington of New York, niet in Brussel of in den Haag, vallen de uiteindelijke beslissingen maar in het paleis in de hemel, en bij de uitvoering van die plannen worden machthebbers ingeschakeld en hele volksstammen in beweging gebracht – ik denk aan de wijsheid van de Spreuken: “de gedachten van de koning (..keizer..) zijn als waterstromen in de macht van de HEER, Hij leidt ze waarheen Hij maar wil” (Spr. 21:1) – en hoe ontnuchterend is die psalm altijd maar weer met het oog op wat koningen en volken proberen: de HEER in de hemel lacht en spot met

hen, en laat heel de wereld weten: Ik heb zelf alllang mijn koning gezalfd – en die koning

krijgt alle volken in zijn bezit – wees verstandig en gewaarschuwd, leiders van de aarde:

“onderwerp u, toon de HEER uw ontzag, breng Hem hulde, en bewijs eer aan zijn zoon!”

Als dat nou eens de kerstboodschap zou zijn voor wie regeren – en voor al die volken –

dan zou echt een nieuwe tijd beginnen – volgens niet de Maya-kalender Gods kalender.

 

Ja maar als je dan weer gewoon leest wat er staat – dan moet je er wel geloof voor hebben want wie waren dat eigenlijk: die Jozef….die Maria….nou, helemaal geen mensen met een

indrukwekkend staat van dienst, geen mensen met geld of status of invloed – integendeel.

Hoor Maria over zichzelf: uw minste dienares – de lage staat van uw dienstmaagd….niet

meer dan een jong meisje uit een klein dorp, verloofd met de plaatselijke timmerman….

En ja, van Jozef wordt verteld dat hij van David afstamde – in rechte lijn zelfs (lees Matt.1)- maar als je dan beseft dat de man die recht op de troon had zijn brood moest verdienen als dorpstimmerman in een ver afgelegen gehucht – kan uit Nazareth iets goeds komen? – is dat eerder tekenend voor het verval van oude glorie dan een hoopvol teken voor nieuwe glorie.

Een uitlegger schrijft over ‘een prins in overall’, en: “de koninklijke luister van Davids huis is bedolven onder de spaanders en splinters waartussen Jezus Jozefsen in Nazareth opgroeit”.

Tegen die achtergrond moet je die twee zien gaan – ik las: “Koningskinderen op pad voor de keizer. Een verstoorde verlovingstijd, een verstoord begin van hun huwelijk en nu ook nog op reis op bevel van Augustus. Davidszoon, koningszoon Jozef een loopjongen voor de keizer”.

 

En als ze dan in die oude stad van David aankomen, is er geen herkenning en erkenning, gaan niet zoals je zou verwachten van een kroonprins en zijn vrouw alle deuren voor hen open maar gaan die deuren de een na de ander voor hun neus dicht: geen plaats,we zijn vol, probeer maar een deurtje verder -tot eindelijk iemand zegt: jullie kunnen wel in de schuur….

Weer – als in die donkere tijd van de Rechters en in het schijnbaar mislukte avontuur van zomaar een gezin uit Bethlehem  lijkt de weg van God naar de troon een omweg en een weg die compleet doodgelopen lijkt – dan kan die Maria wel prachtige dingen zeggen en zingen over heersers die van hun troon gestoten worden en geringen die in aanzien komen – maar daar moet je wel veel geloof voor hebben – om niet te zeggen dat je wel heel naïef moet

zijn want hoe kunnen nou twee gewone, zelfs arme mensen, onbekend en zonder invloed,

en straks hun kind dat onder armoedige omstandigheden op de wereld komt, het verschil maken: een rijk dat al die machtige rijken te sterk is, een rijk van echte en blijvende vrede?

 

Het thema vandaag is niet dat een lege troon wordt bezet maar een lege voederbak wordt

gevuld -en dat slaat natuurlijk op dat nederige begin van de beloofde koning,als wordt verteld van de geboorte van dat beloofde kind als de oudste zoon van Maria – en – volgens de wet – ook van Jozef – en zo troonopvolger in de lijn van David: “ze wikkelde hem in een doek en legde hem in een voederbak” -zijn wieg was een kribbe, zingt een oud kerstlied.

 

Ja en dat begin zegt veel over het vervolg en de afloop, want: zijn troon werd een kruis.

We hebben er van gezongen vanmorgen dat daar in die voerbak dat rijk begint, dat rijk waarin de vrede het wint van oorlog en van pijn – hoe bijzonder en naar de mens gesproken ongerijmd ook, zo werkt God: daar ligt Hij in een stal die koning in Jeruzalem voor eeuwig wezen zal – en hoe dreigend ook de vijanden: zij worden verslagen, hun rijk zal vergaan.

 

 

Kijk, en zo werkt dat bij onze God altijd – later staat in de bijbel: “wat in de ogen van de

wereld dwaas is, heeft God uitgekozen om het wijze te beschamen, wat in de ogen van de wereld zwak is, heeft God uitgekozen om wat sterk is te beschamen, wat in de ogen van de wereld onbeduidend is en wordt veracht, wat niets is, heeft God uitgekozen om wat wél iets is teniet te doen. Zo kan geen mens zich tegenover God op iets beroemen”  (1 Kor. 1: 27-29).

 

Denk maar terug aan die twee weduwen Noömi en Ruth,  aan dat herdersjochie David, aan

dat ingewikkelde kind in die voerbak, aan die uitgetelde man aan het kruis – en denk aan

wie jezelf bent en voorstelt, aan de kerk in Nederland steeds meer aan de marge – en laat

je daardoor niet ontmoedigen maar ontdek de plek die God voor u en jou en ons samen in

gedachten heeft – weer Paulus aan het adres van de christenen toen in Korinte en ook later:

“niet veel die naar menselijke maatstaf wijs waren, niet veel die machtig waren, niet veel die van voorname afkomst waren” – ja en toch en juist zulke mensen: door God uitgekozen en een plek gekregen om te getuigen van wat je mag geloven en van Wie je (Ver)losser wil zijn.

 

Ik kan niet beter eindigen dan met wat de laatste zinnen zijn in het stukje begeleiding vanuit Vertel het maar – met het oog op vandaag als afsluiting van het project Brood in Bethlehem:

“Met Kerst vieren we dat God veel meer geeft dan brood alleen. De Heer geeft ons Jezus in een voederbak. Zo laat Hij zien wat nog belangrijker is dan eten en een thuis. Eigenlijk moet ik zeggen: wie nog belangrijker is dan brood en een familie en een thuis” – ik zeg erbij: en nog belangrijker dan geld en macht, status, veel spullen en veel vrienden via facebook….en noem maar op – niet waardeloos of slecht allemaal, je mag ervan genieten zelfs als je er goed mee omgaat en er goed mee doet voor anderen, je mag ook van feestdagen en een paar weekjes vakantie genieten, van lekker eten en van licht en van gezelligheid – maar – weer even dat verhaaltje van Vertel het maar: Wie belangrijker is dan dat alles is Jezus.

“Hij maakt ons leven goed en blij. Wie in Jezus gelooft, krijgt van God meer dan genoeg

van Gods goedheid en liefde”. Ik voeg eraan toe: genoeg om die genade en die liefde die God in en door Jezus en via ons ook aan al die andere mensen om ons heen gunt, met hen te delen – zoals Boaz gul wilde delen wat God hem gaf, en Obed echt knecht wilde zijn, en

David als een herder was voor zijn volk, en vooral: als Jezus die zelfs zijn leven prijsgaf.

 

Tot slot – en nu echt – de laatste regels van dat stukje van Vertel het maar: “Een kindje in een voederbak, in Bethlehem, bij arme mensen….en toch….de Redder, degene die wij nodig hebben om feest te vieren en gelukkig te zijn. Vandaag en morgen en altijd.”

 

                                                            amen

Ruth 4: Davids geslacht komt uit Bethlehem

 liturgie middagdienst zondag 23 december 2012

votum en groet

zingen:    Ps. 113 (1,2,3)

gebed

Schriftlezing:  Ruth 4

zingen:    Ps. 18: 9,15

verkondiging: Ruth 4

zingen:   Tussentijds 71

geloofsbelijdenis

zingen:    Gz. 162: 4

gebed

collecte

zingen:    Lied 124 (1-5)

zegen

—————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.

Zo lopen veel sprookjes af – voor wie aan de goede kant staan.

Na eerst een bang avontuur met een boze wolf of een kwade fee,of een hongerige heks.

Het eindigt met de overwinning van goed op kwaad en vaak met een sprookjeshuwelijk.

Daar heeft het boek Ruth ook wel iets van, maar dit is geen sprookje en dit verhaal staat

ook niet in de bijbel om ons te laten griezelen of te laten smullen van een liefdesverhaal.

Ik zei vorige week al: het zou mooi zijn als liefde in het spel was maar daar draait het niet

om want de bedoeling is te laten zien hoe achter en boven wat mensen zoals meemaken

en bedenken en kunnen regelen God bezig is aan de uitvoering van zijn grote reddingsplan,

voor Israël en voor de wereld: eer voor een onteerd Israël, licht in een donkere wereld.

Vandaar die ene naam als laatste woord in dit korte mooie boekje:  David.

 

Vandaar het thema:  Davids geslacht komt uit Bethlehem

 

‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.

Maar dat wisten die twee weduwen nog niet toen Ruth vroeg in de morgen bij Nöomi was

teruggekomen, ook al hadden ze er goede hoop op en al sprak Noömi haar schoondochter moed in: “Blijf hier maar rustig afwachten tot je weet hoe het afloopt, want ik weet zeker dat deze man niet zal rusten voordat hij de zaak geregeld heeft” – maar hoe het zou aflopen..?

 

In elk geval had Noömi het goed ingeschat want inderdaad liet Boaz er geen gras over groeien maar pakte hij – zeg maar – diezelfde morgen nog de koe bij de horens: “intussen

terwijl Ruth vertelde hoe het was gegaan op die dorsvloer en terwijl die twee afwachtten -intussen “was Boaz naar de poort gegaan en daar gaan zitten” – meteen maar doorpakken.

 

De poort, dat was in die tijd de centrale plek in elk dorp, waar vooral de mannen elkaar ontmoetten om de laatste nieuwtjes uit te wisselen maar ook om te onderhandelen en handel te drijven, problemen op te lossen en zakelijke transacties te regelen, en recht te spreken.

De poort was om zo te zeggen marktplein, gemeentehuis, rechtbank en notariskantoor

tegelijk, en zoals blijkt uit dit verhaal ook de plek om te trouwen: stadhuis en kerk ineen.

 

Vandaar dat Boaz meteen naar de poort gaat om die lossing van het land van Noöni en

dat huwelijk van Ruth te regelen,volgens wat daarover was bepaald in de wetten van Mozes.

En dus respecteerde hij dat de man die meer naaste familie was van Elimelech en Noömi,

de eerste rechten had – en zodra die man ook in de poort arriveerde, sprak Boaz hem aan:

hé, beste man, jij bent toch ook familie van Elimelech en Noömi, weet je wel dat jij als eerste

in aanmerking komt om dat stuk land te kopen dat Noömi noodgedwongen moet verkopen?

 

Een opvallend detail is dat de naam van dat familielid – iedereen wist natuurlijk wie het was, zeker Boaz en Noömi die familie waren en zo groot was Bethlehem niet – niet vermeld wordt, en er zelfs speciaal bij staat dat die naam er niet toe doet-een uitlegger zegt: Meneer Dinges.

Dat hoeft niet te zijn omdat die man uiteindelijk het liet afweten omdat hij wel het land wilde

overkopen maar het niet zag zitten om met Ruth te trouwen en bang was dat dan een eventuele zoon van hem en Ruth er met de erfenis vandoor zou gaan – dat zijn naam niet vermeld wordt zou dan vernederend zijn: schande dat je zo voor je eigen belang gaat.

Maar ik denk niet dat je het zo moet zien, want een echt zwagerhuwelijk is hier niet aan de orde, en daarom wordt deze man ook niet publiek te schande gemaakt zoals in de wet

voorgeschreven wordt als een man weigerde met de weduwe van zijn overleden broer te trouwen – schokkend wat daarover staat in Deut. 25: ..

als de man weigert met zijn schoonzuster te trouwen, dan moet zij naar de stadsoudsten in de poort   

   gaan en zeggen: ‘Mijn zwager wil geen nageslacht voor zijn broer verwekken. Hij weigert zijn

   zwagerplicht tegenover mij te vervullen.’ Dan moeten de stadsoudsten hem erop aanspreken.

   Als hij blijft bij zijn weigering om met zijn schoonzuster te trouwen, moet zij ten overstaan van de   

   oudsten op hem afgaan, hem zijn sandaal uittrekken en hem in zijn gezicht spugen, waarbij ze hem

   toevoegt: ‘Zo vergaat het de man die zijn broer nageslacht onthoudt.’ 10 En bij de Israëlieten zal

   zijn familie bekendstaan als de familie Zonderschoen”.

Maar, zoals gezegd, van zwagers is hier geen sprake en dus ook niet van een verplichting.

Niet de letter van de wet beheerst alles maar Boaz volgt uit vrije wil de geest van de wet:

hulp aan je naaste in nood, in dit geval twee weduwen zonder inkomen en zonder toekomst.

 

Je kunt van daaruit mooi een lijn doortrekken naar hoe God en Jezus Goël zijn: (Ver)losser.

Niet omdat ze daartoe verplicht zijn of wij ergens recht op hebben maar uit vrije wil, omdat

God hart heeft voor mensen, juist voor mensen die het niet redden en geen uitzicht hebben.

Denk maar aan psalm 146 die we al eerder een keer gezongen hebben: “Gelukkig wie de God van Jakob tot zijn hulp heeft, wie zijn hoop vestigt op de HEER, zijn God..die trouw is tot in eeuwigheid, recht doet aan de verdrukten, brood geeft aan de hongerigen, de gebogenen opricht, de vreemdelingen beschermt, wezen en weduwen steunt”.  Zo’n God hebben wij,

en mensen als Boaz willen lijken op hun God, en doen zoals Hij bedoelt en het graag ziet.

En als de Heer Jezus op aarde komt, laat Hij meer dan wie ook zien wie God voor ons is.

Zoals een oude dichter Hem noemde: “Mijn Redder, mijn Goël, mijn Zondenvernieler”. Je zou kunnen zeggen dat het losserschap en hoe Boaz dat invulde daar al iets van liet zien.

 

Dus geen reden om dat familielid dat bedankte voor de eer te verwijten of te veroordelen.

Niemand die hem in die poort verwijten maakte,laat staan dat Ruth hem in zijn gezicht spuwde. Wel ook hier een schoen als een soort handtekening – er staat dat in die tijd het overhandigen van een sandaal van de een aan de ander een teken was dat de deal rechtsgeldig was – de schoen geldt teken van iets in bezit nemen, dat land betreden – zoals

in Psalm 60 en Psalm 108 waar God zegt: op Edom werp ik mijn schoen=zet ik mijn voet.

Zo droeg die ander zijn rechten op het land van Noömi en een huwelijk met Ruth over aan Boaz, en dat in aanwezigheid van maar liefst tien mannen uit Bethlehem als getuige – die poort was inderdaad gemeentehuis en notariskantoor tegelijk – en meteen werd ook het aanstaande huwelijk van Boaz en Ruth bezegeld en zelfs zoiets als ingezegend: “De HEER

geve dat de vrouw die in uw huis komt zal zijn als Rachel en Lea die beiden het huis van Israël groot hebben gemaakt, zodat ook u groot zult zijn in Efrata en uw naam in Bethlehem zal voortbestaan. Moge uw huis worden als het huis van Peres, de zoon van Tamar en Juda, en wel door de kinderen die de HEER u bij deze jonge vrouw zal geven”.

Dat roept allemaal nog wel vragen op, vooral de vraag welk huis nu zo gebouwd zou gaan worden, en welke naam zal voortleven: is dat nou de naam van Elimelech of van Boaz zelf?

 

Maar eerst nog even iets anders, en wel of we uit hoe dat toen allemaal toeging nog iets kunnen leren voor onze tijd, b.v. voor vragen rond huwelijk en samenwonen – of is de maatschappij zo veranderd dat je met zulke verhalen van zo lang geleden niets meer kunt.

 

Het is waar dat er verschrikkelijk veel veranderd is in zoveel eeuwen – toen was er niet geen gemeentehuis met een ambtenaar van de burgerlijke stand en een trouwboekje dat je meekreeg, en niet een kerkdienst waar je met elkaar een zegen kan vragen over je huwelijk.

En wij trekken niet een schoen uit als we een huis gaan kopen of een stuk land maar we zetten een handtekening onder een koopacte – niet ergens buiten maar bij de notaris – en

zo zijn er nog heel veel meer dingen heel anders geworden dan in de tijd van de bijbel.

Maar – las ik in een uitleg over dit gedeelte – “wat we in Ruth lezen, ligt helemaal op één lijn met wat we verder in de Bijbel hierover aantreffen: trouwen is een publieke en officiële gelegenheid”…”voor de hele samenleving verklaar je: zij is mijn vrouw, hij is mijn man.en je vraagt je getuigen om jou te helpen dat waar te maken”. Eerder zegt die uitlegger spits:“als het tot een huwelijk komt, gebeurt dat niet stiekem op de zolder van Boaz’ schuur, maar publiek in de poort van de stad temidden van getuigen”. Ik zei al dat er zelfs ook zoiets als een kerkelijke bevestiging achteraan komt, bij monde van de zegenwensen van getuigen.

 

Ik denk dat bij alle verschillen tussen toen en nu daar aanwijzingen in liggen waar wij ook vandaag van kunnen leren, en die iets laten zien van hoe God ons leven en samenleven,

in dit geval op het punt van huwelijk en seksualiteit richting wil geven – let er ook op dat pas na dat publiek bezegelen van de afspraken in de poort, ook dat Boaz met Ruth trouwt, we

lezen van samen gaan wonen en gemeenschap met elkaar hebben: “daarna – niet eerder, b.v. op die dorsvloer – nam Boaz Ruth bij zich, zij werd zijn vrouw, en hij sliep met haar” . 

Weer nog één keer die uitlegger: “seksuele gemeenschap hoort naar Gods wijsheid alleen thuis binnen een huwelijj, een relatie van trouw en liefde“. Dat ook ter bescherming van de kinderen die als God dat geeft, in zo’n relatie geboren worden – trouw aan elkaar en hen.

Daarmee is niet het laatste woord gezegd maar het zet in elk geval tot nadenken – hoop ik.

 

Waarmee we terug zijn bij die zegenwensen van de getuigen met daarin een centrale rol voor de bede of de HEER het huis, de familie, van Boaz zal willen bouwen en zijn naam

zal laten voortbestaan in Bethlehem – met daarna een centrale plek voor Boaz in de stamboom van de latere koning David – en uiteindelijk in de stamboom van Jezus – lees maar met mij mee in Matt. 1    Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broers, Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David, de koning. U ziet: Boaz als overgrootvader van David en als voorvader naar de mens gesproken – van Jezus – die hier heet: ‘de zoon van David.’  Maar niet – wat je zou verwachten – Elimelech, of Machlon.

Terwijl dat toch de bedoeling was dat die namen niet in het vergeetboek zouden raken –

het staat in ditzelfde hoofdstuk: vs. 5 over Noömi en Elimelech (Boaz zegt tegen die andere eventuele losser dat als hij het land van Noöomi koopt dan de naam van haar overleden man zal voortleven op zijn land); en vs. 10 over Ruth en Machlon (Boaz zegt dat doordat hij met

Ruth trouwt de naam van haar overleden man – Machlon – op diens land zal voortleven).

Hoe kan het dat je die namen niet meer terugvindt in de stamboom en wel die van Boaz?

 

Nou, dat is minder moeilijk dan het lijkt, het staat er zelfs bij: de naam moet verbonden

blijven aan het land, het gaat over de erfenis, over het grondbezit.  de grond moet voor

nakomelingen van de overledene bewaard blijven en niet overgaan in andere handen –

en als een familielid als losser optreedt, moet hij zorgen voor een erfgenaam als hij volwassen is het bedrijf kan voortzetten, in de lijn van zijn vader en ahw in zijn naam.

Maar zo’n stamboom is een andere verhaal, dat gaat over de lijn van de bloedband.

 

Nou en daar zit een bijzonder boodschap in, weer een die typisch is voor Gods aanpak.

Weet je nog wat die ander zei die het niet zag zitten om met Ruth te trouwen: “dat zou ten koste gaan van mijn eigen familiebezit”: straks ging de familie Elimelech ermee vandoor.

Maar Boaz bracht dat offer wel, ten bate van Noömi en ten koste van zijn eigen bezit.

Hij zegt: Vandaag koop ik alles wat nog over is van de bezittingen van Elimelech en van Machlon en Kiljon en ook trouw ik met Ruth “om de naam van haar overleden man te laten voortleven op zijn land. zo zal zijn naam niet verloren gaan bij zijn verwanten en de inwoners van de stad”. Zo gebeurde, naar de bedoeling van het losserschap en het zwagerhuwelijk.

Nou en wij kennen die namen ook nog altijd: van Elimelech en van Machlon en Kiljon.

 

Kijk, en voor die trouw en die opoffering werd Boaz door God beloond door hem te maken tot stamvader van koning David en in rechtstreekse lijn tot voorvader van koning Jezus.

Wat dus niet samenvalt met het blijven van het land in een bepaalde familie maar zoals vaker op een onverwachte en ongedachte manier gestuurd wordt vanuit Gods vrije keus.

In de voor de ouderen vast nog bekende Korte Verklaring staat er dit over: “Ook al kon Obed

treden in de rechten van Ruth’s eerste man, dit neemt niet weg dat Boaz hem verwekt had”.

En ergens anders las ik dat God de familiegeschiedenis van Noömi gebruikt maar – zoals

God altijd doet – op zijn eigen manier, en wel via Boaz en niet via Elimelech: de komst van

de Messias “ligt niet in het verlengde van Elimelech’s  geslacht, maar in het verlengde van het geslacht van Boaz”, en ook daaraan zien we dat de Christus langs een andere weg komt dan mensen verwachten – dat was zo met zijn eerste komst en zal zo zijn met zijn tweede komst – hij zelf zelf van te voren: als iemand zegt ‘daar is de Christus’, geloof hem niet want

Ik kom anders, ongedacht en als je het niet verwachten, vergelijk met een dief in de nacht.

 

Waarmee we ongemerkt al zijn bij de bekroning van het huwelijk van Boaz en Ruth, en van het hele verhaal dat dit korte boekje vertelt en ons wil meegeven: er komt een zoon: Obed.

Voor Noömi een verrassing waar ze nooit op had gerekend toen ze uit Moab terug kwam en ze voor haar eigen gevoel met lege handen stond, zonder nageslacht en zonder toekomst.

Nu wordt ze uitbundig gefeliciteerd met haar kleinzoon die telde als haar eigen zoon en die

ze als oma en tegelijk een soort peetmoeder verzorgde – nu geen Mara – verbitterde – meer

maar echt Noömi: de liefelijke – het lijkt inderdaad wel een klein kerstfeest in Bethlehem.

Het is een beetje jammer dat in de NBV een opvallend zinnetje in vers 14 hoe correct ook vertaald toch wat vlakker is geworden dat er letterlijk staat – de vertaling-1951 en ook de HSV hebben het verrassingselement in wat de vrouwen van Bethlehem tegen Noömi zeiden gewoon laten staan: “Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten om u vandaag een losser te geven” –  een losser!  nee, niet Boaz, maar die baby, die kleine Obed – de redder in de nood met het oog op de toekomst: geslachten gaan maar komen ook, er is weer leven!

 

Ja en de doorbraak naar de toekomst toe voor dat ene gezin is ingebed in Gods plan om de doodgelopen wegen van zijn volk – geen koning, ieder deed wat goed was in eigen ogen – en van zijn wereld – verloren in zonde en schuld – open te breken richting zijn grote Ver(losser).

Daarom loopt dit boekje uit op dat korte stukje stamboom met verrassende namen – namen die je niet zou verwachten in de voorgeschiedenis van het heilig Kind Jezus, de grote Koning

maar verhelderend voor die vraag waarom niet Elimelech maar Boaz in die stamboom staat.

God wil namelijk de lijn doortrekken van Abraham via Juda richting David en dan Jezus.

En dat weer via het typerende van God die kiest voor zwak, onacceptabel, weinig eervol, en die zwarte bladzijden wit maakt en niet vastspijkert op zonden: uitgerekend Peres geboren uit wat je incest kan noemen en vreemd gaan (Juda met zijn schoondochter Tamar die zich als hoer had vermomd – herinner de preek van coll. Kroeze) – en dan nu eentje uit Moab.

Zij krijgen een plekje in de stamboom van David en later Jezus – zoals terugkomt in Matt. 1.

Opdat – om met Paulus te spreken – we niet in mensen zouden roemen maar alleen in God.

Obed -zijn naam is welsprekend (=dienaar):voorvader van Wie kwam om ons allen te dienen.

 

Zo kwam er toen en komt er voorgoed Brood in Bethlehem – Brood dat eeuwig leven geeft.

Zo werd en wordt het een echt happy end, voor dat gezin lang geleden, Noömi, Ruth, Boaz,

maar ook voor ons en voor zovele anderen voor ons en met ons en na ons, dankzij Jezus.

Het is geen sprookje maar echte werkelijkheid: en ze leefden nog lang en gelukkig. Eeuwig!

 

                                                                   amen

Genesis 9: 16 en Lucas 1: 45: Iris Elisabeth- God doet wat Hij belooft! (doopdienst)

liturgie morgendienst zondag 23 december 2012

 

schoollied:    Lied 124: 1

votum en groet

zingen:         Opwekking 462

gebed

        bediening van de doop

zingen:         Opwekking 518

doopsformulier 3

zingen na jawoord:  dooplied Sela

(Judith Komen met piano)

zingen na doopPs. 105: 5

oproep aan de gemeente

dankgebed

bediening van het Woord

Schriftlezing:  Gen. 8: 20- 9: 1 en 9: 11-17 ;  Lucas 1: 39-45

zingen:          Ps. 89: 1

verkondiging:  Gen. 9: 16 en Lucas 1: 45

zingen:         Opwekking 599

wet van de HEER

zingen:         Opwekking 488

gebed

collecte

zingen:          Gz. 141: 1,2

zegen

amen:            Gz. 141: 3

——————————————————————————————————————————————

 

Beste Peter en Pauline, jullie ouders en familie en vrienden, gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Jullie, wij,  zijn er nog!  De aarde bestaat nog, met alles erop en eraan. En Iris is gedoopt deze morgen.

Niet dat ik daaraan getwijfeld heb, ik heb dit opgeschreven nog vóór deze zondag en vóór vrijdag de 21e.

Die vrijdag waarop volgens sommige mensen de aarde had moeten vergaan, volgens een oude kalender.

Eerder heb ik in een preek daarbij stil gestaan en leerden we uit de bijbel dat alleen God de tijden bepaalt.

En net nog hoorden we die belofte van ook al duizenden jaren geleden: “Zolang de aarde bestaat, zal er

een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en

nacht” – je mag er aan toevoegen:  een tijd om te trouwen en kinderen te krijgen, een tijd om je kind te

laten dopen en tijd om dat kind groter te zien worden, een tijd om…”– nooit komt daar een einde te aan”. Bedoeld is: dat gaat door zolang God het wil, al die jaren en eeuwen dat God deze aarde laat voortbestaan.

 

En dat na die grote ramp die heel de toen bestaande leefwereld had leeg geveegd en schoon gespoeld.

En dat nadat God had gezegd dat elk mens vanaf zijn jeugd ook slechte dingen in zijn genen meeneemt.

Dat is er zelfs met geen zondvloed uit weg te spoelen;  het kan dus alleen genade zijn, onvoorwaardelijke

liefde dat God zelfs als wij ontrouw zijn trouw blijft en dat Hij wat Hij belooft, ook zal doen, voor u en jou.

 

Kijk, en dat hebben jullie zo prachtig vastgelegd in de namen die jullie dochter meekrijgt:  Iris Elisabeth.

Namen die een evangelie in zichzelf zijn, en die ik daarom maar gewoon als thema boven de preek zet.

 

               Iris Elisabeth

1. God doet wat Hij ons belooft!

2. Wat doen wij met wat God ons belooft?

 

1  God doet wat Hij ons belooft!

 

Dat kun je heel mooi als boodschap halen uit die eerste naam, tegelijk de roepnaam: Iris.

De eerste betekenis van die naam – kijk maar op de handout – is namelijk:  regenboog.

Er is later bijgeloof bijgekomen als zou de regenboog een soort godin zijn die als een boodschapster verbinding zou leggen tussen de goden en de mensen – wie in God gelooft als de Schepper weet dat de regenboog gewoon

een geschapen werkelijkheid is – wetenschappelijk verklaarbaar – :  breking van het licht als het regent en de zon schijnt – maar door God gemaakt tot teken van zijn verbond van trouw met zijn aarde en wie daarop leven.

Ja en maar niet alleen een teken voor ons maar een teken voor God zelf dat Hij onder alle omstandigheden aan ons denkt en voor ons zorgt en zijn beloften niet vergeet maar zal doen wat Hij belooft: “Als Ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal Ik denken aan het eeuwigdurende verbond tussen God en al wat op aarde leeft”.

Dus niet maar dat wij als we de regenboog zien aan God moeten denken maar dat God dan aan ons denkt ,en

ons niet uit het oog verliest;  zoals net nog beloofd aan Iris en aan jullie en aan ons allemaal: “De doop in de

naam van de Vader is een teken en zegel dat God de Vader voor eeuwig zijn genadeverbond met ons sluit.

Hij laat daarmee weten dat Hij ons als zijn kinderen en erfgenamen aanneemt en zich voor ons inzet”.

 

Zie maar die regenboog als teken van dat verbond en die trouw van onze God over ons leven heen en van de

wieg tot het graf, en denk eraan juist als het wel eens moeilijk is of er donkere wolken zich samentrekken,

want de regenboog is er juist als er wolken komen, als het noodweer is, maar de zon erdoor heen schijnt.

Kijk ook naar de vorm, als een koepel over ons leven – in dat psalmvers hebben we erover gezongen:  “Uw goedertierenheid (=trouw, liefde) rijst op en gaat zich welven als een altijd veilig huis, vast als de wereld zelve”.

We hoorden ook dat: “de doop is een vast teken dat het verbond dat God met ons gesloten heeft, eeuwig is“.

 

Ja en dat is echt helemaal aan de trouw en de liefde en de genade van God te danken, en dat gaat des te meer spreken als we  teruggaan naar wat aan dat teken van de regenboog vooraf is gegaan: die alles verwoestende

watermassa waardoor heel veel mensen en dieren waren omgekomen, als straf voor hun slechte daden – en

als het water is gezakt en de aarden drooggevallen en God een nieuw begin maakt met Noach en zijn gezin,

kan dat alleen omdat God niet loslaat waaraan Hij is begonnen, en ook alleen door offers voor de zonden

van ook die mensen die gespaard zijn gebleven – God zei dat de mens vanaf zijn jeugd tot kwaad geneigd is.

 

Alleen daarom gaat het leven door en blijft de opdracht met een belofte van de Schepper dat het door kan gaan zolang de aarde blijft bestaan: “wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde” – en juist daarom ook dat wat God belooft eeuwig mee kan mee kan: een eeuwigdurend verbond  met een teken voor alle generaties.

Dat is niet omdat mensen het wel redden met elkaar maar omdat God deze aarde met ons mensen wil redden.

Vandaar dat de doop herinnert aan wat lang geleden gebeurde, we hebben het nog nog weer gehoord en het is een oeroude tekst van de kerk – dat God lang geleden de wereld met de zondvloed heeft gestraft maar Noach en zijn gezin heeft gered – niet omdat zij dat hadden verdiend maar “in uw grote barmhartigheid” –  nou, de doop wil ook zeggen dat we van de verdrinkingsdood gered zijn doordat Jezus zijn leven voor ons gaf – zijn bloed doet wat lang geleden dat water deed: het kwaad wegspoelen, en daarna een nieuw begin geven.

 

Geweldig dat je dankzij Jezus al meteen nieuw mag beginnen, als je net geboren bent, nog voor je bewust

kwaad kunt doen:  ook van Iris geldt dat ze in Christus voor God geldt als heilig, schoon, mooi, zijn kind.

Want – hoorden we en zagen we – “de doop in de naam van de Zoon is een teken en zegel dat de Heer Jezus

al onze zonden afwast op grond van zijn lijden en sterven. We mogen – als Noach en zijn gezin vanuit de ark

op een nieuwe aarde – we mogen met Hem (Jezus)  opstaan in een nieuw leven, bevrijd van zonde en schuld”.

 

Kijk, en dat allemaal mag meeklinken in die naam Iris, en wordt zichtbaar in die boog over ons leven heen.

In de verzen die we erover gelezen hebben wordt God niet moe om het te herhalen en het ons in te prenten:

Ik sluit met jullie – Noach, zijn vrouw, zijn zoons – en met je nakomelingen, een verbond, en Ik beloof jullie

leven op die nieuwe aarde, samen met de dieren, de planten, de bomen – en de regenboog is het teken.

 

Dat teken is moedgevend en kan jullie vertrouwen geven voor jullie toekomst samen, en voor jullie Iris.

In dat gebed van zoëven staan ook pittige dingen als moeiten die er kunnen komen, zeg maar: wolken – en over dat er een dag komt dat ook zij – we hopen met jullie dat die dag heel erg lang wegblijft – dit leven zal moeten verlaten – en in het dankgebed ging het ook over vechten tegen het kwaad, de zonde, het rijk van de duivel.

Maar jullie worden niet aan jezelf overgelaten en Iris hoeft niet alleen ertegen aan – jullie en zij ook hebben

een sterke Beschermer en Wachter, nog mooier: een Vader die sterker is en beter zorgt dan jullie dat kunnen.

Die Vader heeft belooft dat Hij voor Iris en voor jullie en ons allemaal zal zorgen – en Hij doet wat Hij belooft.

 

Vertrouw op Hem, verwacht het van Hem, doe een beroep op Hem – dan zul je merken dat hoe het ook gaat je leven opbloeit – en dat jullie Iris ook die betekenis van haar naam zal laten stralen:  een prachtige bloem voor God en mensen, veelkleurig, liefdevol, door God gezegend en zo voor velen om haar heen een zegen.

 

2. Wat doen wij met wat God ons belooft?

Een verbond wordt gesloten tussen twee – in dit geval: God aan de ene kant en Noach met de mensen die na Hem komen – en ook de rest van de schepping – aan de andere kant – liefde kan niet van één kant komen.

Zo is het wel begonnen trouwens – kijk maar aan hoe dat ging bij die mensen net na die grote watersnood.

Het is God die van zijn kant het initiatief nam: hierbij sluit Ik een verbond met jullie en je nakomelingen.

Zo was het later ook bij Abraham teon God zei: “Ik wil met jou een verbond aangaan” – en met je nageslacht.

En zo is het nog steeds , dat is zo prachtig zichtbaar als in de kerk een baby gedoopt wordt, zoals we hoorden:

Gods belofte en opdracht waren – en zijn- ook bedoeld voor de kinderen“; God staat in ons leven aan het begin.

 

Ja maar, als dat verbond er dan is, neemt God zijn partners wel volkomen serieus en Hij betrekt ons erbij – dat is net ook gezegd, toen het ging over toewijding, liefhebben, opvoeding, onderwijzen, groeien in het geloof –

een mooie en verantwoordelijke taak voor jullie als ouders, en later het toegroeien naar een keus voor Iris.

We hebben erom gebeden in deze dienst – en ik weet zeker dat jullie dat voor haar en jullie zelf blijven doen,

in jullie eigen woorden, vanuit jullie overtuigde keus voor de Heer, en jullie drive om je aan Hem te wijden.

Ja en we hebben als gemeente ook een verantwoordelijkheid voor jullie, voor Iris, voor elkaar: om jullie als

ouders en elkaar te steunen door voorbede en voorbeeld, en mee te helpen aan die groei in geloof en liefde.

 

Nou, en daar is de tweede naam van jullie dochter een prachtige bevestiging van en ondersteuning bij.

Er zitten twee kanten aan, als blijkt als je naar de betekenis zoekt – ik heb het doorgegeven op de liturgie.

Het gemeenschappelijke is dat het begrip een eed zweren erin zit – en dat kan van God uit: dat Gods belofte zo sterk zijn dat ze de kracht hebben van een eed: ‘God heeft gezworen, God is mijn eed’ – voluit betrouwbaar dus.

Maar het kan ook van de kant van de mens komen:  ‘God is Degene bij wie ik zweer’ – ik bouw, Heer, op U.

Geweldig als je – vandaag weer – vanuit je hart en dankbaar voor wat God je geeft – je jawoord aan Hem geeft,

met de kracht van een eed, want God was er zelf getuige van, en wij als familie en vrienden en gemeente ook.

In de bijbel komt de naam Elisabeth één keer voor, en juist in verband met Gods eeuwenoude verbond vol beloften, beloften van redding, van nieuw leven, voor die Elisabet en haar man, en voor Gods volk en wereld.

Elisabet was al oud en haar man ook, ze hadden ondanks sterk verlangen en veel bidden, geen kinderen.

En dan krijgen ze het bericht dat het wonder toch gaat gebeuren: jullie zullen alsnog een zoon krijgen, het is zo ongelooflijk nieuws dat Zacharias die dat bericht krijgt het niet kan geloven: hoe kan ik weten dat dit waar is,

dit kan toch niet – hij is letterlijk stomverbaasd, en moet er totdat het zover is, het zwijgen toe doen.

Maar als zijn vrouw Elisabet inmiddels vijf maanden in verwachting is, krijgen ze onverwacht bezoek van Maria, die het nog ongelooflijker bericht gekregen heeft dat zij de moeder van Gods Zoon Jezus zal worden –
Dat grote nieuws brengt Elisabet tot haar uitroep: “Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer

in vervulling zullen gaan” – wat iets zegt over Elisabet zelf en hier vooral ook een gelukwens voor Maria is –

en het zwijgen van Zacharias is welsprekend; hij is met stomheid geslagen door wat een mens niet kan geloven.

Gelukkig maar dat ook hem de ogen open gingen en hij daarna stem kreeg om te zingen van Gods trouw.

 

Wat doen wij – jullie, u, ik – met wat God belooft – elke dag – vandaag weer – het oppakken en verwerken,

en er dan ook in ons leven van elke dag op vertrouwen en mee leven – en het doorgeven aan onze kinderen?

Geldt van ons dat we geloven dat wat God wat Hij  belooft ook waar wil en zal maken, vertrouwen we Hem onze kinderen, ons leven, onze toekomst en hun toekomst toe – en maakt ons dat gelukkig, en ook rustig?

Beseffen dat we veilig zijn onder die boog van Gods trouw, wat er ook gebeurt en hoe het ook zal gaan.

Ja, sterker nog – ik vind het wel een sterke tekst en een mooie doordenker:  Gods zon door je tranen heen

geeft een regenboog in je hart – komt die derde betekenis van iris ook nog aan bod: de iris van je oog…

als je door je tranen heen de zon van Gods genade blijft zien – straalt door alles heen zijn liefde van je af.

 

Die woorden van de Heer die in vervulling zouden gaan – zoals die Elisabet van lang geleden via Maria van God zelf had doorgekregen – die woorden gingen over dat eeuwige verbond dat in en door Maria’s zoon Jezus – Gods Zoon die mens werd en net als Iris en wij allemaal als baby werd geboren – vervulling kreeg, ook voor

onze redding en onze toekomst, ook om jullie Iris Elisabet – te verzekeren van een leven met uitzicht en onder hoge bescherming: onze onze en haar Heer en Redder, en door Hem als kind van zijn en haar hemelse Vader.

Geve de Heer dat zij echt mag zijn een  Iris – fris en bloeiend, gezegend en tot zegen – en een echte Elisabet:

God is het bij wie ik zweer, op wie ik mijn vertrouwen wil stellen en mijn leven wil bouwen – in wie ik geloof!

We gaan eindigen en zingen, van de trouw van onze Schepper en Redder, die was, en er voor je is, en die zal blijven, die nog voordat je bestond, al je naam kende – Peter, Pauline, Iris – of hoe je ook maar heet – die elke moment van ons kende en elke traan telde, die zijn Zoon gaf omdat Hij van ons houdt,   en die wacht totdat u,  jij,  zij, komt!

                                                                               amen

Ruth 3: (Ver)losser in de nacht

morgendienst zondag 16 december  2012

 

votum en groet

zingen:     Ps. 89: 8,11,18

wet van de HEER

zingen:    Lied 126 (1,2,3)

gebed

Schriftlezing:  Ruth 3

zingen:    Lied 127: 1,3,4

verkondiging:  Ruth 3     (Ver)losser in de nacht

zingen:    Lied 127: 5,6,7

gebed

collecte

zingen:    Gz. 48: 1,4

zegen

amen:     Lied 122: 5

———————————————————————————————————————

Gemeente van Christus onze Heer,

‘Boer zoekt vrouw’.

Ik ben geen fan van dat programma, kijk  er eigenlijk nooit naar – u/jij misschien wel?

Toch moest ik bij het voorbereiden van deze dienst aan denken.

Ik las:     Het programma “Boer zoekt vrouw” trekt al seizoenen lang goede kijkcijfers. Waarom is het

programma zo populair? Het programma is gebaseerd op het gegeven, dat het voor veel

boeren   moeilijk is om een geschikte partner te vinden.  Het werk op de boerderij neemt

veel tijd in beslag. Dit schrikt potentiële partners af. Ook blijft daardoor weinig tijd over om

sociale contacten te onderhouden.

Vanuit die boeren gezien kun je je er iets bij voorstellen: alleen is maar alleen, je wilt graag een partner om samen met je op te trekken en er samen de schouders onder te zetten – en ja, er zal best ook de gedachte boven komen aan later: zou toch mooi zijn: kinderen, een opvolger voor later….

  ‘Vrouw zoekt boer’.

Dat zou je misschien boven dat verhaal  kunnen zetten over Ruth op die dorsvloer, stiekem ’s nachts.

Je kunt er makkelijk een erotisch getinte privé-story van maken: er zal wel meer gebeurd zijn daar op die dorsvloer dan wordt verteld, ze zal wel niet aan het voeteneind zijn blijven liggen – wat denk jij?

Maar het kan ook heel zakelijk blijven: ze wil gewoon een rijke boer aan de haak slaan en een kind van hem en liefst een zoon die later het bedrijf kan overnemen – meer berekening dan liefde dus.

We moeten maar eens beter gaan lezen en gaan luisteren, en vooral letten op dat ‘losser’  zijn.

Wat dicht aan ligt tegen ‘verlosser’ = redder en beschermer, de rode draad door dit hoofdstuk.

 

  (Ver)losser in de nacht

 

Wat meteen en als eerste opvalt, is dat anders dan tot nu toe Noömi de leiding neemt en zelfs

met een best riskant plannetje op de proppen komt om Ruth aan de man – aan Boaz – te helpen.

Uit hoe ze dat plannetje met Ruth bespreekt dat ze nu ineens kansen ziet die ze vroeger niet zag.

Denk nog even terug aan wat Noömi zei tegen Orpa en Ruth onderweg terug naar Bethlehem.

Gaan jullie nu maar allebei terug naar het huis van je moeder…. Moge de HEER ervoor zorgen

dat jullie allebei geborgenheid vinden in het huis van een man” ….ja, en die man en dat thuis hoeven we niet te verwachten daar in Bethlehem: “Kan ik soms nog zonen krijgen die jullie mannen zouden

worden? Ga toch terug, want ik ben te oud voor een man”.  Kansloos dus, meegaan met Noömi….

Maar nu lijkt alles anders en klinkt het anders: “Mijn dochter, zal ik niet een thuis voor je zoeken,

waar het je goed zal gaan?” – en dat thuis ziet Noömi voor Ruth mogelijk worden als het wat wordt

met Boaz: “Boaz bij wie je gewerkt hebt, is zoals je weet familie van ons“. Letterlijk: hij is de ‘losser‘.

 

Eerst nog even over dat ‘thuis’  dat Noömi Ruth toewenst en graag voor haar geregeld wil zien.

Het is hetzelfde woord dat in 1:9 met ‘geborgenheid’  wordt vertaald en letterlijk ‘rust’ betekent.

Die rust, die geborgenheid, dat thuis bij een eigen man en een eigen gezin zag Noömi eerst voor haar schoondochters niet zitten als ze met haar meegingen, nu ligt die wereld ineens toch open voor Ruth.

Dat is te danken aan de regelingen die God in de wet van Mozes had gegeven én aan het welwillende optreden van Boaz tegenover Ruth: als dat eens zou kunnen, als Boaz losser zou willen zijn…..maar ja, dan moet Ruth wel in actie komen en dan maar iets ongebruikelijks doen: Boaz ten huwelijk vragen.

 

Voordat we erg grote stappen maken door het verhaal, eerst even iets meer over wat een losser is.

Daarover staat in Leviticus 25 het volgende:  23 Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn. 24 In heel jullie land moet voor grond altijd het lossingsrecht blijven gelden. 25 Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en een deel van zijn grond moet verpanden, kan zijn losser, zijn naaste verwant, zich aanmelden om het pand voor hem in te lossen”.  De bedoeling van deze regel was dat land niet door

armoede of overlijden van de man en kostwinner buiten de familie verkocht zou worden – in 4: 3 vv

blijkt dat Naomi nog wel grondbezit had maar dat zou moeten verlopen als niet iemand uit de familie

het van haar zou kopen – met het doel dat Naomi geld had om te leven,en het land in de familie bleef.

Ik las: “De losser in Israël is dus een verlosser, iemand die het doodgelopen leven van een arm familielid verlost. Zo’n losser doet dat uit familiesolidariteit”. Op die manier werkt het vandaag aan de dag niet meer, maar zorg voor elkaar binnen de familie blijft een grondregel vanuit liefde voor wie je het naast zijn – en ook binnen de gemeente als gezin van God geldt dat je er bent voor elkaar en wat je hebt samen deelt; daar ben je broers en zussen voor: aan elkaar gegeven om voor elkaar te zorgen.

Maar dan was er nog een probleem en dat was dat er geen zoon was om het bedrijft voort te zetten.

Stel dat het land in de familie bleef maar er was geen zoon en opvolger dan zou alsnog het leven van dat bepaalde gezin doodlopen en zou die tak van de familie afbreken – en wat had je dan aan land?

Vandaar dat er nog een belangrijke regel was in de wetten van Mozes, die van het ‘zwagerhuwelijk’.

Dat vinden we in Deuteronomium 25: 5 “Wanneer twee broers bij elkaar wonen en een van hen sterft zonder dat hij een zoon heeft, dan mag zijn weduwe niet de vrouw worden van iemand buiten de familie. Haar zwager moet met haar slapen; hij moet haar tot vrouw nemen en de zwagerplicht tegenover haar vervullen. 6 De eerste zoon die zij baart geldt dan als zoon van zijn gestorven broer, opdat diens naam onder het volk van Israël zal voortleven” Met die laatste zin wordt het doel van deze wonderlijke regeling aangegeven: een man die zonder zoon sterft dreigt voorgoed vergeten te worden, en dat mag niet gebeuren, daarom moet zijn broer trouwen met de weduwe en als er dan

een zoon geboren wordt, wordt die als het ware op naam van de overledene gezet en beschouwd

als zijn zoon – zodat de lijn van de generaties wordt voorgezet en ook de erfenis doorgegeven wordt.

 

Nou is deze regel in letterlijke zin niet op de situatie van Ruth en Naomi van toepassing want blijkbaar was er geen broer van Elimelech die met Noömi kon trouwen – Noömi zegt bovendien zelf dat zij te oud is om nog te trouwen en kinderen te krijgen – bovendien was Boaz geen broer en ook

dat andere familie dat als eerste in aanmerking kwam, was dat niet – en Ruth was een Moabietische.

Toch doen Noömi en Ruth en later ook Boaz zelf een beroep op dat zgn. leviraatshuwelijk om op die

maniet de naam van Elimelech en zijn twee overleden zoons niet in de vergetelheid te laten raken.

Blijkbaar kwam het vaker voor dat wat naar de letter van de wet niet hoefde toch geregeld werd

in de geest van de wet – om zo families voor uitsterven te behoeden en familiebezit te behouden.

Mooi dat op die manier invulling kreeg  wat God bedoelde: zijn trouw van geslacht tot geslacht.

 

Na dit hele verhaal weer terug naar Noömi die a.h.w. een list verzon om ervoor te zorgen dat Boaz

als losser zou optreden en vooral door met Ruth te  trouwen haar een thuis te geven en bovendien

de afgebroken en doodgelopen stamboom van de familie Elimelech opnieuw uit te laten lopen – ik

denk aan wat de profeet later zal aankondigen over de afgehakte boomstronk van Isaï – het huis van David dat doodgelopen was in de ballingschap: daaruit schiet een telg op, een scheut komt tot bloei.

Eerder had ik het over het voorstel van Noömi als een best riskant plannetje – want wat zou de reactie van Boaz zijn en stel dat de mensen het merkten als Ruth diep in de nacht rondspookte bij die dorsvloer – ja en wat wordt er later van gedacht als dit verhaal vastgelegd is nota bene in de bijbel.

Wat dat laatste betreft, je kunt voorspellen hoe dat vaak gaat: Ruth die die boer alleen probeerde

te verleiden door als hij met behoorlijk wat drank op ligt te slapen en dan ineens wakker wordt van een mooie vrouw in zijn slaapzak – en legden Noömi en Ruth het daar niet op aan – hoor die Noömi:

ga in bad, zorg dat je lekker ruikt, trek je mooiste kleren aan en ga als Boaz slaapt bij hem liggen….

en Ruth vindt het blijkbaar een prima idee wat ze gaat en doet precies wat Noömi had bedacht…..

Ja en als Boaz dan wakker wordt en Ruth dan zegt – letterlijk vertaald – “spreid uw vleugel uit over uw dienares” – zien veel uitleggers daar een seksueel getinte toespeling in: bedek me met uw deken….

Maar terecht wordt in een artikel dat deze manier van dit verhaal lezen en uitleggen erop gewezen dat deze eigentijdse westerse manier van kijken en uitleggen geen recht doet aan wat hier gebeurt.

Je kunt er zeker wel een verkapte huwelijksaanzoek in zien maar er is geen sprake van dat die twee

daar op die dorsvloer ‘met elkaar naar bed zijn geweest’  zoals we dat misschien denken of zeggen.

Het is zelfs de vraag of van verliefdheid sprake was, we kunnen dat niet uit dit verhaal afleiden – het gaat er om dat Ruth – op voorstel van Noömi – een beroep op Boaz om als beschermer op te treden

voor haar en voor Noömi – en Boaz stem daarin toe – en prijst het juist in Ruth dat ze niet doet wat je van een jonge vrouw zoals zij nog is zou verwachten: “je hebt niet omgekeken naar jongere mannen, arm of rijk” – ze is er niet op uit een rijke boer aan de haak te slaan en laat zich niet leiden door verliefdheid maar – zegt Boaz ook – “dit getuigt van nog meer trouw dan wat je voorheen al hebt gedaan” –  en ook Boaz respecteert de regelingen van de wet: “al is het waar dat ik jullie kan helpen, er is nog iemand anders voor wie dat geldt, en hij staat dichter bij jullie dan ik”  – het staat allemaal in dat kader van bescherming geven en hulp aan je familie en doen zoals dat is geregeld in de wetten.

Ja en ook doet Boaz er alles aan om de eer en goede naam van Ruth veilig te stellen, vandaar het advies om te blijven liggen op die dorsvloer – “aan zijn voeteneinde” staat er nadrukkelijk bij – en voordat het licht wordt naar huis te gaan, zodat niemand er achter zou komen waar ze was geweest.

En als ze dan weer naar huis gaat, gaat ze niet met lege handen maar krijgt ze ‘zes maten gerst’ mee naar huis, dat is omgerekend ruim vier kilo – ik las dat je daar samen een paar dagen brood van had.

Zou Noömi stiekem en met wat schaamte hebben teruggedacht aan wat ze gezegd had toen ze net terug waren in Bethlehem: “de HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen”… toen Ruth haar vertelde  wat Boaz gezegd had:  “je moet niet met lege handen bij je schoonmoeder aankomen” (?)

 

Nou is het mooi dat het thema van deze zondag en voor dit hoofdstuk is. Verlosser in de nacht.

Daar zit natuurlijk wat achter, namelijk dat Boaz door ‘losser’  te zijn verlosser werd, de redder,

voor dit twee weduwen die als het van hen samen moest komen, weinig of geen uitweg zagen.

Maar die gaandeweg – en bijzonder dat Ruth daarin het voortouw nam en Noömi op sleeptouw nam – die gaandeweg ontdekten hoe er in de weg die God wees in en door zijn goede wetten, redding was.

Zie dus achter die losser Boaz de God van het verbond met zijn volk en dus ook met Noömi en Ruth,

als de eigenlijke en grote en defitieve Ver(losser), die in de nacht al licht doet dagen, licht =leven.

Ik kwam ergens een verwijzing tegen naar Spreuken 23: 11 waar God de Goël, de Redder van wezen genoemd wordt: “Verleg geen oude grenzen, schend de akkers van wezen niet,want hun beschermer is sterk, hij zal hun rechten tegen je verdedigen” – en later heet Jahwe de losser van zijn volk in nood.

Wie denkt dan niet door tot op de grote nakomeling van Boaz en Ruth, Koning Jezus die zijn leven wilde geven om de zijnen te redden, en daarvoor betaalde met het losgeld van zijn eigen leven – op wie je in de nood van je leven mag vertrouwen omdat Hij het opneemt voor wie Hem om hulp roept.

Ja en dan eindigt dit hoofdstuk met nog meer verwachting dan het vorige, verwachting die juist wordt verwoord door Noömi als Ruth thuiskomt met haar verhaal, en zij haar moed inspreekt:

“Blijf hier maar rustig wachten tot je weet hoe het afloopt, mijn dochter, want ik weet zeker dat deze man niet zal rusten voordat hij de zaak geregeld heeft”.

Spannend bleef het wel want hoe de zaak geregeld zou worden, moesten ze inderdaad afwachten.

Voor hetzelfde geld zou dat andere onbekende familielid het land kopen en willen trouwen met Ruth.

Wat onderstreept dat je hier niet te gauw een verhaal van twee smoorverliefde mensen van moet

maken die maar een ding willen en daar alles voor uit de kast halen: trouwen en een gezin vormen.

We willen dat er graag in lezen maar als je eerlijk leest wat er staat draait het vooral om waar die wetten van God via Mozes voor bedoeld waren: bescherming van wie geen helper hadden, een thuis voor wie alleen was komen te staan, en toekomst voor Elimelech en voor zijn familie – zijn nageslacht.

 

Of er ook liefde in het spel was of gekomen is, staat er niet met zoveel woorden, het zou mooi zijn.

Maar  misschien heeft de uitlegger wel gelijk dat Ruth niet trouwde omdat ze verliefd was maar omdat ze Gods weg wilde gaan – weet je nog:  “uw volk is mijn volk en uw God is mijn God“.  En ook richting Noömi:  “Waar u gaat zal ik gaan, waar u slaapt zal ik slapen, en waar u begraven wordt, zal ik begraven worden -alleen de dood zal mij van u scheiden, de HEER is mijn getuige”. Loyaal. Trouw.

Daarom probeerde ze niet een knappe jonge vent uit Bethlehem aan de haak te slaan maar durfde ze de stap te zetten van in zee gaan met wie de losser zou zijn – ze wist nog niet eens of dat Boaz wel zou zijn – en wij weten niet of Boaz vrijgezel was of weduwnaar – of misschien al getrouwd was – geen van die opties isb bij dat zgn zwagerhuwelijk uitgesloten – we zijn nog in het OT waar mannen met meer dan een vrouw geen uitzondering waren – misschien was dat huwelijk van Boaz en Ruth minder romantisch dan wij met onze westerse 21-eeuwse manier van denken en kijken te snel invullen – nog niet zo lang geleden waren ook in Nederland veel huwelijk vooral een deal tussen families, waarbij

grondbezit en de toekomst van het eigen bedrijf en de eigen familie een beslissende rol speelden.

Houd het er maar op dat Ruth niet uit was op allereerst haar eigen belang maar dat ze haar keus voor

haar schoonmoeder en daarin de familie van haar overleden echtgenoot en voor de God van Israël in de praktijk van haar leven en de keuzes die daarvoor nodig waren consequent heeft waar gemaakt,

en dat de HEER ervoor heeft gezorgd dat ze er niet bedrogen mee uitkwam maar zo is gezegend.

Ik zei: dit hoofdstuk eindigt vol verwachting – maar dat ging nu zonder eerst in spanning wachten.

Zoals ik las: “dat hoort bij geloven. niet zelf de touwtjes in handen houden, maar je leven aan God overgeven….we zijn niet onze eigen verlossers. Net als Ruth moeten we leren afhankelijk  te zijn van een andere losser….Je zult moeten wachten tot de dag dat God jou door Christus helemaal verlost”.

 

Zo is dat verhaal van Ruth en van Noömi en van Boaz vol van advent:  blijf maar rustig wachten.

We weten dat het wachten niet voor niets is geweest – er kwam een huwelijk, er kwam een zoon –

en uiteindelijk kwam de Zoon – de Verlosser – geboren in de nacht – om onze nacht te verjagen.

Nu wij nog in afwachting zijn van zijn komen en zijn dag – volhouden maar, het is niet voor niets!

amen