Zondag 13 Heid. Cat.: Kind aan huis bij Vader dankzij Vaders Zoon

votum en groet

zingen:      Ps. 133 (1,2,3)

gebed

Schriftlezing:  Marc. 3: 20-35 en 6: 1-6

zingen:      Lied 135: 2

Schriftlezing:  Joh. 1: 9-14

zingen:      Lied 135: 3 – onder naspel gaan de kinderen naar de club

verkondiging:  zondag 13

zingen:      Gz. 45 (1,2) – onder voorspel komen kinderen binnen

geloofsbelijdenis

zingen:      Gz. 165

gebed

collecte

slotzang:     Ps. 8: 3,4,6

zegen

——————————————————————————————————————————–

Gemeente van de Heer Jezus Christus, zijn broers en zussen en broers en zussen van elkaar……….

 

Bent u niet wel eens een beetje jaloers? Ik bedoel: op Jezus’ bloedeigen familie?   Je zult maar de broer van Jezus zijn, of zijn zus! Met Hem zijn opgegroeid. Met Hem hebben gespeeld.

Zei Elisabeth niet tegen Maria: “Jij bent de meest gezegende onder de vrouwen. Waaraan heb ik het te danken dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?

Ergens onderweg riep een vrouw uit het publiek – diep onder de indruk van het spreken van Jezus spontaan: “gelukkig de schoot die u heeft gedragen en de borst die u heeft gevoed!”.

Jezus zal je kind maar wezen! Om jaloers op te worden, als je familie van die beroemde man bent….

 

Verkijk u er maar niet op. De levensweg van Jezus die een lijdensweg werd, is ook voor de eigen familie een martelgang geweest. Jezus’ moeder heeft er al te vaak geen zicht op gehad en het heeft haar – zeker onder de schaduw en aan de voet van het kruis – pijn en verdriet gekost. De oude Simeon heeft gelijk gekregen: door uw ziel zal een zwaard gaan. De broers van Jezus hadden hun eigen strijd. De bijbel windt er geen doekjes om: “zij geloofden niet in Hem”. Ze konden met Jezus’ loopbaan niet uit de voeten: het zal je broer maar wezen! Soms dachten ze, en zeiden ze: die is gek…..ja, echt!!

 

We hebben net gehoord over dat merkwaardige voorval tijdens Jezus’ preektournee.

Het lijkt erop of de familie bij de deur wordt weggestuurd: wie zijn mijn echte moeder en broers?

Is dat om hen terug te pakken omdat ze Jezus wilden meenemen als doorgedraaid, overspannen?

Of zit er wat anders achter bij onze Heer: wat wil Hij zijn familie en wat wil Hij ons ermee leren?

Ja, en hoe zullen Maria en de broers en zussen gereageerd hebben? Verdrietig? Boos? Geërgerd?

Daarover bewaart de bijbel stilzwijgen. Daar gaat het dus blijkbaar niet om.

 

Waar het wel om gaat?

Nou, om u en om jou en om mij, om die mensen om Jezus heen en achter Hem aan, toen en nu.

Die niet jaloers hoeven te zijn op Maria en op Jezus’ bloedeigen broers en zussen.

Nee, want om Jezus heen mogen we allemaal familie van Hem worden en zoons en dochters van Jezus’ Vader, dankzij de Zoon die zich er niet voor schaamt ons zijn broeders en zusters te noemen. Kinderen aan huis bij Vader dankzij Vaders Zoon.

 

Kind aan huis bij Vader dankzij Vaders Zoon:

1. die Zoon is kind aan huis bij Vader;

2. die Zoon maakt ons tot Vaders kinderen.

 


1. Jezus is als de Zoon kind aan huis bij Vader.

 

Jezus is er weer. In zijn eigen huis in Kapernaüm. En het huis is stampvol. Vol met mensen die naar Hem zijn komen luisteren. Ineens gaat het van mond tot mond: Jezus’ familie staat voor de deur! Ze kennen hen wel: moeder Maria, de broers Jacobus, Judas, Jozef, Simon. U vindt die namen in Matt. 13:55. Het is een van de trekjes uit het evangelie die Jezus ons uittekenen als echt een mens, die uit een bepaald gezin komt en familie heeft. Geboren, zongen we, tussen alle mensen in, in het menselijk gezin. En dus ook: geboren in dit heel bepaalde menselijke gezin, van Jozef en Maria. Die zich ook niet heeft geschaamd voor het gezin waar hij uit kwam en bij hoorde. Jezus wilde bekend staan als zoon van – en zelf ook- de timmerman van Nazareth.  Al was Jozef niet zijn echte vader, we lezen van de jongen Jezus dat Hij zijn ouders(!) onderdanig was. Nog aan het kruis bekommerde de oudste zoon zich om zijn moeder en ver­trouwde Hij haar toe aan de zorgen van zijn lievelingsdiscipel: Johannes, daar staat je moeder.  Zo krijgt heel concreet handen en voeten wat we in Joh.1 lezen: “het Woord is mens gewor­den” – de Zoon van God werd een mens van vlees en bloed – en heeft bij ons gewoond.  In die stal van Bethlehem. In dat huisje met die werkplaats in dat gehucht Nazareth. In die eigen gehuurde woning in Kapernaüm.  Een mens – deze Mensenzoon – die onze broer werd.

 

Maar wat moeten we dan met dit verhaal?  Neemt Jezus daar toch niet afstand van zijn eigen familie? Scheept Hij hen af? Is Hij misschien boven aardse familie­banden uitgegroeid? Of heeft Hij aan de familie geen boodschap nu ze toch niet willen geloven? Schaamt Hij zich misschien voor ze?

Nou moet u goed lezen wat er staat. Dan merken we dat de Heer hier niet met zijn moeder en zijn broers in gesprek is, maar met de mensen die naar Hem zitten te luisteren. Hij jaagt niet zijn eigen familie weg, maar zegt juist tegen anderen dat zij net zo goed zijn familie mogen zijn. De familie van Jezus wordt niet kleiner, maar juist heel veel groter! Een onafzienbare menigte, staat in Openb. 7

 

Zeker in de tijd van Jezus waren familiebanden erg belangrijk.  De mensen in dat huis hadden kunnen verwachten dat Jezus hen naar huis zou sturen omdat vandaag de familie vóórging.  Je kunt het toch niet maken dat je geen ruimte en geen tijd hebt voor je moeder en je broers en zussen.

We kunnen ons daar wel iets bij voorstellen. Als we jarig zijn kijken we eerst wanneer de familie komt.  Als we een grote familie hebben, nodigen we vrienden en kennissen een andere keer uit. Eerst de familie! Moeten die bezoekers bij Jezus thuis nu niet beleefd plaats maken voor zijn familie? Zal Jezus niet zeggen: kom morgen maar terug, Ik heb toch al veel te weinig tijd voor de familie…?

 

Maar Jezus stuurt niemand weg.  Hij zegt tegen die mensen om Hem heen: jullie zijn ook mijn familie,als jullie doen wat mijn Vader in de hemel wil. En wat Vader wil is dat iedereen luistert naar zijn eigen Zoon. Denk aan die stem uit de hemel toen Jezus door Johannes gedoopt werd: deze is mijn eigen lieve Zoon, en jullie moeten allemaal goed naar Hem luisteren. En zelf benadrukte de Here Jezus elke keer maar weer: Ik en de Vader zijn één. Ik kom van de Vader – uit hoge hemel daalde Ik neer – om hier op aarde de wil van mijn Vader te doen.

 

Kijk zo naar dit gebeuren:  hier staat de unieke Zoon van de Vader voor ons die blijkbaar het recht heeft te beslissen wie bij Vaders gezin mogen horen. Met een breed en beslissend handgebaar wijst Hij naar zijn leerlingen: kijk, daar zitten mijn broers. In Matt. 12:50 staat het iets anders- meer direct: “ieder die de wil van mijn Vader in de hemel doet”. Hij zegt niet ‘onze’ Vader. Nee want hier spreekt de Zoon die een unieke band met de Vader heeft. Die is – zondag 13 -de eeuwige natuurlijke Zoon van God. En daarom -zondag 13 verbindt dat prachtig aan elkaar- die tegelijk is ons aller Heer. De Zoon van de Vader is de Heer van het huis van Vader. Hij heeft van de Vader het voor het zeggen gekregen in zijn huis en rijk.

 

Johannes zet zijn evangelie daarmee in: die Jezus van Nazareth – mens in dienstbaarheid –

is de eeuwige Zoon van God – die heeft meegewerkt toen alles werd geschapen. En – zegt

Johannes erbij – in het leven en werken van Jezus hebben we oog in oog gestaan met de glorievan die werkelijke, unieke Zoon van God. Denk aan zijn wonderen en genezingen. Aan zijn macht over wind en golven. Aan zijn overwinningen op de duivel en zijn demo­nen. Aan zijn goddelijke kracht waarmee Hij de straf droeg die wij verdienden, en de zonden van zoveel miljoenen en miljarden op zich heeft genomen. Aan de opstandings­kracht die sterker was dan de dood, zodat Hij de sleutels heeft van dood en dodenrijk.

 

Zondag 13 lijkt een wat jaloerse vraag te stellen: Jezus de enige Zoon van God? Maar wij dan? Zijn wij dan niet Gods kinderen? Maar voor jaloersheid is geen reden.Wel voor diepe dankbaarheid. Want juist omdat Jezus die unieke Zoon is – God én mens -kunnen weggelopen kinderen weer thuiskomen. Mogen u en jij en ik Gods kinderen zijn!

 

2. Jezus die als Zoon kind aan huis is bij Vader, maakt ons tot Vaders kinderen.

 


  We zagen dat de Here Jezus niet zijn moeder en zijn broers wegstuurt maar juist veel anderen binnenhaalt in de familie: iedereen die doet wat mijn hemelse Vader wil – en dat is: gelovig naar Mij als de unieke Zoon luistert – mag ook mijn broer en mijn zus zijn.  Zoals moeder Maria zich gelovig geschikt had naar Vaders wil:  “de Heer wil ik dienen, laat met mij gebeuren wat u hebt gezegd”

Als Maria zo haar plaats weet, kan ze de geschiedenis ingaan als  ‘de moeder van de Heer’.

Elisabeth had gelijk: “gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer in vervulling zullen gaan”.

 

Op het eerste horen is het een vreemde vraag die Jezus stelt: “wie zijn mijn moeder en wie mijn broers?”. Wie Jezus’ moeder was, wist iedereen in de omgeving. Ze kenden zijn broers en zijn zussen. Jezus’ moeder, dat is Maria die met Jozef is getrouwd (geweest). En de broers van Jezus zijn die mannen die net als hij zonen zijn van de timmerman van Nazareth, van Jozef.

Zoals elk gezin werd ook dit gezin bepaald en benoemd naar de vader van het gezin.

 

Precies: daar hebt u Jezus’ geheim. Want Jezus verwijst hier heel nadrukkelijk naar zijn Vader, maar dan naar die Vader die in de hemel is, en die in werkelijkheid Jezus’ Vader is. Nou, en daarom wordt de vraag of je familie van Jezus bent, niet bepaald door een bloed­band die je verbindt met vader Jozef. Dat kan ook niet, want Jezus is zelf geboren “niet op natuurlijke wijze, uit lichamelijk verlangen of uit de wil van een man, maar uit God“,  Joh.1:13. Jozef werd pas ingeschakeld toen Maria al in verwachting was. De engel had gezegd: het heilige dat verwekt is – door de Heilige Geest – zal Zoon van God heten. En wie nu door het geloof een volgeling van deze Zoon wordt, mag God zijn Vader gaan noemen. Dan mag je tegen de hemelse Vader van Jezus zeggen: “onze Vader in de hemel”,  “Abba, mijn lieve Vader”.

 

Dat is een onbegrijpelijk wonder. We kunnen het niet snappen én we hebben het niet verdiend.

Als zondag 13 vraagt  “maar wij zijn toch ook Gods kinderen?”  is het antwoord volmondig ja.

Maar meteen wordt heel duidelijk dat daar niks vanzelfsprekends aan is. ‘Uit genade’ zijn we als kinderen van God aangenomen, geadopteerd, en dat om Christus, die daarvoor betaalde met zijn eigen leven. Want wij hadden onze kinderrechten verspeeld zoals die weggelopen, verloren zoon, uit dat bekende verhaal. Die alleen maar kon zeggen: ik ben het niet waard nog langer uw zoon te heten. Maar die door zijn Vader met open armen werd binnengehaald. Uit genade. Terwille van Christus! Daar heeft bloed voor gevloeid. Zeg maar: voor uw plek in de kerk en in Gods gezin, betaalde de Zoon met zijn leven!

We hebben gelezen dat dat alleen kan als God zelf ingrijpt. Johannes schrijft dat de Here Jezus allen die Hem aangenomen hebben – iedereen die in Hem gelooft en alleen wie gelooft -het recht heeft een kind van God te worden. Wie de wil doet van zijn hemelse Vader. Maar dat doet geen mens uit zichzelf. Geloven is niemand aangeboren. Geloof erf je niet van je ouders, ook al wil God vader en moeder wel gebruiken om geloof in de Here en dienst aan de Here voor te leven. Je bent geen kind van God puur door geboorte of omdat je familie van huis uit christelijk is, of omdat je gedoopt bent.

Nee, er is ‘weder-geboorte’ voor nodig. Een verlossend ingrijpen van bovenaf, van God uit. Een totaal nieuw begin en een heel ander leven. Danzij die Zoon die – zondag 13 – ons met zijn kostbaar bloed heeft vrijgekocht van onze zonden en ons gered heeft. Die onze Broeder èn onze Heer is geworden.

 

Kijk, en wie echt naar Hem luistert, gaat al meer op Hem lijken. Dan mag je nu al weer iets laten zien in je leven van die heerlijkheid, die glans, die bij een kind van God hoort. Zoals ps. 8 zingt van de mens die op God lijkt en Gods glorie weerspiegelt:  bijna goddelijk verheven! Zodat het in uw en jouw leven te zien wordt: hoe heerlijk is uw naam op aarde!

 

Dus hoeven we helemaal niet jaloers te zijn op die moeder en die broers en zussen van Jezus.

Jezus zegt dat als we naar zijn onderwijs luisteren en de wil van Vader in de hemel doen, we net zo goed zijn broeder en zuster mogen zijn. Dat we kinderen zijn van zijn hemelse Vader. Dat was ook de weg die zijn aardse familie moest volgen. Zij en wij staan daarin naast elkaar. De aardse familie heeft geen streepje voor en wie van buiten komen worden niet achtergesteld als het erom gaat wie bij Gods gezin horen en bij Hem mogen wonen.

 

Jezus liet dat soms moeder Maria voelen als die even vergeet dat haar zoon ook haar Heer is. Dan is er even die afstand:  beste mevrouw, wat heb ik met u te maken? Ook Maria moet haar plaats kennen. Gelukkig heeft ze die gevonden. Als Jezus naar de hemel is en de gemeente in gebed wacht op de Heilige Geest, lezen we in Hand.1 dat de apostelen bijeen zijn, en ook enige vrouwen, en Maria, de moeder van Jezus. Jezus’ moeder wordt vooral zuster in de Heer. Meteen er achteraan lezen we dan: en met zijn (Jezus’) broers. Nog een groot wonder, want Jezus’ bloedeigen broers geloofden eerst niet in Hem, vertelt de bijbel.

 

 

Het werd wel heel schrijnend werkelijkheid: Hij kwam tot het zijne, en de zijnen – tot in eigen familie toe zelfs – hebben Hem niet aangenomen. Naar de wrange regel: een profeet is niet geëerd in zijn eigen stad en bij zijn eigen familie. Voor veel anderen was het een excuus: in Jezus geloven als de beloofde Redder? maar we kennen toch zijn vader en zijn moeder, zijn broers en zussen. Hij zou door God gezonden zijn?- Hij komt uit Nazareth!

 

Misschien zeiden ze ook wel: zijn eigen familie gelooft niet eens in Hem!  Ook dat hoorde bij Jezus’ lijdensweg: verlaten door zijn eigen leerlingen, ook door zijn bloedeigen broers en zussen, en tenslotte zelfs door zijn hemelse Vader. En dat allemaal terwille van ons – en ook voor die eigen broers en zusters, en voor moeder Maria – opdat zij en wij nooit meer door God verlaten zouden worden, maar door Hem geadopteerd tot zijn kinderen en erfgena­men. Heb. 2 zegt dat God de Vader veel van zijn kinderen de hemelse glorie wilde binnen­brengen en dat daarvoor nodig was dat Jezus zijn eigen Zoon voor ons heeft geleden. Vandaag vierden we dat: de Zoon maakt ons tot zonen en dochters van zijn Vader, en zo tot zijn broers en zussen. Het avondmaal is de gezinsmaaltijd van Vader met u en jou en mij. Als je familie van elkaar bent geworden omdat God de Vader van ons allemaal is, dan is die band niet stuk te krijgen, zelfs niet door de dood. Want niets kan ons scheiden van Vaders liefde, door Jezus Christus onze Heer.

 

Helaas maken we als broers en zussen, als broertjes en zusjes – en ook als broeders en zusters – soms ruzie met elkaar. Dat komt. zeggen we dan, zelfs in de beste families voor. Dat is pijnlijk en triest als het blijvende verwijdering brengt en er geen bereidheid is het bespreekbaar te krijgen en aan oplossingen te werken. Het kan vormend zijn en leerzaam, als maar de liefde die de Vader werkt door zijn Geest en met zijn Woord, ons aan elkaar blijft binden, als we bereid zijn de minste te zijn en te werken aan herstel. En we samen ons het eigendom weten van Hem die ons kocht en onze Heer is.

 

                          amen