Johannes 2: 19-22: De mooiste gesloopte kerk

 liturgie morgendienst zondag 17 maart 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:     Lied 189: 1,2,4

wet van de HEER

zingen:     Ps. 143: 2,8

gebed

Schriftlezing:  Joh. 2: 13-22

zingen:    Ps. 69: 3

Schriftlezing:  Marc. 14: 53-59 en 15: 27-32

zingen:    Ps. 89: 15

verkondiging: Joh. 2: 19-22

zingen:    Lied 258 (1-4)

gebed

collecte

zingen:    Lied 95 (1,2,3)

zegen

——————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

“De mooiste gesloopte kerk”.

U hebt het misschien al wel mee gekregen, die actie van het Ned. Dagblad.

Een verkiezing via internet uit bijna zestig vroeger beeldbepalende  kerkgebouwen.

Kerkgebouwen die na de 2e Wereldoorlog zijn gesloopt omdat ze overbodig waren geworden.

Die sloop betekende verlies van cultureel erfgoed maar maakt vooral zichtbaar dat na 1945

en vooral  sinds de zestiger jaren de ontkerkelijking razendsnel om zich heen gegrepen heeft.

Dat proces gaat nog steeds door met als gevolg dat nog veel meer kerken een andere bestemming

zullen krijgen of, als dat niet gaat lukken, ook gesloopt zullen worden en dus voorgoed verdwijnen.

Die verkiezing van de mooiste gesloopte kerk wil voor dat soort factoren aandacht vragen.Donderdag werd de winnaar bekend: de in 1971 gesloopte prachtige Koninginnekerk in Rotterdam.

 

Maar daar gaat het ons vanmorgen niet om, door dat initiatief om een verkiezing uit te schrijven

van de mooiste gesloopte kerk kwam ik op de tekst van vanmorgen waar  Jezus in aanvaring komt

met zijn Joodse volksgenoten toen Hij zei: “Breek deze tempel maar af, Ik zal hem in drie dagen

weer opbouwen” – moet je net zeggen tegen mensen die supertrots zijn op hun prachtige tempel

en voor wie zo’n gebouw bovendien het centrale heiligdom is – dit is toch je reinste heiligschennis!

Het heeft blijkbaar zo’n impact gehad dat ze het Jezus drie jaar later in zijn proces weer voor de

voeten gooien in hun poging tot een terdoodveroordeling te komen: “We hebben hem horen

zeggen: ‘Ik zal die door mensenhanden gemaakte tempel afbreken en in drie dagen een andere

opbouwen die niet door mensenhanden is gemaakt” – en aan het kruis komt het nog een keer terug als bewijs dat die Jezus niet zo machtig is als hij zich voordeed: “Ach, kijk nu eens! Jij die de tempel afbreekt en in drie dagen weer opbouwt, red jezelf toch door van het kruis af te komen”.

Afgezien van de verdraaiing van wat Jezus had gezegd en het totale onbegrip van wat Hij ermee

bedoelde – bij zijn vijanden maar eerst ook bij zijn vrienden (vertelt Johannes er eerlijk bij) –  juist

die veroordeling en dat kruis waren vervulling van die raadselachtige uitspraak over de tempel.

Die tempel die afgebroken zou worden en na drie dagen weer opgebouwd – en die je met veel

meer recht  dan al die op zich vaak indrukwekkende kerkgebouwen die helaas uit de skyline van

heel wat steden en dorpen zijn verdwenen, zou kunnen noemen:

 

De mooiste gesloopte kerk

1. afbraak onontkoombaar

2. wederopbouw voltooid

3. herbestemming zeker

 1. afbraak onontkoombaar

 

De aanleiding tot die uitspraak van de Here Jezus is wat net was gebeurd op het tempelplein.

Het had de Zoon boos gemaakt dat die heilige plek rond het huis van zijn Vader was verworden

tot een marktplein waar offerdieren verhandeld werden en geld gewisseld en winst gemaakt.

Dat kon Hij niet laten voor het was, vandaar dat spectaculaire ingrijpen: wegwezen jullie allemaal!

Je kon erop wachten dat zoiets  boze reacties losmaakt:  wie bent u dat u dit durft te doen, waar

haalt u het lef en de bevoegdheid vandaan om hier zo huis te houden – bewijs ons dat maar eens!

Je kunt het ook zo lezen dat ze vragen wat dit te be-teken-en heeft: verklaar u eens nader, Jezus.

En dan komt als een soort raadselspreuk om mee te nemen naar huis en over door te denken

die uitspraak dat ze deze tempel maar moeten afbreken en dat Jezus hem binnen drie dagen

weer zal opbouwen;  wat ze niet snappen en wat ook de ergernis niet minder maakt: dus u dacht

dat u die tempel waaraan al tientallen jaren gebouwd wordt (en die nog steeds niet af is)

even met uw twee handen in een paar dagen zou kunnen opbouwen – wat een mop, of liever:

wat een zelfoverschatting – het klinkt nog door tot op het kruis: weet u nog van die tempel – laat

dan nu maar eens zien tot wat voor wonderen u in staat bent – red uzelf, kom van dat kruis af!

Eerder werd die uitspraak van drie jaar eerder ingezet als aanklacht – daar is die ergernis  over

wat als heiligschennis was opgevat: weet u nog wat Hij gezegd heeft over Gods heilige tempel?

 

Op dat moment ergeren vijanden zich en vrienden begrijpen de clou niet – later wel,  geeft

Johannes door vanuit de kennis van dan – het moment dat hij zijn evangelieverhaal schreef – :

“maar Jezus sprak over de tempel van zijn lichaam” – zijn lichaam werd gesloopt tot op het bot –

het lichaam van de Messias als Gods gezalfde die is de Immanuël= God-met-ons,  of om het te

zeggen met Johannes in 1:14: “het Woord dat bij God was en dat God is, en dat mens is geworden

en bij ons gewoond heeft”-of in de woorden van Paulus : “in Hem is de goddelijke volheid lichamelijk aanwezig”…..”in Hem woonde de volheid van God lichamelijk”. Dat staat in Kolossenzen 2: 9

In de tekst wordt voor ’tempel’  een woord gebruikt dat niet het hele tempelcomplex aanduidt maar

speciaal het gebouw waar God wilde wonen onder zijn volk – en veel meer dan dat stenen gebouw

als symbool dat God onder zijn volk wilde wonen is de persoon van Jezus het echte heiligdom:

God is mens geworden en heeft onder ons gewoond en wie Jezus ziet, die ziet God zijn Vader.

 

Nou, en straks zullen mensen die mens waarin God zelf wilde wonen als zijn levende tempel,

afbreken : de hamer waarmee de spijkers straks door Jezus’ handen en voeten gejaagd worden

is als het ware een slopershamer waarmee Gods levende tempel op aarde afgebroken wordt.   

Nog een psalm wordt vervuld – Psalm 118 – over de steen die door tempelbouwers afgekeurd wordt.

Daarmee wordt Gods mooiste tempel tot puin geslagen – de mooiste gesloopte kerk heet Jezus.

 

Alle reden om ons te schamen want  dat is de schuld van mensen – dat is ook jouw schuld en die van mij: : ik ben het, Heer, die u dit heb aangedaan. Ik ben het, ik moest boeten met handen en met voeten genageld aan uw kruis – alle reden tot schaamte maar ook en vooral:  voor dankbaarheid.

Want dwars door wat mensen hebben bedacht en gedaan en daar ver bovenuit zien we God zelf die zijn eigen Zoon heeft overgegeven aan zijn vijanden en in de dood, als een offer voor onze schuld.

Naar die oude psalm: “ja, wat Gij hebt gebouwd, breekt Gij zelf met eigen handen”  (Psalm 89).

De afbraak van die levende tempel was onontkoombaar was omdat de Messias moest lijden – die

tempel moest worden afgebroken om nieuw opgebouwd te worden: steviger, toekomstbestendig,

als een nieuw verbond op een betere grondslag: Jezus Christus, gekruisigd en weer opgestaan.

 

Nou, en daarom kan die oude tempel, hoe mooi ook en eeuwenlang belangrijk, verdwijnen. Wat

Jezus ook gezegd heeft: er blijft geen steen op de andere – het is gebeurd, in het jaar 70, door weer Romeinse soldaten – de tempel in Jeruzalem werd verwoest, om nooit weer te worden opgebouwd. Ja want nu de betere tempel is gekomen, kan die overbodig geworden tempel gesloopt worden – je hoeft er niet om te treuren want wie in Jezus gelooft wordt zelf een tempel van Gods Heilige Geest.

2. wederopbouw voltooid

 

De leerlingen van Jezus begrepen er op het moment zelf niks van, zijn tegenstanders hadden het onthouden en ze verdraaiden zijn woorden en gebruikten het tijdens zijn proces en aan het kruis tegen Hem: “breek deze tempel maar af, en Ik zal hem in drie dagen weer opbouwen” –  als een

aanklacht tegen Jezus alsof Hij had gedreigd de tempel af te breken – terwijl ze niet door hadden dat

ze door Jezus aan te pakken en de dood in te jagen juist bezig waren te doen wat Hij bedoeld had!

Misschien kwam die uitspraak over afbraak en herbouw van de tempel bij de tegenstanders weer boven toen Jezus drie jaar later -vlak na de intocht in Jeruzalem -weer het tempelplein schoonveegde waar nog altijd die handelaars en geldwisselaars actief waren – en let erop dat zijn toon veel scherper was nu: “Staat er niet geschreven:  ‘Mijn huis moet voor alle volken een huis van gebed zijn’? Maar jullie hebben er een rovershol van gemaakt!”. Een link naar eeuwen eerder  toen voorouders alles deden wat God had verboden en tegelijk de tempel plat liepen en God zijn profeet Jeremia liet zeggen: “Denken jullie soms dat het huis dat mijn naam draagt een rovershol is? Ik zie wel degelijk wat jullie doen – spreekt de HEER” (Jer. 7:11) – het lijkt niet te passen op de tijd van Jezus toen de tempel echt wel een gebedshuis was – ja maar toch en tegelijkertijd: de plek waar priesters en wetgeleerden plannen smeden om Jezus die door God was gestuurd uit de weg te ruimen – een

uitlegger zegt het zo: “De tempel is hun hol waar zij zich thuis voelen en veilig wanen, maar hun oordeel ligt besloten in het feit dat zij vanuit die tempel loeren op de dood van Jezus,de zoon van David ,de zoon van God.Hun afwijzing van Jezus betekent de sluiting van de tempel”.Tot vandaag toe!

 

Ja maar wat komt er dan terecht van dat tweede, van toch weer toekomst voor die verwoeste tempel: breken jullie die tempel maar af, dan zal Ik hem in drie dagen weer opbouwen – hoe wilt U dat voor elkaar krijgen, zulke imposante gebouwen waar al zesenveertig jaar aan wordt gewerkt?

Maar als je door krijgt dat Jezus zelf veel meer dan dat gebouw van hout en stenen bij uitstek de

tempel is waar God onder de mensen wil wonen – en dat aan het kruis die tempel afgebroken is

tot op de laatste steen, tot op het bot – en dat juist om het mogelijk te maken dat God voorgoed

onder ons kan komen wonen – dat Jezus leefde en leed en stierf als de Immanuël=God-met-ons –

dan wordt die uitspraak van de Heer aan het begin van zijn werk op aarde al een aankondiging van

wat met Pasen werkelijkheid is geworden: dat Jezus op de derde dagen is opgestaan uit de dood.

Vandaar die aantekening van Johannes: na zijn opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen dat Hij dit gezegd had, en zij geloofden de Schrift en alles wat Jezus gezegd had” – eindelijk ging

hun het licht op en werd het raadsel opgehelderd over die tempel die afgebroken zou worden

en die de Heer zelf in drie dagen weer zou opbouwen – dat ging over de tempel van zijn lichaam.

Nog even een andere uitlegger: “Waar mensenhanden het werk van God ruïneren, neemt Hij zelf in recordtijd de herbouw ter hand…..Terwijl de joden Gods heiligdom, in de persoon van Jezus, volledig zullen slopen om het met de grond gelijk te maken, zal door zijn opwekking uit de dood in slechts

drie dagen een compleet nieuwe, hemelse tempel worden gebouwd die in eeuwigheid  niet meer afgebroken zal worden. Pasen wordt het feest van de tempelbouw”.  We gaan het weer vieren!

 

Kijk en zelfs al zouden alle kerken in Nederland en overal ter wereld worden gesloopt, die nieuwe

tempel van God die Jezus Christus heet, kan door geen ontkerkelijking en geen slopershamers

weggewerkt worden uit de wereld – wat een geweldig woord is die geloofsbelijdenis – uit een tijd dat brandstapels rookten en het bezit van een bijbel al de doodstraf kon betekenen – dat Jezus nooit

zonder onderdanen kan zijn en dat de kerk blijft, ook al is die nog zo klein geworden en ogenschijnlijk verdwenen – God houdt zijn kerk in leven, want het is Goede Vrijdag geweest en Pasen geworden!

 

3. herbestemming zeker

 

Veel kerken die overbodig zijn geworden krijgen – als ze niet worden afgebroken – een andere

bestemming: appartementen, een boekhandel, een supermarkt – als het een waardevol cultureel erfgoed is blijft het een kerk en worden er concerten in gegeven of zelfs een koning ingehuldigd.

Soms is het een pijnlijke herstart, zoals de Lutherse Kerk in Weesp met een orgel uit 1769, toen ik er dominee was  ook door de vrijgemaakte kerk gebruikt – nu zit er een tandartskliniek.

 

Maar vanmorgen bedoel ik dat de tempel van het oude verbond – afgedaan en afgebroken – is

geworden tot de gemeente van het nieuwe verbond – door Paulus ’tempel van de Heilige Geest’

genoemd, lees maar 1 Kor. 3: 16: “Weet u niet dat u een tempel van God bent en dat de Geest

van God in uw midden woont. Indien iemand Gods tempel vernietigt, zal God hem vernietigen,

want Gods tempel is heilig – en die tempel bent u zelf” – Gods tempel is dus niet een houten of

een stenen gebouw, hoe magistraal en kostbaar ook, of hoe eenvoudig en lelijk misschien wel,

maar Gods tempel bestaat uit mensen die zich door Gods Geest laten leiden en waarin Jezus kan en wil wonen – het komt zelfs nog dichterbij in het NT als tegen u en jou en mij gezegd wordt -door diezelfde apostel – “of weet u niet dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest”  (1 Kor.6:19).

Ik las: “Een tempel was een plek die helemaal was toegewijd aan de tegenwoordigheid van God“.

Ik denk aan de tabernakel in de woestijn en later de tempel van Salomo die bij de inwijding werd vervuld van de wolk van Gods aanwezigheid – als teken dat God wilde wonen bij zijn eigen volk.

Ja en hoe minder mensen zich er bewust van zijn dat de tempel eerst en de kerk later de plek

is waar alles moet draaien om God – het huis van Vader is bedoeld als huis van gebed zei Jezus – des te minder heeft zo’n tempel of zo’n kerk nog een functie en nog bestaansrecht: maak er dan maar een supermarkt van of een tandartskliniek – en als het niet een echt monument is: de beuk er in.

Wat met die oude tempel is gebeurd, zoals de Heer zelf aangekondigd had, toen de discipelen tegen Hem zeiden: “Meester, kijk eens, wat een enorme stenen en wat een imposante gebouwen” – als

een vast ijskoude douche:  “Die grote gebouwen die je nu ziet – wees er maar zeker van dat geen enkele steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken” (Marc. 13: 1-2). Het is gebeurd!

 

Laat dat een waarschuwing zijn maar ook een bemoediging: voor ons als kerkmensen in 2013, in

een tijd dat kerkgebouwen van bestemming veranderen of worden gesloopt – dat we niet het zoeken in gebouwen of organisaties, hoe waardevol en nodig die op zich kunnen zijn – laten we ter harte

nemen wat ik las in een artikel naar aanleiding van die verkiezing van de mooiste gesloopte kerk.

“Volgelingen van Jezus bouwen geen tempels (en zeker niet voor God), maar ze zijn tempels. Ze metselen geen stenen, maar ze zijn levende stenen in de hand van de Bouwmeester”. De schrijver

denkt natuurlijk aan wat Petrus schreef  (1 Pet. 2: 4-5):  “Voeg u bij Hem, bij de levende steen die

door de mensen werd afgekeurd maar door God werd uitgekozen om zijn kostbaarheid,  en laat u

ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn”.

 

Ja en dan moet er ook heel wat worden gesloopt aan heilige huisjes die we zelf neergezet hebben

en kunnen koesteren, om ruimte te maken voor onze Heer die in ons en in zijn gemeente wonen

wil, dan moeten er heel wat aan die stenen die wij zijn gebikt worden en bijgeslepen, om geschikt te zijn voor die nieuwe bestemming vanuit Christus die de hoeksteen is:  “Vanuit Hem groeit het hele

gebouw, steen voor steen, uit tot een tempel die gewijd is aan Hem, de Heer, in wie u ook samen

opgebouwd wordt tot een plaats waar God woont door zijn Geest”     (zo Paulus in Ef. 2: 21).

Dus weer: die tempel, die kerk, is niet een of ander fraai gebouw, maar het zal om onszelf gaan.

Dan kan het goed en nodig zijn aan kerkbouw of kerkverbouw te doen, want een plek om God

te eren en elkaar te ontmoeten straalt ook iets uit van wat gemeente zijn je waard is, als maar

voorop staat dat het uiteindelijk gaat om wat in dat gebouw gebeurt, of daar liefde woont, of

we vol zijn van Gods Geest en te merken is dat Jezus de Heer is van de kerk en van ons leven.

 

De eindbestemming ligt al vast, en dat is wat de bijbel noemt het nieuwe Jeruzalem. En kijk dan maar mee met Johannes (Openbaring 21: 22): “Maar een tempel – een kerk – zag ik niet in de stad, want God, deHeer, de Almachtige is haar tempel, met het Lam.  Die tempel wordt nooit gesloten

of gesloopt maar blijft eeuwig bestaan.

amen

Zondag 24 Heid. Cat. : Genade loont

liturgie middagdienst 10 maart 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:      Ps. 127: 1,2

avondmaalsformulier V

zingen:      Ps. 84: 6

(dank)gebed

Schriftlezing: Matt. 19: 16 – 20: 16

zingen:      Lied 70: 1,4,5,6

verkondiging:  zondag 24  ‘Genade loont’

zingen:      Lied 364 (1,2,3)

gebed

collecte

zingen:      Ps. 16: 3,5

zegen

amen:        Lied 456: 3

———————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Twee keer hebben we vandaar weer het avondmaal gevierd.

We kwamen niet om iets te brengen maar om alles te ontvangen, gratis en voor niets.

We hebben brood en wijn gekregen uit de handen van onze Verlosser en onze goede God.

Dat maakte zichtbaar en tastbaar dat Jezus zichzelf aan ons gaf en geeft: zijn offer voor ons.

Met dat formulier van vanmorgen hebben we onze kleinheid en afhankelijkheid erkend:

 “Als armen komen we bij de gulle  gever, als zieken bij de dokter die genezing schenkt, als schuldigen voor de rechter die vrijspraak geeft, als doden bij hem  die levend maakt. Wij hebben niets in onszelf maar alles in Christus.”    We mochten – om het met de apostel Paulus te zeggen in 2 Kor. 8: 9 – weer ervaren “de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: Hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden, opdat u door zijn armoede rijk zoudt worden”.

 

Ja maar, en dan komen toch weer die tegenwerpingen: maar stelt wat wij doen dan niks voor,

en – zondag 32 – wij moeten toch goede werken doen, God vraagt toch onze toewijding, onze

gehoorzaamheid aan zijn geboden, waar blijft dan onze inbreng….en vorige week kwam toch nog

dat oude lied langs over dat wat is ‘gedaan voor Jezus, zijn waarde houdt en altijd blijft bestaan’?

Ja,  en – nog zo’n tegenwerping die zondag 24 naar boven haalt – God wil toch onze goede werken

belonen, daar is de bijbel vol van, en dat hebben we net nog de Heer horen zeggen tegen zijn

discipelen: wie hier heeft ingeleverd om zijn geloof, wordt straks dubbel en dwars gecompenseerd,

en mooier nog: dan krijg je het eeuwige leven – en anders: waar doe je het voor en als het allemaal

zo makkelijk gaat, krijg je luie christenen, slappe kerkgangers – zorgeloze  en goddeloze mensen…

Het is waar dat er een spanning lijkt te zitten tussen vraag en aanbod, tussen Gods genade en onze

menselijke verantwoordelijkheid, tussen dat je niks verdienen kunt bij God maar dat de Heer wel zegt dat Hij terugkomt om te oordelen en dat Hij dan iedereen zal belonen naar zijn daden (Opb.22:12)

Spanning ook in zondag 23: ik krijgt Gods genade als ik met een gelovig hart aanpak wat Christus voor me gedaan heeft – maar ook door dat geloof kan ik niks bij God verdienen – geloof is zelf ook niet een

prestatie van mezelf maar ik kan geloof alleen krijgen door de Heilige Geest die het in me werkt…..

 

Zondag 24 wijst ons de weg: als we moesten verdienen, kwamen we hopeloos tekort maar God is zo goed dat Hij toch wat wij als vrucht van het werk van Christus en ons geloof in Hem opleveren,  wil

belonen – daar past alleen maar dankbaarheid bij, waardoor ons leven anders wordt: beter, rijker.

Zeg maar: lege handen die we uitsteken om ze te laten vullen door de Here Christus, en die we daarna uitsteken om uit te delen aan de mensen om ons heen, en om te leven tot eer van God.

 

Genade loont

1.  als je durft verliezen

2.  levert dat veel op

3.  omdat God goed is

 

Genade loont:    1.  als je durft verliezen

 

  “Wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?”  – een serieuze vraag aan

Jezus van een sympathieke jongeman – in Marcus staat dat Jezus hem liefkreeg – die blijkbaar wel

door had dat volgens regels leven – wat hij zijn leven lang al probeerde te doen – hem niet bracht

waar hij wezen wilde – de spanning zit in de vraag: wat moet ik doen om eeuwig leven te krijgen.

Als je dan over het uiteindelijke antwoord van Jezus nadenkt, komt dat eigenlijk hierop neer:

dat eeuwige leven is voor jou, als je ervoor kiest de weg van Jezus te gaan en als je bereid bent

alles los te laten en achter te laten wat je daarbij hindert, als je je helemaal aan Hem toevertrouwt.

Dus niet: als je grote dingen tot stand brengt, of als je keurig netjes leeft, of je houdt aan een aantal regels die ooit bedacht zijn (denk aan de wetgeleerden in Jezus’ tijd of aan een gereformeerde zede).

Wat Jezus tegen die rijke jongeman als opdracht meegaf is ook niet een algemeen verbod op bezit

of de opdracht dat je alles wat je hebt moet weggeven en als bedelaar door het leven moet gaan,

maar het is de proef op de som: zit je met alle vezels vast aan wat je hier hebt opgebouwd of bij elkaar gespaard of aan rechten denkt verworven te hebben, of kun je dat allemaal opgeven en

durf je je klein te maken en met lege handen naar God te gaan, en je leven met alle plussen en

minnen, alle ups en downs, alle blijdschap en verdriet, in handen van je hemelse Vader te leggen.

Jezus zegt dat bij een andere gelegenheid zo: “ieder die zijn leven zal willen behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden”. Die heeft eeuwig leven.

Neem als voorbeeld die eerste leerlingen, die zoals Petrus er  terecht aan herinnerde inderdaad

alles hadden achtergelaten – hun eigen bedrijf, hun gezin, een baan die flink geld opleverde, ook hun zekerheid, soms vriendschappen, familieleden die het niet pikten als je voor Jezus koos…..en dat met

een onzekere toekomst voor ogen en de nodige risico’s want Jezus had veel vijanden en het was als

je het menselijk bekijkt geen succesverhaal en het zou uiteindelijk uitlopen op zijn kruis en graf….

inderdaad: een smalle weg door een nauwe poort – weinigen vinden die en kiezen voor die weg.

 

Geen wonder dat die rijke jongeman teleurgesteld wegging omdat dit hem te veel gevraagd was,

en ook geen wonder dat de discipelen zich afvroegen:  “wie kan er dan nog gered worden?”.

Dat zeiden ze als reactie op de schokkende constering van hun leermeester naar aanleiding van

het afhaken van die jongeman dat het makkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan – en het waarom ligt voor de

hand: die kameel is daarvoor veel te groot, en een mens heeft te veel spullen, geld, bezit, status en nog heel wat meer waar hij aan vast zit, en dat hij maar niet los kan laten, waar hij niet zonder kan.

En toen Jezus’  leerlingen  zich vertwijfeld afvroegen wie dan nog gered kon worden, stelde de Heer hen niet gerust maar gaf hen helemaal gelijk: dat is bij mensen ook onmogelijk, dat lukt niemand.

Een dikke streep dus onder die constatering van zondag 24 dat zelfs onze beste werken – zoals die

goede keus van Petrus en de anderen, zoals uw en jouw keus voor Jezus, zoals dat we er weer

zijn vanmorgen en vandaag avondmaal hebben gevierd, zoals je inzet op je werk en op school, zoals

die hulp aan de buurvrouw, die taken die je doet in de kerk, die hulp aan mensen die tekort komen…

dingen als het goed is zelfs gedaan uit liefde tot Jezus – maar zo vaak nog onder de maat of met een

bijbedoeling, en als het er echt op aan komt en we moeten inleveren, offeren, verliezen, wat is dat

dan moeilijk en wat zit er dan veel weerstand, wat zitten we elkaar en onszelf en God vaak in de weg.

 

En wat is het dan geweldig dat God het er niet bij heeft laten zitten en het er niet bij laat zitten.

Jezus laat zijn leerlingen en ons geen illusie over onze eigen mogelijkheden maar geeft hoog op over de mogelijkheden van God zijn vader: bij mensen is dat onmogelijk maar bij God is alles mogelijk.

Alles, zelfs dat onmogelijke dat een mens zich klein maakt voor God en zich kwetsbaar durft opstellen naar de ander-  kijk maar hoe kamelen toch door het oog van een naald kunnen: als ze heel klein

worden – Gods genade is zo groot dat een mens er klein van wordt en zichzelf aan zijn Heer durft

verliezen, dat Gods liefde zo je gaat vullen dat je gaat ervaren wat een lied verwoordt:  “Als Hij maar van mij is laat ik alles staan, wil ik enkel zijn waar hij is, volg ik Hem waar Hij zal gaan…waar Hij maar van mij is is mijn vaderland, zie hoe Hij alom nabij is met de gaven van zijn hand”. Genade loont!

 

Genade loontals je durft verliezen  2. levert dat veel op.

 

  “Maar hebben onze goede werken dan geen verdienste, God wil ze toch in dit en in het toekomstige

leven belonen” – daar heeft de catechismus echt een punt, dat staat echt vaak in de bijbel- Jezus zelf

heeft b.v. in de bergrede beloning in het vooruitzicht gesteld voor wie de weg van God willen gaan.

De zgn ‘zaligsprekingen’ zijn felicitaties voor wie het van Jezus verwachten en gaan voor Gods rijk:

voor nederigen is het rijk van de hemel, treurenden worden getroost, hongerigen worden gevoed,

en vervolgden om hun geloof hebben toekomst: “verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel” – ja en het heeft zin te bidden en te vasten, te geven aan de armen, op te komen tegen onrecht, je in te zetten om het evangelie door te geven en in de kerk actief te zijn –

de Heer zegt dat onze Vader in de hemel ons ervoor zal belonen – en net nog hebben we gelezen

dat die leerlingen van Jezus die alles hadden achtergelaten en Hem waren gevolgd, beloofd wordt

dat ze daarvoor dubbel en dwars worden gecompenseerd, en “deel krijgen aan het eeuwige leven“.

Helemaal waar dus dat lied: “alles wat gedaan is uit liefde tot Jezus, houdt zijn waarde en blijft voor

altijd bestaan“;  “God is niet zo onrechtvaardig dat Hij vergeet wat u hebt gedaan, hoeveel liefde u aan zijn naam hebt betoond door sinds jaar en dag steun te verlenen aan de gelovigen”  (Heb. 6: 10).

 

En wees dan maar blij met dat antwoord: “deze beloning wordt niet uit verdienste maar uit genade gegeven” – want dat betekent dat God niet een Werkgever is die een cao met ons afsluit en ons afrekent naar geleverde prestatie maar een liefhebbende Vader die zijn kind beloont uit liefde. dia7

God geeft ons niet het eeuwige leven omdat wij het er zo goed van afgebracht hebben maar God is als een vader, een moeder, die zoon of dochter een compliment geeft en op zijn tijd een cadeautje.

Ik las: “God beloont je leven dat je vanuit zijn genade leeft. Dat moedigt ons aan om goed te leven.

Dat helpt ons om offers te brengen waar dat nodig is. Ons leven is niet zinloos”. Denk maar weer aan dat begin van zondag 23: wat heb je eraan dat je gelooft? Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam van het eeuwige leven.  Geloven is niet voor niets, genade loont. VoorGoed.

 

Genade loont: als je durft verliezen, levert dat veel op,   3.  omdat God goed is.

 

Dat wordt nog eens onderstreept en uitgebeeld door dat verhaal over die werkers in de wijngaard.

Het sluit aan op die belofte aan Petrus en de anderen die alles hadden achtergelaten om Jezus door dik en dun te volgen en te steunen, en die zich afvroegen wat hun dat zou opleveren: waar kunnen wij naar uitzien – eigenlijk die vraag van zondag 23: wat hebben wij er aan dat we dat ervoor over hebben gehad – die belofte van een geweldige toekomst in het rijk van God, in het eeuwige leven.

Ja maar voor alle duidelijkheid wel met dat doordenkertje erbij dat vanmorgen ook al langs kwam:

“(maar) vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten” – wat wil dat dan zeggen?

Nou, dat maakt de Heer vervolgens duidelijk met een verhaal, uit het dagelijkse leven gegrepen.

Of liever, met een verhaal dat compleet de omgekeerde wereld is vergeleken met dat alledaagse

van loon naar prestatie, volgens geldende cao, en in lijn met  wat mensen eerlijk en normaal vinden:  je wordt per uur betaald, of per afgesproken klus, en fulltime betaalt beter dan part/time.  dia 9

In dat verhaal gaat het over een eigenaar van een wijngaard die op zoek is naar arbeidskrachten.

Werk op het land was toen en vaak ook nog tegenwoordig seizoenswerk: vooral in de oogst is er veel mankracht nodig – denk aan aspergesteken in Limburg, bollenpellen, en aan het koolseizoen bij ons.

Zo had die boer voor het plukken van de druiven heel veel extra mensen nodig, en daarom ging hij al vroeg naar de markt – in die tijd een soort arbeidsbureau – om werkkrachten voor die dag in te huren.

Hij vond een aantal werkwilligen en hij sprak met hen het toen normale dagloon af: 1 denarie

Drie uur later ging hij weer naar de markt en weer trok hij arbeiders aan: wil je bij me werken, jullie krijgen wat je toekomt. Zo ging het nog een paar keer vaker die dag: om 12 uur, 3 uur ’s middags.

Zelfs toen de man een uur voor het donker werd nog een keer kwam, hingen er nog een paar rond: “waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “omdat niemand ons in dienst wilde nemen”. Een smoes natuurlijk want waarom waren ze hier eerder die dag niet toen de boer op zoek was naar personeel? Ze waren liever lui dan moe, hadden misschien wel lekker in de zon gelegen.

Maar goed, gaan jullie ook nog maar naar mijn wijngaard, vele handen maken het werk lichter en je kunt in elk geval nog iets verdienen. Zo gezegd zo gedaan en ook die laatkomers gingen aan de slag.

 

Aan het eind van de dag kwam het uur van de afrekening, en wonderlijk genoeg werden de lui die het laatst aan het werk waren gegaan het eerst naar voren geroepen om hun loon in ontvangst te nemen, en tot verbazing van henzelf en hun collega’s kregen ze 1 denarie een compleet dagloon.Waar ze totaal geen recht op hadden, en totaal niet op gerekend hadden: en dat voor 1 uur werk!

Je snapt wel dat bij de anderen een zenuwachtige spanning begon te ontstaan. wat zouden wij krijgen, toch vast wel iets meer, tenslotte hebben wij een paar uur langer gewerkt – maar nee:

ook 1 denarie – OK, jammer, maar het zal wel, ook meer dan waar ik op had mogen rekenen…..

Totdat de mannen aan de beurt kwamen die er die morgen vroeg meteen al bij waren: nou, wij

zullen toch zeker wel meer krijgen dan die ene denarie, we hebben er de hele dag voor gewerkt!

Tot hun schrik en ergernis kregen ook zij die ene denarie en geen cent meer:   maar dat is niet

eerlijk, wij hebben de hele dag keihard gewerkt, in de brandende zon, wat staat daar tegenover?

Geen probleem die ene denarie maar waarom krijgen die luilakken die de hele dag niks hebben

uitgevoerd en vlak voor sluitingstijd toen de zon al bijna onder was en de hitte veel minder,  nog even zijn langs geweest, hetzelfde loon als wij…..dat is gewoon niet eerlijk – en gelijk hadden ze, toch?  dat zou jij toch ook niet pikken als je bij de supermarkt avond aan avond vakken hebt gevuld en dan is er eentje die alleen op zaterdagavond van 6 tot 8 werkt en die net zoveel verdient als jij..

of als op je werk een parttimer met hetzelfde loon naar huis gaat als u die zelfs vaak overwerkt?

En dan de reactie van de wijnboer: ik doe jou geen onrecht, jullie krijgen precies wat we vanmorgen hebben afgesproken, en wat ik aan die anderen wil geven, is mijn zaak, ik mag toch met mijn geld doen wat ik wil – of zijn jullie jaloers, kunnen jullie het niet hebben dat ik goed ben voor die anderen?

 

Nou, als je chef zo zou praten, zou je dat niet pikken, en je zou misschien wel naar de vakbond gaan. Terecht want zo werkt het niet natuurlijk, en in het vervolg ga je vast niet bij zo’n bedrijf werken.

Ja maar, je snapt het wel, deze wijnboer is niet zo maar iemand, Jezus bedoelt God zijn Vader – en die

geeft geen loon naar werken maar geeft uit genade, omdat Hij goed is, voor mensen die dat goede niet verdienen en op zijn hoogst hun best hebben gedaan om de Heer hun dankbaarheid te tonen.

Jezus zegt in Lucas 17 dat een baas toch niet zijn knechten hoeft te bedanken als ze hun plicht hebben gedaan: “Hetzelfde geldt voor jullie wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: ‘ Wij zijn maar knechten, wij hebben enkel onze plicht gedaan'” – ja en als je dan beseft dat je daarin al elke dag tekort schiet – onze beste werken in dit leven onvolmaakt en zelfs met zonden bevlekt – des te geweldiger dat God zo goed is dat Hij wat we door zijn genade en vanuit de liefde die Hij in ons wil werken – zondag 24 zegt: vruchten van dankbaarheid vanuit de band die we in geloof met Christus hebben – hoe gebrekkig nog en met veel wildgroei en scheefgroei -beloont.

 

Nou, en dan past daar geen afgunst bij, dan gun je iedereen dat God goed is voor hem of voor haar.

Jezus laat die wijnboer zeggen: zet het misschien kwaad bloed, steekt het misschien – letterlijk. of is uw oog boos – omdat ik goed ben? goed voor wie zoveel later erbij kwam, goed voor wie jaren van zijn leven vergooid heeft (zoals die verloren zoon uit dat andere verhaal), goed voor wie aan het eind van haar leven alsnog tot geloof kwam : als je elke dag alleen maar van genade kan leven, zul je die

genade ook aan anderen gunnen en aan anderen uitdelen – je werkt met plezier en met volle inzet in de wijngaard van God!  Niet om iets te verdienen bij Hem, omdat Jezus dat voor je heeft verdiend!

amen

Lucas 13: 29-30: Pas op jezelf en wees blij met elkaar! (overdenking bij het Avondmaal)

liturgie morgendienst zondag 10 maart 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:      Ps. 107: 1,13

wet van de HEER

zingen:      Gz. 23

gebed

Schriftlezing: Lucas 13: 22-30

zingen:      Ps. 118: 7

verkondiging: Lucas 13: 29-30

zingen:      Gz. 126: 1,4,5

gebed

collecte

zingen:      TT 109: 1,2,4,5

avondmaalsformulier III

tafel 1 – gebed-opwekking-viering / zingen:   Ps. 23: 3

tafel 2 – lezing:   Luc. 14: 10-11       /zingen:    Ps. 22: 12

tafel 3 – lezing:   Luc. 14: 12-14       /zingen:    Ps. 132: 8

slotzang:   Gz. 101: 5

zegen

———————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

  “Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Achter zo’n vraag kan heel wat schuilgaan, het is maar de vraag wat de vraagsteller bedoelt.

De vraag kan bezorgdheid verraden: wat heeft al dat preken en wonderen doen van Jezus

voor effect, als je ziet dat de meeste mensen wel bewonderend toekijken maar niet echt in

Hem geloven en voor Hem gaan, en de vijandschap eerder meer dan minder wordt – en als

je het door vertaalt naar vandaag: wat blijft er over van het geloof in Nederland, nu steeds

minder mensen op zondag naar de kerk gaan,  ook in orthodoxe kerken de tweede dienst

minder bezocht wordt; veel kerkgebouwen een andere bestemming krijgen of worden gesloopt,

de politiek afrekent met christelijke waarden en verworvenheden,en veel mensen bijna agressief reageren op alles wat nog verwijst naar een verleden waarin bijbel en kerk bepalend waren.

 

  “Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Die vraag  kan ook cynisch klinken: zou het nog wel wat worden met die Jezus, het lijkt er niet

op als je kijkt naar dat nog steeds kleine clubje trouwe volgelingen om hem heen dat stad en

land afreist om mensen te overtuigen en achter Jezus aan te krijgen maar met weinig resultaat.

Jezus noemde trouwens zelf zijn volgelingen een ‘kleine kudde’ en waarschuwt meer dan eens

dat het volk als geheel niet in Hem zal geloven en dat de leiders Hem willen arresteren en doden.

Doorvertaald naar vandaag: geloven in een God en in een oude bijbel is achterhaald, de kerk

heeft haar langste tijd gehad, en geloof maar in een leven voor de dood i.p.v. na de dood….

 

“Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Hoe ook bedoeld, het is een vraag die een verkeerde blikrichting verraadt, leren we van Jezus.

Het blijkt uit zijn antwoord dat in eerste instantie geen antwoord lijkt op de gestelde vraag maar

als je doorleest en erover doordenkt het antwoord dat onze blikrichting verlegt en verruimt.

Om met het laatste te beginnen, dat onze blik verruimd wordt, en de Heer ons bemoedigt, dat

is vers 29: “uit het oosten en uit het westen en uit het noorden en uit het zuiden zullen ze komen

en ze zullen aan tafel genodigd worden – lett. aanliggen, aanzitten – in het koninkrijk Gods”. Later,

in Openbaring (7: 9) ziet Johannes  “een onafzienbare menigte die niet te tellen was” .   Over de toekomst van de zaak van Jezus en het rijk van God hoeft niemand zich zorgen te maken,

dat komt goed, laat dat maar aan de Heer over; geen plaats blijft leeg en het wordt een groot feest!

Ja maar – en dan verlegt Jezus de blik van die anderen naar u en jou en mij zelf:  ben jij daar bij?

Dat is wat eerst geen antwoord lijkt op die vraag naar anderen: worden er veel of weinig gered:

“doe – jij zelf – alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan” – want veel mensen zullen

dat proberen maar het lukt hen niet – en pas op dat je niet denkt: maar ik ben toch al lang binnen.

Met andere woorden: je kunt je druk of bezorgd maken om anderen, je hebt genoeg aan jezelf.

 

Allereerst slaat het hier natuurlijk op Gods eigen oude volk Israël als volk van Gods oude verbond.

Niet voor niets vallen de namen Abraham, Isaak en Jakob, en wordt herinnerd aan de profeten.

Als het om onszelf gaat: dat we gedoopt zijn, en met de bijbel opgegroeid en bij de kerk zijn – maar

pas op dat je niet zoals vroeger Israël vaak – daarop gaat vertrouwen en denkt dat je binnen bent.

Paulus schudt in Rom. 2 zijn Joodse lezers wakker: “u die zichzelf Jood noemt, op de wet vertrouwt en u op God laat voorstaan; u die zijn wil kent en zon uitstekend weet waar het op aankomt, u die ervan overtuigd bent dat u een leidsman van blinden bent, een licht voor hen die in  het duister zijn, een opvoeder van onverstandigen – u die anderen onderwijst, onderwijst u uzelf eigenlijk wel?”.  En wij?

Wat doen wij met die waarschuwing dat laatkomers wel eens wie vooraan staan kunnen passeren?

 

Dus voor ik naar anderen kijk of me zorgen maak over het geloof, de kerkgang, het denken of het gedrag van anderen, heb ik eerst mijn handen vol aan mezelf: waar sta ik, hoe kom ik zelf binnen?

Een uitlegger zegt. “Op de luisteraars wordt een appèl gedaan om niet van een afstand toe te zien

hoe het zal aflopen, maar om nu te kiezen en toe te treden”. Nu de deur naar God nog open staat!

Ja en die deur is als het erop aankomt niemand anders en niemand minder dan Jezus zelf, Jezus die

zichzelf de deur van de schapen noemt, en die meer dan eens zegt dat als je in het rijk van God

wilt komen, als jegaat voor het goede leven op een nieuwe aarde, dat je dan bereid moet zijn om

jezelf te verloochenen, je kruis op je te nemen en achter Hem te gaan, koste wat dat kan kosten.

Die keus moet je steeds opnieuw maken, de keus om van Gods genade in Jezus te willen leven.

Daar zit dat smalle in van die poort: je komt er alleen doorheen als je jezelf en allerlei ballast die

je met je mee draagt durft loslaten: wie zijn leven wil verliezen, die zal het echte leven winnen.

 

We vieren vandaag weer dat Jezus alles heeft opgeofferd om ons voor God terug te winnen, om

een nieuw verbond mogelijk te maken en een nieuwe wereld waar we voorgoed mogen leven.

Elke avondmaalsviering is weer die keus, maar elke dag staan we voor die keus: willen we Jezus

volgen of lopen we onszelf achterna, gaan we voor wat ze zelf moeten doen of bereikt hebben,

of durven we met lege handen naar onze Verlosser gaan: “Zoals ik ben, kom ik nabij, met niets in

handen dan dat Gij mij riep en zelf U gaf voor mij, o Lam  van God, ik kom” .

 

Pas dus vooral op jezelf – en wees dan maar blij met die anderen naast je en voor je, samen in

de kerk en samen aan tafel – met zovelen in oost en west, noord en zuid, die ook onderweg zijn.

In het besef dat als we die woorden van Jezus op onszelf betrekken, wij laatkomers zijn als we

onszelf vergelijken met Gods oude bondsvolk Israël, maar tegelijk het ons kunnen aantrekken

dat als we denken als gedoopte gereformeerde mensen wel binnen te zijn, gearriveerd, weer

anderen die nu nog buiten staan en in onze ogen ver weg, ons kunnen inhalen en passeren –

want het is voor Israël toen en voor ons nu en voor elk mens alleen maar genade om binnen

te mogen komen bij Vader thuis en aan te mogen schuiven aan zijn tafel voor het grote Feest

van genade

 

“Heer, zijn er maar weinigen die worden gered?”

Maak je maar niet bezorgd, dat is de vraag niet en dat is jouw zaak niet: pas maar op jezelf.

Ja en wees maar blij met elkaar, en wees een uitnodiging voor  wie nog op een afstand staan.

De deur staat nog altijd open, 24 uur per dag, voor u en jou en mij, en voor al die anderen.

Tot de dag dat de laatste binnen is, en het feest gaat beginnen – Heer, laat mij dan niet ontbreken!

amen

Marcus 14: 3-9: Jezus door een vrouw gezalfd

liturgie morgendienst zondag 3 maart 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:        Ps. 56: 1,3

wet van de HEER

zingen:        Ps. 56: 4

gebed

Schriftlezing:   Marcus 14: 1-16

zingen:      Lied 178: 1,3,4,10

verkondiging:  Marcus 14: 3-9

zingen:      Gz. 46 (of: Gz. 89: 1,49

gebed

collecte

zingen:      Ps. 116: 7,8,9,10

zegen

———————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Voorbereiding.

Vandaag, in deze dienst, en de week die volgt, bereiden we ons voor op het avondmaal.

En de periode van het kerkelijk jaar waarin we zitten, is voorbereiding op het paasfeest.

Want we willen bewust avondmaal vieren, het vieren zoals de Heer het heeft bedoeld.

We willen ook echt en bewust Paasfeest gaan vieren: Jezus leeft, en Hij geeft ons leven.

 

Voorbereiding.

Daar draait het ook om in dat gedeelte van het evangelie dat we hebben gelezen.

Het was de tijd van de voorbereiding op pesach, het paasfeest van het volk Israël, het feest

van de bevrijding van Gods volk van de slavernij in Egypte, en dieper nog: het feest van

de bevrijding uit de wurggreep van zonde en straf, van onderdrukking en ondergang – en

dat feest moest je bewust vieren, om ook echt blij te zijn met de bevrijding die God gaf.

Dat voorbereiden gebeurde ook praktisch: door alles wat riekte naar bederf – zoals wat

er nog lag aan verzuurd brood en ander bederfelijk en bedorven spul – op te ruimen, en

ook – kijk naar Jezus’  leerlingen – om alles klaar te maken voor het jaarlijkse pesachmaal.

 

Voorbereiding:  het feest van pesach en van het Ongedesemde brood gaat beginnen.

Ja maar deze keer heeft het een veel diepere laag en een veel verstrekkender betekenis.

Waar het vooral om draait in wat we hebben gelezen is de voorbereiding op de slachting

van het grote en echte Paaslam, op het sterven van Jezus, om Gods volk voorgoed te

bevrijden uit de wurggreep van zonde en dood, door zichzelf daarvoor op te offeren.

Daar bereidt de Heer zichzelf op voor en daar wil Hij zijn leerlingen op voorbereiden.

Wat maar niet leek te lukken want die leerlingen begrepen het niet en wilden er niet aan.

 

 Ja, en je ziet ook dat van allerlei kanten mensen daarmee bezig zijn, ieder met zijn eigen

agenda:  “de hogepriesters en schriftgeleerden zochten naar een mogelijkheid om hem

door middel van een list gevangen te nemen en te doden” – en een eigen leerling, Judas

“zon op een mogelijkheid om hem op een geschikt moment uit te leveren” –  die psalm

dus:  “zie hoe zij  mij benauwen; de hele dag verdraait met wat ik zeg, zij spannen samen

in duister overleg, bespieden zelfs mijn schreden op de weg, zij loeren op mijn leven”.

                                                             

Kijk, en dan is daar ineens die vrouw die op Jezus afstapt en een fles peperdure parfum

zomaar over Jezus uitstort, en dat – zegt de Heer – ter voorbereiding op mijn begrafenis.

Tussen al die mannen vol haat of onbegrip – die ene vrouw die al die mannen te sterk is…..

 

Jezus door een vrouw gezalfd

1.  zij heeft haar liefde Hem getoond

2.  door dit teken van wat komen moest,

3.  zodat van haar werk gesproken blijft

4.  en haar geloof navolging verdient….

 

1.  zij heeft haar liefde Hem getoond

 

We zijn getuige van een feestmaal, waar Jezus en zijn leerlingen bij aanwezig waren.

Volgens Johannes – die  er zelf bij was geweest – was dat zes dagen voor het paasfeest

waarop zijn Meester zou worden gekruisigd en begraven – en waren daarbij ook Jezus’ vriend Lazarus

die Hij net uit de dood had opgewekt, en zijn zussen Marta en Maria erbij.

Niet in hun huis deze keer – dat vertelt Marcus dan weer – maar bij een zekere Simon van

wie wordt vertaald dat hij melaats was geweest of een andere huidziekte had gehad – en

waarschijnlijk dat hij daarvan door Jezus was genezen – er was genoeg te vieren samen!!

Johannes zegt erbij dat het een maaltijd was ter ere van Jezus – van dankbare mensen.

 

Kijk, en daar ging het precies ook om in die onverwachte en schokkende actie van dievrouw

die ineens naar voren kwam met een fles met heel dure parfum   en die maar niet

een klein beetje uit die fles over Jezus uitgoot maar de hals van dat mooie flesje brak en

alles over Jezus uitgoot tot de laatste druppel toe – zodat het hele huis ervan ging ruiken.

 

De naam van die vrouw staat er niet bij maar Johannes vertelt dat die vrouw Maria was,

de zus van Marta en Lazarus, en dat ze ook nog de voeten van Jezus droogde met haar

haren – het was allemaal heel bijzonder en het kwam haar te staan op geërgerde reacties:

wat overdreven allemaal, en wat zonde van dat geld – een fles parfum zo duur dat een

gewone werkman er een heel jaarsalaris voor zou moeten neertellen, wat zou je niet

allemaal kunnen doen voor zoveel geld, b.v. arme mensen helpen met eten en kleren.

 

Je kunt je er iets bij voorstellen dat sommige aanwezigen het allemaal maar raar vonden

en dat de verwijten niet van de lucht waren: wat een verkwisting, zoveel geld over de

balk smijten voor dit ene moment, wat zal Jezus hier wel van vinden die nooit veel voor

zichzelf opeiste maar altijd anderen wilde helpen en dienen, en die zo vaak sprak over

zorgen voor armen en weduwen en wezen, en dat je uit moest zijn op aardse schatten…

Denk ook aan die rijke jongeman die te horen kreeg dat als Hij echt alles ervoor over

had om Gods koninkrijk binnen te komen, hij alles moest verkopen en aan de armen

geven en dan Jezus volgen – zat die Maria dan niet helemaal fout met die dure fles?

 

Maar wie verwacht had dat de Heer zou meegaan met die kritiek en dat Hij Maria wel

op haar nummer zou zetten, tenminste zou zeggen: dat had je nou niet moeten doen –

die komt bedrogen uit want Jezus nam het voor haar op en prees haar juist om wat ze

had gedaan – en vooral om wat er bij Maria achter zat: “laat haar met rust en val haar

niet lastig want ze heeft ‘iets goeds voor Mij’ gedaan…wat ze had, heeft ze gegeven.

Zeg maar: haar liefde voor Jezus was niet in geld uit te drukken, voor Jezus had ze alles

over, en dat wilde ze haar Heer en Meester laten merken, juist nu, ik moest aan dat lied

denken en neem dat voor wat Maria betreft maar heel letterlijk:   “neem mijn zilver en

mijn goud, dat ik niets aan U onthoud, neem vooral mijn liefde, Heer, ik leg voor u haar

schatten neer, neem mijzelf en voor altijd, ben ik aan U toegewijd”.

 

In dat lied dat op de handout staat – Gezang 46 – wordt dichterlijk en beeldend dat kruikje

dat Maria stuk brak betrokken op ons hart: “mijn hart dat tot U openbreekt, en neem dan

alle lof en dank als mirre aan, als een geschenk voor altijd” – denk aan die wijzen uit het verre

oosten die het koningskind in Betghlehemdure cadeaus brachten: goud, wierook en mirre…

en vraag jezelf af hoeveel Jezus je waard is, en hoe dat inhoud krijgt in je leven van elke dag.

 

Want geloof maar:  –al wat gedaan werd uit liefde tot Jezus – en dat kan van alles zijn

en kan van persoon tot persoon verschillen –  houdt zijn waarde en zal blijven bestaan.

 

 2.  door dit teken van wat komen moest

 

Er is meer dan dat Maria haar liefde toonde aan Jezus op zo’n uitbundige manier – dat had

ook wel anders gekund, en Jezus zegt zelf dat zorg aan de armen topprioriteit is: “de armen

zijn altijd bij jullie, en jullie kunnen weldaden aan hen bewijzen wanneer jemaar wilt…” –  en

daarom is wat Maria deed met die parfum, niet iets dat goed is onder alle omstandigheden.

Je kunt er ook niet uit afleiden – wat ik tegenkwam in een rooms-katholiek commentaar op

Marcus – dat de kritiek op de geldverslindende eredienst van de RKK weerlegd kan worden door

wat  de Heer zei ter verdediging van die geldverslindende daad van Maria – want Jezus bedoelt:

 hier en nu heeft zij een goede daad voor Mij gedaan, er staat letterlijk zoiets als: “zij deed wat

zij te doen had bij deze gelegenheid – en dat heeft alles te maken met het lijden en sterven van

Jezus dat vlak voor de deur stond:  ze heeft Jezus’ lichaam gezalfd m.h.o. op zijn begrafenis.

 

Ja want die grote hoeveelheid parfum is meer dan nodig is om iemand van wie je houdt te verrassen met een lekker geurtje – dat zou inderdaad verspilling zijn, zonde van die dure fles en van al dat geld! Als je al zo’n duur geurtje wil geven, zorg dat de ontvanger daar heel veel langer plezier van heeft – dan is het toch een domme actie om alles in een keer leeg te gieten?

Maar wat Maria dreef was het besef dat haar geliefde Meester voor het laatst bij hen was, en

dat dit de laatste mogelijkheid was om Hem haar liefde te tonen en Hem te eren – en dat het

echt om de laatste eer ging – wat ze al lang wilde doen, kon nu nog, straks was het te laat!!!

Vandaar de reactie van Jezus op de kritiek van die mopperende mannen met als argument dat

al dat geld beter naar de diaconie had gekund: armen blijven altijd, Ik zal niet altijd bij jullie zijn.

 

Daarom was die daad van Maria meer dan een bewijs van haar liefde een bewijs van haar geloof.

Zij voelde maar niet maar zijn geloofde wat de Heer meer dan eens had gezegd maar waar die

mannen om Jezus heen maar niet aan wilden en niets mee konden dat Hij in Jeruzalem zou

worden uitgeleverd en gearresteerd, gekruisigd en gedood, als betaling van veler zonden.

 

Je kunt het vrouwelijke intuïtie noemen, het aanvoelen van de steeds dreigender wordende

sfeer om Jezus heen, de vijandschap van de leiders van het volk, dat was het ook – terwijl al die

mannen druk waren met zichzelf, met wie de belangrijkste zou zijn in Jezus’ koninkrijk, en hoe

het moest met het geld, voelde Maria aan dat het een heel andere kant opging met Jezus  – ja

maar, haar zus Marta had dat niet, die was ook nu weer de bezige bij, druk met bedienen van de gasten, om er voor Jezus en de anderen een mooi feest van te maken, terwijl we Maria kennen

als de vrouw die vooral naar het onderwijs van Jezus wilde luisteren, en die haar zus en broer

en de andere aanwezigen voor was in het verwerken van wat Jezus allemaal had gezegd…

 

Zo’n grote hoeveelheid dure parfum over iemand uitgieten, dat deed je normaal niet -alleen

als je een koning eer wilde brengen – denk maar weer aan die wijzen uit het oosten – en als je

een vooraanstaande dode de laatste eer wilde brengen en het lichaam wilde balsemen om zo

de geur van de dood te verdrijven – nou en alle twee bracht Maria tot die bijzondere daad:

Jezus was de grote koning die recht had op alle eer, en die Koning ging bijna sterven en zou

begraven worden, en daarom wilde ze Hem haar laatste eer brengen, nu dat nog kon – dat lied

heeft het goed: “vreugde-olie en geur van rouw, teken van wat komen zou” – en van GELOOF.

In de lijn van wat haar Heer bij een eerdere gelegenheid over haar had gezegd, toen haar

zusMarta vond dat Maria wel eens kon komen helpen in de keuken, dat maar één ding noodzakelijk

was en dat Maria de beste keus gemaakt had die je kunt maken, iets dat niemand je ooit nog kan

afpakken, en dat is gelovig luisteren naar de woorden van Jezus en daaruit leven.

Een uitlegger zegt: “Zij –  Eva’s dochter (‘een vrouw’) -is de enige die Jezus van tevoren geëerd heeft om zijn offerbereidheid.  En zij doet dit gelovig, dankbaar: haar liefde is niet in geld uit te drukken.

De geur ervan overvleugelt alle kortzichtige woede van de leerlingen”.  We lezen niet hoe Maria op

die grote monden en die harde verwijten van die mannen reageerde, haar daad overtuigt zonder woorden en haar liefde die door de Heer aanvaard wordt is al dat gepraat van die mannen te sterk.

Daarin kan Maria ons tot voorbeeld zijn: nemen we de tijd om wie Jezus is en wat Hij voor ons deed te overwegen, op ons in te laten werken, op waarde te schatten – of zijn we daar te druk voor, te gestresst, te bezig? – laten we goed voorbereid leven, met een luisterend oor en een luisterend hart – omdat het bijna Pasen is.

 

 3.  zodat van haar werk gesproken blijft

 

Niet alleen tijdens dat samenzijn in dat huis van Simon prijst de Here Jezus haar geloof en liefde.

Ook in de jaren en eeuwen daarna, tot in onze tijd toe, wordt wat zij deed met eer vermeld.

De Heer gebruikt sterke taal – en let erop dat Hij vooral die kritische aanwezigen aanspreekt :

“Ik verzeker jullie – amen, vast en zeker, zeg ik jullie: waar ook maar ter wereld het goede nieuws

verkondigd wordt, zal ook, ter herinnering aan haar, verteld worden wat zij heeft gedaan”.

Blijkbaar hebben de aanwezige latere apostelen en evangelisten dat in hun oren geknoopt.

In het verslag van drie van hen komt het terug: Matteüs, Petrus uit wiens mond Marcus het

heeft opgeschreven, en Johannes – alleen Lucas heeft het niet, maar hij was er ook niet bij.

 

En wij kunnen nog altijd die eervolle vermelding lezen en overdenken, als onmisbaar in het

verhaal van het lijden van onze Heer: het geloof van deze vrouw tussen zoveel ongeloof en

onbegrip zelfs onder vrienden, geloof dat door liefde gedreven in actie kwam – het geloof van

die ene vrouw die de Heer steun gaf op zijn weg naar kruis en graf – als een vroege lentebode.

Laten die leerlingen die nog zover achterblijven op dat moment vooral haar naar voren halen

als ze later het evangelie van het lijden en sterven van hun Heer doorgeven en opschrijven.

Die liefdegeur – om het te zeggen met oud psalmvers – moet elk tot liefde nopen=stimuleren.

Later komt het als beeld terug bij Paulus met het oog op datzelfde evangelie dat hij brengt en

hij het dan heeft over de kennis van Christus als een aangename geur, die leven schenkt.

Vergeet haar dan niet, die vrouw die door geloof en met liefde als eerste die geur verspreidde.

En denk door naar die vrouwen die op Pasen voorop gingen toen mannen het lieten afweten.

Wie zijn eigenlijk de eerste evangelisten geweest – wie de bijbel eerlijk leest, kan het weten!

 

 4.  en haar geloof navolging verdient….

 

Ter herinnering aan haar – of – sterker – meer letterlijk – tot haar gedachtenis – en het bijbelse

gedenken is meer dan je iets of iemand herinneren – daar zit altijd in dat je er wat mee doet.

Zoals later in Heb. 13: 7 over wie ons zijn voorgegaan:  -“neem een voorbeeld aan hun geloof”.

Dat begint met als Maria je aan je Heer toevertrouwen die zijn leven ook voor jou wilde geven,

en dan ook je leven aan Hem wijden en in zijn voetspoor van liefde en dienstbaarheid gaan.

Ja, en dan komen ook die armen in beeld, dichtbije en verre naasten die onze hulp nodig hebben.

Vergeet niet wat de Heer ook zei: “de armen zijn altijd bij jullie, en jullie kunnen weldaden aan hen

bewijzen wanneer je maar wilt” – ze vonden dat geld voor die nardusolie toch beter besteed aan de armen, nou,  niets staat hen en ons in de weg dat dan ook in praktijk te brengen, en zo de liefde tot de Heer handen en voeten te geven – zoals Hij het zelf heeft gezegd – lees maar Matt. 25

“…ik had honger en jullie gaven mij te eten, ik had dorst en jullie gaven mij te drinken. Ik was een vreemdeling, en jullie namen mij op, 36 ik was naakt, en jullie kleedden mij. Ik was ziek en jullie bezochten mij, ik zat gevangen en jullie kwamen naar mij toe.”  37 Dan zullen de rechtvaardigen hem antwoorden: “Heer, wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en u te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij u als vreemdeling gezien en opgenomen, u naakt gezien en gekleed? 39 Wanneer hebben wij gezien dat u ziek was of in de gevangenis zat en zijn we naar u toe gekomen?” 40 En de koning zal hun antwoorden: “Ik verzeker jullie: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.”

 

Dat is geloof dat niet in woorden verzandt maar door liefde tot daden komt en de geur van haat en  dood verdrijft; geloof dat metterdaad is een levensgeur dat leven brengt, en mensen doet opleven.

 

We eindigen met dat lied op de handout:  “Gij hebt aan mij Heer Jezus, uw goede dood gedaan. Gezegende naar wie ik tast, aanzie het kruikje van albast, mijn hart dat tot U openbreekt, en neem dan alle lof en dank als mirre aan, als een geschenk, voor altijd.”      *

 

                                                                        amen                         

 

 

 

*  Gezang 46 (Geref. Kerkboek)

 

1

Maria heeft aan Jezus

een goede daad gedaan.

Zij heeft haar liefde Hem getoond,

met stromend goud zijn hoofd gekroond,

de weelde van haar hart heeft zij

zo overvloedig uitgestort,

dat van haar werk gesproken wordt

voor altijd.

2

Maria heeft aan Jezus

een goede daad gedaan.

Die zij met nardus overgoot,

geen dood is rijker dan zijn dood.

Die zij met balsem heeft gezalfd

gaat op naar zijn begrafenis,

omdat het bijna Pasen is

en hoog tijd.

3

Gij hebt aan mij, Heer Jezus,

uw goede dood gedaan.

Gezegend naar wie ik tast,

aanzie het kruikje van albast,

mijn hart, dat tot U openbreekt

en neem dan alle lof en dank

als mirre aan, als een geschenk

voor altijd.

Zondag 22 Heid. Cat. : En toch, er is hoop!

liturgie middagdienst  zondag 17 februari 2013

 

votum en groet

zingen:      Lied 15: 1,3,4

gebed

Schriftlezing:   Job 14

zingen:     Ps. 88: 1,2,3

Schriftlezing:   Job 17

zingen:    Ps. 88: 6,7,8

Schriftlezing:  Job 19: 23-27

verkondiging:  zondag 22

zingen:    Gz. 113: 1,2,3

geloofsbelijdenis

zingen:    Gz. 113: 4

gebed

collecte

zingen:     Gz. 114: 1,3,7

zegen

amen:       Gz. 37: 8

————————————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

Vragen rond leven en dood vragen regelmatig  indringend de aandacht.

Zoals rond al of niet euthanasie,  en ook hulp bij zelfdoding, onlangs weer in het nieuws toen iemand zijn moeder van 99 geholpen had, die niet ernstig ziek was maar toch niet langer  wilde leven.

Wat de laatste tijd veel aandacht vraagt en veel mensen schokt, zijn jongeren die een eind aan hun leven maken, en meer dan eens omdat ze jarenlang zijn gepest en het uiteindelijk niet meer aan kunnen – vreselijk als dat je overkomt – als het zover komt met een mens -hoe kun je het voorkomen?

Wat voor lessen kun je eruit trekken: als jongere, ouders, school, overheid, omgeving…?

 

Voorbeelden die ons in elk geval kunnen leren dat we  niet makkelijk over veel ellende en lijden heen moeten praten, of ons er met een paar simpele volzinnen of bijbelteksten vanaf maken.

Er moet echt heel wat aan de hand zijn, wil een mens verlangen naar de dood, zover gaan dat hij erover praat met zijn familie en met z’n dokter, of zover komen dat hij of zij zelf een eind aan maakt.

Artsen en andere hulpverleners krijgen te maken met schrijnende gevallen en komen soms voor verschrikkelijk moeilijke vragen en afwegingen te staan,om nog maar te zwijgen van het verdriet en de machteloosheid bij wie het naast staan…en vreselijk als iemand dichtbij voor de dood kiest…

 

Het is weinig zinvol, en het helpt niet om als buitenstaanders te oordelen laat staan te veroordelen.

Trouwens, we hebben meer dan genoeg aan onszelf en aan elkaar:

Hoe staan we zelf om met het leven en hoe kijken we aan tegen de dood?

Hebben we echt steun en houvast aan die troost die we belijden in zondag 22 –

of denken we diep in ons hart: eigenlijk is dat toch maar een schrale troost,

want je krijgt er je overleden geliefden toch niet mee terug en de pijn blijft….

en stel dat ik zelf ondraaglijk lijd, veel pijn heb, dat ik aftakel tot op het bot…?

Of dat ik dat moet meemaken en aanzien met iemand van wie ik vreselijk veel houd?

En ook: hoe kunnen we als gelovigen elkaar niet goedkope maar echte troost bieden?

 

               en toch: er is hoop!

1. ondanks de laatste vijand;

2. dankzij de laatste Adam;

3. tot aan de laatste snik.

 

1. en toch er is hoop!  ondanks de laatste vijand.

 

Niets dan ellende brengt mij jullie troost!” – “Jullie zijn armzalige troosters” (NBG-51)

Dat gooit Job eruit aan het adres van zijn drie vrienden (16:2)

Toch was het goed begonnen.

Ze bleven niet weg toen Job het zo moeilijk had maar zochten hem op.

In 2:11 staat: “samen gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten”.

Wat is daar vaak moed voor nodig, om te reageren naar iemand die iets ergs is overkomen:

een plotseling sterfgeval, een ernstige mededeling van de dokter, een erg ongeluk…..

Je wacht vaak liever af, omdat je er geen raad mee weet, stelt uit: wat moet ik zeggen?

 

Nou, je hoeft niet zoveel te zeggen. ‘Er zijn’ , dat is het allervoornaamste.

“Zeven dagen en  zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen,  want ze zagen hoe vreselijk hij leed” (2:13) . Ze waren Job tot steun. Echte vrienden.

Iemand merkt op:  “Troost mislukt, als je iemand voor de voeten loopt met jouw invulling

van zijn of haar emoties, jouw teksten, jouw verklaringen, jouw lichtpuntjes”.

Troosten is in de eerste plaats luisteren. Dat doen die drie mannen.

Het gezegde luidt: “in de nood leer je je vrienden kennen”. Job heeft zijn vrienden leren kennen”.

 

Totdat Job ineens losbarst. En dingen zegt waar die vrienden van schrikken.

Zoals wij ervan kunnen schrikken: hoe kan een gelovig mens dat zeggen?

Het is ook niet niks wat Job eruit gooit: was ik maar nooit geboren,

was ik maar voor m’n geboorte overleden, dan had ik nou tenminste rust.

 

Als we zo lezen wat we net van Job gelezen hebben, lijkt dat ver af te staan

van die troost waar zondag 22 ons uitzicht mee wil bieden tot over het graf heen.

Je krijgt zelfs de indruk dat Job dicht in de buurt komt van de dood als eindstation.

In 10:21-22 noemt hij sterven:   voorgoed vertrekken “naar het land van diepe donkerte,

van de diepzwarte chaos, van het nachtzwarte licht!”

In hoofdstuk 14 vergelijkt hij de mens die sterft met een omgehakte boom

en die vergelijking valt uit in het nadeel van de mens: een boomstronk kan weer uitlopen,

maar als een mens sterft, gaat hij liggen en staat niet meer op, hij wordt niet meer wakker.

“Als een mens sterft-  kan hij dan herleven?”   Nee toch?

“Zo doet U de hoop van de mens teniet” ,  slingert Job God in zijn gezicht.

 

We zijn geneigd te zeggen: maar weet Job dan niet van de opstanding van het lichaam?

Geloofde Job dan niet dat er leven is na de dood, omdat God je vasthoudt?

Het antwoord hebben we misschien vlot klaar: de gelovigen van het oude testament

wisten nog niet wat wij weten: dat Jezus de schuld betaald en de dood overwonnen heeft.

In het OT is nog veel schemerig waar in het NT helder licht over schijnt…

Nou, dat is ook waar, maar daar wou ik het nou even niet over hebben.

Ik wou u voorstellen gewoon eens naast Job te gaan zitten en te luisteren..

en hem niet als die vrienden in de rede te vallen en lastig te vallen

met hun goedbedoelde invullingen en verklaringen.

Zo van: maar je gelooft toch, je kent je bijbeltje toch, er is toch hoop als een mens sterft…?

Te vaak en te gauw staan we ermee klaar: God zal met wat is gebeurd wel een bedoeling hebben;

en:  hij/zij is nu toch in de hemel en daar is het toch veel fijner…natuurlijk, maar ik kan hem niet missen, zij is er niet meer….en dat doet zo vreselijk pijn! ik kom er maar niet mee klaar….

Wat Job allemaal zo rauw en keihard verwoordt, dat is toch gewoon

wat je om je heen zien en hoe je het zelf voelt, wat je elke keer maar weer meemaakt?

dat een mens maar kort leeft, als een bloem die even bloeit en dan verwelkt en afsterft?

dat de dood alles kapotscheurt wat een mens bindt aan dit leven en aan z’n geliefden?

dat als je begraven wordt, je dat ervaart als een definitief afscheid: nooit komt hij/zij terug!

ja, maar ook dat het bestaan hier zo zwaar kan zijn en het lijden zo ondraaglijk,

dat een mens zover kan komen dat hij zegt: alles, zelfs doodgaan, is beter dan dit!!

Wie dat probeert te verbloemen of rechtzinnig weg te verklaren, is een armzalig trooster.

De bijbel troost anders, doet dat echt, juist door lijden en dood helemaal serieus te nemen.

Daarom staat ook zo’n boek als Job en zo’n psalm als psalm 88 in de bijbel.

Het mag gezegd en het moet gehoord worden:

waarom doet God nou zo…waarom moet dit nou?

Juist als je gelooft – zoals Job deed – kan het zo vreselijk moeilijk zijn!

 

Job staat vaak model als de lijdende mens bij uitstek.

Maar dan moet iedereen ook dit van hem willen horen en leren:

er is er maar Eén die beschikt over het leven, en dat is God die het leven gegeven heeft.

Dat zei Job meteen al toen hem alles afgepakt was, en dat is hij blijven volhouden:

  de Here heeft gegeven, de Here heeft genomen.

Het komt terug in 14: 5: dat de dagen van de mens vaststaan, dat God het aantal maanden

dat de mens leeft bepaalt, en de grens stelt die je als mens niet kunt overschrijden.

En dat geldt naar twee kanten:  je kunt niet je leven verlengen, je mag het ook niet verkorten.

 

Job is er diep onderdoor gegaan…hij wist wat ondraaglijk lijden was…

en hij kende momenten dat hij zelfs openlijk verlangde naar de dood…..

maar dan legde hij dat altijd aan God voor die daar als enige over gaat:

Here, ik kan niet meer, eigenlijk wil ik maar liever er niet meer zijn…ik wil rust!

Tegelijk wist Job wel dat de dood niet de oplossing is.

Soms lijkt het wel zo, b.v. in 17: 13: “mijn huis staat in het dodenrijk, in de duisternis

spreid ik mijn bed. Tot het graf roep ik: ‘Jij bent mijn vader!, en tot de wormen:

‘moeder, zuster'” –– iemand maakt er de opmerking bij; dan is de dood wel in de familie

opgenomen!-nou, dan is er ook echt geen uitzicht meer – dat is het wel hopeloos en troosteloos…

Dat is de klacht van Job ook – en neem die maar serieus want die klacht is de wereld niet uit –

“waar is dan mijn hoop, mijn hoop, wie kan die nog bespeuren?”.

Maar daar is Job wel naar op zoek, hij krabt langs de muren van de ellende naar een uitweg.

 

Er is geen sprake van dat Job bedoelt dat de dood een oplossing zou zijn,

als toch niet meer dan een biologisch proces dat nou eenmaal bij het leven hoort.

Nee, de dood is de laatste grimmige vijand die elk mens aan het eind tegenkomt.

En daar windt de bijbel geen doekjes om, daar komt een Job onverbloemd voor uit…

maar hij legt zich er ook niet bij neer, hij worstelt om er bovenuit te komen.

Want hij kende God als zijn Schepper. God is toch de God van het leven…

en daarom kan het toch niet en mag het toch niet dat de dood het laatste woord heeft.

Zoals wij er tegen aan lopen, tegen de verwoestende kracht die die vijand nog heeft

maar als we weten van de levende God en een levende Heer, we grijpen naar troost

en het houvast: en toch, er is hoop, dankzij de laatste Adam die de dood te sterk is.

 

2. en toch is er hoop!   dankzij de laatste Adam.

 

Nee, de dood hoort van huis niet in thuis in Gods wereld.

Dat wist Job ook wel. Dat dood te maken heeft met zonde, en dat hij niet zonder zonde is-maar dat wat hij moet lijden, over hem komt als vergelding voor erge zonden, dat wil er niet in bij hem.

En dat terwijl zijn vrienden de oplossing klaar hadden: Job, biecht maar op wat je op je kerfstok hebt,

want de geloofsleer zegt toch dat God de goeden beloont en de kwaden straft – nou dan!

Job kan daar in zijn eigen geval niet mee uit de voeten – waar heb ik dit erge aan verdiend?

 

Kijk, en zie je wat opmerkelijks in het spreken van Job.

Dat hij namelijk zich beroept op God tegenover God.

Hij voelt zich staan voor Gods rechtbank, nota bene aangeklaagd door zijn eigen vrienden

en die schijnen gelijk te hebben ook dat God hem straft voor waar Job geen weet van heeft.

Nou, zo in het nauw zoek je de beste advocaat die je maar kunt krijgen….en dat is God zelf!

Kijk maar naar dat merkwaardige dat Job zegt in 17: 3: “God, stel uzelf borg voor mij, want wie staat er anders voor mij in?” – in de vorige vertaling nog meer bijzonder: “Stel uzelf als mijn borg bij U”.

Wilt U in dat proces dat U me aandoet, en waarin U de Rechter bent, ook mijn Advocaat zijn?

 

Ik weet niet hoe het u gaat, maar ik vind dat verrassend en bevrijdend.

Wat kun je juist als kind van God het soms moeilijk hebben met wat je overkomt.

Extra moeilijk als je eraan vast wilt houden dat niets buiten God om gaat…..dat was juist

het probleem voor Job, dat God hem dat lijden aano, als dat deed: waarom, waarom?

Maar dan kiest Job niet voor de vluchtweg van veel mensen vandaag:

God zal wel niks met dat lijden te maken hebben, God kan het ook niet helpen.

Nee, Job legt zijn zaak aan de Here voor, en smeekt God het voor hem op te nemen

…niet zozeer tegen zijn vrienden, ook dat, maar vooral: tegen God zelf.

Ziet u hoe nog zo diep in het OT de figuur van de grote Advocaat al komt opdoemen:

Jezus Christus, Gods eigen Zoon, die voor mensen als Job en u en ik pleit bij de Vader….

en die zelfs zijn leven ervoor gegeven heeft om Job en om ons het leven te redden?

 

Ja, en de gelovigen onder het oude verbond konden zich er ook niet bij neerleggen

dat de dood het einde zou zijn: God laat toch niet los wat Hij zelf maakt en uitkiest.

Later is de Here Jezus er helder over: God is geen God van doden maar van levenden-

voor Hem leven ze allen die al lang gestorven zijn.

Je vindt dat geloof toch ook al bij Job al doorschemeren en zelfs doorbreken.

Al worstelend en zoekend naar een uitweg hoor je verlangen doortrillen:

zou een dode weer tot leven kunnen komen? je zou zeggen: wat een vraag, nee natuurlijk

maar daar kun je als je in de God van het leven gelooft toch niet in berusten?

nee, dan verlang je naar meer, grijp je naar leven zelfs over het graf heen

hoor maar:                 als een mens sterft – kan hij dan herleven? 

o, als dat eens waar was…dan zou ik heel mijn tijd uitdienen,

                                      totdat ik werd afgelost,

                                     U zou me roepen en ik zou antwoorden,

                                     U zou terugverlangennaar het werk van uw handen.

Ja, en dan zouden de zonden vergeven en vergeten zijn:

                                     U zou al mijn stappen tellen maar geen acht slaan op mijn zonden.

U zou mijn wandaad in een buidel weggesloten hebben

                                     en mijn  fouten hebben toegedekt.

 

Gemeente, dankzij de Here Jezus – die Paulus later de laatste Adam noemt –

is dat heerlijk werkelijk geworden: volkomen verzoening van al onze zonden.

Die zonden worden weggedaan zover het oosten verwijderd is van het westen,

ze worden gedumpt in de diepe oceaan om nooit meer opgedoken te worden.

 

En dat maakt het sterven en het graf ook totaal anders.

We hebben dat beleden in zondag 16: sterven is niet meer straf voor de zonden

maar voorgoed van zonden en de gevolgen ervan verlost krijgen we eeuwig leven.

Zoals we het vanmorgen vierden: er is dankzij Jezus’ dood voor ons eeuwig leven.

Die troost mogen we meenemen door moeiten heen en tegen de dood in:

als ons leven met Christus is, komen we als we sterven nog dichter bij Hem..

en hebben we uitzicht op een compleet herstel als ook ons lichaam heerlijk wordt opgewekt.

 

God heeft dat licht ook al voor Job doen opgaan midden op de puinhoop van zijn leven

met een ziek en verminkt lichaam en eenzaam zelfs in zijn huwelijk en onze zijn vrienden:

maar ik weet: mijn redder,  leeft!  Eens zal Hij komen en dan wordt het goed.

Wat een evangelie al: hoezeer mijn huid is geschonden, en straks verteert in het graf,

zal ik met eigen ogen mijn God aanschouwen. In de hemel eerst. En straks hier op aarde.

Daar wordt lijden niet minder van. Daar wordt sterven niet minder afbraak door.

En toch: er is hoop. Leven zelfs als je moet sterven.

Ik weet: mijn redder leeft! en ik zal leven! Nee, mooier nog: ik mag nu al echt leven!

 

3. en toch is er hoop.  tot aan de laatste snik.

 

Ik bedoel dat anders dan de gewoonlijke betekenis.

Tot je laatste snik wil zeggen: tot het eind van je leven, tot je de laatste adem uitblaast.

Nou, zolang mag je op je Heer hopen, en je Vader aanroepen, zelfs in de allermoeilijkste momenten.

Die verwachting kan een mens helpen om vol te houden.

Als je zonder God alleen bestaat tussen wieg en graf…en het wordt echt uitzichtloos moeilijk

of het leven heeft je voor jouw besef niks meer te bieden, waarom stap je er niet uit?

Maar als je mag geloven dat de heerlijkheid straks veel groter is dan nu het lijden zwaar,

mag je uitkijken naar je God die op je wacht en die op zijn tijd zijn kinderen thuishaalt..

en met God ernaar hunkeren: in dit lichaam zal ik God aanschouwen. Hoop die leven doet.

 

Maar ik bedoel met dit ‘tot aan de laatste snik’ dat we nog verder vooruit mogen  kijken.

Want er komt een dag dat echt voor het allerlaatst gehuild en gerouwd en geleden is.

Als die volkomen heerlijkheid komt en de laatste traan door God zelf is gedroogd.

En alleen nog het lied overblijft: om God daarin eeuwig te prijzen!

Een mooi vooruitzicht, om elkaar mee te bemoedigen.

Geve God dat bij al die vragen rond leven en dood

van zovelen die niet weten waar ze het moeten zoeken

of die zo moeten lijden dat het niet meer te dragen is voor een mens…

zijn evangelie en zijn christenen een reddingsboei voor velen mogen zijn – tot leven!

                                                       amen