1 Timoteüs 4: 14: Goed voorbeeld doet volgen (bevestiging ambtsdragers)

liturgie morgendienst zondag 16 juni 2013

(gezongen) votum en groet

zingen:    Gz. 19 (met koor)

wet van de HEER

zingen:    Ps. 135: 1,8

gebed

Schriftlezing:   1 Tim. 4: 6- 16

zingen:   Lied 100: 1,2,12,13,16

verkondiging:  1  Tim. 4: 12   Goed voorbeeld doet volgen

zingen:   Gz. 163 (1,2,3)

bevestiging ouderling en diaken

zingen (staande, met koor): Ps. 134: 3

gebed

collecte

zingen:   Gz. 131: 3,4,6,9

zegen

amen:     Lied 456: 3

————————————————————————————————————————-

 

Beste broeders Hospers en Wimmenhove, broeders en zusters, gemeente van onze Heer,

 

‘Je jeugdige leeftijd’ – nou ja, maar zo jong toch ook weer niet:  bijna of al wat langer  dertiger..

Je moet weten dat in de tijd dat dit geschreven werd, mensen beneden de vijftig nog tot

de junioren gerekend werden, anders dan tegenwoordig nu je boven de 30 al voor heel

wat banen te oud en te duur geacht wordt, laat staan als je een vijftiger of zestiger bent.

Ja, en als je dus in de tijd van Paulus dan als dertiger iemand van boven de vijftig ergens op

zou willen aanspreken, laat staan een oudere de les zou lezen, waar haal je het lef vandaan:

jij komt net kijken, dacht je het beter te weten dan ik met zoveel meer levenservaring …..?

Dat verklaart waarom de al oudere Paulus de dertiger Timoteüs een hart onder de riem steekt

en hem meegeeft dat hij zich niet als nog te jong moet laten afserveren, want als je

van God een taak krijgt, is niet je leeftijd bepalend maar de roeping van God zelf.

 

Nou, dat mogen jullie ook ter harte nemen voor jullie werk als ouderling of diaken.

Want als is het waar dat jullie niet meer piepjong zijn, het is wel voor jullie alle twee

voor het eerst dat deze taak in de kerk op je afkomt, en dus missen jullie nog de ervaring –

maar dat is geen reden om minder serieus genomen te worden of je te laten wegdrukken.

 

Eerder al kwam Paulus op voor zijn leerling en medewerker die hij naar Efeze had gestuurd om

daar als voorganger te werken,  en hij schreef aan de gemeente daar:

“Zorg ervoor dat u Timoteüs niet  afschrikt wanneer hij bij u komt, want hij werkt net als ik ten dienste van de Heer. Dus niemand mag op hem neerzien. Zorg er ook voor dat hij veilig naar mij

terug kan reizen, want ik zie naar hem uit, net als de andere broeders en zusters.”   (1 Kor.  16: 10-11)

 

Hier is de spits net wat anders dan in de brief aan de kerk van Efeze – wat ook voor de hand ligt

want daar spreekt Paulus de gemeenteleden toe, en in deze brief wordt Timoteüs aangesproken:

Sta niemand toe dat hij vanwege je jeugdige leeftijd op je neerkijkt”  – Timoteüs ,dat moet je

niet laten gebeuren, dat is niet iets dat je overkomt maar daar kun je zelf het nodige aan doen.

En let er dan op wat Paulus aan adviezen meegeeft aan Timoteüs voor zijn houding en voor

zijn werken in de gemeente, om ervoor te zorgen dat zijn nog jong zijn hem niet in de weg zit.

 

Dat is in elk geval niet dat hij zich vooral moet laten gelden als iemand die ook best al heel wat

weet en heel wat kan, ook niet dat hij op zijn ambtelijke strepen moet gaan staan: maar ik ben

nou eenmaal door God geroepen, ik ben ambtsdrager, en dus moet je mij serieus nemen en

moet je naar mij luisteren!   Je herkent het wel: maar ik ben je wijkouderling of je wijkdiaken.

Je weet je zwak, misschien in de hoek gedrukt of aangevallen, en je maakt je daarmee sterk.

 

Maar dat is nou net niet de houding die past als je geroepen en gestuurd wordt van God uit.

In vers 6 heeft Paulus het over die houding: “wanneer je dit de broeders en zusters voorhoudt” –

en dan is ‘dit’  wat in het eerste deel van de brief is langs gekomen vanuit het evangelie – “zul je

een goed dienaar van Christus Jezus zijn” – de houding die je past als God je een taak geeft, is

de houding van dienstbaarheid – tegenover je Opdrachtgever en ook tegenover elkaar – en

dat wordt in ons tekstvers meer concreet uitgewerkt voor Timoteüs maar ook voor ons/jullie.

 

Wat helpt om te voorkomen dat ze op je neer zouden kijken, zegt Paulus tegen Timoteüs ( b.v. omdat jij heel wat jonger bent dan die ander, of nog niet zoveel ervaring hebt) dat is niet op je tenen gaan lopen om jezelf maar te bewijzen of op je strepen gaan staan  en je laten gelden vanuit een bepaalde gezagspositie- maar, zoals in de tekst staat:  “wees voor de gelovigen een voorbeeld”.

Daar kun je achter horen dat je het respect dat je mag verwachten, het gezag dat die taak met zich

meebrengt, toch ook moet verdienen, dat je echt moet proberen te zijn, eerlijk, uit één stuk, zodat

ze  door wat jij zegt heen je Heer kunnen horen en in hoe jij leeft iets van je Heer gaan herkennen.

 

Ja maar,ga dat niet verkeerd invullen en toepassen, trek het niet scheef en maak het niet loodzwaar.

Ik bedoel daarmee dat als je ouderling bent of diaken, of dominee, je wel moet beantwoorden aan

wat al die verschillende mensen van jou, en zomaar ook van je gezin, denken te moeten verwachten.

En dan je daarom afrekenen als je in de ogen van deze of gene dingen denkt of zegt of doet die je toch niet zou verwachten van een ouderling, die je als diaken toch niet maken kunt….en dan wordt

niet alleen naar jouzelf gekeken maar ook naar je vrouw, je kinderen, en ook die voelen de druk want

er wordt extra op je gelet en als zoon of dochter van…kun je daar soms je leven lang last van hebben.

Er zijn heel wat nare verhalen over van domineeskinderen maar ook van anderen die in hun jeugd

de druk hebben gevoeld van ‘voorbeeld-ig’ moeten zijn ‘om de mensen’, vanwege sociale controle.

Dat levert ook veel onechtheid op, én het blijft oppervlakkig, het is de buitenkant, alleen het gedrag.

 

Maar wat moest Timoteüs dan met wat zijn leermeester hem meegaf, en wat moeten wij ermee?

We worden meteen al een beetje op weg geholpen door wat er letterlijk staat: tupos,wees een type -en dat woord betekent oorspronkelijk iets als: model, zeg maar rolmodel, een  identificatiefiguur.

Je komt overal tegen dat mensen in onze tijd – zeker jonge mensen – met veel onzekerheid en snelle veranderingen  – behoefte hebben aan identificatiefiguren, mensen die hen aanspreken en waar

ze vertrouwen in hebben, die door hun houding en optreden anderen stimuleren en meenemen.

Dat kan je vader of moeder zijn, je opa, of een populaire klasgenoot, een sportheld, een popster… Voorbeeldfiguren die een positieve of een negatieve invloed kunnen hebben op het gedrag van

anderen en die als het bekende figuren zijn zelfs de loop van de geschiedenis kunnen veranderen.

 

Met dat in het achterhoofd wordt het al wat helderder: wees voor de gelovigen een voorbeeld“.

Dat is niet dingen doen of laten ‘om de mensen’, je maar anders voordoen dan je eigenlijk bent om je eigen positie of reputatie, maar het is eerlijk en oprecht leven, en durven zeggen wat je denkt en zijn wie je bent, rechtdoorzee, zodat anderen op je aan kunnen en weten wat ze aan je hebben –

en daarin een voorbeeld nemen aan de Here Jezus die ook vaak weerstand opriepen heilige huisjes niet spaarde, omdat het Hem niet ging om eigen rust of voordeel maar om te dienen:

God zijn Vader boven alles, en de mensen die Hij wilde redden, ten koste van zichzelf.

 

Een voorbeeld zijn is dus niet een bepaald gewenst gedrag vertonen of doen wat ‘men’  van je

verwacht, maar het is waar anderen steun aan kunnen hebben en vertrouwen in hebben, b.v.

doordat ze weten dat je wat je in vertrouwen verteld is ook vertrouwelijk zult houden, dat je

echt geïnteresseerd bent in hem of haar, dat je niet alles en iedereen vanuit jezelf bekijkt en

beoordeelt en zelfs veroordeelt vanuit je eigen standpunt, dat je meent wat je zegt, dat je

goed omgaat wat geld waar je het beheer over hebt, en dat je niet mooi praat maar heel anders

denkt of doet, dat je ook gewoon eerlijk toegeeft dat je iets niet weet, dat je wilt meedenken maar ook de oplossing niet of nog niet hebt, en dat je ook graag van anderen wilt leren…………en zo is er

nog wel meer, kort en goed: gewoon jezelf zijn, met je mogelijkheden en je beperkingen, en net als

elk mens afhankelijk van Gods genade – niet een heilig boontje maar een zondaar die verlossing en

vergeving nodig heeft, en die – net als Paulus dat over zichzelf schrijft (Rom. 7): “wat ik verlang te doen, het goede, laat ik (veel te vaak) na, en wat ik niet wil doen, het kwade, doe ik (al te vaak)”…en in een andere brief: ik ben er nog lang niet maar ik houd vol om het doel te bereiken.  

Als je er zo in staat, ben je niet een onbereikbaar onaantastbare halve heilige – die vroeg of laat

zomaar van zijn voetstuk valt met alle schade daarvan –  maar iemand die naast mensen kan staan

om ze een steuntje in de rug te geven of weer overeind te helpen, denk maar weer aan dat beeld

van het lichaam met die hand en die voet, en dat samen pijn lijden en dat met anderen blij zijn.

 

Dan komt het op zijn plek wat hier staat: wees een voorbeeld voor de gelovigen, voor je broers

en zussen: in wat je zegt – en vergeet dan niet eerst te luisteren en nog eens te luisteren en

durf ook open staan voor kritische tegengeluiden en feedback; in wat je doet (en laat), zodat niet je woorden stukbreken op je daden; in liefde: dat is echte en niet gespeelde betrokkenheid, dat is

openheid en vertrouwen geven, kwetsbaar durven zijn om die ander ruimte te geven, en dat is

de minste willen zijn zonder over je te laten lopen, dat is ook durven aanspreken en waarschuwen

om – vers 16 – wie naar je luisteren te redden;  in geloof – weer niet rechtzinnige woorden weten te

zeggen maar geloofsvertrouwen uitstralen en niet alleen geloofstaal spreken maar geloofsleven

hebben; en in zuiverheid – je kunt denken aan transparant zijn maar ook aan integer zijn – dat je de ander respecteert en ook dat je situaties probeert te vermijden waarin je jezelf en de ander op

onzuivere gedachten of tot schadelijk gedrag kunt brengen – ik denk ook aan seksueel misbruik

in pastorale relaties of wat daar dicht bij in de buurt komt – en aan misbruik van vertrouwen….

 

Nou, dat is nogal wat, en als je dat allemaal zo hoort en dit en meer in de bijbel leest, kun je

zomaar daarvoor terugschrikken: een voorbeeld zijn, ik, maar kan ik dat wel, en: hoe kan dat?

Uit wat we gelezen hebben haal ik twee hoofdlijnen, die door deze verzen heenlopen:

 

1e.  Paulus is er eerlijk over dat het inspanning kost en geen mens vanzelf komt aanwaaien.

Wat trouwens niet alleen geldt voor bijzondere taken in de kerk en voor speciale mensen maar voor elk mens en voor alle gelovigen, dat heet de (wed)strijd van het geloof.  Zoals wel vaker gebruikt Paulus het voorbeeld van de sport waarvoor training nodig is  – en als een sporter

daar al  veel tijd en energie in stopt terwijl het gaat om roem die tijdelijk is, des te meer is het

de moeite waard je te trainen in een ‘vroom leven’, dat is een leven gericht op God en op het

belang van je medemensen, een leven dat dankzij Jezus’ redding eeuwig duurzaam zal zijn.

Nou en trainen kost inspanning, Paulus sluit zichzelf erbij in: “hiervoor  zwoegen en strijden

wij” – en hij wist wat hij zei, hij kon uit ervaring spreken, als een voorbeeld voor Timoteüs.

 

Kijk, en er staat ook wat de hoofdbestanddelen van die training zijn , dat staat in vers 6:

“een goed dienaar van Christus Jezus, gevoed door de woorden van het geloof en en de

juiste leer” – zoals goede voeding voor een mens van het grootste belang is, denk aan je

kinderen in de groei, maar ook aan sporters – goede voeding bouwt, doping breekt af.

 

 

2e. Je mag vertrouwen op de gaven die God heeft gegeven en blijft geven, door zijn

Geest – Paulus bemoedigde Timoteüs door hem te herinneren aan wat hij meegekregen had – van thuis al, met dank aan zijn moeder en zijn oma,    en later van Paulus – maar vooral.

de genade die je is geschonken, bevestigd met handoplegging, en met dank aan dé Vader!

En blijf erom bidden, om de wijsheid, het geloof, de liefde, alles wat je maar nodig hebt.

 

Neem het mee, broeders, en u en jullie allemaal, van vandaag en na vandaag – dat begin:

Onze hulp is de naam van de HEER – eeuwig duurt zijn trouw – Hij laat het werk van zijn

handen – u, jou, zijn gemeente –  niet los!                  

                                                                              amen

Romeinen 8: 12-17 en 26: Voel je vrij! (jeugd-themadienst samen met CGK)

Liturgie jeugd-themadienst zondag 9 juni 2013,  samen met CGK

 

Kerkenraad en dominee komen binnen

Welkom

We gaan staan en  zingen:   Opwekking 281   (= GK 158)

Stil gebed

Belijdenis van onze afhankelijkheid van God en begroeting namens God

We gaan zitten

Zingen:                   Ps. 25: 2,6       

Gebed om de hulp van de Heilige Geest

Bijbellezing:  Romeinen 8: 12-17 en 26-28

Zingen:               Gz. 477 (1,2)

De dominee preekt …..Thema:  Voel je vrij!

Zingen                 Opwekking

We danken en doen voorbede

De gaven worden ingezameld – Zingen Opwekking 167  (= GK 167)

We belijden  (staande) ons geloof   Opwekking 347

Zegen

Zingen:               Opwekking 602                

———————————————————————————————————————-

 

Beste mensen, jullie en u ook, samen gemeente van onze Heer,

 

Voel je vrij!

Ik heb daar een uitroepteken achter gezet.

 

Maar moet je als je dat zo leest bij Paulus, daar niet eerder een vraagteken achter zetten?

Neem nou dat eerste vers van zonet: “we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil” – daar heb je het weer: je mag dit niet en dat niet, juist allerlei spannende enleuke dingen, en je moet een heleboel wat mensen en vooral ook wat God van je verwacht.

 

Veel mensen kijken zo tegen gelovigen en tegen de kerk aan:

er moet veel, en je mag weinig.

Dan kan Paulus wel zeggen dat je als je gelooft geen slaaf bent maar juist vrij. Dat is mooi.

Maar  hij schrijft ook dat je je eigen wil moet doden,

en je moet laten leiden door Gods Geest.

Is dat niet: wat jij wil is zo belangrijk niet?

Je moet gaan willen wat God van jou en met jou wil?

En ook in de kerk hoor je nog al eens dat je niet moet gaan voor wat jijzelf allemaal wilt en leuk vindt, maar dat het pas goed is als je het voor God doet – ook wat je eigenlijk niet wilt.

 

vraag

Wie herkent dat bij zichzelf, dat het best vaak lastig voelt, als vooral veel moeten?

 

Toch houd ik vol dat de kern van dit bijbelstukje is wat ik net zei,

met dat thema: voel je vrij.

In de reacties die ik van sommigen van jullie vooraf kreeg,

is dat ook wel overgekomen:

“mijn geloof geeft me de vrijheid dat ik een basis heb waarop ik terug kan vallen”; en:   “het is maar wat  je onder vrijheid verstaat, toch niet dat alles maar moet kunnen (zoals echtbreuk en je vol zuipen, en je eigen ideeën volgen) Tegelijk ook de erkenning dat het lastig kan zijn: “het gevecht om onze eigen greep op het leven los te laten en in handen te leggen van God door ons over te geven aan de Geest is een gevecht van iedere dag”.

Zomaar wat reacties die ik kreeg via de mail.

 

Precies de spijker op de kop denk ik.

Precies waar Paulus het in deze verzen over heeft.

De mensen waaraan hij deze brief heeft geschreven ,

die christenen in Rome, hadden allemaal zo hun eigen verleden waarin ze achter allerlei idealen waren aangelopen en met van alles en nog wat druk waren geweest.

Wat Paulus eerder in deze brief noemt dat ze slaven waren van de zonde.

 

Denk aan de vroegere heidenen met hun verering van Griekse en Romeinse goden,met alle onzekerheid en angst die daarbij hoorden want je moest die goden tevreden stellen door steeds weer offers te brengen en je aan allerlei rituelen te houden,  uit angst dat die goden je anders zouden straffen

En ze waren zich ook te buiten gegaan aan andere zaken als seksuele

ontsporingen in het kader van hun godsdienst, en aan bedrog en doodslag.

In de eerste hoofdstukken van deze brief doet Paulus er een boekje over open.

 

Ook de christenen van joodse komaf hadden als het ware gevangen gezeten

want je moest je stipt aan de wet van God houden en ook nog aan regels die mensen daarbij bedacht hadden om maar God te vriend te houden en niet voor je zonden gestraft te worden.

Denk maar aan veel strengere regels over de sabbat dan God gegeven had waardoor je bijna niks meer mocht, om maar te zorgen dat ze niets fout deden – ook daar zat dus angst achter.

 

Nou, en daar waren ze van bevrijd toen ze waren gaan geloven in Jezus die voor onze zonden heeft betaald, die de straf heeft gedragen, en ons van slaven heeft gemaakt tot Gods kinderen.

Dit hoofdstuk begint ermee: “wie in Christus Jezus zijn” – wie in Hem geloven en bij Hem horen -“worden niet meer veroordeeld” – en: wat wij zelf niet konden, dat heeft Jezus voor ons gedaan.

 

Nou, en als je dat weet, als je zo in het leven mag staan, gaat het anders klinken, dat vers 12 – en luister goed hoe het er staat: “we hoeven ons niet langer te laten leiden door onze eigen wil“.

Hé, er staat niet dat je niet mag doen wat je zelf wilt, maar dat dat niet langer hoeft – dat ik dus niet meer een gevangene ben van wat er allemaal in mezelf opkomt, en wat al te vaak wordt beïnvloed door wat mensen van me vinden of van me verwachten, en wat ik zelf denk waar te moeten maken en dat  ik denk dat ik mezelf neer moet zetten, onzeker en gestresst als ik vaak ben.

Zoals een van jullie aangaf: ik moet vaak hoog presteren van mezelf doordat ik perfectionistisch ben, en dat geeft me wel druk.

Ik snap dat goed, je bent niet de enige, en elke dag worden er weer prestaties verwacht: dat werkstuk voor school, dat examen, dat sollicitatiegesprek….

En als ik voor mezelf spreek dat het best spannend is zo’n dienst als vanavond: wat zullen ze ervan vinden, en erover zeggen straks – en ik denk zomaar dat er veel meer mensen- ook ouders en ouderen – lijden onder druk en stress.

 

Als je christen bent, komt er zelfs als we niet oppassen nog meer bij aan vragen en twijfels, zo van: wat zullen mijn vrienden wel denken als ik laat merken dat ik geloof en naar de kerk ga, en aan de andere kant:  wat vindt God van me? Denk ik niet te weinig aan Hem, en wat als ik vaak vergeet te bidden en als ik zo weinig in de bijbel lees ….. het staat er toch maar dat Jezus de allerbelangrijkste voor me moet zijn…maar is dat wel zo?

Als ik eerlijk ben, zijn er mensen en dingen waar ik als het erop aan komt, eerder voor ga en veel meer tijd in stop en die heel veel voor mij betekenen –  ik wil ook wel geloven in God en dat Jezus ook voor mij gestorven is, maar dat staat best ver van me af en dat verandert niet zo heel veel in mijn leven….

Je kunt je er schuldig over voelen en je probeert het morgen beter te doen maar het mislukt steeds.

 

Wat ik vanavond wil proberen helder te krijgen – en wat Paulus volgens mij bedoelt – is dat dat helemaal waar is dat Jezus de allerbelangrijkste voor ons wil zijn- en dat als je een kind van God bent de Heilige Geest de leiding wil hebben in je leven -maar dat dat niet een keurslijf is waardoor je geen kant meer op kunt, en je maar jezelf moet weggooien maar dat je dan pas echt een vrij mens kunt zijn, die mens zoals God bedoeld heeft, zodat  je jezelf kunt zijn, gemaakt naar Gods beeld.   En hoe meer dat gaat gebeuren, doordat de Geest in je werkt, des meer wil je zelf niet anders meer.

 

Zoals een van jullie ook dat mooi opschreef: “ik vind belangrijker om Jezus te volgen en God te eren dan dingen te doen die God niet wil, en daarom voel ik me vrij. Ik ben niet meer zo gebonden aan dingen die mensen (vooral niet christenen)  om me heen zeggen”.

Je weet je geliefd door God.

 

Weet je:  als  je Christus de eerste plek in je leven geeft, betekent dat niet dat al dat andere dat belangrijk voor ons is en wat we mooi en leuk vinden, en waar we veel – soms  te veel – tijd in stoppen,  verboden is of onbelangrijk of ineens niet meer waardevol:  muziek, sport, relaties, je gezondheid,  je uiterlijk, mooie

dingen die graag wil hebben, sociale media, je  studie of je werk.

 

Ze komen juist op de goede plek te staan en worden er alleen nog maar mooier door – niet meer een macht boven je of een druk op je, maar iets dat je van God krijgt en waar Jezus zijn leven voor gaf.

Allemaal dingen waar je in volle vrijheid van mag genieten maar die niet onmisbaar voor je zijn en waar niet je leven vanaf hangt.

Je wereld stort niet in als je wat mist, want je ziet aan Jezus dat het niet in die uiterlijke dingen zit maar dat je als mens waardevol bent voor God en voor mensen om je heen, en dat het erop aan komt dat je beantwoordt aan hoe je bedoeld bent.

 

Nou en dat is waar de Heilige Geest ons van wil overtuigen, en ons vertrouwd mee wil maken.

Weer Paulus: je hebt de Geest ontvangen: niet om toch weer als slaven in angst te leven:  angst om afgewezen te worden, angst om te falen, angst om te zondigen, angst voor wat mensen van je  vinden of dat je ze niet zien staan, angst om uitgeteld of afgedankt te raken, angst zelfs voor God…

 

Nee, want je bent zoals je bent en hoe het ook met je gaat, een kind van je hemelse Vader – kostbaar en geliefd – zelfs erfgenaam van een compleet nieuwe wereld: alles wat van Vader is, is ook van jou!  Paulus zegt het ergens ook: alles is van jou en jij bent van Christus en Christus is van God. Dat is wat! Wat een ruimte, wat een vrijheid, je hoeft niks en je mag alles- voel je vrij!

 

Dan kan het leven nog best ingewikkeld zijn, met lastige keuzes, met teleurstellingen, ziekte, en ook toch afwijzende blikken en kritische opmerkingen – en je kunt vast zelf nog wel dingen aanvullen waar je tegenaan loopt of tegenop ziet.

 

Dat staat er ook eerlijk: we moeten “delen in het lijden van Christus”  – die een mens werd als wij, die moe is geweest en ziek, die is bespot, afgewezen, en zelfs veroordeeld en gedood – dat is heftig! – en Jezus zegt: Mij volgen kan kruisdragen betekenen, en afzien van wat jezelf hoog in het vaandel had en graag had willen bereiken – maar als je dat achter Mij aan draagt en bij Mij neerlegt, neem ik het van je over en laat ik je niet vallen, maar zorg ik dat je zaldelen in de overwinning die Ik voor jou behaald heb – je bent toch mijn broer, mijn zus, Gods kind?

 

Weet je, en daarom sta je er nooit alleen voor, hoef je ook niet meer bang te zijn en onzeker. Want de Geest wil je leiden, en leert je geloven, hopen, liefhebben, bidden, door zijn kracht.

 

Ik kreeg er wat vragen over: hoe doet de Geest dat dan,

en hoe kun je dat zelf gaan ervaren?

Daar is heel wat over te zeggen, laat ik het vanavond erbij houden dat belangrijk is je open te stellen voor God, voor de werking van de Heilige Geest:  door trouw te zijn in je bidden, door als je bijbel leest je steeds af te vragen wat God jou te zeggen heeft, hoe wat je leest je raakt en wat je ermee kunt, en vooral door je te laten vullen met de liefde die God voor jou heeft in en door Jezus.

 

Want de leiding van de Heilige Geest is meer dan dat je aanwijzingen krijgt uit de bijbel over wat wel en niet goed is, het is vooral dat je diep in jezelf voelt wat goed is en wat niet en dat je met dat gevoel wat doet – dat je ook open staat voor hoe God naar je toe komt, in de natuur b.v. en in mensen om je heen, en in soms zomaar een preek die je raakt of een gesprek dat je aan het denken zet – en ook dat je wilt leren van je fouten en dat als je toch valt je weer opstaat en met Gods hulp steeds een nieuw begin kunt en durft maken – want God kent geen hopeloze gevallen maar kinderen die mogen groeien – door vallen en opstaan kom je verder en wordt je sterker.

 

Ja en en vooral: dat je probeert te zijn en te doen als Jezus – Jezus vol liefde, wilt U mij leiden?

 

Nou en hoe meer je Hem leert kennen en zijn liefde gaat ervaren,

des te meer voel je je vrij.

Vrij als een vogel in de lucht en vrij als een kind van je hemelse Vader.

 

Voel je vrij!

Ik laat dat uitroepteken maar gewoon staan.

amen

Psalm 32: 8: “Op jou rust Mijn oog” (doop Joëlle Veldman)

liturgie morgendienst zondag 9 juni 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:   Lied 14: 1,2,5

wet van de Heer (Deut 5)

zingen:   Ps. 104: 8,10

bediening van de doop – formulier I

zingen na doop (staande):   Gz. 141 (1,2,3)

dankgebed

Schriftlezing:   Psalm 32

zingen:   Ps. 32: 1,3

verkondiging:  Psalm 32: 8

zingen:   Ps. 121 (1-4)

gebed

collecte

zingen:   Gz. 140 (1,2,3)

zegen

——————————————————————————————————————–

Beste Floris en Janneke, familie, gasten, samen gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Joëlle Irene Anna, die drie namen zijn samen de doopnaam van jullie dochter, net nog gehoord.

Maar eigenlijk hebben we die namen al eerder gehoord vanmorgen, helemaal aan het begin.

Toen mocht ik u en jullie groeten, namens God, met woorden ontleend aan de bijbel zelf:

genade voor u en jou, en vrede, van God onze Vader, en van de Heer Jezus Christus”.

Laten dat nou precies de drie namen zijn van jullie dochter!

Want Anna betekent: genade – we kennen uit de bijbel ook enkele (H)anna’s – begenadigden.

En ik denk dat u wel weet dat Irene vrede betekent – genade met God geeft ook echte vrede.

Ja en Joëlle verwijst regelrecht naar God die haar en onze Vader is, door Jezus Christus. vc

Joëlle is de vrouwelijk variant van Joël, en dat betekent: de HEER, Jahwe,  is onze God.

De God die de Schepper is, de God die nieuw leven geeft en dat beschermt, die Joëlle aan

jullie zorgen wil toevertrouwen, die God is de God van het verbond die trouw is en blijft

aan wat Hij is begonnen in jullie leven en ook in haar leven, de God die als een Vader voor

haar en voor jullie zal zorgen en die wat Hij vandaag belooft heeft, ook waar zal maken.

Prachtig dat zij het haar leven met zich mee mag dragen – in de namen die ze meekreeg –

genade ook voor jou -Anna – en vrede – Irene – van haar God en Vader de HEER – Joëlle.

 

Kijk, en vandaar uit gaat dat psalmvers dat jullie voor de kaart en de advertentie hebben

hebben uitgekozen, nog meer spreken en aanspreken – waar God aan het woord is, door

David sprekend ingevoerd en gelovig nagesproken en bezongen: “Ik geef inzicht en wijs de

weg die je moet gaan. Ik geef raad, op jou rust mijn oog” – dat zegt die God die zijn kind

David maar ook zijn kind Joëlle – en zijn kind….vul je eigen naam maar in – nooit uit het oog

verliest, en die als een zorgzame wijze vader zijn kinderen begeleidt en met raad en daad

ter zijde staat en helpt om zijn weg door het leven en door deze wereld te zoeken en te gaan.

 

Nou hebben we Psalm 32 samen gelezen en we hebben gemerkt dat het niet een psalm is

met alleen maar hoogtepunten en juichkreten  – en de aanleiding was ook zo fraai niet.

Reden ook om in deze dienst niet alle verzen van deze psalm te zingen, want dan zing je

ook over erge zonden die eerst werden verzwegen en daarna toch opgebiecht, en over een paard door koppigheid gedreven en een muildier in zijn onverstand – wat een ezel was ik toch –

en over dat wie God verlaat smart op smart te vrezen heeft – moet dat nou allemaal in een doopdienst, we zijn toch vooral blij vanmorgen, het is toch feest?

 

Nou, het isook – en juist om waar we net de vinger bij gelegd hebben – feest in deze psalm.

Psalm 32 wordt meestal bij de boetepsalmen gerekend en dat is ook wel terecht, maar het is

ook en vooral een psalm die begint met een felicatie – gelukkig, gefeliciteerd met de vergeving

van je zonden, met je vrijspraak en je nieuwe leven – en uitloopt op lof en dank, met tot drie keer

toe een aansporing om met de dichter God te prijzen: verheug u in de HEER, juich, zing het uit!

Deze psalm is een danklied over genade – en vrede – van de God de HEER, liefdevol, trouw, goed.

 

Daarom is het ook niet bedreigend maar juist bemoedigend:  “op jou rust  Mijn oog”.

We gaan er met veel uitleggers van uit – net als jullie op de kaart – dat God dit zegt.

Dat David hier niet over zichzelf zingt, zo van: ik met mijn levenservaring zal je wel advies geven;

ik die wel weet inmiddels waar de valkuilen liggen, ik kan jou wel vertellen hoe het moet – nee,

daar was David wel achter, dat een mens met al zijn wijsheid en levenservaring – zelfs: een

man naar Gods hart, gelovig opgevoed en belijdenis gedaan, en al jaren voorganger, koning,

toch gigantisch de fout in kan gaan – koppig en eigenwijs als ook een gelovig mens kan zijn…!

Het ligt voor de hand dat deze psalm ontstaan is na Davids overspel met Batseba en de moord

op haar wettige echtgenoot Uria – een kwaad dat David eerst had weggestopt maar wat aan hem bleef knagen, totdat Gods profeet hem ermee confronteert waarop David schuld belijdt en dan vergeving krijgt en weer verder mag:  welzalig hij wiens zonde is vergeven!  genade, vrede!

 

In dat licht op die donkere periode in zijn leven is het geruststellend te weten dat er Een is die

je nooit uit het oog verliest, en dat niet om je constant in de gaten te houden om je op fouten te

betrappen, maar juist om over je te waken en je te behoeden voor vallen en voor verongelukken.

Dat komt heel dicht bij als je kinderen krijgt van de Heer om voor ze te zorgen en ze te helpen

op hun weg door dit leven, met heel veel kansen en mogelijkheden maar met ook veel gevaren.

Je weet hoe dat gaat als ze nog heel klein zijn, dat je ze geen moment uit het oog wil verliezen.

als ze op de commode liggen of in de box spelen, als ze gaan kruipen en je oppast voor wat ze

in de mond kunnen stoppen of in een onbewaakt ogenblik kunnen weggrissen, en al helemaal

als ze wat groter buiten gaan spelen – je voelt je verantwoordelijk en ziet allerlei gevaren en je

wilt je kind daarvoor beschermen – dat wordt natuurlijk anders als ze ouder worden en zeker als

ze eraan toe zijn het huis uit gaan en op kamers gaan – maar toch: je blijft ze volgen en met ze

meeleven – en als ze er open voor staan ze advies geven, ze soms waarschuwen, vanuit liefde.

 

Dat allemaal klinkt door in wat David de HEER tegen zichzelf hoort zeggen en wat hij aan wie

zijn lied later horen wil doorgeven en zelfs wil laten nazingen: nog veel meer dan je als vader

en moeder aan aandacht en zorg, begeleiding en bescherming, aan je kinderen wilt en kunt

besteden, mogen wij allemaal, met onze kinderen, zeker zijn van de zorg en de aandacht

van de HEER onze God en Vader:  zoals een vader liefdevol zijn armen slaat om zijn kind (en

een moeder om haar zoon of dochter), omringt ons met erbarmen  God onze Vader.

David had het ervaren – en hij was er ook achter wat er kan gebeuren als je probeert voor

die Vader weg te kruipen en zijn goede raad in de wind te slaan – hoe eigenwijs en dus dom

kun je zijn – en David wil het wel uitschreeuwen: doe dat toch niet, je zult wel wijzer wezen!

 

God komt ook naar ons toe, in een bijbel vol, en met zijn Geest, en in mensen om ons heen,

en als je nog klein of nog jong bent, via je ouders met hun geloof en wijsheid en ervaring, en

Hij biedt ons zijn hulp aan, zijn coaching: Ik geef inzicht en wijs je de goede begaanbare weg,

Ik ga met je mee om je vast te houden en op weg te helpen, en je erdoor heen te loodsen.

Je mag als ouders zoveel wijsheid die God in huis geeft en aan mensen geeft, van Hem vragen

en met zijn hulp vertalen naar je kinderen toe, om hen wegwijs te maken in het leven en ook

hen het leven met de Here voor te leven, en hen aan te reiken wat je zelf van Hem krijgt.

 

Ik wijs je ‘de weg’  die je moet gaan.

Dat kan zomaar verkeerd overkomen, zeker naar kinderen, naar jongeren toe.

Alsof ze alleen maar in de door hun ouders en de ouderen platgetreden paadjes mogen gaan.

Alsof je opvoeding erop gericht zou moeten zijn dat zoon of dochter precies wordt als jijzelf.

En,  alsof de bijbel een soort tomtom is die op elk kruispunt in het leven zou zeggen: rechtsaf nu,

hier naar links, dit wel doen en dat mag echt niet,  en vooral heel vaak: keer om, keer om.

Zo simpel is het natuurlijk niet, zo is de bijbel niet bedoeld, ook al is het waar dat de Heer ons wil terugroepen van wegen die doodlopen en je brengen waar je niet moet zijn, en daarom ons

en alle mensen oproept om te keren en ons leven op Hem en op onze naasten te richten: om

te breken met wat onszelf en anderen schade doet en ons ver van Huis brengt, ver van Thuis.

Maar dat lied heeft gelijk als het zingt over ‘samen bidden, samen zoeken  naar het plan van

onze Heer’ – blijf dat doen als ouders – samen bidden en samen zoeken – leer het je kinderen en

help er erbij, bij dat bidden en dat zoeken – en zoek als dat nodig is, er hulp van anderen bij.

Pak ook aan wat in de bijbel aan wijsheid aangereikt wordt, in een boek als Spreuken b.v, maar

ook in het onderwijs van de Here Jezus, in de brieven van de apostelen, en nog veel meer.

 

En u bent het toch niet vergeten, wat net tegen ons als gemeente is gezegd: “weet u geroepen

deze ouders te steunen door uw voorbede en uw voorbeeld. Wees ook, wanneer dat nodig en

mogelijk is, daadwerkelijk bereid, eraan mee te helpen dat dit kind groeit in het geloof, de

genade en het kennen van onze Heer Jezus Christus”. Ook dat hoort bij dat ene lichaam zijn.

 

…En het kennen van onze Heer Jezus Christus” – zo mag je wat David van en namens zijn God doorgeeft  wel nieuwtestamentisch doorvertalen  –  ” Ik wijs de weg die je moet gaan”, dat

wordt in de mond van Davids grote Zoon Jezus: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven”.

We hebben erom gebeden voor Joëlle, maar ook voor u en jou, voor onszelf:  Laat haar, en laat

hem, laat mij, en ons samen, volgens uw woord worden opgevoed en tot geestelijke groei

komen;  laat haar en laat ons allemaal Jezus Christus volgen, met Hem zul je Thuis komen.

 

Gelukkig maar dat onze Heer met jullie en met ons mee wil gaan,

en dat Hij ons en onze kinderen geen moment uit het oog verliest .

Zoals ook de bemoediging van Psalm 121.

Die in de weergave van Hans Bouma zo eindigt  – nadat eerst alle gevaren langs zijn gekomen:

 

“Maar je bent veilig.

Een God die je bewaart,

het grootste belang aan je hecht.

 

Ooit ging je op weg.

Een gelukkig begin.

Hoe gelukkig het einde.”

 

                                                                               amen

1 Korintiërs 12: 12: Eenheid in verscheidenheid

liturgie morgendienst zondag 2 juni 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:     Lied 320: 1,3,4

wet van de HEER

zingen:     Ps. 119: 24,30

gebed

Sc hriftlezing:  1 Kor. 12

zingen:     Ps. 133 (1,2,3)

verkondiging:  1 Kor. 12: 12

zingen:     Lied 481 (1-4)

gebed

collecte

zingen:     Ps. 87: 1,3,5

zegen

amen:      Lied 456: 3

————————————————————————————————————

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Ik wil de preek vanmorgen maar beginnen zoals Paulus dit hoofdstuk begint:

“Broeders en zusters, over de gaven van de Geest wil ik u het volgende zeggen”.

En dan om te beginnen met een heel dikke streep onder dat woord:  gaven.

Niet dat dit woord er al in dat eerste vers meteen staat, in het Grieks.

Letterlijk staat het er algemener: over ‘wat van de Geest komt, de dingen van de Geest’.

Maar dat maakt het juist des te sterker: wat je bent als christen, ben je door de Geest.

En alles waar het over gaat in dit hoofdstuk en waar het om draait in de kerk, is er alleen

en kan er alleen komen en blijven, omdat en als de Heilige Geest van God het geeft.

Ergens las ik: “Als christen zeg ik: wie ik ben, ben ik niet omdat ik vromer ben dan

anderen, of beter, of omdat ik slimmer ben, of omdat ik een religieuzer karakter heb”.

En – denk ik erbij – niet omdat ik heel rechtlijnig  of juist meer ruimdenkend bent.

Nee – nog even verder dat citaat: “Ik ben wie ik ben, omdat ik een nieuwe identiteit

heb gekregen van God…Het is een geschenk. Geen reden om op anderen neer te kijken”.

 

Nog eens: daar gaat dit hoofdstuk over en daar draait het in ons leven en in de kerk om.

Zoals Paulus eerder in deze brief al geschreven heeft: “Wie denkt u dat u bent? Bezit u

ook maar iets dat u niet geschonken is?”. Luther zou zeggen: we zijn allemaal bedelaars.

We kunnen alleen maar lege handen, vuile handen, naar God uitsteken om alles wat

we zijn en wat we nodig hebben en wat we willen kunnen,  van Hem te ontvangen.

Daar is niks van uitgezonderd, ook niet ons leven, ons gezin, ons werk, ons geloof, de kerk…

Sterke tekst is vers 3: zeggen dat Jezus je Heer is,  en dat dan ook concreet in je doen en laten,

je praten, je staan in de wereld, handen en voeten geven, en daarvoor staan, dat komt in geen

mens als vanzelf naar boven  en dat maakt geen mens waar, dat is alleen door de Heilige Geest.

Dus ook dat we hier zijn vanmorgen,  en samen zingen en bidden, is alleen door die Geest.

En zo niet, als dat alleen maar schijn is of gewoonte of zelfhandhaving, heeft het geen enkele

waarde – je schiet er niks mee op en je bouwt er niets mee op, en het zal geen standhouden.

 

Precies die insteek waren ze kwijt geraakt in de kerk van Korinte, en daarom deze brief.

Een brief waarin Paulus begint voor die kerk te danken als rijk begaafd door de Heilige Geest.

Dit hoofdstuk maakt dat concreet als al die verschillende gaven langs komen –  en let er dan

op dat die gaven maar vage begrippen zijn maar aan het licht komen in concrete mensen die

samen die gemeente vormden, een gemeente dus van zeg maar allemaal heel be-gaaf-de mensen:

de een beschikte over veel wijsheid, de ander had veel kennis (ook bijbelkennis), weer een

ander kon goed uitleggen wat God te zeggen had, weer iemand anders kon zomaar in een vreemde taal God loven en er waren er ook die dat konden verstaan en vertalen, en zo was er nog veel meer.

Prachtig dus allemaal want zo kun je mooi elkaar aanvullen en elkaar troosten of verder helpen…..

zoals in dat liedje over dit stukje bijbel:  “Wat ik niet kan, kan jij juist goed. Niemand is overbodig.

Niemand is minder, niemand is meer. Ieder is nodig, bij de Heer”. Ja, en iedereen met allemaal heel versc hillende gaven en mogelijkheden is zelf een gave, een cadeau, van de Heer, voor de anderen.

Dus niet alleen wie ik zelf ben en wat ik zelf kan is zo’n cadeau, maar ook die ander naast me of voor

me of achter me,  die heel anders in elkaar zit dan ikzelf, veel ouder of veel jonger dan ik ben, die

misschien wel heel andere opvattingen heeft of de dingen heel anders aanvoelt dan ik, die is niet

maar lastig of bedreigend, veel  te behoudend of veel te ruimdenkend, of zelfs raar, nee, hij of zij

mag er ook zijn van de Heer, heeft ook gaven gekregen,  als cadeau van God ook aan mij gegeven:

om mij aan het denken te zetten, of bij de les te houden, mij te bemoedigen of mij op te schudden.

 

Kijk naar die ander, kijk naar elkaar, ontdek bij jezelf en bij elkaar wat in vers 7 staat: “in iedereenis de Geest zichtbaar aan het werk, ten bate van de gemeente – een win-win-situatie dus – gelukkig maar!

Dat we ook in onze gemeente verschillend zijn in allerlei opzichten, dat is niet iets om over te klagen

of om elkaar aan te vallen maar dat is volgens plan, bedoeld om elkaar aan te vullen en er samen

wat moois van de maken – zoals in dat voorbeeld dat Paulus hier gebruikt en uitwerkt:  je eigen lichaam dat uit heel veel inwendige en uitwendige organen bestaat die allemaal een eigen functie hebben en die als ze doen wat ze moeten doen ervoor zorgen dat je kan ademen, kijken, horen,

lopen, denken, voelen, eten en drinken, en noem het allemaal maar op – en zodra ergens iets

gaat haperen of uitvalt, hebben we een probleem, worden we ziek of heten we gehandicapt.

Dan merk je het pas goed: “ik heb ze allemaal nodig. Waar moet ik heen als één het niet doet.

Niets is er overbodig. Hand, voet, knie, oog, oor en, keel. Alles is nodig, niets te veel”.

Paulusschrijft: zo is de gemeente het lichaam van Christus, met allemaal verschillende ledematen.

Gelukkig maar dat je zo verschillend bent, waardeer elkaar maar,  bereid om elkaar te dienen.

 

Helaas gaat dat vaak fout, zoals het fout ging in die kerk van Korinte waar ze niet meer elkaar

met al die gaven aanvulden maar op elkaar neerkeken of naar elkaar opkeken, en waar steeds

meer ieder zijn of haar eigen ding deed en daar eer mee wilde behalen of juist jaloers op was.

Helemaal vergeten dus dat wat jij kunt en hoe die ander is, cadeaus zijn: van God gegeven….

en vooral ook: dat je hoe verschillend ook samen die ene Heer hebt die zijn leven voor ons allen

over heeft gehad om ons tot zijn eigendom te maken,  en die ene God en Vader die ons geschapen heeft en voor ons zorgt en om  Jezus onze schuld wil vergeven, en dat het enkel  en alleen aan een

en dezelfde Geest te danken is dat we hoe verschillend ook er allemaal bij mogen horen – vs13 :

“Wij zijn allemaal gedoopt in één Geest en zijn daardoor één lichaam geworden, wij zijn allemaal van één Geest doordrenkt, en daardoor één lichaam geworden, of we nu Joden of Grieken zijn (wat een religieuze tegenstelling eeuwenlang), of we nu slaven of vrije mensen zijn (wat een maatschappelijke en sociale afstand toen, en vaak nog;  en noem er maar andere verschillen bij als man of vrouw, hoog opgeleid of zonder diploma’s, homo of hetero, autochtoon of allochtoon, christelijk opgevoed of totaal niet;   en dan komen er nog al die hedendaagse discussies en verschillend bij op punt van wat voor liederen wel en welke niet in de kerk, en hoe beleven en vieren we het avondmaal, en hoe brengen we de zondag door, en hoe kijken we naar andere kerken, en wat voor kerk willen we zijn…

Geen onbelangrijke zaken, de moeite waard om het over te hebben, maar als het goed is allemaal

vanuit die gezamenlijke basis en binnen dat ene lichaam, en met respect en ruimte en in liefde.

Wat Paulus die kerk toen en over hun schouder heen ons vandaag wil duidelijk maken: ondanks

en juist door die veelheid vormen alle onderdelen – en dat zijn wij toch – juist samen één lichaam.

Dus niet eenheid van allemaal de neuzen dezelfde kant op en het overal over eens horen te zijn,

maar eenheid in verscheidenheid, zoals een lichaam niet uit één maar uit vele delen bestaat.

 

Probleem is denk ik dat we dat allemaal wel zullen beamen maar dat de praktijk weerbarstig is.

En zomaar denken we: natuurlijk, mooi dat we verschillend zijn en dat wat de een niet goed kan door

iemand anders gedaan kan worden – en dat we elkaar kunnen aanvullen en helpen en steunen – maar

er zijn toch ook veel dingen waar je het in de kerk over eens bent of over eens hoort te zijn, en er zijn toch grenzen aan wat je mag accepteren – we hebben toch niet voor niets onze belijdenis en onze kerkordelijke regels – en waarom moet het allemaal anders – of juist: waarom kan er toch zo weinig?

Het bleek op die gemeentevergadering kort geleden hoe verschillend we zijn in denken en beleving.

Wat best zorgen kan geven want hoe hoe houd je of breng je dat bij elkaar, waar loopt dit op uit?

Zeker ook met oog op initiatieven vanuit ook onze kerk: samenwerking met CGK, en Hart voor HHW.

Vandaar het besluit van de kerkenraad om daar in het nieuwe seizoen over door te praten, samen.

Kort geleden stond in het blad De Reformatie een artikel over De Heilige Geest en gemeenschap,

en daar kwam ook aan de orde dat verschillen zomaar kunnen uitgroeien tot conflicten: verschillen over de eredienst, verschillen in karakter en communicatie die leiden tot misverstanden en onbegrip. Een  citaat:“Eenheid in de verscheidenheid van de Geest klinkt mooi, terwijl de werkelijkheid zo anders kan zijn. Hoe kun je voorkomen dat verschillen uitgroeien tot conflicten?”  Waarbij de rol van de duivel niet moet worden onderschat-  ‘duivel’ betekent: onruststoker, !hij die alles door elkaar gooit’.

Paulus liep er ook tegenop in de gemeenten, zeker ook in de best lastige gemeente van Korinte.

 

Kijk, en als we met dat in ons achterhoofd nog weer eens kijken naar wat Paulus schrijft in 1 Kor. 12,

wat kunnen we daar dan van leren, waar draait het dan om, zijn er manieren voor dat ‘samen’?

De sleutel is en blijft wat de rode draad door heel deze brief is en zelfs door heel het evangelie: dat

we door de Heilige Geest verbonden zijn met Jezus als enige Heer – en door Hem met God de Vader.

Waarvoor de Here Jezus heeft gebeden: “Laat hen allen één zijn, Vader – zoals ook wij één zijn – dat

klinkt door in wat Paulus schrijft over de ene Geest en de ene Heer en de ene God – en alles wat we

van die God krijgen, om het werk van Jezus, en door de verbindende kracht van de Heilige Geest.

In een andere brief nog zo’n sleutel: “aanvaard elkaar tot eer van God, zoals Christus u allemaal

heeft aanvaard” – als je dat besef ga je anders naar die ander kijken en sta je anders in de gemeente.

“Pas als ik mijn kleinheid zi door het grote offer van Christus, kan ik mijn broeder of zuster in de ogen kijken” – en dan ga ik leren de ander lief te hebben, serieus te nemen, waardevol te vinden, ook en juist als die ander anders in elkaar zit, anders denkt, dingen anders aanvoelt en anders verwoordt.

Je hoeft het niet overal over eens te zijn of over eens te worden om elkaar te waarderen en van

elkaar te willen leren – juist door verschillen kun je samen verder komen, kun je samen groeien.

Maar dan moet iedereen bereid zijn open te staan voor de ander, leerbaar, bereid om het eigen standpunt en de eigen voorkeuren tegen het licht te houden en waar nodig bij te stellen – en dan

ook te accepteren dat versc hillende voorkeuren en vormen elkaar niet hoeven uit te sluiten maar elkaar kunnen aanvullen – daardoor wordt zichtbaar hoe veelkleurig het werk van de Geest is.

 

Denk maar weer aan dat lichaam met ogen en oren, handen en voeten, die los van elkaar niks zijn

en niks kunnen, maar samen een prachtig mens vormen, springlevend en tot heel veel in staat.

Ja en als je samen dat ene lichaam vormt, hoort daar ook bij meeleven met elkaar en zorg voor

elkaar, wat alleen tot stand komt als je echt geïnteresseerd bent in elkaar en je verbonden weet

met elkaar – zoals in je eigen lichaam alles met alles samenhang en het hele lichaam er last van

heeft als je oorpijn zou hebben of als je rug niet wil of als je hart van slag is – en andersom als

de klacht is verholpen ook de rest weer beter uit de voeten kan – zo ook zegt Paulus is het met

de onderlinge verbondenheid in de gemeente als lichaam van Christus: “als één pijn heeft, voel je

die pijn allemaal mee – mee-lijden wat meer is dan medelijden hebben – en als een van de leden

blij is, iets te vieren heeft, weer werk heeft, geslaagd is, beter is geworden – deel je ook dat.

Want het is echt waar leert de ervaring dat gedeelde smart halve smart is en gedeelde vreugd

dubbele vreugd – en ook dat hoe meer je deelt samen, des te sterker band voel je met elkaar.

 

Eenheid in verscheidenheid – niet makkelijk – toch mogelijk – vanuit de liefde die God voor

ons allemaal heeft – de liefde die Jezus aan het kruis bracht – de liefde die Gods Geest werkt.

Laten we er zingend om bidden: “O grote God die liefde zijt, o Vader van ons leven, vervul ons

hart, dat wij altijd ons aan uw liefde geven – en dan ook uit die liefde gaan leven!

                                                         amen

Galaten 6: 7-9: Je oogst wat je zaait

votum en groet

zingen:       Ps. 126 (1,2,3)

gebed

Schriflezing:   Galaten 5: 13 – 6: 10

zingen:       Lied 252: 1,2

verkondiging Galaten 6: 7-9

zingen:       Gz. 105: 1,3,7,8,9

geloofsbelijdenis Nicea

zingen:       Gz. 118: 3

gebed

collecte

zingen:       Ps. 92: 7,8

zegen

amen:        Lied 456: 3

———————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Pinksteren is het oogstfeest van de Geest.

Vanmorgen ging het daarover, en we zagen dat de oogst die God wil gaan binnenhalen uit

mensen bestaat, mensen die de weg van Jezus willen gaan, en vervuld zijn van de Geest.

 

Vanmiddag willen we daarover nog wat verder doordenken,

vanuit wat we hebben gelezen in die brief van de apostel Paulus aan de kerken in Galatië.

Dat is een brief met als rode draad dat christen-zijn niet een leven is vanuit wetten en regeltjes

maar een leven waarin steeds meer zichtbaar wordt wie Christus is en hoe Hij geleefd heeft.

Dat bedoelt de apostel in 5: 18: “wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen

aan de wet” – nee, want dan gaat niet meer om van alles moeten enheel veel niet mogen.

Alsof je zo God moet zien te pleasen en je zelf je plekje in de hemelmoet zien te verdienen.

Dat kan  zomaar een geloven en een God dienen uit angst worden: je moet goed je  best doen, anders loopt het verkeerd af, anders kom je in de hel, en pas op wat je doet want God ziet alles.

Die angst houdt je in de greep want er mislukt zoveel en je blijft onzeker en het is nooit genoeg.

Ja en wat als God je straks ter verantwoording roept, en als dan alles wat mis ging langs komt?

Paulus hamert er door heel deze brief op dat als je in Jezus gelooft die angst weg gaat en je

dat allemaal kunt loslaten: “Christus heeft ons bevrijd opdat wij in vrijheid kunnen leven(5:1).

En: “als u probeert door God als rechtvaardige te worden aangenomen door de wet na te leven,

bent u van Christus losgemaakt en hebt u Gods genade verspeeld” (5:4). Geloven maakt vrij!

 

Geloven maakt vrij: maar niet alleen mijzelf maar ook de ander; vrijheid beleef je samen.

Vandaar het vervolg dat niet is bedoeld om weer hekken om ons leven te zetten maar juist

om dat leven van onszelf en elkaar te beschermen tegen toch weer angst en beschadiging.

Lees 5:13: “misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen” –  en is dat van

alles dat in een mens kan huizen en uit een mens kan opkomen dat mezelf en anderen op de

korte termijn of op de lange duur schade kan doen – slechte vruchten aan een zieke boom,

of onkruid tussen die goede tarwe of in die mooie bloementuin – scheefgroei, misoogst.

 

Een kernzin is 5: 6: “Belangrijk is dat men gelooft en de liefde kent, die het geloof zijn kracht

verleent” – dus dat je niet alleen maar gefocust bent op jezelf en altijd alles en iedereen bekijkt

vanuit jezelf en vanuit wat jij denkt in je eigen belang te zijn – maar dat je gericht bent op de Heer

en open staat naar de ander, en je leven zo wilt inrichten dat ook anderen er de vruchten van kunnen plukken – zoals Paulus in 5: 13 verder gaat : “misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde, want de hele wet is vervuld in één uitspraak: “‘Heb uw naaste lief als uzelf” – echte vrijheid is niet wetteloosheid of losbandigheid maar dienstbaar zijn – en dat niet uit dwang of angst of regelzucht maar als de Geest je vult en stuurt, wil je zelf steeds meer leven naar het voorbeeld van Jezus en doen wat goed is in zijn ogen, en daarom goed is voor jezelf en ook goed is voor de mensen om je heen – niet als prestatie die je moet leveren om iets te verdienen of je falen af te kopen, maar als vrucht van het werk van Jezus voor jou, en als vrucht van de werking van de Heilige Geest in jouw leven, en tenslotte als een uitbundige oogst: een wereld vol van nieuw leven!

 

Jezus zelf heeft gezegd dat een goede boom herkenbaar is aan goede vruchten – en we hebben

net van Paulus die bekende uitspraak gelezen over de vrucht van de Geest die liefde is – concreet te merken en te proeven in al die varianten als blijdschap, vredelievendheid, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing en nog meer – waarvan we zongen als vruchten die ‘groeien aan de Geest’ – en in onze belijdenis – de catechismus – wordt gezegd dat als we door geloof zijn ingeplant in Christus – er vruchten van dankbaarheid komen, dat kan zelfs niet anders.

 

Ja maar pas dan wel op voor misverstanden, want als de catechismus zegt dat “het niet anders kan” dan dat gelovigen vruchten van dankbaarheid opleveren, is niet bedoeld dat het wel vanzelf gaat,

dat het je overkomt, en je dus maar lijdelijk moet wachten tot de Heilige Geest in je leven ingrijpt.

Nee, want er staat wel heel nadrukkelijk bij: “ieder die door waar geloof in Christus is ingeplant“,

en dat is ‘waar geloof’ maar niet dat je recht in de leer bent en gelooft dat de bijbel waar is, maar

echt geloof is  geloof dat door de liefde werkt, geloof dat er komt als de Heilige Geest je leidt.

 

Ook dat is een rode draad in de verzen die we hebben gelezen: “laat u leiden door de Geest” (5:16).

Dat is dus een opdracht, dat is een keus die ik moet maken, daarbij worden we zelf ingeschakeld.

Ook dat komen we in de catechismus tegen: dat we de Heer door zijn Geest in ons laten werken.

Op die eerste Pinksterdag was het niet anders: na de hemelvaart waren 120 volgelingen van Jezus

bij elkaar gekomen om te wachten op de uitstorting van de Heilige Geest en “vurig en eensgezind

wijdden ze zich aan het gebed” – ze stelden zich open voor de leiding van God door zijn Geest.

En toen het zover was en de Geest hen vervulde, riepen ze hun volksgenoten op de keus te maken

voor Jezus en te breken met hun leven tot dan toe en zich te laten dopen: dan krijgt ook u de Geest.

Dat overkomt een mens maar niet, dat is een keus, en dat kost ook wat: loslaten van wat jouzelf

drijft, breken met wat in je eigen houding en denken en leven verkeerd is, scheefgroei, schadelijk –

en overgaan op het goede spoor dat de Geest je wijst en waar de Geest je voor wil motiveren –

en dan zul je merken dat je daar anders van wordt – niet leuker altijd, niet makkelijker, wel beter.

 

Pinksteren is het oogstfeest van de Geest – maar een oogst komt niet uit de lucht vallen, daar

gaat een heel proces aan vooraf van zaaien en verzorgen, en onkruid wieden, en water geven,

en dat vraagt veel geduld en dat levert teleurstellingen op, tot eindelijk de opbrengst er is.

Dat is ook zo met het binnenhalen van de opbrengst van het werk van de Heer Jezus – eerst

eeuwenlang de zorg van God voor zijn volk Israël, door veel diepe dalen van zonde en schuld,

straf en boete, en steeds weer Gods nieuwe start – totdat uiteindelijk Jezus is gekomen – Jezus

die stad en land afreisde met Gods evangelie, en die op veel weerstand stuitte – denk aan dat

verhaal van die zaaier  en van zaad dat meteen werd weggepikt of door van alles en nog wat

werd verstikt, maar ook zaad dat in goede aarde viel – b.v. bij die aanstaande apostelen – ja

maar pas als Jezus zelf als het Goede Zaad er diep onderdoor gaat en dan tot nieuw leven

komt, pas dan begint het oogsten pas goed als duizenden zich bekeren en zich laten dopen.

Vanaf die start toen gaat het nog altijd door: zaaien, planten, verzorgen, terugval, doorstart;

worden kinderen gedoopt, komen mensen tot geloof, haken mensen af – jongeren, ouderen –

worden we ingeschakeld in opvoeding, bijbelstudie, gesprek, catechese, gemeentestichting…

Jezus had het over een grote oogst maar ook over gebrek aan arbeiders – de Geest doet het

maar mensen worden ingeschakeld, we hebben een taak naar elkaar toe en naar de wereld toe.

Nog een woord van Jezus: de velden zijn wit om te oogsten – en dat is dus: werk aan de winkel.

Ja,  maar het begint dichtbij huis, daar gaat het vanmiddag vooral over: de akker is de wereld, maar

vergeet niet je eigen akkertje:  je eigen hart, je houding, want wat je zult oogsten wat je zaait.

Een paar verzen eerder ging het over zorg voor elkaar en elkaar op de goede weg houden maar

dat neemt niet mijn eigen verantwoordelijkheid weg: “Wie denkt dat hij iets is, terwijl hij niets is,

bedriegt zichzelf. Laat iedereen zijn eigen daden toetsen, zonder zich er bij anderen op te laten

voorstaan. Want ieder mens moet zijn eigen last dragen”.  Dat is niet: zoek het zelf maar uit,

maar wel: schuif je verantwoordelijkheid niet af en wil je de wereld verbeteren, begin bij jezelf.

Ik las:  “Ik leer uit de Bijbel dat het niet gaat om het uitvoeren van wetten en regels. God vraagt

van mij liefde en geduld. Direct zegt hij erachteraan dat dit de vrucht van de Geest is. De vrucht is het resultaat van het leven met God. God laat ze door zijn Geest groeien”. Dat geeft vertrouwen!

Weer: en daar worden we zelf bij ingeschakeld, juist dat is hoe de Geest van de Heer wil werken.

 

Dat is ook precies wat Paulus bedoelt met dat:  “wat een mens zaait, zal hij ook oogsten”. 

Dat  begrijpt iedereen: als je b.v. tomatenzaad in de grond stopt, komen er geen komkommers uit te voorschijn, en als je narcissenbollen hebt geplant in het najaar kun je niet verwachten dat er in het voorjaar op die plek ineens tulpen gaan bloeien en uit brandnetelzaad zal geen koren groeien.

 

Zo is het ook als het gaat om je houding en je gedrag: zoals je bent en doet, kun je daar gevolgen van verwachten, en dus moet je aan jezelf willen werken.

Eerder al zette de apostel tegenover elkaar:  een leven ‘naar het vlees’ = je laten leiden door wat uit jezelf opkomt, én een leven ‘naar de Geest’, naar het voorbeeld van Jezus en gericht op de ander.

Hier wordt dat toegespitst met dat beeld van zaaien en oogsten: “wie op de akker van zijn vlees, van

zijn zondige natuur zaait, oogst de dood, maar wie op de akker van de Geest zaait, oogst het eeuwige

leven” – en dan is dat zaaien een beeld voor de keuzes die we elke dag maken, en waar we voor gaan.

Iemand schrijft: “Met zaaien bedoelt de apostel kennelijk ons hele doen en laten, ons denken, onze

levensstijl, de richting die we kiezen, de dingen die we ons opleggen dan wel onthouden”, daar horen

onze manier van werken bij, onze vriendschappen, het besteden van onze tijd en ons geld, hoe we

binnen de gemeente ons opstellen, de dingen waardoor we onze gedachten laten beheersen…..

Nou en dat bepaalt wat er uitkomt, of ons geloof en onze liefde sterker worden of juist niet, of we dichter bij God komen of niet, en of die vruchten van vers 22 rijpen-liefde en vrede, geduld, mildheid, zachtmoedigheid – of juist niet – ik las: “jij bent een akker, verdeeld in twee stukken: de akker vlees en de akker geest, je oude en je nieuwe mens. Het is de vraag waar jij in investeert”. En ook: “we moeten geen ongeduldige tuinders zijn…Het heiligingsproces duurt lang. De Geest werkt op zijn tijd”.   Vandaar de aansporing: “laten we het goede doen, zonder op te geven, want als we niet verzwakken zullen we oogsten wanneer de tijd daarvoor gekomen is” – ga er maar vanuit dat het hard werken is

enblijft, ons leven lang, en wees maar blij dat Gods Geest doorgaat en zoveel geduld met je heeft!

 

Vruchten die groeien aan de Geest – herken je die in je eigen leven, herkennen we die bij elkaar,

zijn we als christenen, als gereformeerde kerk hier in Broek, herkenbaar als mensen die elkaar en

hun naasten liefhebben, die erop uit zijn met alle verschillen in liefde en vrede met elkaar om te

gaan, als mensen die geduldig zijn, die zich dienstbaar opstellen, die leerbaar zijn en open staan

voor wat de ander in te brengen en bij te dragen heeft, zachtmoedig, ervoor in en erop uit zich

in te zetten voor wat goed is en de ander goed doet, onze geloofsgenoten en dan alle mensen?

Als we zo op de akker van de Geest zaaien, inzetten op een leven naar het model van Christus,

mogen we groei verwachten, ervaren we dat we vorderingen maken, en groeien we samen.

Dan moeten we ook heel wat blijven wieden, want o dat onkruid, en o die bittere wortels die

het goede zaad willen verstikken – pas op zegt Paulus dat u niet elkaar een kwaad hart toedraagt

of de voet dwarszet, elkaar in de haren zit of naar de keel vliegt – zo zaaien levert verderf op, is

dodelijk – dan verstikt het onkruid het goede dat gezaaid is en doe je jezelf en elkaar schade.

 

Pinksteren is het oogstfeest van de Geest – die Geest wil ook in jouw en mijn leven werken

aan groei en aan de oogst – Hij wil van ons mensen maken zoals God ze heeft bedoeld en

die lijken op Jezus zijn Zoon – aan ons de vraag of wij daarnaar verlangen en daaraan willen werken.

Als we zaaien wat we krijgen van onze Heer, zal Hij zorgen dat de oogst een feest wordt!

amen