Psalm 34: 9: Schuilen bij God, daar ben je veilig (met gaande viering avondmaal)

dia 1 Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Schuilen, dat doen we allemaal wel eens: tegen de regen, of het onweer….dia 2
Als het echt gevaarlijk wordt, ga je rennen: naar waar je veilig denkt te zijn.
Misschien zijn er wel onder ons die de oorlog hebben meegemaakt en toen
in een schuilkelder hebben gezeten of naar ver weg moesten evacueren.
Het gebeurt in onze tijd in oorlogsgebieden, in Syrië, Irak, Gaza, dia 3 en ook
als er een aardbeving is of een overstroming, en wie nog kan rent voor z’n leven.
Dramatisch was het die zaterdag in Parijs en vreselijk als vluchten niet meer kan.
Het is van alle tijden: mensen die moeten vluchten naar een plek die veilig is.
In de hoop dat ze daar tijdelijk of voorgoed bescherming krijgen en rust vinden.
Ze zijn er ook in onze eigen omgeving: in de sporthal Geestmerambacht en in
de vroegere gevangenis in Heerhugowaard, en ze doen ook een beroep op ons.

Zoveel mensen, met uiteenlopende ellende of angst of andere omstandigheden
hebben behoefte aan plekken en aan mensen bij wie ze kunnen schuilen; het
was de aanleiding voor het populair geworden en vaak gezongen liedje “Mag
ik dan bij jou” – het werd ook gezongen tijdens The Passion 2015 in Enschede.
Terwijl het niet over God gaat maar – afgezien van dat jij en jou – juist meer dan
op wat ook past bij geloof en vertrouwen op God – ik maak van jij en jou U:
Mag ik bij U schuilen, als het nergens anders kan?
en als ik moet huilen, droogt U m’n tranen dan?

Het zijn moderne woorden voor waar de Bijbel en vooral de psalmen vol van zijn.
Zeker uit de mond van David horen we in allerlei toonaarden en vanuit allerlei
situaties de roep om hulp: Heer, mag ik bij U schuilen, verberg me in uw tent, onder uw vleugels dia 4 , of hoog op een rots, waar mijn vijanden niet bij mij kunnen.
David bad het en mocht het ook ervaren, vooral toen hij door Saul achterna
gezeten werd, en hij zich ook soms zelf in gevaarlijke situaties manoevreerde
zoals wat we net gelezen hebben toen David asiel aanvroeg bij de Filistijnen,
de aartsvijanden van Israël waar hij zelf niet lang geleden tegen gevochten
had en die daarom David wantrouwden en hem zelfs dreigden te arresteren.

Asielzoekers, ze komen met tienduizenden naar West-Europa en Nederland.
En ze hebben allemaal hun eigen verhaal dat niet altijd goed te controleren is.
Zodat mensen ook wantrouwen uiten: stel dat er jihadisten tussen zitten,terroristen,
lui van IS die hier komen om aanslagen te plegen: wie halen we ons land binnen?
Best begrijpelijk, en dus belangrijk om op te letten en wie kwaad wil op te sporen.
Goed dat de veiligheidsdiensten verdachte personen in de gaten houden en volgen.
Zo is ook best begrijpelijk dat ze daar in Gat die generaal David niet vertrouwden:
“Is dat niet degene over wie ze triomfantelijk hebben gezongen: ‘Saul versloeg ze
bij duizenden, David bij tienduizenden?”, en dan ging het over verslagen Filistijnen!
Had die David niet als jongen de Filistijnse zwaardvechter Goliat verslagen? dia 5
Blijkbaar wisten ze bij de Filistijnen ook dat David de beoogde opvolger van Saul
was: “Is dat niet David, de koning van het land?”. Wat doet die man dan bij ons?
Zal hij niet als spion de zwakke plekken opsporen en er straks gebruik van maken?

Geen wonder dat David zich niet langer veilig voelde en zich eruit wilde draaien.
Heel bizar dat verhaal van een stoere generaal en aanstaande koning die helemaal door het lint gaat en als een waanzinnige zich verzet tegen zijn arrestatie zodat de
soldaten denken dat hij zijn verstand heeft verloren en dat aan de koning melden.
Het leidde tot de vrijlating en uitwijzing van David terug naar zijn eigen land, want
de koning zat niet te wachten op krankzinnigen – van wie ze in die tijd ook nog
dachten dat ze bezeten waren door duistere goddelijke machten: “Zien jullie niet dat die man gek is? Waarom brengen jullie die man bij mij? Heb ik hier geen gekken
genoeg, dat jullie hem bij me brengen om tegen me te keer te gaan?” Weg ermee!
Het was precies waar David op had gehoopt en op uit was: wegwezen hier, snel!
Om terug in eigen land zich te verstoppen in de grotten bij Adullam dia 6

Tegelijk was het natuurlijk een afgang en reputatieschade – en ik denk dat uitleggers gelijk hebben die aangeven dat David hier een gevoelige les kreeg van God zelf:
dat hij geen hulp moest zoeken buiten God om, bij de tegenstanders van zijn volk.
Het is de les van een andere psalm, Psalm 118: “Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mensen. Beter te schuilen bij de HEER dan te vertrouwen op mannen met macht” – ooit is uitgerekend dat dit het middelste vers van heel de Bijbel zou zijn: in elk geval is het een kerntekst voor wat geloven is: schuilen bij de HEER.
Actueel ook in onze tijd: uiteindelijk kunnen ook politie en veiligheidsdiensten en nog
meer gewapende strijd – nog meer bommen op IS – niet onze veiligheid garanderen.

Daar gaat die psalm dan ook over die is ontstaan na de redding van David uit die
benarde situatie in het hof van de Filistijnse koning Achis – die in de psalm Abimelech
genoemd wordt; waarschijnlijk een titel die letterlijk betekent: ‘mijn vader de koning’.

Deze psalm getuigt ervan dat David zijn redding niet toeschrijft aan eigen slimheid,
want wat was hij bang en in paniek, maar aan de macht en de genade van de HEER:
“ik zocht de HEER en Hij gaf antwoord, Hij heeft mij van alle angst bevrijd…in mijn
verdrukking riep ik tot de HEER, Hij heeft geluisterd en mij uit de nood gered”.
Ja, en dat is precies zoals David de HEER had leren kennen en wat hem steeds
toch weer moed en vertrouwen gaf: “de Engel van de HEER waakt over wie Hem vrezen, en bevrijdt hen” – en daarom: “gelukkig de mens die bij Hem schuilt”.

Kijk, en dan komt het ineens veel dichter naar ons toe, uw en jouw leven binnen.
En komt ook God zelf veel dichter naar ons toe, letterlijk ons eigen leven binnen.
Misschien weet u wel dat in het OT de naam ‘Engel van de HEER’ vaker gebruikt wordt en meestal in één adem met ‘de HEER’ , dus meer dan zomaar een engel.
Dat wijst op de HEER God die naar mensen toe komt, reddend, helpend, waakzaam,
zoals hier: “De Engel van de HEER waakt over wie Hem vrezen, en bevrijdt hen” .

Wij kennen de HEER zo als onze Heer Jezus Christus, door wie God met ons en bij ons wil zijn, reddend, helpend: als God voor ons is, wie zal dan tegen ons zijn?
Jezus die heel vaak tegen zijn leerlingen zij en ook tegen ons zegt: wees niet bang, want Ik ben bij je en Ik ga met je mee, en kom maar bij Mij, dan geef Ik je rust.
dia 7
Dat liedje dat ik noemde vraagt – naar God doorvertaald: als ik nergens meer heen kan, mag ik dan schuilen bij U – en het antwoord is – en dat vanuit God gehoord:
Jij mag altijd bij Mij, kom wanneer je wilt, ik heb een kamer – bij Mij thuis – voor je vrij.
Aan ons om dan ook bij God te schuilen, en te merken: daar ben ik echt veilig.

Ja, en als we bij die God horen, zoeken en vinden we ook veiligheid bij elkaar:
Mag ik dan bij jou schuilen, Als het nergens anders kan? En als ik moet huilen
Droog jij m’n tranen dan? Want als ik bij jou mag, Mag jij altijd bij mij
Kom wanneer je wilt,‘k hou een kamer voor je vrij.
Helaas stellen we daarin vaak elkaar – en mensen om ons heen – en God – teleur.
David vertolkt de ervaring van hemzelf en veel anderen dat vertrouwen op mensen
vaak op een teleurstelling uitloopt: je kunt beter bij God schuilen dan bij mensen.
Je ervaart het, zelfs heel dichtbij soms: mensen op wie je bouwde en die het laten afweten en zich afkeren – en hoe vaak heb je zelf mensen – en God – teleurgesteld?
Vlak voor de verzen die we gelezen hebben wordt verteld dat David op zijn vlucht
voor Saul verder was geholpen door de priesters van Nob, vlak erna staat dat de Edomiet Doëg hem had gezien en dat doorgespeeld aan Saul waarop die kwam
en de priesters uitmoordde – later zocht David ergens in het land veiligheid wat
door zijn volksgenoten daar verraden werd – weer later beraamde zijn eigen zoon
Absalom een staatsgreep – dan blijft er weinig over dan te schuilen bij God alleen.

Wie dat meer dan ooit, en erger dan wie ook, heeft ervaren, is Davids zoon Jezus:
niet aanvaard door zijn eigen volk en de leiders ervan, niet op waarde geschat in
zijn eigen dorp, niet begrepen door zijn eigen familie, verraden door de ene leerling en verloochend door de andere, op het laatst in de steek gelaten door alles en iedereen, en zelfs verlaten door zijn eigen Vader: “Mijn God, mijn God, waarom
hebt U mij verlaten? Hoe hard ik ook schreeuw, U redt mij niet, U blijft ver weg”.
Jezus die niet de goedheid van God zijn Vader mocht proeven en genieten maar de bitterbeker van de gal van Gods boosheid moest leegdrinken tot de laatste druppel.
Die toen Hij wilde schuilen bij God de deur dicht vond en de hemel stikdonker….
dia 8
Vandaag vieren we dat onze Heer om ons een schuilplaats bij God te geven waar het veilig is en waar we de goedheid en liefde van God mogen proeven en genieten,
zelf doodsbang geweest is – in Gethsemané – en door God verlaten is – aan het kruis – zodat de angst van de hel hem alle troost deed missen – en Hij niet kon vluchten en nergens kon schuilen – en Hij als gevloekte tussen hemel en aarde hing.
Wij gedenken vandaag zijn bittere dood – maar mogen daarom en daarin proeven hoe goed God is voor ons, hoe liefdevol: Jezus zijn Zoon is door God verlaten opdat wij nooit meer door God verlaten zouden worden – en wij altijd en overal bij God onze Vader mogen komen schuilen – God die een schuilplaats is, zelfs over de dood heen.
Weer dat liedje. “als het einde komt, mag ik dan bij U? Jij mag altijd- eeuwig- bij Mij!

Kijk, en als we dat echt in alle diepte en volle rijkdom beseffen en ervaren, dan zal
er ook iets groeien van verlangen om voor elkaar en mensen om ons heen een plek te zijn waar het veilig is: waar een mens zichzelf kan zijn, en waar wij en iedereen
iets gaat proeven en steeds meer ervan mag genieten dat God echt goed is – en
dan gaat dat liedje – nee niet vanuit een christelijke achtergrond maar als je met
de liefde van God gaat vullen voluit christelijk – dan gaat dat liedje echt waar worden, en dan twee kanten op: dia 9
Mag ik dan bij jou schuilen, als het nergens anders kan?
en als ik moet huilen droog jij m’n tranen dan?
Want als ik bij jou mag, mag jij altijd bij mij, kom wanneer je wilt,

En dan wordt de kerk echt – we zongen er een vorige zondag over – en worden ook onze huizen en harten en levens echt – een toevluchtsoord in de woestijn, een huis waarin men smarten deelt, en weet hoe Gods liefde harten heelt – omdat het een huis is waarin dé Gastheer is, vandaag rond zijn tafel, en elke dag ook aan je eigen tafel – het huis ons tot heil gegeven – waar het elke zondag weer Pasen mag zijn:

‘Proef en geniet de goedheid van de HEER, gelukkig als je bij Hem schuilt’.

amen
dia 10

liturgie morgendienst (met gaande viering van het avondmaal)
zingen: Ps. 61: 1,3 LB

1 O Here, verhoor mijn smeken. Haast bezweken
roep ik, ver bij U vandaan.
Sla toch acht op mijn gebeden, leid mijn schreden,
dat ik tot U op kan gaan.

3 Laat mij als een kleine vogel / schuilen mogen
waar G’ uw vleuglen om mij slaat.
Want Gij weet wien ik mij wijdde, / dat ik zeide:
Heer, Gij zijt mijn toeverlaat !

votum en groet
zingen: Ps. 91: 1,2
schuldbelijdenis
zingen: Ps. 86: 2
genadeverkondiging
zingen: Ps. 86: 5
Gods leefregels
zingen: Ps. 86: 4
gebed om verlichting met Gods Geest
Schriftlezing: 1 Sam. 21: 11-22: 1a en Psalm 34: 1-9
zingen: Ps. 34: 3
verkondiging: Psalm 34: 9 ‘Schuil bij God, daar ben je veilig’
zingen: Gz. 75: 1a, 2v, 5m, 6a – R: allen
gebed
collecte
zingen: Ps. 23: 1,2,3
avondmaalsformulier 2
zingen: Gz. 28: 1,2,3
zegen
amen: Gz. 144: 7

Exodus 3: 13-15: God is er nog altijd – ook voor jou! (jeugdthemadienst CGK-GKV)

preek (1) Waar is God dan – voor mij?

God is er nog altijd – ook voor jullie!
Dat mocht heel veel eeuwen geleden Mozes vertellen aan zijn volk.
Dat volk woonde al meer dan vierhonderd jaar in Egypte en werd
daar keihard uitgebuit en onderdrukt, behandeld als dwangarbeiders.
Indertijd waren ze daar gaan wonen als economische vluchtelingen -gelukzoekers heet dat in onze tijd – omdat er in Egypte eten was en in Kanaän niet – geëmigreerd op uitnodiging van hun broer Jozef die van slaaf was opgeklommen tot de op een na machtigste man van het land.
Ze hadden er een bestaan opgebouwd,en groeiden uit tot een groot volk.

Maar er was in Egypte een andere politieke wind gaan waaien.
De nieuwe leiders zagenb die allochtonen als een bedreiging: “ze
profiteren van onze welvaart, ze wonen in onze huizen, ze kosten
ons geld…als we niet uitkijken worden ze sterker dan wij, en als er
dan vijanden komen, gaan ze misschien meevechten tegen ons”.
Zo dachten en praatten ook veel gewone Egyptenaren: “die lui met
hun grote gezinnen, ze zijn met veel te veel, ons land wordt te vol”.
Geluiden die je ook in onze tijd horen kunt, over al die vluchtelingen.
Dus kwamen er tegenmaatregelen om de Israëlieten eronder te houden
en klein te krijgen: uitbuiting, dwangarbeid, tot zelfs volkerenmoord
toe: de pasgeboren jongetjes moeten dood, meisjes mogen blijven
leven en die trouwen wel met Egyptenaren, zo verdwijnt dat volk wel.

Maar God dan? Waar was de God die hun verre voorouders Abraham en Sara had laten vertrekken uit hun geboorteland en hun een eigen
land had beloofd – was die God hen niet al lang vergeten – al die eeuwen hadden ze weinig of niets van die God gemerkt, en zelf waren ze steeds
meer de goden van hun nieuwe vaderland gaan dienen – zo gaat dat -de Bijbel vertelt dat ook eerlijk, dat ze in Egypte afgoden gediend hebben.
Geen wonder dat ze aan Mozes vragen: over welke God heb jij het?
Mozes, over hem gaat het verhaal dat we net samen gelezen hebben.
Ergens ver van huis in een onherbergzaam gebied loopt een man, die
ooit als kind uit het water was gehaald en later prins was geworden en
tenslotte als vluchteling opgevangen was en nu al jaren aan het werk
als herder – na een veelbewogen leven uiteindelijk tot rust gekomen.
Maar dan ineens: wat is dat, een struik die in brand lijkt te staan maar
die bij beter kijken niet verschroeid lijkt en je ruikt ook geen brandlucht.
Dichterbij gekomen hoort Mozes ineens een stem: Mozes, Mozes!
Geen mens in de buurt, dat moet de stem zijn van meer dan een mens.
Het is ook geen mens, maar God zelf: Ik ben de God van je vader en
moeder, over wie je toen je nog heel klein was, gehoord hebt – de God
van je voorvaders, van Abraham en Izaäk en Jakob, en ook van Jozef.
Mozes, Ik ben er wel degelijk nog altijd en Ik heb gehoord en gezien wat
er met mijn volk aan de hand is, Ik hoor hen schreeuwen en klagen, en
Ik ga er wat aan doe – en Ik wil dat jij naar ze toe gaat om ze daar weg
te halen en ze te bevrijden van die slavernij en van die onderdrukking.

Mozes schrok zich wild en hij wrong zich in alle bochten om eronder uit
te komen: dat kan ik niet en dat durf ik niet, stuur a.U.b. iemand anders!
Veertig jaar geleden, ja, toen had hij ingegrepen en toen een landgenoot
werd afgeranseld had hij de kampbewaker doodgeslagen – daarom was
hij uit angst opgepakt en gedood te worden, zijn heil in Midjan gezocht.
Maar nu was hij oud en had hij grijze haren – laat me a.u.b. met rust!
Ja, en Heer, stel dat ik wel ga, en dat ik zeg dat U me gestuurd hebt –
en zij vragen: over welke God heb je het, kennen wij Hem ook, hoe heet
die God van jou en hoe weten we nou dat je echt namens Hem komt?

Maar het zich nog veel dieper, er zit nog veel twijfel en skepsis achter.
Ik zei al: ze waren al zo lang weg uit hun eigen land, en ze waren in
hun nieuwe vaderland de goden van dat land gaan dienen, en wat
moet je dan nog met die God van je opa en oma en nog verder terug.
En dan komt ineens een teruggekomen emigrant met een verhaal
over die God van lang geleden die hem gestuurd zou hebben: o, de
God van onze stamvaders, bestaat die dan nog, nooit meer wat van
gehoord, wat moet ik na zoveel tijd met het geloof van mijn verre familie?

Veel mensen, ook veel jongeren, zitten er denk ik net zo in: wat kan
ik met dat geloof van mijn ouders, van opa en oma, die God over wie
het elke zondag gaat in de kerk en over wie al die liederen gaan, wat
merk in van Hem maandag op school of op m’n werk, als ik uitgaan met
vrienden of vriendinnen, en waar is die God in een wereld vol ellende,
in Syrië en irak, op die bootjes in de Middellandse Zee, en in mijn
eigen sores als het thuis niet goed gaat of als het niet lukt met de studie?

Het zijn mooie verhalen, over wat God lang geleden gedaan zou hebben,
en ik merk dat mijn ouders, mijn grootouders, er steun aan hebben en er
troost uit halen, maar ik…waar is God dan, is Hij er wel, ook voor mij?
Misschien dat je nog wel eens bidt: maar is de lijn niet dood?
Alsof je een nummer intoetst dan al lang niet meer in gebruik is?
Mozes stelt het eerlijk aan de orde: wie kan ik zeggen dat U bent.
Dat is alvast iets. Vragen staat vrij bij God. En wie vraagt, wordt niet
overgeslagen maar die wordt gehoord.

preek (2) Ik ben er echt, zegt God – ook voor jou!

“Als ze vragen: maar hoe heet die God van onze voorouders
die jou zou hebben gestuurd, wat moet dan tegen ze zeggen?
Dat was de vraag waar Mozes mee zat en die hij aan God stelde.
Hij krijgt een antwoord dat vreemd klinkt en lastig te vertalen is.
In het hebreeuws is het zoiets als JAHWE, en dat wordt dan in
vertalingen verschillend weergegeven. ‘Ik ben die Ik ben’, of:
‘Ik ben die Ik altijd ben geweest’, of. ‘Ik zal zijn die Ik ben’ – in al
die vertalingen klinkt door dat God trouw is, en er is voor mensen.
De BGT heeft het wel goed denk ik: “Ik ben degene die er altijd is”.
God zegt tegen Mozes: zeg maar dat ‘Ik ben er altijd’ je gestuurd heeft.
Geen spat veranderd,die God van je voorouders,Ik ben er ook voor jullie.

De God die er altijd voor je is – maar dat ervaar je niet altijd precies zo
als je graag wil en had gedacht, en op het moment dat jij er aan toe bent.
Het heeft voor die Israëlieten in Egypte meer dan 400 jaar geduurd!
Stel je voor: hoeveel generaties zijn daar geboren en gestorven, ik
denk opgeteld zeker meer dan tien generaties, misschien wel meer.
Zelf ben ik in mijn eigen voorgeslacht gekomen tot op de oudst bekende
voorvader – hij heette Hendrik Janszoon, in Nieuwkoop – rond 1600 –
en dan ben ik de 12e generatie vanaf hem – dat is echt heel ver terug.
En al die generaties hadden nooit hun eigen land gezien, en van de
belofte van God dat ze terug mochten was nog niets terecht gekomen.
Ze hebben er misschien hun leven lang mee getobd: hoe lang nog?

Het kan ook jou gebeuren, of u, of mij: een probleem dat maar niet
wordt opgelost, verdriet dat blijft, een gemis dat nooit goed gemaakt
wordt, vragen waarop je misschien wel nooit een bevredigend antwoord krijgt, misschien heb je een blijvende handicap of een chronische ziekte.
Je bidt erom, je tobt ermee, je praat erover, of niet – maar wat helpt het?
Ja, en toch, je mag erop vertrouwen dat God er voor je is, dat Hij weet
wat je meemaakt en hoort wat je bidt en ook ziet hoe je eronder bent.
Zelfs na al die honderden jaren zegt God tegen Mozes: maar ik heb
het wel gezien, Ik heb ze wel horen schreeuwen en ’s nachts zachtjes
horen huilen, Ik hoor die zwepen wel waarmee ze geslagen worden
en Ik zie die wanhopige ouders wel als ze hun kind moeten verliezen.
En, zegt God, het heeft nu lang genoeg geduurd, Ik ga er wat aan doen!
We weten hoe het verder is gegaan: dat Israël bevrijd werd en naar het
eigen land mocht gaan, en dat God daar voor zijn volk is blijven zorgen.
En we weten dat op Gods tijd de grote Redder gekomen is: Jezus.

Toen Mozes aan God vroeg: welke naam kan ik noemen als ze ernaar vragen? en toen hij het antwoord kreeg: “Ik ben degene die er altijd is”,
toen was dat het mooiste antwoord dat je maar kunt krijgen als mens.
Want God laat zich zo regelrecht in zijn hart kijken: Ik ben niet ver weg
en sta niet op een afstand toe te kijken, maar bereikbaar voor je en klaar om je te helpen – want daar is in al die eeuwen niets aan veranderd.

Nooit overtuigender is dat aan het licht gekomen toen Jezus naar de aarde kwam,Jezus van wie God zei:Nu hij er is, ben ik dichterbij dan ooit.
Jezus is er echt een van ons, en in Hem kreeg Gods liefde voor ons
handen en voeten, en een menselijk gezicht- Jezus is: God-bij-ons.
Voordat je zegt: maar waar is God nou, en wat doet God nou voor mij,
moet je eerst naar Jezus kijken: Jezus die ons leven leefde, ook jouw
leven, en die leed wat wij moeten lijden en aan lijden verdiend hebben, en met ons kan meevoelen omdat Hij er zelf helemaal doorheen ging.

Het is best een lastige vraag, misschien ook voor jou wel. maar waarom
doet God niks aan dat lijden in de wereld, en waarom helpt God mij niet?
Vragen om serieus te nemen, en je kan ermee tobben, loop er niet voor
weg en wals er niet overheen als je die vraag op je af ziet komen – en
wees er maar eerlijk over dat er vaak geen bevredigend antwoord is.
Maar als je denkt dat God niets doet aan het lijden, vergeet je Golgotha,
waar God niets minder deed aan zijn eigen Zoon laten lijden, voor ons.
Jezus heeft niet alle lijden van ons weggehaald, maar wel de diepste
oorzaak ervan aangepakt, en de breuk tussen God en ons geheeld.
In Jezus is God zelf over de brug gekomen om ons op te zoeken.
Jezus is zelf die brug, de weg om weer bij God te komen, en ook de weg om als mensen die vaak tegenover elkaar staan, elkaar weer te vinden.
En als je Jezus probeert te volgen en probeert te leven zoals Hij leefde,
dan trekt hij je mee en sleept Hij je erdoor heen,zelfs door de dood heen.
Door Jezus en dankzij Jezus is God er ook voor jou, dag en nacht.
Jezus heeft laten zien dat God ons vertrouwen waard is, en ons redt.

Ik zou zeggen: geef God die je Vader wil zijn, dan dat vertrouwen.
Ga naar God toe, juist als je vragen hebt, als je twijfelt, als je misschien
wel teleurgesteld bent, of boos- zeg maar waar je mee zit of mee tobt, waar je kwaad over bent of aan twijfelt – houd je Vader maar aan wat Hij beloofd heeft en herinner Hem aan Jezus – U bent er toch ook voor mij?

Als je denkt: heb ik al vaak gedaan maar het helpt niet en ik merk niks,
dan kan dat zo lijken en is dat best moeilijk, en duurt wachten erg lang.
In Egypte moesten ze er zelfs meer dan vierhonderd jaar op wachten!
Ik kan alleen maar zeggen: houd toch vol, het is echt de moeite waard.
Ik las juist deze week in een blad een verhaal over vrouw die een groot
deel van haar leven geworsteld heeft met drugs- en alcoholverslaving
en die toch altijd is blijven geloven dat God er midden in die ellende
voor haar was – en uiteindelijk is ze met Gods hulp er los van gekomen.
Er zijn veel meer van die verhalen – en de Bijbel staat er ook vol mee.
Dus blijf kloppen op de deur van God, blijf roepen, bidden, vertrouwen.
En vraag aan mensen om je heen hoe zij Gods hulp hebben ervaren: je ouders, een opa of oma, andere mensen in de kerk, vriend of vriendin.

Niet voor niets zegt God tegen Mozes en Israël dat Hij bekend wilde blijven als de God van hun voorouders: Abraham, Isaak, en Jakob.
Dat is: de God die een verbond sloot met mensen, ook met jou en mij.
Denk aan je doop toen God zijn naam liet horen, samen met jouw naam.
En toen hij beloofde altijd voor je te zorgen en zelfs het kwaad dat je kan
overkomen, te laten meewerken voor iets goeds- je mag God altijd aan
die beloften herinneren, en een beroep doen op het werk van Jezus.
Het zit allemaal in die geweldige naam die Mozes mocht horen en mocht
doorgeven, en waar we nu over gaan zingen, dat mooie lied Opw. 770:
“Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam – waar ik ben, bent U”!

amen

liturgie jongerenthemadienst zondag 11 oktober 2015

welkom
zingen: Gz. 165=Opw. 277 ‘Machtig God, sterke Rots’
we worden stil voor God
votum en groet Sela

Votum
Onze hulp en onze verwachting
is van God, onze Heer.
Hij die alles maakte,
laat niet los wat Hij begon.

Groet
Genade en vrede
van God, de Vader;
door Jezus, zijn Zoon, Immanuël.
Hij woont met zijn Geest in ons.
Hallelujah, hallelujah, amen!

zingen: Psalm 93: 1,2,3 (Levensliederen) ‘De HEER regeert’
gebed
lezing: Exodus 2: 23 – 3: 6 (BGT)
zingen: Opwekking 464: 1,2 ‘Wees stil voor het aangezicht van God’
lezing: Exodus 3: 7-15 (BGT)
zingen: Opwekking 464: 3 ‘Wees stil, want de kracht van onze God…’
tekst: Exodus 3: 13-15 God is er nog altijd – ook voor jou!
preek (1) Waar is God dan – voor mij?
zingen: Opwekking 429
preek (2) Ik ben er echt, zegt God – ook voor jou!
zingen: Opw. 770: “Hoe wonderlijk mooi is uw eeuwige naam
gebed
collecte – zingen: GK 160=Opw. 123 ‘Groot is uw trouw o Heer’
zingen: Gezang 161: 1,2,3,4 (GK) ‘Heer, U bent mijn leven
zegen
amen: Opwekking 746 ‘De God van de vrede’

Psalm 8: 2-3: Zo klein…zo groot… (bediening doop aan Femke Hospers)

Beste Melissa en Maurits, Sanna, Evelien, familie, vrienden, gemeente,
dia 1

Zo klein….zo groot…
Dat is natuurlijk met een knipoog naar die mooie zinnen op jullie geboortekaartje:
“Zo klein als je bent, zo groot is het wonder van leven” – en: door God gegeven.
Ik vind het prachtig slaan op die psalm die we net gelezen hebben, over de grote
God die de kleine mens – en zelfs dat heel kleine mensje – groot en belangrijk vindt.
Zo zelfs dat het allerkleinste Gods sterkste wapen is tegen wie en wat kwaad doet.
Zo klein…wij mensen….zo heel klein jullie Femke….zo groot in Gods plan.

Een mooie en ook bekende en geliefde psalm, Psalm 8.
Een psalm over een grote God die omkijkt en wil omgaan met kleine mensen.
Een psalm over de majesteitelijkheid van Gods schepping in groot en klein…
De uitersten raken elkaar: het immense heelal en dat kleine meisje Femke.
Met als begin en eind de lof op God: Heer, onze Heer, hoe groot bent U.

Maar dan lijkt er in die mooie psalm toch een dissonant te zitten, een wanklank.
Als David het heeft over vijanden, over wraak en over verzet..een kras op de plaat.
Het laatste waar je toch vanmorgen aan wilt denken is aan vijanden, geweld, oorlog.
We zitten rustig in de kerk. We zijn blij met jullie en met jullie Femke, met haar doop.
We hopen en bidden dat ze mag opgroeien in vrede en een goede toekomst krijgt.
En we bidden voor jullie gezin en andere gezinnen dat ze een veilige thuisbasis zijn.
We zeggen wel eens tegen elkaar en tegen onze kinde¬ren: wees maar blij dat we in Nederland wonen, en niet b.v. in Syrië, of Irak, in een sloppenwijk ergens in Zuid-Amerika of in een vluchtelingenkamp, of in een land waar je als kind moet werken.
Als ergens een burgeroorlog woedt of een hongersnood heerst, als armen uitgebuit worden door rijken, als alcohol of drugs in het spel zijn, worden altijd kinderen het kind van de reke-ning. Zij zijn de zwaksten, het meest kwetsbaar en hulpeloos.
En ze worden al jong voor het leven verpest: doordat ze verwaarloosd of misbruikt worden, als kind al aan de drugs raken of in de misdaad belanden, of als kind-soldaten met een geweer of een stengun rondlopen en maar al te vaak werkelijk bij de strijd worden ingeschakeld. Wat groei je dan als kind, als jongere, anders op als je ouders hebt die van je houden en voor je zorgen, in een land waar nog vrede is en recht, en bescherming voor wie zo kwetsbaar zijn…bid maar voor wie dat missen…
dia 2 – maar overal is God – en zijn kinderen belofte voor de toekomst
Maar dan komt onze tekst met een geweldige verrassing. Zoals heel deze korte psalm vol verrassingen en vol wonderen zit. Je kan het dan ook een wonderlijke psalm noemen. Beter nog: een lied van verwondering. De uitersten raken hier elkaar. Zoals het immense heelal met zonnen en manen, sterrenstelsels en onvoorstelbare afstanden, en dan dat ene kleine bolletje met daarop miniscule mensjes. Je schrompelt toch weg als je eraan denkt en je wordt toch nog kleiner dan je al bent? Zoals wanneer je – als David – in een heldere zomernacht al die sterren ziet schitteren en je weet dat er nog veel meer zijn dan je met je blote oog kunt zien….en dat die sterren zo onmetelijk ver van ons af staan en ook ver terug in de tijd.
dia 3
Sterker nog en wonderlijker: de grootste en machtigste die je maar je kunt voorstel¬len – God zelf, de almachtige Schepper van hemel en aarde, sterren en planeten – en die piepkleine mensjes op die mierenhoop die aarde heet. Nou, dan tel je toch niet mee en val je toch in het niet. Je wordt over het hoofd gezien. Als je dan ook nog bedenkt dat zo’n mensje er even is en dan weer – zo lijkt het – verdwijnt…Zoals die andere psalm erover stamelt: wat is de mens? – de mens is een zuchtje wind, zijn leven een voorbijgaande schaduw. Leven is voortdurend ster¬ven…daar krijgen we allemaal mee
te maken…we missen vandaag ook wie jullie en ons lief waren….zoals die ene (o)pa.

Maar dan dat grote wonder: die grote God wil zich nou juist wel met dat kleine zwakke sterfelijke mensje dat ik ben be¬moeien, en zelfs met dat allerteerste in de moederschoot en in de wieg. Het is zelfs zijn heerlijkheid en glorie ten top: de kleine mens op dat kleine planeetje aarde – de kroon op zijn hele werk. Als je even naar de sterren kijkt – zoals David deed en wij te weinig doen – dan wordt jijzelf al kleiner en God wordt als het goed is al groter. Ja, en dan wordt ook dat wonder van vanmorgen al groter. Toch: wij met onze kinderen aangeno¬men tot Gods kinderen. Erfgenamen zelfs van heel die immense schepping van God. Bedoeld – zo belijden we – om met God in eeuwige heerlijkheid te leven en Hem eeuwig te loven en te prijzen. Zo zijn we bedoeld en daar gaat het met ons heen.

Zoals juist om die mens de inzet wordt tot slotaccoord en climax: o Here, hoe heerlijk is uw naam. Hoe groot en geweldig bent U, op heel deze aarde. Wat een God die zijn kracht zoekt in wat juist zo zwak is en zo kwetsbaar. Daarin juist glorieert Hij.
Zoals de apostel schrijft: God kiest wat zwak is om wat sterk denkt te zijn en zich sterk maakt tegen God, te beschamen. God kiest voor zo klein, zo groot is Hij….
dia 4
Wie denkt dan niet aan de doop van Femke vanmorgen? Aan m’n eigen doop? Aan jullie doop? Toen beloofde de Heer het, met zijn hand erop en water erbij: jij bent mijn kind en Ik ben en blijf je Vader, en Ik beloof dat Ik mee ga en voor je zal zorgen. Dat Ik je ook helpen zal te vechten en te overwinnen. Dat je altijd bij Mij terecht kunt met je zonden en je zorgen, met je blijdschap en je verdriet, midden in deze wereld

De grootste verrassing komt dan nog en die staat in de tekst. Nog eens: we hebben het erover gehad over dat kinderen de zwakste partij zijn als het op vechten en overleven aankomt. Gaat het mis, dan betaalt het kind als eerste de rekening. Je moet ze maar zien zwerven langs de stra¬ten van de wereldsteden en ze zien sterven in de vluchtelin-genkampen. Je moet ze maar horen kermen van pijn of huilen van de honger. Of ze zien sneuvelen in de zoveelste vuile oorlog. En wie weet wat je eigen kinderen, onze kinderen, nog gaan meemaken….soms houd je je hart vast…..

Maar nou die verrassing. Die grote God blijkt nog groter en nog machtiger en nog verrassender dan we al dachten. “Voor U” – anders en treffend scherp en mooi vertaald – “voor U is de stem van de kinderen, van de allerkleinsten, het bolwerk waarmee u vijanden stuit, het wapen waarmee U hen doet zwij¬gen, aan wraakzucht een einde maakt”. Elk kind dat geboren wordt, is een wapen waarmee God zich laat kennen als de Schepper, en ook de God die trouw blijft en doorgaat met zijn plan.

Zoals we zongen: geslachten gaan en komen,wij zijn in Gods ontferming opgenomen
Hoor dat er ook maar in als Femke huilt – niet leuk als je zo aan je slaap toe bent maar teken van leven dat door God is gegeven – en je mag er zijn voor haar en door
je goede zorgen wordt ze stl – en bij het groter worden komen de kreetjes en het
lachen en de eerste woordjes – en – volgens Psalm 8 in Levensliederen – Heer, “U
gebruikt het praten van een kleuter, de eerste kleine woordjes van een peuter – en zet daarmee de vijand buitenspel, wie zich verzetten komen in de knel”.

Het blijft wonderlijk: de Here die het kraaien van een baby en het onverstaanbare gebrabbel van een peuter maakt tot een bolwerk waar vijanden zich op stuklopen- hoe bestaat dat? is dat niet ver van de alledaagse werkelijk¬heid? Uitleggers kunnen er vaak niet mee uit de voeten. Zoals niet de eerste de beste die maar niet kan begrijpen dat hier zo hoog wordt opgegeven van het gekrijs van zuigelingen: “Deze spreken nog niet en hun geschrei kan wel onaangenaam en lang¬durig zijn, maar niet bijzonder luid”. Hoe kan God daar nou zijn kracht aan ontlenen? Wat is dat tegenover vijanden? Kinderen zijn toch een makkelijk doelwit?

Maar wie zijn God een beetje kent, die weet het wel: dat is nou juist de grootheid van God en de rijkdom van het verbond dat God met zwakke mensjes wil sluiten. De doop beeld dat uit en garandeert ons dat: zonder het te weten uit genade tot Gods kinderen aangenomen. Wat zwak is kiest God om te beschamen wat sterk denkt te zijn en het wel zonder God te kunnen redden. Je redt het alleen als je heel je leven kind wil blijven. Als je je veilig weet bij God zoals die baby veilig is in de armen van zijn vader en zijn moeder. Als je net als die peuter Vaders hand goed vasthoudt, en naar moeder vlucht met je pijn en je verdriet. Is dat ook niet de kern van wat christelijke opvoeding betekent: vertrouwen uitstralen in Vader die in de hemel is, en de warmte van zijn liefde verspreiden in huis en doorstralen naar je kinderen toe? Ze de veiligheid bieden en laten ervaren die er is waar geleefd wordt vanuit Gods liefde?
Dan sta je sterk. Zo sterk als een bolwerk waar de vijand zich op stuk¬loopt.
dia 5
Nou, daarom mogen we er de moed in houden. Vertrouwen hebben in Vader en zijn beloften. Kunnen jullie met goede moed bezig zijn met verzorgen en opvoeden. God wil er zijn kracht in leggen en er zijn kracht voor geven. Hij belooft zijn hulp en zegen.
En wij samen – oud en jong, ouders en kinderen – kunnen ook weer verder. Verder thuis en op school, ook als het allemaal niet op rolletjes loopt en we vaak op de tenen moeten lopen – er ook vaak geen gat in zien en geen raad mee weten. De Here gaat mee, ook een nieuw werkseizoen in: op school, binnen de kerk als we weer bezig zijn met elkaar, en bij het groeien naar volwassen worden toe, met alles wat dat aan conflicten en onzekerheid kan meebrengen.

Als we maar niet de verwondering kwijtraken: wie ben ik en wie zijn wij met elkaar dat de HEER aan ons denkt en zich in ons en onze kinderen interesseert? Dat Hij mij nou juist bij zich wil hebben. Dat ik ouders heb die me over God en Jezus vertellen. Dat ik in de kerk en op school en op¨vereniging ik over God hoor vertellen en over Hem mag praten en over Hem mag leren zingen. Dat ik met al m’n kleine en grote zorgen bij mijn ouders en ook en altijd bij mijn hemelse Vader terecht kan.Dat ik voor m’n kinderen kan bidden en ze kan toevertrouwen aan Vaders zorgen. Onbezorgd!
dia 6
Heer, hoe heerlijk is uw naam, op heel de aarde, en ook in ons eigen huis!

amen

liturgie morgendienst zondag 6 september 2015

votum en groet
zingen: Ps. 90: 1,8 – met orgel
wet van de Heer (Lev. 19)
zingen: Gz. 9: 1,2,3 – met orgel
gebed
doopsformulier 3
voorafgaand aan de doopvragen: Opw. 599
na doop zingen: Ps.105: 5 – met orgel
dankgebed
Schriftlezing: Psalm 8
zingen: Ps. 8: 1,2,3,6 – met orgel
verkondiging: Psalm 8: 2-3
zingen: Gz. 39: 1,2
gebed
collecte – Opwekking 176

U bent mijn schuilplaats Heer,
U vult mijn hart steeds weer
met een verlossingslied.
Telkens als ik angstig ben,
steun ik op U.
Ik vertrouw op U.
Als ik zwak ben, ben ik sterk
in de kracht van mijn Heer.

zingen: Lied 473: 1,2,3,4,9,10 – met orgel
zegen

Exodus 8: 19 (NGB-1951) : Gods vinger

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes.
dia 1
Laat ik met een klein verhaaltje beginnen.
Ik heb het niet zelf verzonnen maar het gevonden
in een bijbels dagboekje voor kinderen van 10-12 jaar.
Misschien hebben jullie dat boekje zelf wel en zeg je: o ja!
Luister maar. Een voorbeeld bij het verhaal van de tekst.

“De meester van Kees is aardig maar streng.
Hij is rustig en hij schreeuwt niet.
Toch gehoorzaamt iedereen hem direct.
Als iets niet naar zijn zin is, wijst hij alleen maar.
Naar dat geknoei in je schrift – en je schaamt je.
Naar je mond – en je bent stil.
Naar de deur – en je gaat.
Zelfs het vervelendste kind in de klas
heeft ontzag voor die wijzende vinger.”

Nou lijkt me dat een heel ideale meester en ideale kinderen.
Ik weet niet of ze er nog zijn ……meesters zijn er al niet veel en zulke..
en kinderen die meteen doen wat de meester of de juf wil en zegt….
Zelf had ik een ‘bovenmeester’ (zo heette dat toen nog)
die maar hoefde te kijken of met zijn vingers te knippen…en het was stil.
Ik denk zomaar dat daar vandaag meer voor nodig is dan een vinger….

De Farao van Egypte trok zich van de vinger van God niks aan.
Zijn geleerden begonnen over wat gebeurde in elk geval na te denken
en ze waarschuwden hun koning de vingerwijzingen van God niet te negeren..
maar het was niet aan hem besteed: hij verhardde zich en luisterde niet.
dia 2
Eeuwen later deden de leiders van Gods eigen volk – van de kerk – hetzelfde.
In plaats van in de machtige dingen die Jezus deed Gods vinger te zien wijzen…
bleek hun hart hard als steen in volgehouden afwijzing van Jezus….
Stelden ze hem zelfs gelijk met zulke lui als die tovenaars van Egypte:
het zal wel zwarte kunst zijn wat die Jezus laat zien:
hij staat in verbinding met het occulte, met de heer van de duisternis….

Herkennen wij Gods vinger, in dingen die met ons en om ons heen gebeuren?
Laten we ons waarschuwen en ons gezeggen? Gaan we de weg die God wijst?
dia 3
Gods vinger
1. prikt voelbaar;
2. wijst nadrukkelijk;
3. wenkt uitnodigend.

dia 4 1. Gods vinger – prikt voelbaar.

De mug is een van de ergste plaaggeesten van de mensheid.
Las ik in een artikeltje over de mug in het boekje Dierenleven in de bijbel.
En ik denk dat we het er allemaal wel over eens zijn.

We hebben het niet zo begrepen op muggen.
Zeker niet als je bij die beestjes erg in trek bent en je altijd als eerste geprikt wordt.
We kunnen al uit ons doen zijn door één mugje om ons heen, b.v. ‘s nachts in bed.
Kinderen houden je uit je slaap en tijden bezig: mama, er zit een mug op m’n kamer!!

In warme landen – zoals Egypte – heb je muggen en andere insecten
waarbij vergeleken die muggen waar wij mee te maken hebben,
eigenlijk nog heel vriendelijke en ongevaarlijke beestjes zijn.

Om maar meteen naar die muggenplaag waar de tekst over vertelt te gaan:
volgens dat boekje dat ik noemde moet je denken aan de ‘zandvlieg’ dia 5
die de ‘meest geduchte afrikaanse muggensoort’ wordt genoemd.
Ik geef maar even door wat daarover in dat boekje wordt verteld:
“Volkomen geluidloos nadert die mug haar slachtoffer,
dringt door het muskietengaas heen,
werkt zich onder de lakens en dekens
en geeft een klein steekje.
Dat geeft zulk een onduldbare pijn,
dat een gestoken mens of dier zichzelf krabt,
tot hij letterlijk ‘zwemt in zijn bloed’.”
Elk najaar legden de muggen hun eitjes in het water.
Vooral na warme vochtige zomers teisterden zwermen muggen mensen en dieren.

Het kan waar zijn dat als gevolg van de eerste plaag (veel vissen dood)
en de tweede (het sterven van al die kikkers) er extra veel muggen waren:
hun natuurlijke vijanden waren door de vorige plagen uitgeschakeld.
Maar hier wordt de muggenplaag het met nadruk toegeschreven
aan het optreden van Mozes en Aäron in opdracht van de Here.
terug naar dia 3
Aäron moest met die bekende en beroemde staf op de grond slaan.
Op datzelfde moment veranderden zandkorreltjes en stof van de grond
in ontelbare hoeveelheden van die akelige en gevaarlijke steekmuggen.
Dat is een wonder – normaal kwamen de muggen uit de eitjes
die in het water van de rivier en allerlei slootjes en meertjes waren gelegd.
Nu rechtstreeks uit stof en zand dat op de grond lag – door die staf van Aäron.
Je kunt je er geen voorstelling van maken hoe vreselijk dat geweest moet zijn!
Niet één mugje dat om je heen zoemt en je prikt,
maar miljarden en miljarden en nog veel meer, overal!

Je ziet met elke plaag dat God harder en voelbaarder begint te slaan.
Alle water dat bloed werd, het was erg en moeilijk: schaarste, dorst, paniek.
De tweede plaag was ook geen pretje: overal van die enge, vieze kikkers…
Maar die gemene steekmuggen vielen mensen en dieren zelf aan….
veroorzaakten ondraaglijke jeuk en pijn, en gekrab tot bloedens toe…
Wie niet wilde horen, ging aan den lijve de gevolgen ervan voelen.

Daar komt nog iets bij dat nieuw is en dat indruk maakt:
voor het eerst blijken de toverkunsten van de hofgeleerden te falen.
Ze proberen weer wat Mozes en Aäron doen, na te apen…maar het lukt niet.
Ze staan perplex en moeten toegeven dat die God van de Israëlieten
hun te sterk is: dit is de vinger van God! hier hebben wij niks van terug!
Hoe dan ook, een eerste voorzichtige erkenning van Gods overmacht.

Je ziet in die muggenplaag de macht van de Here als de Schepper.
Zoals een psalm daar hoog van opgeeft: de Here spreekt en het is er.
En allen die in Egypte leven, moeten voor Hem beven!
In elke muggensteek moeten ze voelen dat Gods vinger prikt: bekeer je toch!

Ja, want de Here plaagde de Egyptenaren niet omdat Hij daar plezier in had!
Zo is de Here niet. “Niet van harte verdrukt en bedroeft Hij de mensen” (Klaagl.3:33)
Het ging erom dat dat onderdrukte Israël werd vrijgelaten.
Vrijgelaten vooral uit de greep van de eigenlijke vijand achter de schermen: satan.
Ook van dat gevecht tussen God en Farao geldt wat later Paulus schrijft:
onze strijd gaat niet tegen mensen van vlees en bloed,
maar tegen de heersers en machten van deze duistere wereld,
tegen de geestelijke en bovenaardse machten van het kwaad.
Die Farao influisterden niet overstag te gaan
maar vol te houden tegen beter weten in.
Die eeuwen later Jezus de voet probeerden dwars te zetten
toen hij de boze geesten te lijf ging
en mensen wegtrok uit de invloedssfeer van satan.
Jezus zei: daar moet u Gods vinger in zien,
de kracht van boven waar satan niet tegenop kan.
dia 6
Maar kunnen we ook vandaag het met de vinger aanwijzen:
dit en dat wat gebeurt, is Gods vinger – is straf van God, of een waarschuwing….?
Daar is nogal wat over geschreven, vaak om te zeggen: zo kan dat niet meer.
En het is waar dat we moeten oppassen om de Here na te rekenen
alsof wij precies weten wat de Here van plan is en waarom iets gebeurt…
alsof narigheid en verdriet dat je overkomt een straf is op een speciale zonde..
alsof we op succes mogen rekenen omdat we toch geloven en de Here dienen….
Nee, vaak gaat het anders dan wij verwacht hadden, vaak begrijpen we God niet.
Maar altijd is het goed ons de vraag te stellen: wat kunnen we hiervan leren?
Wil de Here ons misschien wakker schudden, ons waarschuwen,
ons er weer bij bepalen waar het echt om gaat in ons leven?
En zijn niet rampen en oorlogen en zoveel lijden signalen dat Gods rijk eraan komt:
mensen, wordt toch wakker, bekeer je toch tot de levende God – wees niet hardleers?
Voel er maar Gods vinger in en voel er vooral Gods liefde achter
die ons redden wil en die zijn wereld niet kwijt wil maar terug wil hebben.

dia 7 2. Gods vinger wijst nadrukkelijk.

Ontzag voor Gods vinger. Voor zijn macht.
Dat ontzag spreekt uit de reactie van de geleerden van Farao.
Die met al hun ervaring met duistere krachten en aangeleerde kunsten
nu met lege handen staan: zij kunnen niet van stofjes mugjes maken.
Daar moet je blijkbaar God voor zijn, de Schepper ook van de muggen.
Eerlijk geven ze hun nederlaag toe: hier zit die God van Israël achter….
Al zeggen ze dat niet met zoveel woorden, zo zullen ze dat bedoeld hebben
en niet in het vage: dit is de macht van de goden….
wel degelijk, zonder dat ze alles begrijpen laat staan in de Here geloven:
tegen die God kunnen we niet op, staan we met al onze trucs machteloos.
Ze zeggen niet: dit is de hand van God.
Nee: dit is Gods vinger. Die God hoeft maar te wijzen. Even met die staf…..
dia 8
Dat zeggen ze niet alleen tegen elkaar maar ook tegen hun baas de koning,
Het komt neer op een advies: majesteit, geef maar toe, dit wint u nooit!
Had de koning maar geluisterd, dat had veel ellende en schade gescheeld,
dat had ook een heleboel mensenlevens gescheeld, zoals van zijn eigen zoon.

Ook dat teken van de muggenplaag is een nadrukkelijke verwijzing
naar de God van Mozes en Aäron, de God van Israël maar ook van Egypte.
De Schepper van hemel en aarde die daarom de Eigenaar en de Baas is
van heel de wereld en over alle landen en alle volken.
Ze moesten weten en erkennen dat de Here de enige God is…
en dat je niet straffeloos Hem kunt negeren en je tegen Hem kunt verzetten.
Maar uiteindelijk is het God erom begonnen dat heel de wereld
voor Hem niet alleen maar door de knieën maar op de knieën gaat.
We gaan er straks van zingen:
dwing ze tot onderworpenheid door ramp en nederlagen…
totdat Egypte, met het Morenland….en alle volken.. aan U om vrede vragen.
en erkennen: van deze God komt alle macht, laat elk zijn grootheid loven.
Smalend had Farao geroepen: wie is de Here dat ik met Hem zou moeten rekenen?
Maar dan geeft de Here om zo te zeggen zijn visitekaartje af,
in ramp na ramp: in de ene overwinning na de andere op zijn vijand de satan.

Kijk, en dan gaan we een lijn ontdekken – een opgaande lijn –
van de bewijzen van de macht van de Here die Mozes en Aäron mochten laten zien
naar de nog veel overtuigender bewijzen die God op tafel legde
in de wonderen en tekenen die zijn eigen Zoon Jezus deed in Israël.
dia 9
Nog veel rechtstreekser pakte Jezus de satan en zijn rijk van het kwaad aan:
als Ik door de vinger van God de boze geesten uitdrijf,
is het Koninkrijk van God over u gekomen.
En waar dat rijk van God komt, moet satan zijn biezen pakken:
hier valt niet tegen te vechten.
Eén vinger is genoeg. Eén woord maar: ga weg satan!
Kun je nog overtuigender teken uit de hemel je indenken dan dit:
wie Jezus bezig ziet, wie ziet daar niet de vinger van God zijn Vader in?
Wat erg als je dan toch nog die vingerwijzingen van God negeert
en zelfs een beschuldigende vinger uitsteekt naar Jezus: zwarte kunst, satanswerk!
Wat erg als je niet met Jezus de strijd aangaat tegen het kwaad in je leven
en in de wereld, maar je tegen Hem blijft verzetten!

Dat dagboekje waarmee ik begon laat zien
dat Gods vinger u en jou en mij persoonlijk aanwijst:
“Wie kan de satan verslaan dan God alleen?
Wie kan van een ziekte beter maken?
Wie heeft jou tot geloof gebracht?
Dank de Here er maar voor dat Hij ook jou de weg naar zijn eeuwige rijk wil wijzen.
Dan gehoorzaam je toch?”
Farao deed dat niet. Veel mensen in Israël ook niet. En wij dan….?
Neem ter harte wat Jezus zegt: wie niet aan mijn kant staat, is mijn tegenstander.
Denk aan dat voorbeeld van het begin: die aardige meester kan ook streng zijn…

dia 10 3. Gods vinger wenkt uitnodigend

De twee bijbelgedeelten die we vanmorgen hebben gelezen
hebben geen van tweeën een happy end, een vrolijk slot.
De muggenplaag in Egypte brengt Farao niet op de knieën:
het hart van Farao verhardde, en hij luisterde niet naar hen – en niet naar de Here.
Zelfs de overwinning van Jezus op het rijk van satan brengt Gods volk
niet tot de erkenning: dit is Gods vinger – en dreigend klinkt Jezus’ waarschuwing:
wie niet met Mij is, die is tegen Mij, en wie met Mij niet bijeenbrengt, die verstrooit.
Je ziet de grote Bovenmeester dreigend met zijn vinger: pas op, ik krijg je wel!
Maar toch: zie vooral uw God met zijn vinger u en jou wenken – uitnodigend:
je mag ook komen, de deur naar dat koninkrijk dat de toekomst heeft, staat voor je open!
En wees er maar gerust op: Vader hoeft maar een vinger uit te steken en ik ben gered. Daar mogen we ook van zingen: zijn volk verleent Hij moed en kracht – ik hoef niet bang te zijn! Want achter die vinger schuilt Gods hart: dia 11 kom bij Me, Ik houd van je en Ik zorg voor je en Ik wil je niet kwijt.

Zeg ook maar van deze dienst: dit was Gods vinger.
Die me waarschuwde.
Maar die me vooral riep: kom maar!!
Vader, dank u wel! Voor uw vinger.

amen

liturgie avonddienst

welkom
zingen: Ps. 65: 1,2 Levensliederen

1. Wij zingen met verstild verlangen:
God, die aan Sion hecht,
u zult van ons de dank ontvangen
die u is toegezegd.
U hoort wat mensen aan u vragen,
bij u komt al wat leeft.
Zelf kan ik al mijn schuld niet dragen –
dank dat u ons vergeeft.

2. Gelukkig wie u wilt onthalen,
verwelkomt in uw huis.
De heiligheid daar doet ons stralen,
de goedheid bij u thuis.
U antwoordt machtig en rechtvaardig,
u redt ons, neemt ons mee.
U bent de hoop van heel de aarde
en van de verste zee.

we worden stil voor God
votum en groet
zingen: Ps. 98: 1,2 LB

gebed

Schriftlezing: Ex. 7: 26- 8:15
zingen: Ps. 105: 1,14 GK
Schriftlezing: Luc. 11: 14-23
zingen: Gz. 401: 1,4 LB

verkondiging: Ex. 8: 19 (NBG-51) Gods vinger
zingen: Ps. 68: 11,12 LB

geloofsbelijdenis Nicea
zingen: Lied 477: 1,2 LB

gebed

collecte

slotzang: Ps. 24: 1,4,5

zegen

amen: Lied 456: 3

Psalm 139: Gods hand

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Wat doen wij elke dag veel met onze handen!
Als je daar eens even over nadenkt, is het aantal hand-elingen haast eindeloos:
dingen vastpakken, aankleden, eten en drinken, schrijven of typen, computeren
en van alles doen met je mobieltje of je Ipad, je auto of fiets besturen, je werk.
Denk ook aan allerlei sporten en activiteiten in de de vrije tijd: werken in de tuin,
schilderen, boetseren, en ook allerlei noodzakelijke klusjes in en om het huis.
Ja en ook in contact met elkaar: een hand geven, samen hand in hand lopen, je
kind oppakken en een hand geven bij het oversteken, anderen helpen, verzorgen.
God heeft ons iets geweldigs gegeven in die twee handen, en hoe vaak je ze gebruikt merk je vooral als er iets mee aan de hand is: een ongeluk, of handicap.
Ja maar je kunt je handen ook tégen een ander gebruiken, of voor slechte dingen:
slaan, vechten, iets afpakken, je middelvinger opsteken, lelijke dingen rondsturen.
Je kunt je handen uitsteken om te helpen, of om kwaad te doen; om te strelen of
om pijn te doen, om te zegenen of om weg te meppen,om te genezen of te doden.
Ook hier: alles wat God gemaakt heeft is goed, het is maar wat ik ermee ga doen.

Vanavond gaat het niet over onze handen en wat wij ermee doen, maar over de
hand – of handen – van God, waar de Bijbel, ook Psalm 139, het vaak over heeft.
Als de Bijbel het over God heeft, kan dat ook alleen in allerlei mensenwoorden en met beelden aan ons menselijk leven op aarde ontleend. Zoals b.v. dat God als een Vader zorgt en als een moeder troost. Ook als het gaat over de ogen van God en over zijn handen. We weten wel dat God niet met een mens te vergelijken is. We kunnen God niet zien en we kunnen en mogen Hem niet afbeelden. Toch wil onze God zichzelf aan ons bekend maken, en dat doet Hij in woorden en beelden die wij kunnen begrijpen, waar wij ons iets bij kunnen voorstellen. Zoals het beeld van de hand of de handen van God. Heel vaak staat dat voor wat de HEER doet. Zijn hand is zijn macht. Psalm 118 bezingt die macht: “De rechterhand van de HEER doet machtige daden”. De HEER hoeft alleen zijn hand maar uit te steken. “Gods rechterhand is hoog verheven. Gods rechterhand heeft grote kracht”. Gelukkig maar! Dan zijn we in die hand veilig. “De rechterhand van de HEER verheft mij”.

dia 1 Gods hand
1. voelt vertrouwd (5)
2. houdt mij vast (10)
3. leidt mij veilig (24)

dia 2 1. Gods hand voelt vertrouwd (vs. 5; breder: 1-6 en 13-16)

Iemand die zijn hand op je schouder legt of een arm om je heen slaat, hoe voelt dat?
Nou, dat hangt er maar van af: van de situatie of vooral: van wie het is die dat doet.
Het kan heel ongemakkelijk voelen of bedreigend zijn want wat wil die ander van je?
Vaak is het wijs wat afstand te houden en de ander zijn comfortzone te gunnen, b.v.
in een hulpverleningssituatie of een pastorale setting: om niet over grenzen heen te
gaan en te voorkomen dat de ander zich bedreigd voelt of jij jezelf in verleiding brengt. Herlaas is ook binnen christelijke gezinnen en families en in kerken te vaak sprake van grensoverschrijdend gedrag. Met als gevolg dat uit reactie elke toenadering verdacht wordt en wordt vermeden. Begrijpelijk, maar ook jammer.

Ik herinner me een jonge vrouw met een verleden van seksueel misbruik tegen me zei dat ze het bidden van het Onze Vader moeilijk vond en niet mee kon zingen over God die als een Vader zijn armen slaat om zijn kind – je zult maar een vader hebben die zijn handen niet thuis kon houden – het beschadigde ook haar vertrouwen in God.

Ja God, over Hem en over zijn handen gaat het ook in deze psalm: Psalm 139.
Maar is het ook dan en juist als het over God gaat, niet dwingend en benauwend: “U omsluit mij, van achteren en van voren, U legt uw hand op mij”, je kunt geen kant op!
David die het heeft over God die je kent en doorgrondt, weet wat je doet en laat, en
zelfs al weet wat je denkt en wat je wilt zeggen, lang voordat die gedachte bij je op is gekomen of dat woord uit je mond of je pen of je toetsenbord is gekomen – eng toch?
Ja en vluchten kan niet en je verstoppen heeft geen zin voor dat alziende Oog: “Hoe
zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen?”. Overal is God.
Het lijkt bijna als uit dat oude boek van George Orwell met het schrikbeeld van een alziende overheid met overal afluisterapparatuur en camera’s tot in de slaapkamer,
in dat boek Big Brother is watching you, de Grote Broer die overal alles ziet – zoals
mensen ook wel zijn bang gemaakt voor God: denk erom, de Here ziet het altijd!

Maar dat is helemaal niet de sfeer van deze psalm.
Zo beleefde David het niet.
Integendeel: omdat hij God had leren kennen als betrokken op zijn wel en wee,
als liefdevol en begrijpend en zorgzaam, voelde die hand op zijn leven vertrouwd en was het een hele rust bij alles wat zijn leven bedreigde en kon beschadigen en erger dat er Een was die hem door en door kende en wist wat hem bewoog en dreef en die
hem geen moment uit het oog zou verliezen en waar hij ook was, er voor hem wilde zijn: “HEER, U kent mij, U doorgrondt mij…..met al mijn wegen bent U vertrouwd…… Wonderlijk, zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven..Heer, U bent altijd bij mij”.
Gelukkig maar, want dan ben ik nooit alleen: Ik dank U voor dit wonder, Heer, dat U mijnleven kent!”
Dat de grote God zijn hand op mij legt, is niet bedreigend maar voelt vertrouwd,
Hij is Vader die me heeft gemaakt en me al kende nog voordat ik werd geboren: de God die als een vader liefdevol zijn armen om me heenslaat, want ik ben zijn kind.

Maar hoe voel je concreet die hand van God op je schouder, zijn arm om je heen?
Dat is best lastig want God kunnen we niet zien en komen we voor ons besef niet
tegen in ons leven van elke dag, b .v. op ons werk of op school of in het ziekenhuis.
Terwijl er ook zoveel tegen kan zijn en je vaak denkt dat je er zelf, alleen, voor staat.

Ik las in een artikel dat iemand terugdenkt aan zijn doop: toen legde God al zijn hand op mijn leven en beloofde Hij mij als zijn kind nooit los te zullen laten, en te zullen verzorgen met alles wat nodig is, en zelfs het kwade mee te laten werken voor mijn bestwil – Paulus schrijft erover, Paulus die ook heel wat vervelends in zijn leven heeft moeten verstouwen, en dat juist als gevolg van zijn geloof en zijn volgen van Jezus, en dan schrijff dat niet hem – en ons – van Gods liefde in Jezus kan scheiden:
als God voor ons is, wie kan tegen ons zijn, wie veroordeelt je als God je vrijspreekt?

Kijk, en vanuit die zekerheid van het geloof, met die vaste grond onder je voeten,
ga je steeds meer de nabijheid en de zorg en de leiding van God ervaren, en is die
hand er op soms onverwachte momenten en op ongedachte manieren: door wat je
leest in je Bijbel, door wat je meekrijgt in een preek, door zomaar een gesprekje na
de kerkdienst, in een lied dat je raakt, in die kaart die je kreeg in het ziekenhuis, door
mensen die voor je bidden, door wat indruk maakt in de natuur, en ja, ook tegenslag,
zorg, ziekte, kan je dichterbij God brengen en God kan je er sterker door maken, je
laten beseffen dat je Hem nodig hebt en je laten merken dat Hij er echt voor je is –
en steeds meer voelt het vertrouwt: die hand op je schouder, die arm om je heen:
“Heer, U bent altijd bij mij, U legt uw handen op mij, en U bent voor mij en naast
mij en om mij heen, elke dag”.

dia 3 2. Gods hand houdt mij vast (vs.10; breder: 7-12 en 17-18)

Het is niet simpel de hand van God – zijn leiding – in ons leven aan te tonen.
Zelfs. we moeten ermee oppassen het te makkelijk doen, en al helemaal als het om het leven en vooral de tegenslagen en het lijden van anderen om ons heen gaat.
Als we proberen te troosten door een zin te leggen in de ellende of het verdriet of
het gemis van de ander: je moet maar denken dat God er een bedoeling mee heeft
en dat alle dingen moeten meewerken ten goede – het zal je maar gezegd worden
als je net te horen hebt gekregen dat je ongeneeslijk ziek bent, of als je net je man
hebt verloren, of je vrouw, je kind – zo jong nog en waarom nou, zo oneerlijk, toch?
Dan zit je niet te wachten of de zingeving door wie niet kan voelen wat jij voelt….
Dan past eerder de reactie van de hand op de mond, er wel zijn, en luisteren…..
Ja en zelf moet ook niet meteen het zoeken in straf: Gods hand slaat mij, hard.
Wel mag je wijsheid vragen, en kracht, hulp ook, om ermee om te kunnen gaan,
om Gods hand te pakken, Hem aan te roepen, aan te schreeuwen: Heer, help,
laat me niet alleen, laat me niet in de steek, laat me niet vallen, houd me vast!

Kijk, en dat heeft de Heer ons beloofd: Ik ben er, juist nu, en Ik houd je vast.
Zoals David dat heeft ervaren in zijn veelbewogen leven, met hoogtepunten en
vooral ook veel dieptepunten, denk aan de tijd dat Saul achter hem aan zat, aan
de opstand van zijn eigen zoon Absalom, aan de tijd na zijn zonde met Batseba:
al zou ik naar hemel klimmen of wegduiken in het dodenrijk, ook daar bent U,
al vluchtte ik naar de andere kant van de wereld, of wegkruipen in het donker,
“ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden”.

De Bijbel is er eerlijk over en de ervaring leert ook dat geloven niet is een altijd
topervaringen hebben, je blij en zeker voelen, rust hebben – het is veel meer een
zoektocht met vallen en opstaan en weer vallen en veel vragen en ook twijfels.
Lees maar eens met die ogen de Bijbel, zing zo de psalmen, en voel je één met je medegelovigen van vroeger die mensen waren als wij, niet beter en niet slechter.
Iemand schrijft dat vallen en opstaan eigen is aan geloven in God en Jezus.
“Vallen betekent dat je als trotse mensen op je gezicht gaat. Vallen betekent ook dat ik val voor Jezus Christus”….en dan mag je ervaren dat Hij je op de been helpt, en
dat je zelfs mag opstaan tot een ander, een nieuw, beter leven -elke keer maar weer.
Ik vind Petrus altijd een mooi voorbeeld, die in vertrouwen op Jezus zelfs over het water naar Hem kon lopen maar toen hij uit angst voor storm en golven dreigde weg
te zakken en meegesleurd te worden door de golven, door Jezus vastgepakt werd.
Zo’n overtuigend bewijs dat een mens diep kan vallen, en aan zichzelf overgelaten
het hoofd niet boven water houdt, maar dan mag vertrouwen dat God zijn hand
uitsteekt en je vastpakt, om je niet meer los te laten, en je weer verder te helpen.
Ja en dat heeft Jezus voor jou en mij verdiend door zelf de straffende hand te voelen van zijn eigen Vader die hem sloeg voor wat wij verdiend hadden, en Hem verlaten
heeft – Hem heeft laten vallen tot in de diepten van dood en hel – zodat wij nooit meer door God verlaten worden en zodat God u en jou en mij nooit uit zijn hand laat vallen.

Nee, dat is geen vrijbrief, laat staan een uitnodiging, om maar bij God weg te lopen.
David heeft ervaren waar je dan belandt, wat het met je doet, hoe slecht dat voelt.
Denk maar aan die nare tijd toen hij de zonde met Batseba en tegen Uria probeerde
goed te praten en daarna weg te stoppen en te vergeten: “zolang ik zweeg had ik gebroken nachten, en overdag gebrek aan nieuwe krachten, uw hand was drukkend
zwaar – mijn lijf begon kapot te gaan als in de hete zon” – het knaagt en vreet aan je.
Ja maar zelfs dat wil god gebruiken om een trotse mens op de knieën te krijgen en
terug te halen, en dan kom je er sterker, wijzer, beter, uit, door schade en schande.
Zoals die weggelopen zoon thuis kwam, en des te meer Vaders liefde mocht ervaren als zijn arm om hem heen: Gods is mijn Vader, ik ben van Hem en blijf altijd bij Hem.
Daar hoef je niet voor in de kerk te zijn of keurig op een platgetreden paadje te lopen zoals de andere zoon uit het verhaal, want nergens ben je voor Vader in de hemel
onbereikbaar en zelfs als het donker is om je heen en in je hart kan Vader je vinden:
“ook dan zal het duister voor U niet donker zijn – de nacht zal oplichten als de dag”.

dia 4 3. Gods hand leidt mij veilig (vs. 24; breder: 19-24)

Daar eindigt de psalm mee, met een gebed: zie of ik geen verkeerde weg ga, en
leid mij over de weg die eeuwig is, dat is: de weg waarop je goed uitkomt, thuiskomt.
Dat volgt op die moeilijke verzen vol verontwaardiging over wie onrecht plegen en
over lijken gaan, niet uit wraakzucht maar als een schreeuw om ingrijpen en recht:
Heer, laat dit ophouden, stop wat vreselijk is en maak een eind aan zoveel geweld.
Herkenbaar in een tijd als de onze met zoveel oorlogen en slachtpartijen en met
miljoenen vluchtelingen, die schreeuw naar omhoog: Heer, steek uw hand uit en
grijp in, red uit die handen waar zoveel bloed aan zit, en geef een nieuwe wereld.

Maar dan ook het besef hoe wij zelf zomaar de weg kunnen kwijtraken en voor onszelf kunnen gaan, met alle gevaar van verkeerde keuzes en slechte dingen:
“Doorgrond, o God, mijn hart…toets mij of niet een weg in mij mij schaadt – en
mensen om mij heen schade doet en tekort doet – en leid mij op de weg ten leven”.
Dan sta ik open voor de leiding van de Heer en voor feedback en correctie, vanuit de normen en waarden die de Bijbel me wil aanleren, en via mensen om me heen die
vaak een scherp oog hebben voor wat mijn blinde vlekken en zwakke plekken zijn.
Zodat mijn handen instrument worden van Gods handen: zegenend, helend, delend.
En vooral: dan wil ik graag Jezus volgen die de weg is en waarheid en echt leven.
Achter Hem aan ga je veilig en kom je vast en zeker veilig Thuis.

amen

liturgie avonddienst CGK- GKV
welkom

zingen: Ps. 103: 5,9

we worden stil voor God

votum en groet

zingen: Ps. 118: 1,5

gebed

Schriftlezing: Psalm 139

zingen: Opwekking 518

verkondiging: Gods hand

zingen: NLB 916: 1,2,3 (mel. Gz. 124 LvdK)
Je kunt niet dieper vallen
dan in Gods eigen hand
waarmee Hij ons barmhartig
omvat aan alle kant.
Eens komen alle paden
van lot en schuld, van dood
bijeen in zijn genade,
voorbij aan alle nood.
Door God zijn wij omgeven
zoals wij hier bestaan
In Hem zullen wij leven
en tot zijn feest ingaan.

gebed

collecte

geloofsbelijdenis: Gz. 161: 1-4 GK

zegen (St Patrick)

zingen: Gz. 416: 1-4 NLB