Johannes 6: 1-15 Ontvangen om te delen (4e zondag van de 40 dagen)

 

dia 1

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

“Geven jullie hun maar te eten”. Die opdracht gaf Jezus volgens de andere evangelieverhalen zijn leerlingen toen die zich bezorgd afvroegen hoe dat toch moest met die duizenden mensen die bij elkaar gekomen waren bij Jezus in een verlaten gebied waar in de verste verte geen bakker of supermarkt te bekennen was en het al donker begon te worden.

dia 2

Wat een opdracht: Meent u dat echt Heer, waar halen we het geld vandaan, en waar is brood te krijgen voor zoveel mensen, kunt u ze niet beter naar huis sturen om zelf eten te gaan kopen in de dorpen en bij de boeren in de buurt (zie Marcus 6: 35-37) Maar nee, zo kwamen ze er niet mee weg, luister maar naar de reactie van de Heer: “De mensen hoeven niet weg te gaan,jullie kunnen wel voor eten zorgen”(Matt.14:16).

Je kunt je voorstellen hoe ze er stonden, met lege handen en een mond vol tanden. Maar Johannes – die er ook bij was geweest – vertelt in zijn ooggetuigenverslag datde Heer zelf al lang van te voren hierover nagedacht had en hierop voorbereid was:

We hebben zijn vraag gehoord aan Filippus, afkomstig uit die streek en daar bekend: “Waar kunnen we eten kopen voor al deze mensen?” – een vraag die bedoeld was om te zien hoe Filippus daarop zou reageren:  zou hij blijven steken in menselijke berekeningen en mogelijkheden of zou hij verder kijken en denken, gelet op Jezus? Dat viel toch nog wel tegen: “we hebben veel te weinig geld om voor al die mensen eten te kopen” – tweehonderd denarie, daar moest in die tijd een gewone werkman meer dan een half jaar voor werken, en zoveel zat lang niet in de gezamenlijke kas. En van de geplande rust zou al helemaal niets terecht komen: dit wordt stressen!

Als we de vier evangelisten naast elkaar leggen, moeten we aannemen dat tussen dat gesprekje van Jezus met Filippus in vers 7 – toen de mensen er allemaal aankwamen – en het resultaat van het navragen van Andreas onder de mensen naar wat aan voedsel aanwezig was – toen het al avond begon te worden –  een behoorlijk aantal uren was verlopen, waarin Jezus de mensen onderwijs had gegeven.  In Marc. 6 staat dat Hij hen ‘langdurig’ onderwees en er ‘veel tijd verstreken was’. Geen wonder dat de mensen honger begonnen te krijgen, en Jezus wilde hen niet met een lege maag wegsturen, dat doe je niet als goede gastheer, dat past niet bij Jezus die in alles lijkt op God zijn Vader over wie we net nog gezongen hebben:  “U sterkt door spijs te allen tijd hun krachten. U doet uw hand wijd open op hun vragen”.

Wat al zo vaak was gebeurd in de geschiedenis van God met zijn volk, denk aan de woestijdtijd toen er manna was en vlees en water, en denk aan wat we lazen over Elisa die honderd profeten te eten gaf van twintig gerstebroodjes: “Iedereen at ervan en er bleef nog brood over ook. Precies zoals de Heer gezegd had”. En Jezus, Hij zal laten zien en laten proeven dat Hij meer is dan Mozes en Elisa.

dia 3        Ontvangen om te delen

1. Jezus leert te beginnen bij wat al voorhanden is;

2. door Jezus’ zegenende handen wordt het steeds meer;

3. via de handen van dienende mensen krijgt iedereen genoeg;

4  na verdeling blijkt er nog meer voorhanden dan er eerst was.

 

dia 4     1. Jezus leert te beginnen bij wat al voorhanden is

Het was weer op een berg, misschien diezelfde van die ontmoeting met de glorie van de hemel, en met Mozes en Elia, in elk geval in het noorden van het land, in de woeste streek aan de oostkant van het meer van Galilea, buiten Betsaïda.   dia 5 En het leek ook wel iets van een tuin te hebben, in het voorjaar, en bijna weer Pasen. Je kunt het een beetje vergelijken met een alpenweide, onder een strak blauwe lucht.

Er staat dat er veel gras was, en plek genoeg om te zitten, voor een grootse picknick. Maar ja, wat doe je als niemand erop heeft gerekend een lunckpakket mee te nemen en ook de gastheren – Jezus en zijn leerlingen – niet in staat zijn daarvoor te zorgen?

Maar Jezus zou Jezus niet zijn geweest als Hij daar niet op had gerekend en als Hij geen mogelijkheden zou zien, er staat: “zelf wist Hij al wat Hij zou gaan doen”. Daar moesten Filippus en de anderen nog even op wachten, ik zei al dat uit andere evangeliën blijkt dat pas tegen de avond de Heer echt in actie gaan komen, als de mensen al uren geluisterd hebben en het al laat wordt en dus echt etenstijd.

Het is heel opvallend en ook voor ons leerzaam hoe Jezus het dan gaat aanpakken. Heel anders dan wij misschien wel verwacht hadden, voor wie weten van zijn macht. Had Hij niet als de zoon van God uit niets brood tevoorschijn kunnen halen/toveren?Dat was waar satan eerder in die woestijn Jezus toe had willen verleiden: “Jij bent toch de Zoon van God? Zeg dan dat deze stenen in brood moeten veranderen!”. Dat had Jezus toen geweigerd, niet omdat Hij dat niet kon maar omdat Hij het niet mocht, omdat het in strijd zou zijn met zijn opdracht: om te doen wat Vaders wil is. Maar als Zoon van God gold ook van Hem wat in een psalm staat over God en zijn scheppende kracht: “Hij spreekt en het is er, Hij gebiedt en het staat er” (Psalm 33).

Toch doet Jezus het niet zo, tovert Hij niet met een enkel woord of met een machtig gebaar eten tevoorschijn, maar sluit Hij aan bij wat er al is, bij wat mensen al hebben.

Op zijn vraag – die alleen Marcus vermeldt (als secretaris van Petrus die er bij was) wat er nog was aan brood, blijkt na onderzoek het resultaat mondjesmaat: “er is hier wel een jongen met vijf gerstebroden en twee vissen” – maar wat moet je daar nou mee: “wat hebben we daar nou aan voor zoveel mensen?” – zelfs zij met z’n twaalven zouden er niet eens hun maag mee kunnen vullen: vijf bolletjes en een beetje beleg..

Een begrijpelijke reactie, herkenbaar toch: wees nuchter, dat is niks, dat gaat niet. Zoals wij onder allerlei omstandigheden kunnen reageren: vooral kijken naar wat er niet is, wat ik niet kan, wat toch nooit gaat lukken, en toch niet van de grond komt. Maar dan zou je toch de kracht onderschatten van wat zegen is en zegen kan doen. Dat als God zijn zegen legt in wat misschien klein is en te weinig, iets dat bijna niks voorstelt in onze ogen, dat kleine groot kan worden en dat weinige uitgroeit tot veel.

Onlangs was er een vergadering van ambtsdragers van onze classis en die van de CGK, waar de inleider begon met te zeggen dat al wat je aandacht geeft, groeit, en dat geldt van liefde naar elkaar en zorg en aandacht voor elkaar, en goede dingen en projecten die soms heel klein beginnen en dan kunnen uitgroeien tot iets moois en iets groots – het is belangrijk zo om te gaan met wat God u en jou en mij geeft, en ook met de positieve krachten en mooie dingen die in de gemeente gebeuren.

Daar mogen we de zegen van de Heer voor vragen en die ook in geloof verwachten, Ik denk dat Jezus dat bedoelt met die wonderlijke uitspraak dat geloof bergen kan verzetten: “Als je iets aan God vraagt, twijfel dan niet, maar geloof dat het zal gebeuren. Dan gebeurt het ook”. Dan merk je dat wonderen de wereld niet uit zijn.

dia 6   2. door Jezus’ zegenende handen wordt het steeds meer

Luister en kijk maar mee met die eerste leerlingen en al die mensen daar op die berg Eerst was er de opdracht dat ze allemaal moesten gaan zitten – er staat letterlijk een woord dat betekent ‘gaan liggen’, zoals toen bij het eten, dus:  allemaal aan tafel! Jezus pakte daarna die vijf broodjes en die twee waarschijnlijke gedroogde visjes, en ging voor in dankgebed – zoals gebruikelijk bij de Joden, nog altijd, met dit gebed: “Geprezen bent U, Heer onze God, Koning van de wereld, die brood uit de aarde tevoorschijn doet komen” – een tafelgebed alsof er genoeg eten was voor al die mannen en vrouwen en kinderen, met elkaar misschien wel bijna tienduizend.

Wat zouden ze gedacht hebben, Jezus’ leerlingen, en al die hongerige mensen? Misschien wel: dat zullen we wel eens zien, of God dat gebed verhoort en ons op dat gebed van Jezus eten geeft, of: wat is dit nou, waar zou Jezus eten vandaan halen? Weet je nog, van Filippus: moeten wij al die mensen te eten geven, waar halen we het geld vandaan? en Andreas: dat is toch veel te weinig eten voor al die mensen?

Toch de opdracht om uit Jezus’ handen stukken brood en brokjes vis aan te pakken en de rijen langs te gaan en uit te delen aan die mannen en vrouwen en kinderen… En dan ervaren ze dat gebeurt wat niet kan volgens hun en onze berekeningen: dat er geen eind kwam aan het brood en de vis, en dat ze allemaal konden eten tot ze genoeg hadden, en dat er aan het eind nog genoeg over was voor henzelf.

Zoals vaker noemt Johannes ook dit wonder een ‘wonderteken, eenwonder dat tekenend was, typerend, voor wie die Jezus is en waarvoor Hij gekomen is, zoals Hij later zegt als Hij zich bekend maakt als de goede Herder: “Ik ben gekomen, opdat zij – mijn schapen, die mensen toen en ons dus ook – leven hebben, en overvloed”.

Daar hebben wie toen bij waren wel wat aan opgepikt en van meegenomen: “Hij moet wel de profeet zijn die in de wereld zou komen” – waarmee ze de messiaanse figuur bedoelden die al eeuwen verwacht werd, niet maar een profeet zoals Mozes was, en later Elia, en Elisa, maar ‘de’ profeet, de hoogste en grootste en laatste, die meer was dan een profeet want ook de beloofde koning, de zoon van David.

Vandaar dat ze in hun enthousiasme Jezus wilden meevoeren om hem als koning te kronen, want wie wil nou geen koning die welvaart kan geven en je honger kan stillen en met een handomdraai al je problemen kan oplossen – weer een verleiding als in de woestijn: je kunt maar zo koning worden en alle macht naar je toetrekken, nu is het moment – maar net als in die woestijn ging Jezus daar niet in mee: “daarom trok Hij zich terug op de berg – alleen” – en toen de mensen er een paar dagen later weer waren, verweet Jezus hen hun gebrek aan inzicht en geloof is wie Hij werkelijk was: “Jullie zoeken Mij alleen omdat jullie zoveel te eten hebben gekregen, niet omdat jullie begrijpen wat Ik doe” en: “Gewoon brood verdwijnt als je het opeet. Maar het hemelse brood geeft eeuwig leven. Doe je uiterste best om dat brood te krijgen”.

Kijk, en daarvan was dat wonder met dat brood een wegwijzer, een voorproefje. En laat Jezus zien inderdaad de profeet te zijn, meer dan al die vroegere profeten: meer dan Mozes in de woestijn, met het manna, ook meer dan Elia; en meer dan Elisa die in opdracht van God honderd profeten te eten gaf van twintig broodjes.

Jezus voedt duizenden met vijf broden en twee visjes – geweldiger en nog meer een wonder – maar vooral en veel grootser: Hij is zelf het echte brood dat een hele wereld leven kan geven, dat redt van de honger naar God en redt van de zonde en de dood.

Zoals in dat gesprek later: “Jullie voorouders aten in de woestijn manna, brood dat uit de hemel kwam. Toch zijn ze allemaal gestorven. Maar het ware hemelse brood is anders: wie daarvan eet, zal niet sterven…Het brood dat Ik zal uitdelen, is mijn eigen lichaam. Ik zal sterven om de mensen het leven te geven”  (Johannes 6: 49-51).

Het was geweldig, daar op die bergweiden: wie bij God, bij Jezus is, heeft het goed, en zelfs van weinig kan Hij mensen in leven houden en een goed leven geven. Maar meer is dat in verbinding met deze Jezus, er zelfs leven is door de dood heen, een leven dat nooit verloren gaat; wie in Jezus gelooft heeft nooit honger en dorst!

dia 7   3. via de handen van dienende mensen krijgt iedereen genoeg

Wat in de NBV en andere vertalingen wat minder duidelijk is, en toch wel in de meeste en meest betrouwbare handschriften staat – en ook erbij wordt verteld door alle die andere evangelisten, dat is dat de twaalf discipelen werden ingeschakeld bij het uitdelen van brood en vis – de HSV geeft dat zo weer: “Jezus nam de broden, en nadat Hij gedankt had, deelde Hij ze uit aan de discipelen, en de discipelen aan hen die daar zaten, op dezelfde manier werden ook de visjes uitgedeeld”.

Zeg maar: de handen van die leerlingen waren het verlengstuk van Jezus’ handen. Zo kon de opdracht toch worden uitgevoerd: geven jullie hun maar te eten!

Nou, en die opdracht komt ook op ons af, en is een rode draad door heel de bijbel heen, denk maar aan allerlei bepalingen in de wetten van Mozes, denk aan het onderwijs van Jezus zelf, en ook aan wat we keer op keer in de brieven van zijn leerlingen tegenkomen, over vrijgevigheid, over eerlijk delen, over zorg voor wie arm en kwetsbaar zijn – en over delen met elkaar van het vele dat God ons geeft.

Een taak voor de overheid – denk aan de sociale wetgeving – maar ook en vooral een verantwoordelijkheid die we samen hebben, voor dichtbije en verre naasten. Het is goed jezelf af te vragen en het er samen over te hebben wat we kunnen doen met onze eigen beperkte mogelijkheden om goed te doen aan elkaar en alle mensen, en dan raakt dan wat we doen met ons geld, wat we waar kopen, hoe we omgaan met voedsel en kleren, wat we geven aan goede doelen, en wat praktisch kunnen doen om mensen te helpen – b.v. via de voedselbank of Present, of gewoon zelf. Zodat we wat God geeft met elkaar delen en aan anderen doorgeven – tot zegen.

Ja, en dat we waar dat kan en er openingen zijn, ook en vooral dat allerbelangrijkste doorgeven en delen: ons geloof in Jezus die echt leven geeft, het hemelse brood. In het geloof dat we gezegend worden om voor elkaar en anderen tot zegen te zijn.

dia 8   4  na verdeling blijkt er nog meer voorhanden dan er eerst was

Als iedereen genoeg heeft gehad, moeten de leerlingen de rijen langs om wat nog over is weer op ter halen, want van Gods gaven mag niets verloren gaan – ook weer leerzaam voor onze tijd waarin ongelooflijk veel goed eten wordt weggegooid terwijl in dezelfde  wereld veel honger wordt geleden – het is goed dat dat stevig op de kaart wordt gezet en dat we ook zelf bewust omgaan met wat we kopen en eten – in de catechismus staat zelfs dat “misbruik en verkwisting’  van Gods gaven diefstal is.

Als alle brokken brood en vis verzameld zijn, blijkt dat er voor elk van de twaalf discipelen nog een mand vol brood over is, om de komende dagen door te komen. Zo werd het voedseltekort dat dreigde via Jezus’ handen een voedseloverschot.

Daar mogen we vertrouwen uit halen dat God ook voor ons wil en blijft zorgen, als wij het van Hem verwachten en als we trouw zijn, en ook bereid zijn te delen.

Aan de Schepper ligt het niet als er tekorten zijn en als mensen honger lijden, dat is bijna altijd het gevolg van menselijk ingrijpen of menselijk falen, aan onwil om wat er is goed te beheren en eerlijk te verdelen, aan oorlogen en aan wanbeheer.

Laat het een thema blijven, ook na Pasen. ontvangen om te delen!       

                                                                                     amen

 

 

 

liturgie morgendienst

votum en groet

zingen:    Ps. 122: 1,3+ NLB 535e (=Jes 66: 10)

        ‘Verheug u met Jeruzalem,

         bedroefde, juich over haar!’

   (A- vs 1- A- vs 3- A)

wet van God

zingen:  Ps. 139: 1,11

gebed

Schriftlezing:  2 Koningen 4: 42-44

zingen:  Ps. 145: 4

Schriftlezing:  Johannes 6: 1-15

zingen:  Lied 57A: 1,3,4   ‘Zeven was voldoende’

verkondiging

zingen: NLB 546 ‘Weest blijde nu, in ’t midden van het lijden’

gebed

collecte

zingen:  Ps. 67: 1,3

zegen

Ruimte voor stilte en gebed: Johannes 2: 16b (3e zondag van de 40 dagen; gaande avondmaalsviering)

dia 1            Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Een verwarde man die ineens midden in een studio staat met wat een vuurwapen lijkt en zendtijd eist en zo urenlang de TV op zwart krijgt, en zelfs een heel land in de ban weet te houden. Een man die tijdens de dodenherdenking ineens begint te schreeuwen zodat honderden mensen het op een lopen zetten en zelfs de koninklijke familie inderhaast een veilig heenkomen zoekt. Een man die tijdens Prinsjesdag een waxinelichthouder naar de gouden koets gooit en op die manier onrust veroorzaakt en de politie in beweging brengt….

Zomaar drie voorbeelden van wie dan wel ‘lone wolves’  genoemd worden, gevaarlijke eenlingen die de orde en de rust verstoren en voor angst en  paniek zorgen en soms zelfs voor erger.

Ik kan me zo voorstellen dat de autoriteiten en de tempelpolitie en ook de bezoekers van de tempel die erbij waren, zoiets hebben ervaren wat die vreemde man uit het verre Nazaret ineens daar op dat overvolle tempelplein aanrichtte: hij begon ineens te roepen en met een stuk touw om zich heen te slaan zodat de veehandelaars en de duivenverkopers maakten dat ze wegkwamen, en daarna gooide hij her en der de tafels van de geldwisselaars om zodat de munten over de stenen wegrolden…..dia 2

Paniek dus en boosheid want wat verbeeldde die verwarde vreemdeling zich wel om zo de orde en de rust te verstoren en zich aan andermans handel te vergrijpen en te doen of hij hier de baas is….

Kijk, en precies dat was eigenlijk de boodschap van Jezus op dat tempelplein, dat hij daar thuis was, dat Hij het hier voor het zeggen had, op gezag van de hemel zelf. De verantwoordelijke autoriteiten riepen hem ter verantwoording: bewijs maar eens dat u dit mag doen, wie geeft u het recht hier zo de boel op stelten te zetten, en ons in verlegenheid te brengen. Begrijpelijk vanuit hen gezien maar eigenlijk had Jezus het net zelf al gezegd wie Hem dit recht gaf, namelijk God zelf die zijn Vader in de hemel is: “jullie maken een markt van het huis van mijn Vader”.

Waar Jezus zich al bewust van was toen hij – twaalf jaar jong – voor het eerst in de tempel het Paasfeest mee vierde, en zijn ouders hem overal hadden gezocht: “wist u niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?”.

dia 3

Hier is maar niet ‘lone wolve’ aan het woord, een verwarde man die ineens de weg kwijt is en maar wat staat te roepen en wild om zich heen staat te slaan, hier treedt de zoon des huizes op, heilig verontwaardigd over de misstanden in en rond de plek waar alles zou moeten draaien om toewijding aan God zijn Vader, om rust en bezinning en om aanbidding;  en moet je eens kijken en moet je eens horen: kopers en verkopers, aanbod en vraag, loven en bieden, geschreeuw en gekijf, geldzucht.

Offerdieren werden te koop aangeboden, dan hoefden de offeraars die niet van verder weg mee te nemen; pelgrims uit andere landen konden hun vreemde geld omwisselen in gangbare pasmunt, en wie wel eens op een oosterse markt is geweest weet wat een lawaai en geschreeuw dat oplevert. Maar wat een stilte ineens na die actie van Jezus: weg met al dat gedoe, dit is een plaats voor gebed. Zoals al staat bij de profeet waar God het heeft de vreemdelingen die zich bij Hem wil aansluiten: “hem breng ik naar mijn heilige berg, hem schenk ik vreugde in mijn huis van gebed,  zijn offers zijn welkom op mijn altaar. Mijn tempel zal heten ‘Huis van gebed voor alle volken’. “  (Jesaja 56: 7)

dia 4

Even leek het er weer even op toen doodse stilte inviel en alle handel stil lag – lang duurde het niet. Want de leiding greep in en toen Jezus en zijn leerlingen weer weg waren, ging alles weer op de oude voet verder, tot Jezus een paar paasfeesten later, vlak voor zijn sterven, nog een keer het hele plein schoon veegde, met een nog scherper verwijt dat ze van dat gebedshuis een rovershol maakten, een plek zelfs waar plannen werden gesmeed om het echte paaslam, Jezus zelf, koelbloedig te slachten. We lezen erover bij de drie andere evangelisten, over wat gebeurde kort na de intocht in Jeruzalem.

Ja maar dat moest nou juist zo gaan, dat al die paaslammeren en andere beesten voorgoed het veld zouden ruimen omdat Jezus als het echte grote Paaslam zijn offer zou brengen, voor de zonden van de wereld, en dat eens voorgoed, zodat zelfs heel die tempel gesloten kan worden: het is volbracht, geen offer voor de zonden meer nodig, en Paulus kan schrijven: ons paaslam is geslacht, Christus stierf voor ons.

Waarop dat raadselachtige slaat wat Jezus in antwoord op de verwijten van de tempelleiding zei dat ze deze tempel wel mochten afbreken en dat Hij die in drie dagen weer zou opbouwen.  Wat ze toen verkeerd opvatten en wat Jezus’ eigen leerlingen ook pas na zijn opstanding begrepen, dat het ging over de tempel die Jezus’ eigen lichaam was: afgebroken tot op het bot aan het kruis en aan het graf, om zo een nieuw leven mogelijk te maken en onze levens en onze lichamen te maken tot tempels van de Heilige Geest, en een gemeente op te bouwen waar God wil wonen door zijn Geest en waar we tot rust mogen komen en tot aanbidding.

dia 5

Ja, want God wil ook voor ons midden in alle hectiek en drukte en chaos die we kunnen ervaren, om ons heen en op ons werk en in ons hoofd, en ook in de kerk, ruimte scheppen waarin we tot rust kunnen komen en ons kunnen richten op Hem  en tijd en aandacht kunnen geven aan elkaar, waar we blij kunnen zijn met wie blije dingen meemaken en verdriet kunnen delen en zorgen, waar we onszelf mogen zijn en er kunnen zijn voor elkaar, om energie op te doen voor alles wat weer onze aandacht vraagt en waar we moed voor nodig hebben en vooral Gods nabijheid en troost en zegen bij nodig hebben, zodat we niet afhaken en opgeven.

Pasen, pesach, was een feest van bevrijding, een feest dat begon met een sabbat en eindigde met een sabbat – de dag die bedoeld was als dag van rust en aanbidding. Maar wat lastig was het toen al om echt rust te nemen  en je dingen los te laten. In Amos 8 zegt de profeet dat de handelaars niet konden wachten tot de rustdag voorbij was en ze weer handel konden drijven;  en in Jesaja 58 horen we de HEER zeggen: “Wanneer je je voeten rust gunt op sabbat en geen handel drijft op mijn heilige dag, wanneer je de sabbat als een dag van vreugde ziet, de dag van de HEER als een heilige (een speciale) dag, wanneer je hem in ere houdt door niet je gang te gaan, geen handel te drijven of zaken te bespreken, dan vind je vreugde in de HEER”. Dat geeft ruimte en rust.

Zoals in een lied over de zondag als niet een dag van regels maar van rusten, geen strenge dag van laten en verbieden maar een dag van stilte in mijn hoofd en in mijn hand, dat dat ik adem schep en God ontvang, een dag van Jezus’ liefde, en zo ook een dag die zich uitstrekt over alle andere dagen: ruimte voor stilte en gebed. Goed om er bij stil te staan en aan te werken: je hoofd leegmaken en tot echte rust komen.

Vanzelf gaat dat niet.    We weten en ervaren dat allemaal wel. We zijn zo druk, en ook op zondag en ook in de kerk kunnen we vol zijn met van alles en nog wat, en zijn we druk en maken we ons druk over dingen van de afgelopen week en van de week die eraan komt: zorgen, zaken, school, en ook van wat speelt in de kerk. Zomaar moet er weer zoveel en willen we zoveel en zit ons zoveel in de weg.

Is het echt ver weg wat Jezus aantrof dat het huis van Vader lijkt op een plek waar je moet dealen met elkaar, waar het gaat om meetellen en we elkaar afrekenen op dingen – en…waar je zomaar op je zelf kunt blijven en voor jezelf bezig kunt zijn. Ik las: “Godsdienst en naar de kerk gaan kunnen een alibi worden, een dekmantel voor een leven waarin je zelf in het middelpunt staat, waarin je andere goden dient, de god van het geld, de god van de grote mond, de god van ‘dat maak ik zelf wel uit’, de god van ‘ik red mezelf wel en ik heb God niet nodig'” – tot zover dat citaat.

Jezus kijkt door die schone schijn heen, ontmaskert dat, en haalt de zweep erover. En dat om ruimte te scheppen voor concentratie op wat echt belangrijk is: je eigen leven, je verhouding tot God en mensen om je heen, je plek in dit leven, hier en nu.

Zoals in de psalm die we voorafgaand aan het avondmaal straks gaan zingen: “ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht…als een kind is mijn ziel in mij” .

dia 6

Het leesrooster voor deze veertigdagentijd geeft ons handvatten om erover na te denken, erover te praten en er wat mee te doen, net naar dat ieder wil en kan: “De veertigdagentijd is een tijd van verstilling en inkeer. Neem de ruimte om met deze stilte te oefenen. Laat het tot je doordringen hoe je je laat meeslepen door werkdruk en onrust en maak de tijd voor echte rust. Ervaar de kracht van de stilte en neem die mee, ook na Pasen”. En dan ook: “de stilte helpt om de drukte aan te kunnen”. Gericht op God – biddend, lezend, mediterend, toegewijd aan God en mensen om je heen, aan de taken die er zijn, en onderweg naar blijvende rust.

Laat elk van onze huizen – en onze gemeente als huis waar God wonen wil – een plek zijn waar ruimte is voor stilte en voor gebed, en voor ontmoeting.

                                                      amen

 

liturgie voor de morgendienst

votum en zegengroet

zingen:   Ps. 25: 7,8,9,10 ‘Gods vertrouwelijk’ omgang’      + antifoon  NLB 535d:  ‘Mijn ogen zijn gericht op U, bevrijd mijn voeten uit het net’  

(A –  7,8 –  A –  9, 10 –  A)

wet van God uit Exodus 20

zingen:   Gz. 156 (1-4)  ‘Heer, ik kom tot U’ 

gebed

Schriftlezing: Joh. 2: 13-22

zingen:    NLB 187 (1-4)    Runderen, schapen en duiven te koop!’

verkondiging:  Joh. 2: 16b   ‘Ruimte voor stilte en gebed’

zingen:    Ps. 69: 3,10,11   ‘Beschaam om mij het stil vertrouwen niet’

gebed

collecte

zingen:   Ps. 131 (1,2,3)  ‘O HEER, er is geen trots in mij’

avondmaalsformulier IV

viering

zingen:   Ps. 32: 3A/4B Levensliederen

zegen

2 Petrus 1: 16-19a: Christus bewonderen (2e zondag van de 40 dagen)

dia 1      Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Het moet een onvergetelijke ervaring zijn geweest voor die drie leerlingen van Jezus, zo onvergetelijk dat ze er tientallen jaren nog over wisten te vertellen. Zoals Petrus in zijn brief: “wij hebben met eigen ogen Jezus’ grootheid gezien”. Samen met Jakobus en Johannes had hij als het ware even de hemel in mogen kijken en ook Gods stem mogen horen over Jezus als Gods eigen lieve Zoon.

Als ooggetuigen en oorgetuigen voor vele anderen toen en later, tot vandaag toe. Niet voor niets nam Jezus drie leerlingen mee, want in de wetten van Mozes staat  al: “op de verklaring van twee of drie getuigen zal elke zaak vaststaan” (Deut.19:15) Blijkbaar is het belangrijk dat we meekijken en meeluisteren en dat ook wij geloven. Ik denk ook aan waar Johannes – nog zo’n ooggetuige – zijn verhaal over Jezus mee begint: “Het Woord – dat bij God is en zelf God is – is mens geworden en heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid, en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader” (Joh. 1: 14), en even verder: “Niemand  heeft ooit God gezien, maar de enige Zoon, die aan het hart van de Vader rust, heeft Hem doen kennen” (Joh. 1: 18). Mooi dat wij met de ogen en oren van die eerste getuigen mogen meekijken en meeluisteren naar Jezus, en Gods glorie en majesteit leren kennen en bewonderen in wie Jezus is, en in wat Hij deed en doet voor ons.

En dat niet alleen als we de glans van de hemel zien afstralen van Jezus op die berg, maar ook en juist als we zijn door lijden getekende gezicht ons indenken en Hem aan het kruis zien hangen: wie heeft groter liefde dan Hij die zijn leven gaf voor zijn vrienden en zelfs voor wie zijn en Gods vijanden waren; waar zien we meer de overweldigende liefde van deze Vader die zijn eigen Kind aan ons wilde verliezen?

Ook met het oog op het lijden en sterven van zijn Heer en Meester schreef Johannes dat hij en de anderen zijn grootheid gezien hadden als de unieke Zoon van de Vader.

Wij mogen met hen Christus bewonderen en zelf zijn glans doorstralen naar anderen.

Christus bewonderen

 dia 2          1. op die berg (Christus bewonderen)

Het was een kleine week na die geweldige belijdenis van Petrus, op de vraag van Jezus wie Hij in hun ogen was: “u bent de Christus, de Zoon van de levende God”. Daar klonk erkenning en bewondering in door, en ook verwachting van een glorieuze toekomst door Jezus en met Jezus: zo dichtbij was het lang verwachte rijk van God!

Maar vlak daarover heen lijken donkere wolken samen te trekken, en klinkt het als ongehoord en ongerijmd, als Jezus voor het eerst hen duidelijk maakt dat Hij gaat lijden en gedood zal worden, om drie dagen later uit de dood op te staan – is het raar dat alles in Petrus en de anderen in opstand komt, en Petrus het niet voor zich kan houden: maar dat gaat niet gebeuren, dat kan helemaal niet, dat zal God voorkomen! Waarop Jezus hem terugfluit: het gaat niet om wat mensen willen, maar wat God wil.

Maar hoe moeten we dan plaatsen wat niet lang daarna op die berg is gebeurd?Waarom ineens zoveel uitbundige glorie van de hemel onderweg naar dat lijden?En waarom heeft de kerk al zo’n vijftien eeuwen dit verhaal een plek gegeven in de veertigdagentijd die toch een tijd is van inkeer en bezinning, boete en vasten?

Als we goed lezen en kijken en op ons in laten werken wat te zien was op die berg, komen we erachter dat we in Jezus oog in oog staan met wie God is en wat hemel is. Zoals vaker is ook hier een berg, een heuvel, een plek waar je dichterbij God komt, waar de aarde een beetje dichter bij de hemel komt, en juist daarom was Jezus daar vaak te vinden: om even weg te zijn van de drukte beneden, en even dichter bij God. Bij Lucas wordt dat verband nog net iets duidelijker als hij vertelt dat Jezus een berg op ging “om te bidden”; en dan gebeurt het: “Terwijl Jezus aan het bidden was, veranderde zijn gezicht, en zijn kleren werden stralend wit”. Ik las dat als Mozes sprak met God, Gods licht op hem afstraalde, als lichtstraal die van buiten kwam.Maar: “Jezus straalt van binnenuit. Hij ontvangt niet alleen licht, Hij is zelf licht”.  Ik moet denken aan de belijdenis van Nicea over Jezus als ‘God uit God, Licht uit Licht’. En zelf zei Jezus meer dan eens dat Hij het Licht is voor de wereld – en dat werd in zijn woorden en werken zichtbaar, en op die berg spatte het eraf: God zo dichtbij. Paulus schrijft over God: “Hij woont in het licht, waar geen mens kan komen. En geen mens heeft Hem ooit gezien,of kan Hem zien” (1 Tim. 6:16). En toch: zie Jezus! In zijn licht zien wij Het Licht= God zelf.

Ja en hoor de hemel, God zelf, Jezus’ hemelse Vader: “Dit is mijn geliefde Zoon”. Bijna letterlijk wat ook klonk toen Jezus door Johannes werd gedoopt in de Jordaan en toen tegen Jezus gericht: “jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik vreugde”. Dat was toen Jezus zich liet dopen door Johannes alsof Hij een zondig mens was, gehoorzaam aan de wil van zijn Vader en met hemelse goedkeuring: dit is nou mijn Zoon, die man op sandalen, die timmerman uit Nazaret: Hij kwam bij ons, heel gewoon, de Zoon van God als mensenzoon, die ons kwam dienen als een knecht… In Filippenzen 2 schrijft Paulus daar ook over: “Hij de gestalte van God had, hield zijn gelijkheid aan God niet vast, maar deed er afstand van. Hij nam de gestalte aan van een slaaf en werd gelijk aan een mens” – zie onze God, de Koning-knecht.

   Op die berg is het precies dat wat de leerlingen van Jezus en wij dus ook, te zien en te leren en te geloven krijgen als hemels licht op Jezus valt en van Hem afstraalt, van die Jezus die op weg is om te lijden en te sterven: hier is je God, de Koning-knecht. Net als bij die doop in de Jordaan geeft God zijn goedkeuring aan de weg van Jezus die via lijden naar de glorie van het rijk van de hemel gaat: zo gebeurt mijn wil, hoor je het wel Petrus, zie je nou wel – en wij mogen het weer van Petrus horen en leren: wij hebben met eigen ogen zijn grootheid gezien, kijk maar mee, en geloof in Hem!

 dia 3    2. in zijn lijden (Christus bewonderen)

  Dat wilde er maar niet in bij de leerlingen van Jezus, vandaar eerder die emotionele afwijzing door Petrus, vast ook namens de anderen: nee, dat nooit!  En ook nu konden ze het maar niet begrijpen en wilden ze er niet aan, paste het ook in hun beleving totaal niet bij dat stralende licht om Jezus en om hen heen.

Als dan ook nog Mozes en Elia verschijnen, en met hun Meester in gesprek gaan, worden ze helemaal enthousiast en willen ze dat stralende moment vasthouden: ‘Meester, laten we drie hutjes bouwen, voor U en voor Mozes en voor Elia’ – wat is mooier dan zoveel hemel zo dichtbij – het is weer meer wat mensen willen en beantwoordt aan menselijke verwachtingen dan doen wat past in Gods plannen. Marcus geeft door wat Petrus er later in zijn preken eerlijk bij vertelde dat hij zo maar wat zei omdat hij en ook de andere leerlingen erg geschrokken waren. Als het allemaal achter de rug is blijkt dat ze er niet mee uit de voeten kunnen: hun Meester die zou moeten lijden en sterven, en daarna opstaan – zo onwerkelijk!

Daarom ook, omdat ze daar nog niet mee kunnen omgaan, laat staan anderen daarover vertellen, mochten ze met niemand praten over wat ze hadden gezien en gehoord: houd het voor je, wacht ermee tot na mijn opstanding, zei Jezus.

En zo is het ook gegaan: toen het allemaal was gebeurd, kwamen de tongen en de pennen van Petrus en anderen los, en kreeg ook dit gebeuren een vaste plek in maar liefst drie evangelieverhalen en in Petrus’  brief en zo in de verkondiging van de kerk als funderend voor ons geloof in Jezus als Heer, als de Koning-Knecht.

Ja, en dan wordt des te meer bijzonder dat uitgerekend Mozes en Elia in beeld komen, als de twee grote vertegenwoordigers van het oude verbond, als in levende lijve wet en profeten, die eeuwenlang hadden verwezen naar de komende messias, die volgens Jezus zelf vol waren van Hem en van zijn weg van lijden en overwinning.

Als het bijna zover is dat de messias steeds dieper zijn lijden in zou gaan, komen Mozes en Elia Hem bemoedigen, Lucas zegt erbij dat ze met Jezus spraken over zijn levenseinde dat Hij in Jeruzalem zou gaan volbrengen – en dat staat er een bekend woord uit het OT: exodus, dat is uittocht, bevrijding uit slavernij en zonde. Heel dat oude verbond is vol van God die zijn mensen, zijn volk zoekt, en die met eindeloos geduld en onbegrijpelijk veel genade en liefde aan verlossing werkt, maar het is ook vol van het falen van dat volk, van onmacht en van steeds weer ontrouw.

Mozes heeft geworsteld met de koppigheid van zijn volk en mocht uiteindelijk ook zelf het beloofde land niet binnen, Elia ging na het hoogtepunt op de Karmel er diep onderdoor: Heer,ik kan niet meer en ik wil niet meer, ik ben de enige die voor U gaat.

Nee, dé exodus uit het moeras van zonde en schuld konden ook zij niet voor elkaar krijgen.  Het verbond van God met zijn volk liep steeds weer stuk, en kon niet op tegen de zuigkracht van de zonde en tegen de onmacht van zondige mensen. Wat bijzonder om nu juist die twee voorgangers te zien met hun grote Opvolger, die we kennen als onze hoogste profeet en leraar die door zijn lijden een nieuw en blijvend en echt ijzersterk verbond mogelijk gaat maken, onderbouwd met zijn bloed.

Ik las: “Daarmee wordt voor Jezus ook hoorbaar dat zijn program geen vergissing is. Leerlingen mogen er met de rug naar toe gaan staan, maar heel het oude verbond ziet er naar uit!

Ook dat zijn die leerlingen pas later gaan begrijpen, zoals zo mooi naar voren komt in die brief van Petrus: “ons vertrouwen in de woorden van de profeten is daardoor alleen maar toegenomen” . Ja, want wat die profeten voorzegd hadden, is op Gods tijd en volgens Gods plan uitgekomen, en dat mag ook ons veel zeggen en ook ons bemoedigen: “u doet er goed aan uw aandacht daarop altijd gericht te houden”.

   Het zou mooi zijn als deze weken van bezinning en viering onze bewondering van Jezus groter zouden maken, juist als we Hem zien in zijn lijden, trouw aan de wil van zijn en onze Vader, en uit liefde voor ons die door geloof zijn broers en zussen zijn. In het leesrooster staat: “Tot inkeer komen is niet alleen naar jezelf kijken, Het kan niet zonder de blik op Christus. In het licht van zijn heerlijkheid zie je jezelf klein worden. Maar je ziet ook je unieke positie”. Gods glorie gaat van je afstralen.

 dia 4  3. elke dag (Christus bewonderen)

Die eerste leerlingen hebben – zeggen ze zelf achteraf – de grootheid van Jezus gezien, en in Hem de glorie van God, van zijn macht en zijn genade en zijn liefde. En dat niet alleen toen op die berg maar ook ervoor en erna: in de wonderen die Jezus deed, door de gelijkenissen die Hij vertelde, in de bergrede, maar zeker ook in zijn lijden uit liefde en zijn opstanding in glorie, tot en met zijn hemelvaart….en het heeft hun leven veranderd.  Waar het niet bij bleef, want na hen zijn er ontelbaar veel mensen gekomen die onder de indruk kwamen van Jezus waardoor hun leven radikaal veranderde en zij nooit meer los van Hem kwamen: Heer U bent mijn leven!

Ja maar, hoe kun je nou zoveel eeuwen later Christus bewonderen en onder de indruk raken van zijn uitstraling? Petrus schrijft erover in 1 Petrus 1: “Jullie hebben Jezus  Christus nooit gezien en toch houden jullie van Hem. Jullie zien Hem ook nu niet, en toch vertrouwen jullie op Hem.Ja, jullie juichen van hemelse vreugde”.

Blijkbaar kan dat toch, dat je iemand nooit persoonlijk hebt ontmoet en dat je toch van zo iemand onder de indruk raakt, hem of haar gaat bewonderen, en het kan zelfs zover komen dat jijzelf daardoor verandert, dat het je hele leven gaat stempelen. Daar zijn voorbeelden genoeg van: b.v. van mensen die veel andere mensen inspireren door wat je over hen hebt gehoord of van ze hebt gelezen of ze hebt zien doen: grote schrijvers, mensen uit de politiek of de sport, vooral ook mensen die zich hebben ingezet voor vrede en tegen onrecht: Martin Luther King, Nelson Mandela, zo’n meisje Malala in Pakistan, zo’n pater Frans die zijn leven gaf voor zijn parochianen in Syrië, verpleegkundigen die zich inzetten voor ebolapatiënten…

Jezus’ heerlijkheid is vooral zichtbaar in zijn genade, en daar is zijn leven en werken vol van. Hoe meer je je eigen maakt wat Hij gezegd heeft en gedaan, des te meer ga je Hem bewonderen en komt ook God dichterbij want wie Jezus ziet ziet in Hem God. Ja en dan gaat dat ook jezelf veranderen, gaat zijn licht en liefde door jouzelf  heen verder naar anderen toe, hoor Jezus: jullie zijn het licht voor de wereld, laat dat licht schijnen voor de mensen, dan gaan ze je goede daden zien en God de eer geven.

Prachtig zoals Paulus schrijft over de glorie van God in Christus die ons verandert:  “Wij allen die met onbedekt gezicht de luister van de Heer aanschouwen, zullenmeer en meer door de Geest van de Heer naar de luister van dat beeld worden veranderd” (2 Kor. 3: 18).  Weet u dat daar datzelfde woord voor wordt gebruikt als voor wat met Jezus gebeurde op die berg, n.l. metamorfose, je wordt er een ander, een mooier mens van: “wij gaan steeds meer lijken op onze hemelse Heer”.

Neem maar mee als vraag voor deze veertigdagentijd: of daar al iets van te merken is,bij jezelf en bij elkaar, en hoe we eraan kunnen werken dat door wat wij laten zien aan elkaar en aan anderen van wie Christus is, de bewondering voor Hem groeit.

dia 5     4. als Hij komt  (Christus bewonderen)

Het is opvallend dat Petrus daarmee inzet in die tekstverzen: “Toen wij u de glorierijke komst van onze Heer Jezus Christus verkondigden”. Het gaat dan duidelijk niet over het komen van Jezus in deze wereld, als kind, want zo glorievol was die komst niet: een kind in doeken gewikkeld, in een voerbak.

Nee, het gaat over de terugkomst van onze Heer, in majesteit, als de grote Koning. De BGT heeft: “onze Heer Jezus Christus zal met hemelse macht op aarde komen”. Het komt terug in 3:4 waar Petrus het heeft over mensen die spottend vragen waar die Christus toch blijft: “Hij had toch beloofd te komen?”, en in 3: 12 gaat het over de dag dat God zal komen – met steeds weer hetzelfde woord voor komst: parousie.

Nou, die verschijning op die berg, met goddelijke glans en glorie, is daar al een glimp van en een voorspel voor: het gaat door lijden heen naar die heerlijkheid. Petrus wil maar zeggen: dat verzin ik maar niet, dat is meer dan een mooie droom, ik heb zelf al iets mogen zien van de majesteit van Zijne Koninklijke Hoogheid, al was het nog maar even en nog maar een glimp, maar dat vraagt om meer en dat meer zal ook komen, dankzij het lijden en de overwinning van de Koning-knecht. Die heeft geleden voor u en voor jou en die ons wil laten delen in zijn heerlijkheid.

Dat heeft Hij zelf beloofd toen Hij het had over de voltooiing van deze wereld: “Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon”.  Johannes laat ons al genieten bij het vooruitzicht: “we weten dat we op Jezus zullen lijken als Hij terugkomt. Dan zullen we Hem zien zoals Hij is, de hemelse Christus”.

amen      

 dia 6

Die vraag dus: wat is al te zien van de glorie van Christus, bij jezelf en bij elkaar?

 ————————————————————————————————-

liturgie voor de morgendienst op de 2e zondag van de Veertigdagentijd

 votum en groet

zingen:      Ps. 25: 1,2,3,5 + antifoon

      (A – vss.1,2 – A – vss 3,5 – A)

(NLB 535c: Gedenk uw ontferming, God,

                   uw liefde eeuwen door)

Gods wet (Deut. 5)

zingen:     Ps. 99: 5,6

gebed

Schriftlezing: Marcus 8: 27-33 en 9: 2-10

zingen:     NLB 517: 1,2 (melodie: Lied 158)

 verkondiging: 2 Petrus 1: 16-19a

zingen:     Gz. 111

gebed

collecte

zingen:     Ps. 43: 3,4

zegen

Johannes 12: 24: Een tuin bloeit rond het open graf (inleiding veertigdagen-project)

 

Gemeente van Christus,

dia 1

‘Een tuin bloeit rond het open graf’.

Dat is het thema, niet alleen van deze dienst, maar van heel de veertigdagentijd.

Jullie hebben allemaal het leesrooster voor de weken tot en met Pasen ontvangen, om er thuis mee aan de slag te gaan, persoonlijk en als gezin, van dag tot dag. Ook de kinderen kunnen meedoen, op hun manier, twee keer in de bijbelclub maar ook thuis, met de 40-dagen-kalender die vandaag uitgereikt wordt en heel bijzonder is, met veel te leren en te bewonderen in de wereld van maan, sterren,en planeten. Zoals aangekondigd is iedereen welkom woensdagavond voor een kort avondgebed. Tenslotte: de bedoeling is gespreksavonden in de wijken te organiseren, op 8 maart,de zondag waarop we samen avondmaal vieren, met als thema: ‘Werken en bidden’

‘Een tuin bloeit rond het open graf’. Een regel die ontleend is aan het lied waarmee we begonnen vanmorgen, Gz. 479. Een lied waarin we zongen over de machtig mooie wereld die God geschapen heeft: “Aan U behoort, o Heer der heren, de aarde met haar wel en wee…..” en dan vooral: “Gij roept het jonge leven wakker, een tuin bloeit rond het open graf. Er ruisen halmen op de akker, waar zich het zaad verloren gaf”.

Het doet denken aan de lente, als na de winter waarin weinig tot niets groeit, overal weer gras gaat groeien, de in de herfst geplante bollen uitlopen tot veelkleurigheid;en aan de zomer als het ingezaaide land koren oplevert en allerlei andere gewassen.

dia 2

Ja maar, er is meer en het gaat dieper want wie denkt bij die tuin die bloeit rond het open graf niet aan de Paasmorgen. Aan Jezus die zijn graf leeg achterliet omdat Hij de dood had overwonnen en was opgestaan, en ons doet delen in zijn overwinning. Daarom mogen wij door geloof ervaren dat het leven zelfs door de dood heen bloeit, en uitkijken naar de dag dat ook onze graven eens opengaan en we zullen opleven. Want “nu gaan de bloemen nog dood, nu moet je soms nog huilen, nu blijf je steeds iets missen – maar dan is er geen dorst meer of verdriet, daar is gelukkig leven en het eindigt niet”, nooit meer – en dat is omdat voor ons de allerprachtigste bloem die ooit op aarde gebloeid heeft – Gods eigen lieve Zoon Jezus – is doodgegaan en in een graf weggeborgen in die tuin van Johannes van Arimatea-  en Hij juist zo als overwinnaar over zonde en dood en graf opstond: Hij is hier niet, Hij leeft, voorgoed.

‘Een tuin bloeit rond het open graf’. Als je met dat leesrooster aan de gang gaat, zul je merken wat een mooie Bijbelse lijn je op het spoor komt: vanuit de tuin waar alles begon en het ook al gauw mis ging zodat God onze voorouders wegstuurde een wereld in met dorens en met distels, en via de verwoestende zondvloed en later de woestijn naar het land dat overvloeide van melk en honing, en dan weer via de woestijn waar Jezus werd verzocht en de olijvenboomgaard Gethsemané, naar die tuin met dat open graf, en het einddoel: Gods nieuwe wereld die nog uitbundiger zal bloeien dan eens in die tuin van Eden.

Zoals in dat leesrooster de zin steeds terugkomt: “De weg naar Pasen begint in een tuin”, en daar loopt Gods weg ook op uit: “De opstanding van Jezus was een wonder van het formaat van de schepping. Opnieuw breekt het licht door. En rond het open graf komt een nieuwe schepping tot bloei” – kijk in het leesrooster van Paaszondag.

dia 3

Kijk, en voor die nieuwe schepping, en voor het nieuwe leven dat God ons geeft, was nodig dat Jezus Gods Zoon als een graankorrel, een zaadje, begraven werd in de aarde, zoals door Hem aangekondigd als regel van de natuur maar vooral van Gods genade: “Een graankorrel die in de aarde gezaaid wordt, moet sterven. Zolang hij niet sterft, gebeurt er niets. Maar als hij sterft, levert hij veel nieuwe korrels op”.

Wat de Heer zegt begrijpen we vast wel: uit één zo’ n graankorrel komt een nieuwe plant, en als het daar goed mee gaat, komen aan die nieuwe plant een heleboel aren met heel veel korrels. Je kunt er dan meel van malen, en er brood of wat anders van bakken, maar je kunt die korrels ook het volgende jaar in de grond stoppen en dan komen er veel meer nieuwe planten en dan weer en dan weer…….gigantisch wat een hoeveelheid koren en meel je na 5 of 10 of 20 jaar hebt….net zo gaat het met veel van die bollen die groeien hier in de Kop van Noord-Holland en die als ze uitgegroeid zijn worden verkocht, niet alleen in Nederland maar ook in heel veel andere landen…

Maar dan is wel nodig dat je die korrels, dat zaad, die bollen, in de grond stopt of ze uitzaait. Voor het oog verdwijnen die bollen of die zaadkorrels dan in de aarde, en gaan ze dood. dia 4 Maar in werkelijkheid is dat juist volop leven, komt juist zo er een steeds grotere oogst. Terwijl als je die bollen in de doos laat zitten en er niets mee doet, er misschien nog wel een groen scheutje uit komt, maar zeker geen bloem of nieuwe graankorrels – als er niks gebeurt verliest dat zaad zijn kiemkracht en die bol wordt slap en droogt uit, en wordt waardeloos: gooi maar weg, heb je niks meer aan.

Met dat in het achterhoofd gaan we beter begrijpen wat Jezus zegt over zichzelf en over ons. Wat Hemzelf betreft, de aanleiding voor dat gelijkenisje over zaaien en oogsten is dat enkele Grieken aangaven dat ze Jezus wel zouden willen ontmoeten, Via eerst Filippus en Andreas dia 5  (die alle twee een Griekse naam hadden en dus wel goed Grieks verstaan en gesproken zullen hebben) hadden ze een gesprek aangevraagd: wij zouden graag jullie leermeester Jezus ontmoeten, zou dat kunnen?Zij weer naar Jezus: Heer, er zijn Griekse mensen voor U.Wilt U wel met hen praten?

Hoe het verder is gegaan, of en hoe dat gesprek is geweest, het wordt er niet bij verteld. Wat blijkbaar belangrijker is, is wat de Heer erover zegt: “de tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven”,endan gaat gebeuren waar de Joodse leiders zo bang voor waren. Die zeiden tegen elkaar:  de hele wereld loopt achter Hem aan. Daar zien we er iets van als die Grieken interesse tonen in Jezus. Grieks sprekende mensen die God al kenden en in de tempel Hem kwamen dienen, en er blijkbaar ook bij waren geweest toen Jezus de stad in kwam op zijn ezeltje en door veel mensen werd toegejuicht als de koning van God: wie is die Jezus toch?

Ja maar, gaat Jezus meteen verder, die troon en die wereldwijde erkenning en die majesteit, komen alleen op de manier waarop het gaat met graankorrels die een grote oogst opleveren. Daarvoor is nodig dat Ik eerst door dood en graf heen ga. Stel dat Jezus gegaan zou zijn voor eigen winst: koning worden over een klein volk toen en daar, en dat ene volk weer op de kaart zetten en regeren vanuit Jeruzalem. Dan had de rest van de wereld er niks aan gehad, en zouden jullie en ik  nooit zijn gaan geloven….vooral: dan was het nooit goed gekomen tussen God en de mensen, en kwam er geen nieuwe wereld; dan was Gods koninkrijk een ministaatje geworden.

Zoals mensen die op eigen belang uit zijn en daarvoor desnoods over lijken gaan, misschien even succes hebben en een tijdje oppermachtig zijn, zoals toen de keizer en nu allerlei dictators……of van die kleine baasjes en patsers waar de wereld vol van is…..maar als het erop aan komt zijn ze eenzaam, weinig geliefd, en als hun tijd om is en hun rol uitgespeeld, treurt niemand nog om hen.

Laten ook wij  onszelf afvragen of we wat willen betekenen voor anderen of dat we eigenlijk op en voor onszelf leven. Of we gaan voor ons eigen koninkrijkje of voor het overeind houden van onze eigenkerk of onze eigen tradities of idealen, of dat we verder om ons heen kijken en verder vooruit kijken: waar wil God heen met zijn wereld en wat is de plek die ik daarin kan hebben, wat kunnen we betekenen voor onze medemensen en de samenleving? Met als focus dat koninkrijk van God niet maar ver in de toekomst maar overal waar mensen in hun leven al iets laten zien van Gods liefde en Jezus’ dienstbaarheid . Lees maar door na ons tekstvers: “Wie mij dient moet Mij volgen” – en neem dat maar letterlijk: volgen op die moeilijke weg van lijden en doodgaan: “als je bereid bent je leven(tje) op aarde op te geven, op te offeren, los te laten, win je een eeuwig leven.

Jezus, onze Heer, ging zover dat Hij zijn leven overhad en opofferde voor mensen die hun leven hadden verspeeld: zijn dood lijkt zijn einde maar blijkt op Pasen het begin van een grote oogst. Een uitlegger zegt het zo: “de vruchtbaarheid van zijn dood zal leiden tot een spectaculaire vermeerdering van zijn aanhangers”, en: “uit het kruishout zal de wereldkerk opbloeien”. Zelf zegt de Heer erover dat Hij “niet is gekomen om gediend te worden maar om te dienen en zijn leven te geven als losgeld voor velen”  – aan zijn dood danken wij en vele anderen het Leven.

Kijk, en zo gaat het gebeuren, langs die onaantrekkelijke en ongeloofwaardige weg van lijden en dood, volgens de wet van graankorrel: een graankorrel die niet in de aarde valt en niet sterft, blijft die ene graankorrel – eenzaam, onvruchtbaar, in zichzelf gekeerd, en dus zonder groei – maar door te sterven komt er juist heel veel vrucht.

dia 6   

En blijf dan niet steken in dat mooie dat Jezus voor je zonden is gestorven – hét Zaad moest sterven- maar durf door te lezen en je aangesproken te weten: “wie zijn leven” – zijn misschien wel geslaagde en boeiende en relaxte of zijn moeizame en bedreigde leven hier en nu – “liefheeft en wil vasthouden, zal het verliezen” – je leefde voor jezelf en je sterft voor jezelf en je eindigt met lege handen, vruchteloos.

Maar als je jezelf aan Jezus durft verliezen, als je durft loslaten en jezelf over durft geven, win je. Je leefde niet voor niets en je sterft niet voor niets, want  je leven was een leven met Christus en je sterven zal geen verlies zijn maar winst opleveren.

Ja, en als de Bijbel het dan heeft over sterven, is dat meer en dieper dan doodgaan. Dan zou pas dat nieuwe leven komen na dit leven, en volmaakt en volgroeid op de nieuwe aarde, zoals in dat lied over stil maar en wacht maar, tot alles nieuw wordt. Dat is wel de glorieuze eindfase maar gelukkig begint dat nieuwe al eerder, nu al. En moet dus ook dat proces van sterven al eerder beginnen, nu al, in dit leven al. Ik denk aan de catechismus waar in zondag 33 over bekering gezegd wordt dat je die zou kunnen vergelijken met wat in de natuur gebeurt – denk weer aan dat zaad – namelijk “het afsterven van de oude mens en het opstaan van de nieuwe mens”.

Wat geen bedenksel van de catechismus is maar een teruggrijpen op Bijbelse beelden, zoals bij Paulus, vooral in Kolossenzen 3: laat wat aards in u is afsterven. Omdat, schrijft hij er kort voor: een christen met Christus gestorven is en opgestaan. En in 2 Kor. 5 schrijft Paulus dat wie één is met Christus, een nieuwe schepping is

Een van de volgende zondag komt dat terug, en gaan we dan wat breder uitwerken. Nu is genoeg mee te nemen dat zoals elk mens lichamelijk vanaf zijn geboorte tot aan zijn overlijden een proces doormaakt van afsterven van cellen en het aanmaken van nieuwe cellen. Iemand schrijft er dit over: “Het lichaam is constant bezig met celvernieuwing, de snelheid is afhankelijk van het type cel. We kunnen dus stellen dat net zoals de cyclus van groei en leven voortduurt, worden ook de cellen van ons lichaam voortdurend vernieuwd. Als dat niet zou gebeuren, zouden we niet blijven leven. Als het leven zichzelf niet constant vernieuwt, houdt het op te bestaan. En dat is een belangrijk punt. Ofwel het leven vernieuwt zichzelf, of het sterft af. Dat geldt zowel fysiek als geestelijk”. Tot zover het citaat. Er kan nog een andere uitspraak van Paulus aan worden toegevoegd, juist over dat geestelijke vernieuwingsproces. “ook al gaat ons uiterlijke bestaan verloren, ons innerlijke bestaan wordt van dag tot dag vernieuwd” (2 Kor. 4: 16) – en dus worden de vruchten daarvan niet pas op de nieuwe aarde geplukt, maar nu al: wie met Christus leeft, is een nieuwe schepping!

 dia 7    – zoals met die krokos in die bloembol en pop waaruit vlinder komt

 Tegelijk komt daarin ook een opdracht mee om wat slecht is ook te laten afsterven. Denk maar weer aan je tuin waar straks weer van alles gaat groeien en bloeien, maar waar ook heel wat werk in kan gaan zitten om dode takken af te zagen, onkruid te wieden, bomen en planten bij te snoeien en wat uitgebloeid is af te knippen om zo juist de groei en de bloei op gang te houden: door te sterven komt er nieuwe vrucht.

Zo gaat dat ook met verbonden zijn aan Christus – denk aan wat Hij zelf zegt over zichzelf als de echte wijnstok – nu zoals de Bijbel in Gewone Taal het weergeeft: “Ik ben de stam van Gods druivenplant, en jullie zijn de takken. God zelf is de tuinman. Hij haalt de takken weg waar niets aan groeit. En de takken waaraan druiven groeien, maakt Hij kort. Want dan komen er in het volgende jaar nog meer druiven aan” (Johannes 15: 1-2).  Ook dat snoeien en dat krenten is een stukje sterven: God houdt ons kort en maakt ons klein, door moeilijke dingen die een mens kunnen overkomen, door ons te confronteren met onze kwetsbaarheid, doordat we onze beperktheid ervaren en vaak onszelf tegenkomen, en ons te laten ervaren dat we er juist sterker uitkomen als we ons niet groter en flinker voordoen dan we zijn, als we hulp van anderen accepteren, en als we ons bij God geborgen weten en veiligheid en steun en hulp van mensen om ons heen mogen ervaren, als we niet onszelf ten koste van alles overeind willen houden maar onszelf durven loslaten. Dat kan lastig zijn of pijnlijk, maar het geeft ook rust, ruimte, en nieuwe energie.

Zolang Jezus niet terug is en alles nieuw geworden is, geldt voor elk mens de wet van de graankorrel. Blijft gelden dat alle mensen – vroeg of laat, oud en soms al jong – nog moeten sterven. Worden graven geruimd en nieuwe graven gedolven, moeten we elkaar op Gods tijd loslaten, na een lang of soms heel kort leven samen op aarde. Maar verbonden  aan Jezus mag dat sterven – hoe smartelijk en smadelijk ook -dat wat stof is weer tot stof vergaat, en hoe hard is dat afscheid – toch winst zijn, winst die nooit verloren gaat, als “God eens op zijn morgen volbrengt wat werd beloofd”.

Begraven heet zelfs  een zaaien op de dodenakker (het woord zegt het al), waarvan Paulus schrijft in 1 Kor. 15: 43: “wat onaanzienlijk en zwak is als het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt” , en dat omdat Christus als eerste van al die mensen die zijn gestorven en nog moeten sterven, al is opgewekt: “Overwinnaar zal Hij zijn,over zonde, dood en pijn.Heel het rijk der duisternis, weet wie Jezus Christus is: Hij is de hoogste Heer” –  de veertigdagentijd loopt uit op Pasen!

dia 8

De moeite waard om er mee bezig te zijn, op allerlei manieren, en vooral: samen!

amen

 

liturgie morgendienst zondag 15 februari 2015

votum en groet

zingen:   Lied 479: 1-4

Gods leefregels

zingen:    Ps. 85: 3,4

gebed

Schriftlezing:  Genesis 2: 4-17 en 3: 22-24

zingen:   Ps. 107: 11,12

Schriftlezing:  Johannes 12: 17-26

zingen:   NLB 982 (1,2,3): In de bloembol is de krokus

 verkondiging:  Johannes 12: 24

zingen:   Gz. 66: 1,2,5 

gebed

collecte – Psalmen voor nu 121

zingen:   Gz. 149

zegen

Matteüs 7: 24-27: Verstandig bouwen is veilig wonen (nieuwjaarsdienst)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Je eigen huis bouwen. Dat kunnen in Nederland maar weinig mensen. Bouwen, daar zijn aannemers voor, bouwbedrijven, en vooral: veel regels. Je kunt soms wel veel eigen wensen inbrengen, en zelf veel mee-klussen. Sommigen onder ons hebben er ervaring mee, zijn er zelfs deze weken druk mee bezig.

Maar meestal koop of huur je een bestaand huis, of een nieuw te bouwen huis. En dat moet aan allerlei eisen voldoen, en dat is ook wel zo makkelijk – en veilig. B.v. dat er eerst een goede fundering gelegd wordt, met beton en vaak ook palen.

In andere landen gaat dat vaak heel anders en ook veel sneller en makkelijker. B.v. dat iedereen op het stukje grond dat hij heeft of kan bemachtigen, naar eigen smaak en net naar dat er geld is, een huis bouwt, of een huisje, of een krotje. Rijke mensen kunnen groot en luxe en stevig bouwen terwijl arme mensen met wat golfplaten en hout iets neerzetten dat bij de eerste de beste storm of aardbeving in elkaar kan storten. En er zijn ook heel wat aannemers die vooral op de winst letten en niet op de kwaliteit.  Wat in landen met veel orkanen of aardbevingen heel wat slachtoffers en schade oplevert.

Dan snap je beter dat voorbeeld dat Jezus gebruikt aan het eind van zijn bergrede,over die twee mannen die alle twee hun eigen  huis hadden gebouwd, de een stevig de andere niet. In het land Israël was in die tijd bouwen op zand niet slim want als dat zand weg woei of weg spoelde, ging alles verzakken en bleef er van zo’n huis niet meer over dan wat puin. Terwijl als je dieper groef tot op de harde ondergrond van een rotsbodem je huis heel wat stootjes kon hebben, omdat er een goede fundering onder lag, zodat het huis niet instortte.

Vergelijk het met Nederland waar je hoe slapper de bodem des te meer moet doen om een goede fundering te leggen: veengrond b.v. is veel slapper dan klei of een zandbodem. En in ons waterrijke land moet je ook rekenen met betonrot en paalrot, terwijl ze in het  noorden steeds meer schade hebben door aardbevingen als gevolg van de gaswinning. Heel wat huizen en boerderijen zijn daar niet op berekend, omdat toen die zijn gebouwd nooit is gedacht dat ooit daar aardbevingsgevaar zou zijn met alle schade die er nu is.

Waar het onze Heer om gaat als hij dat voorbeeld gebruikt van het bouwen van een huis, dat is hoe mensen in het leven staan en omgaan met wat in een leven je kan overkomen.  En dat gaat natuurlijk op voor elk mens, ook voor u en jou en mij, in ons land, en in 2015. We zijn allemaal bezig om als het ware aan ons levenshuis te bouwen, of we nu voor een nieuwe fase staan in ons leven, of dat we voor ons gevoel verder gaan met waar we het vorige jaar mee bezig waren of aan zijn begonnen: je studie, je baan, je solliciteren,  je verkering, je huwelijk en gezin, dat nieuwe huis dat ze voor je aan het bouwen zijn, het weer opnieuw invullen van je tijd als gepensioneerde, of hoe we samen verder willen en kunnen als kerk.

Je kunt zeggen dat het hele leven is als een huis dat mensen voor zichzelf bouwen, om er zelf in te leven maar ook om dat samen te doen, als gemeente, en als samenleving. Zo vergelijkt Paulus de gemeente met een aan de Heer gewijde tempel waar de Geest van God woont, en schrijft hij ook dat je het bouwen van de gemeente met het bouwen van een huis kunt vergelijken, met als fundament Jezus zelf: zijn woorden, zijn geboden, zijn beloften en zijn waarschuwingen. En we hebben gezongen over je (levens)huis bouwen met Gods hulp, of zonder Hem: “Als de Heer niet helpt bij het bouwen van een huis, dan heeft het geen zin, ook al doen de bouwers hun best. Als de Heer niet helpt bij het verdedigen van een stad, dan heeft het geen zin, ook al letten de bewakers goed op. Je kunt wel hard werken, van de vroege ochtend tot de late avond, maar dat heeft geen zin. Want de Heer zrogt vopor je. Hij geeft je een goed leven, uit liefde, Je hoeft er niets voor te doen”.  (Psalm 127 in de BGT).

Natuurlijk moet je wel bezig zijn, vaak hard werken zelfs, hard studeren, investeren -en samen kerk zijn gaat ook niet vanzelf. Dat vraagt luisteren naar elkaar en praten met elkaar, en plannen maken, en dingen samen doen, en het kost ook het nodige geld.

Maar, als het daarbij blijft en we denken het daarmee te redden, dan heeft het als het erop aan komt geen zin, dan is het zomaar een huis dat op drijfzand gebouwd is, endat dus als het gaat stormen in je leven of als de kerk onder druk staat, het niet houdt, niet duurzaam is, maar zomaar als een kaartenhuis in elkaar zakt, hoe mooi het er ook aan de buitenkant uitzag, en hoeveel tijd en energie en geld er ook in zijn gestopt.

In rustige tijden kun je het nog een poosje volhouden en denken dat het heel wat lijkt,maar als het erop aan komt, als er tegenslagen komen, spanningen, conflicten, dan blijkt hoe diep het zit bij een mens: wat je drive is, je overtuigingen zijn, hoe groot of klein je vertrouwen is , je geloof, hoe sterk onze verbondenheid is met God, ons willen volgen van Jezus, ons vol zijn van Gods liefde of ons vol zijn met onszelf. En: of die gemeente een huis is met levende stenen die gehecht zijn aan elkaar door het cement van echte liefde, of een hoop los zand dat zomaar alle kanten op waait bij de eerste de beste windvlaag.

We moeten wat Jezus in die slotverzen van de Bergrede dan wel goed lezen. Want we zijn geneigd gauw te denken in de tegenstelling van wel of niet gelovig zijn, van wij in de kerk – die bouwen op Jezus en zijn woorden – en ‘die anderen buiten’ die hun levenshuis bouwen zonder God en zonder bijbel en kerk en zonder te bidden.

Het is waar dat dit verhaal daar ook wel wat over zegt, juist door wat er niet staat. B.v. dat of je leven staat als een huis, niet wordt bepaald door of je het zoals wel wordt gezegd ‘gemaakt’ hebt in het leven, of je een geslaagde zakenman bent geweest, of je in een duur huis hebt gewoond, of je alles hebt bereikt wat je jezelf als ideaal had gesteld – terwijl je levenshuis zou zijn ingestort als je ontslagen wordt of je gezondheid je in de steek laat en je nooit je dromen hebt kunnen realiseren.

We hoorden Jezus juist zeggen dat dat een wereldse manier van denken en leven is en dat in die andere wereld van God heel andere maatstaven gelden: “houd je bezig met Gods nieuwe wereld en doe wat God van je vraagt”. Dan komt het ook met de rest wel goed – dat is die psalm: de Heer zorgt voor je, ook dan, en altijd. Juist daar blijkt uit waarop je levenshuis is gebouwd: op God als rots, of op het drijfzand van je eigen ambities, verdienmodellen, status, banksaldo, targets….

Maar kijk dan niet meteen naar die anderen, want dan doen we precies waar onze wijze leermeester Jezus zijn hoorders toen en dus ook ons voor waarschuwt. Hij heeft het niet tegen of over wie toen heidenen genoemd werden, maar over mensen die – in zijn eigen woorden – “wel mijn woorden horen maar ze niet doen”. Dat gaat dus over mensen die God kennen, die bijbel lezen en preken horen, die misschien wel – lees vers 21 ‘Heer, Heer’ zeggen, in hun bidden en in hun zingen – maar niet doen wat Jezus van hen vraagt, en Vader in de hemel graag wil zien.

Dat gaat dus over oppervlakkig christen zijn, over voor de vorm en uit gewoonte, zonder dat je echt verankerd bent in Jezus als je Heer en God als je Schepper en je Vader, zonder zoals Paulus schrijft, geworteld en gegrondvest te zijn in de liefde van God en de liefde van mij voor God en voor andere mensen – je weet wat Paulus daarover schreef: als ik die liefde niet heb, is alles zinloos: mijn grote woorden, mijn mooie liederen, mijn bijbelkennis en scherpe inzicht, mijn in eigen ogen en die van anderen sterke geloof,mijn giften aan de kerk en voor goede doelen…

Om in het beeld te blijven: hoe diep zit het, waar staan we, waar bouwen we op?

Als de Heer het over bouwen van een huis heeft, is dat meer dan ons eigen huisje-boompje-beestje, zorgen dat we houden wat we hebben en liefst nog een beetje meer en een beetje beter, ook niet dat we zorgen dat ‘onze kerk’ zal overleven. Wat Jezus daarover heeft gezegd, staat er haaks op: “ieder die zijn leven wil behouden zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest – bereid is het op te geven – omwille van Mij, zal het behouden” – dat eigen leventje hier en nu is dat huis dat op zand is gebouwd – een zandkasteel of kaartenhuis dat het niet houden zal -en het leven dat je wint als je jezelf aan Jezus verliest, staat als een huis dat de stormen die op je afkomen doorstaan en zelfs tegen het laatste oordeel bestand is.

Dat zul je merken als je leven een huis is waar Jezus in kan en wil wonen, waar Gods Geest je vult met Gods liefde – en waar ook anderen graag bij willen horen.

Lees er dus niet overheen wat maakt of je leven goed of slecht gefundeerd blijkt. Dat maakt Jezus zelf heel erg duidelijk: wat je met zijn woorden doet, of niet. En dan staat er ook speciaal bij: “deze woorden van Mij” – dat zijn de woorden van de Bergrede. Met als rode draad die kerntekst van boven alles het zoeken van Gods koninkrijk, en dat niet alleen maar gericht op de toekomst maar hier en nu al zo leven, en daarom de woorden van Jezus serieus nemen als bouwstenen voor je levenshuis.

Ik las: “dat zou best een goed voornemen kunnen zijn voor de komende tijd: Jezus’ woorden niet opzij leggen (voor kennisgeving aannemen) maar accepteren als stenen om op te bouwen” – en dat geldt dan voor mijn eigen houding, voor mijn gezin, mijn werk, en ook voor de omgang met elkaar en met anderen om me heen. Heel concreet  (lees de Bergrede): elkaar liefhebben en respecteren en willen dienen, ook die mensen die je niet liggen of waar je het vaak niet mee eens bent; willen delen met anderen die minder hebben; elkaar willen vergeven; niet alles inzetten op geld, winst, carrière; niet andere oordelen of veroordelen; en niet koste wat kost alles in de grip willen houden maar durven loslaten en je aan God toevertrouwen.

Dat geeft ook vaste grond onder de voeten en maakt dat we niet – staat ook in de bijbel -“stuurloos ronddobberen en met elke wind meewaaien”, op en neer en heen en weer geslingerd door wat mensen van je verwachten of door weer de volgende hype of trend.

Als je leven gefundeerd is op die liefde van God in Jezus – geworteld zoals die boom van Psalm 1 – ga je niet meteen omver maar kun je heel wat aan, en is er groei, opbouw.

Kort en goed: niet alleen maar weten hoe het zou moeten en dat dan vooral voor anderen, en ook niet de woorden van Jezus horen voor anderen en toepassen op anderen, maar jezelf laten aanspreken en laten bemoedigen en laten corrigeren, en ook open te staan voor de feedback en de kritiek van anderen, en vooral zelf vaak kijken in de spiegel van Gods woorden en van de woorden van Jezus – als geworteld en gefundeerd in zijn liefde.

Die schrijver van wie ik net een uitspraak aanhaalde geeft er het advies bij om klein te beginnen, niet meteen je van alles voor te nemen voor een heel jaar – wat gauw in onze ogen onhaalbaar is, zodat we er niet eens aan beginnen – wat ook vaak de reactie is als je de bergrede leest of er over hoort preken: dat kan toch geen mens, zeker ik niet.

Vandaar het advies om van zondag tot zondag te leven: “Elke week, op de eerste dag, horen we van Gods goede voornemens met ons. Om er zes dagen lang op te teren. Op de zondag spreken we af – dat is onze godsdienstoefening – dat we in de dagen die komen zullen bouwen op de stenen die ons aangereikt worden”. Is dat niet een goed voornemen?

Zullen we dat samen – en vooral met onze Heer – afspreken: van zondag tot zondag aan het werk met de bouwstenen die ons worden aangereikt – en zo bouwen aan Gods eigen huis.

                                                                amen

vraag:

Wat zou je concreet willen doen om je (levens)huis stevig en bewoonbaar te maken? En wat betekent dat voor ons als gemeente?

 ————————————————————————————————–

liturgie nieuwjaarsdienst

 

votum en groet

zingen:   Ps. 127: 1,2

Gods leefregels

zingen:   Ps. 1: 1,2,3

gebed

Schriftlezing: Matt. 6: 24-34

zingen:   Lied 326; 1,3,4

verkondiging: Matt. 7: 24-27

zingen:   NLB 905 (1-4) 

gebed

collecte

zingen:    Ps. 89: 1,7

zegen