Johannes 14: 18: ‘Wezenzondag’ (overdenking H.Avondmaal)

Overdenking avondmaal zondag 12 mei 2013

 

Joh. 14: 18:  Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug.

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

‘Wezenzondag’.

Dat is vandaag, en dat is best raar op een zondag dat het moederdag is.

Want een wees is iemand die geen vader en geen moeder (meer) heeft.

Je wordt er des te meer aan herinnerd op moederdag en op vaderdag.

En ik hoop dat als je nog wel een moeder en/of een vader hebt, dat je blij

met ze bent, en dat je dat ook laat merken, b.v. vandaag, met moederdag.

Want het kan ook anders en het is in veel gezinnen anders: doordat je al

vroeg vader of moeder – of allebei moest verliezen – of doordat ouders zijn

gescheiden, of doordat kinderen uit een ander land hier geadopteerd zijn

en nooit hun biologische ouders hebben ontmoet of zullen ontmoeten –

en als je echt wees bent, dan mis je veel – hoeveel er ook nog goed kan komen.

 

‘Wezenzondag’

Dat gaat niet over kinderen die geen ouders meer hebben, maar over leerlingen

die afscheid moesten nemen van hun leermeester, en nu zonder hem verder moeten.

Wezenzondag is de naam die de kerk is gaan geven aan de zondag tussen de hemelvaart van de Heer Jezus en het komen van de Heilige Geest als de andere Trooster.

Eigenlijk een vreemde naam – die haaks staat op wat de Heer juist van te voren had

beloofd, in dat vers dat we net lazen: “Ik laat jullie niet als wezen achter…..”

Jezus zegt dat kort voordat Hij zal worden gevangengenomen en zal sterven aan

het kruis, maar als Hij over weggaan praat, kijkt Hij al verder vooruit, want Hij

heeft het over teruggaan naar de Vader, en over de tijd dat Hij niet meer hier is.

Dat gaf zijn leerlingen vast wel het gevoel van verweesd-zijn – eerst al toen ze hun

Meester hadden begraven, en een aantal weken later weer toen ze Hem naar de

hemel hadden zien gaan – er staat dat ze maar naar de hemel bleven staren. ze

konden het nog niet geloven dat Hij echt weg was, en ze misten Hem gigantisch.

 

Ik denk dat dat gevoel ook ons niet vreemd is: dat God ver weg is en Jezus ook.

Dat je wel bidt maar komt het wel aan, en waarom verandert er dan niets, en je

kunt je zo verloren voelen met dat probleem, dat gemis, dat conflict, die ziekte.

Wat ook zomaar kan gebeuren is dat we Jezus zelf op afstand laten en ons storten

in van alles en nog wat aan activiteiten, en dat kunnen ook christelijke activiteiten

en kerkelijke dingen zijn – heel mooi maar zomaar gaat het een eigen leven leiden

of we zijn druk om wat ze zelf belangrijk vinden en hebben opgebouwd overeind

te houden – en het komt in de plaats van Jezus en het wordt zelfs een splijtzwam

binnen de kerk omdat wat de een geweldig vindt voor de ander zo nodig niet

hoeft of omdat waar de een aan wil vasthouden voor de ander achterhaald is –

en we groeien uit elkaar in plaats van naar elkaar toe en samen naar de Heer toe.

 

Jezus laat de belofte achter, voor de tijd dat Hij vertrekt naar zijn Vader in de hemel

dat Hij zijn leerlingen – ook ons vandaag – niet als wezen zal achterlaten – denk aan zijn afscheidswoord: “Ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voleinding van deze wereld”.

Meteen erachter komt die andere belofte: “Ik kom bij jullie terug”.

De uitleggers verschillen van mening over wat Hij bedoelde en wanneer dat zal zijn:

* drie dagen later, met Pasen, als Jezus opstaat en levend zijn volgelingen ontmoet;

* met Pinksteren als de Heilige Geest komt en Jezus zo naar ons toe komt;

* bij de wederkomst als Hij voorgoed terugkomt om nooit meer weg te gaan.

Misschien hoeven we wel niet te kiezen, daar wordt het wel zo bemoedigend van:

nu al mogen we de nabijheid van onze Heer ervaren door zijn Geest en met zijn

woorden en tastbaar zelfs in brood en wijn – en we kijken uit naar zijn terugkomst.

 

Dan is er nog wel afstand en moeten we nog wel wachten en is er best een missen –

zoals wanneer je ouders op reis zijn en je de dagen aftelt – maar ze wel bereikbaar

zijn en je weet dat ze elke dag aan je denken – want je hoort bij elkaar en je houdt

van elkaar – en daar komt geen mens tussen en dat kan niks van je afpakken.

 

Wezenzondag heeft iets van dat voorlopige en pijnlijke: Jezus, kom maar gauw.

 

Avondmaal vieren overbrugt de afstand en heeft al iets van wat komt: “en wel zo,

dat wij, hoewel Christus in de hemel is en wij op aarde zijn, toch vlees van zijn vlees

en been van zijn gebeente zijn”“en de Geest, die hem bezielt, woont ook in ons

en verbindt ons aan Hem” “door diezelfde Geest verbindt Hij ons ook met elkaar”.

 

Dan kan ik me soms eenzaam voelen,maar ik ben nooit alleen – nooit wees.

 

amen

 

 

Zondag 26 en 27 Heid. Cat.: Land in zicht – gered als door water heen (de doop)

liturgie morgendienst zondag 21 april 2013

 

votum en groet

zingen:       Ps. 8: 1,2,3

wet van de HEER

zingen:       Ps. 105: 20,21

gebed

Schriftlezing:  Ex. 14:14-15:21

zingen:       Ps. 66: 1,2

Schriftlezing:  Opb. 15: 1-4

zingen:        Lied 457: 2,4

verkondiging:   zondag 26+27

zingen:        Lied 87: 2,4,5

gebed

collecte

slotzang:     Ps. 56: 4

zegen

—————————————————————————————————————————

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes, geliefd door onze Here Christus,

 

  “Heel het leger van de onverzettelijke farao van Egypte

    hebt U doen omkomen in de Rietzee,

    maar uw volk Israël hebt U in uw barmhartighei,d

    dwars door diezelfde zee, over droog land doen gaan.

    (in deze gebeurtenis – en eerder in de zondvloed)

    hebt U toen al iets van de doop laten zien

Bekende zinnen uit het gebed dat wordt gebeden als in de kerk gedoopt wordt.

Een gebed dat erg oud is, waarschijnlijk al van voor de Middeleeuwen, uit de oude kerk.

 

Maar of ons allemaal glashelder is wat die zinnen precies betekenen?

En als we erover nadenken: is dat niet vergezocht – toen al de doop aangeduid?

Wie denkt nou als hij dat verhaal van Exodus 14 en 15 leest aan de doop?

Ik las in een boek over de doop daarover deze kritische noot:

het is een misgreep het doopwater te verbinden met dat zeewater:

“de zondige wereld van destijds en de Farao met zijn leger verdronken in het water,

maar daarmee werden ze niet gedoopt”.

 

Toch verwijst ook art. 34 van onze Ned. Geloofsbelijdenis naar de doortocht door de zee.

Christus “is onze Rode Zee, waar wij doorheen moeten gaan

                 om te ontkomen aan de tirannie van Farao – dat is de duivel –

                  en binnen te gaan in het geestelijke Kanaän”.

Vanuit dat gezichtspunt willen we samen verder doordenken over wat het is gedoopt te zijn.

Want natuurlijk zijn er verschillen – Farao en zijn leger zijn niet gedoopt maar verdronken -toch

trekt de bijbel zelf lijnen door, zoals Paulus doet  1 Corinthe 10…zagen we vorige week zondag.

En Johannes hoorde uit de verte de samenzang: het lied van Mozes én het Lam

God maakt zijn volk een voetpad vrij: als muren staan de golven.

          Maar Farao’s soldatenmacht wordt in de vloed bedolven.

          Gods kindren dansen hand in hand in vrijheid aan de overkant.  :

          Het water is een teken, een teken van de doop.

         Wij zijn gedoopt in Christus. God geeft ons nieuwe hoop.

 

 

Land in zicht – gered als door water heen

1. de doop die scheiding maakt;

2. de doop die bescherming biedt;

3. de doop die toewijding vraagt.

 

1. de doop maakt scheiding.

 

Uit hoe zij ervoor stonden toen, die groten en die kleinen,

met de vijand op de hielen en de dood voor ogen,

krijgen we haarscherp in beeld hoe wij mensen ervoor staan:

door een sterke vijand opgedreven richting een zekere ondergang.

Het doopsformulier begint ermee: je kunt zoals je bent het rijk van God niet binnenkomen.

Zeg maar: je krijgt geen verblijfsvergunning maar wordt als illegaal teruggestuurd.

En onophoudelijk in de rug aangevallen door Gods vijanden geldt:

we kunnen zelfs niet één ogenblik standhouden: u niet, ik niet, en jullie ook niet.

Denk maar aan die Israëlieten: achter hen Farao’s elitetroepen, voor hen de zee….

De keus is tussen in de pan gehakt worden en jammerlijk verdrinken…..

 

Maar dan grijpt God zelf verrassend en verlossend is.

Het is een schitterend trekje in deze geschiedenis, zo verteld in 14:19:

“De Engel van God, die steeds voor het leger van Israël uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op, zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten in kwam te staan.

Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht.

Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen”.

Kijk, zo maakte God scheiding: zijn volk had licht, zijn vijanden zaten in  het donker.

Het is alsof die negende plaag, de duisternis die Egypte had beangstigd,wordt herhaald.

En als God dan de zee klieft, en het wassende water wijkt,

wandelen de Israëlieten veilig en met droge voeten  naar de overkant.

Waarna de zee Farao met zijn leger overspoelt: er bleef van hen niet één over.

Daarmee ligt Egypte, dat huis van slavernij en uitbuiting, voorgoed achter hen.

En baant God zelf de weg – daar waar geen weg was – om in het beloofde land te komen.

God zelf maakt scheiding: voor de een wordt de zee een pad en voor de ander een graf.

 

Maar wat heeft dat nou te maken met uw en jouw doop – wat zegt ons dat vandaag nog?

Is het niet een vreemd en ver gezocht beeld: dat de Here Jezus ‘onze Rode Zee’  is?

Het lijkt op het eerste horen een woordenspel: Rode Zee – zinspeling op het rode bloed van Christus.

Maar toch: minder vergezocht dan het lijkt –  kijkt nog eens naar dat vers dat ik al noemde, Ex.14: 19.

Daar staat niet dat  de HEER tussen zijn volk en de Egyptenaren in ging staan

en zo scheiding maakte en zijn volk redde van de tiran die het wilde vernietigen…

nee, er staat: de Engel van God. Die tegelijk meer is dan een van Gods engelen.

Want het mooie is juist – zie al 13: 21 – dat de HEER zelf vooropging.

Dus wijst alles erop dat we in die Engel van de HEER mogen zien de komende Christus.

Christus baande ook toen al die weg door de zee naar het beloofde land.

Christus als het ware de Rode Zee om te ontkomen aan de tirannie van Farao,

maar eigenlijk aan de greep van de duivel en de slavernij van de zonde.

Vandaar onze geloofsbelijdenis: Christus is als het ware onze ‘Rode Zee’.

 

Kijk, en nou uw en jouw en mijn doop.

Waarvan antwoord 74 zegt dat we al vanaf dat allerprilste begin

bij de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden.

En we in artikel 34 belijden: hierdoor worden wij in de kerk van God opgenomen

en van alle andere volken en vreemde godsdiensten afgezonderd……

Nee, natuurlijk niet omdat wij ook maar een haartje beter zouden zijn dan die anderen.

Onze belijdenis noemt de doop niet een medaille die een christen zichzelf opspeldt,

wel een merkteken dat God zelf heeft aangebracht: dat is er eentje van Mij.

Zoals Mozes tegen de Israëlieten zei:

niet omdat jullie zo voortreffelijk zijn maar omdat God van jullie houdt.

Onbegrijpelijk maar waar! Ook waar voor u en voor jullie. Wat een God hebben we toch!

 

Wat toen die zee markeerde, beeldt nou de doop uit: het zonde-land ligt achter je.

Wat een houvast: wij met onze kinderen…..toch…in Christus voor God heilig, aan Gods kant gezet!

Maar daarvoor moet je wel eerst door de Rode Zee heen.

Anders gezegd: geloven dat het offer van Christus aan het kruis ook voor jou is gebracht.

En het elke dag heel je leven lang daar dan ook van verwachten.

Zeg maar: Christus is ondergegaan in de vloedgolf van Gods toorn over onze zonden,

om ons en onze kinderen veilig door de dood heen aan de veilige overkant te brengen.

 

Dat wil de doop zeggen en daar is de doop garantiebewijs van: land in zicht!

Ik vond ergens de treffende vergelijking met een paspoort:

“ons paspoort wordt gestempeld. onze naam staat erin.

maar ook het land waartoe wij nu behoren: Christus-land”.    

Ik zeg erbij: de handtekening in dat paspoort is geschreven in bloed-rood.

Omdat Christus ons kocht met zijn bloed, hebben we vrij toegang tot zijn land.

Door de zonde hadden we het burgerschap van Gods rijk verspeeld.

Was ons paspoort ingenomen om het nooit meer terug te krijgen.

Totdat de Koning zelf het terugverdiende om het terug te geven aan ieder die in Hem gelooft.

De doop is het eigendomsmerk van de Heer die uit alle volken zijn volk bijeenbrengt.

De doop markeert ook zichtbaar de overgang van een leven verkocht aan de zonde

tot een leven in dienst van een nieuwe Heer – als burger van het koninkrijk van de Vader.

 

2. de doop biedt bescherming.

 

Doodsbenauwd waren ze daar bij de zee, met de hete adem van Egypte’s keurtroepen in de nek: help, we gaan eraan!! dit wordt onze dood!!  Mozes, hoe kon u ons dit aandoen?!!

Ik zou haast zeggen: waren wij maar wat benauwder voor die veel gevaarlijker vijand: de duivel.

We bidden: leid ons niet in beproeving maar verlos ons uit de greep van het kwaad, van dé Kwaadaardige!maar onderkennen we wel echt de ernst van de verleidingen die op ons af komen?

Nemen we Petrus wel serieus als die waarschuwt: de duivel zwerft rond als een brullende leeuw?

Wat een paniek als ergens echt een leeuw is losgebroken, of een ander gevaarlijk beest.

Waren we maar net zo waakzaam en voorzichtig als het om dat veel gevaarlijker roofdier gaat.

Die het echt op ons en onze kinderen heeft gemunt:

om ons weg te lokken en ons weer en nu voorgoed slaven van de zonde te maken.

Zoals lang geleden de Farao alles op alles zette om dat net vrije volk weer terug te halen –

en als dat niet lukte het in de pan te hakken: alles beter dan dat ze meegingen met hun God,

 

Kijk, en dan is er maar één uitweg.

Mozes zegt: stil maar, de Here zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen!

Voor die machtige God is geen zee te hoog en geen leger te sterk.

En dan zien we die wolk van de HEER er tussen in gaan staan:

donker naar Egypte toe, licht naar Israël toe, zodat de legers niet bij elkaar konden komen.

Bedoeld zal zijn: zo kregen de Egyptenaren geen kans de Israëlieten te naderen (Het Boek).

Het is God zelf die zijn volk beschermt en het ook verder brengen zal tot in het nieuwe land.

 

 

Het valt op dat in dat lied van Exodus ook al over dat vervolg gezongen wordt:

Het is goed mogelijk dat dat er later aan is toegevoegd om dit lied bruikbaar te maken

voor de zang in de tempel.

Het kan ook dat het vertrouwen van Mozes en het volk in de Here zo groot waren

dat ze over de goede afloop zingen alsof het allemaal al is gebeurd (15: 13, 16)

“U bevrijdde dit volk en ging het liefdevol voor,sterk en machtig leidde U het naar uw heilige woning”….”U brengt hen naar de berg die uw domein is,HEER,en daar zult U hen planten,

 in uw eigen woning, het heiligdom door U gebouwd”.

Hoe dat ook zij, zo is het ook gegaan onder de hoge bescherming van de Here,

ook al zou het een lange reis worden met veel ontberingen en veel hindernissen,

en zouden velen door eigen schuld hun bestemming missen:  Gods doel werd bereikt!

 

Nou, en door Gods genade mogen u en jij en ik bij dat ene volk van God horen,

onderweg naar wat onze belijdenis noemt ‘het geestelijke Kanaän’, Gods nieuwe wereld.

Meer dan ooit zet de aartsvijand van God de aanval in,

geraffineerd en precies op onze zwakste plekken.

Dat was al zo toen Farao’s leger dat volk onderweg naar de vrijheid in de rug wilde aanvallen.

Juist daar waar ze het kwetsbaarst waren, waar de zwaksten waren en de kleinsten.

Des te ontroerender dat die Engel van God juist daar gaat staan:

ter bescherming van het zwakste, dat zichzelf niet kan verdedigen.

Ik denk ook aan een profetie die de tweede uittocht eeuwen later aankondigt, na de ballingschap:

“Als een herder weidt Hij zijn kudde weiden: zijn arm brengt  de lammeren bijeen,

Hij koestert ze en zorgzaam leidt Hij de ooien”.   

Wat geweldig een schaap of een lammetje van deze goede Herder te zijn, te horen bij zijn kudde.

Met andere woorden is dat wat onze belijdenis bedoelt:  door de doop zijn we in de kerk van God opgenomen. Dat is geborgenheid, dat biedt bescherming. Zoals het bezit van een Nederlands

paspoort rechten geeft op hulp en bescherming door de Nederlandse overheid.

En dan zegt de catechismus met het oog op de kinderdoop:

ook die allerkleinsten horen al bij Gods verbond en zijn gemeente: bij Vader op de arm!

Nou, en dat geeft bij alle zorgen en dreigingen een geweldige rust, voor oud en jong:

“waarom schrei  je, ben je bang? toe, blijf niet huilen, je mag je leven lang bij je Vader schuilen!”

want: “jij bent van God m’n kind, je kwaad wordt weggewassen in Christus’ zuiver bloed,

Hij maakt weer alles goed!”

 

3. de doop vraagt toewijding.

 

  Dat gold Israël toen bij de zee en door de woestijn heen naar het beloofde land.

We lezen ervan in 14:31: “ze kregen ontzag voor de HEER

en ze stelden hun vertrouwen in Hem  en in zijn knecht Mozes”.

Dat is eerbied en ontzag, geloofsvertrouwen en ook toewijding, gehoorzaamheid.

Nee, niet dat gedoopt zijn automatisch betekent dat je wel binnen bent, voorgoed.

Zoals staatsburgerschap en een paspoort in bepaalde gevallen afgepakt kunnen worden,

zo kun je ook je kind-van-God-zijn verspelen, door ongeloof en weglopen bij God vandaan.

 

Het volk van toen had wel Egypte achter zich gelaten,

maar ze namen in hun hart nog heel veel restanten Egypte mee.

Meer dan eens verlangen ze zelfs openlijk terug:

och waren we maar in Egypte gebleven, Mozes, we willen terug!!

Zo laat de doop zien dat onze zonden worden vergeven en weggenomen,

maar tegelijk zit er nog veel zondigs in ons hart en in ons leven.

Zijn we niet bestand tegen de zuigkracht van wat beperkt aards of zelfs echt zondig is.

 

Daarom verplicht de doop ook – staat in het formulier – tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Moet je als ouders je gedoopte kind bijbrengen en vooral voorleven dat we anders zijn:

onderscheiden van de kinderen van de ongelovigen. Op weg naar dat nieuwe land,

en daarom nou al herkenbaar als burger van het koninkrijk dat uit de hemel op aarde komt.

Dat brengt voor ons allemaal mee dat we moeten inburgeren, en dat vraagt oefening, training.

Paulus houdt zijn leerling Timoteüs voor, die nog jong is: “oefen jezelf in een vroom leven”-en dat mogen we allemaal ter harte nemen want je bent nooit te oud om te leren als christen te leven.

Zeg maar: de inburgeringscursus van het koninkrijk  van de hemel houdt niet op als je belijdenis

hebt gedaan, en gereformeerde mensen zijn niet volleerd maar blijven een leven lang leerbaar.

 

Het is niet vanzelf: eens gered, voorgoed binnen, er is ook een eigen keus en verantwoordelijkheid.

Hoor Petrus :  “De doop wast niet het vuil van uw lichaam, het is een vraag aan God om een zuiver geweten. Hierom kunt u vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus”

Je ziet het ook in de zondagen 26 en 27: de doop vraagt om een vervolg, als bad van wedergeboorte.

Gedoopt zijn verzekert me ervan dat God mijn zonden om Christus wil vergeven

maar ook dat de Heilige Geest met ons aan het werk gaat om een nieuw mens van me te maken:

“zodat we hoe langer hoe meer van de zonde afsterven en godvrezend en onberispelijk leven”.

 

Nog altijd is God met u en jou onderweg, met ons samen, op weg naar dat beloofde land.

Tot we allemaal samen aan de overkant zijn, en zingen dat lied van Mozes èn het Lam!

 

                                                                              amen

Zondag 25 Heid. Cat: Woord en sacramenten

liturgie voor de morgendienst zondag 14 april 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:                 Ps. 27: 3,7

wet van de HEER

zingen:                 Ps. 26: 2,4

gebed

Schriftlezing:      1 Cor. 10: 1-22

zingen:                  Ps. 77: 4,5,6

verkondiging:  zondag 25

zingen:                 Lied 477 (1,2)

gebed

collecte

slotzang:              Lied 234 (1,2)

zegen

—————————————————————————————————————————————-

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,

 

Je hoort nogal eens zeggen dat de mensen vandaag – zeker de jonge mensen – visueel zijn ingesteld. Leven bij beelden. Daar is veel van waar. Denk aan tv, internet, je mobieltje of je tablet, films en clips.

Het is allemaal heel flitsend maar ook wel eens erg vluch­tig. Het wordt er daardoor niet makkelijker op te luisteren naar een verhaal, zeker niet als het wat lang uitvalt en niet zo boeiend wordt verteld. Het valt niet mee de krant te pakken en er echt voor te gaan zitten. Of inplaats van dat stripboek eens een boek  te pakken en ook nog uit te lezen. Dan moet het wel verschrikkelijk spannend zijn. Anders leg je het na een paar bladzijden al weg. Of je begint er niet eens aan.

 

In een tijd die zo in elkaar zit, krijgt de kerk met zijn manier van preken het steeds moeilijker. Kun je je afvragen of dat preken zoals we het gewend zijn, nog wel aansluit op waar de hoorders behoefte aan hebben. Of het niet heel anders moet met de overdracht van de boodschap. Of niet nog meer gebruik gemaakt kan en moet worden van technische mogelijkhe­den en hulpmidde­len. Er is al veel veranderd – denk maar aan de beamer – maar lopen we niet steeds toch nog mijlenver achter? Heeft de Heer zelf niet heel de bijbel door van beel­den gebruik gemaakt….denk aan de profeten, en de apostelen, en aan Jezus zelf? n Het is goed dat dit soort dingen in discussie zijn, en dat we nadenken over wat anders moet en beter kan. Al moeten we ook weer oppassen daar alle kaarten op te zetten, alsof dan luisteren en geloven er als vanzelf makkelijker van worden.  Jezus zei: gelukkig wie geloven zonder te zien, en de mensen in zijn tijd kregen veel te zien,  maar toch gingen maar weinigen in Hem geloven.

 

Ja want geldig blijft wat de bijbel zelf zegt: het geloof komt er door het horen, en het horen door het woord van Christus. Als Zondag 25 zegt: “de Heilige Geest werkt het geloof in ons hart door de verkondiging van het evangelie“, is dat ook vandaag nog helemaal actueel. God spreekt ons aan, op allerlei manieren. En Hij wil dat wij leren luisteren, en daar jong mee begin­nen. Ook al kost dat moeite, en moeten we er de nodige moeite voor doen.   Als u een beetje van de bijbel weet, dan weet u ook wel: het heeft altijd al moeite gekost. Denk aan het volk Israël dat vaak in de verleiding kwam beelden te vereren net als de volken om hen heen,denk aan Tomas die niet kon geloven dat Jezus echt was opgestaan en eerst wel eens wilde zien en voelen. En Jezus zegt: je mag, kom, zie, en geloof.

 

Geweldig hoe God ons tegemoet komt en geduld heeft met ons en zich bij ons aanpast.Hij verduidelijkt en onderstreept zijn woorden door beelden. We mogen óók zien en voelen, pakken en proeven. Want geloven is veel meer dan je bepaalde leerstellingen eigen maken, of je aan bepaalde regels en tradities houden. Geloven is een relatie opbouwen met God als je Vader in de hemel, geloven is ervaren dat God goed is en dat Hij dichtbij je wil komen – zoals in die psalm: proef hoe goed God is – en zoals de apostel schrijft: “wat wij met onze eigen ogen gezien en wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij” – en wij mogen ook zien, aanraken, proeven.  Geloven doe je met heel je wezen. Als compleet mens.

 

Woord en sacramenten    

1.  elk op hun eigen plek;

2.  samen een rijke inhoud;

3.  om door ons gebruikt te worden.

 

1. Woord en sacrament  –  elk op hun eigen plek.

 

Boven dit gedeelte van de catechismus staat in ons kerkboek:  ‘Woord en sacra­menten’.

Als u oude bijbeltjes bekijkt, staat er alleen: ‘van de sacramenten’. Dat was eigenlijk niet compleet.

Zondag 25 begint met de prediking: geloof ontstaat door de verkondi­ging van het evangelie, en juist niet door doop en avondmaal….die hebben we erbij gekregen “om ons geloof te versterken”.  Toch vertelt zondag 25 niet het hele verhaal. Het Kort Begrip achter in ons kerkboek is completer: de H.Geest ver­sterkt het geloof “door hetzelfde gepredikte Woord en door het gebruik van de heilige sacramenten” . Daarvoor lees je toch je leven lang je bijbel? Daarom ga je toch elke zondag naar de kerk?  We hebben voeding nodig om te groeien in het geloof.

 

Je vraagt je af waarom de catechismus dat dan niet zegt. En waarom er vroeger stond: de sacramenten.

Nou,daar zit wel degelijk wat achter. De catechismus wil het vooral hebben over die sacramenten, over doop en avondmaal. Maar dan moet eerst goed duidelijk zijn wat voor betekenis die hebben. Dat ze niet meer kunnen dan geloof dat er al is, versterken. Een heet hangijzer toen, want u weet wel dat de roomse kerk juist aan de sacramenten een beslissende plaats geeft: ze kunnen als ‘voertuigen van de genade’ de mens het heil van God schenken. De mis was veel belangrijker dan de preek zogezegd.

 

Daartegenover zet de catechismus de dingen weer op hun plaats: het Woord voorop en de sacramenten hulpmiddelen. Die niet los van het Woord een mens tot geloof kunnen brengen,maar juist dat Woord onderstrepen en het geloof versterken. Zondag 25 zegt dat doop en avondmaal ons de beloften van het evangelie beter leren begrijpen, en helpen om ze te geloven. Zoals in je schoolboeken foto’s staan en tekeningen, schema’s en grafieken. Zoals een video-presentatie of een film de les niet alleen interessanter kunnen maken, maar ook helpen om wat je moet leren sneller je eigen te maken en beter te onthouden. Zo wil de Heer ons helpen om te begrijpen en te geloven.

 

Zo nieuw is dat niet trouwens. God heeft altijd al zo gewerkt.. Paulus herinnert in 1 Cor.10 aan het oude volk Israël en hij heeft dan doop en avondmaal in zijn achterhoofd. We weten dat de bijbel ons de lijn tekent van de besnijdenis naar de doop en van het pascha naar het avondmaal.  Maar God gaf zijn volk nog veel meer te zien en te beleven om zijn woorden kracht bij te zetten. Denk aan die wolk in de woestijn als teken dat God meeging en zelfs voorop ging.  Denk ook aan wat gebeurde toen ze voor de zee stonden met de Farao dreigend achter zich aan. De HEER had hen bevrijd en beloofd voor ze te strijden, maar wat waren ze benauwd:  moeten we nou toch hier sterven? Toen kwam het wonder: God, uw pad was door de golven – en u gaf een goed geleide aan het volk dat U bevrijdde! Het was een overduide­lijk bewijs van de macht en de trouw van de HEER. Een streep onder de betrouwbaarheid van wat Hij hun had beloofd. Er staat dat toen het volk zag wat voor machtige daad de Here tegen Egypte had gedaan, ze ontzag kregen voor de HEER en hun vertrouwen stelden in zijn dienaar Mozes.

 

Later in de woestijn was dat weer zo toen er tekort was aan brood en aan water en de Here brood uit de hemel dropte en water uit de rots liet stromen.    Dat waren geen levensmiddelen die los verkrijgbaar waren.  Nee, ze dienden om wat  de HEER had beloofd aan zijn volk zichtbaar en eetbaar en drinkbaar te maken.  Opdat ze zouden weten – en geloven – wat voor God ze hadden. Dat Ik de HEER ben, zegt God. Dat is: de God die je vertrouwen kunt en die woord houdt. Zien jullie het nog niet? Geloof je het nou pas? Jullie hebben toch aan den lijve ondervonden dat Ik goed voor jullie wil en kan zorgen?

 

Kijk, en zo is het altijd maar weer. Ook als in de kerk een kind  wordt gedoopt. Als we van tijd tot tijd avondmaal vieren en zien en proeven Gods liefde in de Zoon van zijn liefde die zijn leven voor ons opgeofferd heeft.  Wat een goede God hebben we dat Hij ons  steeds maar weer tegemoet komt. Zo ver gaat Hij in zijn zorg. Laten we er maar dankbaar voor zijn en er gebruik van maken. Om te groeien in geloof en liefde.

 

De bijbel en de doop en het avondmaal werken niet als je ze los­maakt van God die ze geeft om wat Hij belooft en heeft gezegd, te verduidelijken en ons op het hart te binden. Ze verwijzen naar Hem om wie het draait: Jezus die de Christus is, gekruisigd en opgestaan. Als we altijd weer naar Hem blijven kijken, kunnen ook moderne hulpmiddelen geen kwaad bij het doorgeven en uitleggen van de blijde boodschap. Is er niks mis met tekeningen in een kinderbijbel en een bijbelse of een andere goede film op catechisatie, en illustraties tijdens de preek via de beamer.

 

Maar:  alleen de Heilige Geest kan een mens het geloof geven, en Hij doet dat door de woorden van de HEER ons na aan het hart te leggen en ons te laten zien en voelen en ervaren wie de HEER is voor ons. We kunnen het niet missen: de bijbel lezen en voorle­zen, de kerk op zondag met preek en lied, de lessen op school, en ook het samen luisteren naar de bijbel en erover doorpra­ten, daarbij doop, avondmaal, gebed, bepaalde rituelen als de zegen, knielen, handoplegging, en bepaalde feesten.

Vormen veranderen met de tijd mee, maar de boodschap blijft hetzelfde: dat we gered zijn en gered worden alleen door dat offer van Christus aan het kruis, ook voor ons, en dat er nieuw leven is als we in Jezus geloven, en dat we uitkijken naar zijn terugkomst.

 

Want:  2. Woord en sacrament –   samen een rijke inhoud.

 

Die inhoud is dezelfde:  van het evangelie, van de bijbel en de preken en van doop en avondmaal.

Dat zegt antw.67 duidelijk: Woord en sacramenten wijzen alle drie ons geloof op het offer van Jezus Christus aan het kruis.Daarop rust namelijk ons volkomen heil, onze complete redding. Er staat heel veel in de bijbel, maar de kern van die bijbel is de boodschap van redding en leven door de Zoon van Gods liefde. Paulus schrijft: dat is de kracht tot onze redding.   In feite draaide het daar ook al om in het Oude Testament. Paulus herinnert zijn lezers  aan de bevrijding van Israël uit Egypte en aan de reis door de woestijn naar Kanaän. God haalde zijn volk weg uit het land waar het werd onderdrukt. Hij beschermde ze onderweg. Hij bracht ze door het water heen veilig aan de overkant. Hij hield hen in het leven.

 

Maar hadden ze dat verdiend? Was het omdat ze zo’n braaf en zo’n vroom en zo’n gezeglijk stel mensen waren? We weten wel beter! Nee, het was toen al om en door Jezus Christus! Het was omdat Hij uit dit volk geboren zou worden. We kunnen zelfs zeggen dat de Zoon van God – lang voor zijn komen als mens – erbij was en voorop ging. ‘De Engel van Jahwe, werd Hij toen vaak genoemd. Het was omdat Hij ook voor dit volk zou betalen, door zijn offer voor hun zonden. Dat evangelie had ook Israël al: Hij komt die verzoening is voor al uw zonden.

 

Denk weer aan het manna waardoor God zijn volk te eten gaf, en aan het water dat door een wonder uit keiharde rotsen tevoorschijn kwam. Overduidelijk werd zo dat bij die God van Israël het leven veilig is. We mogen geloven: Christus was daar al, die zich later het levende brood uit de hemel zou noemen, en het levende water die onze dorst echt lessen kan. Paulus zegt: ze aten ‘geestelijk voedsel’ en dronken een ‘geestelijke drank’. O ja, het manna was om gewone honger te stillen en magen te vullen. Ze bakten er koeken van en kookten het. Maar het wees naar de Here die ze ze in het leven hield. En dat water net zo. Het was echt voor de dorst. Drinkwater.  Maar zoals het manna wonderbrood was, was dat water wonderwa­ter. Paulus zegt: het wijst vooruit naar Christus. Sterker nog: die rots was de Christus. Aan Hem was dat water dat leven is in de woestijn te danken. Hij heeft dat water verdiend en Hij geeft het uit genade. Zoals ook ons brood en drinken, en alles wat we elke dag nodig hebben en van God krijgen.

 

Kijk, zo gaf de Heer een voorschot op wat ging komen. Zo wierp Hij die komen zou, al zijn schaduw vooruit. Het was nog maar voorlopig, nog maar een schaduw. De wolk ging weer weg. De redding uit Egypte, door de zee heen was nog niet de volko­men verlossing uit de greep van de zonde en de duivel. Jezus zegt: uw voorouders hebben manna gegeten en zijn toch gestor­ven. En na dat water uit de rots kregen ze toch weer dorst. Ze zijn allemaal in de woestijn of later in het beloofde land, gestorven.

 

Op Gods tijd kwam zijn zoon Jezus. Hij gaf zijn leven om ons leven te geven. Ons voorgoed te redden van de zonde en van de dood, en dat door zijn lichaam aan het kruis te laten spijke­ren en zich daar te laten doodbloeden. En door de hel heen te gaan van het door God verlaten zijn. En ons ervan te redden.

Elke zondag wordt ons dat verzekerd. Elke keer als iemand wordt gedoopt, beeld het water af dat we van het vuil van onze zonden gewassen worden. Elk avondmaal laat zien dat we alleen zo met God in verbinding mogen staan en een echte band hebben aan elkaar. Christus ontvangt ons aan zijn tafel en zet ons naast elkaar. Om uit zijn handen te ontvangen leven en vrede. Om met Hemzelf en de vruchten van zijn werk gevoed te worden. Om al iets te proeven van het nieuwe leven op een nieuwe aarde.

 

De doop en dat avondmaal komen niet met heel wat nieuws, naast wat al in de bijbel staat en gezegd wordt in de preken. Ze zijn hoe belangrijk en nodig, zelfs niet onmisbaar. Een kind van gelovige ouders dat sterft voordat het gedoopt kon worden, was en blijft een kind van God. Is voluit gered! Een zieke of oudere die misschien al heel lang geen avondmaal heeft kunnen meevieren, mist wel wat, maar is niet van de redding en de vergeving verstoken. Al is het goed te kijken of ze toch meer mee kunnen doen.

Jullie die gedoopt zijn maar nog niet avondmaal meevieren, horen er echt helemaal bij!

 

Ja, maar toch hebben die sacramenten hun eigen betekenis. Wat in het evangelie verteld wordt, wil God ook nog uitbeelden en ons voor ogen schilderen. En wij mogen het vieren. Er een feest van maken. Dat we dat nogal eens moeilijk vinden, en het al te vaak nogal sober en somber toegaat, komt misschien wel omdat we dat feestelijke wat over het hoofd zijn gaan zien. Omdat uit verzet tegen het misbruik door ‘de roomsen’ we bang zijn geworden voor wat riekt naar te veel liturgie en als poespas ver uit de buurt gehouden moet worden. Omdat  ‘geloven door te horen’  zomaar versmald wordt tot: het gaat om de preek. Omdat we wat eenzijdig alle kaarten zijn gaan zetten op begrijpen, verstandelijk verwerken, en gevoel en ervaring zelfs wat eng is geworden. En ook omdat we vooral de nadruk leggen op het overdenken van onze zonden, en we niet uit de voeten kunnen met het vieren van wat zo blij zou moeten maken: wij zijn verlost, God heeft ons vrij gemaakt. Jezus leeft, en wij met Hem! Dat mag toch

doorklinken in elke kerkdienst, bij een doopsbediening, en rond het avondmaal.

 

3.   Woord en sacrament  –  om door ons gebruikt te worden

 

Zondag 25 zegt met opzet: de Geest versterkt ons geloof “door het gebruik van de sacramenten”.

Wat natuurlijk net zo geldt van het Woord: de bijbel wil gelezen worden, en verwerkt, en gedaan…..

We moeten er mee aan het werk. De preek en ook de doop en avondmaal zijn geen tovermiddelen. Ze werken niet automatisch. Ouders moeten hun kinderen opvoeden als kinderen van de Here. Ze “horen hun kinderen, wanneer die opgroeien, uit te leggen wat het betekent gedoopt te zijn”, staat in het doopsformulier. Ze laten zien en merken wat het is om een kind van God te mogen zijn. En als je gedoopt bent, ga je als het goed is ook op de Heer vertrouwen en Hem liefhebben en dienen. Vechten tegen je zonden. Zo ook als je regelmatig avondmaal viert. Je gaat de Here dienen uit dankbaarheid. Je gaat ook anders met elkaar om. Je hebt toch samen bij je Heer en Redder aan tafel geze­ten? Je hebt toch van Hem alles gekregen wat je nodig hebt? Dan wil je toch voor elkaar zorgen, en wil je de ander toch tot zijn recht laten komen?

 

Ja, en anders helpen bijbel lezen en naar preken luisteren en naar vereniging en catechisatie gaan, en ook  doop en avondmaal je echt niet. Sterker nog: ze verzwaren je schuld. Dat staat ook in de bijbel: aan wie veel is gegeven, van die wordt ook veel gevraagd. Je verantwoordelijkheid wordt er groter door.

Paulus waarschuwt zijn lezers indringend . Hij herinnert aan wat de Israëlieten is overkomen toen die door ongehoorzaamheid hun voorrechten verspeelden. Hij zegt met nadruk: allemaal zijn ze op dezelfde manier gered, en hebben ze dezelfde tekens gezien en garantiebewijzen gekregen: allemaal achter de wolk aan, allemaal via dat pad door de zee naar de overkant, allemaal gegeten van dat brood uit de hemel en gedronken van dat water uit de rots. En toch: heel velen zijn het beloofde land niet binnengegaan maar omgekomen in de woestijn, neergeveld door de boosheid van de Here. Waarom?

Wel, vanwege hun ongeloof. Er staat: het woord dat gepreekt werd hielp hen niet, omdat hen niet tot geloof gebracht heef­t. Omdat ze het wel hebben geweten maar er niet naar hebben gedaan en geleefd.

Hoeveel zwaarder is onze verantwoordelijkheid, als gemeente van Christus. Je kunt gedoopt zijn. Je kunt elke zondag in de kerk zitten. Je kunt keer op keer avondmaal vieren. Maar dat alleen helpt ons niet. Paulus schrijft: “belangrijk is dat men geloof en de liefde kent, die het geloof zijn kracht verleent“(Gal.5:6)

Als we weten hoe zwak we zelf zijn, en hoe we de hulp van de Heilige Geest nodig hebben, als we ons leven buiten onszelf bij de Here Jezus zoeken, dan krijgen we wat we nodig hebben. Dan wil de Heer ons helpen om te groeien in geloof en in hoop en in liefde. Hij zorgt met de beproeving voor de uit­komst zodat we ertegen bestand zijn. Vertrouw daar maar op. Open naar je Heer toe, en samen onderweg!

 

amen   

 

Zondag 24 Heid. Cat. : Genade loont

liturgie middagdienst 10 maart 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:      Ps. 127: 1,2

avondmaalsformulier V

zingen:      Ps. 84: 6

(dank)gebed

Schriftlezing: Matt. 19: 16 – 20: 16

zingen:      Lied 70: 1,4,5,6

verkondiging:  zondag 24  ‘Genade loont’

zingen:      Lied 364 (1,2,3)

gebed

collecte

zingen:      Ps. 16: 3,5

zegen

amen:        Lied 456: 3

———————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Twee keer hebben we vandaar weer het avondmaal gevierd.

We kwamen niet om iets te brengen maar om alles te ontvangen, gratis en voor niets.

We hebben brood en wijn gekregen uit de handen van onze Verlosser en onze goede God.

Dat maakte zichtbaar en tastbaar dat Jezus zichzelf aan ons gaf en geeft: zijn offer voor ons.

Met dat formulier van vanmorgen hebben we onze kleinheid en afhankelijkheid erkend:

 “Als armen komen we bij de gulle  gever, als zieken bij de dokter die genezing schenkt, als schuldigen voor de rechter die vrijspraak geeft, als doden bij hem  die levend maakt. Wij hebben niets in onszelf maar alles in Christus.”    We mochten – om het met de apostel Paulus te zeggen in 2 Kor. 8: 9 – weer ervaren “de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: Hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden, opdat u door zijn armoede rijk zoudt worden”.

 

Ja maar, en dan komen toch weer die tegenwerpingen: maar stelt wat wij doen dan niks voor,

en – zondag 32 – wij moeten toch goede werken doen, God vraagt toch onze toewijding, onze

gehoorzaamheid aan zijn geboden, waar blijft dan onze inbreng….en vorige week kwam toch nog

dat oude lied langs over dat wat is ‘gedaan voor Jezus, zijn waarde houdt en altijd blijft bestaan’?

Ja,  en – nog zo’n tegenwerping die zondag 24 naar boven haalt – God wil toch onze goede werken

belonen, daar is de bijbel vol van, en dat hebben we net nog de Heer horen zeggen tegen zijn

discipelen: wie hier heeft ingeleverd om zijn geloof, wordt straks dubbel en dwars gecompenseerd,

en mooier nog: dan krijg je het eeuwige leven – en anders: waar doe je het voor en als het allemaal

zo makkelijk gaat, krijg je luie christenen, slappe kerkgangers – zorgeloze  en goddeloze mensen…

Het is waar dat er een spanning lijkt te zitten tussen vraag en aanbod, tussen Gods genade en onze

menselijke verantwoordelijkheid, tussen dat je niks verdienen kunt bij God maar dat de Heer wel zegt dat Hij terugkomt om te oordelen en dat Hij dan iedereen zal belonen naar zijn daden (Opb.22:12)

Spanning ook in zondag 23: ik krijgt Gods genade als ik met een gelovig hart aanpak wat Christus voor me gedaan heeft – maar ook door dat geloof kan ik niks bij God verdienen – geloof is zelf ook niet een

prestatie van mezelf maar ik kan geloof alleen krijgen door de Heilige Geest die het in me werkt…..

 

Zondag 24 wijst ons de weg: als we moesten verdienen, kwamen we hopeloos tekort maar God is zo goed dat Hij toch wat wij als vrucht van het werk van Christus en ons geloof in Hem opleveren,  wil

belonen – daar past alleen maar dankbaarheid bij, waardoor ons leven anders wordt: beter, rijker.

Zeg maar: lege handen die we uitsteken om ze te laten vullen door de Here Christus, en die we daarna uitsteken om uit te delen aan de mensen om ons heen, en om te leven tot eer van God.

 

Genade loont

1.  als je durft verliezen

2.  levert dat veel op

3.  omdat God goed is

 

Genade loont:    1.  als je durft verliezen

 

  “Wat voor goeds moet ik doen om het eeuwige leven te verwerven?”  – een serieuze vraag aan

Jezus van een sympathieke jongeman – in Marcus staat dat Jezus hem liefkreeg – die blijkbaar wel

door had dat volgens regels leven – wat hij zijn leven lang al probeerde te doen – hem niet bracht

waar hij wezen wilde – de spanning zit in de vraag: wat moet ik doen om eeuwig leven te krijgen.

Als je dan over het uiteindelijke antwoord van Jezus nadenkt, komt dat eigenlijk hierop neer:

dat eeuwige leven is voor jou, als je ervoor kiest de weg van Jezus te gaan en als je bereid bent

alles los te laten en achter te laten wat je daarbij hindert, als je je helemaal aan Hem toevertrouwt.

Dus niet: als je grote dingen tot stand brengt, of als je keurig netjes leeft, of je houdt aan een aantal regels die ooit bedacht zijn (denk aan de wetgeleerden in Jezus’ tijd of aan een gereformeerde zede).

Wat Jezus tegen die rijke jongeman als opdracht meegaf is ook niet een algemeen verbod op bezit

of de opdracht dat je alles wat je hebt moet weggeven en als bedelaar door het leven moet gaan,

maar het is de proef op de som: zit je met alle vezels vast aan wat je hier hebt opgebouwd of bij elkaar gespaard of aan rechten denkt verworven te hebben, of kun je dat allemaal opgeven en

durf je je klein te maken en met lege handen naar God te gaan, en je leven met alle plussen en

minnen, alle ups en downs, alle blijdschap en verdriet, in handen van je hemelse Vader te leggen.

Jezus zegt dat bij een andere gelegenheid zo: “ieder die zijn leven zal willen behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het behouden”. Die heeft eeuwig leven.

Neem als voorbeeld die eerste leerlingen, die zoals Petrus er  terecht aan herinnerde inderdaad

alles hadden achtergelaten – hun eigen bedrijf, hun gezin, een baan die flink geld opleverde, ook hun zekerheid, soms vriendschappen, familieleden die het niet pikten als je voor Jezus koos…..en dat met

een onzekere toekomst voor ogen en de nodige risico’s want Jezus had veel vijanden en het was als

je het menselijk bekijkt geen succesverhaal en het zou uiteindelijk uitlopen op zijn kruis en graf….

inderdaad: een smalle weg door een nauwe poort – weinigen vinden die en kiezen voor die weg.

 

Geen wonder dat die rijke jongeman teleurgesteld wegging omdat dit hem te veel gevraagd was,

en ook geen wonder dat de discipelen zich afvroegen:  “wie kan er dan nog gered worden?”.

Dat zeiden ze als reactie op de schokkende constering van hun leermeester naar aanleiding van

het afhaken van die jongeman dat het makkelijker is voor een kameel om door het oog van een naald te kruipen dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan – en het waarom ligt voor de

hand: die kameel is daarvoor veel te groot, en een mens heeft te veel spullen, geld, bezit, status en nog heel wat meer waar hij aan vast zit, en dat hij maar niet los kan laten, waar hij niet zonder kan.

En toen Jezus’  leerlingen  zich vertwijfeld afvroegen wie dan nog gered kon worden, stelde de Heer hen niet gerust maar gaf hen helemaal gelijk: dat is bij mensen ook onmogelijk, dat lukt niemand.

Een dikke streep dus onder die constatering van zondag 24 dat zelfs onze beste werken – zoals die

goede keus van Petrus en de anderen, zoals uw en jouw keus voor Jezus, zoals dat we er weer

zijn vanmorgen en vandaag avondmaal hebben gevierd, zoals je inzet op je werk en op school, zoals

die hulp aan de buurvrouw, die taken die je doet in de kerk, die hulp aan mensen die tekort komen…

dingen als het goed is zelfs gedaan uit liefde tot Jezus – maar zo vaak nog onder de maat of met een

bijbedoeling, en als het er echt op aan komt en we moeten inleveren, offeren, verliezen, wat is dat

dan moeilijk en wat zit er dan veel weerstand, wat zitten we elkaar en onszelf en God vaak in de weg.

 

En wat is het dan geweldig dat God het er niet bij heeft laten zitten en het er niet bij laat zitten.

Jezus laat zijn leerlingen en ons geen illusie over onze eigen mogelijkheden maar geeft hoog op over de mogelijkheden van God zijn vader: bij mensen is dat onmogelijk maar bij God is alles mogelijk.

Alles, zelfs dat onmogelijke dat een mens zich klein maakt voor God en zich kwetsbaar durft opstellen naar de ander-  kijk maar hoe kamelen toch door het oog van een naald kunnen: als ze heel klein

worden – Gods genade is zo groot dat een mens er klein van wordt en zichzelf aan zijn Heer durft

verliezen, dat Gods liefde zo je gaat vullen dat je gaat ervaren wat een lied verwoordt:  “Als Hij maar van mij is laat ik alles staan, wil ik enkel zijn waar hij is, volg ik Hem waar Hij zal gaan…waar Hij maar van mij is is mijn vaderland, zie hoe Hij alom nabij is met de gaven van zijn hand”. Genade loont!

 

Genade loontals je durft verliezen  2. levert dat veel op.

 

  “Maar hebben onze goede werken dan geen verdienste, God wil ze toch in dit en in het toekomstige

leven belonen” – daar heeft de catechismus echt een punt, dat staat echt vaak in de bijbel- Jezus zelf

heeft b.v. in de bergrede beloning in het vooruitzicht gesteld voor wie de weg van God willen gaan.

De zgn ‘zaligsprekingen’ zijn felicitaties voor wie het van Jezus verwachten en gaan voor Gods rijk:

voor nederigen is het rijk van de hemel, treurenden worden getroost, hongerigen worden gevoed,

en vervolgden om hun geloof hebben toekomst: “verheug je en juich, want je zult rijkelijk worden beloond in de hemel” – ja en het heeft zin te bidden en te vasten, te geven aan de armen, op te komen tegen onrecht, je in te zetten om het evangelie door te geven en in de kerk actief te zijn –

de Heer zegt dat onze Vader in de hemel ons ervoor zal belonen – en net nog hebben we gelezen

dat die leerlingen van Jezus die alles hadden achtergelaten en Hem waren gevolgd, beloofd wordt

dat ze daarvoor dubbel en dwars worden gecompenseerd, en “deel krijgen aan het eeuwige leven“.

Helemaal waar dus dat lied: “alles wat gedaan is uit liefde tot Jezus, houdt zijn waarde en blijft voor

altijd bestaan“;  “God is niet zo onrechtvaardig dat Hij vergeet wat u hebt gedaan, hoeveel liefde u aan zijn naam hebt betoond door sinds jaar en dag steun te verlenen aan de gelovigen”  (Heb. 6: 10).

 

En wees dan maar blij met dat antwoord: “deze beloning wordt niet uit verdienste maar uit genade gegeven” – want dat betekent dat God niet een Werkgever is die een cao met ons afsluit en ons afrekent naar geleverde prestatie maar een liefhebbende Vader die zijn kind beloont uit liefde. dia7

God geeft ons niet het eeuwige leven omdat wij het er zo goed van afgebracht hebben maar God is als een vader, een moeder, die zoon of dochter een compliment geeft en op zijn tijd een cadeautje.

Ik las: “God beloont je leven dat je vanuit zijn genade leeft. Dat moedigt ons aan om goed te leven.

Dat helpt ons om offers te brengen waar dat nodig is. Ons leven is niet zinloos”. Denk maar weer aan dat begin van zondag 23: wat heb je eraan dat je gelooft? Dat ik in Christus voor God rechtvaardig ben en een erfgenaam van het eeuwige leven.  Geloven is niet voor niets, genade loont. VoorGoed.

 

Genade loont: als je durft verliezen, levert dat veel op,   3.  omdat God goed is.

 

Dat wordt nog eens onderstreept en uitgebeeld door dat verhaal over die werkers in de wijngaard.

Het sluit aan op die belofte aan Petrus en de anderen die alles hadden achtergelaten om Jezus door dik en dun te volgen en te steunen, en die zich afvroegen wat hun dat zou opleveren: waar kunnen wij naar uitzien – eigenlijk die vraag van zondag 23: wat hebben wij er aan dat we dat ervoor over hebben gehad – die belofte van een geweldige toekomst in het rijk van God, in het eeuwige leven.

Ja maar voor alle duidelijkheid wel met dat doordenkertje erbij dat vanmorgen ook al langs kwam:

“(maar) vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten” – wat wil dat dan zeggen?

Nou, dat maakt de Heer vervolgens duidelijk met een verhaal, uit het dagelijkse leven gegrepen.

Of liever, met een verhaal dat compleet de omgekeerde wereld is vergeleken met dat alledaagse

van loon naar prestatie, volgens geldende cao, en in lijn met  wat mensen eerlijk en normaal vinden:  je wordt per uur betaald, of per afgesproken klus, en fulltime betaalt beter dan part/time.  dia 9

In dat verhaal gaat het over een eigenaar van een wijngaard die op zoek is naar arbeidskrachten.

Werk op het land was toen en vaak ook nog tegenwoordig seizoenswerk: vooral in de oogst is er veel mankracht nodig – denk aan aspergesteken in Limburg, bollenpellen, en aan het koolseizoen bij ons.

Zo had die boer voor het plukken van de druiven heel veel extra mensen nodig, en daarom ging hij al vroeg naar de markt – in die tijd een soort arbeidsbureau – om werkkrachten voor die dag in te huren.

Hij vond een aantal werkwilligen en hij sprak met hen het toen normale dagloon af: 1 denarie

Drie uur later ging hij weer naar de markt en weer trok hij arbeiders aan: wil je bij me werken, jullie krijgen wat je toekomt. Zo ging het nog een paar keer vaker die dag: om 12 uur, 3 uur ’s middags.

Zelfs toen de man een uur voor het donker werd nog een keer kwam, hingen er nog een paar rond: “waarom staan jullie hier de hele dag zonder werk?” “omdat niemand ons in dienst wilde nemen”. Een smoes natuurlijk want waarom waren ze hier eerder die dag niet toen de boer op zoek was naar personeel? Ze waren liever lui dan moe, hadden misschien wel lekker in de zon gelegen.

Maar goed, gaan jullie ook nog maar naar mijn wijngaard, vele handen maken het werk lichter en je kunt in elk geval nog iets verdienen. Zo gezegd zo gedaan en ook die laatkomers gingen aan de slag.

 

Aan het eind van de dag kwam het uur van de afrekening, en wonderlijk genoeg werden de lui die het laatst aan het werk waren gegaan het eerst naar voren geroepen om hun loon in ontvangst te nemen, en tot verbazing van henzelf en hun collega’s kregen ze 1 denarie een compleet dagloon.Waar ze totaal geen recht op hadden, en totaal niet op gerekend hadden: en dat voor 1 uur werk!

Je snapt wel dat bij de anderen een zenuwachtige spanning begon te ontstaan. wat zouden wij krijgen, toch vast wel iets meer, tenslotte hebben wij een paar uur langer gewerkt – maar nee:

ook 1 denarie – OK, jammer, maar het zal wel, ook meer dan waar ik op had mogen rekenen…..

Totdat de mannen aan de beurt kwamen die er die morgen vroeg meteen al bij waren: nou, wij

zullen toch zeker wel meer krijgen dan die ene denarie, we hebben er de hele dag voor gewerkt!

Tot hun schrik en ergernis kregen ook zij die ene denarie en geen cent meer:   maar dat is niet

eerlijk, wij hebben de hele dag keihard gewerkt, in de brandende zon, wat staat daar tegenover?

Geen probleem die ene denarie maar waarom krijgen die luilakken die de hele dag niks hebben

uitgevoerd en vlak voor sluitingstijd toen de zon al bijna onder was en de hitte veel minder,  nog even zijn langs geweest, hetzelfde loon als wij…..dat is gewoon niet eerlijk – en gelijk hadden ze, toch?  dat zou jij toch ook niet pikken als je bij de supermarkt avond aan avond vakken hebt gevuld en dan is er eentje die alleen op zaterdagavond van 6 tot 8 werkt en die net zoveel verdient als jij..

of als op je werk een parttimer met hetzelfde loon naar huis gaat als u die zelfs vaak overwerkt?

En dan de reactie van de wijnboer: ik doe jou geen onrecht, jullie krijgen precies wat we vanmorgen hebben afgesproken, en wat ik aan die anderen wil geven, is mijn zaak, ik mag toch met mijn geld doen wat ik wil – of zijn jullie jaloers, kunnen jullie het niet hebben dat ik goed ben voor die anderen?

 

Nou, als je chef zo zou praten, zou je dat niet pikken, en je zou misschien wel naar de vakbond gaan. Terecht want zo werkt het niet natuurlijk, en in het vervolg ga je vast niet bij zo’n bedrijf werken.

Ja maar, je snapt het wel, deze wijnboer is niet zo maar iemand, Jezus bedoelt God zijn Vader – en die

geeft geen loon naar werken maar geeft uit genade, omdat Hij goed is, voor mensen die dat goede niet verdienen en op zijn hoogst hun best hebben gedaan om de Heer hun dankbaarheid te tonen.

Jezus zegt in Lucas 17 dat een baas toch niet zijn knechten hoeft te bedanken als ze hun plicht hebben gedaan: “Hetzelfde geldt voor jullie wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: ‘ Wij zijn maar knechten, wij hebben enkel onze plicht gedaan'” – ja en als je dan beseft dat je daarin al elke dag tekort schiet – onze beste werken in dit leven onvolmaakt en zelfs met zonden bevlekt – des te geweldiger dat God zo goed is dat Hij wat we door zijn genade en vanuit de liefde die Hij in ons wil werken – zondag 24 zegt: vruchten van dankbaarheid vanuit de band die we in geloof met Christus hebben – hoe gebrekkig nog en met veel wildgroei en scheefgroei -beloont.

 

Nou, en dan past daar geen afgunst bij, dan gun je iedereen dat God goed is voor hem of voor haar.

Jezus laat die wijnboer zeggen: zet het misschien kwaad bloed, steekt het misschien – letterlijk. of is uw oog boos – omdat ik goed ben? goed voor wie zoveel later erbij kwam, goed voor wie jaren van zijn leven vergooid heeft (zoals die verloren zoon uit dat andere verhaal), goed voor wie aan het eind van haar leven alsnog tot geloof kwam : als je elke dag alleen maar van genade kan leven, zul je die

genade ook aan anderen gunnen en aan anderen uitdelen – je werkt met plezier en met volle inzet in de wijngaard van God!  Niet om iets te verdienen bij Hem, omdat Jezus dat voor je heeft verdiend!

amen

Zondag 22 Heid. Cat. : En toch, er is hoop!

liturgie middagdienst  zondag 17 februari 2013

 

votum en groet

zingen:      Lied 15: 1,3,4

gebed

Schriftlezing:   Job 14

zingen:     Ps. 88: 1,2,3

Schriftlezing:   Job 17

zingen:    Ps. 88: 6,7,8

Schriftlezing:  Job 19: 23-27

verkondiging:  zondag 22

zingen:    Gz. 113: 1,2,3

geloofsbelijdenis

zingen:    Gz. 113: 4

gebed

collecte

zingen:     Gz. 114: 1,3,7

zegen

amen:       Gz. 37: 8

————————————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

Vragen rond leven en dood vragen regelmatig  indringend de aandacht.

Zoals rond al of niet euthanasie,  en ook hulp bij zelfdoding, onlangs weer in het nieuws toen iemand zijn moeder van 99 geholpen had, die niet ernstig ziek was maar toch niet langer  wilde leven.

Wat de laatste tijd veel aandacht vraagt en veel mensen schokt, zijn jongeren die een eind aan hun leven maken, en meer dan eens omdat ze jarenlang zijn gepest en het uiteindelijk niet meer aan kunnen – vreselijk als dat je overkomt – als het zover komt met een mens -hoe kun je het voorkomen?

Wat voor lessen kun je eruit trekken: als jongere, ouders, school, overheid, omgeving…?

 

Voorbeelden die ons in elk geval kunnen leren dat we  niet makkelijk over veel ellende en lijden heen moeten praten, of ons er met een paar simpele volzinnen of bijbelteksten vanaf maken.

Er moet echt heel wat aan de hand zijn, wil een mens verlangen naar de dood, zover gaan dat hij erover praat met zijn familie en met z’n dokter, of zover komen dat hij of zij zelf een eind aan maakt.

Artsen en andere hulpverleners krijgen te maken met schrijnende gevallen en komen soms voor verschrikkelijk moeilijke vragen en afwegingen te staan,om nog maar te zwijgen van het verdriet en de machteloosheid bij wie het naast staan…en vreselijk als iemand dichtbij voor de dood kiest…

 

Het is weinig zinvol, en het helpt niet om als buitenstaanders te oordelen laat staan te veroordelen.

Trouwens, we hebben meer dan genoeg aan onszelf en aan elkaar:

Hoe staan we zelf om met het leven en hoe kijken we aan tegen de dood?

Hebben we echt steun en houvast aan die troost die we belijden in zondag 22 –

of denken we diep in ons hart: eigenlijk is dat toch maar een schrale troost,

want je krijgt er je overleden geliefden toch niet mee terug en de pijn blijft….

en stel dat ik zelf ondraaglijk lijd, veel pijn heb, dat ik aftakel tot op het bot…?

Of dat ik dat moet meemaken en aanzien met iemand van wie ik vreselijk veel houd?

En ook: hoe kunnen we als gelovigen elkaar niet goedkope maar echte troost bieden?

 

               en toch: er is hoop!

1. ondanks de laatste vijand;

2. dankzij de laatste Adam;

3. tot aan de laatste snik.

 

1. en toch er is hoop!  ondanks de laatste vijand.

 

Niets dan ellende brengt mij jullie troost!” – “Jullie zijn armzalige troosters” (NBG-51)

Dat gooit Job eruit aan het adres van zijn drie vrienden (16:2)

Toch was het goed begonnen.

Ze bleven niet weg toen Job het zo moeilijk had maar zochten hem op.

In 2:11 staat: “samen gingen ze naar hem toe om hun medeleven te tonen en hem te troosten”.

Wat is daar vaak moed voor nodig, om te reageren naar iemand die iets ergs is overkomen:

een plotseling sterfgeval, een ernstige mededeling van de dokter, een erg ongeluk…..

Je wacht vaak liever af, omdat je er geen raad mee weet, stelt uit: wat moet ik zeggen?

 

Nou, je hoeft niet zoveel te zeggen. ‘Er zijn’ , dat is het allervoornaamste.

“Zeven dagen en  zeven nachten bleven ze naast hem op de grond zitten zonder iets tegen hem te zeggen,  want ze zagen hoe vreselijk hij leed” (2:13) . Ze waren Job tot steun. Echte vrienden.

Iemand merkt op:  “Troost mislukt, als je iemand voor de voeten loopt met jouw invulling

van zijn of haar emoties, jouw teksten, jouw verklaringen, jouw lichtpuntjes”.

Troosten is in de eerste plaats luisteren. Dat doen die drie mannen.

Het gezegde luidt: “in de nood leer je je vrienden kennen”. Job heeft zijn vrienden leren kennen”.

 

Totdat Job ineens losbarst. En dingen zegt waar die vrienden van schrikken.

Zoals wij ervan kunnen schrikken: hoe kan een gelovig mens dat zeggen?

Het is ook niet niks wat Job eruit gooit: was ik maar nooit geboren,

was ik maar voor m’n geboorte overleden, dan had ik nou tenminste rust.

 

Als we zo lezen wat we net van Job gelezen hebben, lijkt dat ver af te staan

van die troost waar zondag 22 ons uitzicht mee wil bieden tot over het graf heen.

Je krijgt zelfs de indruk dat Job dicht in de buurt komt van de dood als eindstation.

In 10:21-22 noemt hij sterven:   voorgoed vertrekken “naar het land van diepe donkerte,

van de diepzwarte chaos, van het nachtzwarte licht!”

In hoofdstuk 14 vergelijkt hij de mens die sterft met een omgehakte boom

en die vergelijking valt uit in het nadeel van de mens: een boomstronk kan weer uitlopen,

maar als een mens sterft, gaat hij liggen en staat niet meer op, hij wordt niet meer wakker.

“Als een mens sterft-  kan hij dan herleven?”   Nee toch?

“Zo doet U de hoop van de mens teniet” ,  slingert Job God in zijn gezicht.

 

We zijn geneigd te zeggen: maar weet Job dan niet van de opstanding van het lichaam?

Geloofde Job dan niet dat er leven is na de dood, omdat God je vasthoudt?

Het antwoord hebben we misschien vlot klaar: de gelovigen van het oude testament

wisten nog niet wat wij weten: dat Jezus de schuld betaald en de dood overwonnen heeft.

In het OT is nog veel schemerig waar in het NT helder licht over schijnt…

Nou, dat is ook waar, maar daar wou ik het nou even niet over hebben.

Ik wou u voorstellen gewoon eens naast Job te gaan zitten en te luisteren..

en hem niet als die vrienden in de rede te vallen en lastig te vallen

met hun goedbedoelde invullingen en verklaringen.

Zo van: maar je gelooft toch, je kent je bijbeltje toch, er is toch hoop als een mens sterft…?

Te vaak en te gauw staan we ermee klaar: God zal met wat is gebeurd wel een bedoeling hebben;

en:  hij/zij is nu toch in de hemel en daar is het toch veel fijner…natuurlijk, maar ik kan hem niet missen, zij is er niet meer….en dat doet zo vreselijk pijn! ik kom er maar niet mee klaar….

Wat Job allemaal zo rauw en keihard verwoordt, dat is toch gewoon

wat je om je heen zien en hoe je het zelf voelt, wat je elke keer maar weer meemaakt?

dat een mens maar kort leeft, als een bloem die even bloeit en dan verwelkt en afsterft?

dat de dood alles kapotscheurt wat een mens bindt aan dit leven en aan z’n geliefden?

dat als je begraven wordt, je dat ervaart als een definitief afscheid: nooit komt hij/zij terug!

ja, maar ook dat het bestaan hier zo zwaar kan zijn en het lijden zo ondraaglijk,

dat een mens zover kan komen dat hij zegt: alles, zelfs doodgaan, is beter dan dit!!

Wie dat probeert te verbloemen of rechtzinnig weg te verklaren, is een armzalig trooster.

De bijbel troost anders, doet dat echt, juist door lijden en dood helemaal serieus te nemen.

Daarom staat ook zo’n boek als Job en zo’n psalm als psalm 88 in de bijbel.

Het mag gezegd en het moet gehoord worden:

waarom doet God nou zo…waarom moet dit nou?

Juist als je gelooft – zoals Job deed – kan het zo vreselijk moeilijk zijn!

 

Job staat vaak model als de lijdende mens bij uitstek.

Maar dan moet iedereen ook dit van hem willen horen en leren:

er is er maar Eén die beschikt over het leven, en dat is God die het leven gegeven heeft.

Dat zei Job meteen al toen hem alles afgepakt was, en dat is hij blijven volhouden:

  de Here heeft gegeven, de Here heeft genomen.

Het komt terug in 14: 5: dat de dagen van de mens vaststaan, dat God het aantal maanden

dat de mens leeft bepaalt, en de grens stelt die je als mens niet kunt overschrijden.

En dat geldt naar twee kanten:  je kunt niet je leven verlengen, je mag het ook niet verkorten.

 

Job is er diep onderdoor gegaan…hij wist wat ondraaglijk lijden was…

en hij kende momenten dat hij zelfs openlijk verlangde naar de dood…..

maar dan legde hij dat altijd aan God voor die daar als enige over gaat:

Here, ik kan niet meer, eigenlijk wil ik maar liever er niet meer zijn…ik wil rust!

Tegelijk wist Job wel dat de dood niet de oplossing is.

Soms lijkt het wel zo, b.v. in 17: 13: “mijn huis staat in het dodenrijk, in de duisternis

spreid ik mijn bed. Tot het graf roep ik: ‘Jij bent mijn vader!, en tot de wormen:

‘moeder, zuster'” –– iemand maakt er de opmerking bij; dan is de dood wel in de familie

opgenomen!-nou, dan is er ook echt geen uitzicht meer – dat is het wel hopeloos en troosteloos…

Dat is de klacht van Job ook – en neem die maar serieus want die klacht is de wereld niet uit –

“waar is dan mijn hoop, mijn hoop, wie kan die nog bespeuren?”.

Maar daar is Job wel naar op zoek, hij krabt langs de muren van de ellende naar een uitweg.

 

Er is geen sprake van dat Job bedoelt dat de dood een oplossing zou zijn,

als toch niet meer dan een biologisch proces dat nou eenmaal bij het leven hoort.

Nee, de dood is de laatste grimmige vijand die elk mens aan het eind tegenkomt.

En daar windt de bijbel geen doekjes om, daar komt een Job onverbloemd voor uit…

maar hij legt zich er ook niet bij neer, hij worstelt om er bovenuit te komen.

Want hij kende God als zijn Schepper. God is toch de God van het leven…

en daarom kan het toch niet en mag het toch niet dat de dood het laatste woord heeft.

Zoals wij er tegen aan lopen, tegen de verwoestende kracht die die vijand nog heeft

maar als we weten van de levende God en een levende Heer, we grijpen naar troost

en het houvast: en toch, er is hoop, dankzij de laatste Adam die de dood te sterk is.

 

2. en toch is er hoop!   dankzij de laatste Adam.

 

Nee, de dood hoort van huis niet in thuis in Gods wereld.

Dat wist Job ook wel. Dat dood te maken heeft met zonde, en dat hij niet zonder zonde is-maar dat wat hij moet lijden, over hem komt als vergelding voor erge zonden, dat wil er niet in bij hem.

En dat terwijl zijn vrienden de oplossing klaar hadden: Job, biecht maar op wat je op je kerfstok hebt,

want de geloofsleer zegt toch dat God de goeden beloont en de kwaden straft – nou dan!

Job kan daar in zijn eigen geval niet mee uit de voeten – waar heb ik dit erge aan verdiend?

 

Kijk, en zie je wat opmerkelijks in het spreken van Job.

Dat hij namelijk zich beroept op God tegenover God.

Hij voelt zich staan voor Gods rechtbank, nota bene aangeklaagd door zijn eigen vrienden

en die schijnen gelijk te hebben ook dat God hem straft voor waar Job geen weet van heeft.

Nou, zo in het nauw zoek je de beste advocaat die je maar kunt krijgen….en dat is God zelf!

Kijk maar naar dat merkwaardige dat Job zegt in 17: 3: “God, stel uzelf borg voor mij, want wie staat er anders voor mij in?” – in de vorige vertaling nog meer bijzonder: “Stel uzelf als mijn borg bij U”.

Wilt U in dat proces dat U me aandoet, en waarin U de Rechter bent, ook mijn Advocaat zijn?

 

Ik weet niet hoe het u gaat, maar ik vind dat verrassend en bevrijdend.

Wat kun je juist als kind van God het soms moeilijk hebben met wat je overkomt.

Extra moeilijk als je eraan vast wilt houden dat niets buiten God om gaat…..dat was juist

het probleem voor Job, dat God hem dat lijden aano, als dat deed: waarom, waarom?

Maar dan kiest Job niet voor de vluchtweg van veel mensen vandaag:

God zal wel niks met dat lijden te maken hebben, God kan het ook niet helpen.

Nee, Job legt zijn zaak aan de Here voor, en smeekt God het voor hem op te nemen

…niet zozeer tegen zijn vrienden, ook dat, maar vooral: tegen God zelf.

Ziet u hoe nog zo diep in het OT de figuur van de grote Advocaat al komt opdoemen:

Jezus Christus, Gods eigen Zoon, die voor mensen als Job en u en ik pleit bij de Vader….

en die zelfs zijn leven ervoor gegeven heeft om Job en om ons het leven te redden?

 

Ja, en de gelovigen onder het oude verbond konden zich er ook niet bij neerleggen

dat de dood het einde zou zijn: God laat toch niet los wat Hij zelf maakt en uitkiest.

Later is de Here Jezus er helder over: God is geen God van doden maar van levenden-

voor Hem leven ze allen die al lang gestorven zijn.

Je vindt dat geloof toch ook al bij Job al doorschemeren en zelfs doorbreken.

Al worstelend en zoekend naar een uitweg hoor je verlangen doortrillen:

zou een dode weer tot leven kunnen komen? je zou zeggen: wat een vraag, nee natuurlijk

maar daar kun je als je in de God van het leven gelooft toch niet in berusten?

nee, dan verlang je naar meer, grijp je naar leven zelfs over het graf heen

hoor maar:                 als een mens sterft – kan hij dan herleven? 

o, als dat eens waar was…dan zou ik heel mijn tijd uitdienen,

                                      totdat ik werd afgelost,

                                     U zou me roepen en ik zou antwoorden,

                                     U zou terugverlangennaar het werk van uw handen.

Ja, en dan zouden de zonden vergeven en vergeten zijn:

                                     U zou al mijn stappen tellen maar geen acht slaan op mijn zonden.

U zou mijn wandaad in een buidel weggesloten hebben

                                     en mijn  fouten hebben toegedekt.

 

Gemeente, dankzij de Here Jezus – die Paulus later de laatste Adam noemt –

is dat heerlijk werkelijk geworden: volkomen verzoening van al onze zonden.

Die zonden worden weggedaan zover het oosten verwijderd is van het westen,

ze worden gedumpt in de diepe oceaan om nooit meer opgedoken te worden.

 

En dat maakt het sterven en het graf ook totaal anders.

We hebben dat beleden in zondag 16: sterven is niet meer straf voor de zonden

maar voorgoed van zonden en de gevolgen ervan verlost krijgen we eeuwig leven.

Zoals we het vanmorgen vierden: er is dankzij Jezus’ dood voor ons eeuwig leven.

Die troost mogen we meenemen door moeiten heen en tegen de dood in:

als ons leven met Christus is, komen we als we sterven nog dichter bij Hem..

en hebben we uitzicht op een compleet herstel als ook ons lichaam heerlijk wordt opgewekt.

 

God heeft dat licht ook al voor Job doen opgaan midden op de puinhoop van zijn leven

met een ziek en verminkt lichaam en eenzaam zelfs in zijn huwelijk en onze zijn vrienden:

maar ik weet: mijn redder,  leeft!  Eens zal Hij komen en dan wordt het goed.

Wat een evangelie al: hoezeer mijn huid is geschonden, en straks verteert in het graf,

zal ik met eigen ogen mijn God aanschouwen. In de hemel eerst. En straks hier op aarde.

Daar wordt lijden niet minder van. Daar wordt sterven niet minder afbraak door.

En toch: er is hoop. Leven zelfs als je moet sterven.

Ik weet: mijn redder leeft! en ik zal leven! Nee, mooier nog: ik mag nu al echt leven!

 

3. en toch is er hoop.  tot aan de laatste snik.

 

Ik bedoel dat anders dan de gewoonlijke betekenis.

Tot je laatste snik wil zeggen: tot het eind van je leven, tot je de laatste adem uitblaast.

Nou, zolang mag je op je Heer hopen, en je Vader aanroepen, zelfs in de allermoeilijkste momenten.

Die verwachting kan een mens helpen om vol te houden.

Als je zonder God alleen bestaat tussen wieg en graf…en het wordt echt uitzichtloos moeilijk

of het leven heeft je voor jouw besef niks meer te bieden, waarom stap je er niet uit?

Maar als je mag geloven dat de heerlijkheid straks veel groter is dan nu het lijden zwaar,

mag je uitkijken naar je God die op je wacht en die op zijn tijd zijn kinderen thuishaalt..

en met God ernaar hunkeren: in dit lichaam zal ik God aanschouwen. Hoop die leven doet.

 

Maar ik bedoel met dit ‘tot aan de laatste snik’ dat we nog verder vooruit mogen  kijken.

Want er komt een dag dat echt voor het allerlaatst gehuild en gerouwd en geleden is.

Als die volkomen heerlijkheid komt en de laatste traan door God zelf is gedroogd.

En alleen nog het lied overblijft: om God daarin eeuwig te prijzen!

Een mooi vooruitzicht, om elkaar mee te bemoedigen.

Geve God dat bij al die vragen rond leven en dood

van zovelen die niet weten waar ze het moeten zoeken

of die zo moeten lijden dat het niet meer te dragen is voor een mens…

zijn evangelie en zijn christenen een reddingsboei voor velen mogen zijn – tot leven!

                                                       amen