Zondag 2 Heid. Cat.: God is liefde…maar wij dan?

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,  aanvaard en geliefd door Hem en om Hem,

dia 1

    Ja, je bent warm…nog warmer…heet….heet!! Nee, nou wordt je koud…..nog kouder….steenkoud!!  Wij deden vroeger dat spelletje wel eens, ik weet niet of jullie het ook wel eens doen. Ze hebben wat verstopt…b.v. een cadeautje…en jij moet zoeken. Hoe dichter je erbij bent hoe warmer, hoe verder weg hoe kouder.

Daar moest ik aan denken bij het doordenken van zondag 2. Het lijkt wel of je ineens ver weg bent bij de warme geborgenheid van zondag 1: ik ben het eigendom van Christus, Vader zorgt voor me, ik mag leven voor God. En hier ineens moeten we onze ‘ellende’ onder ogen zien. Valt dat zware woord ‘haten’: ‘ik ben erop uit God en mijn naaste te haten”. Ik?? ben ik dat? en is dat echt diezelfde ‘ik’ van zondag 1?je wordt er koud van!

Nogal eens krijgt de catechismus om wat in zondag 2 en ook 3 en 4 staat, de volle laag. Zo maak je sombere en zelfs depressieve mensen: je bent niks en je kunt niks en het wordt niks.. Waar blijft in zondag 2 Christus en zijn werk, is dan de kritiek. En…God is toch liefde?!

Kijk, maar daar slaat u precies de spijker mee op de kop: God is liefde…maar wij…?Natuurlijk kun je zondag 2 niet los zien en los lezen van zondag 1. Vraag en antwoord 2 leggen juist de link: je ervaart het pas echt als je enig houvast dat je niet van jezelf bent – èn niet van de duivel – maar het eigendom van Christus, als je beseft en ervaart hoe het is zonder God te leven en ver van Christus….

Denk maar aan dat spelletje waarmee ik begon: hoe verder van het cadeau des te kouder. In het echt is dat ook zo: in de zon is warmte maar als die zon achter de wolken zit wordt het kil. Denk aan een kampvuur of een open haard: hoe dichter bij het vuur hoe warmer.  dia 2 Nou, zo ben je veilig en geborgen in de warmte van Gods liefdevolle zorg en nabijheid maar wordt het killer en onbehaaglijker hoe verder je van God weg dwaalt en weg leeft.

Zoals Adam en Eva tot hun schrik en schaamte merkten toen ze bij God wegliepen. De ellende als gevolg van hun zonde was ten diepste dat liefde omsloeg in haat en wantrouwen. De mens die voor zichzelf gaat leven, pantsert zichzelf tegen God en zijn naaste, en verstopt zich. Met als gevolg dat angst je hart en je leven binnenkruipt, en je rust voorgoed verstoort.

Iemand die er veel over heeft nagedacht, zegt over die angst die een mens teisteren kan: “ze maakt zoveel kapot..stelt vertrouwen en liefde op de proef en voedt achterdocht en haat”. We gaan erover zingen straks: “zoals een klauw, een ijzersterke tang, zo is de angst, ijskoud en ongenadig, een beest, een geest, een spookbeeld nachtenlang” – en als het zo blijft. levenslang.

Angst tegenover geborgenheid en vertrouwen, angst van alleen gelaten en verloren te zijn. De mens, staat ergens in de bijbel, gaat zijn leven lang gebukt onder angst voor de dood…en dan is die dood meer nog dan dat je een keer moet sterven, dat je van je wortels losgesneden bent..dat je volstrekt alleen op de wereld bent als het erop aan komt…dat is de ijzige kou van de dood.

En er is maar Eén die weer het vuur kan aansteken van echte liefde waar je weer warm van wordt.

dia 3

God is liefde…maar wij dan?

1. wat God van ons vraagt, kunnen wij niet meer geven: liefde!

2. wat God van ons vraagt, geeft Hij zelf aan ons: liefde!

 dia  4   1. wat God van ons vraagt, kunnen wij niet geven: liefde!

  De liefde is uit God. Hebben we net gelezen.  En: God is liefde. Dat tintelde door natuurlijk in zondag 1:  mijn enige unieke troost! Christus die zijn leven voor me over had – God die als een liefdevolle Vader voor me zorgt. Als dat geen liefde is! God die lief had die Hem niet meer lief wilden en konden hebben…

Draai dat nou eens om. Zoals Johannes dat ook doet en zondag 2 bedoelt. Als je niet leeft door en vanuit God, is de liefde ver te zoeken. Lees 1 Joh. 4: 8: wie niet liefheeft, kent God niet, want God is liefde. Kun je ook weer andersom zeggen maar dan zeg je eigenlijk hetzelfde: als je God niet kent, als je van God weg leeft, kun je God en ook je naaste niet echt en blijvend liefhebben.

O nee, niet dat alle gevoel dan weg is uit een mens.Dat er geen sympathie meer zou zijn, en geen hulpvaardigheid en geen opoffering. Vaak geven mensen die niet naar de kerk gaan ons christenen een beschamend voorbeeld.  Onze eigen belijdenis zegt trouwens ook dat ondanks de zondeval de mens mens gebleven is, met alles erop en erin: met een eigen wil, een vaak scherp verstand, met gevoelens en emoties…En  God in zijn goedheid laat zijn schepping en zijn mensen niet vallen en zijn wereld niet kapot gaan zodat Hij goede gaven blijft geven aan zijn mensen.

Ja maar als je eerst intens mag genieten van de warmte van de zon – zoals deze zomer -en dan ineens trekt de hemel dicht en er steekt een koude wind op en de regen plenst neer -dan is dat wennen en je voelt aan den lijve het verschil – je huivert ervan. Even later zoek je een trui op en je doet je jas aan:ook aan herfstguurheid en winterkou kan een mens leren wennen…Maar vergeleken met die stralende zon en die heerlijke warmte – wat kil en wat grauw!

    Daar liepen twee mensen door de tuin, tegen het vallen van de avond. Het was een heerlijke zonovergoten dag geweest en het beloofde een heerlijke avond te worden. En toch, het was vandaag allemaal heel anders. De vertrouwde tuin leek vol gevaren. De koelte van de avond die anders zo weldadig verfrissend was, deed ze nu ineens rillen. En de donkere schaduwen die begonnen te vallen, maakten hen angstig.Ineens keken ze naar elkaar, die twee, schichtig, en ze schrokken…gauw wat aantrekken.  En dan….een geluid als van voetstappen…geritsel….gauw weg achter die struik. dia 5  stel je voor dat Hij hen zo ziet…..en dat Hij ons roept: vertel eens precies wat er is gebeurd…!

U begrijpt: die twee daar in de struiken zijn Adam en Eva…en die Hij is God hun Heer. Waar het me vooral om gaat vanmiddag is dat die heel sobere vertelling in de bijbel huiveringwekkend duidelijk maakt wat ik noemde: hoe verder weg van God, hoe killer het wordt….dit is het begin van steeds verder van huis.

Nou, en dat ligt niet aan God. God die ook nu niet komt met de donder van zijn oordeel – waar alle reden voor zou zijn geweest – maar in de zachte koelte van de zomeravondwind. God van zijn kant als altijd een en al liefde, met nu liefdesverdriet in zijn stem: mens, kind, waar ben je toch? Met tegenover zich twee bange mensen die niet meer kunnen liefhebben en daarom met het angstzweet over hun hele lijf en met knikkende knieën naar voren strompelen.. maar dan nog niet eerlijk schuld bekennen maar die schuld afschuiven op elkaar (ja, maar zij…) en de omstandigheden (die slang…kon ik het helpen)… en zelfs God zelf (die vrouw die U me hebt gegeven…had U er niet voor kunnen zorgen dat zij….). De kilte slaat je tegen van onwil en onmacht….schaamte, angst, wantrouwen, ik-gerichtheid, vechten voor eigen hachje, ophouden van eigen standje….

Als Johannes dat bevrijdende neerschrijft dat volmaakte liefde angst overwint, is de keerzijde van deze medaille donker en huiveringwekkend: angst wijst op gebrek aan liefde, angst staat ook het voelen en geven van liefde in de weg. Als je echt bang voor iemand bent, is dat omdat die ander bedreigend is, terecht of niet. Je bent bang dat hij of zij je kwaad zal doen, je in de grond boort, je af zal wijzen, je in de steek zal laten. Dat kan aan die ander liggen, dat kan ook voor een deel of helemaal aan je zelf liggen.

dia 6   Nou, in het geval van die twee daar in de tuin – en dus ook in ons geval – ligt de schuld helemaal bij hen en bij ons zelf ,   daar kan niemand om heen. Geconfronteerd met hun angst en schaamte hebben ze er niks op terug: wie heeft je verteld dat jullie naakt zijn, waarom schaam je je daar ineens voor…heb je van die boom gegeten, ben je ongehoorzaam geweest, en is daarom ineens dat gevoel van geborgenheid bij Mij en bij elkaar weg…?

Ja, toen het niet meer goed zat tussen God en ons, en tussen mens en mens, kroop de angst omhoog om nooit meer weg te gaan, kwam haat en wantrouwen alles verzieken. En het erge is dat het als het aan ons mensen ligt, nooit meer goed kan komen.

Het staat er zwart op wit als een keiharde werkelijkheid: als God niet ingrijpt wint de haat het voorgoed: wij zijn erop uit God en de naaste te haten. Want de mens die zelf de baas wil spelen, duldt geen baas boven zich en geen gelijke naast zich.

Wat een ellende….en hoe veel ellendigheid en rottigheid is daar elke dag het gevolg van! Je hoeft daar echt niet de krant voor te lezen en journaal voor te kijken. Begin maar dichtbij huis en kijk naar jezelf…bekijk jezelf maar in de spiegel van God! Om je naar te schrikken en je dood te schamen…. en vooral ermee naar Christus te vluchten: waar moet ik heen, naar U alleen!

dia 7  2. wat God van ons vraagt, geeft Hij zelf aan ons: liefde!

     Als je heel veel van iemand houdt, is die ander nummer één voor jou. En dat laat je merken ook. Door in alles met hem of haar rekening te houden. Doordat je alles voor de ander over hebt. Dat mag ook best wat kosten: tijd, geld, aandacht, hulp. Je zoekt niet jezelf, eigen plezier en geluk eerst, maar vraagt je af wat hij of zij fijn vindt, wat goed is voor de ander, waar je je man, je vrouw, vader of moeder, mee helpen kunt.

Nou, de Heer vraagt van ons dat we Hem altijd en bij alles op de eerste plaats zetten. Johannes schrijft in zijn brief ook: God liefhebben, is zijn geboden doen. Gehoorzaam. Zonder reserve. Zonder gemopper. Graag zelfs…Jezus liet zien dat niets buiten die complete toewijding aan de Here valt: heb God lief met hart en ziel -met je verstand – met al je krachten.

In het paradijs kostte dat eerst geen moeite. Ging dat als vanzelf. God had de mens zo gemaakt dat hij dat kon doen – en wilde doen. En dat de mensen ook goed met elkaar omgingen. Het hoorde bij de mens: in alles gericht op God zijn Schepper, in alles op elkaar betrokken. En dat zonder remmingen en blokkades, zonder tegenzin of wanklank.  Om heimwee naar te krijgen: naar dat al zo lang geleden verloren paradijs. En des te schrijnender te merken hoe ver we zijn weg gedwaald en afgezakt. Hoe vaak we met de rug naar God toe staan.En we elkaar het leven zuur en onmogelijk maken.Iemand schrijft: “God en mijn naaste liefhebben. Wie dat kan hoeft niet te schrikken wanneer hij in de spiegel van de wet kijkt. Hoe zien we eruit? Het antwoord is beschamend.”  En excuses helpen echt niet!

Toch is dat gelukkig niet Gods laatste woord. Zondag 1 blijft voorop staan!Jezus Christus heeft voor al mijn zonden volkomen betaald en mij uit alle macht van de duivel verlost….en Hij maakt mij van harte bereid om weer te leven tot eer van God, als zijn kind.

Ja, want Jezus leert ons weer lief-hebben in plaats van haten. Zonder Hem komt er niks van ons terecht en blijven we nergens, want door de zonde gaat alles kapot gemaakt wat God zo mooi had gemaakt: zitten we als het ware in haat gevangen.      dia 8

En dan moet u bij haat niet alleen en meteen denken aan vreselijke uitbarstingen van haat die tot vechten en oorlog kunnen leiden, zoals aan de gang in Syrië en in Irak,of tot levenslange niet op te lossen vetes,  of op spot en haat tegen het geloof.

Dat kan er allemaal uit voortkomen, en onze wereld wordt verscheurd door haat en jaloezie, conflicten en oorlogen, burenruzies, arbeidsconflicten, problemen binnen kerken en tussen kerken…. Waar vaak een heleboel angst achter zit, onzekerheid, frustratie en beschadigd-zijn….

Maar als hier staat dat ik erop uit ben (geneigd ben, stond er vroeger) God en de naaste te haten, dan is dat haten ten diepste dat je eerst aan jezelf denkt en je eigen belangen voorop zet en dat dan pas die ander komt….of zelfs dat je aan de ander niet eens meer toe komt. Dat ik alleen mezelf begrijp en de hele wereld bekijk en beoordeel vanuit mezelf. Dat als wat God van me vraagt, me niet uitkomt of offers van me vraagt, ik dan God laat praten en ik gewoon mijn eigen zin doe en ga voor wat ik zie als eigenbelang. En dat als mensen om me heen me in de weg staan, ik ze niet zie staan of ze uitsluit, of ze aan de kant duw, over anderen heenwals, als ik wie anders is of raar in mijn ogen, probeer weg te pesten.

dia 9    Dat gaat terug op die eerste zonde: de mens die als God wilde zijn en zelf de baas wilde spelen. Met als vreselijk gevolg dat het stuk ging tussen God en ons, en ook de mensen elkaars concurrenten werden en soms zelfs beestachtig tegen elkaar te keer gaan, of elkaar gemeen behandelen, of elkaar bedriegen, elkaar niet aanvullen maar aanvallen. Is dat niet de giftige wortel van veel problemen en conflicten,van allerlei ellende: dat de mens gevangen zit in haat en afgunst en egoïsme, verslaafd aan de idee van eigen belang eerst en eigen volk eerst en eigen verlangens eerst, en dat ten koste van de ander en de samenleving? En God:wat heb ik te maken met God?

Dan staat ook die hulpvaardige buurman en die fijne collega maar ook jij en iki tegenover God zwaar in het rood. Wordt de ellende nooit echt gepeild en zeker nooit opgelost als God er buiten gehouden wordt, en we het wel zonder Jezus proberen goed te krijgen, als we los van elkaar leven, voor onszelf.

    Gemeente, maar dat hoeft toch ook helemaal niet! Juist dat is het stralende evangelie dat Johannes wil doorgeven en dat ook een lichtkring trekt om dat wat in zondag 2 zo somber en uitzichtloos lijkt:  “Liefde betekent niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad en dat Hij zijn Zoon heeft gegeven als een verzoening voor onze zonden”

Kijk, en die liefde is zo sterk dat die onze angst kan overwinnen.    dia 10 Het is door heel het evangelie de gouden draad:  vrees niet, je hoeft niet bang te zijn. Johannes bemoedigt ons ermee:    “volmaakte liefde laat alle angst verdwijnen”. 

We hoeven niet meer weg te kruipen voor God, bang voor een wel verdiende straf, maar we mogen om Jezus’ wil zonder angst en beven God onder ogen komen: als we onze zonden belijden , wil God ons die zonden om Jezus’ wil vergeven.

We hoeven ook niet meer doodsbenauwd te zijn voor de definitieve beoordeling en eindafrekening. We kunnen die dag vol vertrouwen tegemoet zien, omdat we bij Jezus horen, als Gods kinderen.

Als je aangeraakt bent door de liefde die God heeft en aan je geeft, overwint die liefde de angst, groeit er vertrouwen en mag je je geborgen voelen bij onze Heer….ja, en ook bij elkaar.

De Heer vraagt van ons dat we Hem liefhebben en dan ook de naaste, ook elkaar.  dia 11 Het staat er heel sterk: wie God liefheeft, moet ook zijn  broeder, zijn medemens, liefhebben. Uit onszelf kunnen we dat niet meer. Overwinnen we niet echt en blijvend haat, afgunst, egoïsme. Maar God wil zijn liefde aan ons geven, en die liefde gaat ons beheersen. Zie vers 19: “wij leven in  liefde omdat God ons eerst heeft liefgehad”. Je ziet dan ook de medemens niet meer als een bedreiging maar als je broer, je zus. Je leeft inderdaad niet meer voor jezelf maar voor de Heer en voor wie Hij naast je zet.   dia 12 

Want hoe dichter bij zijn liefdevuur, hoe behaaglijker je je samen voelt!

                                                              amen

 

 

liturgie middagdienst

 

   votum en groet

   zingen:            Lied 301: 1,2,5

   gebed

   Schriftlezing:   Gen. 3: 7-13 en 1 Joh. 4: 7-21

   zingen:            Ps. 90: 4,5,7      

   preek over zondag 2: God is liefde…maar wij dan?

   zingen:            Gz. 153 (1-4)  – melodie Psalm 119 v

   geloofsbelijdenis

   zingen:            Gz. 99: 3 

   gebed     

   collecte

   slotzang:        Lied 481: 1,2,4

   zegen

Zondag 51 Heid. Cat. : Elke dag bidden om vergeving (HA)

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Waarom moet je eigenlijk elke dag maar weer bidden om vergeving van je zonden?We hebben toch net vandaag weer gevierd dat die zonden vergeving zijn, dankzij Jezus? We mochten het aanpakken en proeven: dat brood, die beker – garantiebewijs “dat onze Heer Jezus Christus zijn lichaam en bloed gegeven heeft om al onze zonden volkomen te verzoenen”. En we zongen de felicitatie van Psalm 32: “welzalig hij wiens zonde is vergeven, die van de straf genadig is ontheven….welzalig die zo bevrijd is van schuld” – wees blij in je Heer!

Gelukkig dat we die zekerheid hebben, dat we er weer van verzekerd werden vandaag.

Toch – en juist daarom, kan dat gebed niet worden gemist, dat Jezus zelf ons voorzegt. Want God wil ook dit geschenk, de vergeving, alleen geven aan hen die Hem er elke dag om vragen en Hem er ook voor bedanken, zoals gezegd is in zondag 45 over Gods genade en zijn Heilige Geest.

Geloven, dat betekent dat we God leren kennen.  Dat we de Here kennen als een God die goed is en vol genade, maar die ook groot is en heilig.

Ja, en wie echt gelooft, en dichtbij de heilige God leeft, leert ook zichzelf steeds beter kennen. Juist in het licht van Gods oneindige liefde, besef je dat je een arme zondaar voor God bent.

Zoals David in deze zelfde psalm, na eerst een hele tijd ontkennen en zich verstoppen: “toen beleed ik uw mijn zonden, ik denkte mijn schuld niet langer toe, en u vergaf mij mijn zonden”.

Je erkent dat je de schuld elke dag groter maakt, en dat je alleen maar leven kunt van genade. Des te meer ga je bidden: “Vad­er, vergeef ons toch onze schulden, om het bloed van Christus”.

Elke dag bidden om vergeving

1. met schuldbesef

2. vol geloofsvertrouwen

3. als dankbaar mens

 1. (elke dag bidden om vergeving) met schuldbesef.

  Wij zijn als gereformeerden niet zo sterk in het praten over eigen geloofservaringen. We hebben nogal wat moeite met verha­len over iemands persoonlijke bekering.We hebben geleerd dat we niet moeten bouwen op onze eigen menselijke ervaringen, maar op Gods openbaring die voor alle mensen geldt en niet van ons gevoel afhangt. Op die oerster­ke rotsbodem sta je steviger dan op verradelijk drijfzand.

Het is ook belangrijk en terecht daar je houvast te zoeken. Om te bouwen op de vaste grond van Gods beloften en van zijn verbond – Psalm 90.

Toch laat de bijbel mensen aan het woord om te vertellen wat zij ervaren hebben in hun leven. Heel concreet en levensecht, en zonder te vluchten in vaagheden en dogmatische waarheden. En dat is bedoeld om er andere gelovigen mee te helpen en ze er iets door te leren.

Een sprekend voorbeeld daarvan is psalm 32, die een ‘leergedicht van David’ heet (vertaling-1951). David doet daarin een boekje open over zijn eigen best wel onstuimige leven. Hij schaamt zich niet voor God en mensen openhartig over zichzelf te vertellen. Hij komt niet aan met uitgesleten cliché’s waardoor je zelf buiten schot blijft. Nee, hij buigt zijn hoofd en zegt heel eerlijk: mijn zonde, mijn schuld, mijn ontrouw.

Niet dat we tot in detail te horen krijgen wat David dan wel had uitgehaald.Uit de boeken Samuël en Kronieken kennen we wel een paar zwarte bladzijden uit Davids levensgeschiedenis, maar op welke van die bladzijden psalm 32 slaat, ontgaat ons.Dat hoeven we ook niet te weten. Het is genoeg dat God dat te horen heeft gekregen van David zelf. Wij zijn toch al gauw genoeg geneigd te zwelgen in andermans zonde en op een afstand ons hoofd te schudden over de misstappen van die en die: het is toch wat met die David…met die….vul maar in.

Laten we maar liever ons eigen verhaal invullen, en van ons eigen hart geen moordkuil maken. Laten we de Heer maar onze eigen zonden belijden, zonder iets weg te stoppen of te vergoelijken. Zeggen: mijn zonde, mijn nalatigheid, mijn onmacht, mijn onwil, mijn…..vul zelf maar weer in. En niet vluchten in algemeenheden als dat we allemaal onvolmaakt zijn of: ik ben nou eenmaal zo.

De vraag mag ons wel bezighouden of het zondebesef ook onder ons niet aan slijtage onderhevig is. Als dingen mis gaan worden zondebokken gezocht. Veel mensen lopen ook zelf met allerlei onverwerkte schuld van het verleden op hun nek. Stukgelopen relaties roepen de schuldvraag op. Soms wordt zelfs de televisie ingeschakeld om oude veten onder bloemen en zoenen te begraven: het spijt me en dan moet het maar goed zijn. Maar van de schuld van elk mens tegenover God kom je zo gemak­kelijk niet af. Die kun je niet afkopen en nooit verbloemen. Trouwens: wat mensen elkaar aandoen kun je ook niet afzoenen, en samen weer eten is hoogstens een eerste stap naar herstel.

David had zo zijn eigen ervaring met schuld belijden. Hij vertelt in deze psalm dat hij er eerst niet aan wilde en hoe hij er toen aan toe was. In één woord allerbe­labberdst. Geloof maar dat David echt wel gebeden heeft, elke dag, zoals hij dat van huis uit gewend was. Dat hij ook elke dag gevraagd zal hebben om vergeving van zijn zonden. Dat hoorde zo, toch? Dat had hij z’n hele leven al gedaan. Ja maar, dat ene…die ene bepaalde misstap van toen…Geen woord daarover. Het was te pijnlijk. Te moeilijk. Te erg. Niet meer over praten. Niet maar aan denken. God weet het toch wel. Ja maar, dat was het nou juist. God wist het haarfijn. Voor Hem kun je niks verbergen of verzwijgen. Het blijft zitten tussen God en jou. Het belemmert het gesprek. Het knaagt aan je en je kunt er niet van slapen. Het maakt je neerslachtig. Het vreet aan je, zelfs als je jezelf geruststelt: maar het is toch vergeven?

Kijk, zo ging het ook met David. Hij werd er ziek van, hij raakte geestelijk in de knoop, van die niet beleden zonde. Hij voelde het tot in z’n botten: het zit niet goed, en het gaat zo niet goed. Hij zegt later: ik bezweek er onder, ik kon de hele dag wel schreeuwen, ik voelde me lusteloos en fut­loos. Misschien dat de mensen ook wel tegen elkaar zeiden: wat is er toch met die David, wat ziet die er slecht uit de laat­ste tijd. Totdat hij eerlijk schuld beleed, en er een last van hem afviel: ik kwam openlijk uit voor wat ik misdaan had, ik heb mijn schuld bekend, en u hebt al mijn zonden vergeven!

Zonder die eerlijke erkenning van schuld komt er geen echte vergeving. Dan blijft wat verkeerd was zitten, als een blokkade in de omgang tussen God en ons, als een stoorzen­der in het gesprek tussen Vader en zijn kind. Dan kun je ook nooit beseffen hoe rijk je wel bent, als het weer goed is tussen God en jou. De Here wil ons leren inzien wat zonde eigenlijk is, en hoe erg zonde wel is.

In deze psalm wordt dat op drie manieren gezegd. In vers 1 staat eerst ontrouw, dat wil zeggen dat je God tekort doet, dat je je niet houdt aan wat is afgesproken en God van je mag verwachten.

Dat leidt dan weer tot zonden, letterlijk: dat je het doel mist dat God met je leven heeft.

En vers 2 voegt eraan toe dat je daardoor bij God in de schuld komt en dat die moet worden betaald.  In zondag 2 staat kernachtig wat we God ten diepste schuldig zijn en wat we Hem en ook elkaar onthouden: dat we niet meer in staat zijn God en de ander echt lief te hebben, en dat omdat we onszelf in het middelpunt zetten en altijd denken vanuit onszelf en naar onszelf toe.

Zonde is gevangen zijn in de gesloten cirkel van het eigen ik. In die cirkel waarin God geen plaats heeft en de ander niet binnen mag komen. Waarin ikzelf heers als een kleine god, maar waardoor ik tegelijk om mezelf heenloop in diepe eenzaamheid. En ik niet die mens kan zijn en kan worden zoals ik door God ben bedoeld, en we ook elkaar in de weg zitten om te zijn wie we mogen worden.

Wat kan je dan anders dan uitschreeuwen: o, ik arme zondaar,wie zal me verlossen uit die doodlopende kringloop van mezelf naar mezelf? God zij dank, door Jezus Christus die me redt!

2. (elke dag bidden om vergeving) in geloofsvertrouwen.

We mogen als we schuldbewust en echt gemeend om vergeving vragen,erop vertrouwen en zeker weten, en ook ervaren dat God echt vergeeft. In psalm 32 gebruikt David ook voor vergeving drie woorden.Je zou haast zeggen: om de zekerheid ervan te onderstrepen.En ook: om door elk van die woorden voor zonde een streep te halen.

E­erst staat er: de ontrouw wordt vergevenHet hier gebruikte woord betekent eigenlijk: wegnemen, wegdoen. Zo grondig is Gods vergeving. Hij doet de schuld weg uit zijn ogen. Hij haalt er een dikke streep door: kwijtgescholden, betaald. Natuurlijk denken we dan aan het grote werk dat de Here Jezus heeft gedaan. Hij heeft met de hoge prijs van zijn leven onze schuld afbetaald, de rekening vereffend. Hij kon ook voor u en mij zeggen: het is volbracht, en dus sta ik niet meer in het rood bij God.

Maar dan weer die vraag van het begin: waarom dan toch nog elke dag bidden om verge­ving? Om die streep door onze rekening bij God? Dat is omdat het in het verbond met God nooit automatisch gaat: eens vergeven blijft vergeven, alvast voor heel je leven, wat je ook maar doet en hoe je ook verder met Gods liefde omgaat.

We mogen geloven dat we verlost zijn en dat vanwege Christus’ offer de zonden vergeven zijn. Ja, maar daar is wel geloof voor nodig. Daar wil de Here in geloof om gevraagd worden, en dat met belijdenis van onze dagelijkse schuld. Met erkenning dat we vergeving nodig heb­ben, en dat we echt alleen van genade kunnen leven. Dat hoort bij de omgang van Vader met zijn kinderen. Als ouders houd je als het goed is, veel van je kinderen. Je wilt als er iets vervelends gebeurd is, het zo gauw mogelijk weer goed krijgen. Als kind weet je dat ook best, en je wilt ook dat het goed is. Maar dan moet wel wat verkeerd was eerlijk opgebiecht worden. Dan willen vader en moeder wel dat je spijt hebt en dat je belooft het echt nooit weer te doen. Zo schieten we ook als gelovige mensen elke dag weer tekort tegenover de Here. We doen wat niet mocht. We doen niet of maar half wat God van ons vraagt. En nog altijd zit er slechtheid diep binnen in ons: egoisme, eigenzinnigheid, opstandigheid, ongelovigheid, en wat niet al, en het komt er vaak uit ook.

Gelukkig maar dat we er elke dag mee naar God toe mogen, en dat met een beroep op Jezus die de rekening al betaald heeft zodat ik steeds weer met een schone lei beginnen mag. We mogen vrijmoedig vragen, elke dag, of God er streep onder wil zetten en een punt erachter. Zodat dat slechte, dat nare, dat vieze, weg is, voorgoed. Zodat het niet meer als een zware last op ons gewe­ten drukt, en schuld niet uitgroeit tot een schuldcomplex.

Als dat wel zo is, en we maar niet van de last van het verleden af komen, ligt dat niet aan God of aan de bijbel. Dan kan het komen doordat we nog niet volop uit Gods genade durven leven. Het kan ook zijn dat er psychische blokkades zijn, waar we deskundige hulp voor moeten zoeken. God wil van ons mensen maken die weer van zich af durven kijken en weer vrij kunnen ademhalen. Zoals David na zijn schuldbelijdenis – die veel had gekost en pijn had gedaan – weer opgelucht adem kon halen en weer zingen kon: “en toen ik het beleed voor uw gezicht, sprak U mij vrij van schuld in uw gericht”. Toen!!

Ja, en dan is echt dat verkeerde weg. Helemaal! David zegt dat ook (2e) dat je te feliciteren bent als je zonden bedekt zijn. Dat is niet: zand erover, maar wel: bedekt door offer­bloed. Wij weten: door het bloed van Christus.

Nog weer anders gezegd: gelukkig mag een mens zijn als de Here zijn schuld hem niet aanrekent,(3e) hem niet aanmaant te betalen, en tenslotte als wanbetaler veroordeelt. Als je dat mag geloven, voor jezelf, dan ben je schatrijk. Dan wordt heel de verdienste van Chris­tus op jouw rekening overge­schreven, zodat je niet rood staat maar een positief saldo hebt. Zodat je schoongewassen bent van alle vuil – denk maar aan wat al beloofd werd bij uw/jouw doop.

David kan niet anders doen dan daarvan zingen. Hij spoort ook iedereen die meeluistert aan hetzelfde te doen zoals hij deed. Lees maar vers 6:  Laten uw getrouwen dus tot u bidden, als zij bij zichzelf een zonde vinden. Stel het niet uit, wil David ons ook leren, en stop het niet weg, daar heb je jezelf mee. Daar ga je kapot aan en je raakt al verder van huis en in de vernieling, en je omgeving erbij.

Maar wie de Heer aanroept, vindt gehoor en wordt gered. Als je klopt, gaat de deur open, en wie echt zoekt, die vindt!

3.  (elke dag bidden om vergeving) als dankbaar mens.

Die dankbaarheid klinkt duidelijk door in psalm 32. Dank­baarheid voor de vergeving en voor het geluk dat die geeft. Dat krijgt concreet gestalte in een leven naar de wil van de Here. Ook dat is een vrucht van de redding door Christus: dat je weer onbekommerd kunt leven als kind van God. David feliciteert de ‘rechtvaardigen’: mensen die hun hart aan de Heer geven en voor Hem leven.

Jezus spitst dat toe op de houding tegen­over de naaste. Op de omgang met mensen om je heen. Wie elke dag vergeven wordt, uit genade, zal nu ook ver willen gaan in het vergeven van de ander als die met berouw bij hem aanklopt. Dan ben je bereid om zelfs om als eerste de hand uit te steken.

We weten allemaal wel hoe moeilijk dat is. We komen er maar moeilijk toe naar een ander toe te stappen om een fout toe te geven en excuses aan te bieden. Vergeving te vragen. En we vinden het ook heel veel gevraagd echt te verge­ven. Als we het al doen, dan vaak niet van harte maar omdat dat van ons verwacht wordt of omdat je niet maar door kunt blijven drammen. En het is zo vaak erg oppervlakkig, van beide kanten. We praten de problemen die er zijn niet echt uit – daar komt maar weer nieuwe ruzie van – maar we zeggen: zand erover, sorry hoor – en dan moet het maar goed zijn. En het kan zomaar zijn dat later gezegd wordt: ik heb het toen en toen wel vergeven, maar ik heb het nooit kunnen vergeten. We komen er op terug als ons dat uit komt en we wrij­ven de ander dat van vroeger nog weer eens goed onder de neus. We blijven elkaar op dat voorval van toen vastspijkeren, en wat kapot ging, wordt nooit echt geheeld. De wond ettert door.

Eigenlijk zit die moeite het met elkaar goed te houden en dingen weer goed te krijgen, vast op een nog niet echt leven van Gods genade en vergeving. We beseffen nog veel te weinig wat we God aandoen en hoeveel Hij ons elke dag te vergeven heeft. Wat Vader voor ons over had door zijn eigen Zoon voor ons in de dood te laten ondergaan. Als we daar iets van geproefd hebben,van die liefde van God voor mensen zoals wij zijn, dan groeit er ook een andere houding ten opzichte van die ander die me misschien wel lelijk behandeld heeft en die ik helemaal niet mag, die zo moeilijk is of doet.

O nee, niet dat het zomaar gaat. Zeker niet als er van de andere kant geen schuld wordt erkend en geen hand wordt uitgestoken. Als erge dingen zijn gebeurd. Als karakters heftig botsen. Maar zelfs dan mogen we geloven dat bij God alles mogelijk is. Laten we dan maar bidden ook om die genade, dat ik bereid ben van mijn kant blokkades op te ruimen en zelfs de eerste stap te zetten. Laten we ook maar steeds onszelf afvragen of we echt beseffen wat het is van genade te leven.

Jezus zegt: wie veel vergeven is,  en zich geliefd weet, wil graag anderen in die liefde laten delen. Als je echt avondmaal hebt gevierd, groeit dat verlangen:  Heer, werk in ons die echte liefde!

                                                                           amen

liturgie middagdienst (HA)

 votum en groet

zingen:     Ps. 117

avondmaal: formulier 4

opwekking/viering/dankzegging

zingen:     Ps. 32: 1

Schriftlezing:   Psalm 32

zingen:   Ps. 32: 2,5

verkondiging:  zondag 51

zingen:   Gz. 37: 6

geloofsbelijdenis

zingen:   Gz. 37: 8

gebed

collecte

zingen:   Lied 409: 1,2,5

zegen

Zondag 46 Heid. Cat. : Wanneer je bidt…

Gemeente van Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

Lees je bijbel, bid elke dag, dat je groeien mag

Ik begon de preek over zondag 45 ook met die paar bekende regels uit dat kinderversje. Maar dan ook met vervolg: hoe het verder gaat:  …dat je groeien mag. Groeien in je geloof. In je omgang met de HEER en je leven als christen. In je liefhebben.  Als kind van je Vader.

Maar hoe kan dat dan, vraag ik me af, dat ik toch helemaal niet zo hard groei,dat ik zelfs het gevoel heb stil te staan en zelfs achteruit te gaan. Dat ik vaker dan vroeger twijfel. Dat het me lang niet altijd zoveel zegt. Dat ik mijn zonden maar zo moeilijk – en vaak helemaal niet – de baas wordt. Terwijl ik toch mijn best doe: bijbellezen thuis en op school, in de kerk. En ik gewend ben te bidden, misschien niet elke dag, maar best wel regelmatig.

Maar stel dat bijbellezen niet meer is dan een gewoonte – die je alleen nog volhoudt omdat je dat nou eenmaal gewend bent en je dat zo is geleerd – en je alleen voor de vorm je gebedje doet (of zelfs dat niet eens meer, of alleen heel af en toe), dan moet je maar niet verbaasd zijn als je niet groeit en zelfs merkt dat de bijbel en het geloof en de kerk je steeds minder zeggen, en dat je in de week precies zo bent en doet als al die anderen. Dat je niet naar Vader toegroeit maar van Hem weggroeit, al zit je nog wel in de kerk en loop je nog wel in het platgetreden paadje waarin je nou eenmaal opgevoed bent. Dat je ook weinig verbinding overhoudt met die anderen die ook van de kerk zijn.

Kort en goed: het gaat er niet maar om dat ik in de bijbel lees elke dag, en een paar keer per dag bid en dank, maar ook en vooral om hoe ik dat doe, hoe ik omga (of niet) met God als echt mijn Vader.

Daar heeft de Heer Jezus zijn discipelen les over gegeven, en Hij heeft ervoor gezorgd dat het ook voor ons is opgeschreven.

Wanneer je bidt:

1. wees vertrouwelijk met je Vader;

2. geef je Vader het vertrouwen;

3. vertrouw je toe aan je Vader.

4. Vader beschaamt je vertrouwen niet.

 

1. Wanneer je bidt: wees vertrouwelijk met je Vader.

Als je bidt, ga dan in je binnenkamer. Wat moeten we ermee? Jezus  lijkt die mensen ge­lijk te geven die ons met ons ­geloof willen ver­bannen naar die binnenkamer. Vroeger zeiden ze – las ik ergens – geloven doe je in de kerk – nu is het: geloven doe je op je zelf. In ieder geval loop je er niet mee te koop.    En Jezus? Stuurt Hij ons ook met ons geloven en bidden naar de binnenkamer? Deur op slot, laat ze er niks van merken dat ik bid voor mijn eten – dat doe ik maar niet als er ande­ren bij zijn – en ik pas wel op te zeggen dat ik naar de kerk ga, dan lig ik er meteen uit. Of, zoals je nogal eens merkt als bekende mensen naar hun geloof wordt gevraagd: dat is privé, dat is voor thuis en in de kerk.

Toch kan dat kan de bedoeling van  Jezus niet zijn. Vlak hiervoor in dezelfde Bergrede wordt tegen de gelovigen gezegd dat ze het licht van de wereld zijn, en dat het licht van het evangelie niet weggestopt maar vrijuit schijnen moet. U kent ook allemaal het voorbeeld van Daniël die vaste prik drie keer per dag zich terugtrok in zijn bovenkamer en daar op de knieën ging om met God in gesprek te zijn, maar wel voor het open raam. Iedereen die langs kwam kon meeluisteren. Die binnenkamer van Daniël had open vensters naar Jeruzalem – naar God – én naar de wereld. Ze mogen het toch van je weten – of niet?- dat je gelooft en bidt en naar de kerk gaat? Of – dat kan ook! – staan de ramen naar de wereld zo open dat daardoor van alles naar binnenkomt en niks uitgaat naar buiten? Dat in die binnenkamer zoveel herrie is dat van stil zijn met God niks meer komt en Gods stem er niet eens meer doorheen komt.

Op het eerste lezen lijkt die bijbelse waarschuwing wel ver uit de tijd te zijn. Wie haalt het nog in zijn hoofd – behalve misschien een paar gedreven evangelischen – om ergens midden op een plein te staan bidden! Stel je voor dat je er op aange­sproken of om uitgelachen zou wor­den. Gelukkig dat Jezus ook zegt dat we dat niet hoeven doen!

Maar vergis u niet: dezelfde Jezus roept ons op Hem te belijden voor de mensen, en waar­schuwt dat als je naar de mensen doet of je Hem niet kent, Hij tegen de Vader zal zeggen dat Hij jou niet kent.   Dat bidden tot de Vader in de binnenkamer staat tegen­over bidden als een show, om van mensen applaus te krijgen. Bekend te staan als vroom en goed bijbels. Dichter bij huis: alleen nog voor de vorm of een vast ritu­eel gebeden doen- dat hoort zo, en wat zullen ‘ze’ ervan zeggen, als ik niet elke dag in mijn bijbel lees en niet elke dag bid en dank.  Bidden ‘om de mensen’.

Iemand maakt de treffende opmerking: “als we het gebed in stilte en afzondering niet kennen, verliest het gebed aan tafel en in de kerk zijn waarde voor God”. En je groeit niet!

Echt omgaan met God begint in de binnenkamer.  Daar waar je samen met Vader bent, en je hart voor Hem durft uitstorten. Die binnenkamer mag je ook lezen als je hart, je innerlijk, dat je tot jezelf komt, en je bezint op wie je bent en hoe je leven eruit ziet – dat je je bewust ben van je sterke kanten en je zwakke plekken. De binnenkamer, dat heeft te maken met de stilte, met inkeer, met focussen.

Maar dat  ‘onze’  Vader verbindt de binnenkamer met de wereld buiten. In dat vertrouwelijk gesprek met Vader blijf ik niet steken in mijn eigen privé: geef me dit en dat, en zorg ervoor dat ik…maar vanuit die binnenkamer staan de vensters wijd open, naar God allereerst, en dan ook naar wie om heen staan, en naar de wereld. Om er met God over te praten en ze in zijn aandacht en zorg aan te bevelen. En zo gesterkt het leven in te gaan.  Dat stille gebed in de huiskamer of de slaapkamer, op m’n ziekbed en in m’n aanleunwoning, of zomaar in de auto is een geweldige kracht in mijn leven en in de we­reld. En je merkt dat de band met Vader sterker wordt en je geloof groe­it. Echt!

2. Wanneer je bidt, geef dan je Vader het vertrouwen.

 Eigenlijk zegt dat ‘Vader’ alles al. Dat is het unieke ook van het christelijk geloof: God is door Christus onze Vader geworden. Dat is niet om ons. Niet omdat wij dat verdienen. Wij zijn al helemaal in het begin weggelopen van huis en hebben wat van Vader is, erdoor gejaagd, en kapot gemaakt. Ons past dat we ons hoofd buigen en schuld belijden: “Uw naam bevuild, uw Koninkrijk weersproken, uw wil gevloekt, uw vaderschap verloo­chend – wij zijn niet waard uw kinderen te heten…”    Vandaar in zondag 46: God is om Christus’ wil onze Vader geworden. Wéér geworden. Jezus is verlaten door zijn eigen Vader, opdat de Vader ons weer kon aannemen tot zijn kinderen en erfgenamen.

Nou, en als je dat weet en zo God als je Vader kent, hoef je niet alles uit de kast te halen om God te vermurwen. Heb je geen lange omslachtige gebeden nodig om God zover te krijgen dat Hij eindelijk een keer naar je luistert en je helpt en voor je zorgt. We hoeven niet bang te zijn dat God ons over het hoofd ziet of ons bij de uitdeling van zijn gaven over­slaat. Wees daar maar niet bang voor, zegt de Here Jezus, uw Vader weet wel wat u nodig hebt. Je hoeft Vader niks te ver­tellen, je kunt Hem niks nieuws vertellen. Vader wil het wel graag van ons horen. Hij wil zo graag met ons omgaan.

Zoals je als vader of moeder wilt dat je kind niet zomaar pakt maar het eerst vraagt. Zoals je als ouders en kinderen met elkaar praat als het goed is, over wat je bezig houdt, over waar je mee zit en wat je dwars zit, over fijne dingen en zelfs kleine dingen. Vaak weet je al wel wat er komt, je kent je kind, maar toch wil je dat zoon of dochter het zegt, er zelf mee komt. En als er echt vertrouwen is over en weer, dan is er die openheid.

Nou, dat verdient de Here nog veel meer van ons. Openheid.  Vertrouwen.  Het vertrouwen dat de Here verdiend heeft door de immense liefde die Hij liet zien door zijn Zoon op te offeren. Die Hij elke dag laat merken door als een Vader te zorgen. Jezus leert ons Vader alle vertrouwen te geven. Met Hem alles te bespreken, met de garantie dat Vader ons serieus neemt en met ons bezig is.  Dat vertrouwen is Vader echt waard!

 3. Wanneer je dan bidt, vertrouw je toe aan je Vader.

Dat ontbreekt er nog maar al te vaak aan bij ons. We bidden wel, maar -schrijft Jacobus in zijn brief – niet vanuit een vast geloof, maar door twijfel heen en weer geslingerd. De twijfel of God wel hoort. Of bidden wel helpt. Of we met de andere kant van de lijn verbinding hebben. En hoe vaak lijkt het er niet op dat ons bidden niks oplevert: het gaat toch zo anders, en we hebben ons suf gebeden maar ons bidden werd niet verhoord. We kunnen een hele serie voorbeelden opnoemen van zulke ‘onverhoorde gebeden’. Is God dan toch als zoveel aardse ouders die hun kinderen vaak niet kunnen geven wat ze nodig hebben, en ook machteloos staan als hun kind ernstig ziek is of verslaafd geraakt, of een keus maakt tegen God in..

 

Nou,  Jezus leert ons tegenover dat alles, echt als een kind onbekommerd ons toe te vertrouwen aan Vader. Dat heb je nog als klein kind: vader en moeder zorgen er wel voor dat het goed komt. Je hebt een onbeperkt vertrouwen. Later als je groter wordt, gaat dat veranderen. Merk je dat je vader en je ook niet alles weten en kunnen. Het ook mis kunnen hebben. Hun fouten en gebreken hebben. Het er soms bij laten zitten. Maar wie door Jezus God kent als zijn hemelse Vader, die heeft er alle vertrouwen in: alles wat we nodig hebben, mogen we van Hem verwachten. Als we aan zijn deur aankloppen, gaat die deur voor ons open. Geeft Vader alles wat voor ons leven nodig is.

Over dat jezelf helemaal aan Vader toevertrouwen, gaat het in dat bekende stukje uit de Bergrede over ‘bezorgd zijn’. We leggen dat vaak zo uit dat we wel druk in de weer mogen zijn met dagelijkse dingen als eten en drinken, ons werk, ons geld, maar dat we niet krampachtig bezorgd en gestrest moeten voortjakkeren, alsof we zelf ons leven in de hand moeten zien te houden en moeten zorgen voor morgen en voor onze oude dag.  Natuurlijk is dat helemaal waar. Omdat we geloven dat we een Vader in de hemel hebben die voor ons zorgt, hoeven we niet gebukt te gaan onder de last van het zelf wat van ons leven moeten maken en zelf onze toekomst veilig moeten stellen.

Maar als we goed lezen en op ons in laten werken wat hier staat, gaat de Heer nog een stapje verder. Letterlijk vertaald noemt Hij het heidens, werelds, als we alle kaarten zetten op die aardse zaken als eten, drinken, kleren; huisje, tuintje, autootje; surfen met de plank of op internet;  of ons zorgen maken over of we er nog wel jong genoeg uit zien en of we wel gezorgd hebben voor een goed pensioen, en of we niet nodig een nieuwe verzekering moeten afsluiten tegen weer een risico…

Kijk, zegt de Here Jezus dan, neem eens de tijd naar buiten te kijken, naar die vogels in je tuin en die bloemen in het park. Die hoeven zich niet mooi te maken, die zijn al mooi van zichzelf. Nee, van God aan wie ze die schoonheid te danken hebben. Die de vogels eten geeft en de bloemen kleur. Nou, die God is uw Vader, jouw Vader. Zal Hij niet nog veel meer zorgen voor zijn eigen kinderen, gekocht met het leven van Gods Zoon?  Maar dan moeten we ons ook vooral druk maken om Vaders zaak.

We hoeven ons niet kapot te werken of rijk te rekenen. We zijn al lang schatrijk.

 4. Wanneer je bidt…: Vader beschaamt je vertrou­wen niet.

We komen aan de vraag of ons bidden nou altijd verhoord wordt of niet. Een moeilijk en vaak ook pijnlijk onderwerp. Je kunt elkaar er makkelijk pijn mee doen. Als je bijvoorbeeld over de diepe geloofsvragen en zelfs geloofstwijfels van je broeder of je zuster heen walst. Door alleen maar te zeggen dat God onze gebeden altijd verhoort, maar op zijn eigen manier. Of dat wel niet of niet gelovige genoeg gebeden zult hebben. De Heer  Jezus is in Matt.7 heel stellig. Het zijn ook al weer bekende uitspraken van de Heiland: bid, en je ontvangt; klop, en de deur gaat voor je open, zoek, en je vind. Als je dat zo leest, lijkt het wel of je gegarandeerd alles krijgt wat je van de Here vraagt. Je hoeft maar een kik te geven, en het staat al voor je neus. Ergens anders zegt Jezus dat als we in zijn naam bidden,alles ons gegeven wordt. Alles? Echt waar.

Natuurlijk komen dan meteen onze vragen. Onze tegenargumen­ten. De lijst met voorbeelden van dit en dat, toen en toen, voorbeelden van dat de Here dit en dat gebed niet verhoord heeft. En dat we klopten en klopten, tegen een dichte deur.

Daarmee terug naar die verzen uit Matt.7, en nog eens die verzen lezen, en ze ook laten staan in het verband waar ze staan, en we ontdekken dat de Here hier helemaal niet ons belooft dat al onze verlanglijstjes ingewilligd worden. Die verlanglijstjes van ons zitten trouwens vaak nog zo heidens in elkaar. Wij zelf staan daar in het middelpunt, met wat wij nodig hebben of denken nodig te hebben om hier op aarde gezond en prettig te leven, verder te komen op de maatschappelijke ladder, bescherming te krijgen tegen gevaren, genezen te worden van een bepaalde ziekte, ons examen te mogen halen. Let wel: daar mogen we om vragen, dat wil de Here zelfs van ons horen. Vraag maar om hulp bij je huiswerk of voor je examen, om wijsheid voor de opvoeding, om verlichting van lastendruk of werkdruk, om genezing of verkorting van het lijden, en om zoveel meer “wat we voor lichaam en ziel nodig hebben”.

Alleen: waarom vragen we om al die dingen? Zo makkelijk is het ook in ons bidden begonnen om wat Jezus noemt: daar zijn de mensen zonder God ook op uit. Voor zichzelf n.l. Voor het bestaan op deze aarde alleen. Zonder hoger en verder doel.  Maar een kind van God zal het om meer gaan. Je hebt een veel geweldiger doel en uitzicht. Jezus zegt dat we eerst en voor alles uit moeten zijn op het koninkrijk van God dat ons is beloofd en waarheen we op weg zijn. De eerste vraag die ons bezig zal houden, dat waar we vooral om zullen bidden is, of we dat rijk zullen binnengaan. Vandaar dat voorop staat: klop, en u zal opengedaan worden. Vader doet de deur open van zijn rijk, van de feestzaal, voor iedereen die daar gelovig op uit is en om vraagt. Als je zoekt hoe je het beste God kan dienen, wijst de Heer  je de weg. En geeft Hij alles wat nodig is voor de reis daar naar toe en onze dienst onderweg. Het voorbeeld van zo bidden gaf Jezus zelf ons mee. Waarin voorop staat de zaak van Vader: uw naam, uw wil, uw rijk, en daarom en met het oog daarop ook: ons brood, onze vergeving, hulp in onze stri­jd.

Kijk, en als we zo kinderlijk vertrouwend leven, op weg met Vader en onderweg naar Vader, stelt Vader ons ook niet teleur. Krijgen we geen stenen voor brood. Krijgen we zelfs brood als wij iets vragen dat vergif voor ons zou zijn. Wees maar blij dat Vader niet alles geeft wat u wilt en jij vraagt!

Vertrouw er maar op: Vader weet het beste wat goed voor me is.

amen

 

 liturgie morgendienst 

votum en groet

zingen:         Ps. 138: 1,2,4

wet van de HEER

biddend zingen:     Gz. 178 (1a, 2m, 3a, 4v, 5a)

Schriftlezing:  Matt. 6: 5-13 en 25-34;  7: 7-11

zingen:         Gz. 38

verkondiging:   zondag 46

zingen:         Gz. 39

gebed

collecte

slotzang:      Ps. 36: 2

zegen

Zondag 47 Heid. Cat.: Reclame voor God

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, u en jullie allemaal,

Reclame is niet meer weg te denken uit onze leefwereld.    Is overal om je heen, of je wilt of niet: tussen films door, op sociale media, en ook onderweg Ondernemers geven er veel geld voor uit, in de hoop er klanten en geld door binnen te krijgen.Je moet je product zo goed mogelijk zien te verkopen, wil je het ook echt verkopen.

Een echte reclame-industrie is daar weer druk mee, en verdient daar miljarden aan. Er zit heel veel denkwerk achter en veel marktonderzoek, voordat een reclameboodschap uit gaat. Want hoe maak je zo reclame dat het echt wat oplevert? En wat is eerlijke, betrouwbare reclame?

Reclame voor God…..dat heb ik boven deze preek gezet.

Natuurlijk niet omdat de kerk een bedrijf is dat moet proberen zo uitgekiend mogelijk en met dure campagnes haar versie van het product religie aan de man of de vrouw te brengen….Laat staan dat die kerk dat zou kunnen.  We verliezen de slag onherroepelijk, en bovendien is geloof niet een product dat wel verkoopbaar is als je het maar slim genoeg aanpakt en zo aantrekkelijk mogelijk verpakt.  Het staat bij wijze van spreken al op het etiket: dit evangelie is niet naar de mens. Het smaakt mensen niet als vanzelf, en het raakt een mens niet als vanzelf…

Ja, en toch dat thema: reclame voor God.

Want dat is wel wat hoort bij christen-zijn en bij kerk-zijn:  de boodschap aan de man brengen. God heeft ons het meest kostbare toevertrouwd dat maar te krijgen is: de boodschap dat er eeuwige redding en werkelijk geluk te krijgen is, dankzij  Jezus die de oorzaak van ellende en oorlog en dood is komen aanpakken en wegnemen, en die echt levensgeluk  belooft.

God geeft ons die schat om die niet voor onszelf te houden maar uit te delen.Ja, en dan is de beste reclame dat mensen aan ons zien wat die boodschap doet met  mensen en betekent voor mensen.Zoals een lamp mensen in het licht zet. Zoals een verlichte stad een wegwijzer is voor mensen onderweg.

 In het OT was in een donkere wereld één plek  licht: dat kleine Israël, waar de Here van zei: “het volk dat Ik heb gevormd, om mijn lof te verkondigen.  “Mensen die door God zijn afgezonderd om overal te vertellen hoe goed en vriendelijk God is”, schrijft Petrus aan christenen in een niet-christelijke wereld.

Overal vertellen hoe goed en vriendelijk God is…..dat wordt natuurlijk niks als de mensen die dat vertellen, zelf helemaal niet vriendelijk zijn en niet eerlijk, niet consequent en niet enthousiast. Als mooie woorden breken op lelijke, schadelijke, daden van de kerk, of van mensen van de kerk. Dat is anti-reclame: als door onze schuld  niet goed maar kwaad van God wordt gesproken…. Dan gaat het net zoals met een product dat niet zo mooi is als ze het je hadden voorgesteld. Ze geven er geen cent meer voor!  Ze gooien het ver weg.      Heer, bewaar ons daarvoor!

 Reclame voor God       

1. waarom?          

2. hoe dan?       

3. wat levert het op?

 1. Reclame voor God – waarom zou je eigenlijk?

Nou, dat is zeker vandaag de dag een vraag waar je niet om heen kunt. Want prijzen we niet een product aan dat allang uit de markt geprijsd en niet meer te verkopen is? Je krijgt het vast en zeker te horen: man, geloof jij dat nog allemaal? Of: wat praat je toch over een God die nota bene ook nog liefde is – moet je eens kijken wat een puinhoop het in de wereld is – en wat ik allemaal heb meegemaakt! die God houdt vast niet van mij – Of: de kerk?? praat me er niet van! en er komen zomaar verhalen los waar ik niet van terug heb en waar ik als lid van die kerk me alleen maar over kan schamen…..

Ja, en zijn we zelf altijd zo overtuigd dat we iets fantastisch in de aanbieding hebben….? Of liever: zijn we er zelf zo vol van dat we zo’n geweldige God hebben en zo’n geweldige boodschap dat we het wel van de daken willen schreeuwen en de mensen wel naar Jezus toe willen slepen? Zeg eens eerlijk.

Toch is de bijbel er vol van dat God ons op de wereld heeft gezet met dat doel:laten horen en laten zien wie Hij is, wie Hij voor mensen wil zijn, hoe groot zijn liefde is. Petrus schrijft: God heeft jullie uitgekozen om zijn grote daden te verkondigen.Om te vertellen wie God is en wat God doet, maar ook om iets van God uit te stralen. Maar dan zullen we eerst zelf de Heer moeten kennen en vol zijn van Hem. Zondag 47 begint ermee: geef dat wij zelf U steeds beter leren kennen zoals U bent….en U dan ook vereren om Wie U bent voor ons.

Nou, en om daar achter te komen, moet je luisteren naar wat God zelf vertelt over wat Hij allemaal gedaan heeft. Zo kende Israël de Here als die God aan wie ze hun bestaan als volk te danken hadden: de God die voor hen een weg gebaand had uit Egypte en door de zee – die telkens weer ze er doorheen gesleept had en ze elke keer weer verbaasd en beschaamd liet staan dat ze zo’n God hadden. Zo mogen wij de Here kennen als de God die ons zo liefheeft dat Hij zijn Zoon voor ons opgeofferd heeft, die ons leven wil leiden en ons vasthoudt, die elke dag ons onze zonden vergeeft en ons een toekomst belooft samen met Hem.

Hoe beter we de Heer leren kennen door ons te verdiepen in wat de bijbel ons vertelt over Hem, des te meer gaan we merken dat de Here echt ook om ons geeft en voor ons zorgt en ons helpt .. en dat ook in slechte tijden, als wij het niet meer zien zitten, als wij er niks meer van snappen dat het zo moet gaan, als we teleurgesteld kunnen zijn in mensen en in het leven, als zoveel tegen zit…We raken er niet over uitgedacht en over uitgepraat: wat is God groot, en goed, en wijs, en trouw. Je kijkt met andere ogen om je heen.Je ziet overal God aan het werk: licht dat glanst door al dat donker heen.

Zeker, dan dringen nog wel de vragen zich op: waarom doet God het zo,en waarom overkomt mij dat, en hoe lang duurt het nog voor die beloofde nieuwe aarde komt?Je hebt niet op alle vragen van jezelf en van anderen een pasklaar antwoord. Je merkt ook wel dat het niet waar is dat alles goed komt als je maar gelooft en als je maar bidt.Je staat soms voor raadsels. Je wordt heen en weer geschud en je gaat onderuit. Je kunt zomaar geen kant meer op…..behalve die ene kant: terugvallen op dat kruis van Golgotha. En – het is een uitspraak van Luther- terugkruipen in je doop. Wie God wil kennen moet bij Jezus zijn. Bij Jezus die bad:  Vader, Ik heb uw naam aan de mensen bekend gemaakt. Wie Hem heeft gezien, weet wie God echt is: een God van liefde en genade, een God die trouw is en niet opgeeft waaraan Hij met ons begonnen is..

Ja echt, we hebben een God met wie we voor de dag kunnen komen. We kunnen met Paulus zeggen:  ik schaam me niet voor het evangelie, want het is een kracht van God tot redding voor ieder die gelooft. Dan kun je met stralende ogen – misschien wel door je tranen heen – vertellen wat God voor je heeft gedaan en wie God voor je wil zijn.     Je gaat leven als een schatrijk mens ook al ben je arm en heb je veel deuken opgelopen in je leven. Een echte christen is geen sikkeneurig mens die altijd alleen maar klaagt en alleen maar let op wat hij mist. Een echte christen is rijker dan wie ook maar: met een schat in de hemel die ze je nooit kunnen afpakken en die waardevast is tot over de dood heen. Niks om je voor te schamen, niks om maar weg te stoppen. Waarom zou je? Je bent er juist zo rijk mee en zo vol van dat je het je buurman en je collega en je vrienden of vriendinnen ook zo graag gunt…het mag toch niet aan u/aan jou liggen als die schat hen ontgaat?  Een lamp is toch bedoeld om licht te geven…..laat ze dat licht maar zien!

 2. Reclame voor God – maar hoe dan? 

 De reclamewereld is er druk mee: hoe breng je dat nieuwe wasmiddel of dat nieuwe type auto zo voor het voetlicht dat mensen van kijker ook koper worden? wat voor aanpak werkt het beste en levert het meeste op? hoe zorg ik voor dat mensen een positieve indruk krijgen van dit bedrijf of dat product – dat ze voelen: daar krijg ik waar voor m’n geld?

Als de bijbel zegt dat God mensen uitkiest en in deze wereld een plek geeft, met het doel en met de opdracht zijn grote daden door te vertellen, en de loftrompet op Hem te steken, dan denken we als vanzelf aan praten over God en zingen voor God – en natuurlijk hoort dat er bij. Je schiet je doel voorbij als mens als je je zou schamen voor je Vader – ben je wel echt zijn kind….?

Het geldt ook ons samen, als gemeente, als kerken – zijn we een stad op een berg waar niemand om heen kan? of lijken we op een schuilkerk, onherkenbaar en onvindbaar; veilig  achter dikke muren?

De grote daden van de Heer verkondigen, ervoor bestemd om in deze wereld Gods lof te zingen -verkondigen – dat vraagt om prediking, om zending, om evangelisatie.   En dat toegespitst op de mensen van vandaag.  Dat vraagt ook om nadenken over een aanpak die bij de tijd is. Die ingaat op moderne vragen en problemen… en dus studie nodig maakt van hoe mensen vandaag denken en leven en tegen de toekomst aankijken. Zoals Paulus van zichzelf zei dat hij voor de Joden een Jood wilde zijn en voor de Grieken een Griek. Niet om water in de wijn van het evangelie te doen, maar juist om dat evangelie zo te brengen dat het glashelder is voor iedereen. Met het doel dat mensen het evangelie aannemen en worden gered.

Maar als zo die boodschap van Jezus stem krijgt, moet dat wel worden gedragen door wat zonder dat we nog een woord gezegd hebben, aan ons te zien is: dat we zelf door het evangelie van Jezus zijn geraakt en dat het ons leven heeft veranderd. Een echte christen zal zo proberen te leven dat de mensen om je heen, jaloers op je worden. Dat het ze raakt en boeit en dat het aanstekelijk werkt.

Dan kan het niet zo zijn dat achter vrome woorden en mooie verhalen een leven schuilgaat dat bol staat van egoïsme, plat eigenbelang, gelijkhebberigheid, gerichtheid op aards gewin of eigen positie. Dat we bekend staan als mokkige zuurpruimen, mensen die het altijd beter weten maar je moet niet naar hun eigen leven kijken, mensen met altijd die opgestoken vinger maar zonder een hand uit te steken naar wie schreeuwen om hulp en aandacht en liefde. Dan zouden wij een struikelblok voor anderen zijn om God te vinden. En zou van God kwaad worden gesproken: nou, als die God zulke volgelingen heeft…..als dat de kerk is…..mij daar niet gezien!

Als de Here Jezus het heeft over die lamp die is bedoeld om licht te geven aan iedereen in huis, knoopt hij er de toepassing aan vast: laat zo uw licht schijnen voor de mensen opdat zij uw goede werken zien…en uw Vader in de hemel verheerlijken. Goede werken – zoals de zaligsprekingen waar de Bergrede mee begint: zich klein en arm weten voor God, zachtmoedig zijn, met anderen begaan zijn, je voor vrede en verzoening inzetten, omkijken naar de naaste in plaats van uit te zijn op eigen voordeel en eigen gelijk….

Vandaar dat andere beeld: van zout dat bederf tegenhoudt en smaakmaker is. Met daarbij die dringende waarschuwing dat zout dat zelf vervuild en bedorven is, niet meer werkt – hoogstens nog als stoepzout…Zoals Petrus waarschuwt tegen een schijn van godsdienstigheid terwijl de kracht eruit verdwenen is. Een groot gevaar ook voor ons dat mooie woorden en de pretentie de waarheid te hebben, stukbreken op de daden van dezelfde kerk en van haar leden….

Dus komt het er op aan hoe we leven, wat mensen zien aan ons en bij ons.Persoonlijk: in de straat, op het werk, op school….ja maar ook, wat we laten zien en hoe we bekend staan als kerk, als gemeente op het dorp en in de buurt. De Heer heeft het niet alleen over elk huis en elk lampje op zichzelf maar over het zout voor de aarde – het licht voor de wereld – een stad op een berg – en dat zijn we allemaal samen. Is wat mensen zien als ze ons bezig zien met elkaar of zomaar binnenstappen-reclame voor God? Of eerder negatieve publiciteit? Reden genoeg steeds weer ons in die spiegel te bekijken en ons te bekeren. En te beseffen dat we het niet kunnen op eigen kracht. Te bidden: wilt U het zo maken dat uw naam om ons niet gelasterd wordt maar geprezen, door uw Geest…Neem mijn leven, laat het Heer, toegewijd zijn aan uw eer!

 3. Reclame voor God – wat levert het op?

Niet veel toch? Zet je kerkgroei en kerkverlating tegenover elkaar, dan lijkt het saldo negatief. Je merkt steeds weer dat veel mensen geen boodschap meer hebben aan de boodschap waar de kerk mee komt. Paulus zei al: het kruis is voor de een ergerlijk en voor de ander dwaas.

De reacties op echte overtuigde christenen is echt niet altijd lovend en begripvol. Laat staan dat we als vanzelf uitlokken tot jaloersheid en nieuwsgierigheid. De kerk stroomt echt niet automatisch vol als wij maar genoeg ons best doen, maar zeker niet als we de boodschap van Jezus aanpassen aan de smaak en de behoefte van moderne mensen.

Het is wel ongelooflijk belangrijk dat we open staan voor wat de ander te melden heeft, ook als dat haaks staat op wat we zelf geloven en misschien wel heel kritisch is richting de bijbel en de kerk.

En wat vooral onmisbaar is dat we interesse tonen voor die ander en om hem of haar geven, dat we bewogen en betrokken reageren op zoveel dat de ander aan ellendigs kan hebben meegemaakt en ervaart in het leven – zoals Paulus schrijft dat de liefde van zijn Heer voor mensen hem drijft.

Het komt er maar op aan trouw te zijn en voor je geloof te staan en ervoor te gáán: overtuigd en mild, bescheiden maar duidelijk, vriendelijk en beslist, en liefdevol naar iedereen die je ontmoet. En de rest moeten  we maar aan God overlaten.

Zondag 47 heeft het over een leven dat erop gericht is dat God eer krijgt – of het gebeurt, dat hangt niet van onszelf af en kunnen wij niet organiseren.

Succes is niet verzekerd.   Zegen wel!                

                            amen                                                                             

    

liturgie avonddienst dienst CGK-GKV

    welkom

    zingen:       Ps. 119: 40,42

    stil gebed

    votum en groet

    zingen:       Gz. 360: 1,2  LB

    gebed

    avondmaalsviering:

          formulier  IV    GK

          lezen:  Matt. 5: 13-16

          zingen:  Gz. 481: 1 LB

          dankzegging

    Schriftlezing:   Jes. 43: 16-21 en 1 Petrus 2: 9-10

    zingen:      Ps. 75: 1  GK

    verkondiging:   zondag 47  

    zingen:     Gz.  360: 3 LB

    gebed

    collecte

    geloofsbelijdenis:  Gz. 179a GK(wisselzang)

    zegen

    amen:      Gz. 456: 3 LB

 

Zondag 49 Heid. Cat. : Recht op het doel af!

 

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Waarom laat God de tien geboden zo scherp preken?

De vraag vooraf is dan wel of die tien geboden nog wel zo scherp gepreekt worden.En of, als dat wel gebeurt, wij daar wel zo op zitten te wachten, en of dat wel overkomt. Zijn we niet allemaal geneigd al prekend en al luisterend de scherpe kantjes eraf te slijpen? Als het gaat over God in alles de eerste plaats geven, en over de naaste liefhebben als jezelf: over dat als je al met begerige blikken kijkt naar de vrouw of man van een ander, je al fout zit, over dat niet doden ook wat zegt over hoe je omgaat met je lichaam, over eten, drinken, roken.., over dat het goede zoeken voor alle mensen, en over de minste willen zijn en elkaar willen dienen.. en zo is er nog wel een lijstje aan toe te voegen – stel dat het echt zo op scherp wordt gezet…….

Ja, en laten we eerlijk zijn, doet de catechismus in zondag 44 niet zelf eraan mee de ernst en scherpte van de geboden af te zwakken, als eerst heel radikaal de puntjes op de i worden gezet:  “dat zelfs de geringste neiging of gedachte die tegen enig gebod van God ingaat, in ons hart nooit meer mag komen, maar dat wij altijd met heel ons hart alle zonden haten en lust tot alle gerechtigheid hebben” – dat is niet minder dan de eis volmaakt te zijn – maar dan in vraag en antwoord 114 het compromis binnengehaald lijkt te worden als met zoveel worden wordt gesteld dat ook gelovigen, tot God bekeerde mensen, hier nooit van hun leven aan toe komen:  “zelfs de allerheiligsten hebben in dit leven niet meer dan een klein begin van deze gehoorzaamheid, maar wel zo dat zij met een ernstig voornemen niet slechts naar sommige, maar naar alle geboden van God beginnen te leven“….blijft het dan niet weer bij goede voornemens terwijl tegelijk het excuus klaar ligt: maar we zijn nou eenmaal onvolmaakt, en ik ben nou eenmaal zo, en ik doe mijn best, meer lukt echt niet, en we leven in een zondige wereld waar je toch ook niet uit kunt stappen….en soms ook. maar we zijn toch door Christus bevrijd van de veroordeling door de wet, Jezus heeft toch voor ons de wet vervuld, en als wij geloven in Jezus, dan vergeeft God ons toch?

Eerder heeft de catechismus zelf ook die spanning al wel aangevoeld, en gewaarschuwd dat Gods genade en vergeving nooit excuus kunnen zijn om je neer te leggen bij de zonde en bij de onvolmaaktheid: “maar maakt deze leer de mensen niet zorgeloos en goddeloos?” 

“Nee”, was het antwoord van zondag 24, “want het kan niet anders of ieder die door waar geloof in Christus ingeplant is, brengt vruchten van dankbaarheid voort” –  zoals Jezus heeft gezegd dat je een boom leert kennen aan zijn vruchten, en Jacobus schrijft dat geloof dat niet door de liefde werkt, handen en voeten krijgt, geen echt geloof is, dood is en waardeloos.

Zo gaan we ook Paulus begrijpen die heeft gebroken met een leven van zichzelf opwerken tot volmaaktheid, en erkent er lang nog niet te zijn, maar wel verlangt en jaagt naar dat einddoel.

 Recht op het doel af!

1. dat vraagt een duidelijke keus : voor Christus en voor wat Hij belooft

2. dat is een dagelijkse strijd, vooral met mezelf: mijn zwakke plekken en blinde vlekken

3. dat is geen hopeloos project: dankzij de kracht van Christus en met hulp van Gods Geest

1. dat vraagt een duidelijke keus : voor Christus en voor wat Hij belooft

Het is best een heel persoonlijk – je zou haast zeggen: geëngageerd en emotioneel – verhaal. In het kort is het Paulus’ levensverhaal met als rode draad hoe Jezus zijn leven heeft veranderd. Niet uniek trouwens in de bijbel: dat boek dat over God maar minstens evenveel over mensen gaat, en dat is mooi en belangrijk want geloven is niet een theorie maar raakt heel ons leven.

Neem maar David in zijn psalmen met daarin de ups en downs van zijn leven en geloofsstrijd, neem de profeten die vaak een boodschap moesten brengen die hen door elkaar schudde en die ook hebben geleden onder verzet en vijandschap, neem de strijd die Job uitvocht met zijn vrienden én met God, en neem apostelen als Petrus en Paulus die veel lieten zien van zichzelf.

Dat heeft ook ons wat te zeggen: zijn we open over wat geloven voor ons betekent, wat we ervaren van Gods liefde, wat God gedaan heeft en doet in ons leven, maar ook wat we aan twijfels kunnen hebben en hoe we daarmee omgaan, en dat het soms een worsteling is…..

Ook dat valt eronder als Paulus schrijft: volg mij na, en kijk naar wie net zo leven als ik (vs.17) .  Want het is niet het verhaal van een modelgelovige die mijlenver uitsteekt boven jou en mij, maar het eerlijke verhaal van een mens met ook zijn zwakke plekken en blinde vlekken, met een verleden waarin zwarte bladzijden – ik heb de gemeente van Christus fanatiek vervolgd…

Het verhaal van een gelovige die dankzij zijn Heer op de goede weg is maar nog lang niet het doel heeft bereikt, en die weet dat er nog een weg te gaan is, met valkuilen en tegenslagen.

Kijk, en dan is de rode draad door dat levensverhaal van Paulus dat hij door Christus Jezus is gegrepen en dat daardoor zijn leven radikaal veranderd is: “het kennen van Christus Jezus, mijn Heer, overtreft immers alles” – en dat voor iemand die – zoals hij dat ook hier en vaker eerlijk vertelt – vroeger dacht Jezus niet nodig te hebben en Jezus zelfs zag als bedreiging, als een godslasteraar en een overtreder van Gods wet: “ik heb de gemeente fanatiek vervolgd”.

Het keerpunt was zoals we wel weten dat moment dat Saulus onderweg naar Damascus om ook daar die lui van Jezus te vuur en te zwaard te bestrijden, letterlijk door Jezus gegrepen werd, bij de kraag gepakt en gearresteerd: jij bent een geschikt instrument in mijn dienst.

Van toen werd alles anders:  “Wat voor mij winst was, ben ik omwille van Christus als verlies gaan beschouwen. Sterker nog, alles beschouw is als verlies. Omwille van Hen heb ik alles prijsgegeven; ik heb alles als afval weggegooid. Ik wilde Christus winnen en één met Hem zijn”. Dat lied dat we net gezongen hebben was Paulus uit het hart gegrepen:  “Als Hij maar van mij is en ik ben van Hem, laat ik alles staan, wil ik enkel zijn waar Hij is….volg ik Hem waar Hij zal gaan. En dan is mij om het even, heel het lichte, luide, aardse leven”. Christus overtreft alles!

Geloven niet als veel weten over, niet het aanvaarden van een aantal leerstellingen of het je houden aan een serie regels, maar echt houden van… en je helemaal toevertrouwen aan… en dan ook je Heer volgen waar Hij met je heen gaat, en alles loslaten wat daarbij in de weg zit.

Dan gaan we beter snappen wat Paulus zegt over zijn levensverhaal tot aan die ommekeer. Het lijkt wel of hij alles wat hij had meegekregen, aan de kant schuift als waardeloos: “alles beschouw ik als verlies…ik heb alles als afval weggegooid”, en dat is dan dat hij met acht dagen besneden was, en uit de stam Benjamin kwam en dat hij precies was in zijn dienen van God….

Stel dat ik zou zeggen: ik ben een paar dagen oud gedoopt en altijd lid van de kerk geweest en zelfs van de vrijgemaakte kerk en ik heb belijdenis gedaan en in Kampen gestudeerd en ik ben dominee geworden…maar ik zie nou in dat dat allemaal waardeloos is: weg ermee!  Wat zou u denken? Je kunt je indenken dat Paulus zich schaamt voor dat vervolgen van de gemeente….maar de rest?

Ja maar, zo bedoelt Paulus dat niet, en zegt hij het ook niet: alsof hij zich ervoor schaamt Jood te zijn, besneden te zijn; alsof de wetten die God via Mozes gegeven had, slecht zouden zijn, en alsof die Farizeese manier van leven alleen maar verkeerd zou zijn, wettisch, hypocriet…..nou, daar heeft Paulus wel andere dingen over geschreven – b.v. dat de wet ‘heilig is en rechtvaardig en goed’. En ook dat het Joodse volk de stamboom is waarop heiden-christenen a.h.w. later zijn ingeplant..

In Rom 3: 4 schrijft Paulus dat het een voorrecht is besneden te zijn en tot Gods volk te horen: “aan de Joden heeft God als eersten zijn woord toevertrouwd” – en in 9: 4 gaat hij erop door: God heeft de Israëlieten tot zijn kinderen aangenomen en aan hen zijn nabijheid, de verbonden, de wet, en de beloften geschonken; ja, en meer dan alles: uit dat volk is de Christus voortgekomen.  Prijs de HEER!

Daarmee zijn we precies waar Paulus heen wil, waar het  hem . waar het God -om gaat: om Christus. Al dat mooie van Jood zijn en de wet van God proberen na te leven, verbleekt bij wie Christus is;zoals een uitlegger het vergelijkt met de maan die ’s nachts licht geeft maar dat licht verbleekt en valt bijna weg als de zon gaat stralen – zo hier:  “het kennen van Christus Jezus mijn Heer overtreft alles”.

Niks negatiefs dus over afstamming, over besnijdenis, over de wet van Mozes – en wat ons betreft: over gedoopt zijn en een christelijke opvoeding en kerklid zijn en naar de kerk gaan en bidden – integendeel –  als het maar niet los komt te staan van dat allerbelangrijkste en allesbepalende: die band aan Christus, het vertrouwen dat je niks kan verdienen en hoeft verdienen maar dat Hij alles heeft verdiend; als maar niet mijn afkomst of inzet of vroomheid de overgave aan de Heer in de weg staat – en het wordt waar Paulus tegen waarschuwt: op vlees vertrouwen, het van jezelf verwachten.

Zondag 44 sluit daarop aan als er staat dat Gods geboden ons steeds weer voorgehouden worden om ons er toe te brengen dat we“onze zondige aard steeds meer leren kennen”  en “nog meer begeren de vergeving van de zonden en de gerechtigheid (vrijspraak) in Christus te zoeken”: Heer, ontferm U!

Dus nee, geen sprake van dat vertrouwen op vergeving en redding door het werk van Jezus ertoe zou leiden dat een christen tevreden is met zichzelf, en zich neerlegt bij dat onvolmaakte – zo van: we kunnen toch niet doen wat God vraagt, we zijn en blijven onvolmaakt, en God vergeeft wel  weer.

Paulus zegt juist:  ik ben er nog lang niet,  en dat zet  me aan om vol te houden en de finish te halen! Zondag 44 weer: “dat wij zonder ophouden ons inspannen” : achter Christus aan, recht op het doel af.  En dat niet om de hoofdprijs te verdienen,  maar om de prijs die al klaar ligt, in ontvangst te kunnen nemen: geloven is niet stilstaan en gearriveerd leven maar is de wedloop lopen die voor ons ligt.

En- lees Heb. 12: 2 – houd daarbij Jezus voor ogen , “de grondlegger en voltooier van ons geloof”.

2. dat is een dagelijkse strijd, vooral met mezelf: mijn zwakke plekken en blinde vlekken

In de bijbel wordt voor geloven vaak het beeld gebruikt van sport, een wedstrijd,  een wedloop. Vooral bij Paulus komt die beeldspraak regelmatig langs, ook in het hoofdstuk dat we net gelezen hebben: ik richt me op wat voor me ligt; ik ga recht op mijn doel af; volg mij na, broers en zussen…

In 1 Kor. 9 is het nog duidelijker: ren als de atleet die wint….voor een onvergankelijke erekrans; en in 2 Tim.4, terugkijkend en vooruitkijkend:“ik heb de goede strijd gestreden, de wedloop volbracht, nu wacht mij de krans van de gerechtigheid die de Heer aan mij zal geven op de grote dag”.

Kijk, en bij een wedstrijd – of dat nou hardlopen is, of wielrennen, schaatsen, of voetballen, hoort dat het inspanning kost, dat getraind moet worden, en ook dat het tegen kan zitten, en je kunt verliezen; en dus komt het aan op inzet, volhouden, en moet je als je gevallen bent, opstaan en weer doorgaan – want als je moedeloos aan de kant gaat staan, afhaakt, kom je nooit bij de finish.

Nou, dat is bij de wedstrijd van het geloof niet anders; de Heer zei van te voren: als je Mij wil volgen, moet je bereid zijn je kruis op je te nemen, jezelf te verloochenen, en Mij te volgen op mijn weg.

Als er een is die dat aan den lijve heeft ondervonden, is dat Paulus wel – die heel wat heeft moeten doorstaan en heeft moeten loslaten, vanwege zijn keus om helemaal voor Jezus zijn Heer te gaan – op het moment dat hij deze brief schreef zat hij om het evangelie in de gevangenis en dat was niet voor het eerst en niet voor het laatst – en hij heeft nog veel meer ontberingen en ellende doorstaan.

Vandaar dat hij schrijft over delen in het lijden van Christus en aan Hem gelijk worden in zijn dood – uiteindelijk is dat voor Paulus letterlijk werkelijkheid geworden – maar hij had het ervoor over, in de stellige verwachting dat het door lijden heen tot heerlijheid zou komen: “in de hoop misschien ook zelf uit de dood op te staan” (11); en dat Christus terug zal komen uit de hemel om dan alles aan zich te onderwerpen en ‘ons armzalig lichaam’ aan ‘Zijn verheerlijkt  lichaam’  gelijk te maken (vss. 20-21).

Nou, en daarom kan wat de apostel meer dan eens in deze brief schrijft: wees blij in en met de Heer! Een hele opdracht maar vooral een hele opsteker met het oog op wat zo moeilijk kan zijn en zo tegen kan vallen, ook en juist voor mensen die willen geloven en de weg willen gaan achter hun Heer aan.

Het valt op dat Paulus zich niet liet neerdrukken door wat hem overkwam of door wat  mensen hem aandeden, dat hij ook niet negatief deed of agressief reageerde bij wat hem soms vanuit gemeentes voor de voeten werd gegooid, maar zich als echte volgeling van zijn Heer liet kennen – die als hij werd uitgescholden niet terug schold en als hij niet dreigde maar zelfs bad voor zijn vijanden – dat merken we ook Paulus – en ook daarover zegt hij dat we zijn voorbeeld moeten volgen en zo Jezus volgen…

Ja, en daar zit ook achter dat de apostel zichzelf kende en wist dat je als gelovige vooral een strijd hebt met jezelf – met je karakterfouten en valkuilen, met je blinde vlekken en je zwakke plekken.

Heel eerlijk is de apostel daarover in Romeinen 7 – Immers, ik besef dat in mij, in mijn eigen natuur, het goede niet aanwezig is. Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet. 19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik”.

Zondag 44 is niet pessimistisch maar wel realistisch als er staat dat zelfs de allerheiligsten- die in onze ogen en misschien ook wel in eigen ogen een eind gekomen zijn op die weg achter hun Heer aan, dat zelfs zij die wij misschien als geloofshelden zien en eren – nog maar een klein begin hebben van de nieuwe gehoorzaamheid;  zoals Paulus met alles wat hij voor zijn Heer over had en had mogen doen en had doorstaan met beide benen op de grond bleef: “ik beeld me niet in dat ik het al heb bereikt.”

Dat is bescheiden maar niet als excuus bedoeld, zo van: ik ben nou eenmaal zo, de mensen en ook God moeten me maar nemen zoals ik ben – nee, het is juist een aansporing om vol te houden: dat wij zonder ophouden ons inspannen – om te vechten tegen zonden en zwakheden van onszelf, om open te staan voor de feedback van de Heer zijn wet, zijn bijbel- en de feedback van mensen om ons heen.

Ja, en om steeds te blijven bidden om kracht van boven: geloof, wijsheid, volharding – zodat we niet opgeven maar in de wedstrijd blijven, en dat samen, want de lat ligt hoog maar is niet onhaalbaar.

3. dat is geen hopeloos project: dankzij de kracht van Christus en met hulp van Gods Geest

Ik zei dat zondag 44 realistisch is maar niet pessimistisch: een klein begin is toch echt een begin. Daarmee zijn we heel wat verder gekomen dan in zondag 5 waar de vraag wordt gesteld of we als mensen kunnen volbrengen wat God vraagt: Hem volkomen liefhebben en ook elkaar liefhebben. Toen was het ontluisterende antwoord: nee, want naar mijn aard ben ik erop uit God en mijn naaste te haten – als enige uitweg werd gewezen “dat we door de Geest van God wedergeboren worden”.

Nou, en dat wil die Geest ook doen als we daarvoor openstaan en daarom vragen – hoor antw. 115: God bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden = om steeds meer te gaan lijken op Christus onze Heer – kijk maar naar hoe dat ging met Paulus – neem een voorbeeld aan andere gelovigen – en help elkaar, laten we elkaar meenemen. Mooi dat Paulus het dan heeft over dat hij Christus wil kennen “en de kracht van zijn opstanding”.

Gelukkig: het is Goede Vrijdag geweest en Pasen – verbonden met Christus de Opgestane kunnen ook wij opstaan, elke dag, tot dat nieuwe leven – op weg naar de dag dat echt alles nieuw wordt!

    Als we in Jezus’ voetsporen gaan, en zijn leven ons leven wordt!                

                                                          amen       

liturgie morgendienst

zingen:    Ps. 108: 1,2

wet van de HEER

zingen:    Ps. 119: 1,3

gebed

Schriftlezing:  Filipp. 3:1- 4:1  

zingen:    Lied 455 (1,2,3)

verkondiging:  zondag 44

zingen:    Ps. 119: 64,65

gebed

collecte

zingen:   Lied 293: 1,3

zegen