Zondag 51 Heid. Cat. : Vergeving vragen

Liturgie middagdienst zondag 1 oktober 2017 – BoL

Zingen: Ps. 116: 1,3,6 Levensliederen

1 Ik hou van God! Hij luistert naar mijn stem.
Hij hoorde mij om zijn genade vragen,
bood mij een luisterend oor in zware dagen.
Mijn leven lang val ik terug op hem.

3 Rechtvaardig en genadig is de HEER.
Gewone mensen neemt hij in bescherming.
Toen ik, vernederd, riep om zijn ontferming,
kwam hij me redden, daalde naar me neer.

6. Waarmee toon ik de HEER mijn dankbaarheid?
Ik zal met dank de reddingsbeker heffen,
om zo zijn grote daden te beseffen –
met heel zijn volk ben ik hem toegewijd

Moment van stilte en gebed
Votum en groet
Zingen: Ps. 103: 1,3 ‘Zegen, mijn ziel, de grote naam des Heren’
Avondmaalsformulier V
– Inleiding en gebed
– Incl. Apostolische Geloofsbelijdenis Gz. 179a
– Viering
– Dankzegging (1)
Zingen: Ps. 103: 4,9 ‘Zo hoog en wijd de hemel staat gerezen’
Schriftlezing: Matt. 18: 15-35
Zingen: Gz. 175: 1,2,4 ‘O wij arme zondaars’
Verkondiging: zondag 51 ‘Vergeving vragen’
1. schuldbewust;
2. blij verrast;
3. vergevingsgezind.
Zingen: Gz. 408: 1,4,6 ‘Nu laat ons God de Here’
Gebed
Collecte
Zingen: Gz. 167: 3 ‘Prijs de Heer, de weg is open
Zegen
Amen: Ps. 89 laatste regel
—————————————————————————————————————
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Een vreemde koning en een rare knecht. Die zijn we tegengekomen in dat bekende verhaal van de Here Jezus. Dat het zo bekend is, heeft als nadeel dat we er niet meer zo van opkijken. Niet verrast zijn van de koning en niet schrikken van die knecht. En dus – want daar slaat dat verhaal op – veel te weinig onder de indruk zijn van de verrassing die we van de grote Koning krijgen – en niet eens meer schrikken van onszelf – of herkent niemand zichzelf in die knecht?

Een vreemde koning. Ja, want dat zie ik nog geen regering of belastingdienst doen. De koning uit het verhaal roept zijn knechten op het matje. Zijn ministers of hoge ambtenaren. Ze moeten de boeken opendoen en zich verantwoorden voor wat ze hebben gedaan met het geld van de koning. Vandaag zouden we misschien zeggen: het geld van de belastingbetalers. En dan blijkt dat er eentje verschrikkelijk heeft geknoeid. Het gaat om miljoenen die zijn verdwe¬nen. Verkeerd besteed. Weggegooid. Misschien was het corruptie. In elk geval wanbeheer.

Geen wonder dat de koning dat geld terug wil zien, en als de man niet kan betalen, beslag laat leggen op wat hij nog heeft, en zijn vrouw en kinderen in gijzeling neemt. En dan wordt die hoge piet ineens een heel klein mannetje. Hij gaat door de knieën en wringt zich in alle bochten en smeekt om uitstel van betaling:heb geduld en alles komt terug. Tegen beter weten in:hij kan dat gigantische bedrag zijn leven lang niet bij elkaar sprokkelen. Dat weet de koning ook, en diep geroerd door dat brok ellende voor hem, scheldt hij de man heel die onbetaalbare schuld kwijt. Welke koning doet zoiets?! Die koning kan alleen maar God zijn, Jezus’ Vader. Onze liefdevolle Vader!

Maar dan die rare knecht. Je snapt er niks van, dat de vent er nog niks van heeft gesnapt. Miljoenen waren hem kwijtgescholden, hij was op het nippertje ontsnapt aan de cel, en dan komt hij buiten en grijpt een medewerker van hem bij de strot: ik krijg nog honderd euro van je, kom op met dat geld. En als die man hèm om genade smeekt, is hij keihard zakelijk en laat hij zijn collega opsluiten tot de laatste cent is afbetaald. Is het niet net zo raar dat er nog zoveel christelijke zuur-pruimen rondlopen? Dat elkaar vergeven in de kerk misschien nog wel moei¬lijker is dan erbuiten? Dat we echt niet zo van de zonde schrikken en erg weinig uitstralen wat ons eigenlijk vergeven is? Hoe bidden we dan: vergeef ons onze schulden…?

Daarover horen we de bijbelse boodschap:

Vergeving vragen:

1. schuldbewust;
2. blij verrast;
3. vergevingsgezind.

1. Vergeving vragen: schuldbewust.

Er is iets vreemds aan de hand als het over vergeving gaat. Het is misschien wel het moeilijkste voor een mens iemand anders te vragen: wil je het mij vergeven? Voor je zover komt, moet je heet wat drempels over en heel wat weerstanden overwinnen. Ja, want hoe zal die ander reageren? Wil hij wel je uitgestoken hand accepteren?
Wil ze nog wel met me praten over dat van toen? Maar de groot¬ste weerstand zit in mezelf: als ik om vergeving vraag, erken ik dat ik fout ben geweest, dat ik het verkeerd heb gedaan, dat ik dat nooit had mogen zeggen, dat ik tekort geschoten ben. Nou, en dat ligt een mens helemaal niet. Adam en Eva begonnen er almee: excuses bedenken, schuld afschuiven, jezelf schoonpra¬ten en de ander zwart maken, je gedrag vergoelijken. Dat is allemaal heel menselijk. Zo zitten wij in elkaar.

Maar nou het vreemde. Je zou verwachten dat de drempel naar God wel helemaal onoverko¬melijk zou zijn. Dat vergeving aan God vragen nog veel meer moeite kost. Dat we net als die slaaf met lood in de schoenen en knikkende knieën voor God staa¬n om Hem te smeken om genade. Kleine mensjes die in het krijt staan bij de allerhoogste majesteit en wel weten dat ze nog niet één cent van die torenhoge schuld kunnen afbetalen. Elke dag komt er rente bij, en bovendien groeit door ons gedrag die schuld alleen maar aan. Als het aan ons ligt, wordt dat levenslang.

Toch vragen we elke dag heel makkelijk: vergeef ons onze zonden. Heel vaak als een stan¬daardgebed, in een kort zinnetje aan het eind van onze gebeden, en meestal zonder het kwaad bij de naam te noemen, en zelfs zonder dat we onder woorden kunnen brengen wat voor zonden God nou precies zou moeten vergeven… En ook zonder een blij en opgelucht amen: bevrijd van schuld en zeker van de vergeving, we mogen weer opnieuw beginnen.

Gemeente, willen we echt gemeend om vergeving vragen en blij zijn met de vergeving die de Here ons belooft en graag geeft, kan dat niet zonder een werkelijk besef van schuld. Zullen we ervan doordrongen moeten zijn wat we verkeerd doen en ook wat we laten liggen en wie we links laten liggen, wat we aanrichten in de schepping van God en wat we elke dag nog God en elkaar en andere mensen aandoen. Dat kost heel veel moeite voor mensen zoals we geworden zijn, met nog zoveel onmacht en onwil en blinde vlekken, en allerlei balken en splinters in de ogen.

‘Vergeef ons onze schulden’. Dat is nog dieper eronder door dan: vergeef mij m’n zonden. Zonden zijn misstappen en misgrepen. Dat is dat je verkeerde dingen doet en zegt en denkt.¬ En ook dat we nalaten wat de Here van ons verwachten mag. Niet maar als af en toe over de schreef gaan, maar omdat we niet anders meer kunnen en eigenlijk ook niet anders meer willen. Zonde – zegt de bijbel – is wetteloosheid. Je eigen zin doen. Je niet door God laten gezeggen. Eigen baas zijn. Nou, en dat is eigen schuld. Daar is geen excuus voor. Je kunt jezelf niet vrijpleiten of de schuld afschuiven. Zoals die knecht tegenover zijn koning: hij kon er niet onderuit en probeert dat ook niet eens. Hij kan alleen maar op de knieën gaan en om genade smeken: o God, wees mij, zondaar genadig. Je weet je een arme zondaar – niet een arme stakkerd die het ook niet helpen kan – een arme zondaar die niks heeft om het goed te maken, en alleen maar z’n hand kan ophouden als een bedelaar. Je geeft je over op genade of ongenade: Genade! Kyrie eleison= Heer, ontferm U!

Dat verhaal van die koning en zijn slaaf leert ons wat ten diepste zonde is. Dat is dat we deze wereld en ons eigen leven gestolen hebben van God. Dat we doen alsof ons leven van onszelf is, en we met Gods schepping kunnen doen wat wij willen Maar de Here vraagt het ons: leg verantwoording af van je beheer, wat heb je gedaan met de wereld waar Ik je een plaats gaf, wat heb je gemaakt van het leven dat je aan Mij te danken hebt, wat deed je met je tijd, je geld, je verstand, je gaven? Wat heb je gedaan voor Mij; en met mijn wereld, en al die mensen om je heen?

We moeten wel schrikken van zoveel openstaande rekeningen, en van zoveel schadeclaims die God heeft op ons. Je moet wel op de knieën: Here, vergeef! Here, genees! Genade!

2. Vergeving vragen: blij verrast.

Een verrassing was het zeker, voor die slaaf die nooit zijn schulden kon afbetalen, en moest vrezen dat hij levenslang onder die schulden gebukt zou moeten gaan. Maar dan opeens – wie had dat gedacht?! – ging er een dikke streep door al die onbetaae rekeningen. De koning schold de schuld hem kwijt, niet voor een deel maar hele¬maal: je hoeft geen cent terug te betalen! Wat een geweldig feest!

We weten wel wat het geheim is van die verrassende vergeving. Niet dat God de zonden op hun beloop laat. Dat Hij z’n hand maar over zijn hart strijkt omdat er toch nou eenmaal niet meer inzit en het toch niks meer wordt met die mensen. Gelukkig dat het zo niet gaat. Vaak proberen wij dat onder elkaar wel. Er is iets tussen mij en die ander voorgevallen en ik weet wel: ik was mis, ik had dat nooit zo mogen doen, nooit dat mogen zeggen. Na veel moeite geef je dan elkaar maar weer een hand: sorry hoor, zand erover, het moet maar weer goed zijn. Vaak blijkt vroeger of later: echt goed wordt het nooit meer; het is wel vergeven zeggen we dan, maar vergeten kan ik het niet. En het oude zeer blijft schrijnen en de wond die nooit echt is genezen, barst zomaar weer open. Dat komt omdat wat gebeurd is nooit goed is uitgepraat, of omdat de schuldvraag in het midden is gebleven, en vergeving niet van harte is gegaan maar om de lieve vrede: ik zet er maar een punt achter – of onder druk van de omgeving: zet je er toch overheen! Bedekt met wat heet de mantel der liefde maar vaak funcioneert als een smeulende doofpot en een tikkende tijdbom.
Maar dat doet de Heer anders. Hij wil dat het probleem echt uit de wereld is. En dat kan alleen Hij zelf doen, en Hij doet het op de meest verrassende en ongedachte manier die denk¬baar is: door zijn eigen Zoon op te laten draaien voor onze schuld en zonde. Door Hem de rekening te laten betalen en Hem voor onze liefdeloosheid en eigenzinnigheid te stra¬ffen – we hebben het vandaag weer gevierd: doordat Jezus de beker van al onze ellende en van Gods boosheid daarover heeft leeggedronken tot en met de laatste druppel mochten wij de beker van onze verlossing aanpakken en aan elkaar doorgeven: “Ik zal met dank de reddingsbeker heffen, om zo Gods grote
daden te beseffen –met heel zijn volk ben ik Hem –mijn Redder en Heer– toegewijd!”

Daarom kwam die knecht er zo genadig af. Kon hij een nieuwe start maken. En daarom hoeft u en hoef jij toch niet met angst en beven bij God aan te kloppen om vergeving. We mogen vrijmoedig om die vergeving vragen, als we uit de grond van ons hart schuld erkennen en ons overgeven aan Gods genade om Christus: wil mij, arme zondaar, om het bloed van Christus, niet een van mijn slechte daden/ woorden/ gedachten toerekenen, en ook niet de slechtheid die nog altijd in me huist en wroet en die er elke keer toch weer uitbarst. We smeken om de genade van Christus.

Maar als er dan al is betaald? Als de schuld vergeven is, waarom moeten we er dan toch om vragen? Steeds weer bidden? Ik denk weer aan dat verhaal van de koning en zijn slaaf. Wat zegt die koning: ik heb je de schuld kwijtgescholden, omdat je het mij dringend had gevraagd. De Heer wil zien dat we schuld erkennen en Hij wil om vergeving worden gevraagd. Denk maar vaak aan die slaaf tegenover zijn koning: zo sta ik er ook voor, wat een verras¬sing dat het toch goed mag komen. Je kunt alleen maar bidden: wees ook mij, arme zondaar, genadig. Om het bloed van Christus! Je kunt je blijdschap niet op, en je dankbaarheid. Als je daaraan denkt, vallen zoveel van die kleine ergernissen en conflicten en problemen weg. En gaan we ons schamen over veel waar we ons druk en boos om kunnen maken. Hoe kan een christen dan een zuurpruim zijn, of onverzoenlijk,of een driftkop? Heer, ontferm U!

3. Vergeving vragen: vergevingsgezind.

We hebben er al een paar keer wat over gezegd. Over hoe vreselijk moeilijk het is een ander mens vergeving te vragen. En om je naaste echt te vergeven, zodat wonden helen en we ouwe koeien niet steeds weer uit de sloot halen. De Here gaat ons voor: zover het west verwijderd is van het oosten, zo ver heeft Hij om onze ziel te troosten, van ons de schuld en zonden weggedaan. En met een ander beeld: onze zonden heeft Hij geworpen in de diepten van de zee. En de Here laat ze daar. Zal ze niet weer opduiken.Nou, daarin geeft de Heer ons het goede voorbeeld. We zullen lijken op onze hemelse Vader, en een spiegel van zijn liefde zijn. We hebben een Vader die ons zo liefheeft dat Hij graag ons vergeeft wat we Hem schuldig zijn en Hem hebben aangedaan. Daar heeft Hij zelf zijn allerlief¬ste Zoon voor over gehad. Alleen maar: waarom lukt dat nou zo vaak niet? Komt er ook in de kerk en onder christenen al te vaak zo weinig van terecht? Staan we meer op onze strepen dan dat we op onze knieën liggen, voor elkaar – om zonden toe te geven en vergeving te vragen, en om ruimhartig die uitgestoken hand aan te pakken.

U proeft al de reserve in de vraag van Petrus. Hij had wel geleerd van zijn Meester wat de ander liefhebben als jezelf met zich meebrengt. Het staat even eerder in Matt.18: als uw broeder tegen u zondigt, ga heen bestraf hem onder vier ogen- hoort u het, niks zand erover, maar uitpraten en waar nodig zonde aan de kaak stellen – en als dan die ander luistert, heb je je broeder gewonnen. Je hebt hem weer terug, als broer, je staat niet meer tegenover elkaar. Je kunt elkaar vergeven.

Ja maar, vraagt Petrus aan Jezus, hoe vaak kan dat zich herhalen? Stel nou dat er elke keer weer wat is, en iedere keer zegt die ander dat het hem echt spijt en dat het nooit meer gebeuren zal, en toch gebeurt het weer, wat dan? Hoe vaak kan die ander komen en moet ik hem verge¬ven? Zeven keer misschien wel? U hoort de ondertoon van: dat is toch wel veel gevraagd! Het houdt toch een keer op?
Maar Jezus weigert een maximum te stellen, een grens aan te geven voor christelijk geduld en vergevingsgezindheid. Het zal een schrik zijn geweest voor wie het hoorden, Petrus voorop: nee, niet ten hoogste zeven keer (al een afgerond vol getal in de bijbel) maar 70 maal 7 maal. Niet bedoeld om op te tellen: 490 keer, maar als de volheid ten top. Oneindig vaak. Zoals de Heiland in de bergrede: wees volmaakt als uw Vader. God stelt gelukkig niet een maximum aan zijn vergeving. Zijn geduld met ons is oneindig en Hij vergeeft veelvuldig. Graag!

Voor ons is dat niet op te brengen als het van onszelf moet komen. Zondag 51 noemt verge¬vingsgezindheid dan ook een bewijs van Gods genade, en niet een goede eigenschap of een prestatie van onszelf. Als ik een ander vraag me te vergeven, of als mij iets is aangedaan en de ander heeft echt berouw en vraagt me of ik het wil vergeven, en ik pak de uitgestoken hand, dan is dat het resultaat van de liefde en genade van God. Dan is dat te danken aan het vernieu¬wende werk van de Heilige Geest.Om die verandering in ons hart en ons leven bidden we ook: vergeef ons onze schulden, zoals wij vergeven die ons iets schuldig is. Dan schrik je van die knecht – van jezelf. En je bidt eens te meer om de kracht van de Geest van God. Om de moed elkaar in de ogen te kijken, zelfs de naarste dingen die gebeuren kunnen uit te praten, en die dan te bedekken met de mantel van echte liefde, de rode mantel van Jezus’ bloed. Het wordt fijn in de kerk, en het is feest in de hemel. amen

Zondag 44 Heid. Cat.: Bidden om de Heilige Geest

liturgie toerustingsdienst zondag 11 juni 2017

zingen: Gz. 327: 1,2,3 LvdK ‘Heer Jezus, o Gij dageraad
moment van stilte en gebed
votum en groet
zingen: Ps. 139: 1,3,4,11 GK ‘HEER, U doorgrondt mij van omhoog’
gebed
Schriftlezing: Rom. 7: 7 – 8: 13
zingen: ‘Een christen zijn op aarde’(W.Mudde) –melodie Ps. 128

1 Een christen zijn op aarde
is altijd tweeërlei:
een zondaar en rechtvaardig
gebonden zijn en vrij
van meetaf aan verloren
en zonder eigen kracht
maar in de doop herboren
en aan het licht gebracht.

2. Een christen zijn op aarde
is allebei ineen:
is leven van genade
door het geloof alleen
en toch bij tijd en wijle
met alle angst en pijn
wanhopig en vertwijfeld
en aangevochten zijn.

3. Een christen zijn op aarde
is vrij in alles zijn
aan niemand onderdanig
volkomen souverein
en tegelijk dienstvaardig
als ieders onderdaan
bereid in goede daden
de ander bij te staan.

verkondiging zondag 44
zingen: Gz. 103: 1,3,5,6 GK ‘O, Schepper Geest’
Geloofsbelijdenis van Nicea
zingen: Gz. 103: 9 GK ‘U, Vader, U zij eeuwig eer’
gebed
collecte
slotzang: Gz. 675: 1,2 NLB ‘Geest van hierboven’
zegen
amen: Gz. 425 NLB ‘Vervuld van uw zegen’

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Bidden om de Heilige Geest’
Maar is dat nog nodig, de Heilige Geest is toch gekomen, met Pinksteren?
Bidden om de Heilige Geest, dat deden de volgelingen van de Heer toen
Hij naar de hemel was gegaan, tien dagen lang, en dat gebed is verhoord.
We lezen daarvan in de eerste hoofdstukken van het boek Handelingen.
In 1: 4 lezen we dat de Heer zijn leerlingen de opdracht gaf om in Jeruzalem te blijven en daar te wachten op de door God de Vader beloofde Heilige Geest.
En na de hemelvaart gingen ze inderdaad terug naar de stad, en dan staat er:
“Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed” (Handelingen 1: 14).
En dan wordt het Pinksteren en is het zover: ze worden allemaal vervuld met
de Geest van God, die ook de Geest is van Jezus, zoals Petrus erover preekt:
Jezus “is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader
de Heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft Hij op ons
doen neerdalen, en dat is wat u – vandaag – ziet en hoort” (Hand. 2: 33)

Dat was bijna tweeduizende jaar geleden, maar waarom zouden wij dan nog
steeds moeten bidden om de Heilige Geest, en zingen: Kom, Heilige Geest?
Dat je dat zou niet meer zou kunnen zingen of bidden, zit achter de keus die de synode van de GKV gedaan heeft in 1984 toen de gezangbundel herzien en uitgebreid werd, en vanuit de synode voorgesteld werd voortaan niet te zingen
‘Kom, Schepper Geest”, maar ‘O, Schepper Geest’.
Argument daarvoor was vooral dat je niet meer kunt bidden of de H. Geest wil komen, omdat Hij toch al gekomen is, namelijk op het Pinksterfeest in Jeruzalem.
Er zou een onbijbelse gedachte achter zitten als je nog bidt: kom Heilige Geest.
Ik heb daar al vaker over nagedacht, en ik blijf het een vreemd argument vinden,
en zeker niet een overtuigend argument om dit lied, dit gebed, dat de kerk al bijna vanaf het begin wereldwijd gezongen en gebeden heeft, op een achternamiddag als vrijgemaakte synode met een paar stemmen meerderheid te gaan veranderen, en alsof je alleen op de wereld bent, op je eigen manier te zingen. Gelukkig speelt dat niet meer en kunnen we uit allerlei liedbundels ook dat Kom Schepper Geest zingen.

Want natuurlijk is de Geest uitgestort op het Pinksterfeest, maar dat wil niet zeggen dat we niet meer mogen en hoeven bidden, of de Geest steeds weer wil komen en wil werken in ons hart en in Christus’ kerk.
Onze eigen belijdenis spoort ons er juist toe aan, om daar vurig om te bidden.
Zoals in zondag 44: dat we God zullen bidden om de genade van de Heilige Geest.
Het kan zelfs erg gevaarlijk zijn te denken dat de Geest er al wel is, dat jijzelf of dat ‘onze kerk’ natuurlijk al lang woonplaats van Gods Geest is. Schreef Paulus niet: als iemand de Geest niet heeft – dat kan dus! – hoort hij niet bij Christus?!

Bidden om de Heilige Geest

1. waarom is het nodig dat we bidden om de Heilige Geest, om zijn werk in en aan ons?
Als je iets zelf niet kunt, of het alleen niet redt, ga je hulp zoeken.
Je bent nog klein en je kunt ergens niet bij: pappa, wilt u me optillen?
Als je iets niet snapt op school: meester, kunt u het nog eens uitleggen?
Of je hebt dikke problemen thuis, en je zoekt hulp – doe dat maar rustig.

Kijk, en nou stelt de Heer eisen aan ons waar wij nooit aan kunnen voldoen.
In antwoord 115 staat waar God absoluut met ons allemaal naar toe wil:
naar de ‘volmaaktheid’, naar een 100% score aan liefde en dienstbaarheid.
Helemaal in het begin van de catechismus ging het daar ook al over: volkomen liefde: u moet God liefhebben met heel uw hart en uw ziel en uw verstand, met al uw krachten, en uw naaste als u zelf – en dat is uitgewerkt en concreet gemaakt in het ene na het andere gebod.

Tot aan dat tiende en laatste waarin de puntjes nog een keer stevig op de i gezet worden en elke poging om nog tussen de mazen van dit net weg te glippen in de kiem wordt gesmoord: “zelfs de geringste neiging of gedachte die tegen enig gebod van God ingaat, mag in ons hart nooit meer komen, moet tot de diepste wortel worden uitgeroeid, we moeten altijd met heel ons hart alle zonden haten en liefde tot alle gerechtigheid hebben”.

Leg daar dan eens jezelf naast. Je eigen hart. Je eigen leven van elke dag.
Paulus heeft dat gedaan. We hebben zijn eerlijke verhaal gelezen in Romeinen 7.
We weten allemaal hoe ingrijpend God in zijn leven had ingegrepen.
Als zondag 44 het heeft over mensen die tot God bekeerd zijn, dan kon Paulus ervan meepraten,. Paulus die vroeger dacht door eigen inspanningen, door stipt naar Gods wet te leven, God zijn goede diensten te kunnen bewijzen, en die daarom niks van die Jezus moest hebben, die Jezus die ze hadden gedood omdat Hij de mensen leerde dat Hij alleen hen kon redden.

Paulus die toen ineens door Jezus werd vastgepakt en omgedraaid: U kan ik niet meer missen! Paulus die erop hamert in al zijn brieven: je kunt niet jezelf redden, alleen geloven dat Jezus je redt. Voor Paulus was het geen vraag meer: kunnen zij die tot God bekeerd zijn, Gods wet volbrengen? Het nee waarmee antwoord 114 ons die gedachte uit handen slaat, komt zomaar bij Paulus vandaan.

Zeker, zijn leven was totaal veranderd door zijn bekering, de wissel was omgezet.
Zoals toch ook van u en van jou als je de keus hebt gemaakt om de Here te willen dienen. Of slaat het niet op jou wat Paulus van zichzelf zegt: het goede te willen zit in me (vs.18). Herkent u zichzelf er niet in: ik wil het goede doen, innerlijk stem ik in met de wet van God?

Als dat wel zo is, dan is dat echt heel wat, een indrukwekkende werk van God in een mens.
Er is wel degelijk iets grondig veranderd als je dat vergelijkt met b.v. zondag 3:
zijn wij zo verdorven als wij helemaal onbekwaam zijn tot iets goed en uit op elk kwaad? Toen was het antwoord: ja, zo staat het er voor met een mens als gevolg van de zondeval. En daar kan alleen verandering in komen als God een mens verandert, als zijn Geest ingrijpt: behalve wanneer wij door de Geest van God worden wedergeboren, veranderd diep van binnen. En er dus gaat komen wat zondag 44 noemt een begin van weer aan God gaan gehoorzamen.
Geweldig als je dankbaar mag merken dat dat begin er ook in je eigen leven is gaan komen!

Gemeente, maar Paulus is nog niet over zichzelf uitgepraat, er is ook nog die andere kant: vaak doe ik toch dat goede dat ik graag wil doen, niet; ik wil wel goed, en doe toch verkeerd.
Als we eerlijk zijn, zullen we vooral dat toch ook herkennen, uit eigen ervaring.
Dat we b.v. zeggen dat een bepaald gedrag ‘eigenlijk’ niet kan, niet goed is, maar toch…. Dat we ‘s morgens de Here vragen ons te helpen tegen bepaalde zonden te vechten… en ‘s avonds beschaamd moeten toegeven dat het meer dan een keer toch weer mis was. Zelfs – ook dat zegt Paulus – dat we juist als iets niet mag, we het toch uitproberen, het toch doen..

Vaak hebben we ook onze excuses bij de hand: ja maar, de omstandigheden….en de anderen in de groep of in de klas….of die leraar die het er toch naar maakte….en ‘ze’ doen het allemaal… en moet je dan altijd zo serieus zijn en zo vroom….en geen mens is nou eenmaal volmaakt.

Nou, dat laatste is precies wat Paulus ook heeft ervaren in zijn leven, juist na zijn bekering, maar bij hem geen excuus is maar een schreeuw om hulp: ik red het niet, help me, ik ellendig mens! Daar wil God ons toe brengen: dat we naar Christus vluchten, en dat we bidden om de Heilige Geest.

2. wat er gaat gebeuren als we God bidden om zijn Heilige Geest, en als die Geest dan komt..

Zeg dat maar rustig zo: als de Heilige Geest met je aan het werk gaat, wordt het vechten!
Je kunt het vergelijken met het voorbeeld dat ik eerder noemde: problemen waarvoor je hulp zoekt. Als je echt geholpen wilt worden, en een hulpverlener gaat met je probleem aan de slag, nou, dan komt er vaak heel wat op tafel, ook heel wat dat echt zo leuk niet is. Het gaat vaak zo dat je leven grondig over hoop wordt gehaald,
dat je door elkaar wordt geschud, en dat je soms denkt: waar ben ik aan begonnen? is oplossing van mijn probleem al die onrust en ellende waard. Dan is het wel belangrijk dat je een goede hulpverlener hebt, dat je vertrouwen hebt in zijn aanpak, dat je ervan overtuigd bent dat je echt hulp nodig hebt en dat de hulpverlener het beste voor heeft…

Nou, dat weet je in elk geval zeker als je een beroep op de Here doet,als je in zee gaat met de beste Hulpverlener die er is, de Geest van God die je eigen Vader is. Maar dan zul je wel merken dat het er hard aan toe gaat en dat de onderste steen boven komt. Deze hulpverlener is niet tevreden met een opknapbeurtje aan de buitenkant, zodat het voor het oog weer wat lijkt: met een beetje beter je best doen en wat netter je voordoen.

Nee, Paulus laat zien dat dan in een mens een gevecht wordt uitgevochten op dood en leven: want er is geen compromis mogelijk van een beetje doen wat God wil en een beetje zonde doen. Het doel waar de Heilige Geest aan werkt, is niet minder dan voor 100% op God gaan lijken en inderdaad in alles doen wat God van je wil, zonder nog een spoortje verzet of gebrek.

Kijk, en daarom ook wat zondag 44 vraagt: waarom laat God zo scherp zijn wet
preken? Anders gezegd: waarom blijft God zo op zijn strepen staan, waarom vraagt
Hij het onmogelijke. We hebben al wel gezien: dat is allereerst om ons te leren inzien dat we het zelf niet redden, dat we zien dat we hopeloos verloren zijn, en we eindelijk eens hulp gaan zoeken, dat we uitroepen: ik ellendig mens, ik arme zondaar – waar moet ik heen, naar Jezus alleen…. en dat we op de knieën gaan en God gaan bidden om de hulp van zijn Heilige Geest.

Als die Heilige Geest dan aan het werk gaat, wordt de wet een middel in zijn hand,
een middel om ons in dat gevecht tegen de zonde in te schakelen en scherp te houden. Want zoals bij elke hulpverlener wordt je zelf aan het werk gezet om aan jezelf te werken. Gaat de Heilige Geest ons stapje voor stapje weer leren God en de naaste lief te krijgen, en dat ook in de praktijk van daden tot eer van God en ten bate van de ander om te zetten. Zoals zondag 44 het zegt: om al meer vernieuwd te worden naar het beeld van God….en dus weer te gaan lijken op die mens zoals God die heeft geschapen en heeft bedoeld.

Ik zei al, dat wordt vechten. Een bikkelharde strijd barst in alle hevigheid los en gaat maar door. Het kan ons ontmoedigen wat in antwoord 44 staat: we bereiken het doel pas na dit leven. Sommige christenen zijn het daar niet mee eens, zij denken dat het ook wel eerder kan, dat een christen zover kan komen dat hij bijna of helemaal aan de zonde ontgroeid en ontwend. Is het niet veel te somber: zelfs de allergelovigsten en allervroomsten komen niet verder dan een schamel begin van de nieuwe gehoorzaamheid, dan het nieuwe leven.

Maar als u weet wat het voor moeite kost voor iemand die echt is verslaafd, om er van af te komen… mensen met een alcoholprobleem, mensen die aan het roken verslaafd zijn, of drugsverslaafden, en als u dan bedenkt dat zonde nog veel dieper zitten, dat een mens als zondaar geboren is….nou die moet maar van de Here aannemen dat de Heilige Geest een leven lang werk aan ons heeft.

Je kunt het misschien ook vergelijken met elke keer maar weer dat onkruid in je tuin.
Je hebt net alles weer geschoffeld een aangeharkt, en niet lang daarna kun je er weer aan, en dat komt elk jaar terug, zeker met dat onkruid dat van die hardnekkige wortels heeft! Precies zo en nog erger is het met zondige trekken in je, met verkeerde verlangens en begeerten die zo diep zitten dat ze elke keer weer, soms op een onverwachte plek, de kop op steken.

Daarom hebben we ons leven lang met die zondige aard en begeerten te strijden.
Daarom hebben we ook elke dag weer vergeving nodig, kunnen we niet zonder Gods genade. Daarom ook blijft dat gebed nodig, als kerk, en persoonlijk: kom, Heilige Geest, ga door met ons. En zullen we tot onze laatste snik blijven vechten tegen wat zondig is in ons leven en verkeerd.Het lijkt een hopeloos gevecht, met vaak een nederlaag, maar wie gelooft is zeker van de goede afloop!

3. Waar loopt het op uit, als de Heilige Geest komt en in en met een mens aan het werk gaat…
Als we dat allemaal zo lezen, van Paulus, en in zondag 44, dan kun je er moedeloos van worden. Als zelf mensen die bekeerd zijn en zich aan God willen wijden, nog zo weinig verder komen…als zelfs de allerheiligsten, de allerverstgevorderden in een leven met de Hereniet verder komen dan wat armzalig
gestumper…….wat moet ik dan nog….

Ja, als zelfs die Paulus tegen wie je toch zo hoog opkijken als echt een kei in het koninkrijk, de man die met recht over zichzelf kon zeggen dat hij meer voor God gedaan had dan veel anderen…nou, waar blijven wij dan, dan zijn wij toch wel helemaal hopeloze gevallen voor Gods hulpverlening…

Nou, dat is ook zo als het van onszelf zou afhangen en van onszelf zou moeten komen. Maar ook hier is van toepassing dat woord van Jezus: bij God zijn alle dingen mogelijk…. Kijk, en vanuit dat gezichtspunt van God en als je let op de inzet en de kracht van zijn Geest mag je niet met zondag 44 in de hand klein van zijn werk denken, wil Paulus niet dat we blijven steken in gestumper en geklaag, maar zullen we onze winst – de winst van het werk van Christus – dankbaar uittelen en uitmeten!

Dat verstokte zondaars en vijanden van God de ommekeer van hun leven maken:
tot weer vrienden en zelfs kinderen van God, mensen die graag de Here willen dienen, dat jonge mensen uit volle overtuiging willen kiezen voor hun Heer en Heiland, terwijl ze weten van hun eigen zwakheid en twijfels, weten dat ze nog maar beginnelingen zijn… Dat een vervolger van Christus en zijn gemeente als Saulus zo totaal is veranderd dat hij meer dan wie ook een volgeling en een vooroploper werd in de dienst van zijn Heer. Dat mensen dan toch maar de strijd tegen het zondige en verkeerde in hun leven aangaan. Dat er dan toch maar een begin is hoe klein en aarzelend nog, van een leven voor de Heer! Dit en nog veel meer zijn de klinkende resultaten van Christus’ werk, de vruchten van de Geest.

En daar blijft het niet bij. Het klinkt overtuigd en bemoedigend: totdat wij na dit leven het doel, namelijk de volmaaktheid, bereiken.
Hé, vraagt u zich misschien verbaasd af: wij het doel bereiken, dat is toch Gods werk. Dat zijn toch niet onze eigen prestaties, maar is vrucht op het werk van de Heilige Geest. Daar hebt u natuurlijk helemaal gelijk aan: verwacht het van de Heilige Geest, en bedank uw God.

Maar het geweldige is dat de Heilige Geest bij zijn werk ons helemaal inschakelt.
Dat we geen stokken en blokken zijn, zegt onze belijdenis, maar levende mensen,
mensen die al meer zelf gaan willen en werken wat de Geest heen leert willen en helpt werken.

Alle reden dus om de Geest en zijn werk veel en vaak te blijven bidden, en ons in te spannen in dat gevecht tegen de zonde en voor een leven naar al Gods geboden.
Want het is dan echt ‘eind goed al goed’. Als de zonde dood is, en wij voorgoed leven. Kom, Schepper, Geest, woon ook bij ons in de kerk,
en werkt ook in mij uit alle vruchten van Christus’ werk!

amen

Zondag 42 Heid. Cat. : door het 8e gebod regelt God de economie van zijn rijk

liturgie toerustingsdienst zondag 14 mei 2017

welkom
zingen: Gz. 488A: 1,2,3 ‘Zolang er mensen zijn op aarde’
moment van stilte en gebed
votum en groet
zingen: Ps. 49: 1,2,5 GK ‘Gij olke, overal ter wereld, hoort’
gebed
Schriftlezing:Spreuken 28
zingen: Ps. 62: 5,6 LB ‘Voorwaar, Hij is mijn heil, mijn rots’
verkondiging: 8e gebod – zondag 42
zingen: Gz. 995: 1,2 NLB (melodie Gz. 37 GK) ‘O Vader, trek het lot U aan’
geloofsbelijdenis
zingen: Gz. 303: 5 ‘Met God zijn wij verbonden’
gebed
collecte
zingen: Gz. 473: 1,2,4,9,10 ‘Neem mijn leven, laat het Heer…
zegen
amen: Gz. 456: 3 ‘Amen, amen, amen’

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Elke dag staat de krant er vol van, en schenken radio en t.v. er uitvoerige aandacht aan. Het gaat ons ook allemaal aan en we ondervinden er de gevolgen van. Ik doel op zaken van economie en werkgelegenheid, uitgaven voor de zorg en defensie,
Bestrijding an armoede en opvang van asielzoekers, en vergroening, milieubeheer.
In de kabinetsformatie speelt het allemaal een rol, en elke partij heeft eigen keuzes
en voorkeuren – je kunt geld maar één keer uitgeven, en wat vindt de achterban…?
Ja, en u en ik moeten zorgen dat het eigen huishoudboekje klopt en dat de tering naar de nering wordt gezet.Dat we goede economen zijn,goede beheerders van ons eigen huis en goede verzorgers van ons gezin.

Nu, ook over al dat soort materiële zaken en economische vraagstukken, in het klein en in het groot, laat onze God zijn licht schijnen. Zijn wet geldt huisvaders en huismoeders, voor zakenmensen en uitkeringsgerechtigden, maar net zo goed voor ministers en bankdirekteuren, werkgevers en werknemers. Ja, zelfs voor jullie als je zakgeld krijgt en vakantiewerk doet. De Bijbel schrijft ons niet voor hoeveel iedereen verdienen moet, hoe hoog de belasting moet zijn, en hoeveel we weggeven moeten. We leren wel dat God de Eigenaar is van alles en dat Hij ons van zijn schatten in bruikleen geeft. Daarom zijn we Hem verantwoording schuldig voor de manier waarop we aan ons geld komen en voor de manier waarop we het beheren en besteden. We worden gewaarschuwd voor hebzucht en diefstal, voor gierigheid en voor verkwisting. We mogen geloven dat de Heer ons verlossen wil van de zonde, en ook van alle verslaving zoals die van het materialisme. De bijbel noemt geldzucht de wortel van alle mogelijke vormen van kwaad. Het is een vorm van afgoderij, de dienst aan de geldgod die Jezus Mammon noemt. Nou, onze God ons van die slavernij verlossen en ons ervoor waarschuwen. We worden er ook op aangesproken dat we met wat God ons geeft Hem zullen dienen én onze medemens, uit dankbaarheid en van harte. Het achtste gebod wil dat leven van dankbaarheid regelen, voor zover dat gaat over het beheer en gebruik van wat God ons in bruikleen geeft, tot Zijn eer.

Door het achtste gebod regelt God de economie van zijn rijk
1. de breedte van dit gebod
2. de diepte van dit gebod
3. de positieve uitwerking van dit gebod

1. Het brede terrein dat het achtste gebod beslaat.

“U zult niet stelen”. In het hebreeuws staat een woord dat ook in het Nederlands terechtgekomen is, en wel via het jid¬disch dat onze joodse landgenoten gewend waren te spreken. Dat woord is ‘ganaf’. Een ‘gaeednnef’is een dief, een boef. en ganaf bete¬kent: iets ontvreemden. Je vergrijpen aan het bezit van een ander. Daarin is het 8e gebod heel breed geformuleerd.

Als de Bijbel dit gebod op allerlei plaatsen verder uitwerkt en toepast, dan blijkt dat er heel wat aan de orde komt.Zo zegt ook zondag 42 het; niet alleen het stelen en roven dat de overheid straft. Dat is al heel wat: van winkeldiefstal tot het beroven van een bank, van het jatten van een fiets tot miljoenenfraudes in de zakenwereld, van het zwart bijklussen tot het op grote schaal ontduiken van de belastingen.

Ja, zegt antwoord 110, maar God noemt ook diefstal alle boze plannen en kwade praktijken waardoor wij ons trachten meester te maken van het bezit van onze naaste. Ook plannen in die richting zijn al strafbaar, al worden ze misschien nooit uitgevoerd. En als we iets proberen, maar het lukt niet, zijn we toch straf¬baar. Misschien komt de politie er nooit achter. Misschien kan niemand ons iets maken, omdat we precies de mazen in de wet kenden en benut hebben. Misschien was er formeel niets aan de hand, en was de ander zo stom zich te laten beetnemen. Alleen maar: God kun je nooit beetnemen. Hij kijkt achter de scher¬men. Hij weet van onze gemene plannetjes, en onze slimheid ten koste van de ander.Hij weet wat er achter zit: geldzucht,eigenbelang, materialisme. En Hij zegt: je bent een dief, een gan¬nef. We staan te kijk als oplichters.

Ja, en dat begint vaak heel klein en heel dichtbij huis. Hebben jullie het ook gehoord, in Spr. 28? daar staat, in vers 24: “Wie zijn vader en moeder iets berooft en zegt: ‘daar steekt geen kwaad in’ , is niet bter dan een moordenaar”. Eenvoudiger gezegd: als je thuis iets wegpakt van je vader of je moeder – en als je denkt dat dat zo erg niet is – dan ben je een misdadiger-in-de-dop. Daar begint het al mee! Dat lijkt erg streng en misschien vindt u het wel overdreven. Wie heeft het nooit gedaan: stiekem een koekje van de schaal wegpikken, een euro die je ergens zag liggen versnoepen? Moet je dat al een diefstal noemen? Ben je dan een misdadiger? Nou, niet om daar bij een kind van 4 of 5 jaar een drama van te maken, waarbij je gaat dreigen met politie of gevangenis. Maar pas wel op: waar zoiets de gewoonste zaak van de wereld wordt gevonden en er alleen maar om gelachen wordt – laat ze maar! – daar gaat het zomaar van kwaad tot erger. Eerst is het een koekje en dan een euro en dan een briefje van 10 euro- en waarom zou je het ook niet eens in de supermarkt proberen? Je zit voor je weet op een hellend vlak. Daarom moeten we de zonde weerstaan en bestrijden in het begin. Moet je al vroeg leren dat je van de spullen van anderen af moet blijven. Moet je vooral al vroeg leren dat alles van God is en dat we daarom zuinig moeten zijn op wat God geeft en er goed mee om moeten gaan. Ook hier is jong geleerd oud gedaan.

Ook dit gebod van de Here laat niemand buiten schot. Het treft ook hoge heren: regeringen, managers, multinationals. Luther zegt het in zijn Grote Catechismus heel treffend: “We zouden nog kunnen zwijgen van de kleine afzonderlijke dieven, als we de grote, geweldige aartsdieven zouden aanpakken, met wie de heren en vorsten gemene zaak maken. Ze plunderen niet een of twee steden leeg, maar doen dat dagelijks heel Duits¬land’. Eeuwen later zou dat Duitsland op zijn beurt heel Europa. de halve wereld zelfs, leegroven. De Tweede Wereldoor¬log begon met de inval in Polen, niet het eerste en niet het laatste gebied dat werd ingelijfd bij het zgn.Derde Rijk. Ook dat – en je ziet het steeds weer gebeuren – is regelrechte schending van het 8e gebod. Ook landroof, onrechtmatige uit¬breiding van je grondgebied, is regelrechte diefstal.Altijd weer hebben landen en burgers geleden onder uitbuiting en afpersing door lieden tegenover wie ze machteloos stonden. Ook dat komt in Spr. 28 aan de orde. Lees maar vers 16, over die ‘heerser zonder inzicht’ die op grote schaal de bevolking onderdrukt, die z’n macht misbruikt om de mensen uit te zuigen en geld af te persen. Ja, maar ook de ene arme kan de andere arme wegduwen of een loer draaien. Je moet toch vechten voor je eigen hachje? Zo iemand, zegt vers 3, is net zo erg als de regen die de hele oogst wegspoelt, zodat niemand meer een boterham heeft.

Wist u trouwens wat vanouds ook onder dit 8e gebod valt? Hoor maar wat in Deut. 24 staat: “wanneer iemand betrapt wordt, terwijl hij een méns, een van zijn broeders, rooft, en hem als slaaf behandelt, en verkoopt, dan zal de dief ster¬ven”. Denk maar aan wat de broers van Jozef met hem hebben uitgehaald! Geen wonder dat ze doodsbang waren toen ze later Jozef tegenkwamen!In het NT wordt ook over mensenroof gespro¬ken.In 1 Tim. 1:10 b.v.lezen we dat Gods wet ook slavenhandelaars’ veroordeelt. God wil het niet, dat mensen met geweld ontvoerd worden, als koopwaar worden behandeld, of als gijze¬laars vastgehouden. Het is een gruwel in zijn ogen wat onze eigen tijd op dit gebied laat zien: gijzelingen van onschuldi¬gen om een losgeld of een vrije aftocht af te dwingen, handel in vrouwen en meisjes om die dan ook nog in de prostitutie te laten werken, ontvoering van kinderen om een losgeld binnen te halen of om ze in te zetten als kindsoldaten, mensensmokkelaars die grof geld verdienen over de ruggen van wanhopige vluchtelingen heen en ze dan ook nog op wrakke bootjes de zee op sturen of willens en wetens laten verkommeren aan de gesloten grens…

Maar er is meer: reclame en propaganda die mensen op een oneerlijke manier inpakt, discriminatie in welke vorm dan ook die mede¬mensen berooft van hun eer en hun waar¬digheid, hun vrijheid of bestaanszekerheid. We zien dan ineens waar het God met dit gebod ten diepste om gaat. Het is maar niet het onaantastbaar recht op eigendom en privé-bezit waar alles om draait. Zo van: ik moet houden wat ik heb en iedereen moet van m’n spullen afblijven. Nee, het gaat God met dit gebod erom ons tegen elkaar te beschermen.Het gaat de Here om ménsen! Om ons leven, en om de bescherming van wat Hij ons geeft om dat leven moge¬lijk en leefbaar en mooi te maken.De Here geeft ons alle¬maal zijn gaven in bruikleen,om daar het goede mee te doen. Dief- stal, in welke vorm dan ook, komt meestal voort uit heb¬zucht of jaloersheid, verslaving aan geld en aan luxe, of uit ver¬slaving aan alcohol, drugs, gokken, of loterijen. Maar altijd is diefstal een aanslag op het bestaan van een ander of op de samenleving als geheel.

Maar onze God, hij beschermt dat bestaan van die ander en van mij. God wil ook een samenleving in stand houden en die leefbaar houden. Vandaar zijn gebod: niet jezelf toeëigenen waar je geen recht op heb, wat Ik aan die ander gegeven heb, of wat Ik gegeven heb met een ander doel.

2. De diepte van dit gebod

Die wordt zichtbaar in Gods eigen woord. We zeiden: het gaat maar niet om iets als een onaantastbaar recht op eigendom. Zelfs niet alleen om de ‘rechten van de mens’. Je bent met het 8e gebod ook niet klaar als je ervoor zorgt dat je op een eerlijke manier je geld verdient (b.v. door keihard te werken), als je netjes je belasting en je premies betaalt, als je met je vingers van de spullen van een ander afblijft en als je, zoals dat dan heet, ‘ieder het zijne geeft’. Het kan zelfs gebeuren dat met een beroep op het 8e gebod allerlei onrecht rustig blijft bestaan en wordt goedgepraat.Niet ste¬len, maar intussen wel op je eigen geld blijven zitten. niet stelen, maar zelf uitmaken wat je met je bezit doet. En het gebod niet stelen houd je voor aan wie minder heeft, om te voorkomen dat jou iets wordt afgepakt waar je ‘recht op hebt’.

Kijk, maar wat God ons juist leren wil is dat het maar heel betrekkelijk is: ‘eigen bezit’. En dat ik nergens ‘recht’ op heb. De Here zegt: u bent niet de echte eigenaar. U bent en u blijft niet meer dan beheerder, econoom. De Here zelf is de absolute Eigenaar, die aan ons mensen van alles en nog wat uitdeelt en in bruikleen geeft. Hij heeft de aarde en alles erop en eraan en erin aan ons gegeven om die voor Hem te beheren. Om te werken met zijn gaven tot Zijn eer. Daarom zijn we aan de Here als de Eigenaar ook verantwoording schuldig voor ons beheer of ons wanbeheer. Persoonlijk en ook samen.

Nou, en daarom kan zondag 42 ook hebzucht en verkwisting vormen van diefstal noemen. Je steelt van God als je alleen maar leeft en werkt en geniet voor jezelf. Als je niets of maar weinig over hebt voor de dienst van de Heer of voor hulp aan je naasten vlakbij en ver weg. Je bent ook een dief als je links en rechts je geld over de balk smijt en het uitgeeft aan dingen die je niet nodig hebt en eigenlijk helemaal niet betalen kunt. Als je allerlei luxe aanschaft zonder goed voor je gezin te zorgen, schulden maakt zonder eerst te bedenken of het echt nodig is en je wel kunt aflossen. Dan kan niemand zeggen: maar het is toch mijn geld, ik mag toch zelf weten wat ik er mee doe? Of: iedereen doet het toch? Nee, want we zijn ‘rentmeesters’, beheerders van Gods gaven. Van de gaven die altijd meteen opdrachten zijn: om God ermee te dienen, en om -antw.111- het welzijn van mijn naaste te bevorderen, waar ik dat maar mag en kan doen.
Kijk, daar hebt u de diepste motivatie voor dit gebod: het eigendomsrecht van God op heel ons leven. Van Hem zijn we afhankelijk. Van Hem komt alles wat we te beheren en te beste¬den hebben. En Hij geeft het aan ons om het te gebruiken: tot zijn eer en ten bate van onze medemensen. Als we dat niet beseffen en als we zo niet leven, dan is het dodelijk gevaar¬lijk om rijk, maar ook om arm te zijn. De Spreukendichter wist dat, vandaar zijn gebed (in hoofdstuk 30 staat dat – leest u het thuis maar na) om hem geen armoede én geen rijkdom te geven. Nee, want kun je dat wel aan? Brengt rijkdom een mens er niet zomaar toe God te vergeten? Waarom heb ik God nog nodig, als ik heb wat m’n hartje begeert, als ik er toch zelf voor heb gewerkt? En armoede kan een mens in uiterste wanhoop tot een dief maken: Ik pak maar waar ik recht op heb en wat ik niet krijg of ze me afpakken. Maar ook dat is zonde, en richt veel schade aan.

Daarom, HEER, zegt de dichter, voed me met het brood dat U me wilt toedelen. Geef me elke dag genoeg voor de uitvoering van mijn taak. Ja, en geef dat ik met die taak trouw bezig ben, en dat ik zo mogelijk en waar nodig wil delen en uitdelen. Opdat ook m’n broer en m’n zus, m’n medemens, genoeg heeft voor de taak die God aan hem of haar geeft. Opdat iedereen goed léven kan.

3. De positieve uitwerking als dit gebod wordt nage¬leefd.

Het hoogste doel van de Heer is niet dat we allemaal braven fatsoenlijke burgers worden die uit de handen van de politie blijven en bij de belastingdienst als eerlijk te boek staan. Dat is ook belangrijk, dat vraagt God ook van ons, maar Hij is daar nog niet tevreden mee. Het ideaal is niet een samenleving zonder inbraken en bankover¬vallen, met eerlijke zakenlui en zonder een zwart of een grijs circuit, hoe belangrijk en nodig het ook is daaraan te werken. Hoe terecht het ook is dat bestrijding van de criminaliteit en fraude en beheersing van uitgaven hoog op de agenda van de politiek staat.

Maar u begrijpt wel: het gaat onze God om meer. Zijn geboden willen de wortel van al dat kwaad aanpakken: onze zelfzucht en gelddorst, ons egoisme en ons aards-gericht-zijn. De Heer wil ons leven verlossen van de zonde én van alle ellende die van die zonde het gevolg is. Daarom lazen we in Spr. 28 steeds weer over het recht van de HEER dat erkend moet worden. Over het zoeken van de HEER waardoor je gaat inzien wat goed is en recht. Over vertrouwen op de HEER in¬plaats van hebzuchtig te zijn. Over tevredenheid inplaats van steeds maar meer en mooier te willen, koste wat dat ook kost. Dat kan alleen als ons hart veranderd wordt. Als we elke dag ons bekeren door de krachtige werking van Gods Heilige Geest.

Elke zondag vieren we het feest van onze redding uit de houdgreep van de zonde. De Heer Jezus betaalde ervoor om ons totale bestaan te verlossen. Hij werd straatarm om ons schatrijk te maken. Zelfs zo dat de erfgenaam mogen zijn van een compleet vernieuwde schepping. Dat we nu al mogen rekenen op de goede zorgen van onze Vader die ons geeft wat nodig is. Zouden we dan niet uit dankbaarheid leven voor Hem, met alles wat Hij zelf eerst aan ons gegeven heeft? Zouden we niet al onze schatten en gaven in zijn dienst besteden, en dus ook om elkaar en anderen ermee te helpen? Dan bloeit het leven op! Het leven in de gemeente waar de onderlinge liefde niet maar in woorden blijft steken maar in daden gestalte krijgt en ook in de cijfers zichtbaar wordt. En het werkt door in de wereld waar we wonen en werken, omdat gezegende mensen voor anderen tot zegen zijn!

AMEN

Zondag 40 Heid. Cat.: Liefde voor het leven dat God heeft gegeven (toerustingsdienst CGK – GKV)

Liturgie toerustingsdienst 29 januari 2017

Thema: Liefde voor het leven dat door God is gegeven

Welkom
Zingen: Ps. 139: 1,11 GK ‘HEER, U doorgrondt mij vanm omhoog’
Moment van stilte en gebed
Votum en groet
Zingen: Ps. 139: 6,7,9 GK ‘Ik loof het wonderbaar beleid’
Gebed
Schriftlezing:Spreuken 1: 1-19; 24: 10-22

Zingen: Ps. 1: 1,2,3 Levensliederen

1. Gelukkig is de man die niet bezwijkt
voor slecht advies dat veelbelovend lijkt.
Hij staat niet stil bij zondaars en hun zaken,
en zit niet waar ze God belachelijk maken.
Nee, hij geniet van wat de HEER hem leert:
zijn wet waaruit hij dag en nacht citeert.

2. Hij is te vergelijken met een boom,
geplant aan water dat aanhoudend stroomt:
een boom die op zijn tijd veel vrucht zal dragen,
zijn blad blijft groen, zelfs op de heetste dagen.
Hij groeit en bloeit, het gaat hem voor de wind,
de HEER is hem in alles goedgezind.

3. Hoe anders is de mens die zonde zaait.
Hij lijkt op kaf dat met de wind verwaait.
Het eerlijk oordeel zal hij niet verdragen
en bij rechtvaardigen zal hij vervagen.
Wie slecht is gaat op weg naar duisternis.
De HEER gaat mee met wie rechtvaardig is.

Verkondiging: zondag 40 H.C.

Zingen: Gz. 297: 1,2 LB ‘Toch overwint eens de genade’
Geloofsbelijdenis
Zingen: Gz. 259: 1,2 LB ‘Halleluja, lof zij het Lam’
Gebed
Collecte
zingen: Ps. 72: 1,4,6 LB ‘Geef, Heer, de koning uwe rechten’
Zegen
Amen: Ps. 72: 7 LB ‘Laat ons de grote naam bezingen’
——————————————————————————————————————-

Gemeente van onze Here Jezus Christus,

Als we de tekst van het zesde gebod en de uitleg van de catechismus naast elkaar leggen, dan vallen ons een paar dingen op. Aan de ene kant lijkt het wel of de catechismus dit gebod beperkt – in de vertaling van de NBV- tot “pleeg geen moord”. Als je dat strikt juridisch opvat, valt veel er niet onder: doodslag, dood door schuld…..
Ik denk dat we wel snappen dat het zo niet bedoeld is; dat het veel breder is bedoeld.
Letterlijk staat er zoiets als: je mag niet wederrechtelijk een ander doden – waarmee niet gezegd is dat een leger niet mag en de politie nooit mag schieten, want in de Bijbel staat ook dat de overheid “het zwaard voert” – waar nodig gezag kan afdwingen en het kwaad – b.v. van criminelen en terroristen – desnoods met geweld moet tegengaan.

Ja, en daar komt bij dat zondag 40 laat zien dat het zesde gebod veel verder gaat en veel dieper afsteekt dan elke wet van de overheid ook. God verbiedt niet alleen maar moord en doodslag, terreuracties en gewapende roofovervallen, huiselijk geweld enz. Ook veel wat daaraan voorafgaat, en nooit zover komt, veel ook wat minder erg lijkt en door geen politie of rechtbank ooit zal worden aangepakt, wordt door de hemelse Rechter wel beoordeeld én veroordeeld. “De naaste van zijn eer beroven”, zegt antw. 105, “hem haten en hem kwetsen”, het is in Gods ogen al doodslag! Een ander doden, dat kan dus ook gebeuren in je gedachten. Ook met woorden kun je een medemens beschadigen, hem zelfs verwonden voor het leven. En wat kunnen gebaren welsprekend zijn: een vinger naar het voorhoofd, je hoofd omdraaien, je schouders ophalen. En een blik kan doden! Hoe erg kan pesten en negeren en uitsluiten een mens verwonden en onderuit halen en zelfs ertoe brengen uit het leven te stappen.

In de ogen van de Heer zijn dat aanslagen op het leven. Op het leven dat meer is dan ademhalen alleen.God heeft het gegeven voor welzijn en geluk,liefde en gemeenschap. Juist daarom geeft Hij dit heilzame gebod, echt een gebod ten leven!

Liefde voor het leven dat door God is gegeven .
1. God verbiedt de aantasting van dat leven;
2. God gebiedt de bescherming van dat leven.

1.God verbiedt de aantasting van het leven dat Hij heeft gegeven.

Al in het eerste hoofdstuk van het boek Spreuken komen zonden tegen het zesde gebod ter sprake. De wijze leraar waarschuwt zijn leerling tegen de verleidingen van crimineel gedrag. Het is levensgevaarlijk: het kan mensenlevens kosten. Je speelt ook met je eigen leven. Misdaad loont inderdaad: het loon van de zonde is de dood. Je gaat er zelf aan te gronde, en je brengt schade toe aan medemensen en de samenleving.

Het is als het ware het tegenbeeld van wat in de eerste negen verzen werd gezegd. Uit alles merk je dat de Spreuken lessen vol levenswijsheid zijn. De nog onervaren leerling doet er verstandig aan die lessen ter harte te nemen. Het is wijs je te houden aan wat je van huis uit meekreeg aan opvoeding en onderwijs, en wat je op school hebt meegekregen, en van andere mensen. Met als basis en uitgangspunt het ontzag voor God de Schepper. Alleen dwazen verachten wijsheid en slaan goede raad in de wind.

Kijk, en dan gaan de volgende verzen over wat de leerling vooral niet moet doen. Wie wijs is, die kiest voor het leven! Zo spreekt in hoofdstuk 8 de Wijsheid ons persoonlijk toe: “Want wie mij vindt, vindt het leven en ontvangt de gunst van de HEER. Wie aan mij voorbijgaat, doet zichzelf veel kwaad; wij mij haat, bemint de dood”. (8: 35-36).
Ook andere spreuken wijzen de weg:”de lessen van de wijze zijn een bron van leven, ze laten je ontkomen aan de strikken van de dood” (13,14).

In het begin van de bijbel ontdekken we al hoe dodelijk en verwoestend de zonde inwerkt op de verhoudingen onder de mensen. Als liefde tot God plaats maakt voor haat en vijandschap, dan komt ook het leven en het welzijn van de mens in gevaar. Denk maar aan Kaïn en zijn haat tegen zijn broer Abel. Zijn afgunst leidde tot broedermoord. En Kain zelf, hij werd verteerd en opgejaagd door onrust en angst. Hij had geen leven meer! Ja, want : “wie rechtvaardig is vindt het leven, wie uit is op het kwaad, de dood” (Spr. 11,19).

Nou, daartegen waarschuwt de leraar zijn leerling, als een vader zijn zoon. Blijkbaar was ook al in zijn tijd het gevaar levensgroot, dat jonge mensen zich lieten meetrekken op het pad van de misdaad, gelokt door toekomstdromen van snel en gemakkelijk rijk te zijn, een avontuurlijk leven te hebben, en iets voor te stellen in het leven. Als je meedoet, zeiden ze tegen zo’n goedgelovige jongere, dan deel je in de winst. Zonder te werken kun je een luxe leventje leiden. En ja, daar worden anderen dan wel minder van, maar is het niet ongelijk verdeeld in de wereld? Bovendien moet iedereen maar zorgen voor zich¬zelf, zo zit de wereld nou eenmaal in elkaar. Kain zei het al: ik hoef toch niet op m’n broer te passen. Daar kun je niet aan beginnen. Iedereen let maar op zichzelf.

Maar de wijsheid zegt: pas op, geen stap met ze meegaan. Blijf ver uit de buurt. Je tast zo namelijk het leven aan dat die ander ook van God heeft gekregen. Ja, en ook – en dat staat hier voorop, als Bijbelse levenswijsheid – je zou zo ook je eigen leven kapotmaken! Misdadig gedrag maakt meer kapot dan je lief is: het ondermijnt je gezondheid, het slaat huwelijken en gezinnen uit elkaar, het brengt je misschien wel voor jaren in de gevangenis, het maakt een maat¬schappelijke loopbaan voorgoed onmogelijk, je moet verder met een strafblad….. Wat een ellende!

Misschien denkt u wel: maar is dat nou zo’n groot gevaar voor ons, en voor jullie? Vergeet u niet dat we in een wereld leven en dat jullie in een wereld opgroeien, waar dit soort dingen schering en inslag zijn. Velen zijn in de criminaliteit beland, soms al heel jong, door allerlei oorzaken. Dat kunnen problemen thuis zijn, of verveling, verkeerde vrienden, drugs of alcohol, gokken. Het kan zo’n macht over je krijgen, dat uiteindelijk zelfs een mensenleven niet meer telt. Terwijl er zo heel velen zijn van wie het leven voorgoed verwoest is. Ze zijn voor het leven lichamelijk verminkt of geestelijk beschadigd. Ze hebben een dodelijke ziekte opgelopen waar geen kruid tegen gewassen is. Of ze zitten in de vicieuze cirkel van de ene misdaad op de andere, en ze zien geen kans die cirkel nog te doorbreken. Je moet nou eenmaal je schulden betalen, of drugs kopen, of liquidatie zien te voorkomen Je zult nou eindelijk toch wel eens winnen met gokken en in één klap boven jan zijn!

Gemeente, wat we noemden is nog maar één stukje van het onoverzienbare terrein dat het zesde gebod beslaat. Zeker in onze tijd stuit je steeds weer op moeilijke vragen van leven en dood. Mensen kunnen ook elkaars leven en hun eigen leven beschadigen en zelfs een eind aan dat leven maken,uit edeler motieven dan haat of wraak, geldzucht of machtswellust. Maar bij dat alles moet voor elk mens voorop staan dat dit gebod komt van de God van het leven! Van Hem die de mens het leven en de adem en alle dingen geeft.Die daarom recht op ons heeft. Ja, het is God die mij een bestaan geeft, de levensadem, een plekje op deze aarde, maar die dat ook doet voor mijn buurman, mijn collega, m’n klasgenoten, voor die mensen in dat andere land,voor die ander die me niet zo ligt en me steeds dwarszit. Die ook die gehandicapte op de aarde zette en een plekje gunt. Die het leven van het nog niet geboren kind schiep en draagt.

Kijk, en daarom heb ik niet het recht de levensadem van de ander af te snijden, en ook niet om m’n medemens het leven zuur of onmogelijk te maken. God liefhebben boven alles, dat houdt ook in dat we God erkennen als de Gever van alle leven en de Beschikker over het leven. En omdat we Hem liefhebben, hebben we ook het leven lief. Hebben we de naaste lief als onszelf. Gunnen we hem of haar dat plekje naast ons, en dat graag en uit liefde. We beseffen dan ook dat diezelfde God van wie alle leven komt, ook als enige het einde van dat leven kan bepalen. Dat onze tijden, en die van elk mens, in zijn hand zijn. Dat recht mag niemand in eigen hand nemen, tenzij God onder bepaalde omstandigheden een mens het recht geeft aan het leven van een ander mens een einde te maken. Denk maar weer aan dat zwaard van de overheid om het kwaad te bestraffen en een halt toe te roepen. Om zo de goeden te beschermen, door recht en orde te handhaven, en het land te verdedigen.

Daarbuiten om geldt: handen thuis. We zullen het leven respecteren als een geschenk van God, en er daarom zuinig op zijn. Ja, en dat ook – hoe moeilijk dat ook is en hoe veel tegenspraak dat vandaag ook oproept – als dat leven gehavend is en kwetsbaar, of leven dat in mensenogen niet meer ‘mens¬waardig’ of niet meer ‘leefbaar’ is. We zagen al dat respect opbrengen voor het leven omdat het door God gegeven is, verder strekt dan een verbod op moordaanslagen en roofovervallen, het plaatsen van bommen tegen onschuldigen of het slaan in drift. We kunnen ook denken aan ons gedrag in het verkeer, aan veiligheidseisen op het werk, aan de strijd voor een schoner en leefbaarder milieu, aan het voorkomen van allerlei verslaving, aan de inspanningen om ziekten op te sporen en te bestrijden, aan bevordering van gezonde voeding, en ook
aan zorg voor wie ongewenst zwanger is geraakt zodat abortus hopelijk voorkomen wordt, aan zorg voor mensen in de laatste levensfase zodat de euthanasievraag minder snel wordt gesteld, aan aandacht voor wie het moeilijk hebben op school of werk….

Natuurlijk kunnen we dan niet al die ingewikkelde problemen op een hoop vegen en ze met een of een paar Bijbelteksten voor onszelf en voor anderen oplossen.Er zijn veel moeilijke vragen en heel schrijnende situaties. Daar moeten we oog voor hebben.
Maar het uitgangspunt moet wel zijn dat het leven van God komt en dat wij het daarom niet eigenmachtig mogen aantasten. We geloven toch dat we niet voor onszelf leven, maar voor Hem? Dat we daarom ook niet buiten Hem om sterven, maar pas dan als Hij in zijn wijsheid en op zijn tijd onze adem terugneemt?

Ja, ook dit is een heilzaam gebod. We worden erdoor beschermd tegen elkaar. We zijn mensen die vol zelfzucht en wrok kunnen zitten, die in woede kunnen uitbarsten. We hebben vaak zo onze eigen ideeën over wat goed en nuttig is voor de ander en voor onszelf. David heeft eens gezegd: laat me maar liever in de handen van God vallen dan in die van de mensen, en hij had gelijk. Alleen bij de God van het leven is ons leven veilig. Die God laat ons de wacht betrekken bij ons eigen leven en dat van onze medemensen. Hij roept ons een halt toe waar wij met onze handen, of met onze woorden of onze gedachten, onze naasten schade zouden aandoen. De Heer houdt ons er ook van terug ons eigen leven in de waagschaal te stellen. Hij zegt: uw leven is kostbaar in mijn ogen, en daarom zult u en zal jij daar zuinig op zijn. Dat leven, maaksel van Gods eigen handen, mag niemand eigenmachtig stukmaken of lelijk maken. De Here zegt: u bent van Mij, en uw medemens ook. Leef dan voor Mij, en laat leven!

2. De God van het leven gebiedt bescherming van dat leven.

We hebben gezien dat door het zesde gebod van alles en nog wat ons wordt verboden. We mogen niet een ander van het leven beroven. We mogen ook niet onze medemens beschadigen of hem het leven onmogelijk maken. God stoot dieper door dan welk wetboek van strafrecht ook. Boze woorden vol haat, dodende blikken, gedachten vol wrok of gemene plannen om een ander onderuit te halen, ze zijn in Gods ogen net zo erg als de uiteindelijke daad van moord en doodslag. Zover komt het misschien nooit, maar God zegt: in uw hart hebt u al doodslag gepleegd. De Heer pakt de zaak bij de wortel aan: u zult niet haatdragend zijn tegenover uw broeder, uw zuster, uw naaste.

Maar nu moeten we nog een stap verder gaan. Onze God is namelijk niet tevreden als we al die slechte dingen nalaten. Het is niet genoeg, zegt antwoord 107, als we naaste, zoals gezegd, niet doden. Er zullen veel mensen zijn – gelukkig is dat de overgrote meerderheid – die nooit van hun leven iemand zullen doodslaan of vermoorden. Veel jongeren en ouderen zijn voorzichtig en correct in het verkeer. De onderwereld is voor miljoenen een onbekende wereld. En genoeg mensen proberen zoveel mogelijk met iedereen om hen heen in vrede te leven.

Toch zijn we dan nog niet klaar met het zesde gebod. Zeg maar: de handen thuishouden en van andermans leven afblijven, dat is éen, maar de handen uitsteken om die ander te hulp te schieten, om zijn leven te beschermen, dat is twee. Het is juist dat waarover het gaat in Spreuken 24, met name in vers 11 en 12. In de vorige vertaling staat daar dit: “Redt hen die ten dode gegrepen zijn, wendt u niet af van hen die ter slachting wankelen”. Iets anders gezegd: Redt hen die worden weggesleept naar de dood toe, houdt toch tegen hen die overhellen in de richting van de dood. Het is niet duidelijk waaraan we precies moeten denken. Er is een uitleg die het laat slaan op mensen die ten onrechte ter dood veroordeeld zijn, en op weg zijn naar de plaats van de terechtstelling. De NBV zit op die lijn: “Bevrijd hen die ter dood veroordeeld zijn”.
Als iemand dan iets zou weten om hun onschuld aan te tonen en hen alsnog te redden, dan mag hij dat niet voor zich houden. Wie dan later doet of hij van niets wist, die krijgt te maken met de Here die dwars door alles heenkijkt en die je geen smoesjes verkopen kan. Ik moest denken aan de bezettingstijd toen vele Joden en anderen werden weggesleept naar de vernietiging. Wie daar willens en wetens aan mee hebben gewerkt of niets deden om het te voorkomen, die kunnen nooit tegen de Here zeggen “dat ze het niet geweten hebben”. En laadt ook vandaag de wereld niet schuld op zich waar om allerlei redenen bloedvergieten niet wordt ge¬stopt en onderdrukking op haar beloop wordt gelaten, in Syrië. En wat doen we er met elkaar aan om vreemdelingenhaat en racistisch geweld te stop¬pen en onschuldigen te beschermen? Om levens te redden?

Maar het is hier in Spreuken 24 algemener geformuleerd en het kan worden toegepast op heel uiteenlopende situaties: alles doen om levens te redden, om mensen weg te halen en af te houden van een weg die naar de dood leidt. Om – zoals de catechismus het zegt – schade die de naaste kan treffen zoveel mogelijk te voorkomen, en zelfs onze vijanden goed te doen. Om ook naast die mensen te staan die we niet zo zien zitten, met wie we het totaal niet eens kunnen zijn, of die hun ellende te wijten hebben aan hun eigen leefwijze. Heb uw naaste lief, dat is: zoek voor die ander wat goed is, kom op voor z’n leven.

Als u ziet dat een kind aan de waterkant speelt en dreigt te verdrinken, dan grijpt u toch in? Als iemand onder een auto dreigt te komen, dan sleurt u hem toch bij dat gevaar weg? Je probeert te redden om ongelukken te voorkomen. Het gaat om mensenlevens, en elk mensenleven is kostbaar! Toch is de neiging altijd groot, zeker in een tijd van individualisme en ik-gerichtheid, om met een boog om de ellende en de ellendigen heen te lopen. Om te leven vanuit het; ben ik mijns broeders hoeder, of -wat eleganter en moderner- ieder heeft toch recht op z’n eigen leven, en: dat is haar probleem. Of: daar zijn de hulpverleners toch voor, en de overheid is daar toch verantwoordelijk voor. Maar zo kunnen we mee schuldig worden aan de ondergang, zelfs de dood, van een ander,al is die ander misschien zelf de hoofdschuldige. En het is geen excuus: ik wist het niet.Redt hen,raadt de wijsheid ons aan,die ten dode wankelen.Trek hen weg van een dodelijke weg, voor het te laat is. En we zullen zoeken naar mogelijk¬heden om lijden te verlichten en zorg te verlenen tot het uiterste. We zullen ook omzien naar elkaar en ervoor waken dat niemand vereenzaamt of verbitterd raakt. We draaien niet ons hoofd om maar we steken onze handen uit, als we zien dat iemand in nood is en onze hulp nodig heeft.

Ten dode gegrepenen, wankelenden ter slachting, onze samenleving is er vol van. Ze zijn er ook in de kerk. Wat een zegen als er dan mensen naast staan met liefdevolle harten en zorgzame handen. Wat een zegen vooral dat de God van het leven de
uitweg wijst uit nood en dood. Dat Christus leeft die zegt: Komt allen tot Mij die vermoeid en belast zijt en Ik zal u echt en voor altijd rust geven. Wie bij Hem schuilt, die vindt veiligheid, zelfs door de dood heen. Dan is je leven geborgen, met Christus, in God. Wat een evangelie, voor een doodzieke wereld! Heer, erbarm u toch over allen!

amen

Zondag 39 Heid.Cat. (5e gebod): Goed voorbeeld doet goed volgen!

liturgie toerustingsdienst zondagmiddag 8 januari 2017

welkom
zingen: Gz. 165 GK ‘Machtig God, sterke Rots’
we worden stil voor God
votum en groet
zingen: Ps. 127: 1-4 ‘Wanneer de HEER het huis niet bouwt’
gebed
Schriftlezing: Matt. 19
zingen: Gz. 45: 1,2 GK ‘Laat de kind’ren tot Mij komen’
dia 1
verkondiging zondag 39 ‘Goed voorbeeld doet goed volgen’
zingen: Ps. 71: 9,10 GK ‘Uw grote daden zal ik prijzen
geloofsbelijdenis
zingen: Ps. 71: 11,13 GK ‘Ten hemel reikt voor ieders ogen
gebed
collecte
slotzang: Gz. 442: 1-4 LB ‘Jezus, ga ons voor’
zegen
amen: Gz. 456: 3 LB ‘Amen, amen, amen
—————————————————————————————————————–
Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 2
Goed voorbeeld doet goed volgen.
Waarbij het vooral gaat vanmiddag over vooroplopen en volgen, leiding geven
en je laten leiden, en dan speciaal met het oog op ouders en kinderen, maar ook in het algemeen ouderen en jongeren, over opvoeding en over je eigen weg zoeken.
In dat kader staat natuurlijk ook dat vijfde van de tien grondregels van Gods rijk waar van kinderen gevraagd wordt ouders te respecteren maar ook in meekomt dat je als ouders en anderen met een leidinggevende taak dat je ook respect afdwingt en dat je niet alleen opvoedt met strenge of slappe woorden maar zelf het goede voorbeeld geeft , dat je niet irriteert maar inspireert, dat je de weg wijst en zelf die weg ook gaat.
Heel actueel, b.v. terugkijkend op al die ongeregeldheden rond oud en nieuw, wat veel discussie losmaakt over hoe je dat aanpakt, met terecht veel nadruk daarop dat het thuis beging, bij de opvoeding, maar dat ouders dan wel het goede voorbeeld moeten geven, als het gaat over drank b.v., omgaan met vuurwerk, respect hebben voor politie en hulpverleners – want slecht voorbeeld doet heel vaak slecht volgen.
dia 3
Je vader en moeder eren, dan denk je als kind, als jongere, kort door de bocht aan gehoorzamen – en ook wel terecht: doen wat je ouders zeggen, respect voor ze opbrengen, niet altijd dwars zijn als een deur, en geen grote mond als je iets niet aanstaat, en vooral: goede raad niet in de wind slaan en denken dat je alles beter weet – wat je kunt doortrekken naar docenten, de chef op het werk, naar die politie of die hulpverleners op straat – want God wil geen chaos maar vrede..

Zomaar komen dan dwarse gedachten naar boven of we noemen zoveel situaties die moeilijk zijn – thuis, op school – of er komt na zoveel jaar op eigen benen veel van vroeger naar boven, dat zo mooi niet was, of we worden keihard geconfronteerd met gebrokenheid – in je eigen huwelijk of dat van je ouders – in relaties: die moeizame verhouding of zelfs breuk met vader en moeder, broer of zus, zoon of dochter.
Hoe kun je nog: respect, geduld….?? en wat als de overheid het zelf laat afweten, als ‘de politiek’ niet luistert naar de burgers, als die agent je onterecht staande houdt?

Goed voorbeeld doet goed volgen.
Een uitdrukking die ook vragen oproept. Want moet je als kind klakkeloos je ouders volgen? Lopen in het platgetreden paadje van de vorige generatie of generaties?
En geven wij als ouders en ouderen niet ook veel slechte voorbeelden aan jullie jongeren…..waarvan de bijbel zelf zegt: doe hun dat niet na en breek met die verkeerde gewoonte..!? Soms misbruiken ouders zelfs hun positie en hun macht …..en zelfs hun eigen kind…..en hoe kun je dan ooit nog die ouders respecteren?
De afbeelding op de beamer gaat over niet mensen volgen – ouders, leiders, voorgangers in de kerk – maar over Jezus volgen en in zijn voetstappen willen lopen.
Samen zijn we op stap, u als ouder of oudere, jullie als kind of jongere -achter Jezus.
dia 4
Geen makkelijke weg. Daar komen we wel achter. Maar wel de weg waarop je goed uitkomt. De moeite waard om ervoor te kiezen. Goed voorbeeld doet goed volgen!

dia 5 Goed voorbeeld doet goed volgen:
1. waar gaat dat heen?
2. hoe kom ik daar ooit?
3. het is echt de moeite waard!
dia 6 1. Waar gaat dat heen?

In het hoofdstuk dat we samen hebben gelezen – Matt. 19 –
komen we ook het vijfde gebod tegen: eer je vader en je moeder.
Dat is als die jongere bij Jezus komt met zijn serieuze vraag:
wat voor goeds moet ik allemaal doen om het eeuwige leven te krijgen?
Jezus zegt dan eigenlijk dat hij Hem naar de bekende weg vraagt:
als je het eeuwige leven wilt binnengaan, moet je je houden aan Gods geboden,
en een van die met name genoemde geboden is dat over het eren van je ouders.

Nou laat ik even die jongen en zijn vraag voor wat die zijn….en ook dat we niet de hemel kunnen verdienen door b.v. je ouders te gehoorzamen.Waar het me nu om gaat is dat de Heer duidelijk aangeeft waar Gods geboden goed voor zijn – dat je eraan houden goed voor je is. Zoals Mozes al zo vaak had mogen zeggen: God wil dat het goed met jullie gaat.En juist met dat vijfde gebod de belofte meekomt van lang en gelukkig leven in het land dat God zijn volk geeft – wij mogen dat zien doorlopen via de Here Christus naar eeuwig leven op een nieuwe aarde: wil je gelukkig worden, doe dan wat God wil. Daarmee hebben we meteen de rode draad te pakken die door heel dat hoofdstuk Matt. 19 heenloopt. Op het eerste gezicht zijn het los van elkaar staande verhalen en uitspraken. Kijk je er wat langer naar, dan zie je de samenhang: het hemelse rijk van God waar de Here Jezus ons samen brengen wil en waar Hij met ons naar op weg is.

Ik loop nog even met zevenmijlslaarzen dit hoofdstuk door met die draad in handen.
Het eerste best moeilijke stuk onderwijs van Jezus over huwelijk en echtscheiding
loopt erop uit en heeft die blikrichting: wie zichzelf heeft leren verloochenen en bereid is af te zien van eigen ambities en bevrediging van eigen verlangens,en het ervoor over heeft desnoods in eigen vlees te snijden, te vechten voor je huwelijk,vanwege de toekomst in het koninkrijk dat eraan komt – die verliest niet maar wint.

God heeft vanaf het begin het huwelijk gegeven en het gezin bedoeld om ons te helpen onderweg tijdens de lange reis door dit leven naar zijn rijk. En dus wil de Here dat je als je getrouwd bent, juist daar elkaar bij ondersteunt. In het huwelijksformulier staat heel mooi dat getrouwden elkaar zullen helpen op weg naar het eeuwige leven. Je hebt getekend voor een spannende en ook schitterende huwelijksreis!
En samen op weg naar die toekomst, laat je elkaar niet zomaar vallen!
Voor deze reis geldt toch wel heel sterk: samen uit samen thuis….met je Heer.

Vaders en moeders, daarvoor kreeg u ook kinderen, en de taak ze op te voeden.
Dat hadden die vaders en moeders die met hun peuters en kleuters bij Jezus kwamen, heel goed begrepen: ze wilden dat Hij hun zou zegenen en voor hen zou bidden. Natuurlijk wil je graag dat je zoon of dochter goed terecht komt later,dat je kinderen straks op eigen benen kunnen staan en goed hun brood hebben. Daar heb je veel voor over. Dat mag ook best het nodige geld kosten. Daar heb je misschien veel zorgen over en slapeloze nachten: komt dat wel goed? Maar als het hoogste ideaal is hier op aarde een goed bestaan: huisje, gezinnetje, autootje- en als jullie daar vooral op uit zijn: een goeie baan, flink geld verdienen, een mooi huis – en ja, aan het eind wel in de hemel komen natuurlijk, gaat het net als met die rijke jongen. Jezus zag hem met tranen in zijn ogen gaan: hij kon niet mee, hij had teveel bagage.
dia 7
Goed voorbeeld doet goed volgen, heb ik als thema boven de preek gezet.
Dat goede voorbeeld mogen jullie verwachten van vader, van moeder, en ook
van je opa en oma als je die nog hebt, en van de andere volwassenen in de kerk.
Je kinderen bij Jezus brengen, dat doe je niet alleen door over Hem te vertellen
en je kinderen mee te nemen naar de kerk en ze naar cat. en vereniging te sturen..
het allemaal goed en belangrijk en het kan helpen om de weg te vinden achter Jezus aan. Maar laten zien dat je zelf op die weg wilt lopen, en dat je daar alles voor over hebt. Dat je daar samen voor gekozen hebt als man en vrouw, vader en moeder,
en dat je er alles aan doet om met hulp van de Heer elkaar en de kinderen erbij te helpen. Dat je als vader, als moeder, de Here liefhebt en ook omkijkt naar mede-gelovigen. Dat niet het hoogste doel in het leven is werken, geld en bezit, vakantie, uitgaan…maar bezig zijn in dienst van de Here en dienend naar andere mensen toe.
Dat je daar ook waar nodig offers voor over hebt: je wilt toch met je Heer mee?
Dat je de kerk van de Here een warm hart toe draagt en je inzet in de gemeente….
dat je ook de vragen van je kinderen serieus neemt en de tijd neemt om te praten…
en niet je er van af maakt met dooddoeners: dat hoort gewoon niet, ik wil het niet, punt uit..dat je positief in het leven staat in plaats vooral veel kritiek te spuien of uit te stralen, b.v. naar de overheid of naar mensen die anders zijn, of naar wat gebeurt in de kerk – je kind voelt feilloos aan als jijzelf het allemaal niks vindt en dat uitstraalt.

Ik hoorde eens iemand zeggen dat je als ouders als het goed is het niet maar alleen te vertellen hebt thuis – denk erom dat je doet wat ik zeg! – maar vooral je kinderen veel te vertellen hebt, over de Heer, over wat Hij doet en wil. Zeg maar: dat je als kinderen ervaart dat je samen als gezin op reis bent – achter je Heer Jezus aan, en naar die prachtige toekomst straks op een nieuwe aarde. En dat je of je nu oud of jong bent, vader of moeder, zoon of dochter, het geen dag alleen redt en geen dag zonder de hulp van God kunt. Daar samen om bidden, heel direkt en in gewone woorden, bindt samen, maakt een indruk die je als kind nooit vergeet: vader, moeder, geloofde heel echt, had ook zijn fouten, haar zwakke punten,maar je merkte aan alles dat ze het meenden en dat ze er voor gingen…..

Goed voorbeeld doet goed volgen – wat voor voorbeeld geven wij, waar leven wij voor – en wat geven we door? – en hoe kunnen we jullie helpen op jullie weg?
Die weg niet als het platgetreden paadje vanje ouders of de ouderen, maar die weg die je zelf mag zoeken, als het kan samen met je ouders en anderen om je heen,
hopelijk niet alleen maar met je Vader in de hemel, en naar het voorbeeld van Jezus.

dia 8 2. maar hoe kom ik daar ooit?

Het klinkt misschien allemaal heel mooi en ideaal – zo zou het moeten.
U zegt misschien bij uzelf: hij heeft makkelijk praten, hij moest eens weten.
Jullie denken misschien wel: maar mijn ouders dan….bij ons thuis gaat dat zo niet…
Zelf weet ik trouwens ook best hoeveel haken en ogen en tegenkrachten er zijn.

Nou, Jezus’ eigen eerste leerlingen komen er rondweg voor uit: maar beste Meester, als God zo de puntjes op de i zet, dan wordt het toch niks! Neem die puntjes op de i van het huwelijk en van het zevende gebod. In die tijd kende het huwelijk ook al de uitlaatklep van de echtscheiding: al in de wetgeving van Mozes werd geregeld dat je officieel een scheiding kon regelen – en dat functioneerde in die tijd waarin vaak de familie je huwelijk regelde als een stok achter de deur – met name voor de vrouw – om extra haar best te doen om de liefde van haar man te verdienen – anders kon hij je op straat zetten en je terugsturen naar je eigen familie – je was alles kwijt en haalde ook schande over je. Terwijl de man van zijn kant niet zomaar z’n vrouw kon wegsturen: hij moest er eerst goed over nadenken en goede redenen kunnen opschrijven.

Maar als de Heer Jezus hierover aan de tand wordt gevoeld – met de bedoeling Hem te kunnen beschuldigen van ingaan tegen de wet van Mozes – grijpt de Heiland terug naar het begin: God die man en vrouw schiep en die het huwelijk instelde als een band voor het leven – die de mens niet mag doorsnijden: liefde is opdracht en trouw moet blijken. Dat het vaak anders gaat: daar mag je nooit je bij neerleggen. dat is vanwege de zonde. Net zo goed dat allerlei scheefgegroeide verhoudingen en kapotte gezinnen nooit als bijna normaal maar geaccepteerd kunnen worden: zo is het niet bedoeld.

Nou, dan kun je de reactie je voorstellen van Jezus’ eigen discipelen – die ook uit gezinnen kwamen en van wie de meesten zelf getrouwd waren… en die ook hun ogen niet in hun zak hadden en wisten van heel wat gebrokenheid: nou, dan kan een mens maar beter niet trouwen, stel je voor dat het fout gaat en dat je je leven lang opgezadeld zit met een heleboel ellende en ruzie thuis, dat je erachter komt dat die vrouw of die man toch niet de ware voor je is….. als je iemand anders ontmoet met wie je pas echt gelukkig zou kunnen zijn… Is dan het huwelijk niet een veel te grote stap en een levenslang keurslijf? Nou, en neem het krijgen en opvoeden van kinderen….als kinderen van God. Wat een verantwoordelijkheid, zeker in deze tijd met zoveel dat op jongeren afkomt en trouwens ook op ouders en ouderen: wie durft het nog aan? Laat staan dat wij als ouders, als volwassenen, voorbeeld-ig zouden moeten zijn, dat in wat wij zeggen en vooral doen en laten iets van God te merken valt: wat komt daarvan terecht, staan we niet vaak de kinderen in de weg? Hoe kunnen we als generaties met alle verschillen toch samen op weg blijven? dia 9

Maar het is nog breder: hoe kom ik zelf, en hoe komt u en kom jij, in Gods rijk?
Wie herkent zichzelf niet in die serieuze vrome jongen die echt dacht dat hij Gods wil deed en die zelfs nog een stap harder wilde lopen: wat moet ik nog meer doen om er te komen – maar die toen het erop aan kwam, de laatste beslissende keus niet durfde maken: hij ging maar weer, als dit er allemaal aan vast zat: loslaten waar hij aan vast zat…..En dan de Heiland, met pijn in zijn hart: hoe moeilijk voor een rijke Mij te volgen – op die weg die juist de weg is van loslaten, nee tegen jezelf zeggen, een kruis dragen. Zeg nou zelf: voelt u niet met die jongen mee? alles opgeven voor Hem, wil ik dat wel? En jij dan? Stel dat de Heer tegen je zei: je mag met me mee, graag zelfs – maar dan kunnen al die spullen niet mee, en dan mag je wel afvragen of die vrienden je niet in de weg staan, of je niet wel erg veel tijd in je werk stopt ten kosten van je gezin en je sociale contacten, of je niet wel erg veel geeft om geld…
wat zou je dan zeggen….en vooral doen? Wie durft dat Voorbeeld – Jezus – volgen?

Weer die leerlingen van Jezus die het haarscherp aanvoelden: wie redt het dan ooit? En Jezus stelt ze niet gerust door zijn eisen af te zwakken: nou ja, zo zwaar is het ook niet, ik chargeer natuurlijk, en in de praktijk valt het allemaal best wel een beetje mee….. nee: Hij zegt zonder er doekjes voor het bloeden om te winden: dit redt geen mens. Waar die jongeman net achter was gekomen en een voorbeeld voor was: vanaf dat ik een kleine jongen was heb ik altijd goed en vroom geleefd –
maar toen het echt op gehoorzaam volgen en Gods wil doen aankwam, bleef hij nergens. Dat is met u en jou niks beter: als het gaat om de opvoeding, om voorhouden en voorleven. als het gaat over je ouders respecteren en ter harte nemen wat ze zeggen, als zelfs met de beste bedoelingen het maar niet lukt thuis en in de klas, als je het wat je ook probeert maar niet goed krijgt met vader of moeder of in de familie, als de werksfeer zo is verziekt dat met al je inzet het steeds weer op een conflict uitdraait, dat het maar niet lukt met die moeilijke buren: Heer, we redden het niet, wie kan ooit voldoen aan uw eis en eer? dat is mens-onmogelijk!

Gelukkig dat de Heer dat allemaal weet. Gelukkig dat we het niet alleen hoeven te doen. Dat wat bij mensen en voor ons onmogelijk is, toch mogelijk kan worden door Gods kracht. Dat God zijn eigen Zoon ervoor op het spel zette, Hij die altijd en in alles Vaders wil deed. Die mensen bereid maakt om zich te geven aan Vaders dienst. Zijn voorbeeld te volgen!

dia 10 3. Dat is echt de moeite waard!

Jezus bemoedigt zijn leerlingen die veel voor Hem over hadden en hadden opgegeven. Hij stelt iedereen die in Hem gelooft en Hem wil volgen, meer dan wie of wat ook maar – een rijke toekomst in het vooruitzicht: nu al een voorproefjen op het goede leven zoals het bedoeld is – Otisch: lang leven in het beloofde land dat God gaf aan zijn volk, en voor ons dat we zegen ervaren en tot zegen mogen zijn, en dat we straks op een nieuwe aarde met Jezus mogen regeren,en tot bloei mogen komen.

Dat vraagt wel vertrouwen in Hem en in wat Hij belooft – want een mens is geneigd te reageren met:hier weet je wat je krijgt en wat het zal worden moet je maar afwachten, ik speel liever op safe – dat was die jongeman met al zijn geloof maar vooral: met al zijn bezit en zekerheden vlakbij. Maar de Heer verzekert ons ervan, en het garantiebewijs is getekend met zijn eigen bloed: ga nou maar met Mij mee, en neem je kinderen vooral ook mee – jullie willen toch wel? – en reken er maar op dat het fantastisch wordt: zonder ook maar één scheurtje of wanklank.

Het vijfde gebod – dat vooral is: vader en moeder volgen achter de Here Jezus aan – lokt aan met een grootse belofte: lang leven (eeuwig leven zelfs) samen, samen met God. De moeite waard toch om erom te bidden, en met Gods hulp aan te werken? Samen?!

amen