Lucas 22: 24-26: Wees maar blij met die blauwe envelop! (themadienst met nagesprek)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

dia 1

Dat klinkt raar natuurlijk: wees maar blij met die blauwe envelop – dat ben ik ook niet.

Het is – zeker voor wie niet in loondienst is – elk jaar weer een hele klus: de aangifte. En dan is het wachten op de definitieve aanslag: soms valt het mee, en soms tegen.

We weten natuurlijk dat de overheid geld nodig heeft, ook in ons eigen belang, en dat ook nog in de bijbel staat dat je aan de keizer – de overheid – moet geven waar die recht op heeft (de Heer Jezus zei dat) en dat als de overheid belasting vraagt aan de burgers, wij moeten betalen (Paulus in Rom.13). Niet uit angst,  maar uit principe.

Maar toch, die blauwe enveloppen zijn niet populair want we willen allemaal graag zelf bepalen waar we ons geld aan uitgeven en dat liefst ook nog voor eigen doelen.

Stel je voor: je woont in een land waar niemand een cent belasting hoeft te betalen. Dat klinkt natuurlijk geweldig; als je dat op straat aan de mensen zou vragen, zullen veel mensen daar weinig tegen hebben, al zullen er ook meteen tegenargumenten komen van: dat kan natuurlijk niet, en wie zal dan voor al die voorzieningen betalen? Maar toch: stel dat het wel zou kunnen, dat het geld dat nodig is er op een andere manier komt, zonder dat wij elk jaar aangifte moeten doen, en zonder dat het ons geld kost, ik denk dat de meeste mensen daar geen enkel bezwaar tegen hebben,

Er zijn landen waar het echt zo werkt, waar de inwoners geen belasting betalen. Voorbeelden zijn Saudi-Arabië en de oliestaten in de Golf zoals Dubai en Qatar. De schatrijke sjeiks die aan de touwtjes trekken verdienen miljarden door de olie en houden daarmee de hele samenleving gaande, en zorgen voor niet alleen de hoogste wolkenkrabbers ter wereld maar ook voor peperdure voorzieningen waar de inwoners vaak gratis gebruik van kunnen maken – mooier kan toch niet?

dia 2

Ja maar, het heeft wel degelijk schaduwkanten als je achter die buitenkant kijkt. Want dit soort landen zijn bijna altijd halve of hele dictaturen waar wie betaalt ook alles bepaalt – zonder oppositie die opkomt voor de belastingbetalers want die belastingbetalers zijn er niet en de machthebbers kopen de gunst van het volk. Ik las over een van die belastingparadijzen, Qatar:  “Technisch gesproken is Qatar inderdaad een dictatuur. De emir en zijn zeer uitgebreide familie (20.000 leden) hebben het voor het zeggen. Maar voor volksopstanden hoeft de emir voorlopig niet te vrezen. De emir is razend populair. Hij deelt de olieopbrengsten in hoge mate met zijn volk. De gemiddelde Qatari heeft het veel te goed om de straat op te gaan. En de werkers uit landen als India en Nepal zijn voor het lot van hun gezin veel te afhankelijk van de inkomsten om iets in het hoofd te halen. De regels zijn duidelijk: één overtreding en je vliegt er voorgoed uit.”  Je hoort dezelfde dingen over b.v. Saudi-Arabië en de Ver. Arabische Emiraten.

dia 3

Met dat stukje informatie in ons achterhoofd gaan we beter begrijpen wat Jezus zegt in die verzen die we net gelezen hebben , als de Heer ingaat op dat geruzie van zijn leerlingen over wie nou wel de belangrijkste van hun twaalven was, en wie straks als de Meester koning zou worden, de hoogste posten zouden krijgen. Dat laatste vertelt Lucas er niet bij, we weten het uit Matteüs en Marcus, als vraag van Johannes en Jakobus: mogen wij straks wel rechts en links van U zitten?

Daar reageert hun Meester op door ze eraan ter herinneren hoe het in de wereld om hen heen toeging – en in feite gebeurt het nog steeds zo,als het draait om macht: “Vorsten oefenen heerschappij uit over de aan hen onderworpen volken, en wie macht heeft laat zich weldoener noemen”– herkenbaar, zo zit de wereld in elkaar.

 In die vergelijking met de wereld van machthebbers en onderdanen kun je dat eerste makkelijk herkennen: misbruik van macht door anderen te overheersen. In de tijd van Jezus was het een dagelijkse realiteit, in Israël maar ook in heel veel andere landen die door de Romeinen onderworpen waren en werden bezet. En tot vandaag toe hebben mensen en volken er mee te maken dat ze korter of langer geleden werden ingelijfd en onderdrukt, denk maar aan de landen van het Oostblok die tot 1989 in de greep van het communisme waren en van de Sovjet- Unie, denk aan Tibet dat gedwongen onderdeel is van China, en denk aan Noord-Korea.

Maar dat andere dat Jezus ook zegt, lijkt juist positief: machtigen als ‘weldoeners’. Is het niet mooi als regeerders goede dingen doen voor hun land en voor hun volk? Als geld wordt ingezet om allerlei goede voorzieningen voor de mensen te regelen? In Romeinen 13 schrijft Paulus toch ook dat de overheid er is ‘voor ons welzijn’?

Dat klopt, maar let er dan op dat de Heer Jezus het heeft over mensen met macht die weldoeners ‘worden genoemd’, en ook graag zo bekend willen staan. En in die combinatie van macht en weldoener genoemd worden, zit juist de angel.

Het hier gebruikte woord voor ‘weldoener’ is trouwens een bekende titel in die tijd. In de Studiebijbel die ik gebruik staat bij dit vers een verhelderende aantekening: “Een aantal koningen uit de oudheid draagt de titel Euergetès, weldoener. In de Romeinse wereld betaalden de rijkste mensen geen belasting, maar droegen vrijwillig bij aan het budget van de stad” – dia 4 – en dan denk je: prachtig toch, de sterkste schouders die de zwaarste lasten dragen, een oude vorm van sponsoring of crowd-funding – ja maar – even nog het vervolg van die kanttekening uit mijn Studiebijbel over die rijke Romeinen: “op deze manier lieten zij zichzelf als weldoener roemen en hielden zij hun machtspositie” – omkoping dus eigenlijk en manipulatie, en het lijkt als twee druppels water – of olie – op die rijke Arabische staten in onze tijd.

En vergis u niet, ook in eigen land kan het ook gebeuren – subtieler, ongrijpbaarder. Dat veel geld betalen met zich meebrengt veel bepalen en sturen en manipuleren. Elke keer weer duiken gevallen op van corruptie, witwassen, vriendjespolitiek, en wat voor invloed oefenen multinationals uit op de politiek, wordt gelobby’d door economisch invloedrijke machten, vaak met als argument dat ze zoveel goede dingen doen voor de samenleving, voor de cultuur, voor de sport – zoals in de Romeinse tijd machthebbers het volk probeerden te paaien met brood en spelen.

En wat zijn de gevolgen van wat marktwerking heet voor onze samenleving? Denk aan de zorg, aan de medicijnenproductie, het onderwijs, en weer de sport? Waar zomaar kan gebeuren dat de dienst wordt uitgemaakt door het grote geld:  van projectontwikkelaars of aandeelhouders of schatrijke investeerders uit China.

Als ik daarom boven de preek gezet heb dat we maar blij moeten zijn met die blauwe enveloppen, bedoel ik dit ermee: dat we als burgers belasting moeten betalen, geeft ook invloed: via het parlement, via verkiezingen – want als ‘ze’ met ons geld verkeerde dingen doen, hebben we mogelijkheden om dat aan de orde te stellen en zelfs af te straffen – want wie betaalt die betaalt en dat zijn wij samen.

Op die manier kun je – als is het indirect – meesturen dat de goede dingen gebeuren en dan de overheid inderdaad zich inzet voor het welzijn van mensen dichtbij en ook verder weg – zoals voor landen waar nood en oorlog is, vluchtelingen, asielzoekers…

dia 5

En wat voor onszelf  belangrijk is, en nog dichter bij onszelf komt, als gemeente,dat is de les die de Heer zijn leerlingen en ook ons wil voorhouden: “Laat dat bij jullie niet zo zijn” : dat we uit zouden zijn op invloed voor onszelf, dat machtsspelletjes gespeeld worden en mensen proberen de eigen zin of mening door te drukken door anderen te manipuleren of denken dat ze met hun geld meer in de melk te brokkelen hebben dan mensen met minder geld, dat inzet en meer uren werk meer invloed is.

Er zijn tijden geweest dat dit soort dingen ook in kerken voorkwamen: rijke boeren of grootgrondbezitters die het recht kochten om te bepalen welke dominee er kwam, rijke gemeenteleden die zorgden voor de wintervoorraad aardappelen of steenkool van de pastorie maar dan wel verwachten dat de dominee geen dingen deed of zei die hen niet aanstonden want ja, dan waren er ineens geen aardappels of brandstof, en dus paste die dominee wel op want zijn gezin moest ook eten, toch? Het komt dichtbij wat Jezus zei: weldoeners die hun macht gebruikten / misbruikten.

Natuurlijk, dat is lang geleden, en wie gebruikt nou nog b.v. de VVB om de kerkenraad of andere gemeenteleden onder druk te zetten of dwars te zitten? Gelukkig ken ik zulke voorbeelden niet, en wel veel eerlijkheid en belangeloze inzet, en de bereidheid om voor anderen klaar te staan, zonder er wat voor terug te vragen of te verwachten, mooie dingen die je mag zien als vruchten van de Heilige Geest.

Maar toch is het altijd goed eerlijk in de spiegel te kijken die God ons voorhoudt. Zelfs de leerlingen van de Heer waren niet immuun voor de verleiding om invloed en een vooraanstaande positie na te streven of te claimen voor zichzelf, want zij hadden toch veel over voor hun Meester en zij kwamen toch wel meer in aanmerking dan…..

Ik denk aan de op zich terechte opmerking van Petrus: “Wij hebben alles wat we bezaten achtergelaten en zijn u gevolgd. Waar kunnen wij naar uitzien?” (Matt.20:22).  Jezus zegt dan dat je Hem niet voor niets volgt: wie Hem volgt zal in zijn nieuwe wereld met Hem mogen regeren en wat je nu verliest, krijg je dubbel en dwars terug. En dan meteen er achteraan: maar vele eersten zullen de laatsten zijn en vele laatsten de eersten, want in het rijk van God telt geen verdienste maar is alles genade, wordt je rijk beloond niet omdat jij zo goed was maar omdat de Heer goed is.

dia 6  Jezus zegt ook dat we niemand meester moeten noemen want er is maar één de Meester, en wij zijn allemaal broers en zussen van elkaar, gelijk aan elkaar:niemand is minder en niemand is meer, niemand is overbodig en iedereen is nodig.  Dan is goede dingen doen voor anderen mooi en zelfs een opdracht, en is de Heer blij dat we ons leven aan Hem en aan zijn zaak wijden, ook op punt van geld en tijd, capaciteiten, bezit – maar zegt Hij ook dat we die goede dingen niet moeten doen om er mee op te vallen of erom geprezen te worden of er iets mee voor elkaar te krijgen: “Houd het geheim als je geld geeft aan arme mensen. Je linkerhand mag zelfs niet merken dat je rechterhand iets geeft. Ja Vader ziet wat er in het geheim gebeurt. En Hij zal je belonen.”. Zo staat dat in de ‘bergrede’  van Jezus  (Matt. 6: 3-4 ;  BGT).

Dus ook hulpvaardigheid en naastenliefde geven geen voorrang in Gods koninkrijk. Het enige dat in dat rijk voorrang krijgt is belangeloze liefde, zoals Jezus voordeed en waartoe Hij de zijnen oproept, zoals in geval van uitnodigen en gastvrij zijn: ‘Wanneer u een maaltijd aanbiedt of een feestmaal geeft, vraag dan niet uw vrienden, uw broers, uw verwanten of uw rijke buren, in de verwachting dat zij u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen. Wanneer u mensen ontvangt, nodig dan armen, kreupelen, verlamden en blinden uit. Dan zult u gelukkig zijn, zij kunnen voor u dan wel niets terugdoen, maar u zult ervoor beloond worden bij de opstanding van de rechtvaardigen.’ Hoe vullen we dat in of kunnen er er niets mee?

We weten inmiddels wel dat Jezus ons wat Hij bedoelt zelf heeft voorgedaan. dia 7     Hij zegt het nog eens een keer extra, met een vraag waarop we zelf het antwoord wel weten: “wie is belangrijker: de man die aan tafel zit of de man die hem eten brengt?” Denk maar aan het restaurant waar je als klant koning bent, of denk aan de echte koning en koningin die een diner geven – natuurlijk zijn zij van alle gasten de belangrijkste en zeker hoger in rang dan de koks en de bediening.

Het antwoord van Jezus is weinig verrassend: “de man die aan tafel zit natuurlijk”. Maar wat er meteen achteraankomt is de wereld op de kop: “Maar Ik ben in jullie midden als iemand die dient” –   dia 8  – wat de Heer ook heeft laten zien door als een slaaf de voeten van zijn leerlingen te wassen – echt de omgekeerde wereld.

Het lijkt inderdaad de wereld op de kop wat Jezus zegt en ons voordeed: de belangrijkste is wie dient, wie zich klein maakt is groot, ik jullie aller dienaar…. Maar zo draait Jezus als de nieuwe Mens de op de kop gezette wereld van God weer terug in de stand van het begin en laat Hij zich kennen als de Her-schepper.  Dat is pas echt wat diezelfde Paulus schreef: “daarom ook is iemand één met Christus is, een nieuwe schepping” – en nieuw is weer worden zoals ooit bedoeld.

Lees zo terug, met nieuwe ogen, de ogen van Jezus, over hoe het ooit begon: “God zei: ‘Nu wil ik mensen maken. Ze moeten op mij lijken….Toen maakte God de mensen. Hij maakte ze zo dat ze op Hem leken. Hij maakte ze als man en als vrouw…..God keek naar alles wat Hij gemaakt had en zag dat het heel mooi was”

Nou, en zo mooi gaat het weer worden dankzij Jezus die de schepping met de mens voorop redt en weer goed en weer mooi maakt – en die daarmee wil beginnen en mee bezig is en aan blijft werken in uw en jouw en mijn leven, en in zijn gemeente. Waar al iets zichtbaar mag worden van dat nieuwe – naast nog veel oud zeer en schrijnende wonden en soms stuitende zonden – hoe dichter in de buurt van Jezus, des te sterker – denk aan vorige zondag over die verbondenheid en over dat licht.

Wees maar blij met die blauwe envelop – niet dat belasting betalen leuker wordt. Maar zie het als symbool van willen dienen met wat je hebt – van willen delen. Dat begint veel dichterbij dan in het invullen van een formulier en overmaken van het verschuldigde aan inkomstenbelasting of het terugstorten van teveel ontvangen.

Veel moeilijker is het goed omgaan met elkaar: wat wil je en kun je geven – aandacht, tijd, geld – je en wat mag je van elkaar verwachten – en als je iets goeds doet voor een ander, doe je dat dan vooral om jezelf goed te voelen of vraag je je af en vraag je dat ook aan die ander of het goed is voor hem of haar: waarmee ben jij geholpen?

Dan is hulp of aandacht of tijd niet het afkopen van een schuldgevoel of het voldoen aan bepaalde eisen die je aan jezelf of elkaar stelt maar echt gericht op de ander.

Zoals onze God liefde is – ook en juist voor mensen van wie Hij geen liefde krijgt – en wij niet eerst hoeven presteren of verdienen om Gods liefde te kopen – Jezus zegt: niet jullie hebben als eerste liefgehad maar Ik heb jullie lief – omdat Ik goed ben.

Als die liefde ons aanraakt en aanstuurt, worden wij echte wel-doeners.

amen                                                       dia 9                             

 

liturgie themadienst met nagesprek

 votum en groet

zingen:     Ps. 66: 1,2

wet van de HEER

zingen:     Lied 78: 3,4 (vers 3=schoollied)

gebed

Schriftlezing.  Matt. 20: 17-28

zingen:     Lied 9: 2,4,9,10

verkondiging:  Lucas 22: 24-26

zingen:     Lied 481: 1,2,4

gebed

collecte

zingen:     NLB 632: 1,2,3 – melodie lied 434

zegen

amen:       Lied 434: 5

 

Hebreeën 10: 24-25: Waarom zou ik naar de kerk gaan? (themadienst)

Gemeente van onze Heer, gasten, u en jullie allemaal,

dia 1

Waarom zou ik naar de kerk gaan? Dat   vragen veel mensen zich af, misschien wel elke keer weer: zou ik gaan vandaag, of niet?

Veel meer mensen vragen zich dat niet meer af: ze gaan al lang niet meer,of alleen af en toe. Ze hebben niet zoveel meer met de kerk als instituut en ervaren kerkdiensten als saai, met woorden en rituelen uit een tijd die voorbij is, en bovendien moet er veel en mag er weinig.

Maar ook mensen die nog wel wat hebben met God en met Jezus, de bijbel en het geloof, zijn op de kerk afgeknapt en ze zeggen: voor geloven heb ik de kerk niet nodig, staat de kerk zelfs in de weg, en daar komen soms vervelende ervaringen met de kerk en kerkmensen bij.

Tenslotte: ook onder nog kerkelijk betrokkenen is niet vanzelfsprekend elke zondag te gaan, laat staan twee keer op een zondag; de tweede kerkdienst is in veel kerken slecht bezocht.

Vaak  maakt een beroep op dat het toch goed is en zo hoort, of dat we nog mogen en dat het ondankbaar is van die mogelijkheid geen gebruik te maken,of dat God via de kerkenraad je roept en je dan dus moet komen, meestal geen indruk meer, en werkt eerder averechts.

Waarom zou ik naar de kerk gaan?  Dat is voor anderen geen vraag:  natuurlijk ga ik, als ik even kan, elke zondag naar de kerk, en wat jammer, wat erg, dat anderen niet elke zondag er zijn of maar één keer op een zondag komen, of wel gaan, maar niet daar waar ze lid zijn en dus aanwezig horen te zijn; ook wat we ‘shoppen’ noemen is voor veel mensen gewoon. Wat bij trouwe kerkgangers vervreemding oproept en ergernis: je moet gaan waar je hoort.

Toch is ook voor wie gewend is elke zondag naar de kerk te gaan, en dat de gewoonste zaak van de wereld vindt, het ook fijn vindt,  de vraag belangrijk naar het waarom van kerklid zijn en naar de kerk gaan: wat is het belang van de kerk en de kerkdienst, wat zoek je er en wat ervaar je er van God maar ook: wat hebben we elkaar te bieden, en: hoe kunnen we elkaar en vooral wie dreigen af te haken maar ook wie buitenstanders zijn,  stimuleren om ook (weer) mee te gaan doen?

Eigenlijk dus de vraag waarom u er bent op zondag en dat belangrijk vindt, waarom jij komt. En dan met een sterker motivatie dan dat het zo hoort, en dat God je roept.

Onze tekst wordt vaak aangehaald als het gaat over trouwe kerkgang, en als vermaan voor wie in onze ogen nalatig zijn in het komen naar de kerk:  “wij moeten onze eigen bijeenkomst niet verzuimen, zoals sommigen dat gewoon zijn” – zo stond het er in de vertaling NBG-1951. dia 2 En dan zou de boodschap zijn dat dat moet veranderen en dat we elkaar daarop moeten aanspreken, met vooral een taak daarin van de ouderlingen:  om wegblijvers te vermanen.

We komen daar straks nog wel op terug maar eerst nog weer die vraag: waarom we eigenlijk naar de kerk gaan, en wat we daar doen, en waarom dat belangrijk zou zijn.

Bekend is het antwoord dat je naar de kerk gaat om Gods Woord te horen en te bidden en samen te zingen, en dat is natuurlijk zo, lees wat zondag 38 over de zondag zegt: “dat ik trouw tot Gods gemeente zal komen om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken, God de Here publiek aan te roepen, en de armen christelijke barmhartigheid te bewijzen”.   In lijn ook met heel wat Bijbelse aanwijzingen over eredienst: je doet het tot eer van God. Vroeger hoorde ik thuis wel zeggen: je gaat naar de kerk voor God en niet voor de mensen. Waar achter zat dat als de dominee tegenvalt of mensen in de kerk het laten afweten, je toch moet blijven gaan, want God roept je en Hij wil dat we allemaal in zijn huis komen.

Hoe waar dat allemaal is, het is toch eenzijdig, er is meer van te zeggen en over te doen. Want als het alleen om God en niet om mensen gaat, waarom is het dan niet voldoende thuis in de bijbel te lezen en te bidden, en af en toe geld over te maken voor goede doelen? En het is toch waar dat ook mensen die geen lid van een kerk zijn en niet op zondag naar de kerk gaan, kunnen geloven, en kunnen bijbellezen en bidden, en goede doelen steunen? Denk alleen maar aan mensen die te oud of te ziek zijn, of die om andere redenen niet gaan.

Toch is het door heel de bijbel heen duidelijk dat geloven en God dienen iets is voor samen. Vandaar al die beelden voor de kerk als een volk, een huisgezin, een kudde, een lichaam.   Denk ook aan het avondmaal waar we vieren dat we samen aan Christus verbonden ook verbonden zijn met elkaar – en dat we die verbondenheid ook handen en voeten zullen geven op zondag en in de week: “we zullen ons best doen om elkaar in liefde te dienen”.

En dus kom ik niet alleen maar in de kerk om God te ontmoeten en te krijgen wat ik nodig hebt, maar ook om elkaar te ontmoeten, om samen te delen wat God geeft en op elkaar betrokken te zijn, om elkaar te steunen in wat moeilijk is, en om wie tekort komt te helpen. Ieder naar eigen mogelijkheden en naar wat iedereen nodig heeft.

Als dat stagneert of niet functioneert, en ieder er vooral zit voor zichzelf, omdat het moet of zo hoort, of omdat ‘ze’ er anders wat van zeggen, beantwoordt die samenkomst – het woord zegt het al -niet aan het doel: het heet een samen-komst maar echt samen ben je niet.

Paulus schrijft zelfs aan de kerkleden in Korinte dat hun ‘samenkomsten’ meer kwaad dan goed deden,  dat ze ‘niet tot zegen maar tot schade’ waren, staat in onze vorige vertaling. Dat was niet omdat er niet goed gepreekt werd,maar omdat ze in de gemeente niet goed met elkaar omgingen en zelfs scherp tegenover elkaar stonden.

Paulus wijst twee misstanden aan: er was verdeeldheid, groepsvorming, gedoe; én: rond de gemeenschappelijke maaltijden waarbij ze ook het avondmaal vierden werd niet met elkaar gedeeld wat was meegebracht aan eten en drinken, maar de rijken aten zich dik en goten zich vol, en de armen kwamen te kort en gingen met een lege maag weer naar huis. En dan zegt Paulus: ga dan liever thuis eten en drinken, dit is niet de maaltijd van de Heer.   dia 3

Met dat in het achterhoofd gaan we terug naar de tekstverzen over de samenkomsten. Laten we op elkaar acht geven, op elkaar letten; dat lijkt op sociale controle, elkaar in de gaten houden als het gaat om kerkgang, avondmaal vieren, besteding van de zondag…Dat kan heel negatief zijn en irritant overkomen: ze zien me als ik doe wat ik hoor te doen niet staan, maar als ik niet geweest ben spreken ze me erop aan of zie ik afkeurende blikken.

Zeker in onze tijd waarin privacy hoog in het vaandel staat, werkt het vaak averechts: ieder is in voor zijn eigen keuzes verantwoordelijk en daar moet een ander zich niet mee bemoeien. Sociale controle scoort negatief, komt over als bemoeizucht, regeldwang, en veroordeling. En zomaar wordt het waar Paulus van zegt: wie ben jij dat jij een broer of zus beoordeelt? In lijn met de Heer zelf die zei dat wie anderen de maat neemt, zelf ook de maat genomen zal worden.

Wat wel goed scoort is teamwork en teambuilding – in het Engels, dus van deze tijd en OK. Hier ligt de focus niet op sociale controle maar juist op teamwork, op gemeenschap. dia 4  Ik las: “Je vindt in de bijbel echt geen bekrompen dametjes of heertjes die over horretjes turen en dan zeggen: ooooh, die gaat weer niet naar de kerk, of:  ’t is toch niet netjes dat-ie nou weer niet naar vereniging gaat”.  De focus ligt op gemeente-opbouw, op samen-komen en er zijn voor elkaar en er samen iets van maken en elkaar stimuleren en bemoedigen en aansporen. Je bent toch reisgenoten?  En dan is op elkaar letten niet bemoeizuchtig en kriticasterig maar liefdevol: doe je ook mee, wij hebben jou ook nodig, en misschien kunnen wij wat voor jou betekenen: samen kun je meer, iedereen is nodig en niemand is overbodig

Let vooral op het geheel van de tekst, en op het bredere verband waarin die tekst staat. Er staat niet: laten we op elkaar letten en elkaar aansporen om trouw naar de kerk te gaan en mee te doen op vereniging en catechisatie, en dat niemand wegblijft, want dat hoort zo. Zodat het goed is als je er maar bent, elke zondag, twee keer graag, en aan het avondmaal, en elke verenigingsavond en als het even kan ook naar een gemeentevergadering…… Nee, er staat dat we elkaar zullen aansporen “om lief te hebben en goed te doen“….en even verder: “om elkaar te bemoedigen” –  óf het dus om mensen gaat, om die ander en ook om mijzelf.

Voorop staat niet dat je aan bepaalde regels voldoet of een bepaald gedragspatroon volgt en elkaar in de gaten houdt om ervoor te zorgen dat ieder zich aan de afspraken houdt, maar dat we elkaar stimuleren tot betrokkenheid op elkaar en zorgzaamheid en hulpvaardigheid.  dia 5   Respectvol naar elkaar, veilig bij elkaar, verantwoordelijk voor elkaar.

  Er staat trouwens niet dat je de kerkdiensten niet moet verzuimen maar de samenkomsten. Letterlijk wordt een woord gebruikt dat zoiets is als: het bij elkaar brengen van mensen.Dat gebeurt op zondag als er diensten zijn maar ook op andere momenten waar je elkaar kunt ontmoeten en helpen en bemoedigen: als je samen Bijbelstudie doet of elkaar opzoekt, als je omkijkt naar wie ziek is of problemen heeft, en ook als je feest viert, of iets leuks doet.

In die eerste christelijke kerk was een samenkomst ook veel meer en veel uitgebreider dan onze kerkdienst van ongeveer een uur met vooral luisteren en zingen en bidden,  en een  paar keer per jaar avondmaal. Er werd meestal ook samen gegeten en veel gepraat, er was een soort catechese, en vooral veel onderlinge ontmoeting. Iemand schrijft: “Wat bij ons is uitgesplitst in kerkdiensten, verenigingen, onderlinge bezoeken om elkaar te helpen en zo voort,dat zat toen helemaal in elkaar”.  Veel meer dus dan elke zondag een uurtje in de kerk.

Het staat in Hebreeën allemaal in het brede kader van dat samen onderweg zijn, achter de Heer aan, naar de stad die God aan het bouwen is. Gelovigen vormen als het ware een reisgezelschap dat heeft geboekt voor een avontuurlijke en ook zware survivaltocht. dia 6 En dan ben je sterk op elkaar aangewezen en heb je elkaars steun en bemoediging nodig.

We moeten “met volharding de wedstrijd lopen”, staat in 12: 2; naar het voorbeeld van de grote Reisleider en Vooroploper Jezus zelf die door vol te houden de prijs – voor ons – heeft binnengesleept, en zich niet liet afschrikken door tegenstand en vervolging maar volhield.   Als dat tot ons doordringt en we zien wat het Hem heeft opgeleverd, kunnen we daar moed uit putten en elkaar mee bemoedigen, “opdat u niet de moed verliest en het opgeeft“.

Daar hebben ook kerkdiensten en andere ontmoetingsmomenten een functie in: om elkaar te steunen en moed in te spreken, om mee te leven met wie het zwaar heeft, om wie de moed dreigt te verliezen op te beuren, en wie dreigen af te haken er weer bij te trekken. En dat niet door een vermanend vingertje of een afkeurende blik, maar door uit te stralen dat het goed is en opbouwend om bij elkaar te zijn, en dat je wat gemist hebt als je er niet was; door vooral open te staan voor elkaar en elkaar serieus te nemen en te accepteren.  Niet dus dat je door weg te blijven, je afzijdig te houden, je niet aan de regels houdt of iets doet wat niet hoort, maar dat je jezelf tekort doet en ook de anderen er tekort mee doet.

Ja, en het gaat niet om niks, maar om die reis richting de grote finale -vandaar die extra nadruk: hoe dichter we bij dat einddoel komen, des te meer heb je elkaar nodig onderweg.  Het gaat er niet om dat je er zit elke zondag, trouw op je vaste plekje, maar ook waarom je daar zit en hoe je houding dan is, of je die anderen ook ziet staan of vooral op jezelf blijft.

Elkaar bemoedigen, dat is meer dan een bemoedigende preek en mooie liederen, dat is de taak die we allemaal hebben naar elkaar toe, dat is ook hoe je elkaar begroet – of niet – hoe je rond de dienst met elkaar in gesprek gaat – of niet – of je elkaar serieus neemt en, en oprecht geïnteresseerd bent in hoe het gaat met die ander, hoe de sfeer is. En als mensen wegblijven of afhaken omdat ze zich niet bemoedigd voelen, wat doen we er dan aan, meer en anders dan hem of haar nalatigheid of slapheid verwijten en zeggen of uitstralen dat het fout is;  durven we ook in de spiegel kijken en ons afvragen: zou het ook aan ons kunnen liggen?

Meeleven is ook elkaar durven aanspreken, bij bemoedigen hoort als het nodig is ook waarschuwen en waar duidelijke zonden zijn, vermanen, liefdevol en tactvol, niet om de ander neer te zetten als minder of niet goed bezig, maar om samen te groeien, en dan twee kanten op: ook open staan voor feedback en correctie van wie misschien bezorgd is over mij. Om te voorkomen dat ook maar een van ons achterop zou raken en zijn bestemming mist.

Ik sluit af met een paar stukjes uit een klein boekje van de bekende publicist Reinier Sonneveld met als titel ‘De Kerk. Waarom zou je meedoen?’   dia 7

Reinier was afgehaakt en heeft acht jaar geprobeerd in z’n eentje te geloven, zonder kerk. Dat beviel hem eerst prima; toch is hij weer een groep gaan zoeken, en weer bij een kerk. Vooral omdat hij merkte hoe mensen op elkaar betrokken zijn en elkaar nodig hebben. Hij schrijft o.m. dat je in de kerk heel verschillende mensen tegenkomt die God heel verschillend ervaren en dat je zo afgeholpen wordt van je eigen stokpaardjes: “Mijn eigen hoofd is te klein voor God. Ik heb die andere ervaringen met God nodig. Steeds wordt me dan weer iets anders over Hem duidelijk- iets wat ik zelf niet had kunnen verzinnen, maar wat voor die ander vanzelfsprekend is. En zo ontmoeten we elkaar, elk met onze vanzelfsprekend-heden en cliché’s, die dan elkaar plotseling gaan aanvullen en versoepelen. Aan een kerk meedoen is uitdrukken hoe groot God is. God is groter, duizelingwekkend veel groter dan mijn gedachtenpatroontjes. Dat kan ik op mijn zolderkamer wel bedenken, maar in een concrete groep mensen, elk met zijn eigen verhaal met God, daar ervaar ik het pas”.

dia 8

En dan nog dit, ook uit dat boekje van Reinier Sonneveld:  “Als je een kerk binnenstapt, zul je mensen ontmoeten. Soms vastgeroest, soms revolutionair, soms gestrest, soms liefdevol. Het zijn mensen die proberen God tot hun leven te laten doordringen. En zo, via de mensen en via hun rituelen, zul je God ontmoeten”.

In de kerk gaat het om God, dat is helemaal waar.

Maar het gaat God om mensen, om u en jou en mij, en ook om al die anderen.

Waarom zou ik naar de kerk gaan?

Om God, en juist daarom ook voor die mensen – en voor mezelf.

                                                                   amen

 dia 9

 Gesprekspunten

 1. Wat verwacht u van een kerkdienst? Komt dat meestal uit, of niet?

2. Hoe makkelijk of moeilijk vindt u het als anderen rond kerkgang en kerkdienst anders denken en doen dan uzelf?

3. Vindt u het aspect bemoediging belangrijk in en rond de kerkdienst?

4. Hoe zouden we eraan kunnen werken dat meer mensen graag bij deze kerk willen horen?

 

liturgie themadienst zondag 1 februari 2015

votum en groet

zingen:      Ps. 75: 1,4,6           

Gods leefregels

zingen:      Ps. 65: 1,2,3 Levensliederen        

gebed

Schriftlezing:   Heb. 10: 19-25 en 12: 1-3

zingen:      Opwekking 715 = PvN 84  

verkondiging: Heb. 10: 24-25

zingen:       Ps. 122 (1,2,3)  

gebed

collecte     

zingen:       NLB 289  = melodie Opwekking 334          

zegen

amen:          Opwekking 602                  

Lucas 7: 1-10: Ben jij de moeite waard (jeugdthemadienst CGK en GKV)

Ben jij de moeite waard?  heb ik als thema gekozen voor vanmiddag.

Misschien is dat voor jou geen vraag:  je zit heel goed in je vel, en je zit er goed tussen.

Of het is juist een confronterende vraag die veel oproept: pijn, verdriet, teleurstelling.

Er zijn heel veel  jongeren die met zichzelf overhoop liggen, die vinden dat ze er niet goed of niet goed genoeg uitzien, die het lastig vinden zich op hun plek te voelen in gezelschap – ook in de kerk – zich op hun plek te voelen, die zichzelf sociaal onhandig voelen, die steeds weer waardering en bevestiging van anderen  nodig hebben om zich weer wat goed te voelen – en bij de eerste de beste kritische opmerking weer hevig aan zichzelf twijfelen

De media – zoals de TV en de sociale media – werken er behoorlijk aan mee om dat tot een probleem te maken want je krijgt allerlei ideaalbeelden langs van topmodellen die veel slanker en mooier zijn dan jij, van sporters die superfit zijn, en van een geweldig leven met genoeg geld te besteden en feesten te vieren, en met ontelbaar veel volgers op twitter en likes op facebook – en daar kan jij natuurlijk nooit aan tippen, hoe gezond je ook eet en hoe veel je ook sport, en hoe hard je ook traint:  ben ik wel de moeite waard, waarom lukt mij dat niet, en wie ziet nou wat in mij, en misschien ook: wat kan ik doen om ook zo te worden?

Ja maar, heb je wel door dat op die manier een schijnwereld wordt geschapen alsof het leven alleen maar bestaat uit succes en mooi-zijn, geld uit kunnen geven, geluk in de liefde –  terwijl daarachter veel leegheid en narigheid zit die mensen proberen te overschreeuwen? Een schijnwereld waarin geen donkere kanten zijn die er natuurlijk in het gewone leven wel zijn: dat dingen mislukken, dat je fout kiest, dingen doet die verkeerd uitpakken, dat je ziek kunt worden, dat relaties ook stuk kunnen lopen, dat je niet alles kunt wat  je zou willen.

Ja, en ook dat je diep van binnen wel weet dat je niet zo flink en zo stoer bent als je probeert over te komen, dat je vaak een grote mond hebt, dat je anderen pijn doet, en dat jezelf tegenvalt, dat je bang bent om echt jezelf te zijn uit angst afgewezen of gekwetst te worden.

Zoals ik een uitspraak tegenkwam van iemand die een boek heeft geschreven dat gaat over dat we in een onvolmaakte wereld leven: “wij mensen hebben onszelf aangeleerd om onze kwetsbaarheid te overschreeuwen of te onderdrukken; we doen zoveel moeite om sterk en krachtig over te komen, dat we overstuur raken als we met kwetsbaarheid geconfronteerd worden; en………..dat we krampachtig de barsten in ons bestaan proberen te verhullen”.

Gelukkig is er een vaste waarde die elk mens mag hebben, als door God geschapen en door Hem aanvaard, geliefd en kostbaar – denk aan dat liedje: we zijn allemaal parels in zijn hand.

Ja, en het geweldige is dat je tegenover God je niet beter en mooier en flinker hoeft voor te doen dan je bent, dat lukt niet eens, want God die je zelf gemaakt heeft kent je door en door, beter dan wij elkaar kennen, en zelfs nog beter dan jij en u en ik onszelf ooit kennen.

En daar zijn we in Gods ogen niet minder om; bij Hem mag ik zijn wie ik ben, hoor een lied: “zoals ik ben, met al mijn strijd, mijn angsten en onzekerheid, mijn maskers en mijn ijdelheid, o Lam van God, ik kom; zoals ik ben, ontvangt Gij mij, reinigt, vergeeft, omarmt Gij mij, vervult, verlicht, verwarmt Gij mij, o Lam van God, ik kom” – en dat Lam van God is Jezus.

In het verhaal van vanmiddag ontmoeten we een man die zichzelf niet de moeite waard vond dat Jezus naar hem toe zou komen, terwijl anderen hem juist erg hoog hadden – juist daarom vond Jezus hem zo waardevol dat hij hem – een buitenkerkelijke nota bene – tot voorbeeld stelt voor mensen in de kerk: zo’n groot geloof heb ik in Israël niet gevonden!

Het valt meteen op dat de man niet zelf op Jezus afstapt maar zijn netwerk inschakelt: een paar Joodse leiders bij wie hij sympathie had omdat hij het Joodse volk respecteerde en goed gezind was en zelfs – misschien financieel of door menskracht – had  meegeholpen bij het bouwen van hun synagoge;  – vandaar dat die Joodse leiders graag bij Jezus een goed woordje voor deze man deden ook al was hij een heiden en in dienst van de bezetter: hij verdient het dat u hem helpt want het is een aardige man die ons goed geholpen heeft.

Verrassend sympathiek op het eerste horen maar het verraadt wel een manier van kijken naar elkaar en beoordelen van elkaar die ook ons zomaar parten kan spelen: dat we aan de buitenkant blijven steken, en elkaars waarde afmeten aan wat in onze ogen goed gedrag is: trouw elke zondag op je plekje in de kerk, ruim en op tijd je VVB betalen en aan goede doelen geven, je actief inzetten binnen de kerk en voor de samenleving, en nog zo wat.

Wat vaker een rol speelt bij de kijk die we op mensen hebben: hoe kijken ze naar mij en wat kan ik met hem of haar – en als dat tegenvalt, zijn we zomaar er gauw klaar mee. Jezus had er in zijn toespraak hier vlak voor net wat over gezegd: “Stel dat je alleen van je vrienden houdt. Verdien je dan een beloning van God? Nee, want ook slechte mensen houden van hun vrienden. En stel dat je alleen goed bent voor de mensen die goed zijn voor jou. Verdien je dan een beloning? Nee, want slechte mensen doen hetzelfde”.

Dat is een belangrijke en ook wel pijnlijke les voor ons, want hoe kijken we naar elkaar en hoe kijken we naar mensen die geen christen zijn, naar b.v. moslims, naar mensen die anders zijn dan wij en zich anders gedragen dan wij gewend zijn en goed vinden, is er in onze kerk ook plek voor wie van buiten komen, die geen familie en vrienden in de kerk hebben? En:  krijgt iemand pas waarde voor ons als hij of zij zich aan ons wil aanpassen, of zijn we bereid om in te schikken en gastvrij te zijn en vriendelijk,  juist voor anders is dan wij zijn?

Dan is bijzonder dat die officier zich niet sterk maakt met wat hij allemaal heeft gedaan voor het Joodse volk of zich laat voorstaan op zijn rang als officier waardoor hij toch wel rechten kan claimen op Jezus’ hulp, zodat hij die man uit Nazaret kan commanderen – niets ervan.

O ja, hij staat echt wel zijn mannetje, en hij is geen watje, hoor maar: “Mijn soldaten moeten doen wat ik zeg” – en dat doen zij ook: “Als ik tegen een soldaat zeg: ‘je moet gaan’, dat gaat hij. En als ik zeg: je moet komen, dan komt hij. En als ik tegen mijn knecht zeg. ‘doe dit’, dat doet hij het.”  Echt een militair: discipline, bevel is bevel, je moet weten wat je plek is.

Dat is precies wat deze officier beseft, hij kent zijn plaats: “ik moet zelf ook doen wat mijn generaal zegt”….en wat nou zo bijzonder is: zijn plek is onder Jezus, Die ziet hij als zijn Meerdere: “Heer, u hoeft helemaal niet naar mijn huis te komen, want ik ben dat niet waard”. En dat komt hij niet zelf vertellen, hij stuurt een paar vrienden naar Jezus toe om Hem te laten weten dat Hij niet al die moeite hoeft te doen om naar zijn huis te komen.

Terwijl hij zijn soldaten en slaven kan sturen waar hij wil, Jezus niet, want Jezus is zijn Heer! En daarom vertrouwde hij erop dat Jezus aan één woord genoeg had om zelfs op afstand zijn zieke slaaf beter te maken: “u hoeft alleen maar te zeggen dan mijn slaaf beter moet worden. Dan zal dat ook gebeuren”.   Over zoveel vertrouwen is zelfs de Heer verbaasd!

Toch nog iets, want het is toch wel opvallend dat de Heer Jezus zich over deze officier verbaast en zegt dat Hij zo’n groot geloof, zo’n sterk vertrouwen, niet gevonden had in Israël. Terwijl al heel veel mensen van Israël naar Hem toe gekomen waren om hulp en genezing. Dan vraag je je af wat het bijzondere was van het geloofsvertrouwen van deze officier.

Ik denk dat het te maken heeft met de houding van deze man tegenover Jezus: Heer, doe geen moeite voor mij, ik ben dat niet waard, ik Romein, ik klein zondig mens… Terwijl binnen de kerk van toen veel mensen, de leiders voorop, zich op hun eigen status beriepen als toch God uitverkoren volk, en die leiders in dit verhaal het ook die Romein wel waard vonden dat Jezus hem ter wille was, om wat hij had gedaan voor het Joodse volk en voor hun synagoge – maar stel je voor als het zou gaan om iemand die ze zagen als tegenstander, als vijand – was hij het dan in hun ogen ook waard geweest?

Wat deze – zeg maar – buitenkerkelijke – meer dan zij door had, was dat niemand recht heeft op Gods liefde of de redding door de Heer Jezus om zijn afkomst of status, om wat hij ervan terecht brengt of om hoe hij eruit ziet, om hoeveel we misschien weten van de bijbel en doen voor God, en ook niet om hoe mensen naar ons kijken en van ons vinden, maar omdat God van ons houdt, omdat we bij God, wie we ook zijn of niet zijn, kostbaar zijn. Ergens in de catechismus staat dat God ons bidden wil verhoren, “al zijn wij dat niet waard”.

We weten niet wat er allemaal in die officier omging toen hij Jezus om hulp wilde vragen. Je kunt je voorstellen dat hij zich als niet-jood de mindere voelde, een buitenstaander. En als geharde militair had hij vast ook dingen gedaan waarover hij zich schuldig voelde, had hij misschien wel bloed aan zijn handen, bij handhaven van de orde van het Romeinse rijk.. Zoals elk mens dingen heeft waarover hij zich later schaamt of schuldig kan voelen – en dan is niet de oplossing om dat maar weg te stoppen of goed te praten, het te overschreeuwen, maar juist om moeilijke dingen of verkeerde beslissingen of fout gedrag eerlijk onder ogen te zien en het bespreekbaar te maken: met jezelf, God, met mensen om je heen; als hopelijk een begin van heling, als leermomenten, en om weer op je plek gezet te worden: wie ben jij?

Dat besef maakt nederig en bescheiden, naar God toe en ook in de omgang met elkaar. Je voelt je niet meer of beter dan een ander, en je hoeft ook je minder te voelen dan hem of haar, maar we proberen als als allemaal zwakke mensen naast elkaar te staan,e en voor God. Iemand schrijft dat God juist mensen met barsten liefheeft en dat door die barsten heen Gods  licht bij je kan binnenkomen- een psalm zegt dat God dichtbij gebroken mensen wil zijn, dat de HEER geneest – heelt – wie gebroken zijn van hart – en dan is genezing veel meer dan dat je na een ziekte beter wordt – ook dat kan God en wil hij vaak doen – maar het is veel meer: het is zijn redding van een beschadigd bestaan en vergeving van zonde en schuld.

Nou, dat hebben die Romeinse officier en heeft zijn slaaf mogen ervaren: “toen de vrienden van de officier terugkwamen, was de slaaf weer gezond”. Echt geloof stelt nooit teleur! Ik las ergens: “ook in de kerk komen we zo’n groot geloof niet vaak tegen, zo’n groot geloof dat kennelijk alles met nederigheid te maken heeft”. En de kerkvader Augustinus zei in een preek- zo’n 1600 jaar geleden – dat toen die officier zei dat hij het niet waard was dat Jezus naar zijn huis kwam, bewees “dat hij het juist wel waard was om Christus te ontvangen; niet in zijn huis maar in zijn hart. Hij zou dat toch nooit zeggen met zo’n geloof en zo nederig, als hij Christus niet in zijn hart droeg?”.

Ben jij de moeite waard?

Nou, voor God wel in elk geval, zo dat zijn eigen Zoon Jezus ook voor jou naar de aarde is gestuurd, dat Hij mens is geworden en jong is geweest, dat Hij ervaren heeft wat het is om niet in tel te zijn, afgewezen te worden, eenzaam te zijn, zelfs door zijn eigen Vader verlaten, om jou en u en mij weer bij God te brengen, geliefd en kostbaar als zijn kind.

Daar hoef je niet stoer voor te zijn, of er flitsend voor uit te zien, of vroom voor te zijn. Je mag zijn wie je bent, met je mooie kanten en met je minder mooie, moeilijke kanten. Je mag komen met waar je mee zit, wat je lastig vindt aan jezelf of irritant aan anderen. Voor God is niemand te slecht, of te dom, te lelijk of te onzeker, en God wil ook wat er zit aan schuld, aan falen, aan missers, je vergeven, en je maken zoals Hij je heeft bedoeld.

Voor God ben jij de moeite waard – en ik, en u – zo dat Hij in ons huis wil wonen, in ons hart, en ons leven, dat Hij elke dag naar ons wil luisteren en voor ons wil zorgen – en dan is de afstand geen probleem: God is maar één gebed ver, God kan als Hij wil ons genezen en ons leven leiden en beschermen;  vertrouw maar op Hem, zoek Hem maar op, bestorm Hem maar met je vragen, en geloof het maar: niets is onmogelijk, voor wie echt gelooft in Hem.                                                             

                                                                    amen

 

liturgie jeugdthemadienst

welkom

zingen:             Opwekking 464  ‘Wees stil voor het aangezicht van God’

stil gebed

votum en groet (Sela)

zingen:             Psalm  65: 1,2,3 (Levensliederen)

gebed

bijbellezing:  Lucas 7: 1-10   BGT

zingen:            Opwekking 599  ‘Nog voordat je bestond’

preek ‘Ben jij de moeite waard?

zingen:            Gezang 408    (1-6)     (LB)    ‘Nu laat ons God de Here’

gebed

collecte,     met zingen Opwekking 136  ‘Abba Vader, U alleen’

apostolische geloofsbelijdenis

zingen:            Opwekking 770   ‘Hoe wonderlijk mooi is uw enige naam’

zegen

amen

Opwekking 746    ‘De God van de vrede geeft jou zijn zegen’

Jesaja 11: 1-10 : Vrede op aarde (2e adventszondag)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Hoogmoed komt voor de val’. Een bekend Nederlands spreekwoord dat zoals meer spreekwoorden, aan de bijbel ontleend is.  Het staat in Spr. 16: 18: “Hooghartigheid gaat vooraf aan ellende, hoogmoed komt voor de val”.

Eigenlijk begint alle ellende met hoogmoed, met boven eigen macht grijpen, en naar macht grijpen die je niet toekomt en die je niet aan kunt, denk aan de oerzonde uit het verloren paradijs dat de mens zich liet wijsmaken als God te kunnen zijn en zijn eigen koninkrijk op aarde te kunnen bouwen, met alle gevolgen ervan; en wat is er geworden van die toren tot in de hemel wat Babel werd, dat is verwarring, uiteengaan…want eendracht maakt macht leidt vroeg of laat tot ik ben meer dan jij.

Bijzonder hoe het in eigen ogen heel gewone meisje Maria hoog opgeeft van Gods plan met haar leven: “Hij heeft oog gehad voor mij, zijn minste dienares…grote dingen heeft de Machtige voor mij gedaan…Hij toont zijn macht en de kracht van zijn arm en drijft uiteen wie zich verheven wanen, heersers stoot Hij van hun troon, en wie gering is geeft Hij aanzien” ; dat is onze God ten voeten uit!

Nou, neem dat mee in je achterhoofd als we teruggaan in de tijd, de tijd van Jesaja en onze tekst. Zoals we vorige week al zagen was het een dramatisch slechte tijd voor die twee kleine staatjes waarin het eens zo eervolle Israël van David en Salomo uiteen was gevallen: het noordelijke rijk met Samaria als hoofdstad was al in handen van de grootmacht Assyrië gevallen en ook Juda onder koning Achaz had harde klappen gekregen: een aantal grenssteden waren al veroverd en in het begin van de regering van Achaz’ zoon Hizkia waren de legers van Assyrië tot vlak voor de poorten van Jeruzalem gekomen.

Lees maar Jes. 10. 32: “vandaag nog houden ze halt bij Nob – en Nob was een voorstadje van Jeruzalem. Nog een paar kilometer en dan zijn ze er : “ze ballen de vuist tegen de Sion, tegen de heuvel van Jeruzalem” .  Later in Jesaja (hoofdstuk 36) wordt daar  meer over verteld: over de grote mond van de Assyrische generaal Sanherib die voor de muur van Jeruzalem de mensen in de stad kon beschreeuwen en hen uitdaagde om niet op de HEER te vertrouwen maar zich aan Assyrië over te geven: “Laat Hizkia u geen valse hoop geven met zijn bewering dat de HEER u zal redden. Hebben de goden van andere volken hun land dan gered uit de handen van de koning van Assyrië?….. Als geen enkele god in staat is gebleken zijn land uit mijn handen te redden, hoe zou dan de HEER Jeruzalem kunnen redden?”.

 Het was de dwaasheid van de bijl die een grote mond heeft tegen de houthakker of de zaag die op eigen houtje acteert, tegen de timmerman in, een stok die wie hem vasthoudt wil optillen…

Dat is ze duur komen te staan: “God, de HEER van de hemelse machten, houwt met geweld hun takken af, de hoogste bomen worden omgehakt, de statigste bomen komen ten val, met een bijl kapt hij de struiken weg”. Ze blijven nergens en zijn vergeten, al die woudreuzen, of ze nou Assyrië heten, of Babel, het wereldrijk Rome, of later Nazi-Duitsland, of de Sovjet-Unie—-weg!

Elke keer weer komt die hoogmoed voor de val, omdat God het niet neemt als mensen – hoe machtig ze ook denken te zijn en hoeveel te voor elkaar hebben gekregen – als mensen Hem zou uitdagen. Terwijl de HEER maar niet de god is van die twee kleine landjes, of van een groep christenen, maar de Koning van heel de wereld die alle dingen regeert en van wie wij zingen dat de HEER de plannen van de volken kan laten mislukken maar dat zijn plan doorgaat, en eeuwigheidswaarde heeft.

Dat heeft ook zo’n machtsblok als Assyrië aan den lijve ondervonden toen het zijn eigen plan trok. Eerst konden ze ver komen en hebben we Israël van de kaart geveegd en Juda bedreigd – en dat niet op eigen initiatief maar, zonder dat te beseffen en te erkennen, als strafinstrument van de HEER om zijn eigen volk een les te leren – als gesel en als stok om dat hoogmoedige volk te slaan.

Met daarachter zoals altijd Gods bedoeling om niet mensen de dood en de vernieling in te jagen maar om ze tot inkeer te brengen en te werken aan een nieuw begin, zoals die andere profeet namens de HEER schreef aan ballingen in het verre Babel: “Ik heb jullie geluk voor ogen, niet jullie ongeluk, ik zal je een hoopvolle toekomst geven” (Jeremia 29). Gods trouw is altijd sterker dan onze ontrouw.

Dat moet u erin horen als de HEER het heeft over ‘de stronk van Isai’: het huis van David was als een boom die omgehakt en kaalgeplukt was- en van wie weggevoerd waren en nog zouden worden zou niet meer dan een rest terugkomen – en ook al bleef Jeruzalem op het nippertje gespaard en was er nog steeds een afstammeling van David koning, wat voor toekomst hadden ze nog met elkaar – in dat provinciestadje Jeruzalem met een koning die niks voorstelde in de grote wereld: een omgehakte boom tussen allemaal hoge woudreuzen: Assyrië, later Babel, dan Perzië.. En wat heb je in 2014 in te brengen als christenen, in een wereld waarin het draait om macht en geld, status, invloed op massamedia en sociale media, en brutalen de hele wereld willen winnen?

Het lijkt ontmoedigend en hopeloos als van een ooit zo fiere groeizame boom een stomp overblijft. Het laatste vers van Jesaja 6 kondigt het al aan als de waarschuwing klinkt dat in Israël eerst en in Juda en Jeruzalem daarna steden en huizen verlaten zullen zijn en er geen mens meer wonen zal: “zoals een eik of een terebint wordt geveld voor een vuur, er blijft slechts een stronk over” (6:13) .

Maar let op,dan staat er geen punt maar een komma, en daarachter: “het zaad in die stronk is heilig”. Dat is wel heel verrassend, en hoopvol want zaad is toch nog nieuw leven, toch weer toekomst. Het mag een kleine rest zijn die overblijft, meer niet, maar door Gods trouw  komt er een doorstart. Dat is te danken aan de genade en de trouw van God, voor zijn volk Israël en het huis van David.

Die worden wel teruggesnoeid tot op de wortel – en dan valt de naam Isai, dat is: terug naar Start. Naar dat onooglijke begin toen Samuël een herderjoch dat niet meetelde tot koning zalfde. En de nieuwe start wordt een timmermanswerkplaats in het verachte Nazaret en een jong meisje dat nog niet getrouwd was en geen status had, ze zong er zelf van: “Ik geef alle eer aan God, Hij is mijn redder, Hij koos mij uit, een heel gewoon meisje….God heeft zijn kracht laten zien” (Luc. 1: 46 e.v.).

Het is de kracht van nieuw leven uit wat dood en hopeloos leek:  “zoals uit een oude, omgehakte boom een kleine, nieuwe tak kan groeien, zo komt uit de oude familie van David een nieuwe koning”.

  Ja, en wat voor een koning! Heel anders dan Achaz zich gedroeg, groter dan zijn zoon Hizkia, en ook meer dan voorvader David. Wat van David gezegd kon worden – dat de Geest van de HEER hem bezielde en richting gaf, zo zal dat nog veel uitbundiger en blijvender gelden van de hier beloofde nieuwe koning: “de Geest van de HEER zal op Hem rusten” – later schrijft Johannes over Jezus: “God schenkt de Geest in overvloed”. Iemand schrijft. “wat in het klein, met veel gebrek, bij David aanwezig was, dat heeft deze Zoon van David in het groot en volmaakt”. Deze koning is echt gezalfde, met de Heilige Geest – echt Messias.

Hij doet maar niet alleen goede dingen, in Gods ogen, en voor de mensen, Hij is goed, eerlijk, trouw. Is er als het ware in gekleed:  Hij draagt gerechtigheid en trouw als een gordel, als een riem die zijn kleren bij elkaar houdt en af maakt, en die zijn koninklijke uitstraling bepaalt, typeert wie hij is.

 Niks van hoogmoed dus, geen machtsmisbruik, geen zucht naar status en rijkdom, maar dienst. Denk weer aan Jezus: Ik ben niet gekomen om gediend te worden, maar om u, jou, te dienen. En zijn leerlingen op hun nummer zette toen die zich druk maakten om hun positie: “Jullie weten hoe het gaat in de de wereld. Koningen heersen over hun volk. En mensen met macht spelen de baas over anderen. Maar zo mag het bij jullie niet gaan. Als je de belangrijkste wil zijn, moet je de anderen dienen. Als je de voornaamste wil zijn, moet de anderen dienen zoals een slaaf doet” (Matt.20: 25-27) Wat Jezus voordeed door als een slaaf de voeten van zijn leerlingen te wassen: “Ik ben jullie Heer en meester, en toch heb ik jullie voeten gewassen…Dat moeten jullie ook voor elkaar doen”  (Joh. 13)

Als je zo Jezus hebt leren kennen, Hem hebt horen spreken en Hem bezig hebt gezien, krijgt wat Jesaja vanuit de verte zag een gezicht, en handen en voeten – het gezicht van Jezus, en zijn handen en voeten – en hoe waar is het geworden in zijn leven: “een scheut van zijn wortels komt tot bloei”.

Wat je bij David in de knop ziet, maar wat later in de knop gebroken lijkt, komt tot bloei in Jezus – en:  krijgt vertakkingen en nieuwe uitlopers als mensen aan deze Jezus verbonden zijn en als zijn Geest in u en jou gaat wonen, en er een gemeente komt van nu al burgers van Gods nieuwe wereld.

Kijk, en daarom moeten we profetieën als die van Jesaja niet meteen doordromen tot de jongste dag. Die neiging hebben we gauw, zeker als het gaat over vrede op aarde, waarover Jesaja het hier heeft en waarover eeuwen later de engelen zongen in de nacht dat Jezus werd geboren – en als Jesaja een paradijse wereld schildert van een wolf vreedzaam – met een d – naast een lammetje, en kalf en een leeuw die samen lopen te grazen in de wei, en een baby zomaar onbeschermd bij een slang;  een wereld waarin niemand kwaad doet en onheil sticht, waarin geen aanslagen meer worden gepleegd en geen mens meer een ander mens neersteekt, een wereld waarin alle mensen de HEER kennen en eren als hun God, waar de vrede niet meer verstoord wordt en waar niemand meer onrecht pleegt.

Dan zeggen we en ervaren we dat wat we ook proberen, zoiets hier en nu een illusie is, en we zeggen ook dat mensen geen nieuwe wereld  kunnen maken, en dat alleen God dat  kan doen en zal doen. Het is allemaal helemaal waar, en de bijbel wil ons met dat uitzicht hoop geven en bemoedigen.

   Ja maar, wat God ook wil is ons opschudden en ons aansporen om nu al, in onze eigen tijd en ieder op eigen plek, en met eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheid, burger van zijn rijk te zijn. Veel van wat Jesaja en andere profeten beschrijven en aankondigen, slaat op wat in onze wereld gebeurt en mogelijk wordt – er staat ook in deze hoofdstukken vaak bij: ‘dan’, en ‘op die dag’ – b.v. dat ballingen terugkomen, en dat verwoeste steden weer opgebouwd worden – het is gebeurd!

Ja, en Jezus heeft al laten zien hoe het rijk van zijn Vader eruit ziet, en dat als je Hem volgt, er al een nieuwe wereld voor je opengaat en dat God mensen kan en wil veranderen – het zijn ook beelden uit deze wereld over eerlijke rechtspraak en afstoppen van kwaad en uit zijn op vrede. Iemand merkt op:  “Als we die vrede helemaal naar de nieuwe wereld verleggen, dan maken we het onszelf uiteindelijk alleen maar gemakkelijk…Maar Christus brengt het koninkrijk van God vandaag”.

Kijk, en dan worden die mooie dingen die worden gezegd van hoe die nieuwe grote koning zal zijn en hoe hij optreedt, niet alleen maar mooie toekomstdromen, maar zetten ze ons aan het werk. Want als we echt koning Jezus willen volgen en op Hem willen lijken, verandert dat onze houding en onze manier van doen en laten en praten, zeker in de kerk als toch de plek waar de burgers van het nieuwe rijk bij elkaar komen en worden geïnstrueerd, en waar de Geest van God wil wonen.

En als dan van die koning mooie dingen worden als dat hij niet oordeelt – laat staan veroordeelt – op grond van uiterlijke schijn, op het eerste gezicht;  dat hij  niet afgaat op geruchten, dat  hij opkomt voor de zwakken en arme mensen goed behandelt, en dat hij altijd eerlijk is en trouw, op vrede uit is, dan heeft dat als het goed is een goede invloed op ons, dan zal dat de kerk en van daar uit de wereld, veranderen; dan gaat daar een invloed ten goede van uit – zoals het evangelie van Jezus en van zijn apostelen er vol van zijn – en het echt waar kan worden nu al: vrede op aarde, vrede in onze dagen.

Het is waar, dan is er nog veel krom en slecht en donker – kunnen wij geen paradijs terugbrengen. Maar uit die afgehakte boom – ten dode opgeschreven vanwege zonde en onwil en onmacht – is wel degelijk nieuw leven tevoorschijn gekomen, zoals dat mosterdzaadje in die gelijkenis van Jezus uitgroeide tot een geweldige struik waarin vogels van allerlei pluimage hun nest kunnen bouwen.

 Het beeld van Jezus die uit allerlei volken en met heel verschillende mensen zijn volk verzamelt. Jesaja tekent datzelfde met een ander beeld: die telg van Isai, die grote zoon van David, die het verzamelpunt wordt voor alle volken, en onder de vlag van zijn rijk heel de wereld bijeenbrengt – wat nog steeds aan de gang is sinds met Pinksteren het evangelie wereldwijd ging en de kerk wereldkerk werd – op weg naar die ontelbare menigte van alle volken en talen en culturen…..

Ja, en dat sprookjesachtige dan van een soort nieuw paradijs waar niet de leeuw de koe opeet maar ze samen stro eten, waar een kind speelt met een slang, en nergens meer gevaar loert? Ik denk: beelden voor een wereld waarin het goed is te leven, met elkaar, en samen met God.

Wat het precies zegt over de nieuwe aarde, en of er daar ook dieren zijn, wie zal het zeggen? Helemaal letterlijk doortrekken naar dan is lastig – want dan zouden op de nieuwe aarde ook baby’s geboren worden en spelende kinderen – en moeten dieren ook eten – waar komt het stro vandaan?

Ik denk dat het vooral beelden zijn voor een wereld zonder kwaad of gevaar, terreur, oorlog, dood. Waar mensen niet meer als wolven zijn voor elkaar, en we elkaar echt in liefde dienen en steunen.

Zou het dan niet mooi zijn – en een opdracht voor wie Gods Geest gekregen hebben – als we nu al daar iets van zouden laten zien – aan de Heer – en aan elkaar – en aan de wereld om ons heen?

In Galaten 5 spoort de apostel zijn lezers van toen en nu om elkaar te dienen in liefde – met de waarschuwing erbij:  maar als u elkaar bijt en opvreet, pas op dat u niet door elkaar verslonden wordt”, of:   blijf niet als wilde dieren met elkaar vechten, dat wordt uiteindelijk jullie dood!. Het tegendeel van dat mooie beeld van dieren en mensen die vreedzaam met elkaar omgaan.

  Vrede op aarde – door de profeet aangekondigd, door de engelen afgekondigd, die vrede is Jezus. Daarom is het advgentsevangelie dat er  vrede op aarde is, nu al – als je verbonden weet met Jezus en gedreven door zijn Geest – en op Gods tijd eens en voor altijd.

                                                                             amen

 

 

liturgie morgendienst 2e adventszondag

votum en groet

zingen:       Ps. 33: 1,4

Gods leefregels Leviticus 19

zingen:       Ps. 33: 2,8

gebe

Schriftlezing:  Jesaja 10: 5-34

zingen:        Ps. 75: 1,3,4,6

Schriftlezing:  Jesaja 11: 1-10

zingen:       Lied 132 (1,2,3)

verkondiging over Jesaja 11: 1-10    In blijde verwachting:  Vrede op aarde

zingen:       Gezang 47: 1v, 2v,3a, 4m,5m,6a

gebed

collecte

zingen:       Ps. 72: 1,4

zegen

amen:         Ps. 72: 10

Psalm 22: 11: Samen in Gods Vaderhand (bediening van de doop aan Hanna Dineke Wimmenhove)

Beste Egbert en Josien, familie, vrienden, andere gasten, gemeente van onze Heer Jezus Christus,

“Jouw handjes in onze handen, samen in Gods Vaderhand”.

Dat staat op het kaartje waarmee jullie de geboorte van jullie dochter Hanna Dineke bekend gemaakt hebben. Heel mooi om zo bij elkaar te brengen dat Hanna van jullie zorg en liefde afhankelijk is en dat jullie graag die zorg en liefde aan haar willen geven, maar ook dat jullie zelf,  samen met haar en met Lydia,  je afhankelijk weten van de zorg en de liefde van Vader in de hemel: veilig in zijn Vaderhand.

Helpende handen, die zijn er gelukkig overal om je heen, zeker ook bij een zwangerschap en rond een bevalling. Mensen worden erbij ingeschakeld als God nieuw leven schept en ter wereld laat komen: een man en een vrouw die vader en moeder mogen worden, een verloskundige of een arts. En als het kind er eenmaal is, staan er ook behulpzame mensen om heen: een zuster, de huisarts, en natuurlijk familie en vrienden. Wat blijft: de drukke baan van vader en moeder zijn voor je kind wordt met een tweede nog drukker, naast het dagelijks werk buiten de deur en een verhuizing voor de deur, en ook nog sociale verplichtingen en werk in de kerk : best veel taken, en een belangrijke verantwoordelijkheid.  Je komt soms handen – en tijd – en rust –  te kort.

Ja, maar voorop blijft staan: ontvangen uit Gods hand en veilig in zijn Vaderhand. Want God trekt zijn hand niet terug als het kind er eenmaal is. Nee, dan legt God zijn hand op dat kleine hoofdje en Hij zegt: jij bent en jij blijft van Mij, Hanna, mijn kind. Ik wil ook jouw Vader zijn. Ik wil voor je zorgen en Ik beloof je dat Ik je helpen zal om Mij te leren kennen en lief te hebben, en te leven als mijn kind.

Nou, dat is wat de doop uitbeeldt en waar de doop jullie en ons allemaal van wil verzekeren. Wat jullie bij het groter worden ook Hanna mogen vertellen en mogen voorleven: wat fijn dat wij – en jij ook – een Vader in de hemel hebben! Je mag haar vertellen van die Vader en van de Here Jezus. Je mag ze leren bidden en zingen. En ook haar voorhouden hoe Vader graag wil dat zijn kinderen zich gedragen.  Weer: een hele taak en een belangrijke verantwoordelijkheid, in een wereld met zoveel gevaren, en  snelle veranderingen en elke keer weer nieuwe keuzes, in een wereld die vaak op een doolhof lijkt.

Wat een houvast geeft dan onze tekst! Die tekst gaat wel niet over de doop, maar wel over wat die doop wil laten zien. Wat God met die doop wil zeggen: ook jij – en wij – samen in Gods Vaderhand.

     Samen in Gods Vaderhand

1. daar heb je houvast aan in je leven;

2. daar mag je Vader aan houden;

3. daar heeft de Heer  Jezus voor betaald;

4. daar leert de Heilige Geest ons op vertrouwen.

 1. Houvast in het leven, want samen in Gods Vaderhand

  Midden in deze aangrijpende psalm, vol bittere klachten en noodkreten diep uit de put, maar ook vol diepe dankbaarheid, grijpt David ineens naar het begin van zijn leven terug. Over de verzen erom heen moeten we straks ook nog wel iets zeggen, maar nu eerst maar eens even heel gewoon naar die verzen 10 en 11 kijken. Die verrassen ons eigenlijk, zomaar zo’n heel open en intiem­ tafereeltje, en dat uit de mond van koning David. Er is niks van preutsheid, niks om je voor te schamen. In een paar woorden zie je het voor je. Sta je bij het kraambed van de vrouw van Isaï – haar naam kennen we niet eens – en maken we de bevalling mee. Nee, geen details daarover, wel het belangrijkste. David zingt ervan: “U hebt  mij uit de buik van mijn moeder gehaald, mij aan haar borsten toevertrouwd.”  Zoals dat gaat als een kindje geboren wordt – gehaald is – en lekker tegen moeder aan wordt gelegd, en bij mama ligt en bij mama drink­t en het nergens beter heeft dan juist daar.

Kijk, en David bedankt de Here daar voor, na zoveel jaren nog: Heer, dat heb ik aan U te danken, zoals elke baby: U hebt mij uit het lichaam van mijn moeder gehaald en veilig tegen haar borst gelegd. Wie anders dan de Heer  geeft het leven en de levensadem – en het eerste gehuil – en alle dingen? Dat is nog altijd zo, hoe de bevalling ook gaat en wie er ook bij helpt. Uiteindelijk is het de Heer die nieuw leven geeft en dat leven spaart en beschermt: “toen ik geboren werd, vingen uw handen mij op” – en we mogen erop vertrouwen dat God niemand uit zijn handen laat vallen.

  Eeuwen geleden heeft Calvijn bij zijn uitleg van deze tekst al opgemerkt dat je bij elke geboorte in aanbidding voor God zou moeten wegzinken. Want, zegt hij, “wat kan er niet in de weg komen, dat honderden malen de vrucht in haar omgeving zou vergaan, voordat de tijd van de geboorte daar is”. Dat weten jullie uit eigen ervaring: dat het ook moeilijk kan zijn of mis kan gaan, dat het begin van de zwangerschap niet zonder zorgen was, en dat het een wonder is dat Hanna er is, gezond en vitaal. Veel reden om God te danken als alles goed gaat. Het spreekt niet vanzelf. Het is niet verdiend. Daarspreekt haar naam ook van: Hanna= genade, de Heer is genadig!  Het is een groot wonder: Heer, u hebt het leven aan haar geschonken!  En Heer, laat haar dan nu niet alleen!

Dat geeft houvast.  Want de Heer trekt zijn hand niet terug als een mens eenmaal ter wereld is gekomen en laat zijn kind niet vallen. David zingt van de blijvende betrokkenheid en zorg van God:   “toen ik geboren werd, vingen uw handen mij op” , en: “al voor mijn geboorte was u mijn God”.

Dat heeft David in zijn veelbewogen leven ervaren. Dat mag elk kind, elk mens van God,  ervaren. Wat kun je beter doen dan je kinderen toevertrouwen aan de zorgen van de Heer..? Dan zijn ze, samen met ons, veilig en beschermd, wat er ook gebeurt.

Wat een houvast: vanaf de geboorte wil de Heer onze God zijn, en die van onze kinderen! Dat geeft moed en rust, ook in deze tijd: God is er toch bij?!

 

 2. Je mag er Vader aan houden: trek uw handen niet van ons af.

De verzen van onze tekst stonden niet op een geboortekaartje. Ze staan in een psalm die vol staat met klachten en bol staat van de meest barre ellende. De psalm begint met de bitterste klacht die uit de mond van een gelovige kan komen: “mijn God, mijn God waarom hebt U me alleen gelaten?”.

Wij denken dan natuur­lijk meteen aan  Jezus aan het kruis, die juist deze schreeuw uit de diepte naar God toegeslingerd heeft toen hij drie uur lang in het pikdonker van de hel gehangen had, toen zelfs zijn eigen Vader geen antwoord meer gaf en Hem niet te hulp kwam, en de angst van de hel Hem alle tro­ost deed missen: mijn God, mijn God, waarom laat U mij toch zo in de steek?

Maar die schreeuw van psalm 22 is eerst gegrepen uit het eigen leven van David. Die er bij tijden zo diep onderdoor moest, dat het wel leek of God hem in de steek liet en zijn handen van hem had afgetrokken:  “Mijn God, al schreeuwend vul ik al mijn dagen.U antwoordt niet, en ook in lange nachten krijg ik geen rust, geen antwoord op mijn klachten. Hoort u mij niet?”.

Er leek niks van te kloppen, van al die mooie verhalen van vroeger: over die voorouders die op God vertrouwd hadden en die wonderlijk gered waren. Ja, zij wel, maar ik niet: voor mij heeft God geen aandacht. Ik ben niet meer dan een worm waar ze overheen lopen zonder het te merken. Die vijanden die me in de grond boren met hun gemene spot: kom eens op met je geloof, waar is die God van jou nou, waarom helpt die je niet…. U was mijn God voordat ik werd geboren.Houd u niet stil, mijn leven wordt verduisterd.Ik ben zo bang, en niemand helpt of luistert! Hoor mijn gegil”.

Dat kan je gebeuren, ook en juist als gelovig kind van God. Wat kan er niet gebeuren waardoor je wereld lijkt in te stor­ten en je door elkaar gerammeld wordt en er niks lijkt over te blijven van al die mooie beloften van God in de bijbel en bij je doop.  Je kunt bidden wat je wil, maar het helpt niet en er verandert niks. Je kunt je niks voorstellen bij een Vader in de hemel en je kunt niks met al die mooie woo­rden over God die voor je zor­gt, en die alle dingen ten goede doet meewerken. Voor mij? Kom nou toch! Laat maar eens zien dan!

Dan kunnen vragen opkomen, vragen naar het waarom. Waarom geen genezing en waarom dan toch die moeder en oma weggehaald bij jullie, nog voor ze haar kleindochter heeft mogen zien en in de armen heeft mogen nemen? Mooi dat die tweede naam -Dineke -de herinnering aan moeder en oma Wimmenhove levend en in ere houdt -in het geloof dat zij leeft bij haar God.

Gemeente, als David dan ineens weer naar dat begin van zijn leven teruggaat, dan is dat toch niet om te zeggen: nou, daar is mooi niks van terecht gekomen. Zo van: het zou wat, al vanaf de geboorte mijn God….die God heeft het er lelijk bij laten zitten. Nee, het is juist een terugvallen op de eerste zekerheid van zijn leven, en meteen de laatste die overblijft: maar Heer, U geeft toch niet op waar U in m’n leven mee bent begonnen? Het is zeg maar de vaste grond van Gods beloften en van Gods verbond waar David op terugvalt, en waar Hij in zijn grote nood de Here aan herinnert: Heer, u bent toch mijn God? Ondanks alles blijft het – zelfs als David zich van zijn God verlaten voelt- mijn God, mijn God! Heer dat bent U toch nog, en ik ben toch uw knecht, de man naar uw hart, uw kind?

  Jullie, en ik, en ook Hanna als ze groter wordt, mogen onszelf en elkaar – èn de Heer – herinneren aan wat bij onze doop beloofd is en zichtbaar gemaakt: een eeuwige band die God heeft gelegd met ons: jij bent van Mij, en dat bli­jft zo, wat er ook gebeurt, en juist als het erom spannen gaat en als het stormen gaat. Je mag erop terugvallen en erop teruggrijpen als alles onder je voeten wegzakt. Je mag erop ple­iten, voor je­zelf, voor je kind, ook voor dat kind dat het spoor bijster is, of dat maar niet zijn of haar hart aan God durft geven. Het niet met de Here alleen durft wagen.  In onze belijdenis staat zo mooi: “de doop is niet alleen van waa­rde voor ons wanneer wij hem ontvangen en het water op ons is, maar gedu­rende heel ons leven”. Gods liefde en trouw drogen nooit op! God geeft niet op!

3. De Heer  Jezus heeft ervoor betaald dat mensen in Vaders handen geborgen zijn.

 We hebben dat weer gezien en gehoord vanmiddag:  “de doop in de naam van de Zoon is een teken en zegel dat de Heer Jezus al onze zonden afwast op grond van zijn lijden en sterven“.

Onze tekst staat in die psalm die – meer dan David zelf besefte – afstak in de diepte van een lijden waar dat van David nog maar kinderspel bij was. Waar David zich door zijn God verlaten voelde, daar werd vele eeuwen later zijn grote Zoon werkelijk door zijn eigen Vader verlaten, in onze plaats, om ons voorgoed bij zijn Vader terug te brengen. Zodat Vader zegt: jij bent van Mij, Hanna, want ook jouw kwaad is weggewassen, in Christus’ zuiver bloed. En dat biedt veiligheid en geeft hoop.

Maar dan komt het er wel op aan dat te geloven. Je leven en dat van je kinderen veilig te weten bij Vader, door dat grote offer van zijn Zoon. Daar vooral zullen we onze kinderen over vertellen. Dat vooral geeft vaste grond onder onze voeten, als je alles onder je voelt wegzakken en zoveel zekerheden hier op aarde drijfzand blijken.Niet lang geleden hebben we daar samen van gezongen : “ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht: de dood van Christus voor de zonden”.  Deze doop legt die grond weer bloot. Deze doop stelt ons allemaal weer de vraag: hebt u, heb jij, die vaste grond gevonden? Is dat je enige houvast, van de wieg tot aan het graf? Dan hoef je niet bang te zijn voor het leven, én niet voor de dood. Leg maar gewoon je hand in die van je Heer!

4. De Heilige Geest leert ons erop vertrouwen dat we samen in Gods Vaderhand veilig zijn.

David had het niet van zichzelf: dat hij zelfs onder de meest barre omstandigheden het toch vasthield: mijn God.  Dat kon Hij alleen en dat zei Hij alleen, geleid door Gods Geest.

Je kunt je kind niet het geloof in God en vertrouwen op Jezus meegeven, laat staan het  haar opdringen. Je kunt het zelf niet vasthouden als het van jezelf moet komen. Wat kunnen er een twijfels opduiken. Wat een strijd kan het geven er houvast aan te krijgen en te houden: maar toch ben ik Gods kind. Wat lastig om het je eigen te maken zodat het echt wat van jezelf wordt, een keus van je hart.

Maar we hebben gebeden vanmiddag om de Heilige Geest en zijn werk:  “Leid haar altijd door uw Geest. Laat haar volgens uw woord worden opgevoed en in Christus tot geestelijke groei komen”.

Maar dat bidden we als het goed is ook voor onszelf en voor elkaar: of de Heilige Geest die nieuwe geboorte wil bewerken, dat nieuwe hart en dat nieuwe leven, en die zekerheid: ik ben Gods kind! Dat is het grootste wonder: een zwak mens die gaat schuilen aan Gods hart, veilig in Jezus’ armen.

Waar je veiliger bent dan bij je eigen moeder en je eigen vader!

                                                                   amen 

 liturgie middagdienst zondag 23 november 2014  (doopsbediening)

zingen:       Gz. 171: 1,3 

votum en groet

zingen:       Ps. 95: 1,3

gebed

doopformulier  3

zingen:      Gz. 161: 1

geloofsbelijdenis

zingen:      Gz. 161: 4

zingen na ja:   dooplied Sela

doopgebed

zingen na doop:  Ps. 103: 5

dankgebed

Schriftlezing:  Psalm 22: 1-12 en 28-31

zingen:     Ps. 22: 4,11,14

verkondiging:  Psalm 22: 11

zingen:     Gz. 163

gebed

collecte

zingen:     Gz. 165

zegen

amen:      Opw. 710