Psalm 91: 11 en Heb. 1: 14: Engelendienst

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,
dia 1
Hebt u wel eens een engel ontmoet? Ben jij er wel eens een tegengekomen? Ik denk dat we allemaal zullen zeggen: nee, nog nooit. Ik weet het zelfs zeker, anders had ik het al lang van u of jou gehoord. Zoiets kun je gewoon niet voor je houden…
U weet vast wel dat er steeds weer merkwaardige verhalen opduiken over mensen die denken een engel ontmoet te hebben. Er zijn meerdere boeken geschreven over dat soort ontmoetingen, met titels als ‘Een engel op je pad; Engelen onder ons; hedendaagse ont¬moetingen met hemelse wezens’, ‘Nu de engelen zijn terugge-keerd; een visie op geloof en leven vanuit de engelenwereld’. Ook de Islam kent engelen.
dia 2
Vooral die laatste titel zet aan het denken: ‘nu de engelen zijn teruggekeerd’. Bedoeld is: terug van weggeweest in het denken en vooral de ervaring, de leefwereld, van de moderne mens. Iemand merkt op: “Engelen zijn weer ‘in’. Wie had ooit kunnen denken, dat de moderne mens weer gelooft in engelen?” En even verder: “Engelenervaringen komen in onze tijd veel voor. Mensen zien engelen, horen engelen, voelen engelen”. Opvallende voorbeelden hebben de pers gehaald: een automobilist die een lifter oppikt die de spoedige terugkomst van de Here Jezus aankondigt en dan ineens verdwenen blijkt; een onbekende hand die bij een dreigende aanrijding ineens het stuur omgooit; een onbekende helper bij een sneeuwstorm die ineens weer weg is…

Wat moeten we daarmee aan, met zulke verhalen? Twee reacties zijn denkbaar en alle twee voor gelovige mensen verkeerd. De eerste is dat we ons van zulke verhalen alleen maar afmaken door te zeggen dat zoiets verbeelding is en dat het natuurlijk geen engel geweest kan zijn. Zomaar heeft ook ons het moderne denken te pakken waarin geen plaats is voor wat je niet kunt begrijpen met je gezonde verstand en wat je zelf niet gezien hebt. Zoals een liedje het vertolkte: engelen bestaan niet…Aan de andere kant moeten we ook niet ons aan zulke verhalen optrekken om er ons geloof dat engelen wel bestaan, mee te verdedigen of te doen alsof het bewijzen zijn dat de bijbel toch echt wel gelijk heeft. Want we geloven niet omdat en pas als we zien,maar omdat God ons niks op de mouw spelt, ook niet over de engelen. Hun bestaan kunnen we niet bewijzen en hoeven we niet te bewijzen. We mogen geloven dat Gods knechten klaar staan om Gods orders uit te voeren en Gods kinderen te helpen en te beschermen. En als je dat gelooft, ga je het ook zien. Ervaar je dat je op handen gedragen wordt, door alles heen.
dia 3

Engelendienst!
1. om God te dienen;
2. om ons te helpen en te beschermen;
3. dankzij Jezus Christus;
4. tot op de laatste dag.

dia 4 1. Engelendienst: ter ere van God.

Engelen zijn knechten van God¬, en dus boven alles op God ge¬richt. Dat zegt al het woord ‘engel’.Eigenlijk een heel gewoon woord dat je ook voor mensen gebruiken kunt: boodschapper, afgezant. Zeg maar: iemand die erop uit wordt gestuurd om een bepaalde opdracht uit te voeren of om berichten over te brengen. Psalm 91 zingt er zo van: Hij zal zijn engelen gebieden, ze sturen. En de engelen laten zich sturen. Zo in een andere psa¬lm: de engelen zijn sterke helden die Gods bevelen opvolgen, woord voor woord uitvoeren. Daarin zijn de engelen voorbeelden voor ons die de kinderen van God zijn. Ik denk aan die bede ‘Uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel’, en hoe de catechismus dat uitlegt in zondag 49: geef dat we uw wil gehoorzaam zijn, zodat ieder zijn taak even trouw uitvoert als de engelen in de hemel doen.

Je kunt dus nooit over engelen praten los van God hun en onze Heer. De engelen en hun optreden zijn niet los verkrijgbaar. Laten we daar maar aan denken als we weer zo’n opzienbarend verhaal tegenkomen over iemand die een engel zou zijn tegen gekomen. Zeg niet meteen dat dat natuurlijk niet kan. Je praat zomaar mee met zovelen die engelen hebben opgesloten op de rommelzol¬der van achterhaalde voorstellingen, of in het sprookjesboek uit grootmoeders tijd. Daar horen de engelen niet thuis! Ze horen bij God, in zijn hemel. Ze worden nog steeds door Hem gestuurd om zijn wil te doen en om wie van God zijn, te dienen. Maar daar moet wat over engelen op ons pad verteld wordt, dan ook wel aan voldoen. Als wat over het optreden van een engel wordt verteld, niet klopt met wat de bijbel ons over de Here en over zijn engelen vertelt, houdt het er dan maar op dat het in elk geval geen engel geweest is. Vergeet niet dat satan zich kan vermommen als een engel van het lic¬ht. Dat staat letterlijk zo in de bijbel. We zijn gewaar¬schuwd.

In Hebr.1:14 staat opvallend: de engelen zijn ‘dienende geesten ‘. Geesten: je kunt ze niet zien, ze kunnen zich soms wel laten zien. Zoals de bijbel vertelt dat engelen soms aan mensen verschenen: aan Abraham, aan Zacharias, aan Maria, aan de vrouwen bij het graf en de discipelen na Jezus’ hemelvaart. Of ze het vandaag aan de dag nog doen? Zeg niet nooit. Wie zal het zeggen? Als God het nodig vindt, zou het ook nu kunnen. We moeten er maar niet op rekenen. We hebben een complete bijbel, en daarmee alles wat God te zeggen heeft. En Paulus zegt dat zelfs als een engel uit de hemel iets anders zou vertellen, we er niet naar moeten luisteren omdat het dan geen evangelie is.

Als de engelen dienende geesten genoemd worden, staat er letterlijke ‘liturgische’ geesten. Liturgie, dan denken wij aan wat we in de kerk doen: zingen, bidden, bijbellezing..Nou, de eerste taak van de engelen is God loven en prijzen. In de hemel, soms ook op aarde, zoals in de kerstnacht. We zongen ervan: “uw macht bezingen, Heer, de engelen in koor”. Maar de dienst van de engelen is breder. Ze vormen Gods leger. Zijn hemelse politiedienst. Ze vliegen als God hen zijn bevelen geeft. Vandaar dat engelen vaak met vleugels afgebeeld worden.Wat moet God groot zijn: de God van de hemelse legermachten!

dia 5 2. Engelendienst: ten dienste van ons.

Het valt niet zo op in de vorige ons nog bekende vertaling van Hebr.1:14. Het lijkt net of twee keer het¬zelfde woord wordt gebruikt: dienende geesten, ten dienste van wie het heil beërven.Maar dat is niet zo: in het grieks worden twee verschillende woorden gebruikt: liturgie en diaconie. De NBV geeft dat tweede woord voor dienen weer met: om bij te staan die gered worden. Ja, want de knechten van God worden erop uit gestuurd om de gelovigen – u, en jou, en mij dus ook – te hulp te komen, en te beschermen. Ze worden gestuurd, staat er, tot diaconie, als diakenen,voor wie door de Here Jezus zijn gered en op weg zijn naar het hemelse koninkrijk van God en van Christus. God geeft zijn engelen opdracht om waar nodig zijn kinderen te helpen en te beschermen. Ze zijn als het ware om ons heen om ons op te vangen en af te dekken tegen gevaren onderweg. Psalm 91 zingt indrukwekkende van die hemelse wegenwacht die op elk moment klaar staat om uit te rukken, om gestrande reizigers naar het rijk van God weer op weg te helpen. Tegelijk kun je spreken van Gods mobiele brigade, tot de tanden gewapend, in staat de aanvallen van de tegenpartij (satans leger) af te slaa¬n. Een hele rust op de gevaarlijke tocht over de smalle weg van het geloof. Als je een beroep doet op de hemelse alarmcentrale, wacht je nooit tevergeefs. 24 uur per dag is hulp voorhanden.

Ja maar, vragen we ons dan af, hoe werkt dat dan? Scherper nog: maar werkt dat eigenlijk wel, voor mij, in mijn leven? En u noemt voorbeelden: waarom was er geen engel toen en toen? Ik denk weer aan voorvallen die de krant en zelfs het jou¬rnaal hebben gehaald: een onbekende die op de rem zou hebben ge¬trapt, een vreemde hand die op het laatste moment aan het stuur rukte, witte gestalten die een kind opvingen dat uit een brandend huis sprong, mensen die bijna dood engelen zagen….

Maar wat we er ook van moeten denken, zulke gebeurtenissen zijn hoge uitzonderingen. De meesten maken nooit zoiets mee. En we kunnen een hele serie voorbeelden opnoemen waar het te¬gendeel gebeurde: wel een dodelijk ongeluk (waarom trok toen geen engel aan het stuur?), wel een lelijke smak gemaakt (en blijkbaar niet opgevangen), toch ziek geworden en gestorven. Terwijl zo’n psalm ons grote woorden na laat zingen: geen on¬heil zal u treffen, geen plaag zal uw huis, uw gezin treffen. Maar we hebben allemaal onze voorbeelden van rampen, ellende, ziekte, dood. En waar waren die engelen om ons op te vangen?

Maar de vraag is wat de Here ons echt belooft als het om de service-dienst van zijn engelen gaat. Of we de garantie hebben van geen ongelukken en geen ziekten, en wat we ook doen en hoe het ook gaat, sterren in de nacht, en bloemen op mijn wegen.Als we goed lezen, belooft de Here ons dat niet. Hebben we in elk geval onze eigen verantwoordelijkheid. Zoals de Heer ons leert in zijn botsing met satan die met een beroep op ps. 91 Hem wijs wilde maken dat de engelen Hem wel zouden opvangen als Hij van het tempeldak naar beneden sprong. U weet wat Je-zus toen zei: geen denken aan, je mag God niet uitproberen..niet jezelf moedwillig in gevaar begeven: God redt toch wel. Zo niet. Hoe de engelen helpen en ons beschermen, kunnen we uit die paar woorden in Hebr.1,14 leren: ze worden “uitgezonden om hen bij te staan die deel zullen krijgen aan de redding”. De hulpdienst van de engelen is er voor alles op gericht dat Gods kinderen niet onderweg verongelukken en hun bestemming missen.

Natuurlijk bedanken we de Here ook als Hij ons spaart in het verkeer en veilig thuis brengt,misschien na een bijna-ongeluk. Dat we er goed van af kwamen bij die aanrijding: wonderlijk gespaard werden. Dat de operatie goed is afgelopen. Je wordt er soms heel nadrukkelijk bij bepaald: door het oog van de naald. Wie zou niet God danken voor zijn engelen die je hebben opgevangen en op handen gedragen? We doen het veel te weinig. Denken misschien er nog wel aan God te bedanken, maar zomaar zonder met name die engelen te noemen die God gestuurd heeft. Maar ook als het anders ging – wel een dodelijk ongeluk, niet door de operatie heen gekomen, wel in de gevangenis ge¬storven om het geloof, of in het concentratiekamp vergast, ook dan waren er de engelen, nu om naar God te dragen. Zoals in dat verhaal van Jezus: engelen droegen de arme Lazarus tot in Abrahams schoot. Zoals een hemels escorte van vuur Elia op kwam halen. Zoals de engelen een kind van God dat sterft, al staan op te wachten. En ze als de Heer terugkomt, allen die in Hem hebben geloofd, ophalen en meenemen naar de nieuwe aarde.

Kijk, want de bescherming van de engelen gaat juist ook door gevaren en rampen heen, en aan het eind zelfs langs dood en graf. De Bijbel zegt niet dat iedereen een beschermengeltje heef¬t, en mensen die denken een engel ontmoet te hebben zonder dat ze in de Heer van de engelen geloven, worden niet door zulke ervaringen gered. Als geloof uitblijft, zullen ze uiteindelijk echt met de engelen van God te maken krijgen, als die de straf van God uitvoeren.Maar de engelen zijn blij over elke zondaar die zich bekeert. Ik las ergens: “de engelen van de bijbel willen vooral naar Jezus Christus wijzen. Ze willen mensen brengen tot het geloof in Hem en hen in dat geloof versterken. Dat alleen kan zeker¬heid geven. Een engelverschijning niet”. Ook hier geldt het woord van Jezus: zalig wie niet zien, en toch gelooft. Als je zonder te zien, er op rekent dat engelen je op handen dragen!

dia 6 3. Engelendienst: die hebben we te danken aan Jezus Christus.

Het is een hele luxe permanente bewaking en bescherming bij elke stap die je zet. Zodat je zelfs niet valt over een steen. Als je dat heel letterlijk neemt, gaat het lang niet altijd op. Wie struikelt niet een keer, valt met de fiets, breekt een arm of een been. Niemand zal denken dat er altijd een engel naast je loopt of met je mee fietst. Wie dat verwacht, wordt elke dag teleurgesteld: zie je wel, dan engelen niet bestaan!
Maar als je aan die smalle weg van het geloof denkt, dan mag je op de engelen rekenen. Op die weg achter de Here Jezus aan mag je overeind blijven. Zullen de engelen de duivel wegjagen als die je wil laten struikelen. Brengen ze je veilig thuis.
Ik zei: een hele luxe. Wij zouden zeggen: een VIP behandel¬ing. Alleen heel belangrijke en dure mensen hebben altijd een stel bodyguards in de buurt. Zoals de koning en koninging permanent wordt bewaakt en andere belangijke mensen ook. Maar u en jij zijn blijkbaar nog belangrijker dat niets minder dan een hemels leger ingeschakeld wordt ter bewaking. Ja, maar we zijn ook duur en belangrijk. Zo kostbaar in de ogen van God dat zijn eigen Zoon zijn leven voor ons over had.¬ De Koning wil ons maken tot kro¬onprinsen en kro¬onprinsessen¬. Om straks over zijn rijk te regeren als koningen en koninginnen. Gelovigen, zwak en onbetekend in zic-hzelf, zij zijn de werkelijke VIP’s! God zet zijn elite-troepen in om die VIP’s te beschermen.

Natuurlijk hangt er aan die voortdurende bewaking en begel¬eiding een prijskaartje. Dat is makkelijk duidelijk te maken met een actueel voorbeeld. Helaas is het in onze tijd nodig dat bij belangrijke voetbalwedstrijden veel politie op de been is: om de supporters van en naar het stadion te begeleiden, en rellen te voorkomen, of als die toch komen, er een eind aan te maken. Dat kost soms honderden agenten en dus heel veel geld. Begrijpelijk dat steeds weer de discussie oplaait: wie zal dat betalen? De overheid, en dus alle burgers (ook die er niks mee te maken hebben en niks om voetbal geven)? Of de clubs, en dus de supporters zelf, die zo nodig naar zo’n wedstrijd willen?

Gelukkig hoeft die vraag – wie zal dat betalen – ons niet wakker te houden als het om de inzet van Gods politiemacht gaat. Daar is allang voor betaald. Daar heeft Jezus voor betaald. Hij is zelf de commandant die hemelse vredesmacht geworden. Hij heeft toch alle macht in de hemel en op de aarde. Hij is de Opperbevelhebber van de hemelse legermachten.We hebben het gelezen: Hij is “ver verheven boven de engelen”. Letterlijk staat er: zoveel machtiger dan de engelen is Hij geworden. Daar heeft Hij een hoge prijs voor betaald. De Zoon is eerst minder geworden dan de knechten: heeft zich vernederd en is gelijk geworden aan zondige mensen (zonder zelf zondaar te zijn), en is lager gaan staan dan die engelen die als knechten eigenlijk zijn ondergeschikten waren…Hij kwam zelfs om ons te dienen. Steeds dieper zien we de Heer er onder door gaan. Toen de satan Hem wilde overhalen ongehoorzaam te zijn aan de Vader – b.v. door van het dak te springen: de engelen vangen mij wel op! – en Jezus satan overwon – toen kwamen de engelen Hem dienen. In Gethsemané kwam er nog een engel om Hem kracht te geven. Maar op Golgotha trokken de engelen zich terug. De Zoon werd door zijn Vader verlaten, en dus bleven de engelen weg. En daar koos de Heiland bewust voor. Hij zei: als ik mijn Vader om hulp vroeg, zou Hij me zo twaalf legioenen engelen sturen. Dat de Heer dat niet deed, was om ons. Opdat wij gered zouden worden. Opdat wij nooit meer door God verlaten zouden worden en de engelen altijd klaar zouden staan om ons te hulp te komen. Als wij maar naar de Heer Jezus vluchten, en God om die militaire bijstand vragen. Doe maar rustig. Het is echt gratis. Maar dan moeten we er wel om vragen. En geloven dat die hulpvraag beantwoord wordt. De Heer wil onze ogen er voor openen zoals eens de ogen van de doodsbange knecht van de profeet Elisa: dia 7 die bij ons zijn, zijn meer dan die van hen. Dat geeft een veilig gevoel: ik hoef niet bang te zijn….!

dia 8 4. Engelendienst: tot aan de laatste dag.

Als geen kind van God meer gevaar loopt. En de engelen de laatste gelovige heb-ben binnengebracht. En er niets meer rest dan te loven. Mensen en engelen samen, met vreugde waar alles bij verstomt.
dia 9
amen

¬

liturgie avonddienst 10 juli 2016

welkom
zingen: NLB 268: 1,2

1. Goede herder, als wij slapen,
heel deze nacht,
waak dan over al Uw schapen,
heel deze nacht.
Dat wij dromen zonder zorgen,
veilig rusten tot de morgen,
leve God, bij U geborgen,
heel deze nacht.

2. Geef dat wij hier nooit alleen zijn,
bij dag en nacht,
engelen steeds om ons heen zijn,
bij dag en nacht.
Dat de doden bij U leven,
eeuwig in Uw licht geheven,
allen door Uw trouw omgeven,
bij dag en nacht.

votum en groet
zingen: Ps. 89: 1,3
gebed
Schriftlezing: Psalm 91
zingen: Ps. 91: 5,6
Schriftlezing: Heb. 1
zingen: Ps. 103: 8
verkondiging: Psalm 91: 11 en Heb. 1: 14
zingen: Gz. 68: 1,2 GK
geloofsbelijdenis
zingen: Gz. 68: 3 GK
gebed
collecte
slotzang: Gz. 144: 1,3,4,6 GK
zegen
amen: Gz. 144: 7 GK

1 Petrus 2: 19-21: Lijden als roeping

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
Twee zondagen geleden ging het over het leven als christen als offer.
We kwamen erachter dat God niet allereerst dingen vraagt, spullen, of
van allerlei als prestaties, maar dat Hij graag ziet dat wij onszelf, ons hart
en ons hele leven, richten op Hem en dat ook door naar elkaar en andere
mensen om te zien, en door daarin steeds meer op Jezus te gaan lijken.
Het ging in de preek ook over het aanleren en samen oefenen van deugden
als geduld en gastvrijheid, dienstbaar zijn aan elkaar, en vrede nastreven.

Wat niet vanzelf gaat omdat wij mensen vaak last hebben van weerstanden
in onszelf, van verkeerde karaktereigenschappen en van slechte gewoontes, en
dan is er nog het klimaat van de samenleving om ons heen waar van allerlei
kanten ons gezegd worden dat we vooral voor onszelf moeten opkomen en
voor eigen land en volk met wat dan onze westerse normen en waarden
zouden zijn – en je als christenen steeds meer in de minderheid komt en
scheef wordt aangekeken als je aankomt met christelijke normen en waarden
als barmhartig zijn ook en juist voor wie in de knel zitten als vluchtelingen,
asielzoekers, voor het kwetsbare leven aan het begin en aan het eind, voor
een vrijheid in verantwoordelijkheid, met respect voor iedereen en waarin niet de vrijheid om de ander te beledigen maar de vrijheid om te dienen drijfveer is……
dia 2
Het kan zomaar voelen als steeds meer vreemd in eigen omgeving en eigen land als
normen en waarden die we hanteren op elkaar gaan botsen en christenen steeds meer een minderheid worden aan de zijlijn, net zoals het was in de tijd dat Petrus deze brief schreef aan mensen die hij aanspreekt als vreemdelingen ver van huis.
Wat hier niet betekent dat ze uit een ander land gekomen waren maar dat ze door
hun bekering tot God en Jezus eruit lagen en ook zichzelf niet meer thuis voelden
in hun stad of dorp, buitenbeentjes in de familie, en zelfs bespot en belasterd werden als waren ze slechte mensen die de belangen van hun medeburgers schade deden.
Petrus schrijft zelfs dat zijn lezers voor misdadigers werden uitgemaakt; in 3: 16 staat
dat de omgeving zich honend uitliet over hun goede, christelijke levenswandel.
Als dat je overkomt – en dat kan ook vandaag aan de dag in een vrij Nederland – dan kan dat voelen als lijden dat het willen volgen van Jezus meebrengt, ook al is dat heel anders dan onze geloofsgenoten moeten lijden in andere delen van de wereld.
dia 3
Dat bepaalt ons meteen bij dat er heel vormen zijn van lijden, en dat het dus de vraag is waar het over gaat als de Bijbel zegt dat lijden hoort bij christen – zijn, en Jezus zijn leerlingen en ons meegeeft dat wie Hem volgt, zijn kruis moet opnemen.
Wat is dat kruis concreet, wat houdt dat lijden in, voor ons vandaag, in dit land?

Als we de Bijbel erop naslaan, komen we erachter dat er heel veel kanten aan zitten.
Beslissend is natuurlijk vooral wat de Heer Jezus er zelf over zegt als Hij mensen oproept om hem te volgen, en dat je dan wel moet bezinnen eer je eraan begint.
Wat ermee begint dat je Hemzelf leert kennen en beseft wat Hij is komen doen.
Dat was voor de eerste leerlingen een hele schok, en het stuitte op veel weerstand.
Toen Jezus het had over zijn eigen lijden, kwam alles in Petrus daartegen in verzet:
“Nee, dat mag niet gebeuren! God zal u beschermen, Heer!” . Het klonk vroom en het was echt gemeend want Petrus hield van zijn meester en wilde niet dat Hij zou worden afgewezen en veroordeeld en ter dood gebracht – maar ondanks zijn goede bedoelingen zat hij er helemaal naast: “Achteruit jij, satan (= tegenstander)! Houd me niet tegen. Jij denkt aan wat mensen willen, maar niet aan wat God wil.”. Mensen – Petrus zelf voorop – willen een sterke leider, iemand om tegenop te kijken en achterna te gaan en mee voor de dag te komen; niet iemand die zich als een loser laat arresteren en veroordelen. Wat moet je nou met een koning zonder zwaard?

Later noemt Paulus de boodschap van het kruis aanstootgevend: “Joden ergeren zich daaraan….Grieken vinden het onzin”. Maar “God is wijzer en sterker dan mensen”…”de dood van Christus is het bewijs van Gods wijsheid en macht”.

Nou, daar waren Petrus en die andere leerlingen nog lang niet aan toe, dat hebben ze door schade en schande – tot zelfs de verloochening van zijn Heer door Petrus –
en vooral door het geduld en de liefde van Jezus zelf – moeten léren geloven.
Zodat Petrus later er zo over kan schrijven in zijn brief: “Christus heeft geleden, om uwentwil….Hij heeft in zijn lichaam onze zonden het kruishout op gedragen, opdat wij, dood voor de zonden, rechtvaardig zouden leven”.
dia 4
Lees over dat laatste niet heen: Christus is voor onze zonden gestorven om zo onze schuld bij God te betalen en de straf te ondergaan die wij verdiend hadden, maar daar blijft het niet bij, het vervolg is dat wij nu ook een ander, nieuw leven leiden:
“opdat wij rechtvaardig zouden leven”….”nu kunnen wij leven zoals God het wil”- BGT
Vandaar de nadruk die Petrus erop legt dat Jezus in zijn lijden en de manier waarop Hij omging met het onrecht dat Hem werd aangedaan – niet dreigen, niet terugschelden, geen kwaad met ander kwaad vergelden – ons een voorbeeld heeft gegeven, ter navolging: “treed dus in de voetsporen van Hem”. Volg Hem echt na!

Nou, dat was wat Jezus zelf had gezegd, toen Petrus niks wou weten van een Meester die moest lijden en zou sterven – waar Bonhoeffer – die zelf aan den lijve heeft ervaren wat volgen van Jezus tot gevolg kan hebben – lijden tot de dood erop volgt – waar Bonhoeffer van zei dat het protest van Petrus zijn onwil is zich te schikken in zijn lijden – en dat is eigen aan de mens, ook aan de kerkelijke mens.
Want wie wil nou uitgestoten worden, genegeerd, wie wil lijden en zelfs sterven?
Laten we Petrus er maar niet hard om vallen, hoe zouden wij er zelf mee omgaan?
Stel dat wij in Syrië woonden, of in Irak, in Noord-Korea, of ergens op de vlucht?

Als Jezus het heeft over wat het volgen van Hem inhoudt en tot gevolg kan hebben,
dwingt hij niemand maar laat hij wie naar Hem luisteren de keus: “wie achter Mij
aan wil komen….”, als Jezus iemand oproept Hem te volgen, is de keus aan hem.
Maar dan moet je wel weten wat je doet, wat het kan kosten, en wil je dat echt?
Want het is niet vrijblijvend en het is vaak geen successtory maar een survival.
Juist omdat die boodschap en het leven van Jezus tegendraads is en dwars.

Nee, dat is niet een oproep om naar een martelaarschap te streven, zoals je dat
in sommige extreme kringen van de Islam tegenkomt, b.v. bij zelfmoordterroristen,
en het ook wel in de eerste eeuwen van het christendom af en toe de kop opstak.
Maar dat is niet de bedoeling van wat Jezus zegt over lijden en over kruisdragen.
In elk geval is het lijden van Jezus zelf uniek: Hij moest sterven voor onze schuld.
Voor wie Hem volgt kan het ook uitlopen op gevangenschap en zelfs de dood, maar dat is niet een soort ideaal, en al helemaal niet iets om bij God eer te verdienen.

Ik gaf al aan dat het lijden dat je kan overkomen, heel veel vormen kan aannemen.
Zo krijgen veel mensen, ook gelovige mensen, te maken met de gevolgen van de
zonde als ziekte, pijn, aftakeling, natuurgeweld, en ook oorlog en conflicten – en als je dat als christen overkomt, is het je roeping om daar goed en gelovig mee om te gaan: in gesprek met God, met hulp van anderen, met vallen en opstaan ook vaak.
Ik las: in dit lijden mogen we vasthouden aan Gods belofte dat we zullen worden bevrijd van de gebrokenheid en sterfelijkheid als gevolg van de zondeval. We gaan
er vanavond dieper op in als het over Gods leiding en ons lijden gaat, en over Job.
dia 5
Maar er kan ook lijden zijn omdat je wilt leven als christen, b.v. door op te komen tegen onrecht, door het op te nemen voor vluchtelingen terwijl anderen ze niet moeten, door christen te zijn op je werk, door niet mee te doen aan grof gepraat of gescheld, wat je kan komen staan op onbegrip, eenzaamheid, spot zelfs, of echt tegenwerking – als klokkenluider b.v. of hulpverlener of gewoon als goede burger.
Over dat soort lijden gaat het in de tekstverzen uit deze brief van Petrus: “het is een
blijk van Gods genade,wanneer u verdraagt wat u moet lijden voor uw goede daden”.
Letterlijk staat er zoiets als: wanneer je dat verduurt, volhoudt, zonder uit reactie terug te slaan of terug te schelden, als je liever onrecht lijdt dan onrecht doet.
Daar gaf de Heer Jezus zelf een voorbeeld van: “Toen hij werd uitgescholde, schold hij niet terug. Toen de mensen hem lieten lijden, bedreigde hij hen niet”. (vers 13).

Wat heeft Petrus door de jaren heen veel geleerd van zijn Heer, en veel afgeleerd.
Wat valt er voor ons nog veel te leren en af te leren, in de kerk en de samenleving.
Ja, en te beginnen in eigen huis, gezin, werksfeer – waar Petrus het ook over heeft:
mannen en vrouwen, slaven en heren – tegenwoordig zouden we zeggen: de chef
en de collega’s – ook als ze onredelijk zijn, of onmogelijk, irritant – wat lijden kan meebrengen, en stress oplevert, en zomaar een tegenreactie zodat het escaleert.

Het lijkt dan wel erg soft allemaal en meegaand van die vroeger opvliegende Petrus, zelfs zo dat hij de slavernij gewoon accepteert en de bazen de hand boven het hoofd houdt, en zelfs oproept om de heidense gezagsdragers te gehoorzamen: “erken omwille van de Heer het gezag van de bestuurders die door de mensen zijn aangesteld: van de keizer als de hoogste autoriteit en van de gouverneurs, die hij heeft afgevaardigd om de misdadigers te straffen en te belonen wie het goede doen”.

Ja, en zelfs – speciaal tegen die gemeenteleden die als slaaf bij een heidense en vaak harde en onredelijke baas moesten werken: “erken het gezag van uw meesters en heb ontzag voor hen, niet alleen voor de goede en rechtvaardige, maar ook voor de onrechtvaardige” – geen populair verhaal, toen niet en vandaag ook niet, luister maar naar hoe wordt gepraat over ministers of de burgemeester, over werkgevers,
over docenten op school of over mensen met een publieke functie – en als je het
ergens niet mee eens bent, ga je de straat op of je spuwt je gal via social media.
dia 6
Zeker, het was toen een andere tijd, en er is van de sociale verhoudingen toen en van de slavernij en het onrecht daarachter, en van het beleid van machthebbers,
heel veel te zeggen, wat de Bijbel niet goedpraat, ook in deze brief niet – maar het gaat hier om hoe je als christen omgaat met onrecht, met leed dat je niet hebt
verdiend maar juist je treft omdat je het goede blijft doen en uit bent op vrede.
Het is treffend en ook erg actueel wat in vers 16 staat: “Leef als vrije mensen, en verschuil u niet achter uw vrijheid om u te misdragen, maar handel als dienaren
van God” – in lijn met een uitspraak van die andere apostel, Paulus, in Gal.5: 13:
“Broeders en zusters, u bent geroepen om vrij te zijn. Misbruik die vrijheid niet om uw eigen verlangens te bevredigen, maar dien elkaar in liefde” – echt een gouden regel!

En denk niet dat de Bijbel hier een kadaverdiscipline leert of dictatuur goedpraat.
Letterlijk staat er dat het genade is als iemand met een geweten dat op God is afgestemd, dingen moet verdragen die pijn doen, onrecht zijn, schade veroorzaken.
Dat kan juist als je in geweten niet kan en mag doen wat een baas of de overheid van je verlangt; dan moet je God meer gehoorzamen en doen wat goed is in de ogen van God en goed is voor je medemens,ook als dat in je nadeel is of lijden meebrengt.
Dat is niet iets om verbaasd over te zijn, maar dat is – schrijft Paulus – onze roeping.Dan mag je erop vertrouwen dat het uiteindelijk goed uitpakt, en God je zal belonen.

Zover kan het gaan als je dienstbaar wilt zijn, aan God en aan de mensen om je heen….met de belofte die wordt meegegeven in 3: 9: “Jullie zijn uitgekozen om goed te doen. Wens mensen dus het goede toe. Dan zal God ook goed voor jullie zijn”.
En in 5:10 sluit Petrus af met een geweldig sterke tekst, om in te lijsten en vooral
je eigen te maken en ook om elkaar ermee moed in te spreken:
dia 7

amen

liturgie morgendienst zondag 19 juni 2016
thema: Lijden als roeping

votum en groet
zingen: Ps. 42: 1,5,6 Levensliederen
1. Als een hulpeloze hinde,
die naar stromend water smacht,
zo verlang ik u te vinden,
u, mijn God, op wie ik wacht.
Ik verlang naar God, die leeft,
die mijn ziel te drinken geeft.
Wanneer zal ik hem ontmoeten,
zal Gods glimlach mij begroeten?
5. God de HEER geeft zijn genade,
overdag – en ’s nachts een lied.
Bij mijn rots ga ik te rade:
‘Waarom komt en redt u niet?
Waarom laat u mij alleen
met de vijand om mij heen?’
Lachend laten zij me weten:
‘Is jouw God je soms vergeten?’
6. Waarom, ziel, zo aangeslagen,
waarom bang en rusteloos?
Hoop op God, stel hem je vragen.
Wees niet langer lusteloos.
Want de dag komt – heb geduld –
dat je hem weer prijzen zult.
Ik kijk uit naar nieuwe tijden,
want mijn God zal mij bevrijden.
wet van de HEER
zingen: Lied 92. 1,2,5
gebed
Schriftlezing: Matt. 16: 21-28
zingen: Gz. 79: 3,5
Schriftlezing: 1 Petrus 2: 11-25
zingen: ‘Een christen zijn op aarde’ (1,3)
(tekst: Hans Mudde, mel:Ps.128)
1. Een christen zijn op aarde is altijd tweeërlei.
Een zondaar en rechtvaardig,/ gebonden zijn en vrij.
Van meet af aan verloren / en zonder eigen kracht,
maar in de doop herboren / en aan het licht gebracht.

3. Een christen zijn op aarde / is vrij in alles zijn.
Aan niemand onderdanig, / volkomen soeverein.
En tegelijk dienstvaardig / als ieders onderdaan,
bereid in goede daden / de ander bij te staan.

verkondiging: 1 Petrus 2: 19-21
zingen: Lied 442: 1-4
gebed
collecte
zingen: Ps. 66: 3,5,7
zegen
amen: NLB 425

God houdt van kleuren (5): (goud)geel: Jezus wil in je wonen

Gemeente van Christus, u en jullie, nog jong en al wat ouder,
dia 1
God houdt van kleuren – we hebben groen gezien en zwart, rood, en wit.
Vanmorgen is geel de kleur, en ik heb maar vooral voor goudgeel gekozen.
Ook over die kleur valt weer heel wat te zeggen en is van alles te vinden:
Zoals: geel verwarmt, geeft focus, maakt doelgericht; of: geel staat voor
optimisme en energie, je wordt actief van de kleur geel; en ook: geel is de
kleur van de zon, geel staat voor creativiteit, is de kleur van groei en bloei.
Goudgeel straalt ook kwaliteit uit, staat chique en geeft echte uitstraling.
Ik denk dat ik niet de enige ben die van geel in de natuur blij wordt: geel is
de kleur van de lente: krokussen, narcissen, paardenbloemen, boterbloemen.
En dat samen met groen en wit – kleuren die opvallen en alles opfleuren.

In de Bijbel kom je het woord geel niet echt tegen maar wel natuurlijk de
zon die licht en warmte geeft, en ook gele bloemen als narcissen en lelies.
Waar het vanmorgen vooral over gaat is dat God door Jezus en met zijn Heilige Geest zo dicht op onze huid komt en zo ons hart wil veroveren en wil vullen en
ons leven wil veranderen dat het licht en warm wordt van binnen en dat dat licht
en die warmte het donker en de kilheid en grauwheid als van de nacht en de winter verdrijven; dat Jezus zelf in ons komt wonen, zodat gebeurt wat Paulus heeft
ervaren en beschreven – “Ik zelf leef niet meer, maar Christus leeft in mij” (Gal. 2:20) Paulus bedoelde dat hij niet meer zijn eigen leventje leefde zijn eigen gang ging, en ook niet meer dacht dat hij zichzelf prima redden kon, maar dat hij zich gewonnen had gegeven aan Jezus zijn redder en wilde leven zoals Jezus.
Ergens anders heeft hij het over dia 2 de oude mens uitdoen en de nieuwe mens
aantrekken en dat is niet een makeover aan de buitenkant maar dat gaat heel diep en verandert een mens compleet: dan wordt je echt een totaal nieuwe schepping.

dia 3 Ik vind deze bloemen – margrieten – daar wel een mooie illustratie van.
Zoals jullie weten en zien hebben die witte margrieten een goudgeel hart,
en dan ook nog mooie frisse groene bladeren – samen een mooi geheel.
Het is misschien vergezocht maar betrek dat maar eens op wat God wil
doen met een mens, dus ook met jezelf, en met zoveel andere mensen.
Dat gele hart staat dan voor Jezus die in je wonen wil, met zijn Geest.
En dan mag je dankzij Hem ook wit worden, schoon, zuiver in Gods ogen.
Nou en zie in dat groen maar Gods schepping, zijn mooie wereld die Hij
wil redden en waar wij in mogen wonen en van mogen genieten, nu nog
met alle beschadigingen en bedreigingen, maar uiteindelijk gaaf en goed.

Als je de Bijbel eens zou doorbladeren en met die ogen zou lezen, gaat
je opvallen dat dit om zo te zeggen een gouden draad is door heel de
Bijbel heen de gouden draad van God die wil wonen bij ons mensen.
Dat begint al bij de eerste mensen voor wie God een tuin aanlegt en
met wie Hij vertrouwelijk wil omgaan, totdat het mis gaat door de zonde
en ze de tuin uit moeten, en er afstand ontstaat en een mens niet meer
als vanzelf zo dicht in Gods buurt kan zijn – want heilige grond wordt
zondige mensen te heet onder de voeten en God is een verterend vuur.
Des te meer bijzonder is dat God ons mensen meteen en steeds weer
blijft opzoeken: mens waar ben je, kom tevoorschijn, loop toch niet weg.
Later redt God de mensheid door Noach en zijn gezin te sparen in de ark.
Weer later roept God Abram weg uit zijn leven op afstand en gaat met hem op weg richting een eigen land om daar weer voor hem en het volk dat uit hem zou groeien een woonplek te creeëren als proeftuin voor een hersteld paradijs: een land van melk en honing, met in het midden een tent van ontmoeting eerst – toen nog midden in de woestijn – en een stenen tempel daarna, met in het hart daarvan een super-heilige plek waar de ark de aanwezigheid van de Koning onder zijn volk zichtbaar maakte.
God had gezegd tegen Mozes: “Ik zal te midden van de Israëlieten wonen, en Ik zal hun God zijn. En zij zullen inzien dat Ik de HEER, hun God ben, die hen uit Egypte bevrijd heeft om in hun midden te wonen.Ik ben de HEER, hun God”. (Ex 29.45-46)
dia 4
Helaas zagen ze dat al te vaak niet in en liepen ze andere goden achterna, en werd
de omgang van Israël met de HEER en met elkaar een repeterende breuk van afval
en ontrouw en onrecht met straf als gevolg tot uiteindelijk zelfs de ballingschap.
Daarover zei God bij monde van Jesaja:”Jullie wangedrag is het, dat jullie en je God uit elkaar heeft gedreven; door jullie zonden houdt Hij zich verborgen en wil Hij je niet meer horen. Want jullie handen zijn besmeurd met bloed, je vingers bezoedeld door wandaden, je lippen spreken leugens, je tong prevelt bedrog.” (Jesaja 59: 2 en 3).
Dat is dat zwart waar het eerder over ging: de zonden in hun hart, maar ook in uw en jouw en mijn hart – waardoor ook slechte dingen gebeuren in het leven van elke dag en de omgang als mensen met elkaar en in de samenleving, ook in onze wereld.

Maar weer: God liet het er niet bij zitten en wilde zijn volk, zijn mensen, niet kwijt.
En daarom nam God een onvoorstelbare grote stap naart ons toe: Hij kwam zelf!
Meer nog: Gods eigen Zoon werd mens – en werd geboren net zoals wij allemaal!
De belofte van God-met-ons – immanuël – werd in Jezus vlees en bloed – dia 5 – en
Johannes schrijft later in zijn evangelieverhaal: “het Woord is mens geworden en
heeft bij ons gewoond, vol van goedheid en waarheid en wij hebben zijn grootheid gezien, de grootheid van de enige Zoon van de Vader” (Joh. 1: 14) – de grootheid
vooral van de liefde van God en van Jezus: Hij leefde ons leven en gaf zijn leven.
We weten dat eerst de zon boven dat kruis onderging en Jezus in het donker hing
als teken van de boosheid van God om al onze zonden: mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij? – zodat wij nooit meer verlaten worden door God en zijn zon blijft schijnen…..en mogelijk wordt wat Jezus belooft dat we voor altijd dicht bij God mogen zijn en God met ons wil omgaan en bij ons wil wonen – zelfs wil wonen binnen in ons.

We hebben een stukje meebeluisterd uit de afscheidsgesprekken van Jezus met zijn
leerlingen in de nacht waarin hij gearresteerd en afgevoerd en later gekruisigd werd.
Jezus kondigt aan dat Hij een weg gaat alleen en dat ze die nacht niet mee kunnen.
Hij komt wel terug – Hij staat op uit de dood – maar gaat daarna terug naar de Vader.
Maar, zegt Jezus, dat is om voor jullie een plek klaar te maken in het huis van mijn
en jullie Vader – “in het huis van mijn Vader zijn veel kamers” – ruimte genoeg dus,
voor die leerlingen en alle mensen die later erbij komen, en ook voor u en jou en mij.
Door Jezus is de deur naar God die op slot zat door de zonde, weer open gemaakt.
We mogen weer zonder angst bij God aankloppen, b.v. als we bidden, en dan gaat
de deur open – en als we sterven mogen we leven bij God – ons sterven, belijden we,
is geen straf meer voor de zonde maar een doorgang naar het eeuwige leven – de
hemel is nooit te vol en het einddoel is een nieuwe aarde van God met de mensen.
Gods geschiedenis met de wereld loopt erop uit en de Bijbel eindigt ermee – dia 6 –
“Gods woonplaats is onder de mensen, Hij zal bij hen wonen. Zij zullen zijn volken
zijn en God zelf zal als hun God bij hen zijn. Hij zal alle tranen uit hun ogen wissen”.
Ja en dan komt ook die kleur goudgeel terug en nu voorgoed, helderder dan ooit. Johannes vertelt over de stad van de toekomst, Gods nieuwe wereld: “het zal er geen nacht zijn en het licht van een lamp of het licht van de zon hebben ze niet meer nodig, want God de Heer zal hun licht zijn” (Openbaring 22: 5)
Zover is het nog niet, maar toch wil Jezus nu al dichtbij zijn en zelfs in ons wonen:
in ons hart, in onze huizen en gezinnen, in ons als gemeente, en in onze wereld.
Ook daarover gaat het al in dat gesprek van de Heer met die eerste leerlingen.
Hij belooft hen dat Hij als Hij weggaat niet is de steek zal laten maar dat Hij de
Heilige Geest zal sturen om in hen te wonen en hen te leiden en zo Gods liefde en
zorg dichtbij hen te brengen: “Hij woont in jullie en zal in jullie blijven” (Joh.14:17).
En dat om de tijd te overbruggen totdat Jezus zelf terugkomt om nooit meer weg
te gaan: “Ik laat jullie niet als wezen achter, ik kom bij jullie terug” (14: 18).

Nou, wij leven nog altijd in die tijd van afwachten en verwachten, en dus ook in de tijd dat de Heer Jezus in wie in Hem geloven wil wonen, door de Heilige Geest.
Paulus maakt dat een heel stuk concreter als hij schrijft dat “Gods liefde in ons hart
is uitgegoten door de heilige Geest die ons gegeven is” (Rom. 5: 5)
Dat maakt dat het van binnen licht wordt en dat je, ook al zijn dingen moeilijk en is
er misschien veel verdriet en pijn in je leven, heb je zorgen of stress, mag geloven
dat je een kind van God bent en dat je een Vader in de hemel hebt die er voor je is.
Dat is wat de Heilige Geest doet: ons aan Jezus verbinden, ons vertrouwen geven,
en ook – wat we leren van Paulus – ons helpt om tot God te bidden als onze Vader.
Ook Johannes heeft erover geschreven: “Bedenk toch hoe groot de liefde is die de
Vader ons heeft geschonken! Wij worden kinderen van God genoemd en dat zijn we ook……Geliefde broeders en zusters, wij zijn nu al kinderen van God.” (1 Joh.3:1-2)
Dat geeft vertrouwen, en houvast, en rust – bemoedig jezelf en elkaar ermee!

Ja, en als Jezus in je wil wonen, door zijn Geest,dan wordt je er een ander mens van.
Want dat licht en die warmte die in je zitten gaat ook uitstralen en zichtbaar worden in hoe je in het leven staat en omgaat met mensen om je heen en met je tijd en je geld..
Paulus schrijft dat als de Geest in je woont, je niet meer maar doet wat in je opkomt
en wat jouzelf het beste uitkomt, maar dat de Geest van Christus je leidt en stuurt –
en dan ga je anders denken en praten, en maak je andere keuzes en doe je anders.
Nee, niet als vanzelf, het blijft een strijd, vooral tegen jezelf en tegen een mentaliteit
die zomaar normaal wordt van leven op jezelf en voor jezelf, en alles bekijken en beoordelen vanuit jezelf, en vooral kiezen voor eigen belang, en eigen volk eerst…. dat hangt in de lucht en zomaar gaan we erin mee,ten koste van anderen en onszelf.
Maar als Jezus in ons woont, als Gods liefde ons vult, als de Geest de leiding heeft,
wordt het anders, en gaan we in praktijk brengen waar Paulus ons toe oproept: “Laat onder u – letterlijk en beter: in u – de gezindheid heersen die Christus Jezus had” , van dienstbaarheid, de minste willen zijn, het belang van de ander zoeken, uit liefde.
Dan komen er – een andere uitspraak van Paulus – als vrucht van het werk van de Geest dia 7 “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing” , want aan de vruchten herken je de boom.
En dan gaat gebeuren – begint het nu al – wat Jezus ons belooft: “Dan zullen de rechtvaardigen in het koninkrijk van hun Vader stralen als de zon”
Als Jezus echt in je woont, wordt je een zonnetje in huis, in je straat, op je werk….
Of – hoor Paulus – “dan vallen jullie op…als sterren die schitteren in de nacht”.
Ja, God houdt van kleuren, Hij geeft kleur aan je leven: goudgeel. dia 8 amen

liturgie morgendienst zondag 13 maart 2016
votum en groet
zingen: Ps. 43: 1,3,4
wet van de Heer
zingen: Ps. 52: 1,5,6
gebed
Schriftlezing: Johannes 1: 14-18 en 14: 1-20
zingen: Psalm 16: 1-4 Levensliederen
1. Bewaar mij, want ik schuil bij u, mijn God.
Ik wil mij zielsgraag aan de HEER verbinden:
‘U bent mijn Heer, mijn leven, mijn genot.
HEER, los van u is er niks goeds te vinden.’
De heiligen, die mij veel vreugde geven,
wil ik vertellen hoe je goed kunt leven.
2. Wie het geluk bij andere goden zoekt,
is van problemen en verdriet verzekerd.
Ik volg hen niet, ik pleng voor hen geen bloed.
De HEER is mijn bezit, mijn eigen beker.
Hij houdt me vast en laat me vrolijk leven
met al het moois dat hij mij heeft gegeven.
3. Om al zijn goede raad prijs ik de HEER.
Dag in dag uit houd ik de HEER voor ogen.
Ik merk zelfs ’s nachts dat ik nog van hem leer.
Hij staat dan naast me, is om mij bewogen.
Dit maakt me sterk en blijft me blijdschap geven.
Ik leid een veilig en verzekerd leven.
4. U laat mijn ziel de dood niet ondergaan.
U laat mijn heilig lichaam niet ontbinden.
U wijst mij zelf de grote toekomst aan.
Heel dicht bij u zal ik volmaaktheid vinden.
Uw rechterhand zal volop blijdschap geven,
daar is het goed, daar bruist het van het leven
kindermoment
verkondiging: Romeinen 8: 8-9a en Fil. 2: 5
zingen: Gz. 103: 1,3,5,6,8
gebed
collecte
zingen: Lied 114: 1,2,3
zegen
amen: Ps. 73: 10 LL

Bij u te zijn geeft zekerheid.
God is mijn ziel en zaligheid!
Van hem vertel ik onomwonden.
In hem heb ik mijn rust gevonden.
Eer aan de Vader en de Zoon,
eer aan de Geest die in ons woont.
Hij redt ons, hij is onze Heer.
Drie-enig God, aan u de eer!

Matteüs 19: 21 – De proef op de som: wat is mijn geloof mij waard?

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
Het verhaal dat we uit de Bijbel gelezen hebben, is een bekend verhaal.
Maar is het ook een lastig verhaal: wat bedoelt Jezus, en wat moet ik daarmee?
Wat er gebeurde is gauw naverteld: een rijke meneer – een bestuurder, volgens
Lucas, zeg maar een wethouder of een directeur – nog jong, en heel erg rijk –
die bij Jezus kwam met een vraag: wat moet ik doen om eeuwig leven te krijgen?

Eeuwig leven – beperk dat niet tot dat je na je dood naar de hemel mag en dat je
verder leeft bij God – het is veel meer in de Bijbel en het begint al als je hier op
aarde wil leven naar Gods bedoeling en naar het voorbeeld dat Jezus geeft.
Juist in de verzen die we gelezen hebben wordt hetzelfde met verschillende
woorden aangeduid: ‘het eeuwige leven verwerven’, ‘het leven binnengaan’,
‘het koninkrijk van de hemel binnengaan’, ‘het koninkrijk van God binnengaan’.
Dat is maar niet toekomstmuziek, maar begint nu al, waar God het voor het zeggen heeft in ons leven, waar wij niet onszelf zoeken maar leven voor God en elkaar.
Jezus zegt dat eeuwig leven is dat we in relatie met God leven, en met Hemzelf.
En dat leven zal sterker blijken te zijn dan de dood: liefde leeft langer dan de haat.
Leven dat maar niet van buiten goed lijkt maar echt goed is, duurzaam, houdbaar.
Nou, de jonge bestuurder met zijn vraag verlangde naar die echtheid en diepgang.
De man was gelovig, en hij stond sympathiek tegenover Jezus: goede Meester!
Met al zijn bezit en ook zijn gelovig zijn en trouw kerklid zijn, en hardwerkend,
miste hij toch ook iets, voelde hij dat er meer moest zijn: Heer, wat mis ik nog,
waarin kom ik nog tekort, naast alles wat ik heb en naast alles wat ik goed doe?
dia 2
Het antwoord dat Jezus dan geeft, is blijkbaar anders dan hij had verwacht.
Niet: je moet nog meer tijd besteden aan God, nog meer en bewuster bidden,
vaker en bewuster naar de synagoge of de tempel gaan, meer Bijbel lezen…
Is het u trouwens opgevallen dat als Jezus verwijst naar de bekende weg van
het doen van Gods geboden, dan vooral die geboden genoemd worden die gaan over de omgang met andere mensen: pleeg geen moord, steel niet, wees geen valse getuige tegen je naaste, respecteer je ouders- kortom: heb je naaste lief als jezelf.
Ja, maar dat doe ik al vanaf dat ik klein kind was, er moet toch meer zijn, Heer!
En dan Jezus: als je dat echt wilt, volmaakt zijn, alles doen wat God je Vader wil:
verkoop alles wat je bezit en geef het geld weg aan de armen, en ga met Mij mee.
Voor die gelovige zoeker blijkbaar een schrik en een schok, en heel veel bruggen
te ver: hij ging teleurgesteld weg want hij had veel bezittingen – als Jezus dat van
zijn volgers vroeg, was dat te veel gevraagd, dat kon hij echt niet opbrengen.
dia 3 Hoe het met hem is afgelopen vertelt het verhaal verder niet: misschien heeft
hij de stap nooit gezet, misschien toch later wel, was hij er wel zo een over wie
wordt verteld dat hij een huis of een akker verkocht en het geld naar de apostelen
bracht om dat uit te delen aan de armen in de vroeg-christelijke kerk van Jeruzalem.

Tot zover is het allemaal wel helder en niet zo lastig om het te begrijpen.
We voelen vast ook wel mee met Jezus die de jongen met pijn in het hart en misschien tranen in de ogen zag gaan – Marcus vertelt dat Jezus hem lief kreeg –
het was echt een aardige vent, en hij meende oprecht dat Jezus een goede leermeester was die hem vast verder kon helpen op de weg naar God en naar
de toekomst die God in het vooruitzicht stelde – en hij geloofde ook dat hij er
nog niet was ondanks al zijn inspanningen en zijn goede bedoelingen – jammer
dat net die laatste stap een brug te ver was – en hij niet net als Petrus en Johannes en de andere leerlingen alles wilde achterlaten om het met Jezus alleen te wagen.
dia 4 Misschien zijn we ook wel wat geïrriteerd: weer zo iemand die geld en spullen belangrijker vindt dan geloven in Jezus; die liever schatten op aarde verzamelt
en voor zichzelf wil houden dan dat hij gaat voor die schat in de hemel – wij weten wel beter en we zingen: zoek eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid…
Waarmee we klaar zijn met dit verhaal, zeker als wij niet schatrijk zijn als die
man uit het verhaal blijkbaar was en wij niet zo vast zitten aan onze spullen….

Toch, in de praktijk en ook als je iets weet van de geschiedenis van de uitleg
van dit verhaal, blijkt het best lastig en gaat men er allerlei kanten mee op.
En ergens blijft het knagen: maken wij ons er niet te makkelijk van af als we
ervan uitgaan dat Jezus dit niet zo van ons zal vragen – maar wat dan wel?
Waarom reageerden de discipelen zo teleurgesteld en bijna wanhopig: wie kan
er dan nog gered worden? – is het dan toch moeilijker dan ik had gedacht?
dia 5
Als je je een beetje verdiept in de geschiedenis van de uitleg van dit stukje onderwijs van Jezus, kom je nogal wat verschillen tegen wat ook uitwerkt in praktisch gedrag.
Om me te beperken tot twee uitersten: aan de ene kant heb je mensen die wat Jezus tegen die rijke jongeman zei, zien als een opdracht voor elke christen in elke tijd,
en in elk geval voor henzelf in hun eigen tijd: zij lieten alles achter en hadden geen eigen bezit en trokken rond als armoedzaaiers en bedelmonniken en predikheren.
Dat soort groepen waren er al in de eerste eeuwen na Chr. en in de Middeleeuwen,
en tot in onze tijd toe zijn er mensen die kiezen voor zo radikaal Jezus navolgen.
Aan de andere kant is er de uitleg – en ik denk dat ons meer vertrouwd is – dat de
Heer bewust de lat zo hoog legt om die jongen en ons ook te leren dat je wel kunt
denken dat je bij God binnen komt door je aan zijn geboden te houden en door
goede werken te doen maar dat dat je nooit zal lukken – dat je nooit volmaakt zult zijn
in deze zondige wereld – dat zelfs de allerheiligsten niet verder komen dan een klein begin van de gehoorzaamheid aan Gods wil – en dat je Jezus nodig hebt om gered
te worden – Jezus die onze schuld betaald heeft en voor ons de wet heeft vervuld.
Als die jongeman vraagt wat hij moet doen om het eeuwig leven te verwerven, is
dat eigenlijk al een verkeerde vraag want je hoeft niks te doen, alleen te geloven.
Wat helemaal waar is; maar zo zijn we toch niet klaar met dit verhaal, en met
zoveel meer opdrachten en aanwijzingen die we van onze Heer krijgen in de Bijbel.
Trouwens: in dat catechismusantwoord dat ik net aanhaalde – over nog maar een
klein begin van gehoorzaamheid – gaat het ook over “een ernstig voornemen om niet slechts naar sommige maar naar alle geboden van God beginnen te leven” en in
het daarop volgende antwoord beloven we “dat wij zonder ophouden ons inspannen
en God bidden om de genade van de Heilige Geest, om steeds meer naar het beeld van God vernieuwd te worden, totdat wij na dit leven de volmaaktheid bereiken”.
Om met Paulus te spreken – Paulus die als geen ander geleerd had en ons leert
dat je niet door eigen goede werken een plekje bij God verdient – maar ook schrijft:
“Niet dat ik al zover ben en mijn doel al heb bereikt, maar ik houd vol in de hoop eens dat kunnen grijpen waarvoor Christus Jezus mij gegrepen heeft…..Hierop moeten wij ons allen als volmaakte mensen richten” (Filippenzen 3: 12 en 15). En de Heer zelf
geeft in de Bergrede allerlei opdrachten mee voor wie op Hem wil lijken,heel concreet en radikaal: “Wees volmaakt, zoals jullie hemelse Vader volmaakt is” (Matteüs 5:48).
dia 6
Des te meer reden om met dat in het achterhoofd nog eens naar dat verhaal te kijken en de opdracht van Jezus op ons in te laten werken: wat is de bedoeling?
Is dit echt voor iedereen die Jezus wil volgen een opdracht om alles weg te doen
en weg te geven en als bedelaar rond te trekken, en is bezit eigenlijk diefstal,
zoals later ook door de stichters van het communisme wel beweerd is?
Als we de Bijbel als geheel erbij betrekken, kan dat de bedoeling niet zijn.
Jezus zegt dat het voor een rijke moeilijk is het koninkrijk van de hemel binnen te gaan, maar er zijn gelukkig heel wat rijken geweest en die zijn er nog steeds die in Jezus geloven en gaan voor God, en die ook met hun geld veel goede dingen doen.
Paulus schrijft in 1 Timoteüs dat rijken niet op hun bezit moeten vertrouwen maar
op God “die ons rijkelijk van alles voorziet om ervan te genieten” – daar ik dus niks
mis mee – maar, gaat hij verder: “en draag hun op goed te doen, rijk te zijn aan
goede daden, vrijgevig en bereid om te delen. Zo leggen ze een fundament voor
de toekomst, en winnen ze het ware leven”. Zo kom je als rijke toch in Gods rijk.
Maar waarom dan dat ernstige, bijna pessimistische – naar aanleiding van het afhaken van die toch zo aardige en sympathieke jongen met zijn serieuze vraag?
Zelfs tot twee keer herhaald door Jezus: “slechts met grote moeite zal een rijke
het koninkrijk van de hemel binnengaan” – denk maar weer aan die kameel……
dia 7
Nou, dat is natuurlijk omdat geld en bezit dingen zijn die zomaar een macht kunnen worden die ons in de greep hebben en die we niet los kunnen laten, en die ons in
de weg kunnen zitten bij het volgen van Jezus en het leven in de stijl van zijn rijk.
Sterker nog: Jezus geeft er de in de Bergrede een naam aan: mammon – en Hij
zegt dat we geen twee heren kunnen dienen: God en mammon= geld als afgod.
Daar is de Bijbel ook vol van, over het gevaar van afgoden: geld, bezit, status,
macht, welvaart – allemaal dingen die zomaar God van zijn eerste plek dringen
en mensen ook kunnen verleiden tot verkeerd gedrag t.o. God en de naaste.
Daar heeft Paulus het in datzelfde 1 Tim. 6 eerst over: “wie rijk wil worden, staat
bloot aan verleiding, raakt in een valstrik en valt ten prooi aan dwaze en schadelijke begeerten die een mens in het verderf storten en ten onder doen gaan. Want de
wortel van alle kwaad is de geldzucht.” (1 Tim. 6. 9-10). Kijk maar om je heen!
dia 8
Maar die rijke jongeman uit het verhaal dan? Die was toch geen fraudeur en
geen dief? Toch juist een serieus meelevend kerkelid en een eerlijk mens?
Er staat dat Jezus hem liefkreeg, dat Hij sympathie voor hem opvatte; en als
de geboden over niet stelen en over de naaste liefde bewijzen, langskomen,
zegt hij dat hij daar zijn hele leven al mee bezig was – en dat meende hij echt.
Jezus zegt ook niet dat het anders was, of dat hij eigenlijk een huichelaar was.
Wat dat betreft komt het dicht bij ons: zo’n kerklid wil je er graag bij hebben:
bemiddeld, vrijgevig, betaalt een fikse VVB en altijd op tijd, daar heb je wat aan!
Je vraagt je dan inderdaad net als hij af: maar wat ontbreekt er dan aan bij hem?
Waarom gaat Jezus dan zover dat hij alles moet verkopen en moet weggeven?

Dat is wat ik als thema boven deze preek heb gezet: dit is de proef op de som.
Jezus veroordeelt hem niet om zijn bezit en stuurt niet wie rijk zijn bij Hem weg.
Het is zijn reactie op wat de man zelf zei: ik ben er bijna, wat ontbreekt er nog aan.
Waarop Jezus eigenlijk zegt: er moet niet nog wat bij, er moet juist heel veel af.
Ale je volmaakt wil zijn – en dat wil je toch? – volmaakt op God gericht en alles
er voor over om te leven als een burger van het koninkrijk van de hemel – nou,
laat dat dan maar zien door alles wat je daarbij in de weg zit en daarvan kan
afhouden, uit de weg te ruimen: want waar je schat is, dat heeft ook je hart.
Dat vraagt keuzes, en dat kan pijn doen, dat is wegdoen wat in de weg zit.
We zingen over die keus: ‘alles houden wat ik heb, of Hem volgen op zijn weg’.
dia 9 hoe vaak zijn wij zelf het probleem, zit ik mezelf in de weg…?
Ja, en denk je dan ook heel concreet in wat dat volgen van Jezus was, toen.
Toen deze man zich meldde met zijn vraag, wat Jezus met zijn leerlingen op
reis richting Jeruzalem, en dat was geen triomftocht maar zijn lijdensweg.
In Matt.16: 21 lezen we dat Jezus zijn leerlingen duidelijk maakt dat Hij zal
moeten lijden en gedood zal worden – en dat wie Hem wil volgen zichzelf
zal moeten verloochenen en zijn kruis op moet nemen – afzien, loslaten.
Dat kan ver gaan en snijden in eigen vlees betekenen: “want ieder die zijn
leven zal willen behouden, zal het verliezen, maar wie zijn leven omwille
van mij verliest, zal het behouden” (Matteüs 16: 25) – zijn leven – bedoeld
is: je bestaan op deze aarde, zeg: je leventje dat je zelf opgebouwd hebt,
zeg: huisje-boompje-beestje – met alles erbij: gezin, huis, werk, spullen,
auto, vrije tijd en vakantie – en zoveel meer dat ons leven hier kan bepalen.

Wat van die man die bij Jezus gevraagd werd, vraagt God niet van iedereen.
Maar we hebben allemaal vast wel dingen die ons in de weg kunnen zitten
om Jezus te volgen, om ons leven aan God te wijden en dienstbaar te zijn
aan anderen, en in de samenleving, met wie wij zijn en met wat wij hebben,
maar ook door durven op te geven en los te laten wat niet helpt maar hindert.
Dat kan van alles zijn, zoals we dat al leren uit het onderwijs van Jezus: als
je vader of moeder, broer of zus, liefhebt boven Hem, als eigen tradities of
regels van mensen je hinderen in je volgen van Jezus, kun je zijn leerling
niet zijn; van die eerste leerlingen lezen we dat ze alles achterlieten toen
ze met Jezus meegingen: hun bedrijf, hun broodwinning, hun gezinnen –
en sommigen heeft het zelfs hun vrijheid gekost en hun leven – echt heftig!
dia 10
In onze tijd kan dat van alles zijn: durf je als het moet loslaten en opgeven
wat je hebt, wat veel waarde voor je heeft, als dat je in de weg zit bij het leven
naar de stijl van Christus: niet alleen mijn eigen belang zoeken maar ook dat van anderen, de ander belangrijker vinden dan jezelf, de minste durven zijn, en durven loslaten wat misschien houvast geeft en goed voelt, maar aardse zekerheden zijn.
Je zou er eens over kunnen nadenken: waar ben ik aan gehecht, wat zou ik eigenlijk niet willen en durven opgeven, als het wel moet, wat zou er dan met me gebeuren?
Zomaar zit er angst achter, onzekerheid: als dat verandert, raken we nog meer kwijt.
De vraag is of het echt gaat om Gods rijk, om wat Hij van ons en met ons wil, of om wat we zelf willen of niet durven, om wat van elkaar verwachten en elkaar opleggen – als familie, als samenleving, als kerk – zodat we stilstaan en niet groeien. dia 11
Ik las: “Soms lukt het niet. Soms lukt het wel. Voelt een mens zich vrij om ruimhartig
te leven. De ENE is mijn herder, mij ontbreekt niets (Ps.23). Leven zonder angst en onzekerheid om wat je kunt verliezen, om waar je afhankelijk van bent..”
Jezus zegt ook tegen u en jou en mij: Wie durft verliezen, loslaten, die zal winnen.
Dat is bij mensen onmogelijk, maar wordt bij God mogelijk, door en dankzij Jezus.
En je zult merken: dat pakt goed uit, nu al, en uiteindelijk helemaal voorgoed.

amen
dia 12
vraag voor de week – voor ieder persoonlijk: wat is mijn geloof mij waard?

liturgie morgendienst

votum en groet
zingen: Ps. 119: 1,7
wet van God
zingen: Ps.119: 13,14
gebed
Schriftlezing: Matt. 19: 16-30
zingen: NLB 843: 1-4 (mel. ps. 136)

1. Wat te kiezen, leven, dood,
afgod geld, genadebrood?
Alles houden wat ik heb,
of mij geven, gaandeweg?

2. Wat mij vasthoudt, wat mij heeft,
wat mij werft en wat mij leeft,
is het vele, geld en goed,
aardse schatten, overvloed.

3. Die mij vasthoudt, weegt en wikt,
die mij voedt en mij verkwikt,
is de Ene, goed is God,
hemelschat, genadebod.

4. Wat te kiezen, leven, dood,
afgod geld, genadebrood?
Alles houden wat ik heb,
of Hem volgen op zijn weg?

verkondiging: Matt. 19: 21 ‘Wat is mijn geloof mij waard?’
zingen: NLB 816: 1-4 (mel.: ps. 140)

1. Dat wij onszelf gewonnen geven
aan het bevrijdende bestaan,
aan wat ons uitdaagt om te leven.
Dat wij de stille roep verstaan.

2. Dat wij versteende zekerheden
verlaten om op weg te gaan.
Dat niet de greep van het verleden
ons achterhaalt en stil doet staan.

3. Omdat de huizen die wij bouwden
geen onderkomen kunnen zijn.
Omdat het bloedeloos vertrouwde
ons achterdochtig maakt en klein.

4. Dat wat wij hebben ons niet gijzelt,
dat wij van elke dwang bevrijd
naar onbekende plaatsen reizen.
Dat Gij ons onderkomen zijt.

gebed

collecte
zingen: Psalm 23: 1,2,3
zegen
amen: Psalm 79: 5

Psalm 122: 8 en 1 Korintiërs 1: 4: Waar liefde woont is zegen (viering H. Avondmaal)

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,
dia 1
‘Waar liefde woont is zegen’ – het thema voor deze dienst, en dan gaat het over
de liefde van God voor ons en over liefde voor elkaar – daarin ervaar je Gods zegen.
Want in de kerk gaat over God maar net zo goed over mensen: over u en jou en mij.
Vorige week in de middagdienst kwam dat langs, vauit de Bijbel, vanuit het verbond
dat God met mensen is aangegaan en met ons wil vieren, elke dag en elke zondag.
Juist ook als we avondmaal vieren wil de Heer dat samen met ons vieren, want wat
is een mooiere vorm van verbondenheid ervaren dan samen eten en drinken – daar
is de Bijbel vol van: offermaaltijden, Jezus die eet met zijn leerlingen en vrienden
en zelfs met tollenaars en andere onaangepaste lieden, en ook met Farizeeërs.
En na Pinksteren lezen we van de christenen dat ze met elkaar aan tafel zaten en
zo vierden dat ze door hun geloof in Jezus messias met elkaar verbonden waren.
Ja, en dat ook als er verschillen optreden en conflicten ontstaan – wat van alle tijden is – leren we van Jezus en de apostelen dat het erop aan komt elkaar niet te gaan veroordelen of meteen los te laten maar in gesprek te gaan en de eenheid die er is doordat je samen bij Jezus hoort en elkaars broers en zussen bent, te versterken.

Er valt in dat opzicht heel wat te leren van de Bijbel, zeker van de apostel Paulus.
Als je zijn brieven leest, merk je dat hij bijna altijd begint met God danken voor de gemeente aan wie de brief gericht is, en voor het werk dat God daar deed en doet.
Daar zijn de brieven aan de kerk van Korinte geen uitzondering op. dia 2
Terwijl dat toch een kerk was met veel problemen, conflicten, en kritiek op Paulus.
Maar we lazen net nog een bijna uitbundig begin van de brief aan juist die kerk:
“Ik dank mijn God altijd voor u, omdat Hij u in Christus Jezus zijn genade heeft geschonken. Door Hem bent u in elk opzicht rijk geworden. Alles wat u zegt en
al uw kennis bewijst dat het getuigenis over Christus bij u verankerd is”….en dan
ook nog dat Heilige Geest de gemeenteleden “de zekerheid geeft dat hen geen
blaam zal treffen op de dag van onze Heer Jezus Christus” ( 1 Kor. 1: 4-8). En dat
terwijl er van alles aan de hand was en mis was in die kerk, zo dat je misschien als
je er een poosje bij zou, gillend zou weglopen, of maar wat nieuws zou beginnen.

Maar niets van dat alles in het denken en schrijven van Paulus, maar juist door
heel de brief heen een sterke oproep om samen te werken en eensgezind te zijn.
Want met alle verschillen zijn ze samen lichaam van Christus, lees hoofdstuk 12.
En dan zijn verschillen niet bedreigend maar verrijkend, zoals alle ledematen van elkaar verschillen en samen het lichaam laten functioneren, als die niet elkaar tegenwerken maar ieder op eigen plek meewerken aan de groei van het lichaam.
Zoals we zongen over de gemeente als Gods gezin dat eensgezind wil leven –
wat niet wil zeggen: het over alles eens zijn of je bij alles goed voelen, of in alles
krijgen waar jij denkt behoefte aan te hebben, maar wel dat je samen van God
bent en bezig voor Hem, en betrokken op elkaar, met aandacht en zorg voor elkaar.
En daar gaat veel kracht van uit en dat kan mensen aantrekken, denk maar aan
dat lied dat we vorige zondag nog gezongen hebben over de kerk als herberg en
toevluchtsoord: ‘een plaats tegen neerslachtigheid, een pleister van barmhartigheid’.
dia 3
Juist daarom heb ik gekozen voor Psalm 122, die we gelezen en gezongen hebben.
En haal ik speciaal dat vers 8 naar voren waar het gaat over verwanten en vrienden,
en dat mag je opvatten als familie en vrienden maar ook als geestelijke familie, die we in de kerk -als in de Bijbel zelf – broeders en zusters, broers en zussen, noemen.
Paulus doet het zo in Ef. 2 als hij het heeft over vroegere heidenen die tot het nieuwe volk van God zijn gaan behoren toen ze tot geloof in Christus waren gekomen: “zo bent u geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers en huisgenoten van God”.
Huisgenoten van God, samen het gezin van Vader, en elkaars broers en zussen.
dia 4 lees ook 1 Petrus 1: 22 en 23
En dus zit je in de kerk voor God en om je band met God en je geloof te beleven en te versterken, maar zit je er ook samen, en ben je in een gezin geplaatst, ben je ook
verantwoordelijk voor die anderen, je broers en zussen, samen met hun grotere en
kleinere kinderen, neem je elkaar serieus en leef je mee met elkaars wel en wee,hoor
Paulus: “jullie moeten altijd met elkaar meeleven, in vreugde en in verdriet”(Rom.12:15)

Psalm 122 is een feestelijk lied, een lied van verlangen naar Gods stad en tempel.
Het lied werd gezongen door pelgrims onderweg : ze hadden er echt zin in: “Wat was ik blij toen mij een stem uitbundig riep om mee te gaan. Huis van de Heer, ik kom eraan, ik sta al klaar, Jeruzalem. Vol vrolijkheid ga ik op pad” (Nieuwe Psalmberijming)
Onderweg begon het al: samen met familie en vrienden naar de plek waar je God kon ontmoeten, waar de stammen samenkwamen om de HEER te prijzen,en waar recht werd gedaan en conflicten opgelost – ook de stad waar de koning rechtsprak.
Ja maar ook: je kwam oude bekenden weer tegen die misschien wel aan de andere
kant van het land woonden en die de rest van het jaar niet zag,familieleden, vrienden
met wie je samen op reisde of die je in de stad zelf weer na een hele tijd ontmoette –
een feest van herkenning, een reünie, een samen optrekken, bijpraten, bemoedigen.
Wat zal het b.v. voor Elkana en Hanna een feest zijn geweest hun zoon Samuël te
zien die als jongen al was gaan wonen en werken in het heiligdom- toen nog in Silo.
Toen heel veel later Jezus op zijn twaalfde was achtergebleven in de tempel,viel dat eerst niet op want zijn ouders dachten dat hij meeliep met familie en vrienden, dia 5.
Zo zal dat vaak gegaan zijn, het was een massale toogdag, iets als een landelijke kerkedag zoals wij vroeger ook hadden: de Schooldag in Kampen of de DVN-dag.
Voor jullie misschien aansprekender: samen naar de EO-jongerendag of Opwekking.
En in onze tijd zijn er pelgrimsreizen zoals naar Santioga de Compostella waar ook
onderweg veel ontmoeting is en nieuwe mensen leren kennen, en samen opreizen.
Zoiets zal ook dat massale reizen naar Jeruzalem geweest zijn, op de grote feesten.
Je vierde dat je bij elkaar hoorde, en samen bij God, daar keek je naar uit: “huis van de HEER, ik kom eraan, ik sta al klaar, Jeruzalem, vol vrolijkheid ga ik op pad”.dia 6
Of het daarom ook belangrijk was, voor heel het volk, dat het in die centrale plek goed ging, dat daar rust was en harmonie: vraag om vrede -sjaloom -voor Jeruzalem!
Ja, want daar was heel het land en heel het volk bij gebaat, weer een heel jaar lang.
Vrede, sjaloom, dat is alles wat goed is: welzijn, rust, onderlinge harmonie, blijheid.
Ja, en dat natuurlijk allereerst omdat God in die stad woont, en doordat God daar
zijn tempel heeft, als plek bij uitstek waar door de offers geschonden relaties worden hersteld: tussen God en de offeraar, God en zijn volk, en tussen mensen onderling.
dia 7
Hoor Ps. 133: “Daar zorgt Hij zelf voor rust en veiligheid, het goede leven voor altijd”.
Maar ook, en als gevolg daarvan is daar ook “Gods gezin dat eensgezind wil leven”.
En de pelgrim voelt zich verbonden met zijn landgenoten en geloofsgenoten en misschien ook wel familieleden die in Jeruzalem wonen en die daar blijven als de pelgrim weer op reis gaat naar zijn stad of dorp ergens in het Joodse land, en hij
draagt hen op aan God: “Het is voor elk familielid en voor mijn vrienden dat ik bid:
om voorspoed, veiligheid en vrede – maar om Gods huis is het vooral dat ik het
goede zoeken zal voor jou, de mooiste van de steden” (Nieuwe Psalmberijming).

Neem, bij alle verschil tussen toen en nu, dat gegeven mee van verbondenheid
met wie samen met jou een huisgezin van God zijn: je broers en zussen, mede-
kerkleden aan wie je door geloof verbonden bent en voor wie je verantwoordelijk
bent en een taak hebt en met wie je je geloof kunt delen maar ook de mooie en
de moeilijke dingen van het leven, met wie je kunt praten en lachen en huilen.
Helemaal waar dat in Jeruzalem God woonde en dat het in de kerk om God gaat
maar God wilde toen en wil zeker vandaag bij mensen wonen en met ons omgaan.

Juist het samen avondmaal vieren onderstreept dat: als gezin vier je dat je aan
Christus verbonden ook aan elkaar verbonden bent en er voor elkaar wilt zijn: op blije momenten en ook en juist als het moeilijk is – dan help je elkaar, en wil je er zijn voor elkaar – want gedeelde vreugd is dubbele vreugd en gedeelde smart is halve smart.
Ja, en we leven midden in de wereld met verlossende woorden en met Gods liefde en dan is goed erover na te denken en eraan te werken hoe we voor anderen die nog buiten staan aantrekkelijk kunnen zijn omdat ze merken dat ook deze kerk een gastenhuis is voor jong en oud, waar liefde woont en de Heer zijn zegen geeft.

dia 8 even op je in laten werken wat allemaal mogelijk is in Gods gezin

Waarbij ook anderen in beeld zijn met wie je je verbonden voelt en met wie we al
veel samen doen – zoals Paulus als hij oproept tot eensgezindheid en bevorderen van vrede m en dan de eigen plaatselijke kerk op het oog heeft waaraan hij zijn brief schrijft en dan ook andere gelovigen, lees maar 1 Kor. 1: 2: “aan de gemeente van God in Korinte, geheiligd door Christus Jezus, aan hen die zijn geroepen om zijn heiligen te zijn, en aan allen die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen, waar dan ook..”. Want als je leeft vanuit Gods liefde en het verwacht van zijn zegen,
zul ervaren dat je dan Gods zegen mag ervaren en dat anderen daarvan profiteren.
Zoals ik ergens las: : “Waar Christus woont en waar mensen trouw aan Christus zijn, woont liefde. En waar liefde woont, is zegen”. dia 9

amen

liturgie dienst van Schrift en tafel zondag 17 januari 2016

votum en groet
zingen: Ps. 122: 1,2
Gods leefregels
zingen: Ps. 109: 1,9
gebed om verlichting met Gods Geest
Schriftlezing: Psalm 122 en 1 Kor. 1: 1-10
zingen: Ps. 133: 1,2 Levensliederen

1. Kom, kijk eens naar dit heerlijke gegeven,
naar Gods gezin dat eensgezind wil leven,
als eenheid die veel goeds belooft!
’t Is als de olie op Aärons hoofd,
die neerdruipt op zijn baard en bovenkleed,
waarin hij dienst als priester deed.

2. Ook is het als de dauw hoog op de Hermon,
die neerdaalt op de hellingen van Sion.
Daar valt de zachte regen neer:
het is de zachte zegen van de HEER.
Daar zorgt hij zelf voor rust en veiligheid:
het goede leven voor altijd.

verkondiging: Psalm 122: 8 en 1 Kor. 1: 4 ‘Waar liefde woont is zegen’
zingen: Ps. 122: 3 Nieuwe Psalmberijming

3. Bid dat de HEER zijn vrede geeft,
Jeruzalem van rust geniet
en dat haar muur bescherming biedt,
zodat de stad in welvaart leeft.
Het is om elk familielid
dat ik voor deze Godsstad bid,
de mooiste stad van alle steden.
Maar om Gods huis is het vooral
dat ik voor Sion bidden zal
om voorspoed, veiligheid en vrede

gebed
collecte
zingen: Ps. 22: 12,13
avondmaalsformulier IV
1e tafel gebed – opwekking -zingen: Gz. 141: 1 Dankt, dankt nu allen God
2e tafel lezing: – zingen: Gz. 141: 2
3e tafel dankzegging / – zingen: Gz. 141: 3
slotzang: Zingend Geloven 2-111: 3 – mel. Gz. 141

3. Wij danken U, o God,
voor wat U hebt gegeven.
Wij zijn nu met elkaar
verbonden voor het leven.
Met grote dankbaarheid
aanvaarden wij elkaar.
Help ons te allen tijd;
maak uw beloften waar

zegen