Ruth 4: Davids geslacht komt uit Bethlehem

 liturgie middagdienst zondag 23 december 2012

votum en groet

zingen:    Ps. 113 (1,2,3)

gebed

Schriftlezing:  Ruth 4

zingen:    Ps. 18: 9,15

verkondiging: Ruth 4

zingen:   Tussentijds 71

geloofsbelijdenis

zingen:    Gz. 162: 4

gebed

collecte

zingen:    Lied 124 (1-5)

zegen

—————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.

Zo lopen veel sprookjes af – voor wie aan de goede kant staan.

Na eerst een bang avontuur met een boze wolf of een kwade fee,of een hongerige heks.

Het eindigt met de overwinning van goed op kwaad en vaak met een sprookjeshuwelijk.

Daar heeft het boek Ruth ook wel iets van, maar dit is geen sprookje en dit verhaal staat

ook niet in de bijbel om ons te laten griezelen of te laten smullen van een liefdesverhaal.

Ik zei vorige week al: het zou mooi zijn als liefde in het spel was maar daar draait het niet

om want de bedoeling is te laten zien hoe achter en boven wat mensen zoals meemaken

en bedenken en kunnen regelen God bezig is aan de uitvoering van zijn grote reddingsplan,

voor Israël en voor de wereld: eer voor een onteerd Israël, licht in een donkere wereld.

Vandaar die ene naam als laatste woord in dit korte mooie boekje:  David.

 

Vandaar het thema:  Davids geslacht komt uit Bethlehem

 

‘En ze leefden nog lang en gelukkig’.

Maar dat wisten die twee weduwen nog niet toen Ruth vroeg in de morgen bij Nöomi was

teruggekomen, ook al hadden ze er goede hoop op en al sprak Noömi haar schoondochter moed in: “Blijf hier maar rustig afwachten tot je weet hoe het afloopt, want ik weet zeker dat deze man niet zal rusten voordat hij de zaak geregeld heeft” – maar hoe het zou aflopen..?

 

In elk geval had Noömi het goed ingeschat want inderdaad liet Boaz er geen gras over groeien maar pakte hij – zeg maar – diezelfde morgen nog de koe bij de horens: “intussen

terwijl Ruth vertelde hoe het was gegaan op die dorsvloer en terwijl die twee afwachtten -intussen “was Boaz naar de poort gegaan en daar gaan zitten” – meteen maar doorpakken.

 

De poort, dat was in die tijd de centrale plek in elk dorp, waar vooral de mannen elkaar ontmoetten om de laatste nieuwtjes uit te wisselen maar ook om te onderhandelen en handel te drijven, problemen op te lossen en zakelijke transacties te regelen, en recht te spreken.

De poort was om zo te zeggen marktplein, gemeentehuis, rechtbank en notariskantoor

tegelijk, en zoals blijkt uit dit verhaal ook de plek om te trouwen: stadhuis en kerk ineen.

 

Vandaar dat Boaz meteen naar de poort gaat om die lossing van het land van Noöni en

dat huwelijk van Ruth te regelen,volgens wat daarover was bepaald in de wetten van Mozes.

En dus respecteerde hij dat de man die meer naaste familie was van Elimelech en Noömi,

de eerste rechten had – en zodra die man ook in de poort arriveerde, sprak Boaz hem aan:

hé, beste man, jij bent toch ook familie van Elimelech en Noömi, weet je wel dat jij als eerste

in aanmerking komt om dat stuk land te kopen dat Noömi noodgedwongen moet verkopen?

 

Een opvallend detail is dat de naam van dat familielid – iedereen wist natuurlijk wie het was, zeker Boaz en Noömi die familie waren en zo groot was Bethlehem niet – niet vermeld wordt, en er zelfs speciaal bij staat dat die naam er niet toe doet-een uitlegger zegt: Meneer Dinges.

Dat hoeft niet te zijn omdat die man uiteindelijk het liet afweten omdat hij wel het land wilde

overkopen maar het niet zag zitten om met Ruth te trouwen en bang was dat dan een eventuele zoon van hem en Ruth er met de erfenis vandoor zou gaan – dat zijn naam niet vermeld wordt zou dan vernederend zijn: schande dat je zo voor je eigen belang gaat.

Maar ik denk niet dat je het zo moet zien, want een echt zwagerhuwelijk is hier niet aan de orde, en daarom wordt deze man ook niet publiek te schande gemaakt zoals in de wet

voorgeschreven wordt als een man weigerde met de weduwe van zijn overleden broer te trouwen – schokkend wat daarover staat in Deut. 25: ..

als de man weigert met zijn schoonzuster te trouwen, dan moet zij naar de stadsoudsten in de poort   

   gaan en zeggen: ‘Mijn zwager wil geen nageslacht voor zijn broer verwekken. Hij weigert zijn

   zwagerplicht tegenover mij te vervullen.’ Dan moeten de stadsoudsten hem erop aanspreken.

   Als hij blijft bij zijn weigering om met zijn schoonzuster te trouwen, moet zij ten overstaan van de   

   oudsten op hem afgaan, hem zijn sandaal uittrekken en hem in zijn gezicht spugen, waarbij ze hem

   toevoegt: ‘Zo vergaat het de man die zijn broer nageslacht onthoudt.’ 10 En bij de Israëlieten zal

   zijn familie bekendstaan als de familie Zonderschoen”.

Maar, zoals gezegd, van zwagers is hier geen sprake en dus ook niet van een verplichting.

Niet de letter van de wet beheerst alles maar Boaz volgt uit vrije wil de geest van de wet:

hulp aan je naaste in nood, in dit geval twee weduwen zonder inkomen en zonder toekomst.

 

Je kunt van daaruit mooi een lijn doortrekken naar hoe God en Jezus Goël zijn: (Ver)losser.

Niet omdat ze daartoe verplicht zijn of wij ergens recht op hebben maar uit vrije wil, omdat

God hart heeft voor mensen, juist voor mensen die het niet redden en geen uitzicht hebben.

Denk maar aan psalm 146 die we al eerder een keer gezongen hebben: “Gelukkig wie de God van Jakob tot zijn hulp heeft, wie zijn hoop vestigt op de HEER, zijn God..die trouw is tot in eeuwigheid, recht doet aan de verdrukten, brood geeft aan de hongerigen, de gebogenen opricht, de vreemdelingen beschermt, wezen en weduwen steunt”.  Zo’n God hebben wij,

en mensen als Boaz willen lijken op hun God, en doen zoals Hij bedoelt en het graag ziet.

En als de Heer Jezus op aarde komt, laat Hij meer dan wie ook zien wie God voor ons is.

Zoals een oude dichter Hem noemde: “Mijn Redder, mijn Goël, mijn Zondenvernieler”. Je zou kunnen zeggen dat het losserschap en hoe Boaz dat invulde daar al iets van liet zien.

 

Dus geen reden om dat familielid dat bedankte voor de eer te verwijten of te veroordelen.

Niemand die hem in die poort verwijten maakte,laat staan dat Ruth hem in zijn gezicht spuwde. Wel ook hier een schoen als een soort handtekening – er staat dat in die tijd het overhandigen van een sandaal van de een aan de ander een teken was dat de deal rechtsgeldig was – de schoen geldt teken van iets in bezit nemen, dat land betreden – zoals

in Psalm 60 en Psalm 108 waar God zegt: op Edom werp ik mijn schoen=zet ik mijn voet.

Zo droeg die ander zijn rechten op het land van Noömi en een huwelijk met Ruth over aan Boaz, en dat in aanwezigheid van maar liefst tien mannen uit Bethlehem als getuige – die poort was inderdaad gemeentehuis en notariskantoor tegelijk – en meteen werd ook het aanstaande huwelijk van Boaz en Ruth bezegeld en zelfs zoiets als ingezegend: “De HEER

geve dat de vrouw die in uw huis komt zal zijn als Rachel en Lea die beiden het huis van Israël groot hebben gemaakt, zodat ook u groot zult zijn in Efrata en uw naam in Bethlehem zal voortbestaan. Moge uw huis worden als het huis van Peres, de zoon van Tamar en Juda, en wel door de kinderen die de HEER u bij deze jonge vrouw zal geven”.

Dat roept allemaal nog wel vragen op, vooral de vraag welk huis nu zo gebouwd zou gaan worden, en welke naam zal voortleven: is dat nou de naam van Elimelech of van Boaz zelf?

 

Maar eerst nog even iets anders, en wel of we uit hoe dat toen allemaal toeging nog iets kunnen leren voor onze tijd, b.v. voor vragen rond huwelijk en samenwonen – of is de maatschappij zo veranderd dat je met zulke verhalen van zo lang geleden niets meer kunt.

 

Het is waar dat er verschrikkelijk veel veranderd is in zoveel eeuwen – toen was er niet geen gemeentehuis met een ambtenaar van de burgerlijke stand en een trouwboekje dat je meekreeg, en niet een kerkdienst waar je met elkaar een zegen kan vragen over je huwelijk.

En wij trekken niet een schoen uit als we een huis gaan kopen of een stuk land maar we zetten een handtekening onder een koopacte – niet ergens buiten maar bij de notaris – en

zo zijn er nog heel veel meer dingen heel anders geworden dan in de tijd van de bijbel.

Maar – las ik in een uitleg over dit gedeelte – “wat we in Ruth lezen, ligt helemaal op één lijn met wat we verder in de Bijbel hierover aantreffen: trouwen is een publieke en officiële gelegenheid”…”voor de hele samenleving verklaar je: zij is mijn vrouw, hij is mijn man.en je vraagt je getuigen om jou te helpen dat waar te maken”. Eerder zegt die uitlegger spits:“als het tot een huwelijk komt, gebeurt dat niet stiekem op de zolder van Boaz’ schuur, maar publiek in de poort van de stad temidden van getuigen”. Ik zei al dat er zelfs ook zoiets als een kerkelijke bevestiging achteraan komt, bij monde van de zegenwensen van getuigen.

 

Ik denk dat bij alle verschillen tussen toen en nu daar aanwijzingen in liggen waar wij ook vandaag van kunnen leren, en die iets laten zien van hoe God ons leven en samenleven,

in dit geval op het punt van huwelijk en seksualiteit richting wil geven – let er ook op dat pas na dat publiek bezegelen van de afspraken in de poort, ook dat Boaz met Ruth trouwt, we

lezen van samen gaan wonen en gemeenschap met elkaar hebben: “daarna – niet eerder, b.v. op die dorsvloer – nam Boaz Ruth bij zich, zij werd zijn vrouw, en hij sliep met haar” . 

Weer nog één keer die uitlegger: “seksuele gemeenschap hoort naar Gods wijsheid alleen thuis binnen een huwelijj, een relatie van trouw en liefde“. Dat ook ter bescherming van de kinderen die als God dat geeft, in zo’n relatie geboren worden – trouw aan elkaar en hen.

Daarmee is niet het laatste woord gezegd maar het zet in elk geval tot nadenken – hoop ik.

 

Waarmee we terug zijn bij die zegenwensen van de getuigen met daarin een centrale rol voor de bede of de HEER het huis, de familie, van Boaz zal willen bouwen en zijn naam

zal laten voortbestaan in Bethlehem – met daarna een centrale plek voor Boaz in de stamboom van de latere koning David – en uiteindelijk in de stamboom van Jezus – lees maar met mij mee in Matt. 1    Overzicht van de afstamming van Jezus Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Abraham verwekte Isaak, Isaak verwekte Jakob, Jakob verwekte Juda en zijn broers, Juda verwekte Peres en Zerach bij Tamar, Peres verwekte Chesron, Chesron verwekte Aram, Aram verwekte Amminadab, Amminadab verwekte Nachson, Nachson verwekte Salmon, Salmon verwekte Boaz bij Rachab, Boaz verwekte Obed bij Ruth, Obed verwekte Isaï, Isaï verwekte David, de koning. U ziet: Boaz als overgrootvader van David en als voorvader naar de mens gesproken – van Jezus – die hier heet: ‘de zoon van David.’  Maar niet – wat je zou verwachten – Elimelech, of Machlon.

Terwijl dat toch de bedoeling was dat die namen niet in het vergeetboek zouden raken –

het staat in ditzelfde hoofdstuk: vs. 5 over Noömi en Elimelech (Boaz zegt tegen die andere eventuele losser dat als hij het land van Noöomi koopt dan de naam van haar overleden man zal voortleven op zijn land); en vs. 10 over Ruth en Machlon (Boaz zegt dat doordat hij met

Ruth trouwt de naam van haar overleden man – Machlon – op diens land zal voortleven).

Hoe kan het dat je die namen niet meer terugvindt in de stamboom en wel die van Boaz?

 

Nou, dat is minder moeilijk dan het lijkt, het staat er zelfs bij: de naam moet verbonden

blijven aan het land, het gaat over de erfenis, over het grondbezit.  de grond moet voor

nakomelingen van de overledene bewaard blijven en niet overgaan in andere handen –

en als een familielid als losser optreedt, moet hij zorgen voor een erfgenaam als hij volwassen is het bedrijf kan voortzetten, in de lijn van zijn vader en ahw in zijn naam.

Maar zo’n stamboom is een andere verhaal, dat gaat over de lijn van de bloedband.

 

Nou en daar zit een bijzonder boodschap in, weer een die typisch is voor Gods aanpak.

Weet je nog wat die ander zei die het niet zag zitten om met Ruth te trouwen: “dat zou ten koste gaan van mijn eigen familiebezit”: straks ging de familie Elimelech ermee vandoor.

Maar Boaz bracht dat offer wel, ten bate van Noömi en ten koste van zijn eigen bezit.

Hij zegt: Vandaag koop ik alles wat nog over is van de bezittingen van Elimelech en van Machlon en Kiljon en ook trouw ik met Ruth “om de naam van haar overleden man te laten voortleven op zijn land. zo zal zijn naam niet verloren gaan bij zijn verwanten en de inwoners van de stad”. Zo gebeurde, naar de bedoeling van het losserschap en het zwagerhuwelijk.

Nou en wij kennen die namen ook nog altijd: van Elimelech en van Machlon en Kiljon.

 

Kijk, en voor die trouw en die opoffering werd Boaz door God beloond door hem te maken tot stamvader van koning David en in rechtstreekse lijn tot voorvader van koning Jezus.

Wat dus niet samenvalt met het blijven van het land in een bepaalde familie maar zoals vaker op een onverwachte en ongedachte manier gestuurd wordt vanuit Gods vrije keus.

In de voor de ouderen vast nog bekende Korte Verklaring staat er dit over: “Ook al kon Obed

treden in de rechten van Ruth’s eerste man, dit neemt niet weg dat Boaz hem verwekt had”.

En ergens anders las ik dat God de familiegeschiedenis van Noömi gebruikt maar – zoals

God altijd doet – op zijn eigen manier, en wel via Boaz en niet via Elimelech: de komst van

de Messias “ligt niet in het verlengde van Elimelech’s  geslacht, maar in het verlengde van het geslacht van Boaz”, en ook daaraan zien we dat de Christus langs een andere weg komt dan mensen verwachten – dat was zo met zijn eerste komst en zal zo zijn met zijn tweede komst – hij zelf zelf van te voren: als iemand zegt ‘daar is de Christus’, geloof hem niet want

Ik kom anders, ongedacht en als je het niet verwachten, vergelijk met een dief in de nacht.

 

Waarmee we ongemerkt al zijn bij de bekroning van het huwelijk van Boaz en Ruth, en van het hele verhaal dat dit korte boekje vertelt en ons wil meegeven: er komt een zoon: Obed.

Voor Noömi een verrassing waar ze nooit op had gerekend toen ze uit Moab terug kwam en ze voor haar eigen gevoel met lege handen stond, zonder nageslacht en zonder toekomst.

Nu wordt ze uitbundig gefeliciteerd met haar kleinzoon die telde als haar eigen zoon en die

ze als oma en tegelijk een soort peetmoeder verzorgde – nu geen Mara – verbitterde – meer

maar echt Noömi: de liefelijke – het lijkt inderdaad wel een klein kerstfeest in Bethlehem.

Het is een beetje jammer dat in de NBV een opvallend zinnetje in vers 14 hoe correct ook vertaald toch wat vlakker is geworden dat er letterlijk staat – de vertaling-1951 en ook de HSV hebben het verrassingselement in wat de vrouwen van Bethlehem tegen Noömi zeiden gewoon laten staan: “Geloofd zij de HEERE, Die niet heeft nagelaten om u vandaag een losser te geven” –  een losser!  nee, niet Boaz, maar die baby, die kleine Obed – de redder in de nood met het oog op de toekomst: geslachten gaan maar komen ook, er is weer leven!

 

Ja en de doorbraak naar de toekomst toe voor dat ene gezin is ingebed in Gods plan om de doodgelopen wegen van zijn volk – geen koning, ieder deed wat goed was in eigen ogen – en van zijn wereld – verloren in zonde en schuld – open te breken richting zijn grote Ver(losser).

Daarom loopt dit boekje uit op dat korte stukje stamboom met verrassende namen – namen die je niet zou verwachten in de voorgeschiedenis van het heilig Kind Jezus, de grote Koning

maar verhelderend voor die vraag waarom niet Elimelech maar Boaz in die stamboom staat.

God wil namelijk de lijn doortrekken van Abraham via Juda richting David en dan Jezus.

En dat weer via het typerende van God die kiest voor zwak, onacceptabel, weinig eervol, en die zwarte bladzijden wit maakt en niet vastspijkert op zonden: uitgerekend Peres geboren uit wat je incest kan noemen en vreemd gaan (Juda met zijn schoondochter Tamar die zich als hoer had vermomd – herinner de preek van coll. Kroeze) – en dan nu eentje uit Moab.

Zij krijgen een plekje in de stamboom van David en later Jezus – zoals terugkomt in Matt. 1.

Opdat – om met Paulus te spreken – we niet in mensen zouden roemen maar alleen in God.

Obed -zijn naam is welsprekend (=dienaar):voorvader van Wie kwam om ons allen te dienen.

 

Zo kwam er toen en komt er voorgoed Brood in Bethlehem – Brood dat eeuwig leven geeft.

Zo werd en wordt het een echt happy end, voor dat gezin lang geleden, Noömi, Ruth, Boaz,

maar ook voor ons en voor zovele anderen voor ons en met ons en na ons, dankzij Jezus.

Het is geen sprookje maar echte werkelijkheid: en ze leefden nog lang en gelukkig. Eeuwig!

 

                                                                   amen

Genesis 9: 16 en Lucas 1: 45: Iris Elisabeth- God doet wat Hij belooft! (doopdienst)

liturgie morgendienst zondag 23 december 2012

 

schoollied:    Lied 124: 1

votum en groet

zingen:         Opwekking 462

gebed

        bediening van de doop

zingen:         Opwekking 518

doopsformulier 3

zingen na jawoord:  dooplied Sela

(Judith Komen met piano)

zingen na doopPs. 105: 5

oproep aan de gemeente

dankgebed

bediening van het Woord

Schriftlezing:  Gen. 8: 20- 9: 1 en 9: 11-17 ;  Lucas 1: 39-45

zingen:          Ps. 89: 1

verkondiging:  Gen. 9: 16 en Lucas 1: 45

zingen:         Opwekking 599

wet van de HEER

zingen:         Opwekking 488

gebed

collecte

zingen:          Gz. 141: 1,2

zegen

amen:            Gz. 141: 3

——————————————————————————————————————————————

 

Beste Peter en Pauline, jullie ouders en familie en vrienden, gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

Jullie, wij,  zijn er nog!  De aarde bestaat nog, met alles erop en eraan. En Iris is gedoopt deze morgen.

Niet dat ik daaraan getwijfeld heb, ik heb dit opgeschreven nog vóór deze zondag en vóór vrijdag de 21e.

Die vrijdag waarop volgens sommige mensen de aarde had moeten vergaan, volgens een oude kalender.

Eerder heb ik in een preek daarbij stil gestaan en leerden we uit de bijbel dat alleen God de tijden bepaalt.

En net nog hoorden we die belofte van ook al duizenden jaren geleden: “Zolang de aarde bestaat, zal er

een tijd zijn om te zaaien en een tijd om te oogsten, zal er koude zijn en hitte, zomer en winter, dag en

nacht” – je mag er aan toevoegen:  een tijd om te trouwen en kinderen te krijgen, een tijd om je kind te

laten dopen en tijd om dat kind groter te zien worden, een tijd om…”– nooit komt daar een einde te aan”. Bedoeld is: dat gaat door zolang God het wil, al die jaren en eeuwen dat God deze aarde laat voortbestaan.

 

En dat na die grote ramp die heel de toen bestaande leefwereld had leeg geveegd en schoon gespoeld.

En dat nadat God had gezegd dat elk mens vanaf zijn jeugd ook slechte dingen in zijn genen meeneemt.

Dat is er zelfs met geen zondvloed uit weg te spoelen;  het kan dus alleen genade zijn, onvoorwaardelijke

liefde dat God zelfs als wij ontrouw zijn trouw blijft en dat Hij wat Hij belooft, ook zal doen, voor u en jou.

 

Kijk, en dat hebben jullie zo prachtig vastgelegd in de namen die jullie dochter meekrijgt:  Iris Elisabeth.

Namen die een evangelie in zichzelf zijn, en die ik daarom maar gewoon als thema boven de preek zet.

 

               Iris Elisabeth

1. God doet wat Hij ons belooft!

2. Wat doen wij met wat God ons belooft?

 

1  God doet wat Hij ons belooft!

 

Dat kun je heel mooi als boodschap halen uit die eerste naam, tegelijk de roepnaam: Iris.

De eerste betekenis van die naam – kijk maar op de handout – is namelijk:  regenboog.

Er is later bijgeloof bijgekomen als zou de regenboog een soort godin zijn die als een boodschapster verbinding zou leggen tussen de goden en de mensen – wie in God gelooft als de Schepper weet dat de regenboog gewoon

een geschapen werkelijkheid is – wetenschappelijk verklaarbaar – :  breking van het licht als het regent en de zon schijnt – maar door God gemaakt tot teken van zijn verbond van trouw met zijn aarde en wie daarop leven.

Ja en maar niet alleen een teken voor ons maar een teken voor God zelf dat Hij onder alle omstandigheden aan ons denkt en voor ons zorgt en zijn beloften niet vergeet maar zal doen wat Hij belooft: “Als Ik de boog in de wolken zie verschijnen, zal Ik denken aan het eeuwigdurende verbond tussen God en al wat op aarde leeft”.

Dus niet maar dat wij als we de regenboog zien aan God moeten denken maar dat God dan aan ons denkt ,en

ons niet uit het oog verliest;  zoals net nog beloofd aan Iris en aan jullie en aan ons allemaal: “De doop in de

naam van de Vader is een teken en zegel dat God de Vader voor eeuwig zijn genadeverbond met ons sluit.

Hij laat daarmee weten dat Hij ons als zijn kinderen en erfgenamen aanneemt en zich voor ons inzet”.

 

Zie maar die regenboog als teken van dat verbond en die trouw van onze God over ons leven heen en van de

wieg tot het graf, en denk eraan juist als het wel eens moeilijk is of er donkere wolken zich samentrekken,

want de regenboog is er juist als er wolken komen, als het noodweer is, maar de zon erdoor heen schijnt.

Kijk ook naar de vorm, als een koepel over ons leven – in dat psalmvers hebben we erover gezongen:  “Uw goedertierenheid (=trouw, liefde) rijst op en gaat zich welven als een altijd veilig huis, vast als de wereld zelve”.

We hoorden ook dat: “de doop is een vast teken dat het verbond dat God met ons gesloten heeft, eeuwig is“.

 

Ja en dat is echt helemaal aan de trouw en de liefde en de genade van God te danken, en dat gaat des te meer spreken als we  teruggaan naar wat aan dat teken van de regenboog vooraf is gegaan: die alles verwoestende

watermassa waardoor heel veel mensen en dieren waren omgekomen, als straf voor hun slechte daden – en

als het water is gezakt en de aarden drooggevallen en God een nieuw begin maakt met Noach en zijn gezin,

kan dat alleen omdat God niet loslaat waaraan Hij is begonnen, en ook alleen door offers voor de zonden

van ook die mensen die gespaard zijn gebleven – God zei dat de mens vanaf zijn jeugd tot kwaad geneigd is.

 

Alleen daarom gaat het leven door en blijft de opdracht met een belofte van de Schepper dat het door kan gaan zolang de aarde blijft bestaan: “wees vruchtbaar en word talrijk, bevolk de aarde” – en juist daarom ook dat wat God belooft eeuwig mee kan mee kan: een eeuwigdurend verbond  met een teken voor alle generaties.

Dat is niet omdat mensen het wel redden met elkaar maar omdat God deze aarde met ons mensen wil redden.

Vandaar dat de doop herinnert aan wat lang geleden gebeurde, we hebben het nog nog weer gehoord en het is een oeroude tekst van de kerk – dat God lang geleden de wereld met de zondvloed heeft gestraft maar Noach en zijn gezin heeft gered – niet omdat zij dat hadden verdiend maar “in uw grote barmhartigheid” –  nou, de doop wil ook zeggen dat we van de verdrinkingsdood gered zijn doordat Jezus zijn leven voor ons gaf – zijn bloed doet wat lang geleden dat water deed: het kwaad wegspoelen, en daarna een nieuw begin geven.

 

Geweldig dat je dankzij Jezus al meteen nieuw mag beginnen, als je net geboren bent, nog voor je bewust

kwaad kunt doen:  ook van Iris geldt dat ze in Christus voor God geldt als heilig, schoon, mooi, zijn kind.

Want – hoorden we en zagen we – “de doop in de naam van de Zoon is een teken en zegel dat de Heer Jezus

al onze zonden afwast op grond van zijn lijden en sterven. We mogen – als Noach en zijn gezin vanuit de ark

op een nieuwe aarde – we mogen met Hem (Jezus)  opstaan in een nieuw leven, bevrijd van zonde en schuld”.

 

Kijk, en dat allemaal mag meeklinken in die naam Iris, en wordt zichtbaar in die boog over ons leven heen.

In de verzen die we erover gelezen hebben wordt God niet moe om het te herhalen en het ons in te prenten:

Ik sluit met jullie – Noach, zijn vrouw, zijn zoons – en met je nakomelingen, een verbond, en Ik beloof jullie

leven op die nieuwe aarde, samen met de dieren, de planten, de bomen – en de regenboog is het teken.

 

Dat teken is moedgevend en kan jullie vertrouwen geven voor jullie toekomst samen, en voor jullie Iris.

In dat gebed van zoëven staan ook pittige dingen als moeiten die er kunnen komen, zeg maar: wolken – en over dat er een dag komt dat ook zij – we hopen met jullie dat die dag heel erg lang wegblijft – dit leven zal moeten verlaten – en in het dankgebed ging het ook over vechten tegen het kwaad, de zonde, het rijk van de duivel.

Maar jullie worden niet aan jezelf overgelaten en Iris hoeft niet alleen ertegen aan – jullie en zij ook hebben

een sterke Beschermer en Wachter, nog mooier: een Vader die sterker is en beter zorgt dan jullie dat kunnen.

Die Vader heeft belooft dat Hij voor Iris en voor jullie en ons allemaal zal zorgen – en Hij doet wat Hij belooft.

 

Vertrouw op Hem, verwacht het van Hem, doe een beroep op Hem – dan zul je merken dat hoe het ook gaat je leven opbloeit – en dat jullie Iris ook die betekenis van haar naam zal laten stralen:  een prachtige bloem voor God en mensen, veelkleurig, liefdevol, door God gezegend en zo voor velen om haar heen een zegen.

 

2. Wat doen wij met wat God ons belooft?

Een verbond wordt gesloten tussen twee – in dit geval: God aan de ene kant en Noach met de mensen die na Hem komen – en ook de rest van de schepping – aan de andere kant – liefde kan niet van één kant komen.

Zo is het wel begonnen trouwens – kijk maar aan hoe dat ging bij die mensen net na die grote watersnood.

Het is God die van zijn kant het initiatief nam: hierbij sluit Ik een verbond met jullie en je nakomelingen.

Zo was het later ook bij Abraham teon God zei: “Ik wil met jou een verbond aangaan” – en met je nageslacht.

En zo is het nog steeds , dat is zo prachtig zichtbaar als in de kerk een baby gedoopt wordt, zoals we hoorden:

Gods belofte en opdracht waren – en zijn- ook bedoeld voor de kinderen“; God staat in ons leven aan het begin.

 

Ja maar, als dat verbond er dan is, neemt God zijn partners wel volkomen serieus en Hij betrekt ons erbij – dat is net ook gezegd, toen het ging over toewijding, liefhebben, opvoeding, onderwijzen, groeien in het geloof –

een mooie en verantwoordelijke taak voor jullie als ouders, en later het toegroeien naar een keus voor Iris.

We hebben erom gebeden in deze dienst – en ik weet zeker dat jullie dat voor haar en jullie zelf blijven doen,

in jullie eigen woorden, vanuit jullie overtuigde keus voor de Heer, en jullie drive om je aan Hem te wijden.

Ja en we hebben als gemeente ook een verantwoordelijkheid voor jullie, voor Iris, voor elkaar: om jullie als

ouders en elkaar te steunen door voorbede en voorbeeld, en mee te helpen aan die groei in geloof en liefde.

 

Nou, en daar is de tweede naam van jullie dochter een prachtige bevestiging van en ondersteuning bij.

Er zitten twee kanten aan, als blijkt als je naar de betekenis zoekt – ik heb het doorgegeven op de liturgie.

Het gemeenschappelijke is dat het begrip een eed zweren erin zit – en dat kan van God uit: dat Gods belofte zo sterk zijn dat ze de kracht hebben van een eed: ‘God heeft gezworen, God is mijn eed’ – voluit betrouwbaar dus.

Maar het kan ook van de kant van de mens komen:  ‘God is Degene bij wie ik zweer’ – ik bouw, Heer, op U.

Geweldig als je – vandaag weer – vanuit je hart en dankbaar voor wat God je geeft – je jawoord aan Hem geeft,

met de kracht van een eed, want God was er zelf getuige van, en wij als familie en vrienden en gemeente ook.

In de bijbel komt de naam Elisabeth één keer voor, en juist in verband met Gods eeuwenoude verbond vol beloften, beloften van redding, van nieuw leven, voor die Elisabet en haar man, en voor Gods volk en wereld.

Elisabet was al oud en haar man ook, ze hadden ondanks sterk verlangen en veel bidden, geen kinderen.

En dan krijgen ze het bericht dat het wonder toch gaat gebeuren: jullie zullen alsnog een zoon krijgen, het is zo ongelooflijk nieuws dat Zacharias die dat bericht krijgt het niet kan geloven: hoe kan ik weten dat dit waar is,

dit kan toch niet – hij is letterlijk stomverbaasd, en moet er totdat het zover is, het zwijgen toe doen.

Maar als zijn vrouw Elisabet inmiddels vijf maanden in verwachting is, krijgen ze onverwacht bezoek van Maria, die het nog ongelooflijker bericht gekregen heeft dat zij de moeder van Gods Zoon Jezus zal worden –
Dat grote nieuws brengt Elisabet tot haar uitroep: “Gelukkig is zij die geloofd heeft dat de woorden van de Heer

in vervulling zullen gaan” – wat iets zegt over Elisabet zelf en hier vooral ook een gelukwens voor Maria is –

en het zwijgen van Zacharias is welsprekend; hij is met stomheid geslagen door wat een mens niet kan geloven.

Gelukkig maar dat ook hem de ogen open gingen en hij daarna stem kreeg om te zingen van Gods trouw.

 

Wat doen wij – jullie, u, ik – met wat God belooft – elke dag – vandaag weer – het oppakken en verwerken,

en er dan ook in ons leven van elke dag op vertrouwen en mee leven – en het doorgeven aan onze kinderen?

Geldt van ons dat we geloven dat wat God wat Hij  belooft ook waar wil en zal maken, vertrouwen we Hem onze kinderen, ons leven, onze toekomst en hun toekomst toe – en maakt ons dat gelukkig, en ook rustig?

Beseffen dat we veilig zijn onder die boog van Gods trouw, wat er ook gebeurt en hoe het ook zal gaan.

Ja, sterker nog – ik vind het wel een sterke tekst en een mooie doordenker:  Gods zon door je tranen heen

geeft een regenboog in je hart – komt die derde betekenis van iris ook nog aan bod: de iris van je oog…

als je door je tranen heen de zon van Gods genade blijft zien – straalt door alles heen zijn liefde van je af.

 

Die woorden van de Heer die in vervulling zouden gaan – zoals die Elisabet van lang geleden via Maria van God zelf had doorgekregen – die woorden gingen over dat eeuwige verbond dat in en door Maria’s zoon Jezus – Gods Zoon die mens werd en net als Iris en wij allemaal als baby werd geboren – vervulling kreeg, ook voor

onze redding en onze toekomst, ook om jullie Iris Elisabet – te verzekeren van een leven met uitzicht en onder hoge bescherming: onze onze en haar Heer en Redder, en door Hem als kind van zijn en haar hemelse Vader.

Geve de Heer dat zij echt mag zijn een  Iris – fris en bloeiend, gezegend en tot zegen – en een echte Elisabet:

God is het bij wie ik zweer, op wie ik mijn vertrouwen wil stellen en mijn leven wil bouwen – in wie ik geloof!

We gaan eindigen en zingen, van de trouw van onze Schepper en Redder, die was, en er voor je is, en die zal blijven, die nog voordat je bestond, al je naam kende – Peter, Pauline, Iris – of hoe je ook maar heet – die elke moment van ons kende en elke traan telde, die zijn Zoon gaf omdat Hij van ons houdt,   en die wacht totdat u,  jij,  zij, komt!

                                                                               amen

Ruth 3: (Ver)losser in de nacht

morgendienst zondag 16 december  2012

 

votum en groet

zingen:     Ps. 89: 8,11,18

wet van de HEER

zingen:    Lied 126 (1,2,3)

gebed

Schriftlezing:  Ruth 3

zingen:    Lied 127: 1,3,4

verkondiging:  Ruth 3     (Ver)losser in de nacht

zingen:    Lied 127: 5,6,7

gebed

collecte

zingen:    Gz. 48: 1,4

zegen

amen:     Lied 122: 5

———————————————————————————————————————

Gemeente van Christus onze Heer,

‘Boer zoekt vrouw’.

Ik ben geen fan van dat programma, kijk  er eigenlijk nooit naar – u/jij misschien wel?

Toch moest ik bij het voorbereiden van deze dienst aan denken.

Ik las:     Het programma “Boer zoekt vrouw” trekt al seizoenen lang goede kijkcijfers. Waarom is het

programma zo populair? Het programma is gebaseerd op het gegeven, dat het voor veel

boeren   moeilijk is om een geschikte partner te vinden.  Het werk op de boerderij neemt

veel tijd in beslag. Dit schrikt potentiële partners af. Ook blijft daardoor weinig tijd over om

sociale contacten te onderhouden.

Vanuit die boeren gezien kun je je er iets bij voorstellen: alleen is maar alleen, je wilt graag een partner om samen met je op te trekken en er samen de schouders onder te zetten – en ja, er zal best ook de gedachte boven komen aan later: zou toch mooi zijn: kinderen, een opvolger voor later….

  ‘Vrouw zoekt boer’.

Dat zou je misschien boven dat verhaal  kunnen zetten over Ruth op die dorsvloer, stiekem ’s nachts.

Je kunt er makkelijk een erotisch getinte privé-story van maken: er zal wel meer gebeurd zijn daar op die dorsvloer dan wordt verteld, ze zal wel niet aan het voeteneind zijn blijven liggen – wat denk jij?

Maar het kan ook heel zakelijk blijven: ze wil gewoon een rijke boer aan de haak slaan en een kind van hem en liefst een zoon die later het bedrijf kan overnemen – meer berekening dan liefde dus.

We moeten maar eens beter gaan lezen en gaan luisteren, en vooral letten op dat ‘losser’  zijn.

Wat dicht aan ligt tegen ‘verlosser’ = redder en beschermer, de rode draad door dit hoofdstuk.

 

  (Ver)losser in de nacht

 

Wat meteen en als eerste opvalt, is dat anders dan tot nu toe Noömi de leiding neemt en zelfs

met een best riskant plannetje op de proppen komt om Ruth aan de man – aan Boaz – te helpen.

Uit hoe ze dat plannetje met Ruth bespreekt dat ze nu ineens kansen ziet die ze vroeger niet zag.

Denk nog even terug aan wat Noömi zei tegen Orpa en Ruth onderweg terug naar Bethlehem.

Gaan jullie nu maar allebei terug naar het huis van je moeder…. Moge de HEER ervoor zorgen

dat jullie allebei geborgenheid vinden in het huis van een man” ….ja, en die man en dat thuis hoeven we niet te verwachten daar in Bethlehem: “Kan ik soms nog zonen krijgen die jullie mannen zouden

worden? Ga toch terug, want ik ben te oud voor een man”.  Kansloos dus, meegaan met Noömi….

Maar nu lijkt alles anders en klinkt het anders: “Mijn dochter, zal ik niet een thuis voor je zoeken,

waar het je goed zal gaan?” – en dat thuis ziet Noömi voor Ruth mogelijk worden als het wat wordt

met Boaz: “Boaz bij wie je gewerkt hebt, is zoals je weet familie van ons“. Letterlijk: hij is de ‘losser‘.

 

Eerst nog even over dat ‘thuis’  dat Noömi Ruth toewenst en graag voor haar geregeld wil zien.

Het is hetzelfde woord dat in 1:9 met ‘geborgenheid’  wordt vertaald en letterlijk ‘rust’ betekent.

Die rust, die geborgenheid, dat thuis bij een eigen man en een eigen gezin zag Noömi eerst voor haar schoondochters niet zitten als ze met haar meegingen, nu ligt die wereld ineens toch open voor Ruth.

Dat is te danken aan de regelingen die God in de wet van Mozes had gegeven én aan het welwillende optreden van Boaz tegenover Ruth: als dat eens zou kunnen, als Boaz losser zou willen zijn…..maar ja, dan moet Ruth wel in actie komen en dan maar iets ongebruikelijks doen: Boaz ten huwelijk vragen.

 

Voordat we erg grote stappen maken door het verhaal, eerst even iets meer over wat een losser is.

Daarover staat in Leviticus 25 het volgende:  23 Land mag nooit verkocht worden, alleen verpand, want het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn. 24 In heel jullie land moet voor grond altijd het lossingsrecht blijven gelden. 25 Wanneer een van jullie tot armoede vervalt en een deel van zijn grond moet verpanden, kan zijn losser, zijn naaste verwant, zich aanmelden om het pand voor hem in te lossen”.  De bedoeling van deze regel was dat land niet door

armoede of overlijden van de man en kostwinner buiten de familie verkocht zou worden – in 4: 3 vv

blijkt dat Naomi nog wel grondbezit had maar dat zou moeten verlopen als niet iemand uit de familie

het van haar zou kopen – met het doel dat Naomi geld had om te leven,en het land in de familie bleef.

Ik las: “De losser in Israël is dus een verlosser, iemand die het doodgelopen leven van een arm familielid verlost. Zo’n losser doet dat uit familiesolidariteit”. Op die manier werkt het vandaag aan de dag niet meer, maar zorg voor elkaar binnen de familie blijft een grondregel vanuit liefde voor wie je het naast zijn – en ook binnen de gemeente als gezin van God geldt dat je er bent voor elkaar en wat je hebt samen deelt; daar ben je broers en zussen voor: aan elkaar gegeven om voor elkaar te zorgen.

Maar dan was er nog een probleem en dat was dat er geen zoon was om het bedrijft voort te zetten.

Stel dat het land in de familie bleef maar er was geen zoon en opvolger dan zou alsnog het leven van dat bepaalde gezin doodlopen en zou die tak van de familie afbreken – en wat had je dan aan land?

Vandaar dat er nog een belangrijke regel was in de wetten van Mozes, die van het ‘zwagerhuwelijk’.

Dat vinden we in Deuteronomium 25: 5 “Wanneer twee broers bij elkaar wonen en een van hen sterft zonder dat hij een zoon heeft, dan mag zijn weduwe niet de vrouw worden van iemand buiten de familie. Haar zwager moet met haar slapen; hij moet haar tot vrouw nemen en de zwagerplicht tegenover haar vervullen. 6 De eerste zoon die zij baart geldt dan als zoon van zijn gestorven broer, opdat diens naam onder het volk van Israël zal voortleven” Met die laatste zin wordt het doel van deze wonderlijke regeling aangegeven: een man die zonder zoon sterft dreigt voorgoed vergeten te worden, en dat mag niet gebeuren, daarom moet zijn broer trouwen met de weduwe en als er dan

een zoon geboren wordt, wordt die als het ware op naam van de overledene gezet en beschouwd

als zijn zoon – zodat de lijn van de generaties wordt voorgezet en ook de erfenis doorgegeven wordt.

 

Nou is deze regel in letterlijke zin niet op de situatie van Ruth en Naomi van toepassing want blijkbaar was er geen broer van Elimelech die met Noömi kon trouwen – Noömi zegt bovendien zelf dat zij te oud is om nog te trouwen en kinderen te krijgen – bovendien was Boaz geen broer en ook

dat andere familie dat als eerste in aanmerking kwam, was dat niet – en Ruth was een Moabietische.

Toch doen Noömi en Ruth en later ook Boaz zelf een beroep op dat zgn. leviraatshuwelijk om op die

maniet de naam van Elimelech en zijn twee overleden zoons niet in de vergetelheid te laten raken.

Blijkbaar kwam het vaker voor dat wat naar de letter van de wet niet hoefde toch geregeld werd

in de geest van de wet – om zo families voor uitsterven te behoeden en familiebezit te behouden.

Mooi dat op die manier invulling kreeg  wat God bedoelde: zijn trouw van geslacht tot geslacht.

 

Na dit hele verhaal weer terug naar Noömi die a.h.w. een list verzon om ervoor te zorgen dat Boaz

als losser zou optreden en vooral door met Ruth te  trouwen haar een thuis te geven en bovendien

de afgebroken en doodgelopen stamboom van de familie Elimelech opnieuw uit te laten lopen – ik

denk aan wat de profeet later zal aankondigen over de afgehakte boomstronk van Isaï – het huis van David dat doodgelopen was in de ballingschap: daaruit schiet een telg op, een scheut komt tot bloei.

Eerder had ik het over het voorstel van Noömi als een best riskant plannetje – want wat zou de reactie van Boaz zijn en stel dat de mensen het merkten als Ruth diep in de nacht rondspookte bij die dorsvloer – ja en wat wordt er later van gedacht als dit verhaal vastgelegd is nota bene in de bijbel.

Wat dat laatste betreft, je kunt voorspellen hoe dat vaak gaat: Ruth die die boer alleen probeerde

te verleiden door als hij met behoorlijk wat drank op ligt te slapen en dan ineens wakker wordt van een mooie vrouw in zijn slaapzak – en legden Noömi en Ruth het daar niet op aan – hoor die Noömi:

ga in bad, zorg dat je lekker ruikt, trek je mooiste kleren aan en ga als Boaz slaapt bij hem liggen….

en Ruth vindt het blijkbaar een prima idee wat ze gaat en doet precies wat Noömi had bedacht…..

Ja en als Boaz dan wakker wordt en Ruth dan zegt – letterlijk vertaald – “spreid uw vleugel uit over uw dienares” – zien veel uitleggers daar een seksueel getinte toespeling in: bedek me met uw deken….

Maar terecht wordt in een artikel dat deze manier van dit verhaal lezen en uitleggen erop gewezen dat deze eigentijdse westerse manier van kijken en uitleggen geen recht doet aan wat hier gebeurt.

Je kunt er zeker wel een verkapte huwelijksaanzoek in zien maar er is geen sprake van dat die twee

daar op die dorsvloer ‘met elkaar naar bed zijn geweest’  zoals we dat misschien denken of zeggen.

Het is zelfs de vraag of van verliefdheid sprake was, we kunnen dat niet uit dit verhaal afleiden – het gaat er om dat Ruth – op voorstel van Noömi – een beroep op Boaz om als beschermer op te treden

voor haar en voor Noömi – en Boaz stem daarin toe – en prijst het juist in Ruth dat ze niet doet wat je van een jonge vrouw zoals zij nog is zou verwachten: “je hebt niet omgekeken naar jongere mannen, arm of rijk” – ze is er niet op uit een rijke boer aan de haak te slaan en laat zich niet leiden door verliefdheid maar – zegt Boaz ook – “dit getuigt van nog meer trouw dan wat je voorheen al hebt gedaan” –  en ook Boaz respecteert de regelingen van de wet: “al is het waar dat ik jullie kan helpen, er is nog iemand anders voor wie dat geldt, en hij staat dichter bij jullie dan ik”  – het staat allemaal in dat kader van bescherming geven en hulp aan je familie en doen zoals dat is geregeld in de wetten.

Ja en ook doet Boaz er alles aan om de eer en goede naam van Ruth veilig te stellen, vandaar het advies om te blijven liggen op die dorsvloer – “aan zijn voeteneinde” staat er nadrukkelijk bij – en voordat het licht wordt naar huis te gaan, zodat niemand er achter zou komen waar ze was geweest.

En als ze dan weer naar huis gaat, gaat ze niet met lege handen maar krijgt ze ‘zes maten gerst’ mee naar huis, dat is omgerekend ruim vier kilo – ik las dat je daar samen een paar dagen brood van had.

Zou Noömi stiekem en met wat schaamte hebben teruggedacht aan wat ze gezegd had toen ze net terug waren in Bethlehem: “de HEER heeft mij met lege handen laten terugkomen”… toen Ruth haar vertelde  wat Boaz gezegd had:  “je moet niet met lege handen bij je schoonmoeder aankomen” (?)

 

Nou is het mooi dat het thema van deze zondag en voor dit hoofdstuk is. Verlosser in de nacht.

Daar zit natuurlijk wat achter, namelijk dat Boaz door ‘losser’  te zijn verlosser werd, de redder,

voor dit twee weduwen die als het van hen samen moest komen, weinig of geen uitweg zagen.

Maar die gaandeweg – en bijzonder dat Ruth daarin het voortouw nam en Noömi op sleeptouw nam – die gaandeweg ontdekten hoe er in de weg die God wees in en door zijn goede wetten, redding was.

Zie dus achter die losser Boaz de God van het verbond met zijn volk en dus ook met Noömi en Ruth,

als de eigenlijke en grote en defitieve Ver(losser), die in de nacht al licht doet dagen, licht =leven.

Ik kwam ergens een verwijzing tegen naar Spreuken 23: 11 waar God de Goël, de Redder van wezen genoemd wordt: “Verleg geen oude grenzen, schend de akkers van wezen niet,want hun beschermer is sterk, hij zal hun rechten tegen je verdedigen” – en later heet Jahwe de losser van zijn volk in nood.

Wie denkt dan niet door tot op de grote nakomeling van Boaz en Ruth, Koning Jezus die zijn leven wilde geven om de zijnen te redden, en daarvoor betaalde met het losgeld van zijn eigen leven – op wie je in de nood van je leven mag vertrouwen omdat Hij het opneemt voor wie Hem om hulp roept.

Ja en dan eindigt dit hoofdstuk met nog meer verwachting dan het vorige, verwachting die juist wordt verwoord door Noömi als Ruth thuiskomt met haar verhaal, en zij haar moed inspreekt:

“Blijf hier maar rustig wachten tot je weet hoe het afloopt, mijn dochter, want ik weet zeker dat deze man niet zal rusten voordat hij de zaak geregeld heeft”.

Spannend bleef het wel want hoe de zaak geregeld zou worden, moesten ze inderdaad afwachten.

Voor hetzelfde geld zou dat andere onbekende familielid het land kopen en willen trouwen met Ruth.

Wat onderstreept dat je hier niet te gauw een verhaal van twee smoorverliefde mensen van moet

maken die maar een ding willen en daar alles voor uit de kast halen: trouwen en een gezin vormen.

We willen dat er graag in lezen maar als je eerlijk leest wat er staat draait het vooral om waar die wetten van God via Mozes voor bedoeld waren: bescherming van wie geen helper hadden, een thuis voor wie alleen was komen te staan, en toekomst voor Elimelech en voor zijn familie – zijn nageslacht.

 

Of er ook liefde in het spel was of gekomen is, staat er niet met zoveel woorden, het zou mooi zijn.

Maar  misschien heeft de uitlegger wel gelijk dat Ruth niet trouwde omdat ze verliefd was maar omdat ze Gods weg wilde gaan – weet je nog:  “uw volk is mijn volk en uw God is mijn God“.  En ook richting Noömi:  “Waar u gaat zal ik gaan, waar u slaapt zal ik slapen, en waar u begraven wordt, zal ik begraven worden -alleen de dood zal mij van u scheiden, de HEER is mijn getuige”. Loyaal. Trouw.

Daarom probeerde ze niet een knappe jonge vent uit Bethlehem aan de haak te slaan maar durfde ze de stap te zetten van in zee gaan met wie de losser zou zijn – ze wist nog niet eens of dat Boaz wel zou zijn – en wij weten niet of Boaz vrijgezel was of weduwnaar – of misschien al getrouwd was – geen van die opties isb bij dat zgn zwagerhuwelijk uitgesloten – we zijn nog in het OT waar mannen met meer dan een vrouw geen uitzondering waren – misschien was dat huwelijk van Boaz en Ruth minder romantisch dan wij met onze westerse 21-eeuwse manier van denken en kijken te snel invullen – nog niet zo lang geleden waren ook in Nederland veel huwelijk vooral een deal tussen families, waarbij

grondbezit en de toekomst van het eigen bedrijf en de eigen familie een beslissende rol speelden.

Houd het er maar op dat Ruth niet uit was op allereerst haar eigen belang maar dat ze haar keus voor

haar schoonmoeder en daarin de familie van haar overleden echtgenoot en voor de God van Israël in de praktijk van haar leven en de keuzes die daarvoor nodig waren consequent heeft waar gemaakt,

en dat de HEER ervoor heeft gezorgd dat ze er niet bedrogen mee uitkwam maar zo is gezegend.

Ik zei: dit hoofdstuk eindigt vol verwachting – maar dat ging nu zonder eerst in spanning wachten.

Zoals ik las: “dat hoort bij geloven. niet zelf de touwtjes in handen houden, maar je leven aan God overgeven….we zijn niet onze eigen verlossers. Net als Ruth moeten we leren afhankelijk  te zijn van een andere losser….Je zult moeten wachten tot de dag dat God jou door Christus helemaal verlost”.

 

Zo is dat verhaal van Ruth en van Noömi en van Boaz vol van advent:  blijf maar rustig wachten.

We weten dat het wachten niet voor niets is geweest – er kwam een huwelijk, er kwam een zoon –

en uiteindelijk kwam de Zoon – de Verlosser – geboren in de nacht – om onze nacht te verjagen.

Nu wij nog in afwachting zijn van zijn komen en zijn dag – volhouden maar, het is niet voor niets!

amen

 

 

 

 

 

 

 

 

Zondag 15 Heid. Cat. : Lijden als roeping

middagdienst zondag 9 december 2012

 

votum en groet

zingen:          Gz. 91

gebed

Schriftlezing:  Marcus 8: 27-38

zingen:          Ps. 138: 4

Schriftlezing:  1 Pet. 2: 18-25 en 3: 8-9

zingen:          Ps. 147: 1,4  –    onder naspel kinderen naar de club

verkondiging:   zondag 15

zingen:          Lied 188 (1,2)  – voorspel – kinderen terug in de kerk

gebed

collecte

slotzang:       Lied 392 (1,3,4,5)

zegen

———————————————————————————————————————

 

Gemeente van Jezus de Christus, gekruisigd èn opgestaan, u en jullie,

 

‘Nu Christus voor ons geleden heeft, waarom moeten wij dan nog lijden?’.

Een uitlegger zegt terecht:  “Dat is de vraag die wij nog vaker stellen

dan vraag en antwoord 42 van de Catechismus:

nu Christus voor ons gestorven is, waarom moeten wij dan nog sterven?”.

Je zou de vraag ook anders kunnen stellen:

Wat is er door dat lijden en dat kruis van Jezus

nou eigenlijk veranderd in de wereld?

Moet je niet nuchter constateren: bij zoveel dat wel degelijk is veranderd

en steeds sneller aan het veranderen is, is de wereld er niks beter op geworden?

   Nog altijd voeren mensen oorlog,

worden elke dag nu hier en dan daar vreselijke misdaden gepleegd

en gruwelijke wreedheden begaan, tot op het voetbalveld toe…,

lijden mensen pijn door slopende ziekten of ernstige verwondingen,

breken relaties stuk door onmacht of onwil,

is er haat en nijd tussen mensen en groepen mensen

(helaas tot in de beste families,

en ook tussen gelovige mensen en in christelijke gezinnen),

en slaat vroeg of laat de dood onverbiddelijk en onherroepelijk toe.

Wat verandert het lijden van Christus aan dat en zoveel meer lijden?

 

Als we de bijbel lezen – zoals we gedaan hebben vanmiddag – lijkt het beeld er

zelfs nog somberder op te worden: achter Christus aan wordt het eerder moeilijker.

Jezus zei:  “wie mij wil volgen, moet zichzelf vergeten,zijn kruis dragen en mijn weg gaan”.

Dat kan zelfs zover gaan dat je er je leven bij inschiet. Net zoals je Heer.

Petrus – die dat eerst ver van zich af schreeuwde: gebeurt niet, geen sprake van! –

schrijft jaren later – door zijn Heer, geleerd – aan mensen die juist door hun geloof lijden te verduren kregen: lijden is uw roeping… Christus zelf heeft voor u geleden en u daarmee een voorbeeld nagelaten.  Volg dus zijn voetspoor.

Nou, en dan wordt wel degelijk alles anders. Nu al, en eens voorgoed!

 

Lijden als roeping

1. van Christus die voor ons geleden heeft

2. voor ons die nog moeten lijden achter Christus aan.

 

1. Lijden als roeping van Christus: Christus die voor ons geleden heeft.

 

  Christus heeft heel de tijd van zijn leven op aarde (maar vooral aan het eind)…geleden.

Dat is kras gezegd in zondag 15. Begrijp het niet verkeerd.

Alsof Jezus altijd alleen maar pijn had en verdriet en narigheid.

Alsof er helemaal geen mooie dingen waren. Thuis in Nazaret.

Later toen Jezus met zijn leerlingen het land doortrok.

Jezus heeft ook plezier gehad thuis. Heeft gespeeld. Heeft gelachen.

Kon genieten van wat God zijn Vader mensen geeft.

Waardeerde een goede maaltijd en een lekker glas wijn.

Toch: heel zijn leven op aarde stond in het teken van zijn lijden.

 

Het beroemde schilderij van Holman Hunt geeft er op zijn manier uitbeelding aan:

het kruis dat al in de timmermanswerkplaats in Nazaret zijn schaduw voorop werpt..

De hamer en de spijkers die als het ware al klaar liggen……

Als zondag 15 zegt: heel zijn leven heeft Christus geleden….

dan is dat maar niet een constateren achteraf.

Het was het doel van zijn leven. Zijn roeping.

Een opdracht die Hij uit eigen vrije wil gehoorzaam heeft uitgevoerd.

Zo moeten we begrijpen wat Jezus van te voren vertelde aan zijn leerlingen:

de zoon van de mens – Gods zoon die zoon van Adam werd – moet veel lijden,

en verworpen worden, en gedood worden….en dan ook opstaan.

Dat is geen ‘het moet nou eenmaal’, er is geen ontkomen aan…..

Jezus had er best vandoor kunnen gaan, de grens over, ver weg….

Maar Hij wist van zijn roeping: Ik ben juist gekomen om Vaders wil te doen…

 

Wij hebben het vaak moeilijk met het lijden in de wereld.

We stellen ongeduldige en zelfs kritische vragen: waarom dit, waarom dat?

We kunnen wat we zelf soms moeten doormaken, niet plaatsen, niet accepteren.

En we zeggen misschien wel zuchtend of mokkend: waaraan heb ik dat verdiend?

Maar als het erop aan komt, houdt geen mens dat vol.

We moeten vaak lijden onder de gevolgen van eigen foute keuzes

of door wat mensen andere mensen aandoen – terwijl weer anderen wegkijken…

en  terug tot het begin: op de bodem aller vragen ligt onze gezamenlijke zondeschuld.

 

Kijk, maar van die Ene alleen, van Christus, geldt het wel:

Hij heeft onschuldig geleden, hij is onschuldig veroordeeld en ter dood gebracht…

Als er Een zou zijn die het niet had verdiend te lijden en te sterven…was dat Jezus.

Hij heeft juist omdat Hij rekening hield met God, leed verdragen.

Hij kreeg slaag en erger, terwijl Hij alleen maar goed had gedaan.

Van Hem staat als een paal boven water: geen zonde gehad of gedaan….

De wereldlijke rechter stelde dan ook officieel vast:

hij is onschuldig, hij heeft niets gedaan waar de doodstraf op staat…

en alle beschuldigingen tegen hem bleef niet één overeind…..

ja, behalve die ene dan: Hij beweert dat Hij de Zoon van God is…

maar dat is geen misdaad maar juist hart van het evangelie:

God geeft een Middelaar, echt God èn echt mens, mens zonder zonde…

Jezus heeft – herinnert een ooggetuige als Petrus zich nog haarscherp –

zelfs zijn beulen en rechters alleen maar goed behandeld

en zelfs hun ergste kwaad niet met kwaad beantwoord:

Hij schold niet terug toen ze Hem uitscholden,

Hij uittte geen dreigementen toen ze Hem gemeen en hard behandelden…

Nee, Hij legde zijn zaak en zijn leven in handen van de hoogste Rechter: God

Ja, en Hij boog zich gewillig onder de uitspraak van die wel rechtvaardige Rechter

ook en juist toen die Hem veroordeelde tot de dood aan het kruis.

 

Antwoord 38 brengt het kort zo bij elkaar:

Christus is onschuldig onder de wereldlijke rechter veroordeeld.

Dat was onrechtvaardig. Gemeen. Een juridische moord.

Maar achter de onrechtvaardige rechter Pilatus stond de hoogste Rechter die strikt rechtvaardig vonnist -en die zijn eigen Zoon

veroordeelde en liet kruisigen met op zijn nek onze zonden!

Petrus legt er de nadruk op dat Jezus vrijwillig onze schuld op zich genomen heeft:

Hij heeft zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht…..

 

Gaat het u, jou, niet door merg en been?!

daarom die geselslagen, die doornenkroon, die spijkers, die spot, die pijn, die doodsnood!

Wat klaagt een mens in het leven, laten we maar jammeren en ons schamen over onze zonden:

ja, ik kost Hem die slagen, die smarten en die hoon,

ik doe dat kleed Hem dragen, dat riet, die doornenkroon…

Laten we vooral blij verwonderd en diep dankbaar onze Heiland bedanken voor zijn lijden:

o Lam van God, onschuldig, geslacht aan ‘t kruis der schande,

te allen tijde geduldig, bereid ten offerande, Gij hebt mijn schuld gedragen…

Gedragen….Petrus ,maakt het heel beeldend: op de kruispaal gehesen en vastgespijkerd.

Ergens anders staat: het handschrift van onze zonden,

de nota die we nooit konden afbetalen..

heeft Hij aan het kruis genageld…

en die nota  zo afbetaald tegen de hoge prijs van zijn leven.

 

Hier klopt het hart van ons christelijk geloof:

– ik besef dat ik Gods toorn verdien:

  mijn zonde maakt God zo boos dat zijn Zoon erom heeft gestraft aan het kruis!

– des te groter het wonder dat genade heet:

  God vergeeft al mijn zonden om het lijden en sterven van zijn Zoon!

– en wat een ruimte en vrijheid schept dat ineens:

 ik kan weer God gaan liefhebben en dienen uit dankbaarheid en die anderen om mij heen ook!

We beginnen zelfs werkelijk op onze Heer te lijken:

bereid Hem te volgen ten koste van onszelf….

om juist zo een hele wereld te winnen!

 

2. Lijden als roeping voor ons: ons die nog moeten lijden achter Christus aan.

 

Nu Christus voor ons geleden heeft, waarom moeten wij dan nog lijden?’

Die vraag van het begin staat nog overeind, komt des te meer op ons af.

Het lijkt of we geen stap verder zijn gekomen na dat eerste punt.

‘Wat is er door het lijden en dat kruis van Jezus nou eigenlijk veranderd in de wereld’,

vroegen we ons af in de inleiding – en je bent geneigd te zeggen: helemaal niets….

Gelukkig is dat toch niet waar. Juist het tegendeel.

Het is waar dat lijden en verdriet de wereld nog niet uit zijn.

Dat ook mensen die geloven dik in de problemen kunnen zitten.

Dat geloof geen medicijn tegen ziekte is en dat alle mensen moeten sterven.

Dat je zelfs door te geloven het extra voor je kiezen kunt krijgen.

Petrus heeft het daar juist in zijn brief over: lijden juist omdat je het goede doet…

dat is zuur en dat doet pijn: waar heb ik dat aan verdiend? is dat mijn straf?

 

Maar wat een enorme stap vooruit als je dan mag geloven: nee, gelukkig niet! geen straf!!

als je echt berouw hebt van je zonden
en je gelooft dat ze om Jezus wil zijn vergeven,

is de angel weg uit lijden dat je overkomt en is sterven niet meer je verdiende loon!

Er is wel degelijk iets grondig veranderd nu Jezus voor ons geleden heeft:

als je goed doet en dan toch of juist dan te lijden krijgt – sta je bij God in de gunst!

Dat klinkt natuurlijk heel raar.

Dat staat haaks op hoe wij het beleven:

als God van je houdt en je graag mag,

waarom laat Hij je dan pijn lijden en verdriet meemaken,

waarom blijven die problemen dan, en waarom ga  je dood?

 

Op dat soort vragen bestaan geen afdoende antwoorden.

Wel is de bijbel er goudeerlijk over:

reken in het spoor van Jezus maar niet op een gemakkelijke vakantiereis

maar eerder op een survival waarbij het afzien geblazen is en inleveren.

Begin je eraan, dan weet je het van te voren en kun je nog annuleren:

als iemand achter Mij aan wil, moet hij zichzelf wegcijferen en zijn kruis opnemen.

 

Dat zegt allereerst alles over Jezus zelf die vooroploopt:

Een koning met boeien om, je kijkt tegen een bebloede rug aan…..

je bent niet in de sfeer van macht en praal maar van nederigheid en dienen…

en de vraag is of je je thuisvoelt in zo’n gezelschap……is dan nou mijn Koning?

Jezus zegt van te voren: Mij volgen is je kruis op je nemen

en jezelf verlooochenen en Mij als je Heiland belijden.

Je Heiland belijden: dat is er voor uitkomen dat je zo’n Heer hebt,

je niet schamen voor een Koning die knecht wilde zijn om jou te dienen,

en je er dan ook niet voor schamen elkaar en anderen te dienen,

jezelf willen wegcijferen omdat je Heer en je medemens het zwaarste weegt..

je laten uitmaken voor alles wat mooi en lelijk is zonder terug te schelden,

als je slecht behandeld wordt, niet met gelijke munt terugbetalen,

niet altijd erop uit er zelf goed af te komen maar voorrang aan die ander….

 

Iedereen die denkt: dat doe ik wel even, dat lukt me wel…

houdt zichzelf voor de gek en raakt gefrustreerd: het wordt niks.

Maar iedereen die meteen zal zegt: dat gaat niet, dat lukt toch niet…

onderschat de geweldige kracht van het kruis van Jezus.

Die maar niet zegt: doe maar na, wat Ik je heb voorgedaan….

maar die zijn kracht ertegenaan zet: Ik ga voorop en trek je mee.

 

In vs. 24 van 1 Pet.2 staat dat we vrij worden van de zonden –

letterlijk: er komt afstand tussen ons en de zondemacht.

Je kunt losraken van je egoisme, je drift, je eigenwijsheid, je jaloersheid…

er komt werkelijk een genezingsproces op gang – het kruis maakt beter!

Nee, niet een beter leven een makkelijker leven betekent, eerder het omgekeerde.

 

Petrus zegt ook van u en mij iets merkwaardigs: lijden is je roeping.

Nee, niet dat je de ellende naar je toe hoeft te trekken.

Dat je zou moeten verlangen naar verdrietige dingen en grote problemen.

Het is en blijft lijden – niemand wil graag met een kruis op de nek lopen.

Zo lang de Heer nog niet terug is zal dat lijden er zijn.

 

Dan kun je blijven vragen naar het waarom – zonder het echte antwoord.

Veel belangrijker is: wat doe je met wat je moet meemaken, hoe ga je er mee om?

Kijk – zegt Petrus dan – neem een voorbeeld aan Jezus. Ga in zijn spoor.

Ik denk dat niet voor niets juist dan de herder met zijn schapen in beeld komt:  

Jezus die zijn leven gaf voor zijn schapen en dwalende schapen tot kudde maakt.

Verdwaalde schapen – en zijn we dat niet allemaal –

worden door de goede herder opgezocht en teruggebracht in de warme stal.

Hij brengt ze samen – zingen we – heelt hun wonden.

Hoezeer nu nog hun harten, hun levens zijn geschonden.

 

Ja, laten we een voorbeeld nemen aan onze Heer en  Herder….

ook en allereerst in hoe we omgaan met elkaar:

tot een zegen, om zo echt en voorgoed gezegend te zijn.

 

Laten we erom vragen, vanmiddag en steeds weer:

   o Lam van God, onschuldig,

   gefolterd en geslagen,

   leer ons, als Gij geduldig

   ons kruis U na te dragen

   en help ons overwinnen.

   Geef ons uw vrede, o Jezus!

 

                                                                       amen

 

 

 

Ruth 2: Oogsten in het veld van Bethlehem

liturgie morgendienst zondag 9 december 2012

votum en groet

zingen:     Ps. 116: 1,2,3

wet van de HEER

zingen:    Lied 9: 9,10

gebed

Schriftlezing:   Ruth 2

zingen:     Ps. 146: 3,5,7

verkondiging: Ruth 2   ‘Oogsten in het veld van Bethlehem’

zingen:     Ps. 36: 2

gebed

collecte

zingen:     Ps. 72: 1,6,9

zegen

—————————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,  broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

Afgelopen week stond een opvallend bericht in de krant – tenminste: het viel ons op.

Als kop stond erboven:   ‘Weinig oog in theologie voor naastenliefde’.

Er werd doorgegeven wat tijdens een themadag over de liefde gezegd werd door een van de sprekers, namelijk dat in de christelijke theologie de nadruk altijd gelegen heeft op de leer, op het juiste denken en belijden, en dat goed doen voor de medemens erg onderbelicht is gebleven.

Als bewijs voor die bewering werd aangevoerd dat in veel dogmatische boeken, ook in de onlangs verschenen Christelijke Dogmatiek, maar weinig plek is voor de naaste en voor naastenliefde.

Wat niet perse hoeft te betekenen dat christenen ook in de praktijk geen oog zouden hebben

voor hun medemensen, maar het zou goed zijn daar ook eens kritisch naar te kijken.

Niet voor niets is er dat lied: geef dat niet de woorden breken op de daden van uw kerk.

 

Of wat in die lezing gezegd is over de christelijke theologie, kan ik niet goed beoordelen.

Nader onderzoek daarnaar zou boeiend en zinvol kunnen zijn – vooral ook naar de uitwerking

van zoiets als weinig aandacht voor de naaste in de christelijke theologie voor de praktijk.

Maar in elk geval kun je dat de Bijbel niet verwijten, is dat niet wat God ons vertelt en laat zien.

Denk alleen maar aan de toen geboden met die samenvatting van de Here Jezus die aangaf

dat het tweede gebod over de naaste liefhebben  en dienen, even belangrijk is als het eerste.

Nagevolgd door wat apostelen vaak schrijven: wie God liefheeft, heeft ook zijn naaste lief.

 

Dat ligt helemaal in de lijn van wat een rode draad is in het OT, en de wetten van Mozes

die allerlei heel concrete voorschriften hebben over omgang met elkaar en zorg voor elkaar,

vooral voor wie kwetsbaar zijn als vreemdelingen, weduwen, wezen, armen, verdrukten.

Vaak kwam daar ook toen veel te weinig van terecht, zodat leiders en profeten in soms scherpe woorden de mensen erop moesten aanspreken, lees b.v. Jesaja,  Jeremia, Hosea,  Amos.

We zagen al:  in de tijd van de Rechters was er afgoderij maar ook onderling geruzie en zelfs oorlog.

Pijnlijk werd zichtbaar dat zonder goede leiding ieder deed wat in eigen ogen goed was…

Ja maar zelfs in die moeilijke tijd waren er mensen die wel oog hadden voor de ander,

mensen die zich wel veel gelegen lieten aan die regel van hun Heer om Hem lief te hebben

en te eren, en van daaruit ook zorg te dragen voor wie gebrek leden en hulp nodig hadden.

Ook dat is een lichtstraal midden in die donkere periode in de geschiedenis van Israël en een

bewijs van de trouw van God die zijn plannen doorzet, via wat mensen besluiten en doen.

 

 Oogsten in het veld van Bethlehem

 

 Je zou wat dit hoofdstuk vertelt kunnen bekijken vanuit drie hoofdpersonen: Ruth, Boaz, Naomi.

Ze spelen allemaal hun eigen rol en worden elk op eigen manier ingeschakeld in het plan van de

HEER die achter de schermen bezig is als de grote Regisseur en de eigenlijke Hoofdrolspeler.

 

Als je kijkt naar wat mensen doen en wat hun inbreng is, dan ligt duidelijk het initiatief bij Ruth.

Dat is best bijzonder want Ruth is net binnengekomen als de buitenstaander, de vreemdelinge.

Ja en dat in een best lastige situatie want er stond wel weer koren op het land en het werd tijd om

te oogsten, maar Naomi had geen land – of misschien dat wel (we komen er op terug als hoofdstuk 3 en 4 aan de ore komen) maar in elk geval niet land dat was ingezaaid en waar koren op verbouwd was dat zij kon laten maaien – en dus voor hen geen koren op het land en geen brood en geen geld.

 

We krijgen de indruk dat Noömi niet wist wat ze ermee aan moest en weinig initiatief toonde.

Zij bleef maar steken in haar rol als slachtoffer van wat haar was overkomen: ik sta met lege handen.

Bijzonder dat Ruth het initiatief naar zich toetrok en bereid was de handen uit de mouwen te steken.

En dat door gebruik te maken van wat in de wetten van Mozes was geregeld uit zorg voor wie niet

zelf voor brood op de plank konden zorgen, omdat ze arm waren en zonder eigen land en inkomen, of als weduwe geen man hadden om als kostwinner in de behoeften van het gezin te voorzien,

of als vreemdeling geen eigen grond had in Israël en aangewezen was op de goedgeefsheid van

de inwoners van het land waar ze asiel had aangevraagd of tijdelijk woonde om er te werken.

Daarvoor golden bepalingen als in Leviticus 22 en Deuteronomium 25lees maar even met me mee.

                                                   

We zien er de zorg van onze goede God in voor juist die mensen die niet voor zichzelf konden zorgen.

De HEER wilde niet – staat ook in de wet – dat in het land dat Hij aan zijn volk gegeven had mensen

zouden verarmen en zouden verhongeren, daar moesten ze met elkaar voor zorgen. Wat nog altijd zo is, lees b.v. het formulier voor de bevestiging van diakenen: “De Heer roept ook nu op tot het betonen van gastvrijheid, offervaardigheid en barmhartigheid, om zwakken en hulpbehoevenden volop te laten delen in de blijdschap van Gods volk. In de gemeente van Christus mag niemand ongetroost leven in ziekte, eenzaamheid of armoede” –   daar zijn wij samen verantwoordelijk voor.

In alle voorzichtigheid mag je het ook doortrekken naar buiten de gemeente, naar de samenleving,

waar we als en voorzover we dat kunnen, solidariteit zullen tonen richting medeburgers die door

ziekte, arbeidsongeschiktheid, handicaps, werkloosheid, of als vluchteling, steun nodig hebben.

Dat is een taak van de overheid maar ook voor alle burgers, vandaar sociale wetten, WAO, bijstand.

 

Reken maar niet trouwens dat het zo makkelijk was voor Ruth, om de stap te zetten naar wat je vandaag de diaconie zou noemen of de bijstand: het was allereerst vernederend om je te melden

als iemand die het van de goedgeefsheid van anderen moet hebben, en genadebrood moet eten.

Ja en de wetten van God gaven je dan wel het recht om aren op te rapen achter de maaiers aan,

maar in die moeilijke tijd van de Rechters waren er blijkbaar ook boeren die het armen en weduwen van hun land wegjoegen – Ruth zegt: ik zoek een akker “om aren te lezen bij iemand die me dat toestaat– en er waren ook maaiers die vrouwen alleen die aren kwamen rapen, lastig vielen – niet voor niets waarschuwt Boaz zijn knechten om Ruth niet lastig te vallen maar haar ter wille te zijn.

 

En als je dan aren mocht rapen, was het hard werken in de brandende zon voor net genoeg

om weer een dag brood te hebben – je moest ook nog zelf het koren malen en brood bakken.

Dus niet naar elke maand een uitkering op je rekening zonder dat je er iets voor hebt hoeven doen, niet je hand ophouden bij het loket van een sociale dienst maar zelf de handen uit de mouwen steken en keihard sappelen om jouw graantje mee te pikken van de overvloed van anderen –

maar Ruth deed het graag, uit liefde voor haar schoonmoeder, en met een ijver en inzet die

iedereen opviel – ze liep niet de kantjes ervan af maar werkte van de vroege morgen tot de late avond – “ze is hier al de hele dag, en ze heeft maar even gezeten“, zegt de voorman van de maaiers.

 

Leerzaam denk ik voor hulpverlening vandaag die geen liefdadigheid moet zijn maar gebaseerd op Gods recht, die mensen ook niet afhankelijk moet maken of zielig moet laten zijn maar hen moet

steunen om zo veel mogelijk zichzelf te redden, om aan te sluiten bij wat iemand wel kan en zelf kan regelen – ook de sociale vangnetten van de overheid werken niet als mensen alleen maar op een loket zijn aangewezen en worden gereduceerd tot een nummer – veel beter is ieder waar dat maar kan in te schakelen en te stimuleren zich nuttig te maken – met waar nodig een steuntje in de rug.

Vanuit de grondgedachte dat deze aarde met alles wat erin zit en erop groeit, Gods eigendom is,

en bedoeld om het als zijn mensen samen te delen, en met wat we samen krijgen goed te doen.

 

Kijk, en dan is het ook niet om je te schamen als je het niet helemaal of helemaal niet redt alleen,

als je hulp nodig hebt of een beroep moet doen op de diakenen of de sociale dienst – zoals Ruth zich niet opdrong maar zich ook niet weg liet drukken, maar royaal gebruik maakte van de mogelijkheden die er waren – en vergeet nooit dat we allemaal genadebrood eten, als allemaal afhankelijk van God.

 

Ook Boaz besefte dat, ook al zat hij zouden we vandaag zeggen aan de goede kant van de streep.

Er staat in de NBV dat hij ‘een belangrijk man’  was, andere vertalingen hebben: ‘zeer vermogend’.

Het zal allebei waar zijn: een rijke hereboer, met veel land en veel knechten en dus veel invloed.

Maar dat maakte van Boaz niet een op eigenbelang gerichte kapitalist, alleen uit op winst, keihard tegenover zijn personeel, en iemand die desnoods over lijken ging om zijn eigen doelen te halen.

We krijgen uit wat we over Boaz lezen een positieve indruk, zowel van zijn omgang met de HEER, als van de verhoudingen die hij met en onder zijn personeel bevorderde, en ook uit demanier waarop hij de mensen bejegende die op zijn land hun graantjes van zijn oogst probeerden mee te pikken.

Je kunt denken dat hij Ruth bevoordeelde omdat hij al meteen een oogje op haar had – dat laatste is

de vraag, dat bevoordelen klopt zeker – maar ik ga ervan uit dat Boaz ook anderen die aren wilden

lezen achter de maaiers als echt zijn naasten behandelde, en daarin wilde doen naar Gods wetten.

 

Bijzonder ook hoe Boaz zijn personeel begroet: “De HEER zij met jullie” – en zij hem terug groeten:

“de HEER zegene u” – het klinkt als meer dan standaard – alleen al dat ze elkaar groeten! – wat getuigt van onderling respect en elkaar zien staan; als dat al op de werkvloer gebeurt, dan toch zeker in de kerk – hoe doen wij dat? toen we vanmorgen binnenkwamen en gingen zitten, straks na de dienst –

zien wij elkaar staan, hebben we oog voor die ander, ook voor wie niet in het vertrouwde kringetje van familie en vrienden past – denk aan Jezus: als je alleen je bekenden groet, wat doe je meer dan de wereld?  Jezus wil ons blikveld verruimen naar wie wij niet zo zien staan of zien zitten, naar hem

of haar met wie wij niks hebben of het helemaal gehad hebben – zelfs: heb je vijanden lief!

Ja,  en als je dat binnen de kerk geleerd hebt, gaat dat verder:  op het werk, op school, in de supermarkt, – en dan kan er zelfs op het sportveld en in het verkeer veel ten goede veranderen!

Als je het allemaal op je in laat werken, kun je Boaz zien als een vroeg voorbeeld wat we vandaag een christen-ondernemer zouden noemen: zakelijk maar met hart voor zijn werknemers en erop uit een goede werksfeer en goede omgangsvormen te bevorderen, met oog en hart voor wie in de problemen zijn en op hulp van wie sterker en beter bedeeld zijn, en ook alert op wat mis kan gaan.

We krijgen de indruk dat er ook ruig volk rondliep tussen de maaiers, en dat er ook misstanden voorkwamen, vandaar al van te voren waarschuwingen: denk erom dat je die vrouw niet lastigvalt en dat je haar geen verwijten maakt – dus niet haar nafluiten of racistische opmerkingen maken over zo’n Moabietische; laat staan dat die kerels handtastelijk zouden worden – kwam toen ook al voor!

Boaz wilde dat op zijn akkers absoluut niet hebben, en hij komt met zoveel woorden voor Ruth op.

 

Wat je ook merkt is dat Boaz niet karig precies langs de randjes van de wet loopt maar juist die wet

heel ruim uitlegt en toepast en veel guller is voor Ruth dan hij verplicht is: ze moeten haar ook tussen de schoven laten rapen en niet alleen langs de rand van het veld, en zelfs expres wat voor haar laten vallen, als ze dorst heeft mag ze drinken pakken,  en als het tussen de middag etenstijd voor het personeel is, mag ze met de maaiers en de vrouwen die het koren tot bundels maken, meeëten.

Waarom hij juist voor Ruth zo goed en zo gul is, komt er goed uit als zij hem daarnaar vraagt: omdat je zo goed bent voor je schoonmoeder, en alles in je eigen land hebt achtergelaten om met haar mee te gaan naar een land dat je vreemd is, en omdat je bescherming hebt gezocht bij de God van Israël.

Juist  op dat laatste valt de nadruk, met dat mooie beeld van het kuiken dat wegkruipt bij  vleugels van de moedervogel: “de God van Israël onder wiens vleugels je een toevlucht hebt gezocht”.

 

Terecht wijst een uitlegger erop dat Boaz dat maar niet als een vrome zin of een mooi compliment in de mond neemt maar daar zelf ook inhoud aan wil geven, dat hij als beschermer voor Ruth wil gaan optreden – we zullen in het volgende hoofdstuk diezelfde beeldspraak terugvinden, maar nu als een verzoek van Ruth aan het adres van Boaz: “spreid uw vleugel uit over uw dienstmaagd”  (3: 9 NBG-51)

Met als motief dat Boaz de ‘losser’  is, een familielid dat als beschermer en redder kan optreden….

wat in heel het optreden van Boaz als vanaf het eerste moment handen en voeten heeft gekregen.

Ook dat is leerzaam – die uitlegger ziet hoe Boaz praat en doet, als voorbeeld van bidden en werken:

“bidden is niet makkelijk iets op Gods bord leggen en dan zelf in je luie stoel gaan zitten afwachten”;

we worden zelf ingeschakeld om mee te werken met het plan dat God met ons en anderen heeft.

 

Weet u wat dan het mooie is – in dit verhaal maar ook vaker – dat goede initiatieven aanstekelijk werken, en dat als mensen het goede doen voor anderen dat veel meer goeds op gang kan brengen.

Dat gebeurt in dit verhaal met Noömi: je ziet haar langzaam maar zeker ontdooien en opbloeien.

Eerst zat ze in elkaar gedoken in haar hoekje en was ze om zo te zeggen niet vooruit te branden,

en als Ruth zegt dat ze van plan is aren te gaan lezen, klinkt haar reactie als: je gaat je gang maar.

Maar als Ruth dan na een dag hard werken terugkomt met enthousiaste verhalen over hoe goed

het is gegaan en over die aardige boer Boaz,en ze ook nog een grote volle zak gerst meebrengt,

begint ook Noömi enthousiast te worden: waar ben je vandaag geweest, wat een geweldige man die Boaz: “Moge de HEER hem zegenen, want hij heeft trouw bewezen aan de levenden en de doden”.

Ja, en weet je Ruth: die Boaz is nog familie van ons, hij kan zelfs als losser voor ons gaan optreden.

Alsof haar nu pas dat lichtje opgaat, alsof dankzij Ruth en Boaz ze uit haar cocon tevoorschijnt  kruipt en ze verder gaat kijken dan haar verdrietige verleden en haar op het eerste gezicht uitzichtloze bestaan: misschien is er toch nog hoop, dankzij die goede wetten van God – en ja, er is nog familie!

 

  Hé, hoor je hoe ze het zegt: “Hij is een naaste verwant van ons…” . Ze zegt: van ons!

Na zo heel veel keren ‘ik’  en ‘mijn bittere lot’ – betrekt ze Ruth er helemaal bij, als een van de familie.

In een schets kwam ik de opmerking tegen: “voor het eerst geeft ze Ruth het gevoel er echt bij te horen, ziet ze Ruth staan – ja en ook, en nog meer: haar hart staat weer echt open voor God – God verandert mensen – ja en daar gebruikt God zoals zo vaak mensen voor – misschien u wel, en jou!

 

Waarmee we uitkomen bij wie in heel dit verhaal – en in elk mensenverhaal – de eigenlijke en grote Hoofdpersoon is: God zelf – God die bezig was en bezig is met zijn reddingsplan voor mensen.

Dat is waarom dit tweede hoofdstuk begint met al een beetje te verklappen waar het heen gaat:

“Nu was Noömi van de kant van haar echtgenoot Elimelech verwant aan een belangrijk man, die

Boaz heette” – in een goed verhaal doe je dat niet zo, dan haal je meteen al een stuk spanning weg.

Dus moet de schrijver van dit korte spannende verhaal er een bedoeling mee hebben het zo te doen.

Ik denk dat hij ermee wil zeggen dat wat op het menselijk vlak inderdaad toevallig is – Ruth wist van te voren niet op welke akker ze aren ging lezen, ze kende Boaz niet, en Noömi had ze niet die kant op gestuurd – ja maar God regisseert achter de schermen haar gaan en liet haar Boaz ontmoeten, en

was zo bezig aan zijn plan dat die twee elkaar zouden krijgen en samen voorouders van David zouden worden – noem het leiding, noem het Gods voorzienigheid – betrek het maar op die machtig wijze en goede God wat Noömi over Boaz zei: Hij-de HEER bewijst zijn trouw – aan de levenden en aan al overledenen – want Hij is de God van het eeuwige verbond die trouw is en blijft van generatie op

generatie – die nooit loslaat en opgeeft waaraan Hij ooit begonnen is – eeuwig duurt zijn trouw!

Daarom is het altijd weer goed bij deze God te schuilen, wie bij U woont HEER, heeft het goed!

                                                                            amen