Zondag 26 en 27 Heid. Cat.: Land in zicht – gered als door water heen (de doop)

liturgie morgendienst zondag 21 april 2013

 

votum en groet

zingen:       Ps. 8: 1,2,3

wet van de HEER

zingen:       Ps. 105: 20,21

gebed

Schriftlezing:  Ex. 14:14-15:21

zingen:       Ps. 66: 1,2

Schriftlezing:  Opb. 15: 1-4

zingen:        Lied 457: 2,4

verkondiging:   zondag 26+27

zingen:        Lied 87: 2,4,5

gebed

collecte

slotzang:     Ps. 56: 4

zegen

—————————————————————————————————————————

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes, geliefd door onze Here Christus,

 

  “Heel het leger van de onverzettelijke farao van Egypte

    hebt U doen omkomen in de Rietzee,

    maar uw volk Israël hebt U in uw barmhartighei,d

    dwars door diezelfde zee, over droog land doen gaan.

    (in deze gebeurtenis – en eerder in de zondvloed)

    hebt U toen al iets van de doop laten zien

Bekende zinnen uit het gebed dat wordt gebeden als in de kerk gedoopt wordt.

Een gebed dat erg oud is, waarschijnlijk al van voor de Middeleeuwen, uit de oude kerk.

 

Maar of ons allemaal glashelder is wat die zinnen precies betekenen?

En als we erover nadenken: is dat niet vergezocht – toen al de doop aangeduid?

Wie denkt nou als hij dat verhaal van Exodus 14 en 15 leest aan de doop?

Ik las in een boek over de doop daarover deze kritische noot:

het is een misgreep het doopwater te verbinden met dat zeewater:

“de zondige wereld van destijds en de Farao met zijn leger verdronken in het water,

maar daarmee werden ze niet gedoopt”.

 

Toch verwijst ook art. 34 van onze Ned. Geloofsbelijdenis naar de doortocht door de zee.

Christus “is onze Rode Zee, waar wij doorheen moeten gaan

                 om te ontkomen aan de tirannie van Farao – dat is de duivel –

                  en binnen te gaan in het geestelijke Kanaän”.

Vanuit dat gezichtspunt willen we samen verder doordenken over wat het is gedoopt te zijn.

Want natuurlijk zijn er verschillen – Farao en zijn leger zijn niet gedoopt maar verdronken -toch

trekt de bijbel zelf lijnen door, zoals Paulus doet  1 Corinthe 10…zagen we vorige week zondag.

En Johannes hoorde uit de verte de samenzang: het lied van Mozes én het Lam

God maakt zijn volk een voetpad vrij: als muren staan de golven.

          Maar Farao’s soldatenmacht wordt in de vloed bedolven.

          Gods kindren dansen hand in hand in vrijheid aan de overkant.  :

          Het water is een teken, een teken van de doop.

         Wij zijn gedoopt in Christus. God geeft ons nieuwe hoop.

 

 

Land in zicht – gered als door water heen

1. de doop die scheiding maakt;

2. de doop die bescherming biedt;

3. de doop die toewijding vraagt.

 

1. de doop maakt scheiding.

 

Uit hoe zij ervoor stonden toen, die groten en die kleinen,

met de vijand op de hielen en de dood voor ogen,

krijgen we haarscherp in beeld hoe wij mensen ervoor staan:

door een sterke vijand opgedreven richting een zekere ondergang.

Het doopsformulier begint ermee: je kunt zoals je bent het rijk van God niet binnenkomen.

Zeg maar: je krijgt geen verblijfsvergunning maar wordt als illegaal teruggestuurd.

En onophoudelijk in de rug aangevallen door Gods vijanden geldt:

we kunnen zelfs niet één ogenblik standhouden: u niet, ik niet, en jullie ook niet.

Denk maar aan die Israëlieten: achter hen Farao’s elitetroepen, voor hen de zee….

De keus is tussen in de pan gehakt worden en jammerlijk verdrinken…..

 

Maar dan grijpt God zelf verrassend en verlossend is.

Het is een schitterend trekje in deze geschiedenis, zo verteld in 14:19:

“De Engel van God, die steeds voor het leger van Israël uit was gegaan, stelde zich nu achter hen op, zodat hij tussen het leger van de Egyptenaren en dat van de Israëlieten in kwam te staan.

Aan de ene kant bracht de wolk duisternis, aan de andere kant verlichtte de vuurzuil de nacht.

Die hele nacht konden de legers niet bij elkaar komen”.

Kijk, zo maakte God scheiding: zijn volk had licht, zijn vijanden zaten in  het donker.

Het is alsof die negende plaag, de duisternis die Egypte had beangstigd,wordt herhaald.

En als God dan de zee klieft, en het wassende water wijkt,

wandelen de Israëlieten veilig en met droge voeten  naar de overkant.

Waarna de zee Farao met zijn leger overspoelt: er bleef van hen niet één over.

Daarmee ligt Egypte, dat huis van slavernij en uitbuiting, voorgoed achter hen.

En baant God zelf de weg – daar waar geen weg was – om in het beloofde land te komen.

God zelf maakt scheiding: voor de een wordt de zee een pad en voor de ander een graf.

 

Maar wat heeft dat nou te maken met uw en jouw doop – wat zegt ons dat vandaag nog?

Is het niet een vreemd en ver gezocht beeld: dat de Here Jezus ‘onze Rode Zee’  is?

Het lijkt op het eerste horen een woordenspel: Rode Zee – zinspeling op het rode bloed van Christus.

Maar toch: minder vergezocht dan het lijkt –  kijkt nog eens naar dat vers dat ik al noemde, Ex.14: 19.

Daar staat niet dat  de HEER tussen zijn volk en de Egyptenaren in ging staan

en zo scheiding maakte en zijn volk redde van de tiran die het wilde vernietigen…

nee, er staat: de Engel van God. Die tegelijk meer is dan een van Gods engelen.

Want het mooie is juist – zie al 13: 21 – dat de HEER zelf vooropging.

Dus wijst alles erop dat we in die Engel van de HEER mogen zien de komende Christus.

Christus baande ook toen al die weg door de zee naar het beloofde land.

Christus als het ware de Rode Zee om te ontkomen aan de tirannie van Farao,

maar eigenlijk aan de greep van de duivel en de slavernij van de zonde.

Vandaar onze geloofsbelijdenis: Christus is als het ware onze ‘Rode Zee’.

 

Kijk, en nou uw en jouw en mijn doop.

Waarvan antwoord 74 zegt dat we al vanaf dat allerprilste begin

bij de christelijke kerk ingelijfd en van de kinderen van de ongelovigen onderscheiden worden.

En we in artikel 34 belijden: hierdoor worden wij in de kerk van God opgenomen

en van alle andere volken en vreemde godsdiensten afgezonderd……

Nee, natuurlijk niet omdat wij ook maar een haartje beter zouden zijn dan die anderen.

Onze belijdenis noemt de doop niet een medaille die een christen zichzelf opspeldt,

wel een merkteken dat God zelf heeft aangebracht: dat is er eentje van Mij.

Zoals Mozes tegen de Israëlieten zei:

niet omdat jullie zo voortreffelijk zijn maar omdat God van jullie houdt.

Onbegrijpelijk maar waar! Ook waar voor u en voor jullie. Wat een God hebben we toch!

 

Wat toen die zee markeerde, beeldt nou de doop uit: het zonde-land ligt achter je.

Wat een houvast: wij met onze kinderen…..toch…in Christus voor God heilig, aan Gods kant gezet!

Maar daarvoor moet je wel eerst door de Rode Zee heen.

Anders gezegd: geloven dat het offer van Christus aan het kruis ook voor jou is gebracht.

En het elke dag heel je leven lang daar dan ook van verwachten.

Zeg maar: Christus is ondergegaan in de vloedgolf van Gods toorn over onze zonden,

om ons en onze kinderen veilig door de dood heen aan de veilige overkant te brengen.

 

Dat wil de doop zeggen en daar is de doop garantiebewijs van: land in zicht!

Ik vond ergens de treffende vergelijking met een paspoort:

“ons paspoort wordt gestempeld. onze naam staat erin.

maar ook het land waartoe wij nu behoren: Christus-land”.    

Ik zeg erbij: de handtekening in dat paspoort is geschreven in bloed-rood.

Omdat Christus ons kocht met zijn bloed, hebben we vrij toegang tot zijn land.

Door de zonde hadden we het burgerschap van Gods rijk verspeeld.

Was ons paspoort ingenomen om het nooit meer terug te krijgen.

Totdat de Koning zelf het terugverdiende om het terug te geven aan ieder die in Hem gelooft.

De doop is het eigendomsmerk van de Heer die uit alle volken zijn volk bijeenbrengt.

De doop markeert ook zichtbaar de overgang van een leven verkocht aan de zonde

tot een leven in dienst van een nieuwe Heer – als burger van het koninkrijk van de Vader.

 

2. de doop biedt bescherming.

 

Doodsbenauwd waren ze daar bij de zee, met de hete adem van Egypte’s keurtroepen in de nek: help, we gaan eraan!! dit wordt onze dood!!  Mozes, hoe kon u ons dit aandoen?!!

Ik zou haast zeggen: waren wij maar wat benauwder voor die veel gevaarlijker vijand: de duivel.

We bidden: leid ons niet in beproeving maar verlos ons uit de greep van het kwaad, van dé Kwaadaardige!maar onderkennen we wel echt de ernst van de verleidingen die op ons af komen?

Nemen we Petrus wel serieus als die waarschuwt: de duivel zwerft rond als een brullende leeuw?

Wat een paniek als ergens echt een leeuw is losgebroken, of een ander gevaarlijk beest.

Waren we maar net zo waakzaam en voorzichtig als het om dat veel gevaarlijker roofdier gaat.

Die het echt op ons en onze kinderen heeft gemunt:

om ons weg te lokken en ons weer en nu voorgoed slaven van de zonde te maken.

Zoals lang geleden de Farao alles op alles zette om dat net vrije volk weer terug te halen –

en als dat niet lukte het in de pan te hakken: alles beter dan dat ze meegingen met hun God,

 

Kijk, en dan is er maar één uitweg.

Mozes zegt: stil maar, de Here zal voor u strijden, u hoeft zelf niets te doen!

Voor die machtige God is geen zee te hoog en geen leger te sterk.

En dan zien we die wolk van de HEER er tussen in gaan staan:

donker naar Egypte toe, licht naar Israël toe, zodat de legers niet bij elkaar konden komen.

Bedoeld zal zijn: zo kregen de Egyptenaren geen kans de Israëlieten te naderen (Het Boek).

Het is God zelf die zijn volk beschermt en het ook verder brengen zal tot in het nieuwe land.

 

 

Het valt op dat in dat lied van Exodus ook al over dat vervolg gezongen wordt:

Het is goed mogelijk dat dat er later aan is toegevoegd om dit lied bruikbaar te maken

voor de zang in de tempel.

Het kan ook dat het vertrouwen van Mozes en het volk in de Here zo groot waren

dat ze over de goede afloop zingen alsof het allemaal al is gebeurd (15: 13, 16)

“U bevrijdde dit volk en ging het liefdevol voor,sterk en machtig leidde U het naar uw heilige woning”….”U brengt hen naar de berg die uw domein is,HEER,en daar zult U hen planten,

 in uw eigen woning, het heiligdom door U gebouwd”.

Hoe dat ook zij, zo is het ook gegaan onder de hoge bescherming van de Here,

ook al zou het een lange reis worden met veel ontberingen en veel hindernissen,

en zouden velen door eigen schuld hun bestemming missen:  Gods doel werd bereikt!

 

Nou, en door Gods genade mogen u en jij en ik bij dat ene volk van God horen,

onderweg naar wat onze belijdenis noemt ‘het geestelijke Kanaän’, Gods nieuwe wereld.

Meer dan ooit zet de aartsvijand van God de aanval in,

geraffineerd en precies op onze zwakste plekken.

Dat was al zo toen Farao’s leger dat volk onderweg naar de vrijheid in de rug wilde aanvallen.

Juist daar waar ze het kwetsbaarst waren, waar de zwaksten waren en de kleinsten.

Des te ontroerender dat die Engel van God juist daar gaat staan:

ter bescherming van het zwakste, dat zichzelf niet kan verdedigen.

Ik denk ook aan een profetie die de tweede uittocht eeuwen later aankondigt, na de ballingschap:

“Als een herder weidt Hij zijn kudde weiden: zijn arm brengt  de lammeren bijeen,

Hij koestert ze en zorgzaam leidt Hij de ooien”.   

Wat geweldig een schaap of een lammetje van deze goede Herder te zijn, te horen bij zijn kudde.

Met andere woorden is dat wat onze belijdenis bedoelt:  door de doop zijn we in de kerk van God opgenomen. Dat is geborgenheid, dat biedt bescherming. Zoals het bezit van een Nederlands

paspoort rechten geeft op hulp en bescherming door de Nederlandse overheid.

En dan zegt de catechismus met het oog op de kinderdoop:

ook die allerkleinsten horen al bij Gods verbond en zijn gemeente: bij Vader op de arm!

Nou, en dat geeft bij alle zorgen en dreigingen een geweldige rust, voor oud en jong:

“waarom schrei  je, ben je bang? toe, blijf niet huilen, je mag je leven lang bij je Vader schuilen!”

want: “jij bent van God m’n kind, je kwaad wordt weggewassen in Christus’ zuiver bloed,

Hij maakt weer alles goed!”

 

3. de doop vraagt toewijding.

 

  Dat gold Israël toen bij de zee en door de woestijn heen naar het beloofde land.

We lezen ervan in 14:31: “ze kregen ontzag voor de HEER

en ze stelden hun vertrouwen in Hem  en in zijn knecht Mozes”.

Dat is eerbied en ontzag, geloofsvertrouwen en ook toewijding, gehoorzaamheid.

Nee, niet dat gedoopt zijn automatisch betekent dat je wel binnen bent, voorgoed.

Zoals staatsburgerschap en een paspoort in bepaalde gevallen afgepakt kunnen worden,

zo kun je ook je kind-van-God-zijn verspelen, door ongeloof en weglopen bij God vandaan.

 

Het volk van toen had wel Egypte achter zich gelaten,

maar ze namen in hun hart nog heel veel restanten Egypte mee.

Meer dan eens verlangen ze zelfs openlijk terug:

och waren we maar in Egypte gebleven, Mozes, we willen terug!!

Zo laat de doop zien dat onze zonden worden vergeven en weggenomen,

maar tegelijk zit er nog veel zondigs in ons hart en in ons leven.

Zijn we niet bestand tegen de zuigkracht van wat beperkt aards of zelfs echt zondig is.

 

Daarom verplicht de doop ook – staat in het formulier – tot een nieuwe gehoorzaamheid.

Moet je als ouders je gedoopte kind bijbrengen en vooral voorleven dat we anders zijn:

onderscheiden van de kinderen van de ongelovigen. Op weg naar dat nieuwe land,

en daarom nou al herkenbaar als burger van het koninkrijk dat uit de hemel op aarde komt.

Dat brengt voor ons allemaal mee dat we moeten inburgeren, en dat vraagt oefening, training.

Paulus houdt zijn leerling Timoteüs voor, die nog jong is: “oefen jezelf in een vroom leven”-en dat mogen we allemaal ter harte nemen want je bent nooit te oud om te leren als christen te leven.

Zeg maar: de inburgeringscursus van het koninkrijk  van de hemel houdt niet op als je belijdenis

hebt gedaan, en gereformeerde mensen zijn niet volleerd maar blijven een leven lang leerbaar.

 

Het is niet vanzelf: eens gered, voorgoed binnen, er is ook een eigen keus en verantwoordelijkheid.

Hoor Petrus :  “De doop wast niet het vuil van uw lichaam, het is een vraag aan God om een zuiver geweten. Hierom kunt u vragen dankzij de opstanding van Jezus Christus”

Je ziet het ook in de zondagen 26 en 27: de doop vraagt om een vervolg, als bad van wedergeboorte.

Gedoopt zijn verzekert me ervan dat God mijn zonden om Christus wil vergeven

maar ook dat de Heilige Geest met ons aan het werk gaat om een nieuw mens van me te maken:

“zodat we hoe langer hoe meer van de zonde afsterven en godvrezend en onberispelijk leven”.

 

Nog altijd is God met u en jou onderweg, met ons samen, op weg naar dat beloofde land.

Tot we allemaal samen aan de overkant zijn, en zingen dat lied van Mozes èn het Lam!

 

                                                                              amen

Zondag 25 Heid. Cat: Woord en sacramenten

liturgie voor de morgendienst zondag 14 april 2013

 

(gezongen) votum en groet

zingen:                 Ps. 27: 3,7

wet van de HEER

zingen:                 Ps. 26: 2,4

gebed

Schriftlezing:      1 Cor. 10: 1-22

zingen:                  Ps. 77: 4,5,6

verkondiging:  zondag 25

zingen:                 Lied 477 (1,2)

gebed

collecte

slotzang:              Lied 234 (1,2)

zegen

—————————————————————————————————————————————-

Gemeente van Christus, broeders en zusters,jongens en meisjes,

 

Je hoort nogal eens zeggen dat de mensen vandaag – zeker de jonge mensen – visueel zijn ingesteld. Leven bij beelden. Daar is veel van waar. Denk aan tv, internet, je mobieltje of je tablet, films en clips.

Het is allemaal heel flitsend maar ook wel eens erg vluch­tig. Het wordt er daardoor niet makkelijker op te luisteren naar een verhaal, zeker niet als het wat lang uitvalt en niet zo boeiend wordt verteld. Het valt niet mee de krant te pakken en er echt voor te gaan zitten. Of inplaats van dat stripboek eens een boek  te pakken en ook nog uit te lezen. Dan moet het wel verschrikkelijk spannend zijn. Anders leg je het na een paar bladzijden al weg. Of je begint er niet eens aan.

 

In een tijd die zo in elkaar zit, krijgt de kerk met zijn manier van preken het steeds moeilijker. Kun je je afvragen of dat preken zoals we het gewend zijn, nog wel aansluit op waar de hoorders behoefte aan hebben. Of het niet heel anders moet met de overdracht van de boodschap. Of niet nog meer gebruik gemaakt kan en moet worden van technische mogelijkhe­den en hulpmidde­len. Er is al veel veranderd – denk maar aan de beamer – maar lopen we niet steeds toch nog mijlenver achter? Heeft de Heer zelf niet heel de bijbel door van beel­den gebruik gemaakt….denk aan de profeten, en de apostelen, en aan Jezus zelf? n Het is goed dat dit soort dingen in discussie zijn, en dat we nadenken over wat anders moet en beter kan. Al moeten we ook weer oppassen daar alle kaarten op te zetten, alsof dan luisteren en geloven er als vanzelf makkelijker van worden.  Jezus zei: gelukkig wie geloven zonder te zien, en de mensen in zijn tijd kregen veel te zien,  maar toch gingen maar weinigen in Hem geloven.

 

Ja want geldig blijft wat de bijbel zelf zegt: het geloof komt er door het horen, en het horen door het woord van Christus. Als Zondag 25 zegt: “de Heilige Geest werkt het geloof in ons hart door de verkondiging van het evangelie“, is dat ook vandaag nog helemaal actueel. God spreekt ons aan, op allerlei manieren. En Hij wil dat wij leren luisteren, en daar jong mee begin­nen. Ook al kost dat moeite, en moeten we er de nodige moeite voor doen.   Als u een beetje van de bijbel weet, dan weet u ook wel: het heeft altijd al moeite gekost. Denk aan het volk Israël dat vaak in de verleiding kwam beelden te vereren net als de volken om hen heen,denk aan Tomas die niet kon geloven dat Jezus echt was opgestaan en eerst wel eens wilde zien en voelen. En Jezus zegt: je mag, kom, zie, en geloof.

 

Geweldig hoe God ons tegemoet komt en geduld heeft met ons en zich bij ons aanpast.Hij verduidelijkt en onderstreept zijn woorden door beelden. We mogen óók zien en voelen, pakken en proeven. Want geloven is veel meer dan je bepaalde leerstellingen eigen maken, of je aan bepaalde regels en tradities houden. Geloven is een relatie opbouwen met God als je Vader in de hemel, geloven is ervaren dat God goed is en dat Hij dichtbij je wil komen – zoals in die psalm: proef hoe goed God is – en zoals de apostel schrijft: “wat wij met onze eigen ogen gezien en wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij” – en wij mogen ook zien, aanraken, proeven.  Geloven doe je met heel je wezen. Als compleet mens.

 

Woord en sacramenten    

1.  elk op hun eigen plek;

2.  samen een rijke inhoud;

3.  om door ons gebruikt te worden.

 

1. Woord en sacrament  –  elk op hun eigen plek.

 

Boven dit gedeelte van de catechismus staat in ons kerkboek:  ‘Woord en sacra­menten’.

Als u oude bijbeltjes bekijkt, staat er alleen: ‘van de sacramenten’. Dat was eigenlijk niet compleet.

Zondag 25 begint met de prediking: geloof ontstaat door de verkondi­ging van het evangelie, en juist niet door doop en avondmaal….die hebben we erbij gekregen “om ons geloof te versterken”.  Toch vertelt zondag 25 niet het hele verhaal. Het Kort Begrip achter in ons kerkboek is completer: de H.Geest ver­sterkt het geloof “door hetzelfde gepredikte Woord en door het gebruik van de heilige sacramenten” . Daarvoor lees je toch je leven lang je bijbel? Daarom ga je toch elke zondag naar de kerk?  We hebben voeding nodig om te groeien in het geloof.

 

Je vraagt je af waarom de catechismus dat dan niet zegt. En waarom er vroeger stond: de sacramenten.

Nou,daar zit wel degelijk wat achter. De catechismus wil het vooral hebben over die sacramenten, over doop en avondmaal. Maar dan moet eerst goed duidelijk zijn wat voor betekenis die hebben. Dat ze niet meer kunnen dan geloof dat er al is, versterken. Een heet hangijzer toen, want u weet wel dat de roomse kerk juist aan de sacramenten een beslissende plaats geeft: ze kunnen als ‘voertuigen van de genade’ de mens het heil van God schenken. De mis was veel belangrijker dan de preek zogezegd.

 

Daartegenover zet de catechismus de dingen weer op hun plaats: het Woord voorop en de sacramenten hulpmiddelen. Die niet los van het Woord een mens tot geloof kunnen brengen,maar juist dat Woord onderstrepen en het geloof versterken. Zondag 25 zegt dat doop en avondmaal ons de beloften van het evangelie beter leren begrijpen, en helpen om ze te geloven. Zoals in je schoolboeken foto’s staan en tekeningen, schema’s en grafieken. Zoals een video-presentatie of een film de les niet alleen interessanter kunnen maken, maar ook helpen om wat je moet leren sneller je eigen te maken en beter te onthouden. Zo wil de Heer ons helpen om te begrijpen en te geloven.

 

Zo nieuw is dat niet trouwens. God heeft altijd al zo gewerkt.. Paulus herinnert in 1 Cor.10 aan het oude volk Israël en hij heeft dan doop en avondmaal in zijn achterhoofd. We weten dat de bijbel ons de lijn tekent van de besnijdenis naar de doop en van het pascha naar het avondmaal.  Maar God gaf zijn volk nog veel meer te zien en te beleven om zijn woorden kracht bij te zetten. Denk aan die wolk in de woestijn als teken dat God meeging en zelfs voorop ging.  Denk ook aan wat gebeurde toen ze voor de zee stonden met de Farao dreigend achter zich aan. De HEER had hen bevrijd en beloofd voor ze te strijden, maar wat waren ze benauwd:  moeten we nou toch hier sterven? Toen kwam het wonder: God, uw pad was door de golven – en u gaf een goed geleide aan het volk dat U bevrijdde! Het was een overduide­lijk bewijs van de macht en de trouw van de HEER. Een streep onder de betrouwbaarheid van wat Hij hun had beloofd. Er staat dat toen het volk zag wat voor machtige daad de Here tegen Egypte had gedaan, ze ontzag kregen voor de HEER en hun vertrouwen stelden in zijn dienaar Mozes.

 

Later in de woestijn was dat weer zo toen er tekort was aan brood en aan water en de Here brood uit de hemel dropte en water uit de rots liet stromen.    Dat waren geen levensmiddelen die los verkrijgbaar waren.  Nee, ze dienden om wat  de HEER had beloofd aan zijn volk zichtbaar en eetbaar en drinkbaar te maken.  Opdat ze zouden weten – en geloven – wat voor God ze hadden. Dat Ik de HEER ben, zegt God. Dat is: de God die je vertrouwen kunt en die woord houdt. Zien jullie het nog niet? Geloof je het nou pas? Jullie hebben toch aan den lijve ondervonden dat Ik goed voor jullie wil en kan zorgen?

 

Kijk, en zo is het altijd maar weer. Ook als in de kerk een kind  wordt gedoopt. Als we van tijd tot tijd avondmaal vieren en zien en proeven Gods liefde in de Zoon van zijn liefde die zijn leven voor ons opgeofferd heeft.  Wat een goede God hebben we dat Hij ons  steeds maar weer tegemoet komt. Zo ver gaat Hij in zijn zorg. Laten we er maar dankbaar voor zijn en er gebruik van maken. Om te groeien in geloof en liefde.

 

De bijbel en de doop en het avondmaal werken niet als je ze los­maakt van God die ze geeft om wat Hij belooft en heeft gezegd, te verduidelijken en ons op het hart te binden. Ze verwijzen naar Hem om wie het draait: Jezus die de Christus is, gekruisigd en opgestaan. Als we altijd weer naar Hem blijven kijken, kunnen ook moderne hulpmiddelen geen kwaad bij het doorgeven en uitleggen van de blijde boodschap. Is er niks mis met tekeningen in een kinderbijbel en een bijbelse of een andere goede film op catechisatie, en illustraties tijdens de preek via de beamer.

 

Maar:  alleen de Heilige Geest kan een mens het geloof geven, en Hij doet dat door de woorden van de HEER ons na aan het hart te leggen en ons te laten zien en voelen en ervaren wie de HEER is voor ons. We kunnen het niet missen: de bijbel lezen en voorle­zen, de kerk op zondag met preek en lied, de lessen op school, en ook het samen luisteren naar de bijbel en erover doorpra­ten, daarbij doop, avondmaal, gebed, bepaalde rituelen als de zegen, knielen, handoplegging, en bepaalde feesten.

Vormen veranderen met de tijd mee, maar de boodschap blijft hetzelfde: dat we gered zijn en gered worden alleen door dat offer van Christus aan het kruis, ook voor ons, en dat er nieuw leven is als we in Jezus geloven, en dat we uitkijken naar zijn terugkomst.

 

Want:  2. Woord en sacrament –   samen een rijke inhoud.

 

Die inhoud is dezelfde:  van het evangelie, van de bijbel en de preken en van doop en avondmaal.

Dat zegt antw.67 duidelijk: Woord en sacramenten wijzen alle drie ons geloof op het offer van Jezus Christus aan het kruis.Daarop rust namelijk ons volkomen heil, onze complete redding. Er staat heel veel in de bijbel, maar de kern van die bijbel is de boodschap van redding en leven door de Zoon van Gods liefde. Paulus schrijft: dat is de kracht tot onze redding.   In feite draaide het daar ook al om in het Oude Testament. Paulus herinnert zijn lezers  aan de bevrijding van Israël uit Egypte en aan de reis door de woestijn naar Kanaän. God haalde zijn volk weg uit het land waar het werd onderdrukt. Hij beschermde ze onderweg. Hij bracht ze door het water heen veilig aan de overkant. Hij hield hen in het leven.

 

Maar hadden ze dat verdiend? Was het omdat ze zo’n braaf en zo’n vroom en zo’n gezeglijk stel mensen waren? We weten wel beter! Nee, het was toen al om en door Jezus Christus! Het was omdat Hij uit dit volk geboren zou worden. We kunnen zelfs zeggen dat de Zoon van God – lang voor zijn komen als mens – erbij was en voorop ging. ‘De Engel van Jahwe, werd Hij toen vaak genoemd. Het was omdat Hij ook voor dit volk zou betalen, door zijn offer voor hun zonden. Dat evangelie had ook Israël al: Hij komt die verzoening is voor al uw zonden.

 

Denk weer aan het manna waardoor God zijn volk te eten gaf, en aan het water dat door een wonder uit keiharde rotsen tevoorschijn kwam. Overduidelijk werd zo dat bij die God van Israël het leven veilig is. We mogen geloven: Christus was daar al, die zich later het levende brood uit de hemel zou noemen, en het levende water die onze dorst echt lessen kan. Paulus zegt: ze aten ‘geestelijk voedsel’ en dronken een ‘geestelijke drank’. O ja, het manna was om gewone honger te stillen en magen te vullen. Ze bakten er koeken van en kookten het. Maar het wees naar de Here die ze ze in het leven hield. En dat water net zo. Het was echt voor de dorst. Drinkwater.  Maar zoals het manna wonderbrood was, was dat water wonderwa­ter. Paulus zegt: het wijst vooruit naar Christus. Sterker nog: die rots was de Christus. Aan Hem was dat water dat leven is in de woestijn te danken. Hij heeft dat water verdiend en Hij geeft het uit genade. Zoals ook ons brood en drinken, en alles wat we elke dag nodig hebben en van God krijgen.

 

Kijk, zo gaf de Heer een voorschot op wat ging komen. Zo wierp Hij die komen zou, al zijn schaduw vooruit. Het was nog maar voorlopig, nog maar een schaduw. De wolk ging weer weg. De redding uit Egypte, door de zee heen was nog niet de volko­men verlossing uit de greep van de zonde en de duivel. Jezus zegt: uw voorouders hebben manna gegeten en zijn toch gestor­ven. En na dat water uit de rots kregen ze toch weer dorst. Ze zijn allemaal in de woestijn of later in het beloofde land, gestorven.

 

Op Gods tijd kwam zijn zoon Jezus. Hij gaf zijn leven om ons leven te geven. Ons voorgoed te redden van de zonde en van de dood, en dat door zijn lichaam aan het kruis te laten spijke­ren en zich daar te laten doodbloeden. En door de hel heen te gaan van het door God verlaten zijn. En ons ervan te redden.

Elke zondag wordt ons dat verzekerd. Elke keer als iemand wordt gedoopt, beeld het water af dat we van het vuil van onze zonden gewassen worden. Elk avondmaal laat zien dat we alleen zo met God in verbinding mogen staan en een echte band hebben aan elkaar. Christus ontvangt ons aan zijn tafel en zet ons naast elkaar. Om uit zijn handen te ontvangen leven en vrede. Om met Hemzelf en de vruchten van zijn werk gevoed te worden. Om al iets te proeven van het nieuwe leven op een nieuwe aarde.

 

De doop en dat avondmaal komen niet met heel wat nieuws, naast wat al in de bijbel staat en gezegd wordt in de preken. Ze zijn hoe belangrijk en nodig, zelfs niet onmisbaar. Een kind van gelovige ouders dat sterft voordat het gedoopt kon worden, was en blijft een kind van God. Is voluit gered! Een zieke of oudere die misschien al heel lang geen avondmaal heeft kunnen meevieren, mist wel wat, maar is niet van de redding en de vergeving verstoken. Al is het goed te kijken of ze toch meer mee kunnen doen.

Jullie die gedoopt zijn maar nog niet avondmaal meevieren, horen er echt helemaal bij!

 

Ja, maar toch hebben die sacramenten hun eigen betekenis. Wat in het evangelie verteld wordt, wil God ook nog uitbeelden en ons voor ogen schilderen. En wij mogen het vieren. Er een feest van maken. Dat we dat nogal eens moeilijk vinden, en het al te vaak nogal sober en somber toegaat, komt misschien wel omdat we dat feestelijke wat over het hoofd zijn gaan zien. Omdat uit verzet tegen het misbruik door ‘de roomsen’ we bang zijn geworden voor wat riekt naar te veel liturgie en als poespas ver uit de buurt gehouden moet worden. Omdat  ‘geloven door te horen’  zomaar versmald wordt tot: het gaat om de preek. Omdat we wat eenzijdig alle kaarten zijn gaan zetten op begrijpen, verstandelijk verwerken, en gevoel en ervaring zelfs wat eng is geworden. En ook omdat we vooral de nadruk leggen op het overdenken van onze zonden, en we niet uit de voeten kunnen met het vieren van wat zo blij zou moeten maken: wij zijn verlost, God heeft ons vrij gemaakt. Jezus leeft, en wij met Hem! Dat mag toch

doorklinken in elke kerkdienst, bij een doopsbediening, en rond het avondmaal.

 

3.   Woord en sacrament  –  om door ons gebruikt te worden

 

Zondag 25 zegt met opzet: de Geest versterkt ons geloof “door het gebruik van de sacramenten”.

Wat natuurlijk net zo geldt van het Woord: de bijbel wil gelezen worden, en verwerkt, en gedaan…..

We moeten er mee aan het werk. De preek en ook de doop en avondmaal zijn geen tovermiddelen. Ze werken niet automatisch. Ouders moeten hun kinderen opvoeden als kinderen van de Here. Ze “horen hun kinderen, wanneer die opgroeien, uit te leggen wat het betekent gedoopt te zijn”, staat in het doopsformulier. Ze laten zien en merken wat het is om een kind van God te mogen zijn. En als je gedoopt bent, ga je als het goed is ook op de Heer vertrouwen en Hem liefhebben en dienen. Vechten tegen je zonden. Zo ook als je regelmatig avondmaal viert. Je gaat de Here dienen uit dankbaarheid. Je gaat ook anders met elkaar om. Je hebt toch samen bij je Heer en Redder aan tafel geze­ten? Je hebt toch van Hem alles gekregen wat je nodig hebt? Dan wil je toch voor elkaar zorgen, en wil je de ander toch tot zijn recht laten komen?

 

Ja, en anders helpen bijbel lezen en naar preken luisteren en naar vereniging en catechisatie gaan, en ook  doop en avondmaal je echt niet. Sterker nog: ze verzwaren je schuld. Dat staat ook in de bijbel: aan wie veel is gegeven, van die wordt ook veel gevraagd. Je verantwoordelijkheid wordt er groter door.

Paulus waarschuwt zijn lezers indringend . Hij herinnert aan wat de Israëlieten is overkomen toen die door ongehoorzaamheid hun voorrechten verspeelden. Hij zegt met nadruk: allemaal zijn ze op dezelfde manier gered, en hebben ze dezelfde tekens gezien en garantiebewijzen gekregen: allemaal achter de wolk aan, allemaal via dat pad door de zee naar de overkant, allemaal gegeten van dat brood uit de hemel en gedronken van dat water uit de rots. En toch: heel velen zijn het beloofde land niet binnengegaan maar omgekomen in de woestijn, neergeveld door de boosheid van de Here. Waarom?

Wel, vanwege hun ongeloof. Er staat: het woord dat gepreekt werd hielp hen niet, omdat hen niet tot geloof gebracht heef­t. Omdat ze het wel hebben geweten maar er niet naar hebben gedaan en geleefd.

Hoeveel zwaarder is onze verantwoordelijkheid, als gemeente van Christus. Je kunt gedoopt zijn. Je kunt elke zondag in de kerk zitten. Je kunt keer op keer avondmaal vieren. Maar dat alleen helpt ons niet. Paulus schrijft: “belangrijk is dat men geloof en de liefde kent, die het geloof zijn kracht verleent“(Gal.5:6)

Als we weten hoe zwak we zelf zijn, en hoe we de hulp van de Heilige Geest nodig hebben, als we ons leven buiten onszelf bij de Here Jezus zoeken, dan krijgen we wat we nodig hebben. Dan wil de Heer ons helpen om te groeien in geloof en in hoop en in liefde. Hij zorgt met de beproeving voor de uit­komst zodat we ertegen bestand zijn. Vertrouw daar maar op. Open naar je Heer toe, en samen onderweg!

 

amen   

 

Matteüs 28: 16-20: Jezus is de allerhoogste Heer (2) (Pasen – middagdienst)

liturgie 1e Paasdag 31 maart 2013 – middagdienst

votum en groet

zingen:      Ps. 20: 1,3

gebed

Schriftlezing:  Matt. 28: 16-20

zingen:     Lied 476: 3,4,5

verkondiging

geloofsbelijdenis Gz. 123

(1 a; 2v, 3 ds, 4 m, 5 a)

gebed

collecte

zingen:      Ps. 96: 1,6,8

zegen

amen:        Ps. 72: 10

—————————————————————————————————————————

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, broeders en zusters, jongens en meisjes,

 

Jezus is de allerhoogste Heer, dat is ook voor vanmiddag het thema.

Daarover nog iets meer vanuit die slotverzen van het evangelie van Matteüs:

over die ontmoeting van Jezus met zijn leerlingen enige tijd later in Galilea.

Eerder dus dan de hemelvaart want dat was weer in Jeruzalem, op de Olijfberg.

Misschien was die ontmoeting van onze tekst wel op diezelfde berg waar de

Heer met zijn leerlingen vaker was geweest, b.v. toen hij de ‘bergrede’ uitsprak.

 

Pasen:  Jezus is de hoogste Heer! (2)

1. dat geeft moed

2. dat zet in beweging

3. dat maakt alles goed.

 

1. dat geeft moed, dat Jezus de allerhoogste Heer is.

 

Mij is alle macht gegeven in de hemel en op de aarde, gegeven door Vader in de hemel,

verdiend door Jezus’ offer aan het kruis, zijn trouw tot in de dood: “Het is volbracht!”.

Dat geeft de burgers moed, de burgers van het koninkrijk waar Jezus koning over is.

Allereerst was die bemoediging natuurlijk voor die leerlingen bedoeld, daar op die berg.

Er staat iets bij dat te denken geeft: “toen ze Hem zagen bewezen ze Hem eer, maar

sommigen twijfelden”. Misschien schrik je even: maar de Heer was toch echt opgestaan,

en ook die twijfelende Thomas was over de streep van zijn ongeloof getrokken, en ze

waren hadden toch hun levende Heer al meerdere keren ontmoeten, en waren toch

allemaal naar die berg in het hoge Noorden gegaan, en net nog was er die wonderlijke

visvangst geweest – waarover Johannes vertelt (Joh. 21) – en dan nu nog twijfel…..

Nou en wat moet er van terecht komen als zulke twijfelaars even later de wereld

in gestuurd worden om overal te vertellen dat Jezus leeft, en dat als je in Hem gelooft,

je erop mag vertrouwen dat Hij je kracht geeft om vol te houden, en eeuwig leven….

hoe kun je dat overtuigdend doen als je zelf nog rondloopt met vragen en twijfels?

 

Schrik er maar niet van, u, jij, laat je liever geruststellen en bemoedigen, want blijkbaar

hoef je niet rotsvast in je schoenen te staan, mag je aarzelen en je vragen hebben, kan

de Heer je gebruiken zoals je bent: ga maar op stap, blijf maar doorzoeken, je hoeft niet

op eigen kracht te steunen- dat redt toch niet – denk maar aan Petrus toen die dacht wel

zo’n kei te zijn dat ze hem niet stuk zouden krijgen en die als eerste keihard onderuit ging –

je enige houvast is je levende Heer: Mij is gegeven alle macht in de hemel en ook op aarde!

Nog even over die sommigen die nog twijfelden: waar zal dat bij hen op vast gezeten hebben?

Is het dan niet zo dat als je maar kunt zien en tastbaar is waar je in gelooft, in Wie je gelooft,het

veel makkelijker is dan voor ons die het moeten hebben van horen zeggen, van oude verhalen?

Natuurlijk is dat anders, en misschien in bepaalde opzichten wel, maar geloven blijft geloven.

We kennen wel de uitdrukking: ik kan mijn ogen niet geloven – wat volgens het woordenboek

betekent dat je iets ziet dat te vreemd is of te mooi om waar te zijn – het gaat boven wat je

aan kunt of het past niet in je denkraam – in dit geval: dat iemand die is gestorven en die je

hebt begraven, weer levend voor je staat – je kunt er niet omheen maar het is zo wonderlijk!

 

Eigenlijk is dat zo met heel het evangelie: God in de hemel die we niet kunnen zien maar die

ons wel allemaal ziet en die ons kent en ons bidden hoort, en Jezus die Gods Zoon is en die

mens is geworden, die als mens geleden heeft en gestorven maar uit de dood terugkwam –

geweldige dingen maar bewijzen kun je ze niet – je kunt het alleen maar geloven, zeggen we

dan terecht – zoals Jezus tegen Tomas zei: gelukkig wie niet zien en toch in Mij geloven…..

maar als er dan vragen blijven en twijfels kunnen knagen, dat kan zomaar en dat mag ook.

Voel je niet schuldig en word zeker niet wanhopig, loop er ook niet mee bij God vandaan

en uit de kerk weg, maar wees er eerlijk over, blijf ermee bezig en op zoek, praat erover –

en denk maar aan die mannen daar op die berg die hun Heer eerden en tegelijk van hun

hart geen moordkuil maakten: we willen zo graag geloven maar het is best nog moeilijk –

Heer, wij geloven in U maar kom ons te hulp in ons nog zo kleine en aarzelende geloof….

Ga maar gerust op pad, zegt de Heer dan, ik wil je gebruiken zoals je bent, je hoeft je niet

beter en sterker en geloviger voor te doen dan je bent – Ik ben sterker ook dan jouw twijfel.

Later was het Paulus die te horen kreeg: “Je hebt niet meer dan mijn genade nodig, want

kracht wordt zichtbaar in zwakheid” – en die erkende: “in mijn zwakheid ben ik sterk” (2 Kor.12)

 

2. dat zet in beweging, dat Jezus de allerhoogste Heer is – want ook de aarde is dus van Hem.

 

Jezus presenteert zich nog eens nadrukkelijk als gezaghebbend: de allerhoogste Heer – en

daarmee gaat de wereld voor Hem en voor zijn evangelie en dus voor zijn leerlingen open:

“Ga dus op weg en maak alle volken tot mijn leerlingen, door hen te dopen in de naam van

de Vader en de Zoon en de Heilige Geest, en hun te leren dat ze zich moeten houden aan

alles wat Ik jullie heb opgedragen” – terecht wordt dit wel ‘de grote opdracht’ genoemd,

echt een grenzeloze taak want voortaan is de doelgroep voor de verkondiging van het

evangelie onbegrensd: de Geest doorbreekt alle grenzen die door mensen gemaakt zijn en

steeds weer gemaakt worden: grenzen van taal, cultuur, ras, maatschappelijke positie – en

vooral gaat voorgoed die tussenmuur eraan die eeuwenlang bestaan heeft tussen dat ene

volk waarvoor God had gekozen en al die andere volken waarover Hij ook regeert en die

God – weer een uitspraak van Paulus (Had. 14:16) – eeuwenlang “hun eigen weg heeft laten gaan”, maar toch heeft laten delen in zijn goedheid door zijn zon te laten schijnen en zijn regen te

geven en vruchtbare seizoen en zo te voorzien in leven en levensonderhoud van al zijn mensen.

 

Totdat God zijn eigen Zoon stuurde om vanuit dat ene volk redding voor alle volken mogelijk

te maken – waar de profeten al over spraken en schreven en de psalmen al op preludieerden:

“zing een nieuw lied voor God de Here, zing aarde, zing zijn naam ter ere”, en daarom toen

al die oproep: “vertelt de volkeren op aarde, de HERE is het die aanvaardde het koningschap,

de oppermacht”, met als einddoel: “het juiche al voor God de HERE, want Hij die alles zal

regeren, komt richten in gerechtigheid, Hij komt om ieder volk zijn recht te leren” (Ps 96).

Een oproep maar vooral een geweldige belofte, niet meer beperkt tot wie zijn stamboom

kan terugvoeren tot op Abraham maar bestemd voor iedereen die het geloof deelt dat Abraham

had: je mag gedoopt worden en op naam gezet van diezelfde God die Abraham riep en beloofde

dat met hem alle volken gezegend zullen worden – Paulus schrijft: door Jezus mag iedereen die

gelooft delen in de zegen aan Abraham – het verbond met Abraham zijn vriend bevestigt de HEER

van kind tot kind – u mag er ook bij horen, en jij ook – en de velen die God er nog bij zal halen.

 

Jezus is de allerhoogste Heer, en daarom: vertelt de volken, alle mensen, dat Jezus regeert.

Als het goed is blijft dat de vaart erin houden en ook ons in beweging zetten – het is waar wat

ik las dat de kerk er allereerst is voor God – om Hem te loven en te eren, om zijn grote daden

te verkondigen – maar dat laatste – verkondigen – wordt niet begrensd door huisdeuren of

kerkmuren, want God wil dat alle mensen Hem groot maken, en Jezus is niet gekomen om de

wereld te veroordelen maar om de wereld te redden (Joh. 12: 47) – ja en “hoe kunnen ze de Heer aanroepen als ze niet in Hem geloven en hoe in Hem geloven als ze niet van Hem gehoord hebben

en hoe over Hem horen als Hij niet verkondigd wordt – vandaar die opdracht van de opgestane

Heer aan zijn leerlingen toen en zijn kerk daarna, en dus ook aan ons in ons land en onze regio-

vandaar het werk in Benin en vandaar Hart voor Heerhugowaard en zoveel nog meer, ook aan

kansen en mogelijkheden die we tegenkomen – als hopelijke getuigen van de levende Heer:

boodschapt zijn heil van dag tot dag – en je hoeft het niet alleen te doen, Hij is er bij en Hij

gaat met ons mee, en Hij laat niet los waaraan Hij begonnen is, daarom komt het echt goed!

 

3. dat Jezus de allerhoogste Heer is  maakt alles goed.

 

Kleine zwakke mensen die zo’n veelomvattende opdracht meekrijgen, hebben wel een steun in de rug nodig, en het uitzicht dat ze er niet alleen voor staan en dat wat ze doen ook goed zal uitpakken.

Ja en al helemaal als de opdrachtgever zelf naar ver weg vertrekt en de taak die gedaan moet worden in handen geeft van – zeg maar – zijn personeel dat op locatie achterblijft – hier zijn dat

in eerste instantie de leerlingen van Jezus die namens Hem en in gehoorzaamheid aan Hem pop

pad worden gestuurd, terwijl hun Heer afreist naar waar Hij thuishoort: het huis van zijn Vader.

Wij die later leven zitten in dezelfde positie: de Heer is in de hemel en wij zijn hier op aarde, en

dat is best lastig, zeker als de opdracht veel zoeken en nadenken vraagt en de boodschap op

veel weerstand stuit, vijandschap kan oproepen, en zelfs gevaarlijk kan zijn, levensgevaarlijk soms.

 

Dan is het geweldig van de Heer een hart onder de riem te krijgen: je gaat niet alleen en je staat

er niet alleen voor, want al lijk ik ver weg, toch ben Ik bij jullie en ga Ik met jullie mee, kun je

altijd bij mij terecht en een beroep op mij doen – 24 uur per dag en op elk moment van je leven.

Denk aan het gebed, aan een bijbel vol beloften en bemoedigingen, aanwijzingen, oefeningen;

maar ook dat je niet op je eentje hoeft te geloven maar op elkaar kunt terugvallen en mensen om je heen hebt om mee te praten, mee te bidden, mee te lachen en mee te huilen – ja en vooral ook.

de Heilige Geest die de opgestane Heer geeft om ons geloof te geven en in dat geloof te versterken.

Als je er oog voor hebt zijn er zoveel manieren en momenten om de aanwezigheid van de Heer te

ervaren – en als je die ervaring soms mist, bid er dan ook, zoek de Heer op en zoek elkaar op….

 

Ja en neem ook de belofte mee dat omdat Jezus de allerhoogste Heer is, alles goed gaat komen:

Ik ben met jullie alle dagen, tot aan de voleinding – en dat is meer en mooier dan. het einde -van de wereld – het gaat naar de voltooiing toe, naar de grandioze finale, van het grote reddingsplan, en dus geloof je niet voor niets, en vecht je niet voor niets, bid je niet voor niets, en werk je niet voor niets.

Het is echt waar en het zal waar worden: alles wordt nieuw, voorgoed, de hemel en de aarde!

 

Daarmee sluit Matteüs zijn evangelieverhaal af, althans volgens ook de Nieuwe Bijbelvertaling.

In de meeste handschriften volgt er nog een slotwoord op, bedoeld als antwoord van de lezer.

En dat is bedoeld om wat over onze Heer wordt verteld en wat hij ons belooft, te be-amen.

Ik hoop dat ook u en jij dat slotwoord wat de Heer wil meegeven, kunt be-amen:    amen

 

 

 

Romeinen 1: 4-5: Jezus is de allerhoogste Heer (1) (Pasen – morgendienst)

liturgie morgendienst 1e Paasdag 31 maart 2013

voorzang:   Gz. 95 (1-4)

votum –  uitgesproken deze keer

– en groet – amen uitgesproken

zingen:       Ps. 118: 6,8,9

wet

zingen:       Ps. 118: 10

gebed

Schriftlezing:  Matt. 27: 62- 28: 15

zingen (met koor):  Gz. 97

Schriftlezing: Rom. 1: 1-7

zingen:       Gz. 167: 3

verkondiging: Romeinen 1: 4-5

zingen:       Opwekking 354

gebed

collecte

zingen:      Gz. 99 (Opwekking 213)

zegen

amen:        Opwekking 602

———————————————————————————————————————–  

Gemeente van Jezus Christus, die is opgestaan, en die de hoogste Heer geworden is,

 

Hij had er misschien wel bij gestaan, op dat plein voor het paleis van de stadhouder.

Dan zou hij vast hebben meegeschreeuwd: “Weg met Hem, aan het kruis met Hem!”

En toen de stadhouder vroeg of hij dan hun koning moest kruisigen, weer: “Aan het

kruis met Hem, wij willen hem niet, wij hebben geen andere koning dan de keizer!”

Toen daarna Romeinse soldaten hem in opdracht van de stadhouder en in naam van

de keizer van Rome afvoerden en op Golgotha aan het kruis spijkerden, vond hij dat

prima: die Jezus had de doodstraf verdiend, want hij durfde zich Gods Zoon noemen.

Weer later, wat een schrik: volgelingen van die dode leider die een misleider was,

en die overal rondtoeterden dat hun leermeester was opgestaan uit de dood en dat

ze Hem naar de hemel hadden zien gaan, en duizenden in Jeruzalem geloofden het

ook nog en ze vormden een nieuwe gemeenschap: de Weg van Jezus, christenen…

hij had er alles voor over om die beweging te stoppen, als het moest met geweld.

 

Het is zo’n 25 jaar later. In de stad waar het paleis van de keizer staat, Rome, wordt

een brief bezorgd bij mensen die zich volgelingen van de Weg van Jezus  noemen, of:

gemeente van Christus, met als afzender: “Paulus, dienaar van Christus Jezus, geroepen

tot apostel”…..”opdat ik omwille van hem (die Jezus)  aan alle volken gehoorzaamheid

en geloof zou verkondigen – ook aan u, die geroepen bent door Jezus Christus”.

 

Is dat diezelfde man die Jezus naar het kruis had geschreeuwd als een misleider van het

volk, diezelfde die liever de keizer had als heer dan die Jezus, diezelfde die overal te vuur

en te zwaard de christenen bestreden had als een gevaar voor het volk van zijn God?

We weten hoe dat zo was gekomen, hoe die Saulus/Paulus op zijn beurt gearresteerd

was, door Jezus zelf, en tot bekering was gekomen, en de wereld in was gestuurd om

overal rond te bazuinen dat die Jezus van het kruis echt was opgestaan en dat Hij nu

Heer van de wereld was, machtiger dan welke stadhouder of koning of keizer ook:

voor dat evangelie schaam ik me niet“, ook in Rome niet, voor dat evangelie wil ik

me als het moet zelfs verantwoorden tegenover de keizer, die zijn macht ook alleen

maar heeft van Bovenaf, als – Rom. 13 – in dienst van God, en van Jezus als dé Heer!

Pasen:  Jezus is de allerhoogste Heer!

1.  sterker dan de dood

2.  kijk naar zijn gemeente

3.  vertel het wereldwijd

 

1. Jezus is de allerhoogste Heer:  sterker dan de dood.

 

We zijn even eerder begonnen te lezen: over druk gedoe op de ‘stille’ zaterdag.

Gedoe van zenuwachtige leiders van Israël die bang waren dat ze nog niet af

waren van die dode Jezus: stel je voor dat zijn leerlingen zijn lijk weghalen uit het

graf en dan overal gaan vertellen dat hun leermeester is opgestaan uit de dood,

zoals hij voor zijn dood had gezegd, dan zouden we pas echt een probleem hebben.

Dus zorgen ze ervoor dat het graf wordt verzegeld en ook nog bewaking krijgt.

Dan moet je wel erg bang zijn als je een dode nog denkt te moeten bewaken!

 

Kijk, maar ook dat is wonderlijk gestuurd van bovenaf, ook dat moest zo gaan.

Er staat in de Heidelbergse Catechismus een uiterst korte maar o zo veelzeggende

vraag en antwoord over de begrafenis van Jezus: “Waarom is Christus begraven?

Om daardoor aan te tonen dat Hij echt gestorven was” –  en denk dan maar aan dat

geheel van een graf met een dikke steen ervoor en gewapende soldaten als bewaking,

en leerlingen die nergens waren en vrouwen in rouw en alleen nog voor de laatste eer.

Na dat gedoe van nachtelijk beraad en naar Pîlatus toe en dan die soldaten wordt het echt

een doodstille zaterdag: we dachten dat Hij onze redder zou zijn maar  helaas…..

O nacht zo lang, gij langste aller nachten, is God vergeten wat Hij heeft beloofd – zijn wij

verbannen, weg uit zijn gedachten, het allerlaatste volkje hoop gedoofd?”Hoe slaapt Gij nu,

die men zo ruw aan het kruishout heeft gehangen,starre rotsen houden U, rots des heils gevangen”.

 

Is dat graf niet einde van alle idealen en alle dromen, van en over een Jezus die de mensheid

redden zou, envan elk mens die na een lang of een kort, een mooi of een moeilijk leven,

eindigtwaar niemand wezen wil: onder de grond – naar dat rauwe nuchtere woord

van die oude Prediker: “een mens is niet beter af dan een dier….want alles gaat

naar dezelfde plaats, alles is uit stof ontstaan en alles keert terug tot stof”.

Helemaar waar die psalm: “wie op de aarde zal de bittere dood niet proeven, en welke

sterveling ontkomt er aan de groeve”…..niemand, ook en zelfs Jezus niet…toch?

 

Nou, als dat zo zou zijn, dan zou die vrijdag van dat kruis geen goede vrijdag zijn

en dan zou iedereen die stille zaterdag al lang vergeten zijn – dan zouden wij hier

niet zijn om samen feest te vieren – en dan zouden dat evangelie van Matteüs  en

die brief van Paulus ook nooit geschreven zijn – zoals diezelfde Paulus in een andere

brief schrijft: “als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud

en uw geloof zinloos” – stel dat het gelukt was Jezus vast te houden achter die

verzegelde steen en er misschien alleen een monument over was voor een goed

mens, een mislukte wereldverbeteraar – wij zouden hier niet zijn vanmorgen –

en het graf zou het eind van alles zijn – en de dood was voor altijd onomkeerbaar.

 

Des te overtuigender en indrukwekkender dat wereldschokkende ‘in alle vroegte’

na die stille zaterdag: de aarde die begon te beven, Gods engel die het zegel

stukbreekt, de steen die van zijn plaats geschoven wordt, bewakers die zich

bijna letterlijk doodschrikken en in paniek wegrennen, het graf dat leeg blijkt.

Alles wijst erop dat hij die gekruisigd was en daar begraven lag, niet door de dood en ook

niet door een steen met een zegel eraan, en door soldaten tegengehouden kon worden:

“geen graf hield Davids Zoon omkneld”  –  “want Hij is God, bekleed met macht”.

Precies dat is de stevige inzet van de apostel Paulus jaren later als hij aan

gelovigen in het verre en trotse Rome een brief schrijft en als kern van die

brief en van het christelijk geloof alle schijnwerpers op Jezus richt als maar

niet een goed mens of een joodse vernieuwer of een bevlogen vrijheidsstrijder

(die een mooie boodschap heeft nagelaten maar helaas het niet gered heeft

tegen  massaal joods verzet en de massieve macht van het ijzersterke Rome)

maar als werkelijk en overtuigend bewezen de Zoon van de God van hemel

en aarde – hoor maar – zo staat het er letterlijk: “door de opstanding uit de dood

krachtig bewezen Gods Zoon te zijn” – die als mens afstamde van David (vers 3).

 

Wat een gigantische ommekeer na wat die vrijdag voor vriend en vijand leek te

zijn bewezen: toch niet Gods zoon, niet de redder van de wereld;  die anderen

heeft gered – voor even – kon zichzelf niet eens redden; de dood onomkeerbaar.

Maar juist zo en dan toch: “Hij steeg uit het graf door eigen kracht, want Hij is

toch, echt, God, bekleed met macht” – ja, en: in eer hersteld door God zijn

Vader – Paulus nog eens, in een andere brief: “Hij heeft zich vernederd en werd

gehoorzaam tot in de dood – de dood aan het kruis. Daarom (!) heeft God hem

hoog verheven en hem de naam geschonken die alle naam te boven gaat”. (Fil.2)

Ja, dan ben je echt de allerhoogste Heer, als je zelfs de dood overwinnen kunt.

En wie bij die Heer horen, zijn inderdaad – Paulus verderop in deze brief-

meer dan overwinnaars – echte wereldkampioenen – want je Heer is Jezus,

Overwinnaar over zonde, dood en pijn.    De allerhoogste Heer!

 

2.  Pasen:  Jezus is de allerhoogste Heer:  kijk naar zijn gemeente!

 

Daar was die vrijdag en die zaterdag bitter weinig van te zijn: zijn gemeente.

Er waren nog wat getrouwen over, maar die waren of weggerend of stonden

op een afstand toe te kijken, of ze zaten veilig achter slot en grendel, bang

en teleurgesteld, in verwarring: de herder geslagen, de schapen verstrooid.

Het moet tot haar eer worden gezegd: de enigen die die stille zaterdag en

die zondag in alle vroegte bij het graf te vinden waren, waren die vrouwen.

Zelfs dat er misschien bewakers waren en een zware steen die ze nooit op

eigen kracht konden wegschuiven, het hield hen niet tegen: we willen onze

Heer de laatste eer bewijzen, we willen nog een keer zijn waar Hij is…

 

Maar – gelukkig maar – ze kwamen in alle vroegte te laat: Hij is al weer weg!

Gods engel herinnert hen fijntjes aan wat hun Heer had gezegd en wat ze dus

hadden kunnen weten: “Hij is niet hier, Hij is opgestaan, zoals Hij gezegd heeft”.

Ze mochten ook nog de plek bekijken waar het lichaam van Jezus op de goede

vrijdag was neergelegd en die nu verlaten was – en ga het nu maar vertellen

aan de leerlingen – wat ze meteen deden – “ontzet én opgetogen”, staat erbij,

dus best nog wel in verwarring maar vooral blij en in geloof!  geweldig toch?

Daarna werden de discipelen op de hoogte gebracht: “de Heer is opgestaan

uit de dood, Hij gaat voor jullie uit naar Galilea, daar zullen jullie Hem zien!”

Het zal nog wel wat voeten in de aarde hebben voordat ze het grote nieuws

echt geloven – tot op het laatste was er aarzeling en twijfel – maar vanaf dat

moment gaat de grote Herder verstrooide schapen in verwarring bij elkaar

brengen en er steeds weer nieuwe loslopende schapen bij brengen – wordt de

kerk van het nieuwe verbond groter en groter, en vanuit Jeruzalem wereldwijd.

Daar kon ook het tegenverhaal van de joodse leiders niets aan veranderen:

die Jezus is niet opgestaan maar ze hebben zijn lichaam ergens herbegraven.

Een verhaal dat in een of andere vorm af en toe weer opduikt – zoals toen

beweerd werd dat in 1980 het graf van Jezus ontdekt zou zijn in  een buitenwijk

van Jeruzalem   – een bericht dat even snel weer werd ontzenuwd als zonder

enig bewijs (de gevonden  inscripties hebben namen die in die tijd algemeen waren –

en bovendien is er heel veel kans op latere vervalsingen) –  terwijl de Heer heeft

gezorgd voor heel veel ooggetuigen van het lege graf en van de levende Heer, en

zelfs de felle tegenstander Paulus de meest overtuigde boodschapper werd van

Jezus als gestorven voor onze zonden, en opgewekt om ons te verzoenen met God.

 

Kijk en dat brengt ons terug bij Paulus’ brief aan de kerk van Rome, 25 jaar later.

Alleen al dat die brief kon worden geschreven is een sprekend bewijs van de macht van

Jezus als de allerhoogste Heer, en van de kracht van zijn evangelie – zelfs in de hoofdstad

van dat machtige Romeinse wereldrijk was al een gemeente van de levende Heer ontstaan!

Ook daar waren mensen die niet de keizer als de hoogste Heer en als een godenzoon vereerden

maar Jezus volgden en Hem eerden als de Zoon van God en de allerhoogste Heer – en de eeuwen daarna is het doorgegaan en het gaat nog altijd door – het evangelie blijkt Gods reddende kracht

voor die vele miljoenen die zijn gaan geloven en die Jezus erkennen als hun Heer en Redder.

 

In ons tekstvers zit het wat verstopt, maar als je heel precies lees heeft Paulus het

over Jezus als zoon van David en vooral als Zoon van God – met als ijzersterk bewijs

zijn opstanding uit de dood – en dat via de Geest van de heiliging– denk alvast maar door

van Pasen naar Pinksteren toe – de Heilige Geest die werd uitgestort en die mensen tot geloof

in Jezus brengt en ervan overtuigt dat Hij werkelijk de allerhoogste Heer is.

Een uitlegger:“De Geest van de heiliging waait sinds Jezus’ verrijzenis energiek door de wereld.

Het is de Geest die meekomt met het evangelie van Jezus Christus. Daardoor wordt deze Jezus aangewezen als de Zoon van God. Daardoor wordt hij voor vele mensen ‘onze Heer’“.

En: “Dat deze Jezus, opgestaan uit de dood, werkelijk de actuele machthebber op aarde is, blijkt

uit zijn onderdanen in de hele wereld”.  U en ik, levende bewijzen van de levende Heer.

Zeg maar: wij zouden er niet zijn vanmorgen, wij zouden geen christen zijn, geen gemeente,

als niet Jezus was opgestaan uit de dood, en als niet de Geest van Hem ook ons had aangeraakt,

als we niet de bijbel hadden gehad met die evangelieverhalen en die brieven –  want – Paulus weer: “niemand kan ooit zeggen: ‘Jezus is Heer’, behalve door toedoen van de Heilige Geest” (1 Kor. 12:3).

We zingen het straks:   “’t is uw Geest die mij doet zeggen:  Jezus Christus is de Heer!”

 

3.  Pasen:  Jezus is de allerhoogste Heer:  vertel het wereldwijd!

 

  Eerst worden de vrouwen op pad gestuurd: ga nu snel naar de leerlingen van Jezus!

Op hun beurt krijgen die leerlingen van hun Heer de opdracht mee: ga op pad, ga de

wereld in, en maak alle volken tot mijn leerlingen – tot burgers van Gods nieuwe rijk.

Het is de opdracht die het levenswerk zou worden van Paulus en van veel anderen.

Vanmiddag daarover nog wat meer, als we Matteüs 28 uitlezen met elkaar, vers 16-20.

Paulus geeft aan dat het zijn opdracht is: alle volken oproepen tot gehoorzaamheid en geloof.

“En dat geldt ook u”, zegt hij erbij – en betrek dat ook maar op ons vandaag, op u en op jou.

Paasfeest vieren is maar niet wat oude verhalen navertellen en mooie oude liederen zingen.

Paasfeest vieren is vooral: eer geven aan je Heer die voor jou stierf en nu voor jou leeft, en

die erkend wil worden als de allerhoogste Heer, als de Heer van ons huis, van uw en jouw leven,

en van zijn gemeente ook in BoL- en die ons zijn grote nieuws meegeeft om het door te geven

en het voor te leven – dat de Heer is opgestaan en dat daarom de dood niet meer onomkeerbaar is: nu gaan wij niet verloren en hoef jij niet verloren te gaan want God heeft ons opgericht en God wil ook u en jou en mij oprichten, hoe diep het misschien gaat:  geloof alleen en je bent gered!

Hoog tijd om te zingen: Lof zij de Heer, Hem komt toe alle eer, Hij is ’t Lam dat regeert tot in eeuwigheid.  Jezus Christus, Hij is de allerhoogste Heer.   Glorie aan God!

amen                                                         

Lucas 19: 41-44: Tranen over Jeruzalem

liturgie morgendienst zondag 24 maart 2013

schoollied:  Gz. 95: 1

votum en groet

zingen:         Ps. 24: 1,4,5

wet van de HEER Deut 5

zingen:         Ps. 24: 2,3

gebed

Schriftlezing:  Lucas 19: 29-48

zingen:        Ps. 118: 9

verkondiging:  Luc. 19: 41-44  Tranen over Jeruzalem

zingen:        Ps.   122 (1,3)

gebed

collecte

zingen:        Lied 297 (1,2)

zegen

—————————————————————————————————–

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

 

   “Jezus begon te huilen”.

Dat staat niet zo vaak in de bijbel dat Jezus zijn tranen liet zien.

Eigenlijk wordt dat maar twee keer over Hem verteld: hier, en bij het graf van Lazarus.

In  Joh. 11 wordt verteld dat bij dat graf Jezus diep bewogen was en ook volschoot.

Het zijn zeker niet de enige keren dat we getuige zijn van een geëmotioneerde Heiland.

De Heer kon boos worden: toen Hij het tempelplein schoonveegde, toen zijn discipelen kinderen bij Hem wilden weghouden, toen wetgeleerden Hem wilden aanklagen om een genezing op sabbat….

De Heer voelde verdriet, als Hij onrecht tegenkwam, of ongeloof, of als de dood had toegeslagen.

De Heer was ook blij als mensen feest vieren, en vooral als mensen in geloof naar Hem toe kwamen.

En wat een emotie in Getsemané: “Hij werd overvallen door doodsangst…zijn zweet viel in grote

druppels als bloed op de grond” (Luc. 22: 44) en dat zei Hij ook: “Ik voel me dodelijk bedroefd”.

Onze Heer was een mens als wij, en misschien nog wel veel meer gevoelig en fijnbesnaard, met een scherp afgestelde antenne voor wat niet klopt, voor kwaad, voor verdriet en pijn, voor ellende…..

 

Toch is de bijbel terughoudend, geen tranentrekker of reality-show; denk aan de soberheid waarmee

het lijdensverhaal verteld wordt:  niet bedoeld om ons aan het huilen te krijgen en ons medelijden op te wekken maar om ons te troosten en ook om ons wakker te schudden en tot bekering en tot geloof te brengen;  zoals de Heer vrouwen aansprak die langs de route naar het kruis Hem beklaagden:

“Dochters van Jeruzalem, huil niet om mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.”         (Luc 23:27vv)

 

Des te meer valt op dat in het zicht van Jeruzalem Jezus tot tranen toe bewogen is, dat de bijbel

dat vertelt, en dat op een dag waarop het feest lijkt in Jeruzalem: “Gezegend die komt als koning, in de naam van de Heer. Vrede in de hemel en eer aan de Allerhoogste”- waarom dan ineens tranen?

Wat heeft het onze Heer gedaan de stad te zien liggen en te weten hoe het met die stad zou gaan?

En ook: heeft het ons wat te zeggen voor onze houding tegenover de wereld om ons heen in onze

eigen tijd, en: hoe zou de Heer naar ons kijken, gaat er ook een appèl uit op ons en onze wereld?

 

Tranen over Jeruzalem

1. Jezus’ verdriet over zijn stad

2. Jezus’ bewogenheid met zijn volk

3. Jezus’ appèl op kerk en wereld

1. Jezus’ verdriet over zijn stad

 

Nog een paar weken en het is zover: 30 april, de inhuldiging, we krijgen een koning!

Veel mensen zijn druk bezig met de voorbereiding, want het moet een mooie dag worden.

Een dag waarop we midden in die crisis waar iedereen het over heeft en die tot heel veel gesomber en gemopper en politieke onrust leidt, weer even iets van verbondenheid ervaren en reden hebben om ook weer eens feest te vieren, in heel het land maar natuurlijk vooral in Amsterdam, waar de nieuwe koning wordt ingehuldigd en enthousiast ingehaald, en waar koning Willem-Alexander en koningin Maxima een boottocht zullen maken, en vast heel veel mensen hen zullen toejuichen.

Iedereen hoopt dat het een mooie dag wordt, zonder wanklanken en zeker zonder al dat geweld

en die rookbommen die in 1980 de inhuldiging van koningin Beatrix probeerden te verknallen….

 

Ik moest daaraan denken toen ik me probeerde in te leven in die intocht van Jezus in Jeruzalem.

Waar het ook dubbel was: aan de ene kant blijdschap en enthousiasme bij de mensen die in Jezus de grote koning zagen die al zo lang was beloofd en die nu toch wel gauw op de troon zou komen- lees het verslag van Lucas:   “toen Hij op het punt stond de Olijfberg af te dalen, begon de hele groep leerlingen vol vreugde en met luide stem God te prijzen om alle wonderdaden die ze hadden gezien.”

Ja en ook veel inwoners van Jeruzalem en pelgrims die naar de stad waren gekomen, deden mee.

Ze legden zelfs hun jassen op de grond als een soort rode loper waarover de nieuwe koning op zijn

ezel rijden kon: “welkom,welkom, koning Jezus, wij leggen mantels neer, als een loper voor de Heer!”

Dit gaat een prachtige dag worden: we krijgen weer een koning, uit het huis van David, na zoveel eeuwen wachten dan toch eindelijk: “Gezegend hij die komt als koning, in de naam van de Heer!” .

Ja en wat voor een koning: een machtige koning die voor brood kan zorgen en die iedereen die bij Hem komt kan genezen van zijn ziekte, haar handicap, hun problemen, zelfs de dood te sterk is.

Je voelt de zenuwachtige spanning uit het verhaal naar boven komen: vandaag is de grote dag!

 

De andere kant was er ook:  het enthousiasme was niet algemeen – en naar later blijken zal, zat het bij velen niet zo diep- heden hosanna en morgen kruisigt hem – zo vaak blijkt volksgunst veranderlijk.

Meteen al komen de tegengeluiden, aangezwengeld door aanhangers van de partij van de Farizeeën die in Jezus niks zagen, alleen maar een dwaallicht en onruststoker en een gevaar voor het volk en

vooral voor hun leidinggevende positie;  vandaar hun venijnige reactie als hadden ze het tegen een  leraar die met een schoolklas op stap is: meneer, u moet uw leerlingen eens op hun kop geven dat

ze zulke rare dingen roepen, en tegen hen zeggen dat ze onmiddellijk hun mond moeten houden.

Je hoort er al doorheen wat ze een paar dagen later hardop zullen zeggen en de massa zullen laten

schreeuwen: wij willen niet dat die man onze koning wordt, dan toch maar liever de keizer…..

 

Kijk, en de Heer weet dat allemaal, niemand hoefde Hem te vertellen hoe mensen in elkaar zitten.

Bovendien wist Hij dat het bij zijn lijdensweg hoorde: “Hij kwam naar wat van Hem was (zijn eigen volk, zijn eigen stad) maar wie van Hem waren hebben Hem niet ontvangen” (Joh. 1: 11). Dat moest ook zo gaan. “Wij zijn nu op weg naar Jeruzalem en alles wat door de profeten is geschreven, zal men de Mensenzoon laten ondergaan. Want Hij zal worden uitgeleverd aan de heidenen, en worden bespot en mishandeld en bespuwd, en nadat Hij is gegeseld zal Hij worden gedood” (Luc. 18: 31-33).

 

Dat had de Meester kort geleden nog tegen zijn leerlingen gezegd, maar – staat er dan bij – “de leerlingen begrepen er niets van. De betekenis van Jezus’ woorden bleef voor hen verborgen en ze konden maar niet bevatten wat Hij had gezegd”.  Ze wilden er niet aan, ze konden er niks mee….

 

Vandaar dat contrast tussen juichende en zingende leerlingen, boze Farizeeërs, en… Jezus’ tranen.

Tranen om die prachtige stad die je zo kon zien liggen en waar ze steeds dichterbij kwamen, tranen omdat Jezus wist dat ze Hem niet als koning zouden gaan inhuldigen maar als godslasteraar en onruststoker zouden oppakken en veroordelen en laten kruisigen, tranen om zijn stad Jeruzalem die uiteindelijk door het Romeinse leger zou worden omsingeld, uitgemoord en verwoest.

 

Daar hadden al die mensen geen weet van, daar wilden de leerlingen niet aan, daar huilde Jezus om.

Ja maar nog dieper: we zien onze Heer huilen over de zonde en het ongeloof van Gods eigen volk.

Wat denkt u: hoe zou God zich voelen onder onze zonden, ons tekort schieten, onze onwil ook vaak?

 

2. Jezus’ bewogenheid met zijn volk

 

Het mag ons wel opvallen dat de Here Jezus niet boos reageert op de afwijzing en het ongeloof

die Hij heeft ervaren onder zijn volk en in zijn stad: dat ze Hem afwezen en zelfs wilden doden.

Dat zou heel menselijk zijn geweest: als je alleen maar het goede doet en toch geen dankbaarheid

ervaart maar alleen maar verzet en ergernis;  en als je weet dat ook de mensen die achter je aan

lopen – tot je eigen leerlingen toe – als het erop aan komt je in de steek laten of je zelfs verraden.

 

Maar onze Heiland reageerde niet boos of teleurgesteld, laat staan met wrok of wraakgevoelens.

Petrus kijkt in zijn brief erop terug en legt er de vinger bij: “Hij werd gehoond en hoonde zelf niet,

Hij leed en dreigde niet”. Het ging nog verder, hoor maar hoe Jezus aan het kruis bidt voor wie

Hem hebben gekruisigd:  “Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen”  (Luc. 23: 34).

Wat Hij zijn leerlingen en ons dus ook heeft voorgehouden, heeft Hij zelf in praktijk gebracht en ons voorgedaan: “Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen, alleen dan zijn jullie werkelijk

kinderen van je Vader in de hemel” – dus: wil je kind van je hemelse Vader zijn, kijk dan naar Jezus en naar hoe Hij leefde en naar hoe Hij leed;  Petrus weer in datzelfde verband: “Christus heeft geleden, om uwentwil, en u daarmee een voorbeeld gegeven. Treed dus in de voetsporen van Hem.” (1 P.2. 1)

En  Paulus net zo: “Laat onder u de gezindheid heersen die Christus Jezus had”. Dat staat in Filipp.2.

 

Geen spoor van boosheid dus in het zicht van die stad die Hem over enkele dagen diezelfde poort

waar volgelingen Hem enthousiast binnenhaalden, als een gevloekte en ter dood veroordeelde zouden uitjagen: “Buiten de poort heeft Jezus geleden, buiten de poort de kruisweg betreden…want boze mannen schreeuwen luid: zo’n koning is ons niet veel waarde, wat is een koning zonder zwaard,

kruis hem,stuur hem de poort maar uit”   –  geen boze woorden, wel tranen, vol bewogenheid.

Bewogenheid die we vaker merken als we Jezus volgen op zijn reizen tot en met de laatste reis:  zoals

toen die moeder uit Nain haar enige zoon naar zijn graf bracht – Jezus werd met ontferming, door

medelijden bewogen (Luc. 7: 13); zoals bij dat graf van Lazarus oog in oog met zoveel verdriet (Joh.11),

zoals wanneer mensen Hem achternaliepen met al hun sores en hun ziekten, hun zorgen en stress:

“toen Hij de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze er hulpeloos en uitgeput uitzagen, als schapen zonder herder” (Matt.9: 36), zoals toen blinden vroegen om licht in hun ogen.

Het is Jezus ten voeten uit: bewogen met de nood van mensen, geraakt door wat de zonde aanricht.

En dan blijft het niet bij medelijden met die mensen, met ons, maar Hij wilde lijden voor hen en ons.

 

Nou, vandaar die tranen in de ogen van onze Heiland, misschien zelfs: die huilbui, toen Hij midden tussen zijn juichende en zingende volgelingen die stad waar zijn laatste uur zou slaan, dichterbij zag

komen – en dat niet om wat ze met Hem zouden doen,  maar om wat met met hen zou gebeuren….

Ja en vooral omdat ze geen oog en geen oor en geen hart hadden voor Hem en voor zijn missie:

had ook jij maar geweten – beseft, herkend – wat vrede kan brengen“.  Dat Jezus zelf de vrede is.

Precies dat zongen ze om Jezus heen: vrede in de hemel, eer aan God, door Jezus de grote koning.

 

Maar die vrede was niet waar de leiders en de grote massa in Jeruzalem op zat te wachten, een vrede waarvan Jezus vlak voor zijn gevangenneming van zal zeggen tegen zijn leerlingen: “Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef Ik jullie, zoals de wereld die niet geven kan” (Joh. 14: 27). Paulus schrijft later over “de vrede van God die alle verstand te boven gaat” (Filipp.4:7): vrede met God door de

verzoening van alle schuld, en vrede met anderen als je leeft zoals je Heer je voorgeleefd heeft,

en dan inderdaad en als resultaat ook echt vrede op aarde, omdat God om ons, zijn mensen, geeft.

 

Wat een pijn heeft het onze Heiland gedaan dat die vrede die Hij is en kwam brengen, niet in goede aarde viel, in die stad die zelfs stad van de vrede heet (Jerusalem), de stad waar God wilde wonen.

Dat Gods eigen volk (vs. 44) Jezus niet herkende en erkende als in eigen persoon Gods liefde: “jullie

in Jeruzalem en in Israël hebben de tijd van Gods ontferming niet herkend” – letterlijk staat er: ‘de tijd

dat God naar u omkeek’, dat God bij jullie op bezoek kwam in eigen persoon, in Jezus zijn Zoon.

Wat erg als God komt doen wat Hij al eeuwen had beloofd en je herkent Hem niet en je wijst Hem af.

Dat sneed die Zoon door zijn ziel, dat bezorgt je God tranen in zijn ogen, als je Hem zou negeren en

afwijzen:  mijn zoon, mijn dochter, Ik heb alles voor je over, wat erg dat je Mij niet ziet staan……..

Had ook jij maar geweten wat vrede kan brengen“- ook jij, Jeruzalem, net als die leerlingen en die andere volgelingen die over vrede zingen, zoals mensen die geloven dat Jezus de echte vrede geeft.

 

Ja want als Jezus op die dag richting Jeruzalem gaat, niet op een paard of met een strijdwagen, niet met een tot de tanden bewapend leger achter zich aan maar “vredelievend op een ezel“, dan is dat de

vervulling van weer een oude profetie, – Zacharia 9: 9 vv. :   “Juich, Sion, Jeruzalem, schreeuw het uit van vreugde! Je koning is in aantocht, bekleed met gerechtigheid en zege.Nederig komt hij aanrijden op een ezel, op een hengstveulen, het jong van een ezelin. Ik zal de strijdwagens uit Efraïm verjagen en de paarden uit Jeruzalem; de bogen worden gebroken. Hij zal vrede stichten tussen de volken. Zijn heerschappij strekt zich uit van zee tot zee,van de Rivier tot de einden der aarde”.

 

Inderdaad, een koning zonder zwaard, een koning die niet zich laat dienen, maar ons wil dienen.

En  juist zo – en dat staat haaks op hoe de wereld in elkaar zit en hoe het lijkt te gaan in onze wereld, maar die omgekeerde wereld is nou juist Gods nieuwe en echte wereld – en juist zo, in de weg van

dienstbaarheid en zich opofferen en de minste willen zijn, gaan strijdwagens en bogen en ook al die hypermoderne wapens van onze tijd er uiteindelijk aan, en zal het echt vrede worden en blijven.

 

Alle reden tot dat gebed, voor ons en voor al die mensen om ons heen, van hoog tot laag, dat het werkelijkheid wordt, dat verlangen: Welkom, koning Jezus, laat uw vrede ons genezen. Bij de intocht van uw woord is ons hart – uw hart, mijn hart, de harten van al die andere mensen die nu nog op slot zitten of niet bereikt zijn, een open poort. Zodat dé vrede erin wonen gaat. Zodat Jezus in mij woont.

 

3. Jezus’ appèl op kerk en wereld

 

Je proeft er niet alleen verdriet in, bewogenheid, maar ook een diep verlangen van onze Heer:

als je eens zou weten, Jeruzalem, volk van God, wat tot je vrede dient, dat ik je Redder wil zijn.

Eerder was er ook al zo’n hartstochtelijk verlangen:  “Jeruzalem, Jeruzalem…hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels hoedt, maar

jullie hebben het niet gewild” – je proeft ook hier het verdriet, de bewogenheid: waarom nou niet,

waarom willen jullie me niet, waarom laten jullie het momentum, de genadetijd, voorbijgaan?

 

Zoals altijd zit daar bij Jezus, net als bij God zijn Vader, een dringend appèl in: kom toch, laat je

toch met God verzoenen, laat de tijd die je krijgt om je leven op orde te brengen, niet voorbijgaan!

Ja want we hebben een God die – schrijft Petrus later – nog altijd geduld met ons heeft, omdat Hij niet wil dat mensen verloren gaan, maar dat ze tot inkeer komen, en tot Jezus komen, en gered worden.

Paulus schrijft later met een beroep op een oud profetenwoord, hoe God onvermoeibaar een appèl doet op mensen: “heel de dag heb ik mijn handen uitgestrekt naar mijn ongehoorzaam en opstandig volk” – denk ook maar aan dat verhaal van die vader die elke dag zijn weggelopen zoon staat op te

wachten, om als hij eindelijk opstaat en naar zijn vader teruggaat, hem in zijn armen te sluiten.

 

Nou, zo was God en is God als het gaat om zijn oudste zoon, zijn Israël, volk van zijn verbond – als Petrus met Pinksteren zijn volksgenoten confronteert met wat ze gedaan hebben toen ze Jezus hebben gekruisigd en ze roepen: maar wat moeten we nou doen, kan het ooit weer goed komen?

en ze te horen krijgen: breek met je huidige leven, laat je dopen als teken van de vergeving van je

zonden en laat je dopen, dan krijgen jullie de Heilige Geest, maar voor jullie is Gods belofte – wat een

genade, wat een zegen, wat een geduld van God, dan komt het toch: vrede, nieuw leven, toekomst!

Nog steeds heeft God geduld, ook met het joodse volk, en is er ruimte om het evangelie aan hen

door te geven, in de staat Israël en daarbuiten, met dat appèl: geloof in Jezus als Gods messias, wil toch herkennen en erkennen dat Hij de echte vrede is – en dat geloof in Hem zelfs in dat wespennest dat het Midden-Oosten is vrede kan brengen – zoals blijkt uit verbindingen tussen messiasbelijdende joden en christen-palestijnen – want Hij is onze vrede die vijanden kan maken tot echte broeders.

 

Ja maar dat appèl komt ook naar ons toe, elke keer weer, om ons gewonnen te geven aan Jezus onze Heer en van Hem vrede en toekomst te verwachten, om niet de tijd die we krijgen voorbij te laten gaan maar ons in te zetten om onze Heer na te volgen in liefde, dienstbaarheid, tot zegen

van anderen en van onszelf, en om steeds meer te groeien naar Jezus toe die ons voor is gegaan.

 

Nou en dan gaan we ook op Hem lijken in zijn bewogenheid te kijken met een wereld in crisis en mensen in nood – of is dat verdriet van Jezus je vreemd als je om je heen kijkt en als je TV kijkt: als

wij en zij  nou eens allemaal aangeraakt werden door die liefde waardoor Jezus zich liet leiden – wat zou het er anders uit gaan zien in onze wereld, in ons land, op ons werk,in ons eigen leven,in de kerk.

 

Maar dat hoeft geen verzuchting te blijven, geen vrome wens, dat mag ons gebed zijn en daar kan ieder op eigen plek aan werken, zolang God ons en zijn wereld er nog de tijd voor geeft:  tot de dag komt dat Jezus terugkomt naar zijn wereld en het nieuwe Jeruzalem is afgebouwd.God alle tranen zal drogen – Hosanna, gezegend hij die komt in de naam van de Heer! Vrede voor zijn Jeruzalem!

 

                                                                           amen