Heimwee en verlangen (adventspreek) : Psalmen 42 en 43

Liturgie morgendienst

Welkom

Votum en groet

Introductie 4e adventszondag, zondag Rorate coeli , naar Jesaja 45: 8
Hemel, laat gerechtigheid neerregenen, laat haar neerstromen uit de wolken, en laat de aarde zich openen. Laten hemel en aarde redding voortbrengen en ook het recht doen ontspruiten. Ik, de HEER, heb dit alles geschapen.

Gz. 188: 1 en 4 GK (oud Gz. 80) ‘O Heiland, open wijd de poort’

Gods wet
NLB 439: 1,2,3 ‘Verwacht de komst des Heren’
Gebed voor de opening van het Woord
Bijbellezing: Psalm 42 en 43
Opwekking 281 ‘Als een hert dat verlangt naar water
NLB 452 : 1 en 2 Als tussen licht en donker´
Gebed
Collecte
NLB 416 ‘Ga met God’
Zegen

Verkondiging: ‘Heimwee en verlangen’
Gemeente van Christus,
Ik heb normaal gesproken niet zoveel met heimwee, met terugkijken en terug verlangen naar wat vroeger beter was, mooier, toen geluk nog gewoon was. Niet omdat je dan vaak heel selectief terugkijkt en vergeet wat juist minder was vroeger, lastiger, maar ook omdat het weinig oplevert want je leeft hier en nu. Meer dan eens leert de Heer ons in de Bijbel dat we als mensen en zeker als christenen altijd onderweg zijn, en dat stilstaan en achterom verlangen niet past bij mensen die achter Jezus aan willen want Jezus gaat verder en zegt: volg Mij! Ja maar toch, er kunnen omstandigheden zijn dat heimwee en weemoed toeslaan. Als veel waar je aan gewend was en blij van werd, energie van kreeg, wegvalt. Dan kun je heimwee ervaren naar wat vorig jaar nog kon en nu niet meer, maar vooral daar door heen voel je verlangen: naar weer betere tijden, maar wanneer en hoe?
Waarmee we helemaal in de psalm zitten die we lazen en die onze aandacht vraagt. Een psalm met veel tranen, lijden onder de spot van vijanden, eenzaamheid, vol heimwee naar wat vroeger zo gewoon en zo mooi was en nu zo ver weg lijkt, maar ook een lied van verlangen: naar God, naar nieuwe tijden; een lied ook vol hoop. Zoals bij meer psalmen roept het veel herkenning op en tegelijk zit er aansporing in om jezelf aan te pakken en niet bij de pakken neer te blijven zitten, als een refrein dat drie keer terugkomt: twee keer in Psalm 42,en als slotakkoord in Psalm 43: “Waarom, ziel, zo aangeslagen, waarom bang en rusteloos? Hoop op God, stel Hem je vragen. Wees niet langer lusteloos. Want de dag komt – heb geduld – dat je Hem weer prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden, want mijn God zal mij bevrijden.”
Ik las: “Dat refrein is een pareltje: de dichter heeft het zwaar, maar hij roept zichzelf tot de orde en komt zelfs tot een dankzegging. Dat doet hij drie keer, want zo vaak is nodig om tot rust en vertrouwen te komen.” Je moet het dus steeds weer tegen jezelf zeggen en van anderen – van God en mensen – horen, en steeds herhalen: “vestig je hoop op God, mijn God die me ziet….en me redt”. Niet alsof dan de zorgen weg zijn en alles is opgelost, maar als aansporing om niet alleen achterom te kijken naar hoe het was, en naar voren: wat gaat het worden, en wanneer wordt het weer normaal – maar om ook en vooral naar boven te kijken: waar God is die al heeft bewezen een redder te zijn, op zijn tijd en zijn manier; aan wie je je vragen mag blijven stellen en voor wie je niet je groter en stoerder hoeft voor te doen dan je bent.
Houdt dat vooral vast, tegen de klippen op, en kijk uit naar nieuwe tijden! Dat is een treffende boodschap voor de adventstijd: kijk uit naar Gods nieuwe tijd! Waarbij meteen de oproep om geduld te hebben en erom te blijven bidden, zoals Gods volk Israël dat heel veel eeuwen heeft gedaan in afwachting en verwachting van de beloofde goede nieuwe tijden van Gods Messias….goed om dat te bedenken: wat is nou nog geen jaar afzien en onzekerheid vergeleken met die vele eeuwen dat Israëlieten generatie op generatie moesten wachten en blijven bidden tot Gods tijd. I Ik weet niet hoe het jullie gaat maar ik vind deze crisis en deze tijd van afzien en van onzekerheid al veel te lang duren…maar onlangs bladerde ik een in uitvoerig verhaal van mijn al lang overleden vader over onder andere hoe hij de oorlogsjaren beleefde en hoe na vijf moeilijke jaren – vijf jaren – eindelijk de bevrijding kwam – de ouderen onder ons zullen die tijd zich ook herinneren….en wat is dan een jaar – en dan denk ik aan de ballingen in Babel die 70 jaar moesten wachten en aan Israël in Egypte – meer dan 400 jaar voor ze naar hun eigen land terug mochten – en heel veel eeuwen voordat Jezus de Messias kwam – hoe vaak is er gebeden, geroepen: hoe lang nog? Juist daartoe worden we gedwongen in deze tijd: afwachten, en tot hoelang weten we niet, en dan is de vraag hoe we daarmee omgaan,en hoe we ons daarin oefenen.
Weer terug die psalm induiken helpt daarbij: we staan er niet alleen voor en heimwee en verlangen, hopen tegen alles in, en moeten wachten, het is van alle tijden. Van de dichter van dit lied en de situatie waarin het lied ontstaan is, weten we weinig. ‘Een kunstig lied van de Korachieten’ zal betekenen: bestemd voor het tempelkoor. Maar dat was veel later, toen deze psalm een plek kreeg in het liedboek van Israël. Het bijzondere van deze psalm is dat het lied heel persoonlijk wordt: een ik- psalm. Wat trouwens van heel veel psalmen geldt, zeker ook de vele met de naam David. En dat is mooi want bij God telt elk mens, is niemand een nummer, en is elk leven en elk levensverhaal de moeite waard, ook om voorgoed een plek te krijgen in de Bijbel en in het zangboek van de kerk van alle tijden, herkenbaar voor mensen nu en later. En als je dan zo’n lied leest of hoort voorlezen of meezingt, kun je er je eigen leven met verdriet en pijn, heimwee en verlangen, wanhoop en hoop, en blijdschap, in terugvinden en mee uitzingen, voor jezelf of samen, thuis of in een volle kerk……
Nou, dat laatste, die volle kerk, die er al maanden niet was voor ons, en er ook vandaag nog niet is zoals we graag zouden willen, miste de dichter ook: “Weemoed vervult mijn ziel nu ik mij herinner hoe ik meeliep in een dichte stoet en optrok naar het huis van God – een feestende menigte, juichend en lovend.” Een herinnering aan lang geleden en ver weg en dat doet best pijn want waarom… Uit het vervolg leren we wie zo klaagt kennen als een vluchteling, een balling, iemand die door waarschijnlijk oorlogsgeweld of een opstand niet kan reizen en niet naar de tempel kan: “Mijn ziel is bedroefd, daarom denk ik aan U, hier in het land van de Jordaan, bij de Hermon, op de top van de Misar”. Dat was ver in het noorden, ver van Jeruzalem waar de tempel stond, waar God woonde, en het volk samen was. En dan te bedenken dat het toen nog veel moeilijker dan met de beperkingen waar wij mee te maken hebben, die Israëliet in ballingschap het gehad zal hebben, zonder smartphone, zonder skype of videobellen, zonder tempeldiensten online, en met familie en vrienden ver weg, en vijanden op de loer en de spot van die vijanden nog in zijn oren: hé, waar is jouw God dan, die jou toch helpt…..dat maakt het allemaal nog erger want is dat niet zo: God, waar bent U nou? Dan huilt je hart en komen de tranen: “Tranen zijn mijn brood, bij dag en bij nacht…mij gaat door merg en been de hoon van mijn belagers, want ze zeggen heel de dag: ‘Waar is dan je God?’ …..Dan blijft niets anders over dan een schreeuw naar omhoog, een gebed uit de diepte en van ver naar waar God toch is: “Waarom komt en redt U niet? Waarom laat u mij alleen met de vijand om mij heen?” Heer waarom vergeet U mij, waarom ga ik gehuld in het zwart, door de vijand geplaagd?” Maar is God niet ook je tegenstander: ”Al uw golven slaan zwaar over mij heen”. ‘Heer, ik verdrink! Heer, help!
Er zit in deze psalm een enorme spanning: in de dichter zelf, en tussen hem en God. Aan de ene kant is er dat heimwee naar hoe goed het was, en de frustratie over hoe anders het allemaal geworden is, en vragen die hem naar de strot vliegen over wat die betekent en waarom het zo gaat en vijanden dit hem aandoen en God blijkbaar dat toelaat en niet ingrijpt: Heer, ‘Waarom komt en redt U niet? Waarom laat U me alleen met de vijanden om me heen” en dat terwijl ik zo naar uw nabijheid verlang. Ja, want dat trilt door alles heen, daar begint het mee en daar loopt het op uit: “Ik verlang naar God, die leeft, die mijn ziel te drinken geeft. Wanneer zal ik hem ontmoeten, zal Gods glimlach mij begroeten? Dat is de ene kant: verlangen dat nog niet vervuld wordt, afstand, God die zwijgt…en aan de andere kant een toch sterk en ongeschokt vertrouwen dat God er is als de levende God en dat God hem niet is vergeten en hem zal redden, wat hij keer of keer tegen zichzelf zegt, en ons tegen onszelf laat zeggen: vestig je hoop op God, blijft dat ondanks alles en tegen alles in – ook tegen die vijanden in – doen: hoop op God en stel Hem je vragen – loop dus niet bij Hem weg maar schreeuw het uit naar Hem- want ik weet zeker dat ik eens Hem weer zal loven, samen met anderen, in zijn tempel, in zijn kerk, mijn God – dat blijft zo – mijn God die mij ziet en mij redt…dat is Psalm 43: “Heer, zend uw licht, laat mij ervaren dat U mij naar uw woning leidt. Wanneer ik kom bij uw altaren, zal ik U prijzen bij de snaren” Dat gebeurde steeds weer, God is trouw en goed.
Ja, en dan mogen wij dat lied zingen als mensen die Jezus kennen en willen volgen. Jezus die meer dan wie ook ons Gods gezicht laat zien en zijn vriendelijke ogen, en die daarvoor nog meer dan de dichter van Psalm 42 er diep onderdoor is gegaan, tot aan het kruis en tot in de dood, tegen wie ook is geschreeuwd: waar is nou jouw God? En die zelf tot God heeft geroepen: “Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij, en blijft zover, terwijl ik tot U schrei, en redt mij niet naar gaat aan mij voorbij? Hoe blijft Gij zwijgen?”. Dat is een schreeuw uit de diepte naar God heel hoog en ver weg met woorden van David in Psalm 22; het hadden ook kreten uit Psalm 42 kunnen zijn: “Waarom komt en redt U niet? Waarom laat U mij alleen met de vijand om me heen?”. En weer in Psalm 43: ‘Waarom laat U mij zolang lijden door mensen die bedrog verspreiden. Waarom heb ik het zo benauwd en word ik uitgejouwd?”. Heftig! Het komt heftiger dan ooit op Jezus af, daar aan het kruis, bespot, verlaten, alleen. Maar ook Jezus bleef zich vastklampen aan God, God zijn vragen stellen: waarom? En hij bleef roepen tot God en hopen op God: mijn God die mij ziet en mij zal redden. We mogen geloven en we vieren het elke zondag, verbonden met elkaar en met zoveel anderen wereldwijd, en samen met onze God: God heeft zijn Zoon gered en door Hem redt Hij ons; Hij gaf en geeft nieuwe tijden. In deze psalm zit een oproep aan onszelf en elkaar: “Wees niet langer lusteloos. Want de dag komt – heb geduld –dat je hem weer prijzen zult”. Dat prijzen van God hoeft natuurlijk niet te wachten, dat kun jij en kan ik elke dag doen, op jezelf of in kleine kring, en er kan vast nog heel wat om elkaar te steunen in dat wachten en verwachten en aandacht te hebben voor God en voor elkaar, vandaag te doen wat vandaag op je af komt en wel kan, in plaats van ongeduldig almaar te denken aan wat straks hopelijk allemaal weer mogelijk is en teleurgesteld te zijn dat weer niet en nog steeds niet.. Volhouden dus maar met geloven en hopen…én zingen, in jezelf en straks weer samen: ‘Wees niet langer lusteloos, Want de dag komt – heb geduld – dat je – samen – Hem weer prijzen zult. Ik kijk uit naar nieuwe tijden (u ook?) , want onze God zal ons bevrijden!’ Vast en zeker! Beloofd is beloofd.
amen

Geroepen uit Egypte – Matteüs 2: 13-15

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

We hebben weer kerst gevierd, anders dan andere jaren, soberder, rustiger…maar ondanks beperkingen wel veilig thuis en in de kerk, in een land met een betrouwbare overheid en waakzame politie, en ook veel welvaart….we hoeven niet bang te zijn opgepakt te worden en we hoeven niet op de vlucht te slaan of op straat te slapen. Zomaar vergeten we bij de warmte en gezelligheid waarvan wij hebben mogen genieten dat het kerstverhaal allesbehalve gezapig en romantisch is maar een heftig verhaal over ouders en een pasgeboren kind voor wie geen plek was in eigen land en die zelfs overhaast moesten vluchten en asiel aanvragen in een vreemd land, uit angst voor Herodes die het op het leven van hun kind had gemunt – vluchtelingen dus, asielzoekers.

Als je dichtbij kerst wil komen, moet je eigenlijk eerder in een AZC zijn of in een van de vele vluchtelingenkampen dan in een warm verlicht huis in het veilige Nederland.
Het zou helpen om ons iets meer in te leven in wat vluchteling zijn, asielzoeker zijn, betekent, ook voor kinderen die moesten vluchten, met hun ouders, vaak ook alleen.
Er zijn verhalen genoeg om dat wat dichterbij te krijgen: verhalen van mensen die je zelf kent – ik denk voor wat onszelf betreft aan onze buren uit Eritrea – maar ook via allerlei sites op internet, van Vluchtelingenwerk, St. Bootvluchteling, of Amnesty.
Het zijn vaak schrijnende verhalen over wat onderweg gebeurde en ook in Nederland met gevaren onderweg, onveilige slaapplekken, onzekerheid, honger, kou, ziektes..

Op deze eerste zondag na kerst gaat het ook over een kind dat moest vluchten. Matteüs zegt niet voor niets dat Jozef te horen kreeg: “vlucht met het kind en zijn moeder”, in die volgorde, pijnlijk precies ook: niet ‘jij met vrouw en kind, maar ‘het kind en zijn moeder’ – het ging vooral om Jezus en om hem het leven te redden.
Tegelijk is bijzonder hoe Jozef ingeschakeld wordt als vader en beschermer van dit kind en zijn moeder Maria; en hoe Jozef met volle inzet en liefde die rol pakt en die zorgtaak invult; hoe hij ook aanvoelt dat er gevaar loert en wat dan te doen staat.
Intussen is het wel een schrijnend contrast: rijke magiërs uit het verre oosten die met dure cadeaus Jezus eren als de beloofde koning van Israël, de blinkende morgenster en meteen daarna de dreiging vanuit Jeruzalem door koning Herodes en zijn
moordcommando’s, gevoed door wat de wijzen hadden verteld: de koning komt ook!

Ik denk zomaar dat Jozef en Maria al de bui voelden hangen, gelet op de reputatie die Herodes had opgebouwd, als een tiran die bereid was over lijken te gaan om zijn macht vast te houden – de bekendste Joodse geschiedschrijver van die tijd, Flavius Josephus, vertelt dat Herodes maar liefst acht familieleden had laten ombrengen; de laatste – een van zijn zoons – zelfs nog enkele dagen voor zijn dood. De man was ziekelijk wantrouwend, geloofde in complotten, en wilde koste wat kost aan de macht blijven, wat we ook vandaag maar al te vaak herkennen in leiders van landen waar in onze tijd veel mensen uit wegvluchten, met gevaar voor eigen leven en met verlies van alles wat ze hebben en van mensen waar ze veel van houden…triest. Dat Jozef ervan droomde – noem het gerust een nachtmerrie – is zo vreemd niet. In zijn droom zag hij een engel van God die zijn gevoel bevestigde: jullie moeten vannacht nog weg! Dat was opstaan, Maria wakker maken, het kind inpakken en er vandoor!

Reken maar dat het stress is geweest, en angst, denk maar weer aan vluchtelingen in onze tijd, en probeer maar eens van die verhalen los te krijgen of op te zoeken: over een grens over met gevaar van opgepakt te worden of erger: neergeknald, over met een wrakke boot de zee over met alle gevaar van te verdrinken, over met veel te veel mensen in een opvangkamp zoals op Lesbos, in een tent met dan weer regen en dan weer kou en dat weer brandende hitte en ook nog corona, en veel ruzies…

Jozef en Maria zullen zo snel ze konden hun spulletjes hebben gepakt met ook – gelukkig – de cadeaus van de wijzen waar ze misschien een ezel voor hebben gekocht, of twee ezels, en de kleine Jezus hebben aangekleed en in een draagzak goed ingepakt, en dan was het wegwezen, met een onzekere toekomst voor ogen.

Dat ons indenken kan helpen om achter de om het kerstverhaal heen gesponnen romantiek van het kindje in de kribbe en de herdertjes bij nachte en de engeltjes die door het luchtruim zweven iets te proeven van de harde werkelijkheid waarin Jezus terechtkwam hier op aarde en waar hij eenmaal volwassen heeft gezegd: “De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon kan zijn hoofd nergens te ruste leggen.” (Matt. 8:20). Nou, en dat moet je bedenken als je deze Jezus wilt volgen; die uitspraak over geen vaste woon- en verblijfplaats voor Jezus is zijn reactie op een enthousiaste wetgeleerde die zei: “Meester, ik zal u volgen waar u ook heengaat”. Mooi maar weet wel wat je zegt en wat je kunt verwachten. Het hoort bij volgeling van Jezus zijn, bij christen-zijn, zelfs bij mens zijn, dat je niet rechten kunt claimen op een land of een huis of wat dan ook, als jouw eigen bezit.

Door heel de Bijbel heen wordt ons voorgezegd dat we allemaal vreemdelingen zijn en gasten – gastarbeiders – op deze aarde die van God is en van God blijft, en die wij in bruikleen hebben gekregen om goed voor die aarde en voor elkaar te zorgen. En vaak wordt de opdracht aan de Israëlieten om te zorgen voor de vreemdelingen gemotiveerd met die herinnering: vergeet niet dat jullie ook vreemdelingen zijn geweest in Egypte en dat Ik jullie uit de slavernij daar heb bevrijd. Ken je plek, dus.

Ja, en wij kennen Jezus, we volgen iemand die al als kind zijn leven niet zeker was en op het eind de stad uitgegooid werd en opgehangen, tussen hemel en aarde..
Dat begon dus al vroeg: geen plek, moeten vluchten naar ver weg, asielzoeker zijn, en dan was Egypte een veilige bestemming omdat daar Herodes geen macht had.
Het is alsof de geschiedenis van lang geleden zich herhaalt toen Mozes in veiligheid gebracht moest worden voor de soldaten van de Farao, en dat via een mandje dat op het water dreef, en daarna via het paleis van de Farao door meegevoel van een prinses; o laat God nu Jezus in veiligheid brengen in datzelfde Egypte, ver van huis.

Jozef en Maria en Jezus komen na een vast lange vermoeiende reis veilig in Egypte. Hoe lang ze daar gewoond hebben, en waar, en hoe het hun daar is vergaan, weten we niet, het staat in elk geval niet in de Bijbel, blijkbaar is dat niet zo belangrijk.
Als we bedenken dat ze pas terug gingen toen het bericht kwam dat Herodes dood was, kwam een lang gekoesterde droom uit: we kunnen weer terug.

Gezien de vermelding dat ze teruggingen na de dood van Herodes zullen ze wel enkele jaren in Egypte hebben gewoond, maar waar precies en hoe, weten we niet.
Ik vond wel bijzonder om te lezen dat voor de christenen in Egypte – meestal horend bij de Koptische Kerk – die vlucht naar Egypte en het daar zijn van Jezus met zijn ouders heel veel betekent, en dat erom heen veel legendes en wonderverhalen zijn ontstaan, en dat plaatsen waarvan die christenen denken dat Jozef en Maria met Jezus gewoond hebben, belangrijke bedevaartsoorden geworden zijn. Bij veel van die verhalen moeten vele korrels zout, maar het is mooi dat ze mensen bemoedigd hebben en vooral dat ook in Egypte het evangelie nog steeds mensen raakt, en zeker ook dat de kerken daar alles er aan doen om met moslims in vrede te leven, zelfs in tijden dat er grote spanningen zijn en Koptische kerken zijn verwoest.

Toch, het blijft bijzonder, die aanhaling door Matteüs uit een profetie van lang geleden, van de profeet Hosea, die we net gelezen hebben. Op het eerste horen is het een vreemde opmerking dat toen het kind Jezus met zijn ouders na dat verblijf in Egypte terug kon reizen naar het eigen land, en gingen wonen in Nazaret, dat een vervulling was van wat God via Hosea tegen zijn volk toen zei: ‘Toen Israël nog een kind was, had ik het lief, uit Egypte heb ik mijn zoon weggeroepen.” Die zoon was natuurlijk Gods volk Israël, zoals dat al in Exodus 4 staat waar Mozes van God de opdracht krijgt om naar de Farao te gaan en tegen hem te zeggen: “Israël is mijn zoon, mijn eerstgeboren zoon”. Farao moest die zoon vrijlaten maar wilde dat niet maar werd daar door zware straffen toe gedwongen: Laat mijn volk, mijn zoon, gaan!

Eeuwen later komt God op dat begin terug, in een tijd dat het volk ontrouw is en God hevig teleurgesteld is in dat ongehoorzame kind, wat leidt tot aanvallen van andere volken en zelfs tot wegvoering in ballingschap, terug naar wat weer lijkt op Egypte. Ja maar toch blijft God van zijn kind houden: “Toch zal Ik jullie niet loslaten, jullie nooit in de steek laten, want mijn liefde voor jullie is groot en mijn hart vol medelijden,
daarom haal Ik jullie weer terug zoals ooit uit Egypte”..:“als bange vogeltjes komen ze uit Egypte, als duiven uit Assyrië; dan laat Ik hen weer wonen in hun eigen huis”. Dat is ook gebeurd, na lange ballingschap kwam een tijd van herstel en wederopbouw.

Weer eeuwen later werd Jezus geboren, in een tijd van weer bezetting, door Rome, en met op de troon in Jeruzalem die wrede Herodes, als zetbaas van de Romeinen. Maar als die Herodes is gestorven, kunnen Jozef en Maria met Jezus weer terug. En dan wordt dat profetenwoord opgehaald dat God zijn zoon uit Egypte terug roept.
Om de bedoeling te begrijpen moeten we ook hier bedenken dat die zoon Israël is, en dat Egypte beeld is voor onderdrukking, slavernij, onvrijheid en onvrede. En dat God zijn zoon Jezus heeft beschermd in Egypte en weer laat teruggaan naar het eigen land, om zo zijn volk en al zijn mensen te bevrijden uit van alles waar Egypte voor staat: de macht van de zonde, de angst voor de dood, verslaving, stress, dictatuur…En dat zou Jezus juist zijn vrijheid en zijn leven kosten – voor hem was dat Egypte ook in Israël: geen plek om rustig te wonen, vijandschap, en uiteindelijk zelfs uitgebannen uit de stad van God en als een godslasteraar weg gevloekt. Buiten de poort heeft Jezus geleden, buiten de poort de kruisweg betreden… En dat om dat volk en Gods wereld en ook u en jou voorgoed te redden en weg te roepen uit ‘Egypte’= een slavenleven van angst en zonde, ziekte, en dood.

Geroepen uit Egypte, dat mag je nu dankzij Jezus ook toepassen op je eigen leven. En dat is ook bemoedigend voor al die vluchtelingen en asielzoekers, en een les voor ons en al die andere mensen in geriefelijke huizen in een altijd nog veilig vredig land. Jezus die begon als vluchtelingetje weet wat het is wat vluchtelingen en hun kinderen van nu meemaken en Jezus spoort ons aan om ons hart voor ze open te zetten en onze handen naar ze uit te steken: wat je doet voor die broer of zus van mij in nood – die zieke, die hongerige, die gevangene, die vreemdeling, dat kind, doe je voor Mij. Jezus meet juist aan onze houding tegenover die kwetsbaren en hulpvragers af wie echt zijn volgelingen zijn en wie dat zeiden en dachten te zijn maar toch niet echt. Je zou kunnen zeggen dat de vluchtelingen onder ons die spiegel zijn van Jezus, dat je in wat zij meemaken kunt terugzien wat Jezus meemaakte, en dat voor ons en voor hen; en ook dat het juist past bij een christen vreemdeling te zijn, gast, nog niet thuis.

Jezus moest als vluchteling naar Egypte, en daarna uiteindelijk naar het kruis buiten de stad Jeruzalem, om ons leven te leven en onze zonden en ellende op zich te nemen, en zo ons weg te roepen uit wat voor ons kan zijn als een soort ‘Egypte’. Iemand noemt dat zo bedoelde Egypte ‘Angstland’, en dat kan van alles voor je zijn wat je dwars zit, je bang maakt, je gevangen houdt, allerlei oud zeer, en zonden. We zijn net als ooit die oudste zoon Israël onderweg van Egypte naar het beloofde land, en we mogen achter Jezus aan gaan die voorop gaat en die ons vasthoudt en meeneemt om ons te hulp te komen als we blijven steken of dreigen te vallen, en die ons thuisbrengt bij Vader, samen met al die anderen voor ons, met ons, en na ons. Dat ‘geroepen uit Egypte’ is ook een aansporing: kom ik als ik word geroepen, wil ik Jezus volgen, wil ik me bekeren van wat niet goed is, wil ik mee naar het goede land en nu al iets ervaren en laten zien van het goede leven, los van wat me gevangen houdt, met achterlating van wat me misschien wel veel waard is maar me blokkeert naar God en naar die ander toe- durf ik loslaten om zo juist te leven zoals bedoeld?

God roept al zijn dochters en zonen, al zijn mensen, wereldwijd, uit ‘Egypte’ terug.
Ja, en daar zullen ook onze broers en zussen bij zijn uit dat land Egypte van toen en van nu, en heel veel anderen uit landen waar het heel moeilijk is, gevaarlijk door onderdrukking en vervolging, of juist omdat luxe en geld of juist zorgen of verslaving aan van alles en nog wat mensen gevangen houden – er is voor een wereld die vaak nog donker en chaotisch is, en die vaak nog lijkt op dat Egypte als slavenhuis hoop en toekomst, dankzij Jezus die ons door dat alles heen meeneemt naar het beloofde land waar niemand meer hoeft te vluchten en niemand meer bang hoeft te zijn en waar we niet elkaar op afstand hoeven te houden, omdat we er allemaal thuis zijn en kwetsbare mensen dan helemaal geheeld zijn en voorgoed tot hun bestemming zijn gekomen – heel de wereld wordt Gods rijk en God zal voorgoed alles zijn in allen.

Zoals in Psalm 68 “Ook zelfs het land der duisternis zal weten wat uw luister is, Egypte zal U eren. Het Morgenland strekt als een bruid de handen haastig naar U uit, ook daar zult U regeren. De wereld brengt U huldeblijk, want heel de wereld is uw Rijk, Jeruzalem het midden; koningen overal vandaan komen met schatting voor U staan, elk land zal tot U bidden”.
amen

Liturgie morgendienst

Welkom

Belijdenis van afhankelijkheid en vertrouwen

Groet – amen

NLB 506: 1,2,3 ‘Wij trekken in een lange stoet op weg naar Bethlehem’

Gebed

Bijbellezing: Hosea 11

Psalm 81: 6,7,8 DNP

Bijbellezing: Matteüs 2: 1-12

NLB 520: 1-7 ‘De wijzen, de wijzen, die gingen samen reizen’

Preek over Matteüs 2: 13-15 Geroepen uit Egypte

NLB (Ps.) 68: 7,10 ‘God zij geprezen met ontzag’

gebed

collecte

Lied Opwekking 726 ‘Er is een onbegrensde liefde’

zegen