1 Petrus 1: ‘Vreemdelingen en priesters’

Liturgie toerustingsdienst zondag 2 juli 2017

Zingen: Ps. 95: 1,3 LvdK ‘Steekt nu voor God de loftrompet’
Votum en groet
Stilte en persoonlijk gebed
Zingen: Ps. 105: 3,4,5 LvdK ‘God, die zich aan ons openbaarde’
Gebed
Schriftlezing: 1 Petrus 1: 1-2 en 14-21 ; 2: 1-12; 3: 13-17
Zingen: Ps. 119: 7, 16, 30 ‘Zegen uw knecht die Gij uw wil gebiedt’
Verkondiging: ‘Vreemdelingen en priesters’
Zingen: ZG 213: 1,2, 3 ‘Dit huis, een herberg onderweg’

1. Dit huis, een herberg onderweg voor wie verdwaald in heg en steg
geen rust, geen ruimte meer kon vinden, een toevluchtsoord in de woestijn
voor wie met olie en met wijn pijnlijke wonden liet verbinden,
dit huis, waarin men smarten deelt, weet hoe Gods liefde harten heelt.

2. Dit huis, waarin een gastheer is wiens zachte juk geen last meer is,
dit huis is tot ons heil gegeven: een herberg voor wie moe en mat
terzijde van het smalle pad struikelt en langer niet wil leven –
plaats tegen de neerslachtigheid, een pleister van barmhartigheid.

3. Dit huis, met liefde opgebouwd, dit gastenhuis voor jong en oud,
ligt langs de weg als een oase; hier kan men putten: nieuwe kracht,
hier is beschutting voor de nacht, hier is het elke zondag Pasen!
Gezegend al wie binnengaat en hier zijn lasten liggen laat.

Geloofsbelijdenis
Zingen: Gz. 115: 1,2 GK ‘Nooit kan ’t geloof teveel verwachten’
Gebed
Collecte
Zingen: Gz. 316: 1,2,5,6 LvdK ‘Blijf bij ons, Jezus, onze Heer’
Zegen
Amen: NLB 425 ‘Vervuld van uw zegen’

Vervuld van uw zegen gaan wij onze wegen
van hier, uit dit huis waar uw stem wordt gehoord
in Christus verbonden tezamen gezonden
op weg in een wereld die wacht op uw woord
Om daar in genade uw woorden als zaden
te zaaien tot diep in het donkerste dal
door liefde gedreven om wie met ons leven
uw zegen te brengen die vrucht dragen zal

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

‘Vreemdelingen en priesters’.
Het is de titel van een boek van Stefan Paas, die professor is aan de VU in Amsterdam en de TU in Kampen, en ook ouderling van ViaNova in Amsterdam.
De ondertitel van dat boek uit 2015 is ‘Christelijke missie in een postchristelijke omgeving’, en het gaat erover hoe je als kerk en als christenen nog iets kunt betekenen in een samenleving waarin mensen steeds minder geïnteresseerd lijken te zijn in het christelijk geloof; hoe kun je de brug slaan naar die andersdenkenden?

Nou gaan we niet dit boek bespreken vanavond, maar die titel is ontleend aan wat Paas terecht aanwijst als de rode draad in de eerste brief van Petrus; in de laatste hoofdstukken van het boek gaat de schrijver in op de kernboodschap van die brief.
Petrus noemt enkele keren zijn lezers met nadruk ‘vreemdelingen’, mensen die toen ze tot geloof in Jezus zijn gekomen een ander leven gekregen hebben en daardoor
in allerlei opzichten vervreemd zijn geraakt van hun eerder zo vertrouwde omgeving.
Wat kan voelen als een bedreiging maar wat Petrus aanwijst als een uitdaging: leef midden in een wereld van anders-gelovigen en ongelovigen een goed leven zodat
de laster en beschuldigingen verstommen en mensen aan het denken gezet worden.
En als er zijn die nieuwsgierig zijn naar wat je drijft of je aanspreken op je gedrag of je geloof, kruip dan niet in je schulp en bijt ook niet van je af maar sta ervoor open je te verantwoorden maar wel vriendelijk en vol respect – profetisch duidelijk zijn gaat
als het goed is samen met priesterlijk bewogen zijn – biddend, werkend, zegenend.

Vreemdelingen en priesters

1. Vervreemding
2. Uitdaging
3. Verantwoording

1. Vervreemding

Bent u wel eens op vakantie geweest in een land met een totaal andere taal en cultuur: waar je niemand verstaat, de borden met straatnamen en de opschriften op de winkels in een onleesbaar schrift, en met heel andere gewoonten en eetcultuur?
Interessant natuurlijk maar ook een gevoel van ‘een kat in een vreemd pakhuis’, zelfs een gevoel van je verloren voelen en verward,en wat moet je als er een probleem is?

Minder zwaar maar toch ook wel met zulke gevoelens kan het zijn als je ineens in een gezelschap belandt waar je niemand kent en niemand echt jou erbij betrekt; of op je eentje in een kerk waar je niemand kent en niemand een praatje met je maakt..
Of – een laatste voorbeeld – je komt na jaren terug in het dorp waar je ooit woonde en waar bijna alles veranderd is: nieuwe wijken, andere wegen, veel ouds gesloopt.
Zomaar wat voorbeelden van je vreemd en verloren voelen, zonder verbondenheid.
Dichterbij wat we in die brief van Petrus gelezen hebben: je werkt als enige christen op een afdeling, of in een klas of studiegroep, en hoe aardig je collega’s of studie-genoten ook zijn, je merkt dat ze niet begrijpen wat jou beweegt: dat je gelooft, dat je andere dingen doet op zondag dan die anderen, en je ervaart soms grote afstand als het gaat over dingen die spelen in de samenleving: kijk op vluchtelingen, vragen vn leven en dood – en zomaar wordt schamper gedaan over mensen die ‘nog geloven’.
De brief van Petrus waaruit we een paar stukjes hebben gelezen hebben, is in eerste instantie geschreven aan mensen die de schrijver aanduidt als ‘de uitverkorenen die
als vreemdelingen verspreid wonen in…’en dan komen provincies langs van wat toen Klein-Azië heette en nu West-Turkije is – in sommige oudere vertalingen worden ze ‘vreemdelingen in de verstrooiing’ genoemd, en dan valt het woord diaspora, dat ook vaak gebruikt wordt voor gebieden waarin Joden in die tijd waren uitgezwermd, buiten het eigen land en de eigen vertrouwde omgeving, als vaak bedreigde minderheid maar ook met de boodschap van de levende God voor zijn wereld.

Nou, diezelfde termen en datzelfde beeld gebruikt Petrus hier voor over een groot gebied verspreid wonende gelovigen en gemeentetjes die dagelijks de druk ervaren van een omgeving waar ze nu ze tot geloof in Jezus gekomen zijn zich niet meer zo thuis voelen en vaak ook niet meer geaccepteerd en gerespecteerd voelen, en als je deze brief op je in laat werken, zelfs vijandig bejegend werden en neergezet als niet meer loyale burgers, dwarsliggers die zich apart gedragen en ineens zo anders zijn.
Een uitlegger schrijft: “Hoezeer de gelovige ook in de samenleving is ingeburgerd,
hij blijft zich vreemd voelen temidden van zijn medeburgers. Omgekeerd wordt de
christten vreemd gevonden”. Lees b.v. 4: 4: “De ongelovigen vinden het vreemd dat
jullie nu niet meer meedoen met hun slechte gedrag. En daarom vertellen ze slechte dinge over jullie. “ Nog een keer die uitlegger: “Wie door het christelijk geloof een ander mens geworden is, wordt niet meer herkend en niet langer geaccepteerd. Zoals de niet-jood altijd een vreemde bleef binnen de joodse gemeenschap, zo is het ook met de ‘niet-ongelovige’: hij hoort er niet meer bij. Christenen zijn hinderlijke dwarsliggers op het platgetreden pad”. Zoals Jezus ook als dwarsligger overkwam.

Petrus gebruikt er twee woorden voor die je vandaag zou kunnen vertalen als:
allochtoon, en ook wel: asielzoeker, vreemd in een onbekende omgeving, en ook zonder burgerrechten, met eigenlijk je wortels in waar je vaderland nog steeds is.
Ja, en dat wordt gezegd tegen mensen die misschien al heel hun leven wonen
waar ze geboren en getogen zijn, met een heel netwerk van familie en vrienden.
Totdat God ingreep en Jezus in hun leven kwam – Petrus noemt ze ‘uitverkoren’
vreemdelingen, mensen die door God geroepen zijn om samen zijn volk te zijn, en wat een verandering was dat: “jullie zijn door God uitgekozen, en jullie horen bij Hem. ..God heeft jullie uit de duisternis geroepen om te leven in zijn schitterende licht. Ooit waren jullie niet eens een volk. Nu zijn jullie het volk van God”. Heel bijzonder en een groot voorrecht, maar die verbondenheid aan God maakt dat je anders in het leven staat en anders gaat leven dan je tot dan toe gewend was en gewoon is om je heen.
Midden in de samenleving ontstaat een nieuwe gemeenschap van broers en zussen die samen die ene Vader hebben en elkaar tot steun mogen zijn, en elkaar des te meer nodig hebben, zoals Petrus schrijft in 2: 17: “heb uw broeders en zusters lief”.

Herkennen wij daar ook iets van, van die vervreemding, van dat anders zijn?
Stefan Paas schrijft: “Onze samenlevingen worden niet langer ingericht volgens christelijke principes en zijn er niet langer op gericht het leven voor christenen iets makkelijker te maken dan voor andere mensen. Soms zelfs het tegendeel” . En dat is wennen want we zijn aan bepaalde voorrechten gewend geraakt, maar we moeten niet denken dat die bevoorrechte positie normaal is of dat we er recht op te hebben.
Wat we meemaken gaat misschien weer lijken op hoe de christenen er in die eerste eeuw voor stonden, zoals we dat merken in die brief van Petrus: verbonden met God en onderweg naar zijn nieuwe wereld, en daarom vreemdelingen in deze wereld.
2. Uitdaging

Het kan zomaar voelen als bedreigend, en akelig: dat vreemdeling zijn.
Want we willen er toch graag bij horen, gezien worden, en gerespecteerd.
En als het ander is, hoe reageer je dan, hoe kun je daarmee dealen zeg maar?
Er zijn meerdere reacties mogelijk, van een terugtrekkende houding met je boek in de hoek en je geloof dan maar voor je houden voor achter huisdeur en kerkdeur,
en je daarbuiten gedeisd houden en zoveel mogelijk maar aanpassen – tot aan de andere kant geërgerd en gefrustreerd reageren van dat het toch wat is allemaal, en dat Nederland toch wel ver is weggezakt, en dat het hoog tijd is dat we als kerken en christenen van ons laten horen en op onze strepen staan – en positief vertaald wordt van alles ondernomen om al die mensen om ons heen die niet of niet meer geloven in God en Jezus en die de kerk ver van zich af duwen, te evangeliseren en als het kan, te bekeren, want we weten toch dat zonder geloof niemand wel vaart en dat
als het zo blijft die buurman of dat collegaatje verloren gaat, niet in de hemel komt,
en dat kan heel stressvol zijn want stel je voor dat ik die ander niet genoeg over het geloof heb verteld – en frustrerend want waarom levert al die evangelisatie zo weinig op en blijft het een druppel op een gloeiende plaat – mooi hoor dat er elke zondag
ruim 120 mensen zitten bij HartvoorHeerhugowaard maar wat stelt het voor als je bedenkt dat er bijna 60000 mensen in die groeistad wonen – hoe bereiken we die?

Stefan Paas probeert met zijn boek ons met beide benen op de grond te zetten:
wij kunnen en hoeven Nederland niet te bekeren, of een eigen christelijke cultuur
neer te zetten; als mensen van God en als kerk zijn er er vooral om God groot te maken en dienend in de samenleving bezig te zijn, en te laten zien hoe bevrijdend en hoe heilzaam het is om Jezus te volgen en goed te doen aan mensen om ons heen.
En juist dat is ook een rode draad in deze brief van Petrus: midden tussen mensen
die niet in God geloven en niet naar zijn normen leven, gewoon jezelf durven zijn:
niet in je schulp kruipen of je maar aanpassen en ook niet overal tegen zijn maar
een goede buur zijn en een betrouwbare collega, met respect voor wie leiding geven,
en desgevraagd open en eerlijk zijn over wat je drijft en voor wat en Wie je leeft.
Citaat: “Volgens de eerste brief van Petrus bestaat de kerk niet om de wereld te veranderen of om steeds groter te groeien. De kerk is er om ‘de grote daden van God te verkondigen’(2:9). En dat ook ten behoeve van de wereld die God nog niet of niet meer kent en niet met Hem rekent – als voorbidder voor alle mensen, als priesters.

Ik had het over een tweede rode draad in deze brief, naast die van bemoediging
bij beproevingen en zelfs lijden dat het apart zijn en anders zijn kan meebrengen.
Die tweede rode draad is die van betrokkenheid en verantwoordelijkheid bij de samenleving waarvan je deel uitmaakt: je straat, je stad of dorp, je land – lees
2:12: “Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen”.
En dat maakt de apostel dan concreet voor verschillende mensen en situaties: in huwelijk en gezin, op de werkvloer, in staat en maatschappij, kort samengevat in 2: 17: “Heb dus respect voor alle mensen. Houd van de andere christenen. Leef zoals God het wil, en eer de keizer”. Met de bemoediging dat God je zal beschermen.
Hoor ook 3: 16: “Misschien zullen ongelovigen slecht over je spreken, omdat je als een goede christen leeft. Maar God zal ervoor zorgen dat ze daar spijt van krijgen.”
Denk aan wat Jezus zei over de gemeente als licht voor de wereld: laat uw licht schijnen voor de mensen opdat ze uw goede daden zien en uw Vader erom eren.
Het is dus belangrijk om midden in het leven te staan en daar volop je in te zetten.
Dat is voor iedereen op de plek waar hij of zij woont en werkt, met de gaven en de mogelijkheden die God ons allemaal geeft, en de contacten die we mogen hebben.
Voor de een is dat een ban, voor de ander vrijwilligerswerk of school of studie, voor de ander een plek in de gemeenteraad of de Tweede Kamer of de regering, voor weer anderen hoe je je ziekte verwerkt of probeert met tegenslag te dealen….het zegt vaak meer over wat we geloven en hoe we in het leven staan dan een heleboel mooie woorden of prachtige liederen, of een uitgekiende evangelisatiecampagne.

Wat Petrus schrijft doet ook terugdenken aan een knecht van God eeuwen eerder.
Ik bedoel de profeet Jeremia die een brief schreef aan volksgenoten die waren weggevoerd naar Babel en daar zich vreemd voelden in een heidense cultuur.
Ze hielden zich eerst maar op de achtergrond want ze gingen toch weer gauw terug.
Maar dan schrijft Jeremia hen een brief om te vertellen dat het lang zou gaan duren en dat ze daarom maar in dat verre vreemde Babel een bestaan moesten opbouwen:
“Ik wil dat jullie daar huizen bouwen om in te wonen. En dat jullie daar het land gaan bewerken, zodat jullie van de opbrengst kunnen leven. Ik wil dat jullie trouwen en kinderen krijgen. En zorg ervoor dat jullie kinderen ook trouwen, zodat ook zij weer kinderen krijgen. Laat jullie groep niet kleiner worden, maar juist groter”. (Jer. 29: 5-6)
Ja, maar dat niet alleen uit eigenbelang, en ook niet als een afgesloten groep, maar volop betrokken bij al die medeburgers, en met volledige inzet voor de samenleving:
“Bid tot de HEER voor de stad waarheen Ik jullie weggvoerd heb en zet je in voor haar bloei, want de bloei van de stad is ook jullie bloei. “ (Jeremia 29: 7). Petrus zit op diezelfde lijn als hij de verstrooide christenen in een heidense omgeving ertoe aanspoort zich niet terug te trekken maar zich te laten zien en zich in te zetten.
Een uitlegger zegt: “gelovigen hebben niets te verbergen, zij willen juist veel laten zien….voor het forum van de wereld laten christenen zien hoe het evangelie gewone mensen verandert in voorbeeldige mensen”…en dat tot zegen voor de samenleving.

En ja, dat is een uitdaging want gelovige mensen zijn gewone en dus beperkte en zondige mensen, vandaar ook in deze brief de waarschuwing om het kwade te mijden en te bestrijden, allereerst in eigen hart en eigen leven: “ontdoe u dus van alles wat slecht is, van alle bedrog en huichelarij, alle afgunst en kwaadsprekerij”
(2:1); en “ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens die uw ziel in gevaar brengen” (2:11); en: “het is beter te lijden, indien God dat wil, omdat men goed doet, dan omdat men kwaad doet” (3: 17). De beste dienst aan God en aan de samenleving is wat staat in 3: 8 e.v.: elkaar liefhebben, het goede doen, de vrede zoeken, bereid zijn de minste te zijn, niet schelden maar zegenen, dienend.

Petrus heeft het juist daarom over gelovige mensen die dienen als priester: tot eer van God en in zijn dienst, maar ook bewogen bidden voor de wereld, voor al die mensen dichtbij en ver weg, ook voor wie regeren, en Gods zegen doorgeven.
Denk aan Abraham die voorbede deed voor Sodom, aan wat Jeremia schreef aan die ballingen in Babel om te bidden voor die heidense stad, denk aan Jona die van zijn God een lesje kreeg in priesterlijke bewogenheid: Zou ik geen verdriet hebben om Ninevé, met al die mensen en die kinderen en ook nog al die dieren? (Jona 4).
Ja, en hoe vaak worden we niet opgeroepen goed te doen aan alle mensen, en
ook – Paulus in zijn brief aan Timoteüs om voor alle mensen te bidden, en vooral voor wie veel verantwoordelijkheid dragen en macht uitoefenen, omdat God wil dat alle mensen worden gered en de waarheid leren kennen, en die waarheid is het
echte leven met God, naar het voorbeeld van Jezus: “de enige die mensen bij God kan brengen is de mens Jezus Christus, die zijn leven gaf om mensen te redden”.
Aan ons om die boodschap te brengen en vooral dat goede leven voor te leven.
En het dan verder aan God over te laten – Paulus zou zeggen dat wij alleen kunnen zaaien en planten en water geven en dat het God is die zorgt voor wat er uit groeit.
Petrus leert ons diezelfde bescheidenheid als hij ons aanspoort gewoon goed te doen: “misschien – wie weet? – veranderen die anderen zelfs hun eigen leven”.
Misschien, maar misschien ook niet – als wij maar in het kleine dichtbij trouw zijn.

3. Verantwoording

Dat slaat op wat de apostel Petrus schrijft in 3: 15: “Vraagt iemand waarop de hoop die in u leeft gebaseerd is, wees dan steeds bereid om u te verantwoorden” .
Een uitlegger schrijft: “Overal waar het nieuwe leven zich profileert, rijzen kritische vragen. Evangelisatie is in wezen niets anders dan zulke vragen oproepen en die vervolgens beantwoorden”. En dan wel zoals er meteen achteraan gezegd wordt door Petrus: “maar antwoord wel vriendelijk en met respect”. Met respect, zo is dat zeker bedoeld, voor de ander als je medemens, voor zijn verhaal hoe kritisch ook misschien, voor haar anders -geloven of hun levensovertuigingen, vanuit echte liefde.
En dan weer: het is niet gezegd dat je dat respect en die open houding ook terugkrijgt, laat staan dat die ander geïnteresseerd raakt of anders gaat denken en leven, dat is niet aan ons, dat is ons ook niet beloofd, laat het maar over aan God.
Op de laatste bladzijde van zijn boek is Stefan Paas daar heet bescheiden over en nuchter in: “We doen het niet om er succes mee te hebben, we doen het om de werkelijkheid te laten zien waarin we geloven en waarop we hopen” (blz. 243)

Lees er niet overheen dat Petrus het heeft over je verantwoorden over ‘de hoop die in u leeft’, en hoop is meer en reikt verder dat wat we nu zien en kunnen bereiken.
Als het goed is merken mensen aan ons dat we verder kijken dan hier en nu, dat we uitkijken en heenleven naar een andere, nieuwe wereld, de nieuwe wereld van God waar het vanmorgen over ging in de Witte-Tent-dienst – als de wereld die we vanuit de hemel verwachten maar waar ook al stukjes van zichtbaar worden overal waar de volgelingen van Jezus proberen te leven naar de stijl van die nieuwe wereld. Vanuit het geloof dat eens de vreemdelingschap is vergeten, en we voorgoed Thuis zijn. Tot dan zijn we als christen en als kerk hopelijk voor velen een plek een stukje hemel op aarde, al iets van de nieuwe wereld op deze oude aarde, tot zegen voor velen.

amen