Nehemia 11: 1-2 : Jeruzalem…je zal er maar wonen!

Gemeente, broeders en zusters, jongens en meisjes,

dia 1 Jeruzalem, je zal er maar wonen!
Dat doet denken aan een vaak herhaalde reclamespot waarin allerlei moois dat
Zuid-Limburg te bieden heeft langskomt, met de bedoeling om mensen ertoe over
te halen in Zuid-Limburg – een krimpregio – te komen wonen en werken.
Mooie plaatjes van een mooie streek: Zuid-Limburg, je zal er maar wonen!

Maar als je het zo hoort, kun je het ook negatief uitleggen: je zal er maar wonen,
ver van je familie in b.v. Noord-Holland of Groningen, met minder werkgelegenheid dan in de Randstad, met toch een andere cultuur – wat heb ik daar te zoeken?
Het is maar wat je zoekt, wat het zwaarst weegt, en wat jouw eigen wensen zijn.

Eigenlijk zie je in de actie die Nehemia opzette, ook zoiets: een actie om het net gerenoveerde maar nog altijd dunbevolkte Jeruzalem weer bewoonbaar te maken en ervoor te zorgen dat het leven daar op gang kwam en de stad weer tot leven kwam.
Waar meer inwoners voor nodig waren, en dat bleek niet vanzelf te gaan gebeuren.
Er staat: “er waren weinig inwoners en ook waren er nog nauwelijks huizen herbouwd”.
Hoe kreeg Nehemia genoeg mensen zover dat ze in die net weer opgebouwde en ommuurde stad wilden gaan wonen? Dat bleek nog niet zo eenvoudig. De animo bleek niet zo groot te zijn. Maar er was Nehemia en de andere leiders van het volk veel aan gelegen om de stad meer inwoners te geven. Anders bleef die stad zwak en was het maar de vraag of er wel toekomst was voor Jeruzalem.
En daar hing veel van af want Jeruzalem was meer dan zomaar een van de steden van Juda. Het was de ‘heilige stad’. De stad van God en zijn tem¬pel. In de situatie van toen: de kerkstad. De plaats waar je dichter dan waar ook bij God woonde. De stad die de Heer had uitgekozen om er onder zijn volk te wonen. Waar ze ver weg in een vreemd land heimwee naar gehad hadden: “hoe trok ons hart naar huis, wij treurden om Jeruzalem – want wie ver van Sion leeft, is zonder vrede”.
Maar nu zijn ze terug, en nu blijkt dat er maar weinig mensen zin hebben in Jeruzalem te wonen. Zodat een speciale actie nodig is om ze zover te krij¬gen. Een actie waar de Heer achter stond. We hoorden Nehemia dat openlijk zeggen: “mijn God gaf mij in het hart”. En de Heer liet zijn goedkeuring ook merken. Hij deed deze actie slagen.
dia 2 Jeruzalem – je zal er maar wonen!
1. wie wil daar nou wonen?
2. welzalig wie daar wonen mag!
3. daar zullen wij voor altijd wonen!

dia 3 1. Wie wil daar nou wonen?
Dat zeg je soms tegen elkaar als je door een stad of een dorp rijdt, of in een bepaalde wijk komt. Je moet er niet aan denken dat je daar zou moeten wonen. B.v. midden in een drukke stad, of in een verpauperde woonwijk. Het is wel zo dat smaken verschillen, en dat tijden veranderen. De een houdt van de drukke stad, de ander is verknocht aan het rustige leven op het platteland. Er zijn tijden geweest dat de binnensteden leegliepen en dat wat vroeger kleine dorpjes waren uitgroeiden tot nieuwe woonwijken, denk maar aan zgn Vinexlocaties aan de randen van diverse grote steden. Je ziet nu weer een tegengestelde ontwikkeling: het wonen in de stad is erg in trek, met als gevolg dat een huis horen of kopen in b.v. Amsterdam peperduur is, en dat in b.v. het noorden en oosten van ons land, en ook in Limburg en Zeeland dorpen leeglopen en krimpregio’s ontstaan…

Gemeente, terug naar Jeruzalem. De muren waren helemaal klaar. De poortdeuren waren vastgezet. Elke avond konden ze op slot zodat niet in het donker ongewenste bezoekers binnen konden dringen. Als het ’s morgens weer licht werd, gingen de poorten open zodat de mensen naar buiten konden, naar hun werk op het land of in hun wijngaard, en zodat kooplui en anderen die in de stad moesten zijn, naar binnen konden. Nehemia gaf wel de opdracht uit veiligheidsoverwegingen de poorten pas open te doen als het helemaal dag was en ze weer te sluiten voordat het ging schemeren. En de inwoners moesten ervoor zorgen dat ze hun stad zelf bewaakten, ieder zijn eigen wijk en zijn eigen huis. Want de vijanden lagen steeds op de loer.
Maar daar zat nou net het probleem. Konden ze wel zelf de bewaking van de stad voor hun rekening nemen? Was Jeruzalem niet heel kwetsbaar, ook nu de muren en de poorten weer net als vroeger een stuk bescherming boden? Ja, want een heel verschil met vroeger was dat het aantal inwoners erg klein was als je keek naar het grote oppervlak dat ze bewaken moesten! Weinig schouders en wel veel lasten. Nehemia had er grote zorgen over: hoe zou dat gaan. En als er zo weinig mensen in de stad woonden, had Jeruzalem dan nog wel toekomst? Het zou een spookstad worden.Wie wou daar nog wonen?
Maar waarom gingen maar zo weinig mensen in de stad wonen? Dat hoeft niet echte onwil te zijn. Nehemia 7 eindigt met de opmerking dat de meesten die uit Babel teruggekomen waren, gingen wonen in hun steden. Daar zal mee bedoeld zijn: in de steden en dorpen waar hun voorouders altijd al gewoond hadden. Uit Jeruzalem waren indertijd duizenden mensen naar Babel weggevoerd. Vooral die tot de hogere kringen behoorden. De meesten van hen waren niet teruggekomen. In 1 Kron.9 staat dat behalve priesters, levieten, en anderen die bij de tempel werkten, vooral ‘gewone’ Israëlieten terugkwamen. Die zullen afkomstig zijn geweest uit stadjes en dorpjes in de provincie en ze gingen terug naar waar hun wortels lagen en hun familie misschien nog wel land en huizen had. Er kwam bij dat er geen huizen genoeg waren om nieuwe inwoners onder te brengen. Denk maar aan de grote woningnood in Nederland na de oorlog. En als je dan al een huis hebt dicht bij je land of je wijngaard, op het platteland, waarom zou je er dan voor kiezen een onzeker bestaan tegemoet te gaan in een stad met nog zoveel puin en lege plekken, waar je eerst nog een eigen huis moet bouwen?
Vandaag kun je misschien zeggen: wie ziet er nog wat in om bij een kerk te horen? Die steeds minder mensen lijkt aan te trek¬ken. Waar veel puin te ruimen is. Waar je stuit op kleinzie¬lig¬heid en onderling gevit. Kun je zonder kerk niet net zo goed gelo¬ven? Is het wel de moeite waard je voor de kerk in te zetten? In een tijd dat mensen – zeker jonge mensen – zich niet graag binden aan iets als een instituut met regels en vaste structuren, waar het lastig is als je het heel anders wilt gaan doen en dingen van je worden verwacht waar je niet aan toe bent of die niet bij jouw manier van denken en leven passen – met ook niet altijd een sfeer die open is en uitnodigend, met ruimte voor wie jij ben en hoe jij denkt en leeft – wie wil daar nou bij horen?
Kun je dan niet beter je eigen lijn trekken en hier en daar oppikken waar jij wat mee
kan, en kun je niet juist beter geloven en christen-zijn zonder en buiten die – vooral – gevestigde, traditionele kerken? Staat niet net als toen bij Jeruzalem er muren om de kerk heen die alleen maar beperkend zijn en groei en ontwikkeling belemmeren?

Vragen die op ons afkomen – ook zomaar van je eigen kinderen, van in diezelfde kerk opgegroeide jongeren – vragen die we serieus moeten nemen en waar we wat mee moeten. Het is een uitdaging waarvoor alle kerken staan, in een tijd dat als het om de kerk gaat heel Nederland een krimpregio lijkt te worden, terwijl tegelijk allerlei nieuwe initiatieven als paddestoelen uit de grond rijzen, die soms verrassen en soms misschien wel zorgen geven: een pop-up-kerk, een kliederkerk, belijdenis doen niet
in een volle dienst maar met een gemeentegroep in een achtertuin en nog veel meer.
Dichtbij is te denken aan HartvoorHHW elke zondag en één keer per maand Refresh.
Goed te bedenken voordat we er een oordeel over hebben dat de Heer zei dat wie niet tegen Hem is, voor Hem is, dat er een tijd komt dat je niet meer alleen op enkele speciale plaatsen tot God hoeft te bidden maar overal, door Geest en in waarheid.
En ook zegt Jezus dat waar twee of drie bij elkaar zijn in zijn naam, Hij er bij is.
Waar wel bij moet dat God graag wil dat wie Hem liefhebben en vereren, niet op zichzelf blijven of langs elkaar heen leven, maar elkaar zoeken – en samen-wonen.
dia 4 2. Welzalig – gefeliciteerd! – wie daar wonen mag!
Dat zeggen ze in de tijd van Nehemia tegen mensen die ervoor kiezen – of aangewezen worden – in Jeruzalem te gaan wonen. Onze vertaling heeft: “waneeer families zich vrijwillig in Jeruzalem wilden vestigen werd dat algemeen toegejuicht” (11: 2). Letterlijk staat er dat ze die mensen hun zegen meegaven. Ze wensten hen geluk en Gods zegen. Het ga je goed!
Dat was niet vanzelf gegaan. Nehemia zat er behoorlijk mee hoe dat toch moest met Jeruzalem. De muren waren weer in goede staat en de poorten konden open en dicht en er was bewaking, maar er waren gewoon te weinig mensen voor een stad die voor zichzelf kon zorgen. Waar alles wat nodig was te koop was. Waar voldoende mensen waren om de stad te bewaken en te verde¬digen. Met genoeg voorzieningen om het leven goed en fijn te hebben. En met groeimogelijkheden voor de toekomst. Wat is nou een stad met bijna alleen priesters en levieten, en behalve die nog een paar bestuurders: gemeentebestuur en ambtenaren? Je hebt toch ook zeg maar gewone mensen nodig die er wonen. Zo is dat nog altijd, in stad of dorp, en ook in een kerk. Paulus vergelijkt dat met een lichaam dat toch ook niet een en al oor is of alleen oog. Hoe meer zielen -ieder met eigen gaven – hoe meer vreu¬gd!
In hoofdstuk 7 – waar we voor het eerst over die zorg van Nehemia horen – merken we voor de zoveelste keer hoe dicht hij bij zijn God leefde. Ook deze zorg zal Nehemia aan de Here hebben voorgelegd. Hij kon goed organiseren en problemen op een
verstandige manier aanpakken, hij was vooral een gelovige man die wist hoe belangrijk het gebed is. En die besefte dat het niet zijn zaak en zijn stad was, maar de stad van God – de ‘heilige’ stad – en om de vraag of Gods zaak wel toekomst had. Bij wat er verder gebeurt heeft de Here God dan ook duide¬lijk de leiding. “Mijn God gaf mij in het hart”, zegt Nehemia.
De Heer wees de weg. In kaart moest worden gebracht wie waren teruggekomen uit Babel en waar iedereen precies was gaan wonen. Toen dat duidelijk was geworden, werd besloten dat 10 % van die mensen in Jeruzalem zou moeten gaan wonen. En dat werd zoals vaker beslist door het lot. Op ons komt dat vreemd over, omdat wij meteen denken aan dobbelspelletjes en aan loterijen met grote prijzen – of gewoon aan lootje trekken voor Sinterklaas. Maar loten gebeurt ook bij toewijzing van huur- of koophuizen, en er zijn studies aan de universiteit waarvoor je wordt ingeloot – of -uitgeloot, helaas. En het is niet zo lang geleden dat in de kerk soms het lot besliste over de keus van een ouderling of een diaken – bijvoorbeeld als twee precies hetzelfde aantal stemmen kregen. In Handelingen 1 lezen we dat het lot viel op Matthias, toen er een opvolger moest komen voor Judas. Op die manier wees God zelf aan wie het worden moest. In Spreuken 16: 33 lezen: “men werpt het lot in een mantel, de HEER bepaalt hoe het valt.” Of: “de Heer bepaalt wat er gebeurt” (BGT) Toen de Israëlieten in het beloofde land kwamen, werd dat land over de stammen en de families verdeeld door het lot. Dat was de manier waarop de Here zelf ieder zijn erfdeel toewees. Op diezelfde manier besliste de Here wie in Jeruzalem zou gaan wonen. En wie dat lot trof, erkende daarin Gods aanwijzing. We lezen dat ze zonder protest, zelfs vrijwillig, daarheen gingen verhuizen. En ze kregen de zegen mee van hun volksgenoten.
Nou, dat is ook een felicitatie waard! Dat gehoorzaam volgen is niet alleen te prijzen, maar zal ook worden beloond. Want je komt te wonen vlakbij waar de Heer woont. In zijn ‘heilige’ stad. En wie daar wonen mag, die heeft het goed. Zeker weten!
dia 5 3. Daar zullen wij voor altijd wonen!
Natuurlijk niet in het Jeruzalem hier op aarde. Die stad is niet meer de plek waar God ons vandaag naar toe roept. Jezus kondigde al aan: er zal een tijd komen dat je niet meer in Jeruzalem de Heer hoeft te aanbid¬den, maar dat het overal kan waar je woont. De Heer woont niet meer in één stad op aarde, ook niet in dit of dat kerkgebouw, maar Hij is bij ons door zijn Geest en met zijn Woord, overal waar wij maar wonen.Vorige week hoorden over de gemeente als tempel van de Heilige Geest, en de Bijbel zegt ook dat ons eigen lichaam tempel van de Geest is, en dat Christus in ons wil wonen.
Als de Bijbel het toch heeft over Jeruzalem, als de stad van de toekomst, dan is dat het hemelse Jeruzalem. Zo ziet Johan¬nes dat in Opb. 21:ik zag de heilige stad,een nieuw Jeruza¬lem, neerdalen vanuit God in de hemel.Heel de aarde wordt Jeruza¬lem als God bij ons woont. Een stad met poorten die altijd open staan omdat er geen zonde en onheil meer zijn, en omdat er voor iedereen plaats is en voor niemand meer verboden toegang.
Vandaag is dat nog niet zover. Maar wel is de Here tot vandaag toe bezig met de bouw en de bevolkinsgroei van zijn Jeruzalem. Sinds het eerste Pinkster¬feest zet die groei door: uit alle volken komen er inwoners bij. Daar leerde die prach¬tig mooie psalm 87 al onder het oude verbond van zingen: uit alle volken worden ze ingeschreven als geboren in Sion. U en jij en ik staan ook inge¬schreven in het bevolkingsregister van het Jeruzalem dat boven is maar dat op aarde komen zal. Die stad komt klaar en wordt ook vol. Beloofd is beloofd. God bouwt zelf zijn stad!
Ja, God lost zijn beloften verrassend en uitbundig in. Ik denk aan beloften uit de tijd kort voor Ezra en Nehemia. In Zacharia 2 b.v. waar de profeet Jeruzalem in beeld krijgt als een stad waar zoveel mensen zullen wonen dat er zelfs geen muren meer omheen kun¬nen worden gebouwd. En in Zacharia 8 krijgen we het uitzicht dat de Heer weer wonen zal in zijn stad en dat op de pleinen van Jeruzalem weer oude mannen en vrouwen zullen zitten, en dat de straten weer vol zullen zijn met spelende jongens en meisjes. Een stad die bruist van leven!
Dat gaat ook met ons mee als een bemoediging. In een tijd dat we zoveel horen over teruggang en afnemend kerkbezoek en minder binding aan een kerk dan vroeger. In een tijd ook waarin het wel lijkt de kerk in de tradionele setting haar tijd heeft gehad, maar geloven weer in is, en mensen nieuwe vormen zoeken en uitproberen om dat geloof inhoud te geven en met anderen te delen – verrassend soms, ook wel op een manier die vragen oproept, maar vaak als bewijs dat de Geest alle talen spreekt, en van alle tijden is en waar die Geest werkt, waait alle een frisse wind en komt weer vuur.
De Bijbel is er glashelder over dat de Geest van God wie tot geloof komen verbindt aan Jezus en ook elkaar laat zoeken en vinden, en aan elkaar wil verbinden. Onze Heer noemt zich de goede Herder die van loslopende scha¬pen zelfs één kudde wil maken. Die mensen geeft aan elkaar om samen te geloven en op weg te gaan naar de stad die zal komen. Waar die ontelbare schare voorgoed samen is, tot eer van God.
Kerkgroei past daarom in het beleid van de Heer van de kerk.Hij wil toevoegen aan de kring zij die met ons gered worden. Dat is veel verstrekkender dan de groei waar Nehemia aan moest werken. Het was nog oude verbond. Het heil was uit de joden Vandaag wil de Here werken aan kerkgroei door zijn evangelie te laten uitbazuinen, en wie het gelooft in te schrijven in zijn stad. Dááraan werken is meer dan eigen kerk overeind houden of samen met anderen sterker worden, en ook meer dan leden werven voor welke gemeente dan ook. Het is dat zondaars zich bekeren, en de weg naar het Vaderhuis terugvinden. Het is dat ze komen van oost èn west, noord èn zuid, in Jeruzalem. Die actie zal vast en zeker slagen! En wij mogen meewerken, ook wij hier in Noord-Holland.
amen
liturgie morgendienst zondag 4 september 2016
votum en groet
zingen: Ps. 84: 1,2
wet van de Heer – NLB 310: 1-5
gebed
Schriftlezing: Nehemia 7: 1-7 en 66-72
zingen: Ps. 137: 1,2,3
verkondiging: Nehemia 11: 1-2
zingen: Ps. 69: 11
gebed
collecte
slotzang: Ps. 87: 1-5
zegen
————————————————————————————————————

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *